Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 6, pagina 294-351 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 6, pagina 294-351 |
Aan de orde is de voortzetting van:
de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2007 (30800).
De beraadslaging wordt hervat.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Gisteren hebben veel fractievoorzitters over de zorg gesproken. Zo heeft de heer Verhagen een pleidooi voor efficiencyverbetering in de zorg gehouden. Dat doel heeft dit kabinet altijd voor ogen gehad. Het belang daarvan kan niet genoeg worden onderstreept. Met verschillende instrumenten heeft het kabinet voor de korte en de lange termijn aan efficiencyverbetering gewerkt. Dat heeft het gedaan aan de hand van adviezen van gezanten als Peter Bakker en Ad Scheepbouwer, door de invoering van het elektronisch patiëntendossier en vooral van het nieuwe zorgstelsel. Dankzij de stelselwijziging hebben instellingen meer ruimte om zich te profileren op het gebied van kwaliteit en innovatie en om de zorg zo te organiseren dat die kwalitatief goed en toegankelijk blijft, maar efficiënter wordt. Zorgverzekeraars hebben de ruimte om de zorg in te kopen die hun verzekerden wensen. Bovendien leidt de concurrentie tot een sterkere positie van de verzekerde. Dat past in het beleid van dit kabinet om minder regels en meer kwaliteit te hebben.
Bij het aantreden van dit kabinet bleek kostenbeheersing noodzakelijk. Daarvoor zijn stevige maatregelen genomen, met effect. Bij een ongewijzigde groei zouden in 2007 de zorguitgaven per inwoner ruim € 300 per jaar hoger zijn uitgeweest. De sterk stijgende lijn van uitgaven is in deze kabinetsperiode omgebogen. Belangrijk is dat de maatregelen ter beheersing van de kosten hand in hand zijn gegaan met een betere toegankelijkheid en kwaliteit. Dit kabinet heeft met onder meer de invoering van de Zorgverzekeringswet en de Wet maatschappelijke ondersteuning de voorwaarden geschapen voor een solidaire, betere en toekomstbestendige gezondheidszorg. Een toekomstbestendige gezondheidszorg is niet mogelijk zonder solidariteit.
Velen onder u hebben het gisteren over de no-claim gehad. Het kabinet hecht veel belang aan solidariteit in de gezondheidszorg. In het nieuwe zorgstelsel is de solidariteit tussen jong en oud en tussen gezond en ziek sterk gegroeid. Verzekeraars moeten iedereen tegen dezelfde premie accepteren, ongeacht de gezondheidssituatie. Ouderen die vroeger waren aangewezen op een zeer dure standaardpakketpolis, betalen nu een veel lagere premie. Tegelijkertijd zijn jonge, gezonde, voormalig particulier verzekerden een veel hogere premie gaan betalen. In 2006 wordt ruim 16 mld. in financiële zin overgedragen van nettobetalers naar netto-ontvangers van zorg.
Een toekomstbestendige gezondheidszorg kent echter ook een goed evenwicht tussen solidariteit en individuele verantwoordelijkheid. Eigen betalingen vergroten de eigen verantwoordelijkheid en beperken de collectieve last. Met het oog op de toenemende druk op de solidariteit is een solidair stelsel moeilijk houdbaar zonder een beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid, ook in de vorm van eigen betalingen. Een bescheiden eigen betaling in de zorgfinanciering bevordert de bereidheid van nettobetalers om bij te dragen aan chronisch zieken, omdat zorg dan doelmatiger wordt geleverd en er meer wordt gevraagd van de eigen verantwoordelijkheid om de kosten, indien mogelijk, te beperken. Alle landen om ons heen kennen een vorm van eigen betalingen, vaak oplopend tot vele malen de € 255 die in Nederland maximaal moet worden betaald. In België kan het bedrag aan eigen betalingen oplopen tot € 1800 per gezin. In Nederland kom je qua niveau aan een eigen betaling van 11%, in België van 25%, in Finland van 19% en in Denemarken en Noorwegen van een kleine 16%.
Onder meer de heren Rouvoet en Bos willen per 1 januari 2007 de no-claimregeling afschaffen. Volgens Zorgverzekeraars Nederland is dat mogelijk als er vóór 10 oktober 2006 politieke duidelijkheid komt. Het lijkt mij verstandig dat kabinet en parlement ook hierbij de zorgvuldigheid hoog in het vaandel houden. Wij moeten namelijk rekening houden met een aantal aspecten. Het afschaffen van de no-claim verstoort het koopkrachtbeeld. Van gezonde verzekerden wordt een extra bijdrage aan de solidariteit van het stelsel gevraagd, die oploopt tot ongeveer € 174 per jaar. Het betekent een andere zorgtoeslag voor 2007. Het doorkruist het nu lopende proces rond de polis in 2007 bij verzekeraars. Hierdoor bestaat de reële kans dat verzekerden hun polisaanbod voor 2007, inclusief het premievoorstel, te laat ontvangen. En dan zijn er nog de wetstechnische belemmeringen. Op basis van deze argumenten moet het kabinet tot de conclusie komen dat het afschaffen van de no-claimteruggaaf per 1 januari 2007 toch niet haalbaar is.
Het al dan niet afschaffen per 2008 en het dan al of niet vervangen door een systeem van eigen betalingen is dan aan een volgend kabinet. Ik meen er goed aan te doen deze argumenten te geven, want ik weet hoe de Kamer over dit onderwerp denkt. Tegelijkertijd wijs ik op een aantal zaken dat in ogenschouw moet worden genomen als je de no-claim al per 1 januari 2007 wilt afschaffen.
De heer Rutte (VVD):
Is de minister-president het met mijn fractie eens dat er in het zorgstelsel sowieso behoefte is aan een remsysteem, of dat nu de no-claim is, een eigen risico of een eigen bijdrage?
Minister Balkenende:
Ik heb al aangegeven dat een solidair stelsel moeilijk houdbaar is zonder het dragen van eigen verantwoordelijkheid. Er zijn verschillende systemen voor. In veel landen wordt al gewerkt met eigen betalingen.
De heer Rutte (VVD):
Ik stel vast dat de minister-president mij nu de duidelijkheid geeft die de tweede man van het CDA mij gisteren in het debat weigerde te geven. Stel dat de no-claim sneuvelt in de komende jaren, bijvoorbeeld in het kader van kabinetsonderhandelingen, dan moet er in ieder geval iets anders voor in de plaats komen. Ik ben blij met die duidelijkheid.
Minister Balkenende:
Ik neem hier kennis van, maar dit is niet nieuw. Wij hebben in de vorige kabinetsperiode gedebatteerd over het eigen risico. Nu hebben wij het systeem van de no-claim, maar dat hangt ook samen met het kijken naar de verantwoordelijkheid van mensen zelf. Dat is de reden waarom wij in het verleden een bepaalde keuze hebben gemaakt.
De heer Rutte (VVD):
Dan zijn wij het geheel eens. Het politieke oordeel van de minister-president is dat er sowieso sprake moet zijn van een rem als het gaat om de niet-chronisch zieken in het zorgstelsel.
Minister Balkenende:
Je kunt er ook voor kiezen om dat niet te doen, maar dat heeft dan consequenties, ook financieel.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
De minister-president maakte zojuist een internationale vergelijking, maar die is alleen maar eerlijk als de gestegen premie er ook bij wordt betrokken. Hij had het over een no-claim van maximaal € 255, maar de premie is ook fors omhoog gegaan. Je moet dat meenemen in de internationale vergelijking als je wilt bezien of het voor met name de kwetsbare groepen nog een beetje eerlijk is.
De minister-president verdedigt het niet afschaffen van de no-claim per 1 januari aanstaande vooral om technisch-procedurele redenen. Deelt hij het oordeel van de meerderheid van de Kamer, zoals dat gisteren naar voren kwam, dat de regeling zelf onsolidair en onrechtvaardig is?
Minister Balkenende:
Die conclusie gaat mij te ver en wel om de volgende reden. Het kabinet stond voor de vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat naast het werken met een marktsysteem en naast de rol van verzekeraars, mensen ook zelf iets bijdragen aan de eigen verantwoordelijkheid. Daarvoor heb je een instrument nodig. Toen is eerst gekeken of het kon via een eigen risico, maar uiteindelijk is gekozen voor de no-claim. U zegt terecht dat wij daarin niet alleen staan. Ook andere landen kennen een vorm van eigen betaling. Wij hebben destijds voor deze regeling gekozen. Ik hoor natuurlijk ook hoe in de Tweede Kamer een oordeel wordt gesproken. Ik ga daar ook niet aan voorbij. Ik begrijp de vraag ook zeer wel. Ik kan mij voorstellen dat tijdens de formatie opnieuw hierover wordt gesproken. Het probleem voor het kabinet is dat een zo snelle verandering van een systeem dat net functioneert, leidt tot een aantal problemen, die ik zojuist heb aangegeven.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dat is inderdaad de technische kant van de zaak. Daarover zouden wij nog kunnen steggelen. Het gaat mij vooral om het volgende. U verdedigde de maatregel inhoudelijk door te zeggen dat solidariteit alleen houdbaar is, als je van alle mensen een bijdrage vraagt. Begrijp ik goed dat het kabinet de no-claimregeling ook in stand wil houden omdat deze juist een uitdrukking is van solidariteit, terwijl de meerderheid van de Kamer juist vindt dat het een omgekeerde solidariteit is, omdat zieke mensen gaan meebetalen voor gezonde mensen? U verdedigt de no-claimregeling vanuit de solidariteit. Begrijp ik dat goed?
Minister Balkenende:
Ik heb zo-even aangegeven dat solidariteit ook veronderstelt het dragen van verantwoordelijkheden. Dat was de redenering die u hebt aangegeven. Als je kijkt wat mensen zelf bijdragen, in het besef wanneer je wel en geen gebruik maakt van de zorg en van de eigen verantwoordelijkheid, draagt het bij aan de combinatie van solidariteit en verantwoordelijkheid. Dat is het element dat ik heb genoemd. U benadrukt een ander punt, namelijk wat het betekent voor de kwetsbare groepen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Gaat u daar dan op in! Kunt u meekomen met de gedachte dat het juist onsolidair is, omdat wij van mensen die chronisch ziek zijn en dus veel zorgkosten hebben, vragen om bij te dragen aan de kosten voor gezonde mensen. Het is toch ten nadele van chronisch zieken en gehandicapten. Dat besef is nu ook doorgedrongen tot sommige van de fracties die de maatregel indertijd hebben gesteund. U houdt staande dat deze maatregel een solidariteitsmaatregel is.
Minister Balkenende:
Ik heb al aangegeven dat het gaat om een overdracht van bedragen van mensen die de zorg niet nodig hebben, naar de mensen die het wel nodig hebben in de orde van grootte van 16 mld. Het hoort ook een beetje bij de solidariteit dat je in dat kader ook kijkt hoe je met de zorg omgaat en wat de eigen verantwoordelijk is. Dat hoort ook een beetje bij de solidariteit. Dat is de reden dat elk land wel een vorm van eigen betaling kent. Dat zit erachter. Ik ga graag het debat aan wat het beste systeem is. In het verleden is gekozen voor dit systeem en dat staat nu ter discussie. Dat zie ik ook.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik wil die discussie graag iets verder tillen. De analyse is glashelder en juist: er moet een vorm van eigen betaling zijn. Ik begrijp ook waarom wij hebben gekozen voor de no-claim, namelijk in verband met de koopkrachtplaatjes. Dat is duidelijk. Zou het niet goed zijn, ook met het oog op een nieuw kabinet dat voor die vraag komt te staan, als dit kabinet vast een onderzoek instelt naar de mogelijkheid van het invoeren van een eigen risico? Op die manier kunnen wij wat tijd winnen. Het is duidelijk dat iedereen op een of andere manier van die no-claim af wil. Wij moeten iets van een eigen betalingsregeling hebben. Is het kabinet bereid te bekijken hoe wij het kunnen omzetten naar een eigenrisicosysteem?
Minister Balkenende:
Ik kan mij voorstellen, waarbij ik ook kijk naar de minister van VWS, dat bij de begrotingsbehandeling van dat ministerie gesproken wordt over de verschillende modaliteiten. De heer Marijnissen zei het gisteren scherp. Je kunt verschillende dingen doen: een no-claim, een verplicht eigen risico, een vrijwillig eigen risico of helemaal niets. Het lijkt mij fair om te spreken over de verschillende mogelijkheden. Laat daarover het debat plaatsvinden. Het lijkt mij goed dat in het kader van de voorbereiding van het debat over volksgezondheid, die informatie de Kamer bereikt.
De heer Bos (PvdA):
Ik begrijp de minister-president heel goed, als hij zegt dat het belangrijk is om mensen ertoe aan te sporen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Zeker waar mensen de keuze hebben tussen verantwoord gedrag en onverantwoord gedrag, moeten wij stimuleren dat zij kiezen voor het verantwoorde gedrag.
Mijn concrete vraag is: welke verantwoordelijkheid wilt u dat een chronisch zieke gaat nemen?
Minister Balkenende:
Wanneer mensen niet anders kunnen, is die eigen verantwoordelijkheid natuurlijk heel erg moeilijk. Dat zie ik ook wel. Daar hebt u gelijk in.
De heer Bos (PvdA):
Het zijn wel de mensen die met de no-claimregeling € 250 meer gaan betalen dan mensen die de keuze wel hebben en mensen die gezond zijn, die dat zijn zonder eigen verdienste en gewoon omdat ze mazzel hebben.
Minister Balkenende:
Ik zet er iets tegenover. Er zijn in het verleden ook mensen geweest die te maken hadden met veel hogere premies of die nauwelijks verzekerbaar waren. U kent ook die situaties. Het algemene systeem is meer solidair dan vroeger. Ook dat moet worden gezegd. Ik sluit met u mijn ogen niet voor degenen die weinig of geen beïnvloedingsmogelijkheden hebben. Om die reden vindt dit debat hier plaats.
De heer Bos (PvdA):
U zegt dat u uw ogen er niet voor sluit, maar u wilt er wel gewoon mee doorgaan.
Minister Balkenende:
Wacht even, ik heb het als volgt gezegd. Ik zie de bewegingen in de Kamer. Ik sluit er mijn ogen niet voor. Ik hoor ook de verzekeraars, ik hoor ook de kritiek uit het land. Maar er is destijds voor gekozen; kun je dat nu al per 1 januari ineens veranderen? Ik heb beargumenteerd waarom ik dat te snel vind. Het is het meest logische om met elkaar het debat te voeren over de inhoud. Dat kan bij de begroting van VWS verder plaatsvinden. Ik zie alleen een aantal problemen, als wij het per 1 januari willen doen.
De heer Bos (PvdA):
Dan wil ik nu echt hom of kuit hebben. Als wij de komende weken u ervan kunnen overtuigen dat het wel degelijk kan per 1 januari 2007, zegt u dan: oké, dan schaffen wij hem af?
Minister Balkenende:
Dat gaat net iets te snel.
De heer Bos (PvdA):
Dus het gaat niet om technische haalbaarheid. U wilt gewoon niet.
Minister Balkenende:
Het is niet alleen een kwestie van willen. Je hebt een systeem en iedereen werkt ermee, bijvoorbeeld de verzekeraars. Het is heel lastig om dat nu even in een paar weken helemaal te veranderen. Ik heb meer argumenten genoemd. Het kabinet gaat graag het debat aan, maar het zit er wat ons betreft niet in dat wij dat per 1 januari zullen veranderen, omdat het veel te lastig is. Wij gaan graag het debat met u aan en de minister van VWS, de heer Hoogervorst, zal de informatie aanreiken. Wij willen nu echter niet de suggestie wekken dat wij dat wel even snel kunnen veranderen per 1 januari, want wij denken dat dit te riskant is.
De heer Bos (PvdA):
Er lopen steeds twee redeneringen door het betoog van de minister-president heen: de redenering dat het niet kan en de redenering dat het misschien niet nodig is, omdat het toch een goed systeem is en omdat wij toch iets nodig hebben om het zorggebruik af te remmen. Ik wil een heel helder antwoord hebben. U vindt het onwaarschijnlijk en dat begrijp ik. Maar stel dat de Kamer kan aantonen dat het wel kan per 1 januari 2007. Misschien kunnen wij een paar maanden later gewoon restitueren, kan het met terugwerkende kracht voor elkaar komen en kunnen wij het verzekeringsjaar 2007 no-claimvrij maken. Stel dat wij erin slagen om dat aan u aan te tonen, werkt u dan mee?
Minister Balkenende:
Ik heb net gezegd dat er verschillende mogelijkheden zijn. Gaan wij in plaats van de no-claim iets anders doen? Dat weten wij niet. U vraagt mij iets onmogelijks te zeggen op dit moment. Ik hoop dat u dat begrijpt. De vraag is niet alleen of het technisch mogelijk is om de no-claim te beëindigen. Je moet kijken hoe de gedragseffecten zijn en of je er iets anders voor in de plaats hebt. Dan is het nog moeilijk om het in te voeren. Het is geen onwil, maar het is een lastig vraagstuk. Wij hebben er lang met elkaar over gesproken. Wij gaan graag het debat aan, maar laten wij er bij een kabinetsformatie over spreken. Het is iets heel anders als je kiest voor 1 januari 2008, want dan kun je al die afwegingen beter maken dan wanneer je nu hals over kop iets moet doen waarvan je naderhand misschien spijt hebt.
De heer Bos (PvdA):
Het enkele en meest zwaarwegende argument dat hier in de Kamer is gebruikt, namelijk dat het een onrechtvaardige regeling is die mensen honderden euro's per jaar meer premie laat betalen terwijl zij geen keuze hebben inzake hun ziektekosten, is voor u onvoldoende om te streven naar beëindiging van de no-claimregeling. Dat vind ik diep triest.
Minister Balkenende:
Zo heb ik het niet gezegd en ook niet bedoeld. Ik hecht eraan te zeggen dat ook ik de problemen zie. Er is evenwel een keuze gemaakt in het verleden. Je kunt een systeem niet zomaar van de ene op de andere dag veranderen. Ik heb ook iets gezegd over de solidariteit in het systeem zelf.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het zou heel goed zijn als de no-claim per 1 januari 2007 zou ophouden te bestaan, maar ik krijg de indruk dat u in dezen met handen en voeten gebonden bent aan uw coalitiepartner, de VVD. U geeft openingen. Het is voor u heel goed mogelijk dat de no-claim ophoudt te bestaan per 1 januari 2008. Dat betekent dat de chronisch zieken en gehandicapten volgend jaar worden getroffen door deze onrechtmatige maatregel. Kan er in dat geval niet een tussenoplossing worden gezocht door chronisch zieken en gehandicapten uit te sluiten van de no-claimregeling? Dat amendement heb ik al een keer gemaakt bij de behandeling van de wet. Dat kan zo in de wet worden geplaatst.
Minister Balkenende:
Dan halen wij een bepaalde groep eruit. Je hebt ook andere solidariteitselementen, dus de vraag is of je dat wel zou moeten doen. Je krijgt een discussie over het systeem ten principale en dan maak je een uitzondering. Laten wij alsjeblieft het debat goed met elkaar voeren en laat in een formatie die afspraak worden gemaakt. Het verdraagt zich niet goed met de gemaakte systeemkeuze om er nu bepaalde groepen uit te halen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het is niet zomaar een groep die wij er uithalen, het is precies de groep waarom het gaat. Voor deze mensen pakt de maatregel erg onrechtvaardig uit. De minister-president erkent dat ook. Hij erkent dat chronisch zieken en gehandicapten niet in staat zijn hun eigen verantwoordelijkheid te nemen, omdat zij aangewezen zijn op zorg, omdat zij niet kunnen bezuinigen op hun zorgkosten en daarom onrechtvaardig hoge bedragen moeten betalen. Ik houd de minister-president nog een optie voor. Het is ook mogelijk, het komend jaar chronisch zieken en gehandicapten financieel te compenseren via de buitengewone uitgaven. Als de minister-president de regeling onrechtvaardig vindt, zou hij dit kunnen overwegen.
Minister Balkenende:
Een groot probleem is de manier waarop je de groep bepaalt. Straks komt de vraag op voor wie wel of niet een uitzondering kan worden gemaakt. In dit verband moeten wij naar die regeling voor de buitengewone uitgaven kijken. Er maken 2,9 miljoen huishoudens gebruik van, terwijl zij voor een veel kleinere groep bedoeld was. Ik geef maar even aan tegen welke dingen wij gaan oplopen. Laten wij dat eerlijk onder ogen zien. Juist de buitengewone-uitgavenregeling geeft aan hoe moeilijk het is om die groep te definiëren.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik heb er moeite mee dat u heel erg wisselt van argumenten. In eerste instantie had u helemaal geen moeite met de definitie van chronische zieken en gehandicapten en gaf u een ronde omschrijving. Op het moment dat ik extra voorstellen doe waarmee ik u uit de brand help – wij zijn het erover eens dat chronisch zieken en gehandicapten onrechtvaardig door de no-claim getroffen worden – gaat u draaien en begint u over moeilijke definities enzovoort. Dat zijn allemaal op te lossen problemen. Dat weet u toch ook? Het probleem wordt bij de buitengewone-uitgavenregeling ook opgelost. Het is meer een kwestie van willen, van goede wil. Als u met mij van mening bent dat deze regeling onrechtvaardig uitpakt voor chronisch zieken en gehandicapten, staat u dan open voor oplossingen vanuit het parlement, vanuit de oppositie, om die onrechtvaardigheid te verminderen? Ik vraag u om ons die kans te gunnen in plaats van de luiken meteen dicht te klappen.
Minister Balkenende:
Ik heb aangegeven hoe het kabinet indertijd tot deze keuze is gekomen. Wij gaan het debat verder aan, maar dan wil ik graag alle argumenten goed op een rijtje hebben. Ik krijg nu namelijk verschillende dingen te horen. De eerste optie is de afschaffing van de no-claim per 1 januari. De tweede optie is het intact laten van de no-claim, maar het maken van een uitzondering voor een bepaalde groep. Dan is er discussie over de alternatieven. Wij kunnen een systeem niet van de ene op de andere dag veranderen; daar is het net iets te ingewikkeld voor. Ik wil het debat graag aangaan met goede argumenten.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik heb daarnet begrepen dat de behandeling van de VWS-begroting pas na de verkiezingen plaatsvindt. Dat lijkt mij te laat. De discussie blijft dan tot die tijd rondspoken. Is het mogelijk om op korte termijn een degelijke brief van de regering te krijgen waarin staat hoe wij de no-claimregeling kunnen vervangen door een eigen bijdrage aan de voet of een andere vorm van eigen betaling? Dan kunnen wij dat gewoon meenemen in onze overwegingen. Wij willen namelijk hetzelfde: het in stand houden van een eigen betaling. Als dat kan door de no-claim door iets anders te vervangen, dan moeten wij daarvoor openstaan.
Minister Balkenende:
Ik heb de algemene argumenten gegeven. Ik zal er met de minister van VWS over spreken hoe ver wij kunnen gaan en wat realistisch is. Ik zal er in tweede termijn op terugkomen.
De heer Verhagen (CDA):
Als wij het debat goed willen voeren en als wij op een verantwoorde wijze tot afschaffing willen overgaan – wij willen dat – dan moeten wij de alternatieven goed bekijken. Ik heb gisteren vier mogelijkheden geschetst. Ik wil de informatie op een dusdanige termijn hebben, dat wij het debat volwaardig kunnen voeren. Wij moeten van het kabinet een analyse krijgen van de consequenties en mogelijkheden. Het huidige systeem van de no-claim moet van tafel. Als wij de no-claim per 1 januari 2008 afschaffen, hebben wij de tijd om op een volwaardige manier over de alternatieven te praten.
De voorzitter:
De minister-president heeft al gezegd dat hij er in tweede termijn op zal terugkomen.
De heer Marijnissen (SP):
Ik heb het gevoel dat het CDA afscheid van de no-claim heeft genomen. Gefeliciteerd! De premier volgens mij ook, want hij is van die partij, hoewel hij hier als premier staat. Ik snap het wel, maar hij heeft er stiekem ook afscheid van genomen. Vervolgens komen er alternatieven aan de orde. Wij hebben het alternatief van de eigen bijdrage. Wij hebben al een keer de medicijnknaak en het geeltje voor de specialist gehad. Daar hebben wij gillend afstand van genomen gezien de enorme bureaucratie en het ontbreken van enig remeffect. Ik zie dat de heer Hoogervorst het met mij eens is.
Dan hebben wij de heer Buijs die het over het eigen risico heeft. Hij zegt: nee, dat moet je niet doen, want als de mensen in januari geopereerd moeten worden, moeten zij in één keer € 200 tot € 300 betalen, waardoor zij in liquiditeitsproblemen komen. Hij bedoelt te zeggen dat die mensen geen geld meer hebben om rond te komen.
Kortom, voor welke mogelijkheid u ook kiest, er zitten altijd gruwelijk grote nadelen aan. Het belangrijkste nadeel is dat er uitgegaan wordt van een totaal verkeerde veronderstelling. En die veronderstelling is dat mensen voor hun plezier naar de tandarts gaan. Ik weet niet hoe het bij u is, maar over het algemeen maken mensen gebruik van de zorg omdat het noodzakelijk is. Gelukkig hebben wij een poortwachter, de huisarts, die erop toeziet dat het misbruik, mocht dat er al zijn, beperkt wordt. Met andere woorden: elk systeem dat probeert door middel van een geldprikkel mensen van noodzakelijke zorg af te houden, werkt bij de mensen met weinig geld en werkt niet bij de mensen met veel geld, hoewel die misschien juist degenen zijn die het vaakst onnodig gebruikmaken van de zorg.
Minister Balkenende:
Ik kom hier in tweede termijn op terug, zowel wat betreft de technische mogelijkheden als wat betreft de inhoud.
Voorzitter. Vervolgens wil ik iets zeggen over de compensatie van de stijging van de premie in relatie tot de zorgtoeslag. De premiestijging voor de AWBZ en Zvw bedraagt voor het komend jaar 3% in totaal. Dat is een gecombineerd effect van de premiedaling voor de AWBZ en de premiestijging voor de Zvw van 10%. De premie voor de Zvw stijgt volgend jaar met € 104 en de zorgtoeslag stijgt met € 45 en niet met € 25 zoals de heer Bos gisteren memoreerde. Daarnaast stijgen gelukkig de inkomens, wat er gegeven de systematiek van de zorgtoeslag toe leidt, dat men iets meer aan zorg kan betalen, te weten € 15. De mensen hebben in het voorjaar al een verhoging van hun zorgtoeslag gekregen van € 44 en dat hing ermee samen dat de zorgtoeslag niet is aangepast aan de lager dan geraamde zorg premie. Dus die stijging die men normaal gesproken zou krijgen, wordt nu niet ontvangen. In feite betaalt men dus € 15 meer door de kostenstijging en voor het overige is het een kwestie van compensatie.
De heer Bos (PvdA):
Toen de nieuwe Zorgverzekeringswet werd ingevoerd, is door zowel de minister van Volksgezondheid als de minister-president steeds gezegd dat het grote voordeel van deze wet is dat mensen niet langer in onzekerheid zullen verkeren over hoeveel zij gaan betalen aan zorg, aangezien de toeslag omhooggaat als de premie omhooggaat. Ik heb hier interviews bij mij waarin de minister van Volksgezondheid zegt: de mensen behoeven helemaal niet bang te zijn als de premie omhooggaat, want de zorgtoeslag gaat met hetzelfde bedrag omhoog. Mijn eerste constatering is dus dat dit niet meer zo is. De zorgpremie gaat met meer dan € 100 omhoog en de zorgtoeslag met minder dan € 50. Kan de minister-president bevestigen dat er geen sprake van is dat een volledige compensatie plaatsvindt van de stijging van de ziektekostenpremie?
Minister Balkenende:
Nee, mijnheer Bos. Het ligt anders. Normaal gesproken had de zorgtoeslag dit jaar lager moeten zijn. Dit omdat er aanvankelijk uitgegaan werd van een premie van € 1100, terwijl dat in de praktijk € 1030 bleek te zijn. Normaal gesproken had men in de tweede helft van dit jaar een korting moeten hebben als correctie. Juist vanwege de rust in het systeem hebben wij besloten om het maar zo te laten. Dus datgene wat de mensen zien is wel die € 45, maar feitelijk moet je daarbij optellen wat men nu extra heeft gekregen dit jaar. Wij houden ons daarbij dan geheel aan de wettelijke systematiek voor alleenstaanden en gezinnen.
De heer Bos (PvdA):
Kunt u zich herinneren wie en op welk moment aan de Nederlandse bevolking meldde dat de zorgtoeslag wat hoger zou zijn dan in de wet was voorzien? Ik weet het namelijk wel, dat was u. Dat deed u drie dagen voor de gemeenteraadsverkiezingen in Buitenhof. Het CDA stond er slecht voor bij de gemeenteraadsverkiezingen. Het zag er in de peilingen somber uit. Wij zagen de minister-president in Buitenhof en die zei: ik heb er begrip voor dat mensen het zwaar hebben, de energienota is hoog, de ziektekosten zijn voor sommige mensen hoog; volgens de wet zouden wij de zorgtoeslag moeten verlagen, maar wij doen het deze keer niet. Wij zijn nu zes maanden verder en u zegt nu: dat cadeautje was eigenlijk een sigaar uit eigen doos; dat was niet structureel bedoeld, maar dat was gewoon iets dat ik toen gedaan heb en omdat ik dat toen gedaan heb, hoef ik nu de stijging van de premie niet te compenseren. Dat is toch geen stijl! Dat kan toch niet!
Minister Balkenende:
Mijnheer Bos, hadden wij het extra bedrag dat mensen nu feitelijk hebben gekregen, dan moeten terugdraaien? Hadden wij tegen de mensen moeten zeggen: u krijgt die € 44 niet in 2006?
De heer Bos (PvdA):
Wat u in maart – toen u hier aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen goede sier mee wilde maken – had moeten zeggen is dat wat u de mensen toen voorspiegelde, namelijk dat de zorgtoeslag niet verlaagd zou worden, permanent was, dat zij dat mochten houden en dat dat geen goedkope verkiezingstruc was die u zes maanden later weer terug zou draaien. Dat is namelijk wat u nu heeft gedaan. U zegt nu dat het principe – een hogere premie betekent een hogere toeslag – nu niet meer opgaat. U haalt die sigaar uit eigen doos nu gewoon terug in die doos.
Minister Balkenende:
Wat hebben wij verleden jaar niet een discussies gehad over het nieuwe zorgstelsel. Wat zijn er niet voor speculaties geweest dat het een chaos zou worden. Er is gezegd dat er behoefte was aan rust. Wij konden bovendien niet weten dat het feitelijke niveau van de premies zo veel lager was dan die geraamde € 1100. Je kunt dan twee kanten op. Je kunt zeggen dat de premie geen € 1100 was, maar € 1030 en dat de mensen in de tweede helft van het jaar dus een lagere zorgtoeslag zouden krijgen. Ik heb toen bewust, in overleg met de mensen in het kabinet, gezegd dat wij moesten zorgen dat er rust zou komen. Dat is ook goed geweest, want er werd nogal wat van mensen gevraagd. Als u zegt dat die € 44 destijds had moet worden gekort, dan kan dat, maar ik heb, in overleg met de collega's gezegd, dat wij dat niet zouden doen, juist om rust in het systeem te brengen. Normaal gesproken zou men volgend jaar datgene wat men nu niet had gekregen, die € 44, erbij hebben gekregen. Er is nu sprake van een kostenstijging van € 15. Wij hebben ons dus volledig aan de systematiek gehouden. Wij hebben ervoor gezorgd dat er dit jaar sprake was van rust bij de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Ik denk dat dat goed is geweest.
De heer Bos (PvdA):
Ik trek twee conclusies. Ten eerste dat de hoogte van de zorgtoeslag in tegenstelling tot wat u steeds heeft gezegd, gewoon onderwerp is van een bijna maandelijkse politieke overweging en het daarbij behorende opportunisme. In maart verlaagt u de toeslag niet, omdat u iets leuks wilt doen voor de mensen en nu verhoogt u die niet, omdat u de toeslag in maart niet heeft verlaagd. Dat was echter nooit de bedoeling. De bedoeling was dat mensen de zekerheid hadden – dat hebben de minister van Volksgezondheid en u gezegd – dat als de premie omhoog gaat, de toeslag ook omhoog gaat.
Mijn tweede conclusie is de volgende. Zelfs als u het recht te praten vindt wat u heeft gedaan, had u dan niet zo eerlijk moeten zijn in maart tegen de mensen te zeggen: het cadeautje dat ik u nu geef, is tijdelijk, want straks, als de premie omhoog gaat, neem ik het weer terug?
Minister Balkenende:
Natuurlijk niet. Wij hebben een systematiek dat er twee keer per jaar, op 1 januari en 1 juli, naar de zorgtoeslag zou worden gekeken. Wij hebben gezegd dat dat voor te veel onrust zorgt en dat het beter zou zijn om de toeslag één keer per jaar vast te stellen. Dat is kenbaar gemaakt. Als er dan een nieuw zorgstelsel is, is het goed om te zorgen voor rust en de zaak te laten zoals die is en niet te gaan korten. Voor de rest houden wij ons aan de systematiek. Ik ben ook blij dat wij dit jaar deze rust hebben geboden. Laten wij blij zijn dat het zorgstelsel goed is ingevoerd en dat het niet die chaos is geworden die men had voorspeld. Sterker nog, het gaat goed met het nieuwe stelsel. Dit is een toekomstbestendig stelsel. De compensatie voor de stijging van de premies volgend jaar, vindt heel ordentelijk plaats. Men heeft dit jaar echter een voordeel gehad en dat is welbewust gegeven.
De heer Verhagen (CDA):
Vindt de minister-president het eerlijk dat de heer Bos nu pleit voor een verhoging van de zorgtoeslag, terwijl hij bij de behandeling van de Zorgverzekeringswet twee amendementen heeft ingediend om de zorgtoeslag te verlagen?
Minister Balkenende:
Dat is een retorische vraag.
De heer Verhagen (CDA):
Eerst dient de heer Bos dus twee amendementen in om de zorgtoeslag te verlagen en nu houdt hij een hartstochtelijk pleidooi om die te verhogen. Het is toch werkelijk onvoorstelbaar!
Minister Balkenende:
Voorzitter. U kunt zich voorstellen dat ik aan die woorden van de heer Verhagen niets heb toe te voegen.
Voorzitter. De heer Van der Vlies heeft gesproken over enkele etische thema's. Hij heeft gevraagd hoe het zit met de beloftes van de kant van het kabinet. De evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap is afgerond en naar aanleiding hiervan is een kabinetsstandpunt geformuleerd. De Kamer heeft hierover schriftelijke vragen gesteld. De antwoorden worden op korte termijn aan de Kamer toegezonden.
Naar aanleiding van een brief die de Kamer eind juni jongstleden is toegestuurd over het onderbrengen van de overtijdbehandeling onder de WAZ, heeft de Kamer besloten dit onderwerp aan de orde te laten komen tijdens een nog te plannen algemeen overleg na de verkiezingen. De evaluatie van de Euthanasiewet is in de afrondende fase. De uitkomsten hiervan worden begin 2007 verwacht.
De heer Van der Vlies (SGP):
Het is mij bekend dat er een regeringsstandpunt is over de Wet afbreking zwangerschap. Er zijn vragen over gesteld en wij wachten de antwoorden daarop af. De Kamer moet vervolgens bepalen wanneer hierover gesproken wordt. Ik begrijp echter ook dat de evaluatie van de Euthanasiewet pas in 2007 behandeld kan worden. Dit kabinet heeft deze evaluatie in het vooruitzicht gesteld en ik had haar graag ook deze kabinetsperiode willen behandelen. Het spijt mij zeer dat dit kennelijk niet gebeurt.
Minister Balkenende:
Normaal gesproken had deze evaluatie nog deze kabinetsperiode behandeld kunnen worden, maar de vervroegde verkiezingen maken dit lastig. Ik zal het departement vragen of het mogelijk is, enige versnelling aan te brengen. Ik baseer mij nu op de gegevens die men mij hierover heeft verstrekt.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik weet dat wij nog maar een goede maand hebben om zaken te behandelen, maar ik vraag u toch of het mogelijk is, de behandeling van die evaluatie te versnellen.
Minister Balkenende:
Veel fractievoorzitters hebben over de verpleeghuiszorg gesproken. Voor ouderen en ernstig zieken die niet langer thuis kunnen wonen, moet in verpleeghuizen goede zorg beschikbaar zijn. Dit kabinet zet dan ook sterk in op de verbetering van de kwaliteit van de verpleeg- en verzorgingshuizen in de wetenschap dat dit een lange adem vergt. Het kabinet heeft zich gericht op stimulerende maatregelen en, waar nodig, direct ingrijpen van de inspectie. Daarnaast kan de sector de komende jaren rekenen op een forse financiële impuls van 430 mln. om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorg te verbeteren. Omgerekend betekent dit een stevige impuls van 3000 extra zorgverleners.
De heer Bos reageerde hierop door te stellen dat het kabinet vindt dat medewerkers in de zorg harder moeten werken. Dat is niet aan de orde. Wij weten dat de medewerkers de benen uit hun lijf lopen. Er moet anders gewerkt worden. Zorgmedewerkers moeten weer zorg verlenen; handen aan het bed. Een zorgmedewerker besteedt nu gemiddeld ruim de helft van zijn of haar tijd aan daadwerkelijke zorg, ruim 55%. Er zijn echter ook instellingen waar dit 60% of 70% is. De medewerkers zijn blij dat zij kunnen doen waar zij voor opgeleid zijn. Wat het kabinet vraagt als tegenprestatie voor extra middelen en extra personeel is dat het zittende personeel ook de gelegenheid krijgt om meer tijd aan zorg te besteden. Dat pleidooi wordt Kamerbreed gehouden en dit kan ook heel goed. Het werk kan anders worden georganiseerd, bijvoorbeeld door beter inroosteren. Het personeel moet ingezet worden op de momenten dat dit nodig is. Wij weten dat er in de loop van de dag pieken zijn.
De heer Marijnissen (SP):
Wij hebben hier een onderwerp bij de kop dat wij mogen rekenen tot de schaamte van Nederland in de 21ste eeuw. Al heel lang is de situatie in verpleeghuizen erbarmelijk. Recente rapporten melden dat een op de drie mensen ondervoed is en een op de vier heeft doorligverschijnselen. Wij komen allemaal in deze instellingen vanwege onze ouders of grootouders en dus weten wij dat het niet overhoudt. Wij gunnen het deze mensen dat zij het beter krijgen. De slechte zorg heeft alles te maken met de systematische bezuinigingen van de afgelopen tientallen jaren op de verzorgings- en verpleeghuizen. Dit kabinet komt dit jaar met 63 mln. op de proppen; omgerekend € 3 per persoon. Denkt de minister-president dat nog lang volgens het huidige concept in de verpleeghuizen kan worden gewerkt? Het is mijn vaste overtuiging dat wij dit concept moeten loslaten als wij ten minste menselijke omstandigheden willen garanderen voor ouderen in een periode van hun leven waarin zij het meest op ons rekenen.
Minister Balkenende:
U en ik delen de zorg over de kwaliteit van de zorg in verpleeghuizen. U had het over de financiële kant van de zaak. Wij gaan niet voorbij aan de analyses die inmiddels zijn gemaakt. Om die reden komt er ook 430 mln. beschikbaar. Het moet beter. Er zijn echter ook verpleeghuizen waar het wel goed gaat, zoals De Bleerinck in Emmen, zorggroep De Omring in Hoorn of De Cortenbergh te Renkum. Dit zijn voorbeelden van verpleeghuizen die met hetzelfde budget wél goed functioneren. Uit het onderzoek van het CTG blijkt dat er duidelijk verbeteringen mogelijk zijn. Ook het kabinet is daarvan overtuigd. Je kunt "best practices" hanteren. Sommige verpleeghuizen lukt dit wel en andere niet. Daarvoor mogen wij onze ogen niet sluiten. Om ervoor te zorgen dat de efficiencyslagen worden gemaakt en dat er beter wordt gewerkt, zal het kabinet een aantal jaren financiële middelen uittrekken. Dan moet er echter ook iets gebeuren bij de instellingen zelf. Het is niet alleen een kwestie van maar kijken naar Den Haag en van geld, maar ook een kwestie van organisatie.
De heer Marijnissen (SP):
Ik wil dat best aannemen. Ik dacht dat de SP-fractie een van de eerste fracties was die hier jaren terug al begon over het woud van bureaucratie in de zorg en de veronderstelling dat daarop zonder moeite bijvoorbeeld 1 mld. te besparen zou zijn. Op dit punt kunnen wij het snel eens worden. Ik hoor u echter spreken over efficiency in verpleeghuizen waar verzorgenden en verpleegkundigen zich al de pestpokken sjouwen en daarvan krijg ik een beetje een bittere smaak in mijn mond. Ik vrees dat als u efficiency eist, deze niet zal leiden tot meer handen aan het bed. Het zou zelfs kunnen dat het extra geld dat u nu uittrekt, naar andere zaken toe gaat; ik sprak gisteren al over de vijfde colonne in de zorg. Hoe gaat u garanderen dat de efficiency die u nastreeft, niet ten koste gaat van de patiënten of de cliënten en het personeel, maar daadwerkelijk haar uitwerking heeft op de bureaucratie? Daarover hoor ik u namelijk nooit.
Minister Balkenende:
Mijns inziens zijn de verschillen tussen mijn en uw standpunt veel minder groot dan het nu lijkt. Gemiddeld wordt 55% van het budget door verpleeghuizen uitgegeven aan de echte zorg en de handen aan het bed. Er zijn echter ook instellingen waar dat percentage ligt op 60 of 70. Dat is ook voor de medewerkers veel plezieriger, want die willen bezig zijn met mensen en met zorg. Hoe komt het nu dat in sommige instellingen het percentage 55 is en er dus te veel handelingen worden verricht die niet direct met de "handen aan het bed" te maken hebben, en dat dit percentage bij andere instellingen veel hoger is? Met dezelfde mensen en dezelfde budgetten kunnen wij het kennelijk anders doen. Dat zal het werk bovendien veel leuker maken. Dit is onze boodschap. Dat gaan wij ook nog eens financieel steunen met 430 mln.
De heer Marijnissen (SP):
Ik stel vast dat wij aan het einde van een periode van vier jaar kabinetten-Balkenende dit probleem nog steeds bespreken. Uit de grond van mijn hart meen ik dat ik met name van een CDA-premier hiervoor veel meer prioriteit had willen zien. Ik meen dat wij op het punt van het welbevinden van ouderen in verpleeghuizen de afgelopen jaren geen enkele stap vooruit hebben gezet. Dat vind ik erg teleurstellend. Ik stel verder vast dat er een groot financieel gat zit tussen wat de sector zelf denkt nodig te hebben om de zorg menselijker te maken en wat het kabinet bereid is te geven.
Minister Balkenende:
Op dit punt verschil ik met u van mening. Ik heb zojuist al gezegd dat er tal van instellingen zijn die het uitstekend doen en die met dezelfde budgetten veel meer presteren. Ik heb met eigen ogen kunnen aanschouwen dat er instellingen bezig zijn de grote kamers weg te werken zodat mensen de privacy krijgen waarop zij recht hebben. Ook dat gebeurt. Ik wil in dit debat recht doen aan al diegenen die bezig zijn om de verpleegzorg te verbeteren. Dat gebeurt ook en dat moet ook worden gezegd. Laten wij bezien hoe wij de zaak beter kunnen organiseren. Alle onderzoeken wijzen uit dat dit kan. Daarbij komen ook nog onze extra financiële middelen.
De heer Nawijn (Groep Nawijn):
Mijns inziens mankeren er twee zaken aan de verpleeghuiszorg. In de eerste plaats is dit de kwaliteit van het personeel en de opleidingen. Ik heb vaak van raden van bestuur gehoord dat dit een belangrijk punt is. In de tweede plaats speelt er het personeelstekort. Daarover wil ik het echter niet eens hebben, want ik weet dat er in een aantal tehuizen gewoon goed gewerkt wordt. In een aantal andere tehuizen gaat het echter heel slecht. Er is al een tijd verpleeghuiszorg in Nederland. Niemand in Nederland wil echter naar een verpleeghuis. Dat hoor je als je met mensen in het land spreekt die wellicht in de toekomst naar een verpleeghuis moeten. Is het daarom geen zaak om eens te bezien of wij naar een nieuw systeem van verpleeghuiszorg in Nederland moeten komen? Mijns inziens gaat dat op dit moment dringen, zeker met de vergrijzingsgolf voor de boeg. Wat is daarop uw reactie?
Minister Balkenende:
Misschien dat er een koppeling ligt tussen wat u nu zegt en wat de heer Marijnissen gisteren zei over de kleinere eenheden. Wij weten dat cliënten meer tevreden zijn naarmate er in kleinere eenheden wordt gewerkt. Ook voor het personeel is het aantrekkelijker om op die manier te werken. Je ziet ook dat er kleinere eenheden worden gecreëerd. Dat hoef je niet allemaal nationaal te dicteren; deze ontwikkelingen zijn nu al zichtbaar. Met de invoering van de Wet toelating zorginstellingen zijn veel bouwregels afgeschaft en wordt de kleinschaligheid juist bevorderd. Ik vind dit ook een verantwoordelijkheid van de instellingen zelf. Er zijn hiervoor mogelijkheden en die moeten zij benutten. Ik steun graag het betoog over de voordelen van kleinere eenheden. Waarom noem ik het voorbeeld van de bezoeken die ik zelf heb afgelegd? Ik weet dat sommige directeuren en andere mensen in de zorg heel druk bezig zijn om de instellingen te veranderen. Wij moeten dus niet het beeld laten ontstaan dat het overal kommer en kwel is. Zo is het niet. Er zijn ook heel goede voorbeelden. Wij moeten die goede voorbeelden naar voren laten komen. Laten wij trots zijn op datgene wat heel goed gaat; daar kunnen wij van leren.
De heer Bos (PvdA):
Wat vindt de minister-president eigenlijk van – ook in deze Kamer naar voren gebrachte – voorstellen om ouderen die hun hele leven premie hebben betaald voor de ouderenzorg, ineens honderden euro's huur te laten betalen wanneer zij in een verzorgings- of verpleeghuis zitten?
Minister Balkenende:
Dat is de bekende discussie over het scheiden van wonen en zorg. Je moet goed bekijken wat bestemd is voor welk doel. Als mensen bijvoorbeeld voldoende inkomen hebben en niet zijn aangewezen op ondersteuning via de huurtoeslag, mag iets meer van hen worden gevraagd omdat zij het kunnen betalen. Dat is het uit elkaar halen van datgene wat voor de zorg nodig is en datgene wat voor wonen nodig is. Op zich is daar veel voor te zeggen, omdat dat scherper in beeld brengt waar de middelen naar toe moeten. Er zal nog veel gesproken worden over de AWBZ. Het is heel goed om te discussiëren over de vraag waar de AWBZ echt voor is bedoeld.
De heer Bos (PvdA):
Nog geen halfjaar geleden zei uw eigen staatssecretaris dat het bij de AWBZ tijd is voor rust in de tent omdat er al heel veel gebeurt en dat de ouderenzorg en gehandicaptenzorg even met rust moeten worden gelaten. Nog geen zes maanden geleden zei zij in deze Kamer ook dat het totaal onverantwoord is om huren te vragen van ouderen die geen kant op kunnen en die afhankelijk zijn in een verzorgings- of verpleeghuis. Zegt u nu: toch maar doen?
Minister Balkenende:
Het is goed om in de discussie die wij hier nu met elkaar hebben, zaken zoals de inrichting van de zorg, het inzetten van de middelen en de financiële stromen met elkaar in verband te brengen. Als u niets voelt voor scheiding van wonen en zorg, is dat de conclusie. Ik heb willen aangeven dat er, als je in Nederland te maken hebt met toenemende kosten in de zorg, reden is voor verbetering. De kostenexplosies van de afgelopen jaren moeten immers worden betaald. Dat betekent hogere premies. Ik ben blij dat die stijging de afgelopen jaren zowel in de care als in de cure is beperkt. Dat is ook nodig, want anders wordt het te zwaar om te financieren, ook met het oog op de vergrijzing. Al die vragen – hoe organiseer je de verpleeghuiszorg, wat laat je onder de AWBZ vallen, hoe kun je komen tot beperking van de zorgkosten? – moeten wij met elkaar goed onder ogen zien. Als wij dat niet doen, als wij het laten zoals het is en als er dus alleen maar geld bij moet, loopt het vroeg of laat vast.
De heer Bos (PvdA):
Ik zou tegen u zeggen: ga bij Humanitas in Rotterdam bekijken hoe het daar in het woonzorgcentrum werkt. Daar is het binnen de huidige regelgeving al perfect mogelijk om mensen die iets meer kunnen betalen, dat ook te laten betalen en om ervoor te zorgen dat zij een andere vorm van huisvesting hebben. Daar hoef je de AWBZ helemaal niet voor overhoop te halen. U weet ook precies waarom ik u vraag wat u daarvan vindt; dit voorstel staat immers in het CDA-verkiezingsprogramma. Het staat in het kolommetje "eraf"; het is dus gewoon een bezuinigingsmaatregel. U kunt wel zeggen dat het gaat om een discussie over het scheiden van wonen en zorg, maar heel concreet betekent dit dat mensen die nu in een verzorgings- of verpleeghuis zitten en die hun hele leven premie hebben betaald, van u straks honderden euro's extra huur moeten betalen. Dat zijn de consequenties en dat is niet recht te praten.
Minister Balkenende:
Nee, wij hebben hier te maken met een gezamenlijke discussie over hoe wij de kosten in de zorg op termijn kunnen beperken, hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de zorg terechtkomt bij degenen die de zorg nodig hebben, hoe wij zaken efficiënter kunnen organiseren en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat er handen aan het bed komen. Dat zijn de opdrachten. Als wij dat niet goed doen, krijgen wij net zoals in het verleden kostenexplosies. Dat is aan de orde en daar heb ik aandacht voor willen vragen.
De heer Verhagen (CDA):
De heer Bos sprak weer over het CDA-verkiezingsprogramma; ik ga daar dus op in. Het is heel eenvoudig: in het verkiezingsprogramma van het CDA wordt scheiding van wonen en zorg voorgesteld. Ook de PvdA heeft in het verleden moties ingediend die gericht waren op het scheiden van wonen en zorg. Je haalt het woonelement dan uit het Budgettair Kader Zorg. Daarvoor in de plaats zal de huidige eigen bijdrage vervallen. De heer Bos moet ook naar de "plus" kijken, want het bedrag dat wij voor huursubsidie uittrekken, gaat fors omhoog. Door de individualisering van de huursubsidie op dat punt zul je dus een tegemoetkoming krijgen. Bovendien komt de eigen bijdrage te vervallen voor de mensen die nu een eigen bijdrage voor het woondeel betalen. Dat is de consequentie van het scheiden van wonen en zorg. Dat betekent dat je het uit het Budgettair Kader Zorg haalt, zodat zorggeld ook echt besteed wordt aan zorg.
De voorzitter:
Ik vind het geen slechte werkwijze dat als de minister-president wordt aangesproken op het CDA-verkiezingsprogramma de heer Verhagen hem te hulp schiet. Nadere discussie daarover moet echter in tweede termijn plaatsvinden.
De heer Bos (PvdA):
Ik zal de heer Verhagen in mijn tweede termijn antwoorden. De discussie die ik met de heer Balkenende aanging, betreft een punt waarover een debat in de Kamer is gevoerd. Het kabinet heeft zes maanden geleden gezegd dat het onverantwoord zou zijn om ouderen in verpleeghuizen huur te laten betalen als zij reeds een leven lang premie hebben betaald. De minister-president gaf net dus geen antwoord, maar wel de CDA-leider die zijn programma verdedigde.
De voorzitter:
Wil de heer Bos alsnog antwoord van de minister-president?
De heer Bos (PvdA):
Ik heb al antwoord gekregen op mijn vraag. De minister-president verdedigt het dat ouderen die een leven lang premie betalen, als zij ooit in een verzorgingstehuis komen straks daar bovenop honderden euro's huur per maand moeten betalen.
Minister Balkenende:
De term "onverantwoord" is bij mijn weten nooit gevallen. Bij de toekomst van de zorgen moeten wij goed onder ogen zien hoe de systemen werken. Ik vind het een kwestie van eerlijkheid. Ik maak mij zorgen over de kostenexplosie in de afgelopen tijd, die nu tot staan is gebracht. Met een vergrijzende bevolking moeten wij de vraag onder ogen zien hoe de zaken te organiseren zijn. De heer Bos zegt het niet te doen. Ik zeg daarop dat het een probleem kan opleveren. Ik heb een doorkijk willen geven omdat het nodig is met het oog op de toekomst van de zorg.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik stel vast dat de premier alleen over het verkiezingsprogramma wil praten als het hem uitkomt.
Ik bleef in het betoog van de premier hangen bij het gratis medeleven dat hij verstrekte aan de werknemers in de verpleeghuizen. Die werken zo hard. Daar mag wel eens waardering voor zijn. Dat lijkt mij ook. Een bewoner in een verpleeghuis komt gemiddeld vier uur zorg tekort. Dat betekent dat de medewerkers in de zorg te hard moeten werken. Naar hun eigen zeggen kunnen zij het werk dan ook niet naar tevredenheid doen. Dat is een gotspe. Er moet op jaarbasis 200 mln. bij. Een autoriteit op het gebied van zorg heeft berekend dat er op jaarbasis 200 mln. nodig is voor de verpleeghuiszorg om die op een algemeen beschaafd peil te brengen. Als de minister-president de politieke wil daartoe heeft, kan ik mij niet voorstellen dat dit bedrag niet opgehoest kan worden.
Minister Balkenende:
In het kabinet is hierover uitgebreid gesproken. Mevrouw Halsema vraagt een bedrag van 200 mln. Wij gaan uit van een reeks van eerst 65 mln., vervolgens 137 mln. en daarna bouwen wij de reeks langzaam af. Dit is onderdeel van een verbetertraject. Voor ons staat niet vast dat het bedrag van 200 mln. het hele verhaal is. Bovendien zijn er in de zorg zo veel mensen nodig. Die zijn niet eens te vinden. Wij doen wat mogelijk is om tot verbetering te komen en de mensen beter in te zetten. Mevrouw Halsema spreekt van het aantal uren zorg. Mijn boodschap was dan ook dat 55% van de tijd opgaat aan echte zorg, terwijl dat veel beter kan door het anders te organiseren. Dan gaat het vanzelf beter. Laten wij niet altijd de gemakkelijke weg zoeken, door er een paar honderd miljoen bij te doen om het op te lossen. Zo ligt het immers niet.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Wat wil de minister-president nu zeggen? Doen de medewerkers in de verpleeghuizen hun werk goed of slecht? Ik hoor hem immers zeggen dat het zo veel beter kan. Het is dus blijkbaar een intern probleem. De werknemers werken niet hard genoeg. Ik vind dit stuitend. De minister-president miskent dit duurzame en dramatische probleem volledig. Het is onbegrijpelijk dat een CDA-premier dit probleem niet ziet. Ik suggereer hem dan ook om van de 1,5 mld. die over de balk wordt gegooid voor verlaging van de winstbelasting, 250 mln. af te halen om het probleem op te lossen. Het is gewoon onwil.
Minister Balkenende:
Dit is demagogie. Ik betreur het zeer dat mevrouw Halsema mijn woorden verdraait. Het is immers gemakkelijk om eerst mijn woorden te verdraaien en vervolgens erop in te hakken. Ik heb groot respect voor de mensen in de zorg. Ik heb groot respect voor degenen die met andere mensen bezig willen zijn. Het is moeilijk. Deze mensen kunnen niet genoeg worden gesteund. De enige vraag is hoe wij het werk organiseren. Dat is de mensen niet kwalijk te nemen, maar het komt door de manier waarop wij de zorg hebben georganiseerd. Ik constateer dat in sommige instellingen juist meer tijd kan worden besteed aan handen aan het bed. Bij andere instellingen ligt dat anders. Wat kunnen wij dan van elkaar leren? Hoe kunnen wij dat beter doen? Hoe kunnen wij het werk interessant maken? Ik doe dat met het volste respect voor mensen en dan moet mevrouw Halsema niet mijn woorden verdraaien.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Uit het applaus maak ik op dat de minister-president steun nodig heeft van de coalitie.
Ik stel vast dat de minister-president eigenlijk zegt dat het een intern probleem in de verpleeghuizen is en dat de mensen die de zorg daar geven hun werk beter moeten organiseren. Hij verlaagt liever de belasting op de winsten van bedrijven.
Minister Balkenende:
Wij moeten ervoor oppassen dat wij niet te veel in herhaling vallen. Wat kun je leren als sommige instellingen het geweldig goed doen en andere niet? Het gaat toch om het verbeteren van het proces van de handen aan het bed? Ik vind het volstrekt normaal dat het kabinet zegt hoe die slag te maken. Dat begeleiden wij met extra financiële middelen. Ik vind dat buitengewoon redelijk van het kabinet. Laten wij leren van de goede voorbeelden om de zorg te verbeteren. Dat staat ons voor ogen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
De minister-president verwacht veel van efficiency en bureaucratiebestrijding in de zorg. Is het reëel om te veronderstellen dat hij daarmee nog 4 mld. kan bezuinigen op de zorg?
Minister Balkenende:
Ik dacht dat die discussie gisteren al was gevoerd.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik stel een feitelijke vraag. Is het mogelijk om 4 mld. te bezuinigen op de zorguitgaven?
Minister Balkenende:
In onze plannen staan geen ombuigingen voor dit soort bedragen, ook niet in de plannen voor het komende jaar. Ik heb niet gesproken over de precieze getallen. Ik heb het gehad over manieren om de zorg beter te organiseren. Dat is het algemene verhaal. Ik doe geen uitspraken over precieze bedragen. Dat lijkt mij niet verstandig. Ik weet ook waarom u deze vraag stelt. Wat ik nu in algemene zin ga zeggen, meen ik oprecht. Wij krijgen een probleem als wij de kostenstijgingen in de zorg niet in de hand weten te houden. Wij moeten de zorg anders organiseren. De zorg moet efficiënter worden. Het is mijn vaste overtuiging dat er in de zorg behoorlijke slagen te maken zijn. Welke bedragen het zijn, zullen wij nog wel zien. Dat wij die kant moeten uitgaan, staat voor mij vast. Daar zal elk kabinet mee te maken krijgen.
Voorzitter. De heer Van der Vlies heeft aangegeven veel belang te hechten aan een goed beleid voor de jeugd. De heer Herben heeft gewezen op de vele schotten in het jeugdbeleid. Investeren in de jeugd is een belangrijk thema van dit kabinet. Het kabinet heeft sinds 2003 met veel ambitie, energie en inzet gewerkt aan verbetering van het jeugdbeleid. De Operatie Jong heeft stevige stimulansen geleverd voor de integrale benadering van de jeugd, door het verbinden van de beleidsterreinen voor gezondheid en welzijn, onderwijs, werkgelegenheid en veiligheid. De jongere wordt hierbij gezien als lid van een gezin, als leerling van een school en als bewoner van een wijk. Gemeenten hebben de sleutel in handen, dus wordt hun rol binnen de preventieve jeugdzorg in lijn met het advies van de Operatie Jong versterkt. Daarnaast wordt een begin gemaakt met de centra voor jeugd en gezin, waar niet alleen het kind maar het hele gezin laagdrempelige hulp wordt geboden.
De heer Herben (LPF):
Ik had het onderwerp jeugd mede behandeld in het kader van de verkokering en de ontschotting bij de overheid. Wat kunt u doen aan het bestrijden van de verkokering bij de overheid en het bevorderen van de ontschotting?
Minister Balkenende:
Uw vraag is zeer terecht. Je merkt in de praktijk dat jongeren vaak tussen wal en schip geraken, omdat er verschillende instanties zijn die zich met hen bezighouden. Het wezen van de Operatie Jong is om de werkelijkheid vanuit de jongeren zelf te benaderen en dan te kijken wat nodig is. Dat betekent het op een totaal andere manier doordenken van de verantwoordelijkheden. Dat is precies waar u op doelt: de ontschotting. Daarom is het kabinet ook zo positief over wat de Operatie Jong heeft opgeleverd. Dat betekent dat je ook in de volgende periode moet kijken hoe je de zorg organiseert en wat het betekent voor de verschillende afdelingen. Dat is op nationaal niveau. Maar ook op decentraal niveau zul je moeten bezien hoe dat hele proces kan worden versterkt. Daarom heeft de Operatie Jong ook zo in samenspel met de maatschappelijke veld plaatsgevonden. Langs die lijnen moeten wij verder opereren, maar ik onderstreep zeker wat u zegt: ontschotting, denken vanuit jongeren, sneller werken en zorgen dat jongeren niet tussen wal en schip terecht komen.
Voorzitter. Onderwijs, kennis en innovatie rekent het kabinet tot belangrijke prioriteiten – er is de afgelopen jaren ook veel over gesproken – en dat blijkt uit investeringen in de reguliere begroting, uit het paasakkoord en uit de FES-impulsen. Het kabinet leunt niet achterover, maar nog niet alle problemen zijn opgelost. Ik denk aan het dreigend lerarentekort, de onderwijsachterstanden en de schooluitval. Het tekort aan gekwalificeerd onderwijzend personeel is een van de grote vraagstukken voor de toekomst van het onderwijs. De urgentie is hoog, want zonder goede leraren geen goed onderwijs. Tot nu toe is het gevreesde tekort aan leraren uitgebleven vanwege conjuncturele factoren en effectieve beleidsinvesteringen. Bij de start van dit kabinet hebben wij dat ook onderkend. De vergrijzingsgolf is een punt van zorg, maar niet alleen in het onderwijs. Vandaar de inzet op langer werken. Om te voorkomen dat leerlingen over drie à vier jaar zonder leraren zitten, moet vanaf nu op basis van het ingezette beleid verder worden gewerkt aan een sterkere arbeidsmarktpositie. Ook kunnen scholen er veel zelf aan doen om klassen zonder leraar te voorkomen, bijvoorbeeld voor functie- en beloningsdifferentiatie, het bevorderen van fulltimers en "team teaching". Dit kabinet is voor het versterken van de positie van de leraren. Wij steunen de beroepsgroep en zijn bereid om met het onderwijsveld te spreken over de wijze waarop functie- en beloningsdifferentiatie verder gefaciliteerd en gestimuleerd kunnen worden. Er is meer financiële en beleidsmatige ruimte voor scholen om goed personeels- en opleidingsbeleid te voeren. Er is structureel 100 mln. beschikbaar gekomen voor scholen.
In reactie op het voorstel van de heer Rutte merk ik op dat het kabinet op dit moment bespreekt welke bijdrage onderzoek daar verder aan kan leveren, omdat binnen de huidige beloningsstructuur al ruimte bestaat voor het belonen van goed leraarschap. De nieuw af te sluiten cao in 2007 biedt mogelijkheden om de lijn die het kabinet heeft ingezet door te trekken. De kwaliteit van de lerarenopleidingen wordt verhoogd door nieuwe bekwaamheidseisen voor leraren onder andere door invoering van de reken- en taaltoets voor pabo-studenten.
De heer Rutte (VVD):
Dank voor dit antwoord, maar ik vraag hem in dat nadere onderzoek naar de effectiviteit van de cao's heel specifiek te laten bezien hoe het nu zit met de tendens dat wil je carrière maken in het onderwijs, het bijna onvermijdelijk is dat je er allerlei bureaucratische taken bij moet nemen, waardoor op een gemiddelde middelbare school, die vroeger een rector en een conrector had, inmiddels een hele laag van coördinatoren is ontstaan die niet alleen heel veel geld kosten maar ook heel veel tijd voor de leraren die nog wel voor de klas staan.
Minister Balkenende:
Dat zeg ik u graag toe!
Mevrouw Van der Laan (D66):
Het antwoord is natuurlijk heel simpel: zorg dat er geld is voor die leraren zodat zij ook financieel beloond worden voor het maken van carrière als zij geen bestuursfuncties nemen. Maar het geld moet er natuurlijk wel komen. Het waren een beetje sussende woorden van de minister-president; het lerarentekort valt wel mee. Het valt zeker niet mee. Denk aan de vergrijzing, de academici die uitstromen. Ik vind het niet aanvaardbaar als onze kinderen straks iemand voor de klas hebben staan die bijvoorbeeld wiskunde moet geven terwijl hij geschiedenis heeft gestudeerd. Er moet nu echt geld bij, wij hebben geen tijd om daarmee te wachten! De heer Rutte zegt dat er eerst onderzoek moet komen, maar dat hoeft niet, want de minister-president zei zelf net dat er nu al volop ruimte is voor functie- en beloningsdifferentiatie. Het enige dat ontbreekt is geld!
Minister Balkenende:
Ik heb net aangegeven dat er structureel al 100 mln. bij is gekomen voor scholen, het convenant professionalisering. De tweede vraag is hoe je zou kunnen komen tot meer differentiatie. Binnen de huidige cao-mogelijkheden is die ruimte er al, maar wellicht kunnen wij daar nog meer aan doen. Als het gaat om meer geld, is dat ook weer een zaak voor de volgende formatie. U weet dat op dit moment de kennisinvesteringsagenda aan de orde is. Dit alles zal ongetwijfeld straks terugkomen bij de formatie. Daar zullen de financiële kaders opnieuw aan de orde moeten komen. Dat is niet iets wat wij nu hoeven te doen, maar straks natuurlijk wel bij de formatie.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Wij hoeven het niet te doen, maar wij kunnen het wel doen. Wij bespreken nu de Miljoenennota en de Kamer kan gewoon uitspreken dat de situatie zo urgent is dat er te weinig geld is uitgetrokken voor de verhoging van de lerarensalarissen. Ik vraag u of u bereid bent om ons daarbij te steunen.
Minister Balkenende:
Een salarisverhoging is een structurele verhoging die vele jaren doorwerkt. Een beslissing hierover is dus een beslissing over de financiële kaders voor een volgende kabinetsperiode. Het is niet aan dit kabinet om een voorschot te nemen op zaken die straks gaan spelen. Het is een realiteit dat er een lerarentekort dreigt. Verder is het duidelijk dat er gedifferentieerd zou moeten kunnen worden. Over de financiële kaders daarvoor moet op het geëigende moment worden gesproken en dat is niet dit debat.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik wil niet alles in één keer regelen, want ik spreek nadrukkelijk over het belonen van excellente leraren. Ik wil ervoor zorgen dat die leraren behouden blijven voor het onderwijs en dat pasafgestudeerden kiezen voor het beroep van leraar en niet verdwijnen naar het bedrijfsleven. De salarissen in het onderwijs lopen 30% achter op de salarissen in de commerciële sector. Als je talent voor het onderwijs wilt behouden, moet je bereid zijn om daarvoor te betalen.
Minister Balkenende:
Het is een illusie om te denken dat wij dat hier wel eventjes kunnen regelen. U wilt dat wij een achterstand van 30% wegwerken. Dat kan natuurlijk niet, want je moet rekening houden met de cao-onderhandelingen en, gezien de grote bedragen waar het om gaat, de financiële kaders. Verder moet je het natuurlijk afwegen tegen tal van andere zaken. Je kunt er niet zomaar één ding uithalen. De minister verdient verder een compliment voor wat zij de afgelopen jaren allemaal heeft gedaan voor het terugdringen van het lerarentekort. Het hele probleem van lesuitval is in de afgelopen vier jaar behoorlijk teruggedrongen. Nu krijgen wij te maken met een aantrekkende economie en ik sluit mijn ogen zeker niet voor de gevolgen die dat kan hebben voor het onderwijs. Wij kunnen nu echter niet het financiële kader voor de komende periode belasten.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dat heb ik ook niet gezegd. U hebt in de schriftelijke antwoorden zelf aangegeven dat er nu al ruimte is in de beloningsstructuur voor functie- en beloningsdifferentiatie. Wij moeten er dan wel voor zorgen dat daarvoor voldoende geld beschikbaar is. Dat u dat geld niet beschikbaar wilt stellen, is gewoon een kwestie van onwil.
De heer Bos (PvdA):
Ik snap uw redenering niet, want de Miljoenennota staat vol met plannen en maatregelen die niet alleen betrekking hebben op 2007, maar ook op de jaren daarna. De verlaging van de vennootschapsbelasting is een grote operatie die niet alleen effect heeft in 2007. U hebt die maatregel genomen voor de periode tot 2030. Waarom gaat die redenering wel op voor deze enorme uitgave voor het bedrijfsleven, maar niet voor dit onderwerp? Waarom hebt u hier niet hetzelfde gevoel van urgentie en dezelfde ambitie, want dan zouden wij kunnen voorkomen dat wij jaren verliezen bij het opvangen van dat dreigende lerarentekort? Over slechts acht jaar, in 2015, dreigen 150.000 kinderen geen leraar voor de klas te hebben. Als je dat weet en bereid bent om op tal van andere terreinen dringende maatregelen te nemen, verspeel je toch niet zomaar een jaar.
Minister Balkenende:
U vraagt toch een beetje naar de bekende weg. Het lerarentekort en de lesuitval is in de afgelopen periode teruggedrongen. Verder is er 100 mln. extra voor het onderwijs beschikbaar gekomen en zijn gedifferentieerde salarismaatregelen mogelijk gemaakt. Bovendien stijgen in de komende jaren de onderwijsuitgaven. Als je nog meer wilt doen, moet je daarover bij de formatie spreken. Je moet dan zaken tegen elkaar afwegen. Elke partij zal dan moeten aangeven wat zij precies wil doen. Het is toch raar om er nu één element uit te halen en in dit debat aan de orde te stellen. Het zou een mooie boel worden als de regering, vooruitlopend op de formatie, allerlei zaken zou gaan invullen. Dat kan toch zeker niet.
De heer Bos (PvdA):
Bij tal van onderwerpen doet u dat wel. U komt toch met een belastingverlaging voor het bedrijfsleven die niet alleen in 2007 maar in alle jaren daarna doorwerkt? U hebt daarvoor gekozen, maar in het geval van het dreigende lerarentekort zegt u: fijn, in 2006 is er geen lerarentekort. U zegt dat, ook al weet u dat dit tekort over acht jaar zo groot is dat 150.000 kinderen geen leraar voor de klas hebben.
Minister Balkenende:
U weet ook dat het kabinet meer dan 1 mld. structureel aan het onderwijsbudget heeft toegevoegd. Daarnaast zijn er incidentele componenten. Die intensivering is dus al ingeboekt. In het geval van de vennootschapsbelasting is de vraag aan de orde hoe je om wilt gaan met de lastenverlichting voor het bedrijfsleven en het vestigingsklimaat. Er komt geld bij voor het onderwijs. U vindt dat niet genoeg, want u wilt nog voor de formatie extra geld voor het onderwijs parkeren.
De heer Bos (PvdA):
Mijn stelling is dat het ook van belang is voor het vestigingsklimaat om goed opgeleide werknemers te hebben en dat je kinderen hebt die hun school afmaken en diploma's halen. Daar moet je nú in investeren om te voorkomen dat wij over een aantal jaar grote problemen hebben. U zegt dat er de afgelopen jaren structureel geld voor onderwijs is bijgekomen. Ook u weet best dat de feiten zijn dat tot 2002 de onderwijsuitgaven zelfs meer stegen dan onze economische groei, maar dat de onderwijsuitgaven onder uw verantwoordelijkheid minder zijn gestegen dan de economische groei. Om dat op één punt concreet te maken het volgende. Het komende jaar gaan meer mensen gebruik maken van de beroeps- en volwasseneneducatie, maar het geld blijft hetzelfde of gaat net iets omlaag. Het bedrag per persoon gaat in ieder geval omlaag. Wij hebben het over de kenniseconomie, een leven lang leren en over het feit dat oudere werknemers nauwelijks meer aan de slag komen als zij hun baan kwijt raken. Juist die mensen hebben scholing nodig. U gaat dat budget verminderen. Hoe kan dat nou? Wat zegt dat over prioriteiten, urgentie en ambitie?
Minister Balkenende:
Als er iets is gebleken het afgelopen jaar, dan is dat het volgende. Ondanks al die ombuigingen en het financieringstekort van 3% – en dat was niet populair – is onderwijs erop vooruit gegaan. Toen de FES-middelen beschikbaar kwamen, hebben wij meer gedaan aan kennis en innovatie. U moet echt niet zeggen dat er geen aandacht aan is besteed of dat er te weinig is gedaan. Onderwijs is ontzien en er is geld bijgekomen, omdat wij weten dat onderwijs aan de basis staat van samenleven en economische ontwikkeling. Onderwijs is ontzettend belangrijk. Ik maak alleen bezwaar tegen de situatie dat wij nu selectief dingen gaan doen met betrekking tot zaken die straks in samenhang moeten worden besproken bij de vorming van een nieuw kabinet.
Ik maak nu de overstap naar voor- en vroegschoolse educatie. Wie mee wil doen in de maatschappij moet een goede en passende opleiding volgen. Het vroegtijdig opsporen van onderwijsachterstanden bij jongeren is daarvoor essentieel. De nadruk ligt dan ook bij het vroegtijdig opsporen en aanpakken van achterstanden bij jonge leerlingen. De groep kinderen – allochtoon en autochtoon – met een achterstand in het basisonderwijs is bijna een kwart van het totaal aantal kinderen in het basisonderwijs. Dit illustreert het belang van de VVE-deelname door alle kinderen met een achterstand. De achterstand in taal en rekenen van met name allochtone leerlingen in het basisonderwijs, heeft ook gevolgen voor hun positie in het voortgezet onderwijs. Uitgerekend op het vmbo is de uitval te hoog. Het voorstel van de heer Rutte om consultatiebureaus taalachterstanden te laten indiceren door middel van een verplichte toets heeft de mogelijkheid om te komen tot 100% bereik van die doelgroep. Die doelstelling sluit goed aan bij de gedachte van de Operatie Jong. Het stimuleren van samenhang tussen de instellingen in de jeugdketen – consultatiebureaus en instellingen die VVE verzorgen – en het vroegtijdig signaleren van risico's op een slechte ontwikkeling van jeugdigen, staat centraal in het thema vroegsignalering van de Operatie Jong. Wij gaan via pilots ervaring opdoen met het toetsen van zeer jonge kinderen. Het kabinet trekt daar 4 mln. voor uit. Het kabinet zal het VVD-voorstel een plek geven in deze pilot. Op basis van de uitkomst en een begeleidend onderzoek kan het volgende kabinet definitief besluiten over de wijze van invoering en de juridische en financiële implicaties.
De heer Rutte (VVD):
Ik dank de minister-president voor de beantwoording van mijn opmerkingen en suggesties hierover. Eerlijk gezegd vind ik het wat mager. Ik begrijp wat hij zegt, namelijk dat het mooi past in de systematiek van de Operatie Jong en dat je er nadere ervaring mee moet opdoen, maar het probleem is zó urgent en het gaat om zó verschrikkelijk veel kleine kinderen die met een achterstand in het basisonderwijs terecht komen en – zoals de premier terecht zegt – die achterstand ook meenemen naar het voortgezet onderwijs. Ik beraad mij over de reactie van de premier en kom daar in tweede termijn op terug, maar ik vind het eerlijk gezegd magertjes.
Minister Balkenende:
Dan vraag ik u onder ogen te zien wat een verplichte invoering betekent, zowel in juridisch als in financieel opzicht. De wenselijkheid is evident. Het is natuurlijk van belang om te weten wat er allemaal op scholen gebeurt. Wij moeten alleen wel naar de consequenties kijken van een en ander.
De heer Rutte (VVD):
Ik zal mij erop beraden. Uiteraard is mijn vraag aan het kabinet erop gericht om ook de juridische consequenties in beeld te brengen. Wij hebben er overigens zelf ook even naar gekeken. Dat lijkt allemaal heel overzichtelijk. Het probleem is urgent. Als wij niet oppassen, zijn wij bezig om te dweilen met de kraan open. Er komen iedere dag jongeren bij op de scholen met een grote taalachterstand die zij hun hele carrière meeslepen en die later tot grote integratieproblemen in de samenleving leiden. Ik vind dit zo ernstig dat ik mij erop beraad of wij het kabinet toch niet zullen aansporen tot meer actie. Hierop kom ik terug in tweede termijn.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik verbaas mij er een beetje over dat het kabinet toch wat gemakkelijk over het verplichte karakter in de suggestie van collega Rutte lijkt heen te stappen. Het is goed om een pilot te houden en vroegtijdige signalering is prima, maar ik wil echt nog even nadenken over het verplichte karakter. Er zit immers nogal wat aan vast. Waar begint het en waar houdt het op? Hoeveel kinderen moeten in dit op zich positieve traject worden geholpen en voor wie zou de verplichting om allerlei redenen niet gelden? Ik wil precies uitzoeken wat het allemaal inhoudt voordat wij er een beslissing over nemen. U zult mij niet horen over een onderzoek of een pilot. Dit voorstel heeft echter nogal wat juridische implicaties. Ouders hebben immers ook een eigen verantwoordelijkheid.
Minister Balkenende:
Daarom heb ik gezegd dat het wenselijk is om te beginnen met pilots en om aan de hand daarvan te bezien wat de consequenties zijn. Om die reden heb ik de heer Rutte gevraagd om nog eens goed na te denken over wat zijn voorstel precies omvat. Het is makkelijk om het te verplichten, maar de vraag is wat wij daarmee over ons afroepen. Het is wenselijk dat er een test plaatsvindt. Die test kan worden gekoppeld aan bestaande instanties. Het is ook geen probleem om pilots uit te voeren om te onderzoeken hoe een en ander sterker kan worden gemaakt. Het verplichten heeft echter veel verdergaande consequenties. Daar moet nader naar worden gekeken.
De heer Herben (LPF):
Ik zei gisteren al dat de VVD-fractie ons op dit punt rechts passeert. Wij vinden ook dat er een taaltoets moet worden ingevoerd en dat gericht onderwijs moet worden aangeboden aan jonge kinderen op basis van de uitkomsten daarvan. Ik vroeg of dat niet beter kan worden gekoppeld aan groep 1. Groep 1 is niet verplicht en wij willen dat ook niet. De meeste ouders maken vrijwillig gebruik van de mogelijkheid om hun kind naar de kleuterschool te sturen. Het probleem is echter dat 25% van de ouders, met name allochtone, hun kinderen niet naar groep 1 laat gaan. Kan op basis van de resultaten van de taaltoets die groep kinderen niet worden verplicht om naar groep 1 te gaan? Of levert dat grote juridische problemen op en is de enige mogelijkheid om iets dergelijks te realiseren een wijziging van de leerplichtwet?
Minister Balkenende:
Dit zijn zaken die kunnen worden meegenomen in pilots.
De heer Verhagen (CDA):
Het probleem waarmee mensen op basisscholen worden geconfronteerd, is dat er leerlingen aan de schooldeur staan die helemaal geen Nederlands spreken. Met remedial teachers en schakelklassen kan worden geprobeerd om die kinderen hun taalachterstand in te laten lopen. Dat is ook al gedaan. Er moet echter vooral worden voorkomen dat kinderen voordat zij naar school gaan een zodanige achterstand hebben opgelopen dat zij nooit een fatsoenlijke kans van slagen in de samenleving zullen krijgen. In Rotterdam zijn experimenten geweest met een 0-groep, dus een groep vóór groep 1 van de basisschool voor kinderen die geen Nederlands spreken. Waarom wordt er geen gebruik gemaakt van de kennis die er bij consultatiebureaus is, waar 98% van de kinderen komen gedurende een bepaalde periode? Zij kunnen problemen signaleren. Kan niet op basis van een signalering van een consultatiebureau dat er een probleem dreigt, een onoverbrugbare achterstand, worden besloten dat een kind naar groep 0 moet?
Minister Balkenende:
Ik heb al gezegd dat instellingen in de jeugdketen moeten worden benut voor dit soort zaken. De vraag is echter of dat automatisch kan of dat het moet worden verplicht. Laten wij hier verder over spreken in de tweede termijn. De wenselijkheid staat buiten kijf, er moet alleen worden gekeken naar de precieze consequenties ervan.
Het behalen van een startkwalificatie is essentieel voor een succesvolle start in de maatschappij. De aanpak van het kabinet is stevig en effectief. Deze is gestoeld op drie pijlers. De eerste is preventie, dat is het belangrijkste spoor. De kern is dat de kwaliteit van het onderwijs moet worden verbeterd zodat leerlingen niet uitvallen. Daarom is fors geïnvesteerd in aanpak van taalachterstanden, het mogelijk maken van meer combinaties van leren en werken in het vmbo en het beschikbaar stellen van extra middelen voor zorgleerlingen in het mbo. Het beleid van de afgelopen jaren begint vruchten af te werpen. Het aantal geregistreerde nieuwe voortijdige schoolverlaters is gedaald van 71.000 in het schooljaar 2001-2002 naar 57.000 in het schooljaar 2004-2005. Dat is een daling van 20%. Daarmee liggen wij op schema voor de doelstelling van het halveren van het aantal voortijdige schoolverlaters in 2010.
De tweede pijler is het terugleiden van uitvallers naar school en/of werk. Bij uitval moeten jongeren zo snel mogelijk terug naar school of aan het werk. Daarvoor is in deze kabinetsperiode het budget voor de gemeentelijke en regionale meld- en coördinatiefuncties met 5 mln. structureel verhoogd naar 17 mln. Tevens is er binnen het Grotestedenbeleid 22 mln. beschikbaar gesteld voor de aanpak van voortijdig schoolverlaten. Ook dit heeft effect. Het aantal uitvallers dat terug naar school of aan het werk gaat, is gestegen van 20.000 in het jaar 2001-2002 naar 29.000 in het jaar 2004-2005. In de derde plaats vervangen wij de partiële leerplicht door een kwalificatieplicht tot 18 jaar en investeren daar 130 mln. extra in. Zijn wij er al? Nee, het aantal voortijdig schoolverlaters neemt na een daling weer toe. De beoogde halvering van het aantal nieuwe vsv'ers in 2010 tot 35.000 vraagt nog veel inspanningen. Met de genoemde maatregelen levert dit kabinet wel een flinke bijdrage aan het bereiken van dat doel.
"Investeren in menselijk kapitaal" geldt zeker voor het beroepsonderwijs, waar leerlingen worden opgeleid tot vakman en vakvrouw. Zij vormen een belangrijke basis voor onze economie, want zij zijn de ondernemers van de toekomst. Er wordt geïnvesteerd in een praktijk-leeromgeving, zodat er beter op de beroepspraktijk wordt aangesloten en vroegtijdig schoolverlaten wordt voorkomen. Wij maken afspraken om het scheppen van beroepspraktijkvormingsplaatsen en stageplaatsen te stimuleren. De Kamer benadrukt dit ook. In navolging van de MBO-raad zegt de heer Bos dat er gewoon wordt bezuinigd op de beroeps- en volwasseneneducatie. Niets is minder waar. De Kamer heeft dezer dagen van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een brief ontvangen, waarin zij de juiste feiten schetst. Alle gedane toezeggingen zijn nagekomen. Er is fors geïnvesteerd in bestrijding van voortijdig schoolverlaten, mede dankzij de afspraken die zijn gemaakt tijdens de werktop in het voorjaar van 2006 en de geplande verlenging van de leerplicht. Het saldo aan investeringen en extensivering van de mbo-sector loopt op van 180 mln. in 2006 tot 246 mln. in 2011.
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter. Ik heb hier een brief van de MBO-raad. De leden ervan zijn boos op de minister-president. Zij melden de fractievoorzitters dat er in het voorjaar een kabinetsplan "Aanval op uitval" was en dat het kabinet zijn beloften niet nakomt. Zij vinden dat onbegrijpelijk en onacceptabel. Naar hun zeggen pleegt het kabinet woordbreuk. Het zou ook in de publieke opinie de indruk wekken dat het beroepsonderwijs wordt versterkt, terwijl dat feitelijk onjuist is. Het gaat erom dat het kabinet financieel dingen heeft toegezegd, met name over de beperking van de uitval uit het middelbaar beroepsonderwijs, maar zich daar niet aan houdt.
Minister Balkenende:
Van wanneer is deze brief?
De heer Marijnissen (SP):
Deze brief is van 20 september jongstleden.
Minister Balkenende:
Ik heb net gezegd dat de feiten nog eens uiteen zijn gezet in de informatie die aan de Kamer is gestuurd. Ik heb ook uitgelegd dat er flink wordt geïnvesteerd in de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten. Verder heb ik gewezen op de afspraken die tijdens de werktop zijn gemaakt en op de afspraken over het verlengen van de leerplicht. Bovendien heb ik gezegd dat het saldo van de budgetten oploopt van 180 mln. dit jaar naar 246 mln. in 2011. Ik kan deze brief dus niet goed plaatsen in het verlengde van wat het kabinet heeft toegezegd en uitvoert.
De heer Marijnissen (SP):
Om tijdwinst te boeken, stel ik voor dat u dit serieus neemt en uitzoekt en dat u de Kamer hier in uw tweede termijn opheldering over geeft. Met andere woorden: wil een van uw mensen contact opnemen met de MBO-raad en vragen wat hier achter zit? Dan hoef ik dat nu niet verder te bespreken.
Gisteren heb ik overigens ook nog een voorstel over schoolboeken gedaan. Ik had u nog zo uitgenodigd om op dat voorstel in te gaan, zodat het kabinet een goede indruk kon maken. U bent het waarschijnlijk vergeten, dus ik herinner u hier nog even aan.
Minister Balkenende:
Het is zeer sympathiek en ik begrijp het ook best, maar het kabinet zit zo langzamerhand een beetje vast aan zijn kaders. Het is een dure operatie. Ik denk niet dat wij dit op dit moment moeten doen. Het kabinet heeft gedaan wat het kon doen. Dat vergde nogal wat, omdat het inderdaad een vrij dure operatie is. Ik kan niet toezeggen dat wij dat nu even doen.
De heer Marijnissen (SP):
Ter nadere motivatie merk ik graag op dat de prijs van schoolboeken in de afgelopen jaren met 35% is gestegen. Wij hebben te maken met een soort monopolie van twee bedrijven die de boeken aan alle scholen leveren. De scholen hebben geen enkel belang bij goedkope boeken. De scholen redeneren dat die toch wel door de ouders worden betaald. In 1978 is er een verdrag getekend waarmee wij de schoolboeken voor het middelbaar onderwijs, zoals in de meeste andere Europese landen, gratis zouden maken. Zoals de minister heeft uitgerekend, kost dit voorstel 200 mln. De SP-fractie komt met een voorstel voor dekking. Op deze manier wordt dat opgelost voor de minister-president. Ik denk dat u, en heel veel ouders met kinderen in de "dure" leeftijd, het een sympathiek voorstel vinden. Daarom ondersteunt de heer Rouvoet dit voorstel ook van harte. Dit voorstel is namelijk een zeer gerichte maatregel om juist deze ouders tegemoet te komen.
Minister Balkenende:
Goed, u komt met een voorstel.
Dan kom ik nu op het thema veiligheid. Dit is een onderwerp waar wij in de Kamer vaak over gesproken hebben. Veiligheid was ook een belangrijk thema in 2002. Mensen durfden de straat niet op en hadden niet de moed om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Zij maakten zich zorgen. Gelukkig kunnen wij vaststellen dat de criminaliteitsbestrijding goed ter hand is genomen. De gewelds- en vermogenscriminaliteit is gedaald naar 10%. De uitvoering van het omvangrijke veiligheidsprogramma vordert gestaag en levert effect op. Over dit onderwerp is vaak met de Kamer gesproken. De burger voelt zich veilig op straat en onderzoek wijst dat ook uit. De verloedering wordt teruggedrongen, en uit onderzoek blijkt dat mensen ervaren dat het stapje voor stapje beter gaat. Steeds meer gemeenten hebben veiligheidsplannen vastgesteld en in uitvoering genomen. De komende jaren zal dit punt onze aandacht houden.
De heer Rutte bepleit een betere bescherming van leraren, conducteurs, winkeliers en anderen die in hun bedrijfs- en beroepsuitoefening te maken kunnen krijgen met criminaliteit en geweld. Het kabinet zal zijn voorstellen, die goede elementen bevatten en terecht aandacht vragen voor deze groep mensen, nader bestuderen. De minister van Justitie zal bij de behandeling van de Justitiebegroting hier nader op terugkomen.
De heer Van der Vlies vroeg wederom aandacht voor de bestrijding van verdovende middelen en alcoholmisbruik en het geweld dat daarmee samenhangt. Het toezicht op coffeeshops is de laatste jaren verscherpt. Daardoor is het aantal afgenomen. In 1997 telde Nederland bijna 1200 coffeeshops. In 2005 waren dat er 729, waarvan ruim de helft in de vijf grote steden was te vinden. Met betrekking tot alcohol en geweld bestaat het voornemen om hiertegen krachtdadiger op te treden. Ik verwijs verder naar het schriftelijke antwoord.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik heb gisteren al gezegd dat er inderdaad wel iets gebeurt, maar ik vind dat het nog scherper kan. Onlangs zag ik cijfers over het spectaculair toenemend alcoholgebruik onder zeer jeugdigen. Dat is nogal wat. Het is geen somber beeld waar mijn fractie mee rond sjouwt. Neen, het zijn de officiële statistieken. Ik weet dat de minister van Volksgezondheid de Kamer voorstellen heeft gedaan die niet met applaus zijn ontvangen, hoewel ik hem wat dat betreft krachtig heb gesteund. Wij vinden dat er echt een tandje bij moet. Zeer jeugdigen zijn jongeren van 13, 14 en 15 jaar. Het alcoholmisbruik door die groep is spectaculair toegenomen. Hoe krijgen wij daar de vinger achter?
Minister Balkenende:
Minister Hoogervorst heeft inderdaad bepaalde voorstellen gedaan, maar die konden hier niet rekenen op instemming. Dat is dus een zaak van de Kamer zelf. Ik vind het wel heel goed dat de heer Van der Vlies deze kwestie zo duidelijk naar voren brengt, want die vorm van alcoholmisbruik neemt inderdaad toe. Ook het kabinet maakt zich daar zorgen over, maar het gaat ook om voorlichting, om hoe scholen ermee omgaan, wat de media ermee doen, wat er thuis gebeurt en in de sportkantines. Daar zal het toch van moeten komen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dat is allemaal waar. Ik zie ook wel dat onze arm een beperkte lengte heeft, maar neem het aantal verkooppunten van breezers en dat soort dranken. Daar is nog een slag te slaan. Wij zouden dat een keer moeten aan durven, maar er is wel lef voor nodig. De zaak is het waard.
De heer Rutte (VVD):
Ik dank de minister-president voor zijn toezegging over de kwestie van het geweld tegen gezagsdragers, het ambulancepersoneel, leraren en verpleegkundigen. Ik maak zijn toezegging nog wel iets preciezer, in die zin dat wij graag vóór de behandeling van de Justitiebegroting een brief ter zake van de minister van Justitie ontvangen. Mocht door allerlei agendatechnische problemen de behandeling van de Justitiebegroting over de verkiezingen dreigt te worden heen getild, dan moet die brief eind oktober bij de Kamer liggen.
Minister Balkenende:
Ik zal erover spreken met de minister van Justitie, maar het lijkt mij geen probleem dat de brief u tijdig zal bereiken.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb in mijn eerste termijn ook gesproken over de alcoholproblematiek, vooral onder jongeren. Ik heb van het kabinet een schriftelijk antwoord gekregen, waarvoor dank. Daarin wordt erop gewezen dat de Kamer eerder maatregelen heeft geblokkeerd. Wij weten natuurlijk ook welke Kamermeerderheid dat was. Het veelbelovende is dat het kabinet zegt dat het nog steeds met de Kamer wil meedenken over effectieve maatregelen die haalbaar zijn. Als ik met een voorstel zou komen om direct te komen tot een verbod op de verkoop van breezers in supermarkten, kan ik dan op een welwillend kabinet rekenen dat daarin wil meegaan? Dus niet alleen meedenken, maar ook samen ervoor zorgen dat dit soort zaken geregeld worden?
Minister Balkenende:
Dan is de gebruikelijk weg, mijnheer Rouvoet, dat u met een voorstel komt. Dan zullen wij erop reageren.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Het is het voorstel, een verbod op verkoop van breezers in supermarkten.
Minister Balkenende:
Dan is mijn vraag weer aan u wat u overweegt. Wij hadden even een discussie met de heer Van der Vlies over dat wat al eerder in de Kamer aan de orde is geweest. Voorstellen van de minister van VWS zijn hier niet gedeeld. De minister van VWS heeft op dit punt initiatieven genomen. De Kamer heeft die niet gedeeld. Wij moeten dus even bezien hoe die visie zich verhoudt ten opzichte van de opstelling van het kabinet en de opstelling in de Kamer zelf. Nu gaat de bal steeds heen en weer. Het kabinet heeft gedaan wat het vond dat het moest doen. Dat is vervolgens hier gestuit. Vervol gens kijkt u weer naar ons, maar dat wordt een beetje lastig.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik begrijp de positie van de minister-president, kijkend naar het debat dat wij met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben gevoerd. Ik heb ook niet voor niets gezegd dat wij wel verder weg hebben gestaan van deze minister dan in dat debat, want daarin konden wij elkaar goed vinden. Ik wil dat niet alleen sprake is van meedenken met de Kamer, want daarvan hebben wij ook de impasse gezien. Ik wil dat wij samen actief kunnen werken aan voorstellen. U kunt erop rekenen dat die van mijn kant ook komen.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Mijn interruptie gaat niet over breezers, maar over het punt ervoor, toen de minister-president sprak over criminaliteit. Hij zei redelijk euforisch dat die met 10% was gedaald. Ik heb gisteren aangegeven dat het alleen nog maar slechter gaat bij de criminaliteit die helaas etnisch gekleurd is. Uit de monitor van het CBS blijkt dat bijvoorbeeld van de Marokkaanse jongeren één op de vijf als verdachte bekend staat bij de politie. Gisteren is weer een nieuwe monitor gekomen van het CBS, waaruit blijkt dat het nog erger is en dat 70% ervan ook veelplegers zijn. Het blijkt dus dat specifiek gericht op bepaalde groepen, vaak mensen van Antilliaanse en Marokkaanse afkomst, waar duizenden Nederlanders in steden en dorpen last van hebben en het met de dag eigenlijk slechter gaat. Ik heb de minister-president gevraagd – en ik vraag hem nog een keer om erop te reageren – of hij een keer een vuist kan maken. Kan hij een keer zeggen: wij pakken het aan, wij zullen die mensen oppakken, wij zullen ze minimumstraffen geven en als zij blijven persisteren, als zij blijven recidiveren en overlast blijven veroorzaken, gaan wij ze desnoods, als ze een dubbele nationaliteit hebben, de Nederlandse nationaliteit afpakken en ze op het vliegtuig naar Marokko zetten?
Minister Balkenende:
Recidivisten worden altijd aangepakt. Bepaalde mensen die in beeld zijn, worden in de gaten gehouden. Dat weet u zelf ook.
Het onderwerp nationaliteit hebt u indertijd al met minister Donner besproken. Het heeft nogal wat consequenties. Ik zal de stand van zaken op mij laten inwerken. Ik zal er in tweede termijn op terugkomen aan de hand van discussies die eerder in deze Kamer zijn gevoerd.
Voorzitter. U hebt gezien dat onze aandacht in het komende jaar verder ligt bij de uitvoering van de aanbevelingen van het rapport-Visser op het terrein van de tbs. Daarbij zal ook de forensische zorg binnen de gevangenissen worden verbeterd. Wij geven aandacht aan de verbetering van de kwaliteit van opsporing en vervolging.
Ook in het komende jaar vraagt de bestrijding van het terrorisme onze aandacht. Enkelen van u vroegen er ook naar. Wij realiseren ons dat wij vergaande maatregelen hebben genomen. Het is bekend dat mevrouw Van der Laan en ik hierover geen eenstemmigheid hebben. Daarbij is steeds een zorgvuldige weging gemaakt van privacyaspecten. Ook in de schriftelijke antwoorden ben ik daarop ingegaan. Wij zijn van oordeel dat de aangekondigde maatregelen toereikend zijn om adequaat te kunnen optreden tegen mogelijke aanslagen. Wij hebben extra geld uitgetrokken voor beveiliging van de vervoerssector, waaronder de spoorwegen en vliegvelden, onder andere door middel van cameratoezicht. Daarnaast gaat justitie investeren in uitbreiding van de bescherming van de vitale infrastructuur. Daarmee is een bedrag van 31 mln. gemoeid.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik heb twee jaar geleden een motie ingediend met mijn collega's Ormel en Van Baalen. Daarin wordt de regering gevraagd, met een integrale visie te komen op terrorismebestrijding. Vandaag is er antwoord op gekomen, na twee jaar, waarvoor hartelijk dank. Alleen had ik gehoopt dat, als je twee jaar bezig bent om een antwoord op zo'n motie te formuleren, het dan ook compleet is. Twee van de gevraagde onderdelen ontbreken echter. Het eerste onderdeel is de afhankelijkheid van Nederland van olieproducerende landen, die vaak een voedingsbodem kunnen zijn voor terrorisme. Het tweede is de manier waarop wij omgaan met intelligence over terrorisme die is verkregen door marteling. Zeker gezien de laatste ontwikkelingen in de Amerikaanse senaat rondom Guantánamo Bay en de uitspraak van het Amerikaanse hooggerechtshof zijn dat toch niet onbelangrijke punten. Wanneer zal de motie eindelijk volledig worden uitgevoerd? Als wij een integrale visie hebben en die kunnen bespreken, dan moeten deze twee punten daarin worden meegenomen.
Minister Balkenende:
Dank voor uw opmerking dat er het nodige is gebeurd. U heeft nog twee punten. Is het niet het handigste om daarover te spreken bij de begroting van Justitie? Kan dat?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dat zou op zichzelf kunnen. Deze motie was trouwens ingediend bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken, maar ik vind het zo ontzettend jammer. Het is een belangrijk punt. Wij hebben veel bereikt op het gebied van terrorismebestrijding in Nederland. Het is inderdaad waar dat Nederland veiliger is geworden. Alleen ontbreken er op dit punt twee zeer belangrijke zaken die essentieel zijn voor die visie. Mag ik dit zien als een toezegging van de regering dat die motie-Van der Laan binnen een maand, net voordat ik echt wegga uit de Kamer, uitgevoerd kan zijn?
Minister Balkenende:
Ik neem uw opmerkingen mee naar het kabinet en zal zo snel mogelijk antwoord geven op uw vragen.
De heer Marijnissen, mevrouw Halsema, de heer Bos en de heer Wilders hebben aandacht gevraagd voor integratie, sociale samenhang en de emancipatie van nieuwe Nederlanders. Zij pleiten niet alleen voor intensieve aandacht...
De heer Rutte (VVD):
Ik begrijp dat u klaar bent met het deel over Justitie. Noch in de schriftelijke beantwoording, noch in de mondelinge beantwoording bent u ingegaan op onze suggestie om zo snel mogelijk te komen tot een actieplan winkelcriminaliteit met daarin opgenomen de landelijke databank met informatie over notoire winkeldieven en natuurlijk de aanpak van mensen die een winkel overvallen en die, als zij door de winkelier die winkel worden uitgeduwd, niet langer als beklaagde te boek staan, maar als slachtoffer. Het is een belangrijk thema. Het raakt vreselijk veel winkeliers in Nederland. Ik ben van mening dat wij er nu snel iets mee moeten doen. Is het kabinet bereid om met deze sector snel tot een actieplan te komen?
Minister Balkenende:
U heeft gelijk. Het staat niet in de brief. Ik kom er in tweede termijn op terug.
Gisteren is terecht indringend gesproken over het belangrijke onderwerp integratie en sociale samenhang. Intensieve aandacht is nodig, maar ook concrete op resultaat gerichte acties zijn onontbeerlijk. Ik ben blij met dat pleidooi. Het sluit goed aan bij hetgeen het kabinet heeft gedaan en doet. Integratie is sinds 2002 nadrukkelijk op de agenda gekomen. Het vorige kabinet en dit kabinet hebben duidelijkheid gebracht in de discussie over rechten en plichten. Om goed mee te kunnen doen moet iedereen Nederlands kunnen spreken en weten welke fundamentele waarden en normen hier gelden. Wij zijn helder voor nieuwkomers. De heer Wilders en de heer Van Schijndel hebben hier nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Ik verwijs naar een aantal schriftelijke antwoorden. Leven in Nederland betekent je openstellen voor dit land en zijn bewoners en bereid zijn de vaardigheden en kennis te verwerven om hier op een redelijke manier te kunnen participeren. Wij vragen een daadwerkelijke inspanning om hier zo goed mogelijk in te burgeren en wij toetsen dat ook. De Wet inburgering levert daaraan een belangrijke bijdrage, maar die wet is niet genoeg. Dat ben ik met de heer Bos eens. Wij moeten spanningen, onbegrip en frustratie in de samenleving ook op andere manieren tegengaan, met speciale aandacht voor de mensen die het moeilijk hebben of die op achterstand staan. Dat doen wij langs verschillende lijnen.
Met beleid dat achterstanden wegwerkt via scholing en werk. Denk aan de laatste werktop met de sociale partners; de succesvolle inspanningen van de Taskforce Jeugdwerkloosheid, waardoor bijna 40.000 jongeren aan de slag zijn gekomen; de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt, zoals de opzet van een landelijk netwerk van antidiscriminatievoorzieningen; de aanval op de schooluitval door de extra investeringen in het vmbo en het wegwerken van leerachterstanden, waarvoor wij 560 mln. uittrekken.
Met beleid dat emancipatie van vrouwen bevordert. Vandaar extra aandacht en middelen voor de inburgering van allochtone vrouwen, zoals de Commissie PaVEM heeft geadviseerd. Vandaar ook dat wij eerwraak steviger gaan aanpakken.
Met beleid dat de veiligheid vergroot en dat overlast en verloedering aanpakt. Denk aan het terugdringen van de criminaliteit. Denk aan de nieuwe ruimte voor gemeenten voor een samenhangende aanpak in probleemwijken. De Rotterdamwet geldt natuurlijk ook voor andere plaatsen.
Met beleid dat mensen met elkaar in contact en gesprek brengt. Waar wij kunnen, stimuleren wij initiatieven in gemeenten en organisaties om bruggen te slaan tussen mensen met verschillende achtergronden. Er is de afgelopen jaren een stroom van acties op gang gekomen in steden, dorpen, verenigingen, bedrijven, scholen en wijken, van buurtfeesten tot conflictbeheersingsprojecten, van religieuze ontmoetingen tot sporttoernooien. De sterkste acties zijn acties die voortkomen uit mensen zelf, gestimuleerd door, maar niet voorgeschreven door Den Haag. Al die acties zijn het bewijs van de veerkracht in onze samenleving.
De heer Bos (PvdA):
De minister-president begon met te zeggen dat het enorm belangrijk is om bij de integratie van nieuwe Nederlanders de kernwaarden van onze samenleving ondubbelzinnig en helder te verdedigen. Dat lijkt mij niet alleen van belang richting nieuwe Nederlanders, maar ook richting oude Nederlanders. Vindt de minister-president dat die vaststelling bijvoorbeeld ook behoort te impliceren dat alle ministers van het kabinet, inclusief de minister-president, waar zij ook zijn, het homohuwelijk verdedigen als een groot goed in de Nederlandse samenleving?
Minister Balkenende:
U doelt natuurlijk op mijn aanwezigheid in Indonesië. Toen ik bij de islamitische universiteit was, heb ik daar gesproken over de manier waarop ik als christen en als oud-hoogleraar aan de Vrije Universiteit in de politiek sta. Toen werd de vraag gesteld: hoe kunt u voor het homohuwelijk zijn? Ik heb daarop gezegd dat ik er indertijd, als Kamerlid, tegen had gestemd. Vervolgens heb ik gezegd dat de democratie zo werkt, dat meerderheden voorgaan en dat dat door de minderheid wordt gerespecteerd. Daarna heb ik gezegd dat het bij het homohuwelijk gaat om het hebben van gelijke rechten. Als mensen duurzaam voor elkaar kiezen, worden zij gelijk behandeld. Ik vond dat een heel faire en eerlijke benadering. Daarmee heb ik verdedigd hoe de democratie werkt, dat je dat respecteert, en dat het om gelijke rechten gaat. Als de heer Bos dat bedoelt, ben ik blij dat ik dit nog eens heb kunnen verduidelijken. In de media kwam indertijd alleen dat eerste punt naar voren, hetgeen ik betreurde.
De heer Bos (PvdA):
Ik denk dat u deze kans moet grijpen om hier helder te zeggen dat u van uzelf en van uw ministers verwacht dat ook een instituut als het homohuwelijk, gelijke rechten voor homo's en hetero's, als een van de kernwaarden van onze samenleving verdedigd wordt.
Minister Balkenende:
Ik geef met dit voorbeeld aan hoe het zit.
De heer Bos (PvdA):
Het antwoord is dus: ja.
Minister Balkenende:
Ja, je vertelt hoe het in Nederland zit.
De heer Bos (PvdA):
Vindt u dat dit ook geldt voor de vrijheid van meningsuiting? Moet die net zo hard door elk lid van uw kabinet verdedigd worden als een van de kernwaarden van onze samenleving en betekent dit het niet aangaat dat de minister van Justitie in zijn functie als minister van Justitie zegt dat hij had gewild dat hij kon ingrijpen in een muziekshow van Madonna of een andere kunstuiting?
Minister Balkenende:
Ik weet niet of u de zaak goed aangeeft. De minister van Justitie heeft altijd gezegd dat het gaat om de rechter die een zaak toetst. Je hebt een visie op bepaalde ontwikkelingen of uitingen. Daar kun je gelukkig of niet gelukkig mee zijn. In een rechtsstaat is het uiteindelijk de rechter die bepaalt. De minister van Justitie heeft dat ook aangegeven.
De heer Bos (PvdA):
Deze discussie begon met het integratievraagstuk. Wij hebben in dit land een aantal verschrikkelijke gebeurtenissen meegemaakt, onder andere naar aanleiding van het uitzenden van de film Submission. Wij hebben toen met elkaar afgesproken dat juist in een vrije samenleving als de Nederlandse, wat je ook vindt van de inhoud van die film, je het recht van kunstenaars wilt verdedigen om ook dat type uiting te geven aan hun eigen mening. Als dat een kernwaarde van onze samenleving is, als je dat helder wilt uitdragen, dan is het toch ongelooflijk verwarrend als een paar jaar later een minister van Justitie in een heel andere omstandigheid zegt: "Eigenlijk had ik de mogelijkheid willen hebben om in te grijpen en het te verbieden"? Dan is het toch logisch dat ik de minister-president kraakhelder vraag om ondubbelzinnig uit te spreken dat hij van alle ministers in zijn kabinet verwacht dat zij de vrijheid van meningsuiting voor kunstenaars en artiesten te allen tijde zullen verdedigen als een van de fundamenten onder onze vrije samenleving?
Minister Balkenende:
Ik wil het antwoord geven dat ik eerder gegeven heb in de cartoonkwestie. Ik heb toen heel duidelijk aangegeven dat het een groot goed in ons land en de westerse wereld is dat er vrijheid is om je opvattingen en overtuigingen naar buiten te brengen. Als je over de schreef gaat, kan je te maken krijgen met de rechter. Daarnaast mag je niet zelf kiezen voor de weg van geweld om de ander de mond te snoeren. Daar komt nog het volgende bij. Ook al heb je de vrijheid, toch mag je er ook rekening mee houden wat jouw woorden betekenen voor iemand anders. Dat laatste is overigens een moreel iets, wat mensen zelf moeten uitmaken.
De heer Bos (PvdA):
Ik ben het met u eens dat wij in een proces van integratie de kernwaarden van onze samenleving zo helder mogelijk moeten communiceren. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij er zo min mogelijk woorden voor gebruiken. Als de vraag is of wij met z'n allen hier, zeker de leden van dit kabinet, te allen tijde de vrijheid van meningsuiting dienen te verdedigen, net zoals wij met elkaar te allen tijde respect voor andere godsdiensten zouden moeten verdedigen, dan zou het ondubbelzinnige antwoord daarop gewoon moeten zijn: ja.
Minister Balkenende:
Die vrijheid van meningsuiting is niet ongelimiteerd. Die wordt begrensd doordat je niet mag aanzetten tot haat of geweld. De vrijheid van meningsuiting moet altijd in dat kader worden gezien. De Grondwet bevat hierover ook een formulering.
De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):
In mijn bijdrage heb ik de regering gevraagd zich uit te laten over het concept van gedeeld burgerschap, dat toch eigenlijk ten grondslag ligt aan het integratiebeleid dat deze regering voert. Dat is overigens een betrekkelijk formeel of juridisch getint integratieconcept. Daarnaast heb ik gewezen op een zekere mate van vereenzelviging met hier heersende zeden en rechtsculturen. Bij zeden gaat het meer om concrete leefregels, zoals het op tijd komen en het tegen kritiek kunnen. Bij rechtscultuur gaat het om vrijheid van meningsuiting, gelijke behandeling et cetera. In de schriftelijke beantwoording is hieraan echter voorbijgegaan. Mijn vraag is of de regering erkent dat om in dit land gewoon goed vooruit te kunnen komen, men heel veel sociale codes, zeden moet kennen die ook bijgebracht moeten worden, en dat wanneer dit niet lukt, er grote problemen ontstaan. Er zijn nu grote subculturen onder jongeren van migrantengroepen die haaks staan op wat wij als Nederlanders van elkaar mogen verwachten. In de uiteenzetting van de minister-president is dat punt nog onvoldoende naar voren gekomen.
Minister Balkenende:
Het is heel helder wat er zowel door het kabinet als door mij naar voren is gebracht. Het meedoen in Nederland veronderstelt taalbeheersing, de volstrekte erkenning van de Nederlandse rechtsorde en het willen delen van waarden die in dit land belangrijk zijn. Verder moet er plaats zijn voor iedereen, met respect over en weer. Dat is een kwestie van hoe wij omgaan met pluriformiteit. Zo heeft Nederland dat eigenlijk altijd, door de eeuwen heen gedaan, maar het veronderstelt wel de erkenning van datgene wat gemeenschappelijk is. Ik heb altijd aangegeven: je kunt pas verscheiden zijn als er eenheid is. Daarom is het goed dat er de afgelopen jaren werk is gemaakt van taalbeheersing, inburgering en het geven van volstrekte duidelijkheid dat er met de rechtsorde niet valt te marchanderen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Bij integratie en sociale samenhang denk ik natuurlijk al snel aan de 26.000 mensen die nog onder de oude asielwet vielen. Wij hebben er verschillende keren over gedebatteerd en geprobeerd afspraken te maken om te zorgen dat de kwestie nu eindelijk eens wordt opgelost, opdat betrokkenen weten waar zij aan toe zijn. Een van die afspraken is dat iedereen vóór 1 oktober aanstaande zijn eerste beslissing van de IND moet hebben. Kan ik nu de duidelijke toezegging van de minister-president krijgen dat iedereen die deze beslissing morgen niet ontvangt – tenzij de IND keihard doorwerkt in het weekend, wat op zichzelf aanbevolen zou zijn – kan rekenen op pardon?
Minister Balkenende:
De Kamer wordt over dit belangrijke onderwerp geïnformeerd. Ik neem ook aan dat wij er morgen in het kabinet over zullen spreken. Daar wil ik het nu even bij laten. Er is ook een motie hierover aangenomen; wij kennen de gevoeligheid van dit onderwerp. Nogmaals, wij zullen morgen over dit onderwerp spreken en dan wordt de Kamer geïnformeerd.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Er is nog een tweede element en dat betreft het project Terugkeer. Het gaat namelijk niet alleen om de mensen die nog steeds geen eerste antwoord van de IND hebben gekregen, hoewel wij er al drie jaren geleden op gehamerd hebben dat dit moest gebeuren. Wij hebben het ook nog over de mensen die proberen terug te keren. Daarover hebben wij afgesproken dat het volgende zomer echt klaar moet zijn, inclusief de zij-instroom. Er zijn duidelijke, ondubbelzinnige moties over aangenomen. Kunt u morgen ook in het kabinet meenemen, dat iedereen die volgende zomer nog niet die duidelijkheid heeft, ook kan rekenen op dat pardon?
Minister Balkenende:
Ik heb eerder al de toezegging gedaan dat ik datgene wat u nu naar voren brengt, in het kabinet aan de orde zal stellen. Wij zullen daar morgen over spreken. Verder ga ik er op dit moment niet op in. U krijgt de informatie die is toegezegd.
Mijn volgende opmerking betreft de kwaliteit van de leefomgeving. Ik wijs op de 1,3 mld. die wij voor stedelijke vernieuwing hebben vrijgemaakt voor de periode 2005-2009. Daarnaast is nog 210 mln. beschikbaar voor innovatie in de stedelijke omgeving. Ik wijs ook op de 56 wijkenaanpak, waarmee wij de bewoners van 56 probleemwijken weer nieuw perspectief geven. Een van die wijken is Achter de Hoven/Vegelingbuurt in Leeuwarden. Allerlei problemen stapelen zich daar op: leegstand, slechte huizen, geluidsoverlast, drugsgebruik, criminaliteit. Nu is de weg omhoog ingeslagen, met nieuwe huizen, opknapsubsidies en een strenge aanpak van verloedering. Denk aan onze voorstellen om woningcorporaties een grotere rol te geven bij herstructurering en leefbaarheid. Daardoor nemen investeringen toe en wordt het maatschappelijk vermogen beter benut in wijken waar dat zo nodig is. Denk ook aan de dertien wijken waar het kabinet nieuwe coalities tot stand brengt. Daarin pakken wij de problemen aan, dwars door bestaande structuren heen. Kabinetsleden zijn persoonlijk gecommitteerd aan de oplossing van de problemen. Wij pakken deze sociale kwestie dus aan. Permanente aandacht blijft nodig en die wordt gegeven.
De heer Wilders (Groen Wilders):
Ik wil nog even terugkomen op het vorige onderwerp, het vreemdelingenbeleid. Ik heb gisteren geschetst hoeveel mensen steeds opnieuw een verzoek indienen voor reguliere verblijfsvergunningen. Ik heb een voorbeeld gegeven van iemand die in tien jaar tijd tien verschillende verzoeken deed. Dat deed hij alleen maar omdat hij op het antwoord op die verzoeken mocht wachten en niet Nederland uit kon worden gezet. In de schriftelijke antwoorden is aangegeven dat het als het gaat om asiel, niet zodanig kan worden veranderd dat er maar één verzoek per persoon kan worden gedaan, omdat dat in strijd zou zijn met het EVRM. Wellicht kunt u wel overwegen om als het gaat om reguliere verzoeken, ervoor te zorgen dat nog maar één verzoek om een verblijfsvergunning per persoon kan worden ingediend. Dit om te voorkomen dat mensen in een aantal jaren tijd tien, vijftien kansloze verzoeken indienen, alleen maar met het doel in Nederland te kunnen blijven.
Minister Balkenende:
Ik zal hier in tweede termijn op terugkomen, omdat ik nog even wil kijken naar de juridische kaders.
De heer Wilders (Groen Wilders):
Graag, want u bent in uw schriftelijke antwoorden alleen ingegaan op verzoeken om asiel, maar ik had het over verzoeken voor regulier verblijf. Dan is het niet in strijd met het EVRM. Dan kan wel worden gesteld dat er maar één verzoek per persoon mag worden gedaan. Het mag namelijk niet zo zijn dat men steeds kansloze verzoeken indient om maar in Nederland te kunnen blijven.
Minister Balkenende:
Ik kom hier nog op terug.
De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):
Ik heb ook een schriftelijk antwoord gekregen met een uiteenzetting over het juridisch kader. Er is een Wet toelating zorginstellingen. Daar staan alleen inhoudelijke criteria in. Ideologische criteria ter zake van het stichten van ziekenhuizen staan daar niet in. In Rotterdam, wil een ondernemer een islamitisch ziekenhuis beginnen. Daar zal bij sommigen wel behoefte aan bestaan, maar daar zitten belangrijke integratie- of segregatieaspecten aan.
De voorzitter:
Ik kom er even procedureel tussen. De heer Wilders heeft over dit punt schriftelijke vragen gesteld. Het is verder niet iets wat in de Miljoenennota of de begrotingen staat. Ik wil daarom het voortouw bij de heer Wilders laten liggen en wachten op de beantwoording van zijn vragen.
De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):
Ik was niet bekend met die vragen.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik kom nu op mijn laatste onderdeel, dat is democratie en overheid en de morele kwaliteit van samenleving en overheid. Eerst democratie en overheid. De heer Herben heeft in zijn bijdrage terecht gewezen op het belang van de democratie en een goede inrichting van de overheidorganisatie. Daar is al eerder een voorbeeld van gegeven in het kader van de operatie-Jong. Ik ben het zeer met hem eens dat het vertrouwen in de politiek wordt gediend met een goede toonzetting en een accent op inhoud. Bij de inhoud hoort dat de politiek na blijft denken over haar functioneren. Om die reden is de afgelopen jaren een aantal onderwerpen van democratische vernieuwing onder de loep genomen. Het zogenaamde burgerforum moet nog advies uitbrengen. De nationale conventie zal dat binnenkort doen. Het kabinet heeft in de ontwerpbegroting van het ministerie van Algemene Zaken al aangegeven die te zien als een advies voor de politieke partijen en voor de volgende kabinetsperiode. Ik maak hierbij de aantekening dat het kabinet zeer hecht aan de representatieve democratie, waarbij een hogere kiesdrempel naar onze mening niet past. Ook ik hecht aan de representativiteit van ons meerpartijenstelsel. Dat een andere werkwijze en inrichting van de overheid ook op rijksniveau nodig zijn, zoals de heer Herben bepleit, wordt door het kabinet onderschreven. Kortheidshalve wijs ik op het programma Andere Overheid. De heer Herben doet een aantal interessante voorstellen voor politieke sturing van beleid en uitvoering. Dat moet meer flexibel en probleemgericht. Deze ideeën kunnen prima gebruikt worden door degenen die binnen de politieke partijen nadenken over dit type vraagstukken met het oog op de komende kabinetsperiode. Dit zal namelijk een vervolg moeten krijgen in de afspraken die in het begin van de volgende periode worden gemaakt.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Het is te merken dat D66 niet meer in het kabinet zit, want er wordt opeens niets meer aan democratisering gedaan. Het verbaast mij dat de premier niet meer ambitie heeft op het punt van de versterking van zijn eigen positie; een van de aanbevelingen van de Nationale Conventie. Ik denk hierbij aan de rol van de premier in Europa. Daarmee kan hij volgens mij aan de slag.
Minister Balkenende:
Dat is al aan de orde geweest. De Raad van State heeft advies uitgebracht over de rol van de minister-president. Dat heeft ook tot veranderingen geleid. Ik noem in dit verband mijn agenderingsbevoegdheid en de wijze waarop zaken in de ministerraad worden besproken. Dat is echter allemaal aan de orde geweest en het heeft ook de nodige publieke aandacht getrokken. In internationaal opzicht zijn er dus al veranderingen aangebracht. De andere punten komen terug bij de behandeling van de begroting van Algemene Zaken.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik begrijp dat er toch nog wel enige ambitie is.
Minister Balkenende:
Er zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de premier internationaal moet opereren. In Europa heeft een premier inmiddels een heel andere positie gekregen dan enkele decennia geleden. Er zijn goede afspraken gemaakt over de afstemming en de wijze waarop zaken worden aangepakt, maar die zijn bekend bij de Kamer.
Het is mijn diepgewortelde overtuiging dat het in een samenleving om meer draait dan om inkomen en welvaart. Een goeddraaiende economie is geen doel op zichzelf, maar wel een essentieel middel om ruimte te maken voor verbetering van de kwaliteit van de samenleving en van publieke dienstverlening. Terecht is in veel bijdragen de morele kwaliteit van samenleving en overheid expliciet aan de orde gesteld. De waarden "solidariteit" en "respect voor elkaar" zijn vaak genoemd. Deze zijn ook voor mij richtinggevend. Nederland behoort weer tot de top tien van de meest concurrerende landen. Die sterke positie biedt mensen in dit land een grotere kans op een beter leven. Zo kunnen wij samen waarborgen dat kwetsbare mensen ook in de toekomst goed verzorgd zijn en alle hulp krijgen die zij nodig hebben. Op deze wijze leggen wij een basis onder de solidariteit in de toekomst.
Mensen maken zich zorgen over de omgangsvormen en het onderling respect in onze samenleving. Nederland is geen Utopia. Een paradijs zonder wanklanken bestaat nu eenmaal niet in dit ondermaanse. Maar toch, wat een verschil met vijf jaar geleden! Toen was fatsoen nog een vies woord in Nederland. Toen ging het nog nauwelijks over opvoeding, over het gezin, over respect voor de leraar, de arts, de agent. Toen tolereerden wij nog veel te gemakkelijk allerlei wangedrag en fraude. Toen was het onveiliger op straat dan nu. Toen besteedden de media nog nauwelijks aandacht aan het thema respect. Toen waren er in steden en dorpen nog nauwelijks projecten gestart om mensen dichter bij elkaar te brengen. Toen was nog niet helder gemaakt dat Nederland openstaat voor alle gezindten en culturen, maar dat iedere Nederlander rechten en plichten heeft.
Op al die punten hebben wij belangrijke stappen vooruit gezet. Verschillende fractieleiders refereerden met instemming aan de introductie van waarden en normen in het politieke en maatschappelijke debat. Deze samenleving kan niet zonder waarden, normen en respect. Mevrouw Van der Laan vraagt aandacht voor de bescherming van het pluralistische karakter van de samenleving. Deze zorg lag ook ten grondslag aan het kabinetsbeleid aangaande waarden en normen. Het helpt dan echter niet om geloof en ideologie te beschuldigen van het opdringen van dogma's en om ze te willen beperken. Wij moeten individuen steunen om hun geloof of ideologie juist te verbinden met democratie en mensenrechten. Het kabinet heeft daar de afgelopen jaren op vele wijzen aandacht aan besteed. Voorbeelden daarvan zijn de discussie naar aanleiding van de kabinetsnota Grondrechten in een pluriforme samenleving en de bindingsconferenties in de Ridderzaal. In de schriftelijke antwoorden heb ik een uitgebreid overzicht gegeven van concrete activiteiten en resultaten. Een samenleving heeft gedeelde, basale waarden nodig en respect, zeker voor religieuze opvattingen, ook als die de jouwe niet zijn. Het behoeft, lijkt mij, geen betoog dat ik een enkele kwalificatie die ik gisteren hoorde over geloof en religie, niet passend acht.
Ik leg veel werkbezoeken af en spreek veel mensen, ook mensen met zorgen en kritiek. Het valt op dat velen weer hoop hebben gekregen. Zoals mevrouw Lodewijks in Eindhoven, die vanuit de WAO een eigen broodjeswinkel is begonnen en trots is op haar succes. Zoals de leerlingen van die vmbo-school in Amsterdam, het Montessori College, die een houding hebben van "wij laten ons samen niet kisten". Of zoals mijnheer Taheri in Rotterdam, die prijzen wint met zijn viswinkel en zegt dat Nederland wel degelijk een land is dat kansen biedt.
Materiële vooruitgang moet gelijk opgaan met vooruitgang op het immateriële gebied en is daarvoor deels zelfs een voorwaarde. Zonder economische groei is het bijzonder lastig om een kernwaarde als solidariteit in de toekomst te waarborgen. Ik ben trots op de stappen die wij samen hebben gezet op materieel en immaterieel gebied. Nederland staat er op belangrijke punten sterker voor. Wij nemen onze verantwoordelijkheid voor de wereld om ons heen, in de zorg voor elkaar en voor onze toekomst. Dat geeft moed en vertrouwen.
De vergadering wordt van 15.35 uur tot 16.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Op verzoek van een fractie beginnen wij enkele minuten later, met excuus aan iedereen, ook aan de mensen die televisie kijken uiteraard.
De spreektijd in tweede termijn is zoals gebruikelijk een derde van de spreektijd in eerste termijn.
Het woord is aan de heer Bos.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Een paar weken geleden verscheen een dichtbundel over politici aan het Binnenhof. De fraaiste rijmelarijen van zo ongeveer iedereen hier verzameld zijn in een dichtbundel gezet. Een van de hier aanwezigen kwam in de dichtbundel prominent voor, met het prachtige citaat: "Behalve de inhoud niets dan lof." Dat was een gedicht van de minister-president. Het ging, zo zeg ik er in alle eerlijkheid bij, over boeken van de heer Marijnissen.
Ik zeg het omdat het alles bij elkaar een heel vreemd debat is geweest. Ik dank het kabinet uiteraard voor de gegeven antwoorden, maar er zijn ook een paar teleurstellingen over het debat dat vandaag niet mogelijk is gebleken. Voor ik daarop inga wil ik twee omissies uit mijn eerste termijn goedmaken.
Het eerste is dat ik de ministers Hirsch Ballin en Winsemius welkom heet als nieuwe ministers in dit gezelschap. Ik hoop dat wij kunnen rekenen op een vruchtbare samenwerking. Ik voeg daar een serieuze vraag aan de minister-president aan toe. De vorige functie van de heer Hirsch Ballin was voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Toen hij als minister werd benoemd, was het commentaar van naar ik meen vicepremier Zalm, dat de heer Hirsch Ballin zo maar weer terug kan als hij hier klaar is. Is dat echt zo bedoeld? Ik kan mij niet voorstellen dat iemand die nu als minister van Justitie functioneert, met het gezag dat daarbij hoort en met zijn mogelijkheden om besluiten te nemen, over een paar maanden weer als hoogst verantwoordelijke bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State zou moeten oordelen over besluiten die hij in zijn huidige functie zelf genomen heeft. Ik krijg graag een zo helder mogelijk antwoord.
Mijn tweede omissie was van een heel andere aard. Het kwam niet voor in het betoog van de minister-president, maar de Koningin spreekt de troonrede uit namens de hele regering, dus ook namens de minister-president. De Koningin begon de troonrede met te verwijzen naar de terughoudendheid waarmee het kabinet de komende weken op tal van gebieden zal optreden. Het zal niet allerlei besluiten nemen over onderwerpen waarbij na de verkiezingen wellicht andere meerderheden zijn dan voor de verkiezingen, als dat niet echt nodig is. Is de minister-president het met ons eens dat het vanwege die noodzakelijke terughoudendheid passend is dat het kabinet geen verdere beslissingen neemt over de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter?
Ik zei net dat dit een bijzonder debat is. Dat hadden wij eigenlijk allen al aangekondigd, wetende dat het zo vlak voor de verkiezingen over veel meer zou gaan dan over de Miljoenennota. Het was voor ons eigenlijk om twee redenen een beetje vreemd. De eerste is dat wij af en toe het gevoel hadden dat wij op een CDA-congres aanwezig waren, want het CDA-verkiezingsprogramma is staande het congres op minstens vier punten aangepast. De collegegelden worden kennelijk niet verhoogd of misschien toch. De moederbelasting gaat niet in een keer, gedurende tien jaar ingevoerd worden, maar kennelijk over twintig jaar. Het CDA wil de no-claimregeling, geloof ik, wel kwijt, maar dan moet er toch weer iets anders voor in de plaats komen. Als de bezuinigingen op de zorg die in het verkiezingsprogramma staan niet gehaald worden, is dat niet erg, want dan bezuinigen wij gewoon minder. Dat is ongeveer wat wij te horen hebben gekregen over de status van het verkiezingsprogramma van het CDA. Het is nu kwart voor vijf. Ik brand natuurlijk van nieuwsgierigheid hoe het eruitziet over een uur, over twee uur of over vijf uur, laat staan op 22 november.
Het debat van vandaag was om een aantal andere redenen ook bijzonder. Dat is omdat de minister-president de positie innam dat hij, omdat hij hier staat als minister-president, op alle plannen van alle partijen een reactie mag geven behalve op de plannen van het CDA. Dat is eigenlijk wat er gebeurde. De plannen van de oppositie mochten vrijuit bekritiseerd worden, maar zo gauw vanuit deze zaal iemand bijvoorbeeld vroeg: "Wat vindt u ervan dat ú zegt dat mensen zekerheid moeten hebben en dat er rust komt, terwijl er toch 4 mld. bezuinigd gaat worden op de zorg, als het aan één van de hier aanwezige partijen ligt?", dan was het antwoord: ik ben minister-president en dat kunt u mij niet vragen. Dat is natuurlijk een beetje bizar.
Een van de tegenwerpingen van de minister-president op dat punt ging als volgt. Toen ik zei: "U bent toch vorige week zelf begonnen met politiek te bedrijven in uw eigen troonrede, tegen die mooie lichtblauwe achtergrond, en heeft u ook de Koningin niet een beetje politieke woorden in de mond gelegd?", kreeg ik een standje, want ik mocht toch zeker niet zeggen dat de Koningin voor de politiek was ingeschakeld! Maar de minister-president versprak zich ook wel een beetje, want hij zei: in de troonrede ging het immers over de noodzaak van vertrouwen in elkaar en vertrouwen in de toekomst. Laat dat nu precies de titel van het CDA-verkiezingsprogramma zijn! I rest my case.
Wij krijgen dus van de minister-president vandaag veel minder duidelijkheid over hoe het goede nieuws of het schijnbaar goede nieuws uit de Miljoenennota zich verhoudt tot alle plannen waar het CDA de laatste tijd mee gekomen is, tot tien voor vijf vandaag. Wij gaan dan maar proberen om die duidelijkheid op een andere manier te creëren, bijvoorbeeld door daar als Kamer zelf uitspraken over te doen.
Allereerst zou ik dit willen doen door de Kamer een motie voor te leggen over de no-claimregeling, een motie die mede is ondertekend door de heer Rouvoet. Ik zeg daarbij dat wij een paar uur geleden al het amendement hebben ingediend dat behandeld zal worden bij de Zorgverzekeringswet, over een paar weken. Dit amendement maakt het wetstechnisch mogelijk om de no-claimregeling per 1 januari afgeschaft te krijgen. Nu zijn er tal van verhalen over wat er op dit punt niet kan, maar wij kennen allemaal wel een voorbeeld van hoe verzekeringsmaatschappijen, als het hun uitkomt, in staat zijn om halverwege het jaar de polis aan te passen, de premie aan te passen en de voorwaarden aan te passen. Wij kennen ook allemaal voorbeelden van hoe dat eventueel met terugwerkende kracht gedaan kan worden. Welnu, dat geldt ook gewoon voor de no-claim. Zelfs als het wetstechnisch niet allemaal voor elkaar is vóór 1 januari en zelfs als wij een paar maanden meer nodig zouden hebben, kan het altijd zo geregeld worden dat wat burgers daarvan uiteindelijk in hun portemonnee merken, met terugwerkende kracht tot 1 januari geldt. Iedereen die zegt niet akkoord te kunnen gaan met deze Kameruitspraak, geeft mij aanleiding de conclusie te trekken dat dit niet zo is omdat het niet kan, maar omdat er allerlei redenen zijn om het kennelijk niet te willen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de no-claimregeling in de zorg is ingevoerd om onnodig gebruik van de zorg terug te dringen;
constaterende dat met name ouderen en chronisch zieken bijna systematisch niet in aanmerking komen voor teruggave van het no-claimbedrag, omdat zij feitelijk niet in staat zijn hun gebruik van zorgvoorzieningen terug te dringen;
overwegende dat mede uit een recente evaluatie geen effectiviteit is gebleken van de no-claimregeling;Bos
verzoekt de regering, de no-claim per 1 januari 2007 af te schaffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bos en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7(30800).
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. De minister-president heeft in eerste termijn toegezegd dat hij in tweede termijn nog eens terug zal komen op het zuur en op het zoet. Zo niet Kamerbreed, dan in ieder geval oppositiebreed is hier gisteren en vandaag de stelling verdedigd dat als je burgers drie, vier jaar lang voorhoudt dat na het zuur het zoet komt, je op zijn minst de verwachting wekt bij mensen dat dit zoet genoeg is om het zuur te compenseren. De minister-president kwam met allerlei getallen waaruit bleek dat dit zo zou zijn.
Ik heb het nog eens nagekeken, ook in de rapporten van het Centraal Planbureau. Daarbij bleek bijvoorbeeld dat de minister-president het jaar 2003 niet meetelde, dat van de afgelopen jaren het jaar is met de grootste lastenverzwaring voor gezinnen. Als wij nu eens gewoon de jaren waar hij zelf verantwoordelijk voor is, optellen, dan moet je constateren dat over de jaren 2003 t/m 2007, dus inclusief het jaar dat er nog aankomt, er voor gezinnen bijna 9 mld. aan lastenverzwaring en 2 mld. aan lastenverlichting heeft plaatsgevonden, en voor bedrijven maar 2,75 mld. lastenverzwaring en 1,75 mld. lastenverlichting. Het zoet heeft dus niet alleen het zuur niet gecompenseerd; wij moeten ook nog eens constateren dat waar dit jaar gezegd wordt dat bedrijven en gezinnen recht hebben op evenveel lastenverlichting, de afgelopen jaren gezinnen vele malen meer aan lastenverzwaring voor hun kiezen hebben gekregen dan bedrijven. Om een signaal af te geven dat er op dat punt echt een andere prioritering nodig is en dat er echt een goede aanwending van de lastenverlichtingsruimte mogelijk is, een aanwending die meer recht doet aan datgene waarmee de mensen in de afgelopen jaren te maken hebben gekregen, wil ik de Kamer een uitspraak voorleggen. Met die uitspraak herhalen wij eigenlijk wat de minister-president en de minister van volksgezondheid hier jarenlang zelf hebben gezegd, namelijk dat met dat prachtige, bewierookte systeem van zorgverzekeringen van hen de burgers één zekerheid hebben, namelijk dat als de zorgpremie stijgt, de zorgtoeslag met precies hetzelfde bedrag stijgt. Dat leggen wij de Kamer graag nog een keer voor. Dan hebben wij meteen een mooie kapstok om de verschuiving in lastenverlichting waar te maken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de premies voor de basisverzekering in 2007 waarschijnlijk met € 100 zullen stijgen;
overwegende dat het aandeel van de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage in 2007 met 0,15% daalt;
constaterende dat volgens de rijksbegroting de zorgtoeslag in 2007 niet volledig meestijgt met de stijging van de zorgpremie;
constaterende dat de stijging van de zorgpremie hierdoor voor aanzienlijke inkomenseffecten voor burgers zorgt;
verzoekt het kabinet, met voorstellen te komen om de stijging van de zorgpremie via de zorgtoeslag volledig te compenseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Halsema, Marijnissen en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8(30800).
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Gelukkig is hier de afgelopen dagen, wat ons betreft te weinig, het onderwerp van samenleven, integratie en de leefbaarheid in wijken en buurten weer ter discussie gekomen. Ik meen dat de minister-president nog niet zo ver is om te erkennen dat de situatie op dat gebied nog altijd zorgwekkend is, maar gelukkig wordt over deze onderwerpen weer gediscussieerd. Ik ben blij met wat de heer Rutte heeft voorgesteld, namelijk dat wij vroeger aan de bak moeten bij het onderkennen van taalachterstanden bij jonge peuters. Wij hebben daar iets aan toegevoegd en zijn met een voorstel gekomen. Dat houdt in dat als je zicht hebt op peuters met taalachterstand en je weet dat die mede te wijten is aan het feit dat de ouders de taal niet spreken, je op het moment dat je weet wie dat zijn, ervoor zorgt dat de taalachterstand bij die ouders ook in beeld komt. Die twee gedachten worden verwoord in een prachtige motie die de heer Rutte straks zal voorlezen en die wij van harte zullen steunen.Bos
Ik wil nog een andere opmerking maken die de integratie betreft. Ik had een klein debatje met de minister-president over de vrijheid van meningsuiting. Dat stelde mij niet gerust. Ik meen dat ik twee zeer simpele vragen stelde. Ik vroeg of de minister-president vindt dat het zijn verantwoordelijkheid als minister-president is en de verantwoordelijkheid van de leden van zijn kabinet om ondubbelzinnig grondrechten te verdedigen, zoals de vrijheid van meningsuiting of het bestaan van instituties in onze samenleving waaraan waarden ten grondslag liggen die wij allen ontzaglijk belangrijk vinden, zoals de gelijkwaardigheid van homo en hetero en dus het recht op een homohuwelijk. Het antwoord dat ik kreeg, bestond uit een ongelooflijke stroom woorden. Als je op een simpele vraag zoveel woorden over je heen krijgt, ga je altijd denken dat er ergens toch misschien iets mis is en dat op de een of andere manier de duidelijkheid die je wilt, je niet verschaft kan worden. Het is natuurlijk een moeilijk probleem. Men kent mij als iemand die altijd het respect voor andere religies en andere godsdiensten zal verdedigen, die als geen ander wil opkomen voor een goed en fatsoenlijk samenleven van mensen met verschillende culturele, etnische en religieuze achtergronden. Ik zal die verdediging blijven volhouden, maar die wens en die ambitie kan natuurlijk nooit een reden zijn om te zeggen dat je maar compromissen moet sluiten bij het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting. De aard van onze vrije samenleving brengt nu juist met zich mee dat het een soms met het ander kan botsen, maar dat dat geen reden is om bij voorbaat te zeggen: die vrijheid van meningsuiting is belangrijk, maar... Of: ja, respect voor elkaar is belangrijk, maar... Nee, wij moeten beide, het respect voor religie en de verdediging van de vrijheid van godsdienst, willen. Beide moeten wij voor 100% verdedigen. Dat is de kern van onze vrije samenleving. Dat af en toe het een met het ander botst, dat hoort bij die kern van een vrije samenleving. Daar komt bijna altijd wat beters uit. Dan stel je vervolgens de simpele vraag: verdedigt u dat ook als het erop aankomt, wat vindt u van die minister van Justitie die echt meende te moeten zeggen: "Eigenlijk had ik hier het liefst vooraf ingegrepen"? Maar vooraf ingrijpen als een artiest of kunstenaar iets wil doen, heet gewoon censuur. Tot een paar weken geleden hadden wij een minister van Justitie die serieus zei: ik had dat willen doen. Dat staat haaks op alles wat wij nieuwe en oude Nederlanders moeten willen bijbrengen over de kern van de waarden die aan onze samenleving ten grondslag liggen. Omdat het antwoord zo onduidelijk was, en omdat het zo'n belangrijk onderwerp is, wil ik de Kamer ook daarover een uitspraak voorleggen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik begrijp het betoog van de heer Bos: natuurlijk is de vrijheid van meningsuiting uiterst voornaam. Maar gaat die vrijheid voor hem nu zover dat wij daaraan een recht op kwetsen kunnen ontlenen?
De heer Bos (PvdA):
Absoluut niet.
De heer Van der Vlies (SGP):
Kijk!
De heer Bos (PvdA):
Maar ik vind dat iedereen die de vraag krijgt of hij of zij de vrijheid van meningsuiting verdedigt, eerst "ja" moet zeggen, dan heel lang zijn mond moet houden, en dan pas een discussie moet beginnen over het recht op kwetsen. Als elk antwoord op de vraag "verdedigt u de vrijheid van meningsuiting?" een "ja, maar" wordt, slijt het beeld in dat het wel onderhandelbaar is, dat het niet iets is waar wij met zijn allen ondubbelzinnig voor staan. Ja, ik zal altijd respect hebben voor andere religies, nee, u zult mij nooit het recht op kwetsen of beledigen horen verdedigen. Maar dat moet niets afdoen aan een ondubbelzinnige verdediging, juist door de minister van Justitie. Ik wens de nieuwe minister van Justitie wat dat betreft veel succes en sterkte! Juist van die mensen mogen wij dat verwachten.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Een prachtig betoog over de vrijheid van meningsuiting, maar waarom geldt die vrijheid van meningsuiting dan niet voor de Turkse kandidaten op de PvdA-lijst?
De heer Bos (PvdA):
Die geldt wel, maar het betekent nog niet dat wij ze een plek op de lijst hoeven te geven!
Mevrouw Van der Laan (D66):
Hoe kan het zijn dat de Turkse kandidaten zich moeten verantwoorden over de Armeense genocide? Gaan wij straks Joodse kandidaten vragen zich te verantwoorden over de Israëlische bezettingspolitiek, of katholieken vragen om afstand te nemen van zaken waar het Vaticaan voor staat? Waarom moet juist deze groep nu hierop zo gepakt worden?
De heer Bos (PvdA):
Deze groep wordt helemaal niet zo gepakt. Wij vragen van alle kandidaten op onze kandidatenlijst om het fractiestandpunt te verdedigen. Er was één kandidaat die dat niet wilde, waar deze consequentie is uitgerold.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Uw fractie laat vaak de ruimte, ook als het om heel essentiële zaken gaat, zoals Afghanistan, om afwijkend te stemmen. Waar trekt u die grens?
De heer Bos (PvdA):
Als het gaat om het ontkennen van feiten op het gebied van grote volkerenmoord, genocide, laten wij die ruimte inderdaad niet.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Maar als het gaat om het verkleden van een gevechtsmissie in Uruzgan als een opbouwmissie, mag wel afwijkend worden gestemd.
De heer Bos (PvdA):
Er zijn inderdaad onderwerpen waarvoor ruimte bestaat voor andersdenkenden, en er zijn andere onderwerpen waarvoor het essentieel is dat alle leden daarover op dezelfde manier naar buiten treden.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
De heer Bos houdt een vrij zorgvuldig betoog over de spanning die er onvermijdelijk zit tussen de vrijheid van meningsuiting, het recht op vrijheid van godsdienst en het recht om niet op de ziel getrapt te worden. Ik zat even na te denken over zijn woorden aan het adres van de heer Van der Vlies. Zou de heer Bos het omgekeerde ook willen zeggen? Zou hij op de vraag of mensen het recht hebben om niet op de ziel getrapt te worden, met "ja" antwoorden en dan heel lang zijn mond houden?
De heer Bos (PvdA):
Nee, het spijt mij. Ik zou het iedereen graag gunnen, maar wij kennen in onze vrije samenleving niet het recht om niet gekwetst te worden. Ik zou het graag anders zien, maar wij kennen het niet. Democratie vraagt niet alleen respect, maar ook een olifantenhuid. Dat is een kwestie van elkaar opvoeden en daarmee in wijsheid omgaan. Maar wat u wilt, valt niet te organiseren, laat staan af te dwingen, en ik zou het ook niet willen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Daar zou je nog een boom over kunnen opzetten! Als ik kijk naar de combinatie van het non-discriminatiebeginsel, genoemd in artikel 1 van de Grondwet, met de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, plus de bepaling in het Wetboek van Strafrecht, inclusief het verbod op smalende godslastering, zou u iets langer moeten wachten voordat u dit antwoord gaf, en zou u moeten zeggen: het recht dat in de Grondwet is vastgelegd erken ik, en dan hou ik een hele tijd mijn mond voordat ik zeg dat anderen daarop een inbreuk mogen maken. Het zou u sieren als u ook de andere kant van dit grondrechtendebat net zo ferm verdedigde als de keerzijde, waarop ik overigens geneigd ben u bij te vallen.
De heer Bos (PvdA):
Die boom die u hierover wilt opzetten, zet ik graag een andere keer met u op. Uw vraag was in zeer algemene zin of er zoiets bestaat als een recht om niet gekwetst te worden. Daarop zeg ik: nee, dat recht bestaat niet. Wel hebben wij in onze samenleving op een aantal zeer specifieke gebieden, bijvoorbeeld waar het gaat om de toegang tot voorzieningen, duidelijke grenzen gesteld. Dan is zelfs u bekend dat het van belang is om te weten of het de verhouding tussen de overheid en de burger betreft of die tussen burgers onderling. In het ene geval worden andere zaken toegelaten dan in het andere. Het debat daarover is complex en ik hecht er dan ook aan om dat zo evenwichtig en genuanceerd mogelijk te voeren. Graag voer ik dat debat te zijner tijd met u.
Ik leg de Kamer graag de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van groot maatschappelijk belang is dat alle burgers, en dus ook kunstenaars en opiniemakers, zich binnen de grenzen van de wet kunnen uiten over alle onderwerpen die zij zelf van belang achten;
overwegende dat daarom de vrijheid van meningsuiting behoort tot de kernwaarden van onze democratische rechtstaat;
roept de regering op om ook dit grondrecht zowel in woord als in gedrag actief te verdedigen en uit te dragen zodra zij daarover vragen krijgt voorgelegd of wanneer in maatschappelijke discussies blijkt dat burgers uit angst voor represailles neigen tot zelfcensuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Halsema, Rutte, Van der Laan en Marijnissen.
Zij krijgt nr. 9(30800).
De heer Bos (PvdA):
In eerste termijn heb ik het nodige gezegd over moreel leiderschap. Ik heb de vraag gesteld hoe wij kunnen meten dat het beter gaat met het land. Tevens heb ik gevraagd of wij wel zo tevreden moeten zijn met het feit dat het beter gaat met de economie. Daar staat immers tegenover dat een aantal andere zaken in ons land nog lang niet goed genoeg geregeld is. Ik heb enkele voorbeelden genoemd van situaties die zich tot op de dag van vandaag voordoen. Die maken mij niet trots op mijn land. Naar mijn idee moeten wij de door mij genoemde zaken gezamenlijk beter regelen. Tot op de dag van vandaag zitten er nog steeds onschuldige kinderen in een cel. Zij behoren tot gezinnen die Nederland zijn binnengekomen voordat de nieuwe Vreemdelingenwet in werking trad. Over die problematiek leg ik de Kamer de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ook vijf jaar na invoering van de Vreemdelingenwet 2000 nog moet worden beslist op vele asielaanvragen die onder de oude vreemdelingenwet zijn ingediend;
overwegende dat deze asielzoekers meer dan zes jaar in ons land wonen, in ons land zijn ingeburgerd en in veel gevallen een gezin hebben met kinderen die hier zijn geboren en opgegroeid;
overwegende dat het na jaren van onzekerheid terugsturen van deze kinderen naar landen die zij niet kennen en waarvan zij de taal niet spreken, schadelijk is voor hun ontwikkeling;
verzoekt de regering, alsnog een generaal pardon te verlenen aan alle asielzoekers en hun kinderen die onder de oude vreemdelingenwet asiel hebben aangevraagd en die Nederland niet verlaten hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Halsema, Marijnissen, Rouvoet en Van der Laan.
Zij krijgt nr. 10(30800).
De heer Bos (PvdA):
De laatste motie die ik de Kamer zal voorleggen, heeft ook betrekking op de wijze waarop wij omgaan met een groep kwetsbare mensen in Nederland. Zojuist hebben wij een discussie gevoerd over de WAO. Bij de invoering van de nieuwe wet is er veel gebeurd op het terrein van de herkeuring van mensen die al lang buiten de arbeidsmarkt stonden. Dankzij dit kabinet worden zij geconfronteerd met een duikeling van het inkomen, terwijl het reële perspectief op werk voor hen nauwelijks is vergroot. Naar ons oordeel zegt dat ook iets over fatsoen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit de voorlopige resultaten van de herkeuringsoperatie in de WAO blijkt dat van 40% van de 174.000 herbeoordeelden de uitkering is verlaagd of beëindigd;
overwegende dat de onzekerheid van deze groep door de herkeuringsoperatie is toegenomen en dat deze mensen te maken krijgen met een enorme inkomensachteruitgang;
constaterende dat van de mensen die bij de herkeuring geen werk hadden en van wie de uitkering is ingetrokken of verlaagd, zo'n 80% er niet in slaagt om na herkeuring werk te vinden;
overwegende dat de regering zegt, ernaar te streven dat mensen hun talenten benutten om maximaal "mee te kunnen doen";Bos
verzoekt de regering, zich tot het uiterste in te spannen om herkeurde WAO'ers te laten delen in de aantrekkende economie door afspraken met de werkgevers te maken over werkhervatting van deze groep;
verzoekt de regering tevens, zolang dat perspectief ontbreekt, de Tijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (TRI) voor deze groep te verlengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Halsema, Marijnissen en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11(30800).
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
De heer Bos viel het kabinet samen met een aantal andere oppositiepartijen aan. Hij heeft gezegd dat het kabinet niet over zijn graf heen moet regeren. De heer Bos vraagt met zijn moties om zaken waar hij nu niet om moet vragen. Hij moet wachten tot hij premier is om die zaken vervolgens zelf te regelen. Ik begrijp dus niet waarom hij nu moties indient.
De heer Bos (PvdA):
Bij sommige zaken moet je het niet laten om die nu te regelen als het kan.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
De heer Bos twijfelt dus toch een beetje of hij premier wordt!
De heer Bos (PvdA):
Nee. Mijn werk in die situatie is bovendien slechts gemakkelijker met de steun van een Kameruitspraak. Ik hoop dat mevrouw Van Oudenallen de motie dan ook steunt.
Het is, zoals eerder gezegd, een vreemd en in een heleboel opzichten wat teleurstellend debat geworden. Intussen zijn de contouren duidelijk geworden van het nieuwe regeerakkoord als CDA en VVD het weer mogen schrijven. Dan gaan de huren omhoog, wordt het ontslagrecht versoepeld en wordt ouders keuzevrijheid gegeven in de opvang van hun kinderen, maar moet iedereen die dat thuis doet, € 2000 meer belasting betalen. Dan gaan de bezuinigingen op de zorg en de sociale zekerheid door.
Het meest schaamteloze voorstel uit het VVD-programma is dat mensen bij wie de uitkering niets te maken heeft met de vraag of zij een kans krijgen op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld weduwen en weduwnaars, niet mee mogen delen in de aantrekkende welvaart. Die uitkering wordt ontkoppeld van de welvaartstijging.
Het toppunt bij het CDA-programma is wat ons betreft het voorstel om wonen en zorg te scheiden. In het programma heet het dat wonen uit het budgettair kader moet worden gehaald bij de verzorgings- en verpleeghuizen. Dat is prachtig Haags taalgebruik. Laten wij echter reëel zijn over wat dit concreet betekent.
De heer Verhagen (CDA):
Ik heb in mijn hand een motie van onder anderen mevrouw Smits, lid van de PvdA-fractie. Die fractie heeft ook voor deze motie gestemd, die de regering verzoekt te komen met een plan waarin het scheiden van wonen en zorg centraal staat. De consequentie van deze PvdA-motie is heel simpel en is dezelfde als die de CDA-fractie voorstaat. Wonen en zorg worden niet meer vanuit de AWBZ gefinancierd, maar alleen zorg. Het wonen wordt gefinancierd vanuit de huursubsidie, de huurtoeslag en de eigen bijdragen. De eigen bijdrage van nu komt te vervallen. In het nieuwe systeem krijgt iemand wel huursubsidie als die huurt. Er is dus niks schandaligs aan dit voorstel. De PvdA-fractie heeft het zelf voorgesteld. Het voorstel maakt bovendien eindelijk mogelijk dat nieuwe initiatieven, woon-zorgcomplexen en extramurale zorg, van de grond komen. Die worden nu geblokkeerd omdat mensen alleen een vergoeding krijgen als zij in een verpleeghuis wonen. De heer Marijnissen heb ik meermalen terecht aandacht horen vragen voor het systeem waarin mensen in de buurt kunnen blijven wonen en de mogelijkheid bestaat om daar zorg te krijgen. Als wij woningbouwcorporaties willen stimuleren tot dit soort initiatieven, moeten wonen en zorg gescheiden worden. De PvdA was daar vroeger van overtuigd, getuige de motie van mevrouw Smits. Blijkbaar neemt de heer Bos daar afstand van.
De heer Bos (PvdA):
U zou er goed aan doen om eens te gaan kijken in Almere of Rotterdam bij woon-zorgcomplexen waar allang gewerkt wordt met mogelijkheden om bewoners binnen de huidige wettelijke kaders van de AWBZ in een ander type huisvesting onder te brengen als zij dat willen en kunnen betalen.
U wilt zal in ons verkiezingsprogramma nergens, maar dan ook nergens enige bezuiniging op de zorg vinden. Per saldo gaat er bij ons extra geld naar de gezondheidszorg. Bij u staat onder het kopje scheiden van wonen en zorg gewoon die 4 mld. genoemd. Hoe je het ook wendt of keert, het moet 4 mld. opleveren. U zegt dat u dat compenseert met extra huursubsidie, maar voor extra huursubsidie staat in uw verkiezingsprogramma 350 mln. U kunt niet volhouden dat u wat u aan schade aanricht door mensen die in verzorgings- en verpleeghuizen zitten, extra huur te laten betalen, compenseert met huursubsidie. Dat geld hebt u gewoon niet. Het moet geld opleveren. Het is gewoon een ordinaire bezuiniging. Wees daar nu gewoon eerlijk in.
De heer Verhagen (CDA):
Weest u nu voor de verandering eens eerlijk. Dan kunt u constateren dat wij scheiden van wonen en zorg opvoeren bij de veranderingen die wij in de zorg willen. Je haalt een deel van het geld weg uit het budgettaire kader voor de zorg, maar 4 mld. is een volkomen uit de lucht gegrepen bedrag. Er zijn voorstellen gedaan voor vermindering van de bureaucratie, van de papieren en van onnodige managementlagen. Wij zijn van mening dat de besparingen er in de zorg juist in zitten dat het geld naar de handen aan het bed gaat in plaats van naar overbodige bureaucratie.
Als u daar niet op wilt bezuinigen en alles bij het oude wilt laten of als u niet wilt schrappen in het woud aan overbodige regels, dan betaalt u dat uit de premies. Dan gaan de premies gewoon omhoog. Als uit de berekeningen van het Centraal Planbureau blijkt dat er minder bezuinigd of bespaard kan worden door het schrappen van bureaucratie, betekent dit dat de premies stijgen. In uw voorstellen gaan de middeninkomens al honderden euro's meer betalen dan in het huidige systeem en dat zou betekenen dat de premies die zij gaan betalen, helemaal sky high worden.
De heer Bos (PvdA):
Elk plan dat de heer Verhagen kent, waardoor er minder bureaucratie in de zorg komt en de zorg waar mensen recht op hebben, niet wordt aangetast, zullen wij steunen. Maar als dat werkelijk 4 mld. opleverde, had hij dat allang gedaan. Dat is dus niet het voorstel van het CDA. Ik geef toe dat ik een correctie moet maken op wat ik net zei; dat bedrag van 4 mld. wordt niet alleen opgebracht door van verzorgings- en verpleeghuisbewoners een extra bijdrage te vragen, maar ook door in te grijpen in het basispakket van de ziektekostenverzekering. Het zijn die twee dingen bij elkaar, dat geef ik toe.
De heer Verhagen (CDA):
Ik eis werkelijk dat dit wordt teruggenomen.
De heer Bos (PvdA):
Ik denk er niet aan.
De heer Verhagen (CDA):
Dit is de honderdste keer dat u suggereert dat wij in het pakket gaan ingrijpen, maar het is feitelijk onjuist dat wij gaan ingrijpen in het pakket. U suggereert dat steeds, maar ik kan dat makkelijk weerleggen. U kunt nog steeds niet weerleggen dat de middeninkomens in uw plannen honderden euro's meer moeten betalen voor de ziektekostenverzekering. Ik kan gewoon ontkennen dat in ons verkiezingsprogramma staat dat wij gaan snijden in het pakket, maar u blijft dat maar suggereren. Gaat u vooral verder met uw praatjes, maar u hebt nog steeds geen antwoord gegeven op de vraag over de motie van mevrouw Smits over het scheiden van wonen en zorg. Hebt u die motie in de prullenbak gegooid?
De heer Bos (PvdA):
Ik heb al eerder gezegd dat elke extra regel die nodig is voor het scheiden van wonen en zorg, prima is, maar dat wij dat niet inboeken als bezuiniging. Wij willen mensen die nu in verzorgings- en verpleeghuizen zitten, niet drie keer laten betalen voor het feit dat zij daar terecht zijn gekomen. Dat is de consequentie van uw voorstel. U wilt helemaal niet de keuzevrijheid van bewoners of de vrijheid van instellingen vergroten, maar u wilt geld in het laatje. Het is een voorstel om te bezuinigen op de zorg. In datzelfde voorstel staat ook dat u vindt dat er een periodieke herijking van het basispakket in de ziektekostenverzekering moet plaatsvinden, maar dat is gewoon Haags voor ingrijpen in het pakket.
De heer Verhagen (CDA):
Nee, nee, nee.
De heer Bos (PvdA):
Wat is het dan?
De heer Verhagen (CDA):
Wij kijken of het pakket nog toegesneden is op de zorgvraag.
De heer Bos (PvdA):
Om vervolgens te zeggen: wij doen niets? Houd nu toch op.
De heer Verhagen (CDA):
Als u mij één zin in het verkiezingsprogramma kunt tonen waarin staat dat wij in het pakket gaan snijden en dat wij uw suggestie volgen om de huisarts uit het pakket te halen, dan hebt u een ander programma gelezen dan ik. Ik ken het verkiezingsprogramma van het CDA. Ik wil dat nu voor eens en altijd duidelijk is dat u hier gewoon onwaarheden staat te vertellen over wat wij gaan doen met het pakket. Wat u wilt, is mooie praatjes houden. Maar u kunt nog steeds niet aantonen wat nu die middeninkomens gaan betalen aan ziektekostenpremie. Op basis van uw eigen voorstellen zal het betekenen dat de leraar gewoon honderden euro's meer gaat betalen aan zijn ziektekostenpremie dan nu het geval is.
De heer Bos (PvdA):
Kunt u aangeven hoeveel de bewoners in verzorgings- en verpleeghuizen moeten gaan betalen aan extra huur? Kunt u aangeven hoeveel de huren van andere mensen omhooggaan als uw plannen met de woningbouwcorporaties doorgaan? Kunt u dat vertellen?
De heer Verhagen (CDA):
Ja.
De heer Bos (PvdA):
Vertel dan eens: hoeveel gaan ze omhoog?
De heer Verhagen (CDA):
Ze gaan helemaal niet omhoog.
De heer Bos (PvdA):
Ach, kom nou! U geeft de huren vrij. En dan gaan ze niet omhoog?
De heer Verhagen (CDA):
Nee. Wat nu gebeurt, is dat vanuit de AWBZ wonen en zorg betaald worden. Daar richtte ook uw initiatief zich toentertijd op. Vanuit het budgettaire kader van de zorg wordt dus ook de huisvesting gefinancierd. Wij willen dat het geld naar de zorg gaat. Wij willen dat men afkomt van de eigen bijdrage die men nu betaalt en dat men het woondeel gewoon voor eigen rekening neemt. Dat betekent dat mensen niet meer die eigen bijdrage hebben en dat zij huursubsidie krijgen als hun inkomen niet toereikend is. Dat is het gevolg. Corporaties krijgen eindelijk meer gelegenheid om die aanbiedingen te doen die mensen willen. Mensen willen namelijk in hun eigen omgeving wonen. Zij willen woon-zorgcomplexen hebben. Dat zit helemaal op slot, omdat men nu een vergoeding krijgt die verbonden is aan het verpleeghuis. Dat is het geval. Daar was u vroeger ook een voorstander van. Als je meer maatwerk wilt realiseren, zul je wonen en zorg uit elkaar moeten halen. Dat is wat wij voorstellen. U doet dat blijkbaar niet meer. Prima! Laat u ze maar doorgaan! Dat betekent een onbeheersbare stijging van de kosten. U kiest daarvoor. Wij kiezen voor goede zorg, voor zorg die bij de mensen terechtkomt in plaats van onnodige uitgaven.
De heer Bos (PvdA):
Wij vinden inderdaad dat er gestopt moet worden met bezuinigingen op de zorg. Wij boeken inderdaad geen miljarden in bij het scheiden van wonen en zorg. U doet dat wel. Maar het is heel makkelijk te regelen. U heeft deze dagen een aantal punten genoemd die u de komende dagen voor amendering op het CDA-congres zult voordragen. Ik zou zeggen: haal dat ene zinnetje over periodieke herijking van het pakket in de basisverzekering ook weg uit uw programma. Dan zal ik u er niet meer op aanvallen. Als u nu die 4 mld. ook weghaalt uit die financiële doorrekening dan geloof ik dat als u het heeft over het scheiden van wonen en zorg, het dan inderdaad alleen gaat over het vergroten van de keuzevrijheid en niet over een ordinaire bezuiniging.
De voorzitter:
Mijnheer Bos, ik verzoek u om uw betoog af te ronden, want u bent al over uw tijd heen.
De heer Bos (PvdA):
Er staat hier 8:41 minuten.
De voorzitter:
Wat staat er? Volgens mij staat er 12 minuten.
De heer Bos (PvdA):
Bij mij staat 8:41.
De voorzitter:
Nee, er staat 12 minuten. Dat zijn de 12 minuten die ik al voor de heer Verhagen had ingeboekt. U moet nu afronden. Dat weet u zelf ook.
De heer Bos (PvdA):
Goed, ik zal afronden.
Voorzitter. Het gaat gelukkig beter met de economie – nog lang niet voor iedereen – maar het feit dat het wat beter gaat met de economie, biedt wel gouden kansen om op een aantal punten nu echt een paar flinke stappen vooruit te zetten. Juist omdat het beter gaat met de economie, zijn er veel meer kansen om door middel van banen en stages mensen aan het werk te krijgen die nu aan de kant staan. Juist omdat het beter gaat met de economie, is er nu de kans om van die wijken in de oude steden waar succesvolle mensen wegtrekken, wijken te maken waar succesvolle mensen willen zijn, waar zij willen werken, waar hun creativiteit en hun ondernemerschap beloond worden, waar dat ook fiscaal gestimuleerd wordt. Juist omdat het nu beter gaat met de economie, kunnen wij meer geld steken in het onderwijs. Wij moeten ervoor zorgen dat praten over kenniseconomie niet alleen maar praten blijft, wij moeten er ook met elkaar voor zorgen dat leraren, de echte helden van de kenniseconomie, dat in hun arbeidsvoorwaarden terug kunnen zien. Juist omdat het nu beter gaat met de economie, kunnen wij na jaren kletsen over de wantoestanden in verpleeghuizen laten zien dat het ons menens is en dat wij er ook echt wat aan willen doen.
De tijd van mooie woorden over wat er allemaal nog lang niet goed genoeg is in Nederland, is, wat ons betreft, voorbij. Er moet niet heel hard aan gewerkt worden. Er is ambitie nodig. Er is een gevoel van urgentie nodig. Op 22 november kunnen alle mensen in Nederland, alle kiezers in Nederland zeggen wat zij willen. Een Nederlandse droom van eruit halen wat erin zit en een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor als je pech of tegenslag hebt, die Nederlandse droom toegankelijk maken voor iedereen of de kloof vergroten tussen de mensen die het wel redden en de mensen die het niet redden. De Partij van de Arbeid legt op 22 november een heel heldere keuze aan de mensen voor. Wij willen die droom voor iedereen mogelijk blijven maken. Daar willen wij aan werken. Wij staan te trappelen van ongeduld.
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de heldere beantwoording van de vragen, gesteld in eerste termijn. Die geeft vertrouwen in de toekomst en vertrouwen in elkaar.
Wij hebben uitvoerig stilgestaan bij de situatie waarin mensen weer de kans krijgen om aan de slag te komen. Wij hebben geconstateerd dat de daling van het aantal uitkeringen in veertig jaar tijd niet zo groot is geweest als nu. Dat is goed nieuws. Dat is juist het gevolg van het beleid van dit kabinet dat meedoen centraal stelt, evenals wat mensen kunnen in plaats van wat zij niet kunnen. In dat licht hebben wij ook uitvoerig stilgestaan bij de herkeuringen. Gelet op het feit dat ook uit de cijfers van het kabinet blijkt dat er nog steeds een deel is dat niet wordt begeleid naar werk, vraag ik een grotere en extra inzet om die mensen die te maken hebben gehad met een herkeuring en geheel of gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn bevonden, naar werk te begeleiden, opdat ook zij gaan meedoen. Dat is de andere kant van de medaille bij het geven van hogere uitkeringen aan diegenen die volledig arbeidsongeschikt zijn. Het kabinet is op deze wijze terecht streng voor wie niet wil en ruimhartig voor wie niet kan. Ik ben blij dat het kabinet ons voorstel overneemt om voor diegenen die straks echt niet meer kunnen werken, de uitkering te verhogen tot 75%. Dat betekent dat dit jaar 8000 mensen kunnen rekenen op een hogere uitkering met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 en volgend jaar 12.000. Ik ben blij dat de Partij van de Arbeid die tot voor kort de uitkering voor arbeidsongeschikten juist niet wilde verhogen, daar nu ook mee instemt.
Meedoen gaat ook op voor probleemjongeren. Als zij weigeren óf naar school te gaan óf te werken, zijn wij voor hardere maatregelen waarmee wij jongeren een kans bieden op uitzicht op een zinvolle toekomst in de samenleving. Het plan van het kabinet om deze jongeren naar "prep camps", de Campus Nieuwe Kans te sturen, vinden wij zo goed, dat wij de voorstellen van het kabinet extra willen stimuleren en het budget voor de "prep camps" willen verdubbelen. Vandaar dat ik mede namens de leden Rutte en Herben de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een te grote groep jongeren de school zonder diploma verlaat;
constaterende dat een deel van deze jongeren, mede vanwege hun levenspatroon en gedragsproblemen, moeilijk terug naar school en/of werk te krijgen is en dreigt te vervallen in criminaliteit en/of uitsluiting;
overwegende dat de invoering van een kwalificerende leerplicht tot 18 jaar en een leerwerkplicht tot 23 jaar veel jongeren tot leren en/of werken zal brengen;
van oordeel dat "prep camps" met een intensieve en verplichtende aanpak gericht op het bijbrengen van discipline, een opleiding en een traject naar werk voor een beperkte groep jongeren een goede aanvullende voorziening zouden zijn;
van oordeel dat de experimenten waartoe de regering reeds heeft besloten, robuust moeten worden vormgegeven;
verzoekt de regering:
- de beschikbare middelen voor experimenten met "prep camps" te verdubbelen, zodat plannen die startklaar zijn zoals Campus Nieuwe Kans in Rotterdam, optimaal van start kunnen gaan;
- dit te dekken uit de apparaatsuitgaven of op een andere door bij de voorjaarsnota te bepalen wijze,
Verhagen
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Verhagen, Rutte en Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12(30800).
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter. Kansen bieden en achterstanden voorkomen, dat begint al jong. Vandaar dat wij een groot voorstander zijn van het zo vroeg mogelijk tegengaan van achterstanden, dus voor de aanvang van de basisschool. Als je in een vroeg stadium constateert dat jongeren een taalachterstand hebben, zul je daar vroegtijdig bij moeten zijn en niet moeten wachten tot groep één van de basisschool.
Meedoen, meer werk en natuurlijk minder regels. Ook daarmee zijn wij goed op weg. Het realiseren van de doelstelling om de administratieve lasten met 25% te verminderen ligt binnen handbereik, maar nu moeten wij ook doorpakken. Ik begrijp van met name veel kleine eenmansbedrijven dat het hun veel rompslomp zou schelen als ze de mogelijkheid hadden om, in plaats van maandelijks, eens per kwartaal belastingaangifte te doen. Vandaar dat ik mede namens collega Rutte de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat dit kabinet echt werk maakt van het verminderen van administratieve lasten;
voorts constaterende dat voor 2007 de doelstelling om de administratieve lasten met 25% te verlichten binnen handbereik ligt;
overwegende dat er grote behoefte bestaat aan het stevig voortzetten van de administratieve lastenverlichting voor ondernemers;
verzoekt de regering, eenmansvennootschappen zonder personeel de mogelijkheid te bieden tot kwartaalaangifte;
verzoekt de regering, met maatregelen te komen om de premieheffing voor werkgevers verder te vereenvoudigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Verhagen en Rutte. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13(30800).
De heer Verhagen (CDA):
Omwille van het tegengaan van overbodige regelgeving ondersteun ik het pleidooi van collega Rutte om de invoering van een eenbesluitregeling mogelijk te maken, juist om besluitvorming rond grote projecten sneller tot stand te brengen.
Voorzitter. Het gaat weer goed met Nederland. Nederland heeft de laagste werkloosheid van Europa, is koploper in economische groei – ik ben blij dat de heer Bos in zijn tweede termijn onderstreepte hoe blij hij daar zelf ook mee is – de koopkracht is verbeterd, het consumentenvertrouwen neemt toe, er wordt weer geïnvesteerd en iedere dag komen er banen bij. Dit kabinet heeft dus gedaan wat het heeft beloofd en het is koersvast. Dankzij dit kabinet heeft dit land weer kansen en is het klaargestoomd voor de uitdagingen van de toekomst. Laten we daar blij mee zijn, in plaats van zuur als beste stuurlui aan wal te staan!
Er valt weer wat te kiezen. Dit kabinet heeft de kiezer respect te bieden en welvaart, dit kabinet heeft mensen zekerheid te bieden. Wij komen niet aan de AOW, wij morrelen niet aan de hypotheekrenteaftrek; bij ons zijn gezinnen en middeninkomens in goede handen. Een andere keuze is, inderdaad, een keuze in onzekerheid, waarbij de koppositie van Nederland, waarvoor wij allemaal hard hebben gewerkt, in de waagschaal wordt gesteld. Een keuze voor de Partij van de Arbeid, die vertrouwde regelingen zoals de hypotheekrenteaftrek wil aanpakken, die een belasting wil invoeren voor ouderen die hun hele leven hebben gespaard voor hun oude dag, is een keuze voor een partij die de pretentie heeft om dit land te gaan regeren, maar vijfenvijftig dagen voor de verkiezingen nog steeds niet kan vertellen wat de middeninkomens in hun eigen plannen aan zorg gaan betalen; het is een keuze voor een partij die het eigen huiswerk niet op orde heeft, zoals eerder bij de AOW, maar wel moord en brand schreeuwt over anderen die wél resultaat hebben geleverd. Als Bos in gebreke blijft bij zijn eigen zorgplannen, dan doe ik het maar; mensen hebben er namelijk recht op om te weten wat ze gaan betalen voor hun ziektekosten. Middeninkomens gaan bij de PvdA honderden euro's meer betalen dan in het huidige systeem met nominale premie en zorgtoeslag. Bij het CDA weten de mensen waar ze aan toe zijn. Wij willen doorgaan met de succesvolle resultaten en die niet in de waagschaal stellen. Wij willen van een hervormingsagenda naar een investeringsagenda, want er is nog veel werk te doen. Wij zullen doorgaan. Het woord is aan de kiezer.
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter. Het was een beetje een onwerkelijk debat. We zijn weliswaar pas halverwege, maar je kunt nu toch wel de balans opmaken. We hadden immers te maken met een begroting voor volgend jaar, maar over twee maanden gaat deze regering daar niet meer over. Iedereen had dit debat natuurlijk willen voeren over de toekomst van Nederland, maar daarover wilde uitgerekend de premier het niet hebben, omdat hij niet in de verleiding wilde komen om in stelling te worden gebracht als verdediger van het CDA-verkiezingsprogramma. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het voor een premier inderdaad best moeilijk is om twee petten op te hebben. Ik heb daar dan ook alle begrip voor, maar ik geef Bos ook gelijk als hij zegt dat de premier best bereid is gebleken om, als hem dat zo uitkwam, commentaar te geven op de verkiezingsprogramma's van andere partijen, met uitzondering van dat van het CDA. Gisteren heb ik de premier uitgenodigd om eens constructief te kijken naar de uitermate constructieve opstelling van de SP-fractie. Ik ben immers met tien voorstellen gekomen om de ingediende begroting substantieel te verbeteren. Ik moet zeggen dat ik toch een beetje teleurgesteld ben. Ik vermoedde gisteren al dat wij hier weer twee dagen lang een jaarlijks ritueel opvoeren zonder dat er veel wordt verschoven, dat alles wordt aangeraakt, maar dat er niets verandert. Als ik eerlijk ben, moet ik zeggen dat dit inderdaad het geval is. Dit is voor mij dan ook reden om meer moties in te dienen dan ik ooit eerder heb gedaan bij de algemene politieke beschouwingen.
Ik heb gesproken over de no-claim. Daarover is een motie ingediend door de heren Bos en Rouvoet, die mijn fractie van harte ondersteunt. Ik heb gesproken over de € 260 die wij voorstellen voor een inkomensafhankelijke kinderbijslag. Ik heb de minister-president er niet over gehoord. Ook heb ik voorstellen gedaan over de welvaartsvaste AOW, over de ouderenkorting en – toch een heel leuk idee – over het plan om de 65-plussers en 12-plussers op pad te sturen door Nederland. Leve de mobiliteit voor deze twee generaties. Ook hebben wij een voorstel ingediend om een begin te maken met het bijspijkeren van de mensen met de echt lage inkomens. Dat geldt natuurlijk ook voor het voorstel inzake de kinderbijslag, maar dit voorstel komt vooral voort uit de volgende vraag. Hoe kun je na de periode die wij hebben meegemaakt, besluiten om iedereen 1% erbij te geven in de wetenschap dat dit een aanzienlijk verschil in euro's in de portemonnee uitmaakt voor de verschillende categorieën mensen? Daarom wil ik de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de economie zich gunstig ontwikkelt en er ook voor volgend jaar een hogere economische groei wordt verwacht;
constaterende dat de absolute koopkracht van mensen met een minimuminkomen in 2007 achterblijft bij die van mensen met een bovenmodaal inkomen;
verzoekt de regering, over te gaan tot een verhoging van het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen met 1,25% en de financiële dekking te vinden in het minder verlagen van de WW-premies,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14(30800).
De heer Marijnissen (SP):
Omdat er een directe relatie bestaat tussen armoede en kredietverstrekkers die naar mijn idee zonder enig geweten proberen om de meest kwetsbare mensen te ronselen voor hun praktijken, dien ik een motie in waarmee ik twee wantoestanden tegelijkertijd wil opruimen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er ondanks genomen maatregelen nog steeds mensen in problemen komen door schulden bij kredietverstrekkers die rentepercentages tot 16% rekenen;
overwegende dat ook catalogusbedrijven dergelijke tarieven rekenen en een groep kwetsbare klanten daarvan de dupe is;
overwegende dat er nog steeds misleidende reclame wordt gemaakt door kredietverschaffers;
overwegende dat er een kwetsbare groep mensen is die in problemen komt door te lenen van eerdergenoemde kredietverstrekkers;
verzoekt de regering, de wettelijke maximumrente te verlagen met twee procentpunten en tevens de regels voor reclames door kredietverschaffers aan te scherpen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15(30800).
De heer Marijnissen (SP):
Ik zal niet te veel uitweiden over de wantoestanden in de verpleeghuizen, want die zijn hier vandaag en gisteren alweer besproken. Ik vind het te benepen voor woorden wat het kabinet hiervoor uittrekt. Ook het debatje dat ik met de minister-president had, geeft mij onvoldoende vertrouwen dat er nu echt eens een keer een kentering komt. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het CTG zelf heeft berekend dat, om de noodzakelijke zorg in de verpleeghuizen te kunnen leveren, er meer moet worden geïnvesteerd dan de 63 mln. die de regering uittrekt;
verzoekt de regering, bovenop die 63 mln. 120 mln. extra te investeren in de verpleeghuiszorg en dit te dekken door een verbreding van de AWBZ-premie over alle belastingschijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16(30800).
De heer Marijnissen (SP):
Over het generaal pardon is een motie ingediend die de steun van mijn fractie heeft. Ik wil het nu even hebben over de schoolboeken. Dat is toch wel een heel sympathiek voorstel. Als een fractie over het voorstel van een andere fractie zegt dat het sympathiek is, komt er meestal een afwijzing. Nu komt er bij dit sympathieke voorstel een pleidooi. Dat pleidooi ga ik echter niet houden. Ik ga gewoon de motie voorlezen. Die is vast overtuigend genoeg.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de overheid op grond van artikel 13 van het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESC) zorg dient te dragen voor kosteloos onderwijs;
van mening dat kosteloos onderwijs ook van toepassing is op de bekostiging van schoolboeken;
overwegende dat de regering dit heeft erkend door te stellen dat er inhoudelijk veel voor te zeggen valt dat de kosten van schoolboeken niet langer door ouders maar door scholen gedragen zouden moeten worden, maar dat er op dit moment te weinig financiële ruimte bestaat (30300 VIII, nr. 244, p. 7);
verzoekt de regering, met ingang van het schooljaar 2007/2008 schoolboeken te bekostigen door verhoging van het lumpsumbudget voor scholen in het voortgezet onderwijs, waarbij de dekking bijvoorbeeld kan worden gevonden door af te zien van de intensivering van de kinderopvangtoeslag voor hogere inkomens,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17(30800).
De heer Marijnissen (SP):
Ter verduidelijking: met die hogere inkomens doel ik op de drie keer modaal die wij op dat punt sponsoren.
De heer Verhagen (CDA):
Dat voorbeeld klopt niet. Drie keer modaal krijgt geen kindertoeslag. De kindertoeslag is inkomensafhankelijk.
De heer Marijnissen (SP):
Deze motie is in samenwerking met de heer Rouvoet opgesteld, ik weet niet of hij in de zaal is. Oorspronkelijk stond er een bedrag in...
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Het kan heel makkelijk opgelost worden. Het gaat niet om de kindertoeslag, maar om de kinderopvangtoeslag. De regering stelt voor, die bovengrens te verhogen naar zelfs vier keer modaal, zeg ik er ter aanvulling bij. Dat willen wij ongedaan maken voor de hoogste inkomens. Maar het gaat dus om de kinderopvangtoeslag.
De heer Verhagen (CDA):
Gratis kinderopvang en geen toeslag meer. Hoe zit het dan met de gratis kinderopvang voor mensen met drie keer modaal?
De heer Marijnissen (SP):
Wij willen bezuinigen op de toeslagen die aan mensen met hoge inkomens worden verleend voor kinderopvang. Het is heel simpel.
Voorzitter. Dan kom ik op de WAO. De heer Bos heeft er al over gesproken. Ik wil er nog twee moties aan toevoegen, om als het even kan meteen vandaag alle problemen rond de WAO op te lossen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat per 1 januari 2006 de uitkering op grond van de Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten wordt verhoogd van 70% tot 75% van het laatst genoten loon;
overwegende dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden;
verzoekt de regering, de uitkering van de volledig arbeidsongeschikten op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) te verhogen tot 75% van het laatst genoten loon;
verzoekt de regering, daarvoor dekking te vinden in het beperken van de uitgaven voor commerciële re-integratiebedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 18(30800).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel meer mensen dan verwacht door de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid geconfronteerd worden met beëindiging of verlaging van de uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);
constaterende dat er nauwelijks mensen zijn die na herbeoordeling werk vinden;
overwegende dat de keuringseisen voor herbeoordeling van WAO'ers onbillijk uitwerken;Marijnissen
verzoekt de regering, de herbeoordelingseisen aan te passen;
verzoekt de regering, de dekking van de kosten te vinden in het minder verlagen van de winstbelasting,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19(30800).
De heer Marijnissen (SP):
Helemaal niet gereageerd heeft de minister-president helaas op het punt van de huurliberalisatie, of ik moet het net even gemist hebben. Je kunt wel eens iets missen. Dat vind ik toch wel teleurstellend. Wij weten dat minister Dekker en misschien ook wel haar opvolger dat nog door de Kamer wil jassen voor de verkiezingen. Mijn fractie heeft daar ernstig bezwaar tegen, procedureel, maar vooral inhoudelijk. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het wetsvoorstel modernisering huurbeleid 2007 beoogt om de huurbescherming voor 20% van de socialewoningvoorraad af te schaffen;
constaterende dat de huurliberalisering uiterst controversieel is bij huurders, gemeenten en woningcorporaties;
besluit het wetsvoorstel voor de verkiezingen niet verder in behandeling te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20(30800).
De heer Marijnissen (SP):
Dan kom ik bij de MBO Raad. Ik had de minister-president gevraagd hoe het daarmee zit. Dat hebben wij nog even bij de MBO Raad nagevraagd en het blijkt wel degelijk te gaan over 25.000 nieuwe leerlingen waar het mbo onvoldoende compensatie voor heeft gekregen. Men vindt dat daar met name bitter omdat de regering koketterend zegt, echt iets te willen doen aan die drop-outs. De MBO Raad zegt – en in mijn opinie terecht – dat er dan ook geld bij moet komen als er veel meer kinderen naar het mbo toe komen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de bestrijding van voortijdig schoolverlaten een belangrijke prioriteit is en dat het kabinetsplan "Aanval op uitval" integraal dient te kunnen worden uitgevoerd;
constaterende dat hierdoor het aantal deelnemers in het mbo met 25.000 stijgt en dat het budget per deelnemer daalt;
verzoekt de regering, nog voor de behandeling van de begroting OCW de Kamer voorstellen te doen om deze daling ongedaan te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen en Bos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21(30800).
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter, tot slot. Ik vond het wel grappig dat de minister-president in zijn euforie over de prestaties van zijn kabinet op enig moment uitriep – ik dacht aan het adres van mevrouw Halsema – denk toch eens in de geest van de VOC!
Ik moet de minister-president toch even bijpraten, geloof ik. Inmiddels weten wij dat de VOC nogal wat rooftochten over de wereld heeft gepleegd. Wij weten ook dat de kolonisatie is begonnen in die periode. Indonesië kan u daar alles over vertellen, minister-president. U bent er onlangs nog geweest en dat is vandaag nog gememoreerd. Het zal u verteld zijn. Voor Indonesië heeft het tot 1949 geduurd, voor Suriname tot 1975. Het zou te lang duren om alle kolonies langs te lopen, maar dat is allemaal in de VOC-tijd ontstaan.
Ik wil u nageven dat de blik op de wereld mij aanspreekt. Zo hebt u het misschien bedoeld, maar het kan zo raar overkomen van een premier, ook in het buitenland. Nederland wil terug naar de VOC-tijd. Met name in Afrika zal men daar raar van opkijken. Ik wil u er trouwens ook op wijzen dat alle rijkdom die wij toen vergaard hebben, onmiddellijk daarna geleid heeft tot de nationale luiheid en decadentie in de pruikentijd. Dus ik mag toch hopen dat de lofzang op de VOC-tijd niet ook een prelude is op de pruikentijd, waarin wij meer op onze kont zaten dan dat wij werkten.
Ik kom op een ander punt. De VVD-fractie heeft de kwaliteit van de geschiedenisboekjes in Nederland aan de orde gesteld. Ik vraag mij nu werkelijk af welke geschiedenisboekjes deze minister-president gelezen heeft en over welke geschiedenisboekjes de VVD-fractie het heeft. Ik heb toch eerder het idee dat het een omissie is in die boekjes dat dit niet verteld wordt en dat zelfs onze minister-president dit ontschiet, op een moment dat hij in euforie is over het kabinetsbeleid. Mij dunkt dat daar meer prioriteit ligt dan bij de vermeende linksigheid van de schoolboekjes van de VVD-fractie.Marijnissen
Dit is de laatste begroting van Balkenende I, II en III. Dat is ook wel een reden om de balans op te maken. Ik heb al vaker gezegd dat ik na de vier paarse perioden van nihilisme de vier jaar die wij vanaf 2002 hebben meegemaakt, verloren tijd vind. Ik weet nog dat de minister-president en ikzelf in de campagne van 2002 hetzelfde woord bezigden, namelijk wederopbouw. Alleen zat er bij mij een adjectief voor en benadrukte ik vooral de sociale wederopbouw. Ik geloof dat er in 2002 heel veel mensen uiteindelijk toch besloten hebben om te kiezen voor een betere toekomst en vooral voor die sociale wederopbouw. Velen vonden dat klaarblijkelijk ook bij het CDA van toen. Ik moet echter vaststellen dat de hoop op vooruitgang in combinatie met rechtvaardigheid iets is, waarbij mensen nu van een koude kermis thuis komen. Het kabinet is de afgelopen vier jaar als een bastion geweest. Nu ben ik zelf van staal, dus ik kan er tegen, ook als heel veel goede voorstellen verworpen worden. Ik verlies mijn enthousiasme om voor dit land op te komen niet, maar het is geen aansporing voor een fair, open debat.
Juist in een duaal systeem en in een coalitiedemocratie moet het mogelijk zijn dat de oppositie een stem heeft die gehoord wordt en dat uiteindelijk op basis van argumenten wordt besloten, en niet alleen op basis van getalsmatige vertegenwoordiging in het parlement. Er zijn punten waar Verhagen, en eigenlijk ook de minister-president, en ik het van begin af aan over eens zijn geweest, te weten het bestrijden van de bureaucratie in de publieke sector, het bestrijden van het groeiende cynisme in de publieke sector en het bestrijden van de uitwassen in de beloning van de top van de publieke sector. Toch zie ik nu dat op al die terreinen in de afgelopen vier jaar hoegenaamd geen vooruitgang is geboekt. Ik vind dat buitengewoon teleurstellend. Precies op die punten hadden wij immers samen kunnen optrekken.
Ik prijs de werklust van de premier. Ik dacht soms bij mijzelf: het mag wel een tandje minder, doe wat minder en denk wat meer na. Zijn goede bedoelingen en zijn motieven trek ik niet in twijfel, maar ik heb vaak foute analyses en foute keuzes aangetroffen. In het CDA is de afgelopen tijd te veel VVD geslopen. Dit kabinet is te veel VVD geweest. Minister Zalm valt daarvoor te prijzen uit strategisch oogpunt, maar niet uit inhoudelijk oogpunt. Trouw, het lijfblad van de minister-president, schrijft vandaag in een commentaar dat het CDA zich niet langer kan tooien met de slogan "niet bij brood alleen" en dat het erop lijkt dat het CDA dit kabinet wel heel sterk heeft laten focussen op de macro-economische cijfers en veel te weinig op de samenleving. Laat dat nu precies de conclusie zijn die mijn fractie ook trekt!
Het is dan ook een opluchting voor mijn fractie en voor het land dat wij 22 november aanstaande ter stembus kunnen. Ik wens u allen daarbij heel veel succes, maar niet te veel.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik begrijp inmiddels iets meer van het enthousiasme van de heer Marijnissen voor een Huis van de Geschiedenis. Hij zal daar ook zelf nog heen moeten om te weten dat Suriname tot de Verenigde West-Indische Compagnie behoorde en niet tot de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Verder spreekt zijn verhaal mij natuurlijk zeer aan.
De heer Marijnissen (SP):
Ik zal het nog één keer zeggen. Het is begonnen met de VOC en het is later doorgezet in de West-Indische Compagnie, in die chronologie. Dus als de minister-president de VOC aanhaalt en spreekt over die tijd, kunnen wij daarna ook een West-Indische Compagnie verwachten. Het gaat om de mentaliteit die daarachter zit.
De heer Rutte (VVD):
Dus u ging daarnet gewoon een beetje te kort door de bocht. Ik begrijp het nu beter.
Ik zeg ook van mijn kant de regering dank voor de beantwoording van de vragen van de Kamer in eerste termijn. In mijn bijdrage in eerste termijn heb ik een vijftal concrete voorstellen gedaan. Omdat wij vooruit willen en niet achteruit, waren het voorstellen op het terrein van werk, de scholen en de veiligheid op straat.
Om grote projecten te kunnen realiseren heeft mijn fractie het kabinet verzocht een zogenaamde eenbesluitregeling mogelijk te maken, waarin al het gedoe dat samenhangt met grote projecten, kan worden vervat. Ik vind het dan ook jammer dat het kabinet hierop terughoudend reageert. De verbeteringen die hier de afgelopen jaren ontegenzeglijk zijn aangebracht, bijvoorbeeld in de Tracéwet, zijn in onze ogen gewoonweg niet voldoende en gelden veelal niet voor nieuwe projecten. Het blijft een feit dat in ons omringende landen de besluitvorming over grote projecten veel sneller gaat. Die landen hebben te maken met dezelfde internationale verdragen als wij. De vraag is dus waarom wij die procedures niet bundelen en waarom wij niet één loket maken waar belanghebbenden terechtkunnen. Dat maakt besluiten nemen sneller, gemakkelijker en transparanter. Om de regering op dit punt aan te moedigen heb ik dan ook de volgende motie voorbereid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat grootschalige (infrastructuur)projecten slechts zeer moeilijk realiseerbaar zijn vanwege de vele en uitgebreide procedures en vergunningen die, naast en achter elkaar in de tijd, gevolgd en doorlopen moeten worden;
overwegende dat dit leidt tot een ondermijning van slagvaardige besluitvorming en uitvoering en dat hierdoor het bedrijfsleven ontmoedigd wordt te participeren in deze grote projecten;
overwegende dat eerdere pogingen tot procedurele vereenvoudigingen nog onvoldoende zijn geslaagd;
verzoekt de regering, een nieuwe inspanning te doen om de vele procedures te vereenvoudigen, te versnellen en te bundelen en daarmee de invoering van een eenbesluitregeling mogelijk te maken;
verzoekt de regering, voor 1 juli 2007 met een voorstel hierover te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte en Verhagen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22(30800).
De heer Rutte (VVD):
Op het punt van de economie steunt mijn fractie de motie van de heer Verhagen over de kwartaalaangifte. Het lid van mijn fractie Aptroot heeft daarvoor eerder aandacht gevraagd en een motie hierover door de Kamer laten aannemen. Het is goed dat daar ook nu echt actie op wordt genomen. Wij steunen dan ook van harte deze motie van het CDA.
Ik kom bij de scholen. In mijn eerste termijn heb ik aandacht gevraagd voor het belang dat leraren carrière kunnen maken, niet in de bureaucratie van de school, maar voor de klas, en dat betere leraren ook meer geld kunnen verdienen. Ik heb goed genoteerd wat de minister-president in reactie op deze voorstellen heeft gezegd. Ik ben blij dat het kabinet een onderzoek zal instellen naar een nieuwe beloningssystematiek waarbij gelet wordt op de betere leraren, de meer gemotiveerde mensen, wat ertoe moet leiden dat ook docenten carrière kunnen maken. Daarmee wordt het mogelijk om carrière te maken voor de klas in plaats van steeds meer bestuurlijke taken erbij te nemen.
Voorzitter. Om taalachterstanden zo vroeg mogelijk te bestrijden heeft mijn fractie het kabinet verzocht om een verplichte taalcheck in te voeren. De minister-president heeft daarover het een en ander gezegd. Ik heb al aangekondigd dat ik mij zou beraden op het voorstel van het kabinet om met pilots te gaan werken. Ik ben op zich blij dat de regering, net als de VVD-fractie, het belang van het vroeg signaleren van taalachterstanden inziet. Maar het voorstel van het kabinet om pilots te starten acht ik gewoonweg onvoldoende. Deze zaak is urgent. Het gaat om grote groepen jongeren die, nog voordat zij naar het lager onderwijs gaan, een taalachterstand oplopen. Deze taalachterstand werkt door in hun verdere carrière op school en vervolgens in de samenleving en heeft grote gevolgen voor de integratie van mensen in de maatschappij. Het betreft vooral allochtonen jongeren die thuis geen Nederlands spreken. Dit is een buitengewoon groot probleem. Ik acht dit zo zwaarwegend, dat ik geen genoegen kan nemen met het antwoord van de regering. Daarom leg ik de volgende motie aan de Kamer voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat alle kinderen een zo goed mogelijke start moeten kunnen maken in het basisonderwijs;
overwegende dat daarom het ontstaan van taalachterstanden bij kinderen zo vroeg mogelijk moet worden gesignaleerd;
constaterende dat consultatiebureaus daar een rol in kunnen spelen via de reeds in de reguliere consultatie opgenomen taalscreening;
overwegende dat de ouders van kinderen met een taalachterstand vaak onvoldoende Nederlands spreken, waardoor de taalontwikkeling van het kind achterblijft;
verzoekt de regering, te komen tot een uitgewerkt plan met zo nodig een wettelijk kader, waarmee bij alle kinderen vóór de derde verjaardag een eventuele taalachterstand wordt onderkend. Dit gebeurt op het consultatiebureau. Op het consultatiebureau wordt dan tevens een analyse gemaakt van het taalaanbod door de ouders. Bij onvoldoende taalaanbod door de ouders worden de ouders gestimuleerd aanvullende taallessen te volgen. Aan de constatering van de ontwikkeling van een taalachterstand bij het kind wordt de consequentie van verplichte voorschoolse educatie, in een doorlopende leerlijn naar de basisschool, verbonden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte, Verhagen, Bos en Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 23(30800).
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik heb aandacht gevraagd voor de veiligheidssituatie van winkeliers. De minister-president heeft mij toegezegd daarop in tweede termijn te zullen reageren. Omdat ik dan geen kans meer heb nog een motie in te dienen, dien ik nu voor de zekerheid mijn motie in. Ik hoop dat het antwoord van de regering van dien aard zal zijn, dat ik de motie kan intrekken. Dit is een voor mijn fractie buitengewoon belangrijk punt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ondanks de inspanningen in het bestrijden van winkelcriminaliteit nog veel persoonlijk leed en financiële schade van winkeliers, het personeel en hun klanten bespaard kan worden door extra maatregelen;
verzoekt de regering, meer steun te geven aan de initiatieven die reeds door het Platform Detailhandel en de winkeliers zelf worden genomen;
verzoekt de regering, met een aanvullend Actieplan Winkelcriminaliteit te komen waarin ten minste het volgende wordt geregeld:
- de oprichting van een landelijke databank met informatie over notoire winkeldieven;
- verruiming van de mogelijkheden voor burgersurveillance in winkels;
- het bieden van meer ruimte aan winkeliers om zichzelf te verweren tegen winkeldieven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte, Verhagen en Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24(30800).
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik heb tevens aandacht gevraagd voor het belang dat gezagsdragers, die namens ons allen in de samenleving optreden, ook daadwerkelijk op de steun van de samenleving kunnen rekenen wanneer zij met geweld worden geconfronteerd. Ik heb goed geluisterd naar wat de minister-president hierover heeft gezegd. Het kabinet zal nog voor de behandeling van de begroting van Justitie hierover een brief aan de Kamer zenden en wanneer deze begrotingsbehandeling over de verkiezingen heen zou worden getild, zullen wij deze brief voor het eind van de maand oktober ontvangen. Wij wachten deze brief af en zullen vervolgens het debat met de regering voeren.
Voorzitter. Nu het weer goed gaat met Nederland, heeft de samenleving een unieke kans. Gaan wij met Nederland voor- of achteruit? Kijken wij naar de toekomst of naar het verleden? Zien wij vooral kansen of bedreigingen? In het debat leek duidelijk te worden dat sommigen in deze Kamer vooral achteruit willen gaan. Het viel mij in dit verband op dat de fractievoorzitters van de SP en de PvdA in hun reacties inwisselbaar leken. Gevoelsmatig meende ik al een tijdje dat Partij van de Arbeid en SP steeds meer naar elkaar toe schuiven. De opmerkingen van de heer Marijnissen in de uitzending van Buitenhof afgelopen zondag hebben deze gedachte zonder meer versterkt. De eensgezinde interrupties van de heren Bos en Marijnissen vandaag tijdens het debat bevestigen dit idee.
Er moet mij eigenlijk nog iets extra's van het hart over de leider van de oppositie. Hij is in het debat zonder meer niet in staat gebleken uit te leggen wat zijn plannen betekenen voor mensen met een middeninkomen, mensen tussen een en twee keer modaal. Ten eerste ondermijnt hij met zijn plannen tot het beperken van de hypotheekrenteaftrek het vertrouwen in de woningmarkt en blokkeert hij de zo belangrijke doorstroming, juist voor middengroepen. Ten tweede zet hij met zijn plannen voor een nominale zorgpremie feitelijk een stap terug richting het oude ziekenfonds. De zorgpremie zal voor veel mensen omhoog gaan, vooral voor de middengroepen. Ten derde gaan met zijn plannen voor de fiscalisering van de AOW leraren, politieagenten en andere gewone, hard werkende Nederlanders na hun pensioen nog een keer betalen voor hun eigen AOW. Daarmee creëert hij feitelijk een apart belastingtarief voor 65-plussers. Ook dat raakt dus vooral de middengroepen.
Ondanks al deze feiten weigert de leider van de oppositie ten enenmale zijn berekeningen openbaar te maken. Heeft hij wel berekeningen of heeft hij niet eens de moeite genomen om het effect van al deze ingrijpende maatregelen door te rekenen? Aan de ene kant zegt hij dat de middengroepen er bij de Partij van de Arbeid niet op achteruit gaan. Blijkbaar heeft hij dus wel berekeningen. Waarom maakt hij die dan niet openbaar? Of hij heeft die berekeningen toch niet. Het is van tweeën een. Hij heeft ze en dan worden ze openbaar of hij heeft ze niet en dan baseert hij zijn claim dat de middengroepen er bij de Partij van de Arbeid niet op achteruit gaan, zonder meer op drijfzand. Dat is een conclusie die in dit debat kan worden getrokken.
Mijn fractie maakt een duidelijk andere keuze, voor een Nederland dat niet achteruit gaat, maar vooruit gaat, een land dat kansen heeft voor iedereen die iets van zijn leven wil maken, een land dat voorop wil lopen in de wereld, een land waar welvaart en welzijn is voor iedereen. Nu het weer goed gaat met Nederland, staan wij voor een fundamentele keuze. Kiezen wij voor een openluchtmuseum, waar de heer Bos op Schiphol klompjes staat uit te delen aan de arriverende Chinezen? Of kiezen wij voor een open handelsmaatschappij, een open, moderne samenleving, die de concurrentie met de wereld aangaat? Voor mijn fractie is er geen twijfel. Alleen de tweede optie is een optie waarvoor wij willen gaan.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de premier voor zijn antwoorden in eerste termijn.
In 1998 schreef de twee weken geleden overleden filosoof Lolle Nauta samen met de dichter Rutger Kopland een pleidooi voor een fatsoenlijke samenleving. Dat pleidooi was overigens ook een advies om GroenLinks te stemmen, maar dat daar gelaten. Hij schreef over fatsoen. Dat is geen kleinburgerlijke moraal. Dat is het vermogen om behalve door je eigen ogen ook door die van een ander naar de samenleving te kijken, door de ogen van mensen met andere belangen dan die van jezelf en met minder mogelijkheden om deze te realiseren.
Ik denk dat dit pleidooi de premier is ontgaan, want ik hoorde hem aan het einde van zijn eerste termijn zeggen dat vier jaar geleden fatsoen een vies woord was in Nederland. Hij voegde daar nog aan toe dat de media niets over respect schreven. Het is een ongelofelijke prestatie. De wereldeconomie heeft hij aan de praat gekregen, zoals de heer Bos terecht opmerkte. Het land is na de puinhopen van Paars wederopgebouwd. Heel Nederland zingt ondertussen: fatsoen moet je doen. De media zijn heropgevoed.
Nu heb ik altijd geleerd dat prestaties zichzelf bewijzen en dat je daar niet over moet pochen. Volgens mij zeggen de calvinisten altijd dat bescheidenheid de mens siert. Daarom zal ik vandaag niet mijzelf feliciteren, maar ik wil wel even van de gelegenheid gebruik te maken om de heer Verhagen te feliciteren met het behalen van de nationale zwetsprijs.
De heer Verhagen (CDA):
Dank je wel!
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Maxime, van harte!
Fatsoen is het vermogen om door de ogen van anderen naar de samenleving te kijken en dan met name de anderen die minder mogelijkheden hebben dan jezelf. Ik vond dat daaraan de afgelopen dagen een groot tekort was. Gaat het erom door de ogen van anderen naar de samenleving te kijken, dan denk ik om te beginnen aan de mensen die in de verpleeghuizen te weinig zorg ontvangen. Zelfs in de beste ziekenhuizen komen mensen wekelijks nog vier uur zorg tekort. Vanzelfsprekend steunt mijn fractie dan ook de motie die de heer Marijnissen heeft ingediend.
Vervolgens zijn er de chronisch zieken en gehandicapten, die last hebben van de no-claimregeling. Wij kijken hier door de ogen van de ander, de mensen die niet de mogelijkheden hebben om voor zichzelf te zorgen. De premier gaf een opening, maar niet voldoende. In 2007 kunnen deze mensen nog op extra kosten rekenen, omdat zij ziek zijn. Mijn fractie steunt dan ook het initiatief van de fracties van de PvdA en de ChristenUnie.
Voorts wijs ik op de arme gezinnen en de arme ouderen. De afgelopen jaren hebben zij het hardst betaald. Ik vind het dan ook jammer dat zij nu het minste profiteren van het herstel van de economie. Zoals hier wellicht bekend is, heeft mijn fractie een actie gestart op de website om de € 52 die iedereen ontvangt als compensatie voor de energieheffing, aan een goed doel te besteden. Ik zou u, premier, kabinet en Kamer, dan ook willen vragen om de € 52 die wij allemaal ontvangen maar niet nodig hebben, over te maken aan bijvoorbeeld de voedselbank. Dat kan op onze site.
Kijken wij door de ogen van een ander, dan zijn er ook de meer dan 100.000 mensen die de afgelopen jaren werkloos zijn geworden. De premier noemde dat de kleine lettertjes, maar wij hebben het hierbij wel over een groep mensen van de omvang van een middelgrote stad in Nederland, mensen die in de afgelopen jaren tegen hun zin werkloos zijn geworden.
Voorzitter. Hiernaast heb ik drie onderwerpen centraal gesteld in mijn eigen inbreng. Ten eerste betreft dit de vrouwen. Ik kan vaststellen dat deze niet in goede handen zijn bij de premier. Dat geldt voor de binnenlandse verhoudingen, als het gaat om de arbeidsmarktparticipatie en de economische zelfstandigheid. De premier heeft er weinig woorden aan gewijd en ik wil op in ieder geval één van de onderdelen een motie indienen. Dat betreft het zwangerschapsverlof voor zelfstandigen; D66 en GroenLinks hebben daar de afgelopen maanden voor geijverd. Ik leg de Kamer de volgende motie voor, die mede is ondertekend door de heer Verhagen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrouwelijke ondernemers, zelfstandigen en freelancers geen recht hebben op een publieke voorziening ingevolge zwangerschap en verlof ter zake zelf moeten financieren;
van mening dat dit een belemmering vormt voor vrouwelijk ondernemerschap in brede zin;
verzoekt de regering, vóór de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een plan van aanpak naar de Kamer te sturen, waarin voorstellen worden gedaan voor een uitkering voor zwangerschapsverlof voor vrouwelijke ondernemers, zelfstandigen, freelancers en meewerkende partners,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en Verhagen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25(30800).
De heer Rutte (VVD):
Wij hebben net met elkaar de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de WAZ, afgeschaft, omdat ondernemers een beetje het gevoel begonnen te krijgen dat deze weinig opleverde, heel veel kostte en een hoop bureaucratie met zich mee bracht. Hoe gaat u dat voorkomen met dit voorstel? Hiermee beogen wij deze vrouwen een uitkering voor een paar maanden op minimumniveau te bieden. Ik begrijp de sympathieke gedachte erachter en die steun ik ook, maar tegelijkertijd vrees ik dat als wij gaan doen wat u voorstelt, dit verplichtingen met zich meebrengt, een hoop bureaucratie en ook een hoop kosten voor die ondernemers.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Daar zou ik ook tegen zijn. Bureaucratie moet je zo veel mogelijk vermijden. Ik neem aan dat er genoeg slimme jongens en meisjes in het kabinet zitten om ervoor te zorgen dat het zwangerschapsverlof wel geïntroduceerd wordt, maar dan zonder bureaucratie. Hierbij lijkt mij het principe te belangrijk om het te laten ondersneeuwen door praktische bezwaren. Ik geef een klein voorbeeld. Een goede vriendin van mij kreeg vandaag een kind. Zij is zelfstandig ondernemer en heeft de afgelopen maanden op een houtje moeten bijten en haar bedrijf is daarmee buitengewoon kwetsbaar geworden.
De heer Rutte (VVD):
Ik zie op zich de sympathieke kanten van wat hier speelt, maar ik maak mij grote zorgen over de uitwerking. Bij de WAZ hebben wij die ellende allemaal gehad. Dat was ook een sympathiek idee, maar het pakte verkeerd uit. Ik zou eigenlijk eerst van de regering willen weten wat voor gevolgen en wat voor consequenties het allemaal heeft, voordat mijn fractie zomaar voor zo'n motie kan stemmen. Ik zeg u dit meteen maar even, rechttoe rechtaan.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik denk dat u die vraag door moet geleiden naar het kabinet, iets wat ik vanaf deze plaats wel even voor u wil doen door het kabinet te verzoeken hierop een net antwoord op te stellen. Dat lijkt mij een kleine moeite.
Voorzitter. Ik heb ook aandacht besteed aan de positie van vrouwen wereldwijd en de buitengewoon kwetsbare positie waarin vrouwen vaak verkeren als zij op de vlucht zijn in situaties van oorlogen, maar ook in landen die onderdrukkende regimes kennen. Ik heb het verzoek gedaan om de helft van de extra gelden die vrijkomen voor ontwikkelingssamenwerking, specifiek te reserveren voor vrouwen. Dat verzoek is schriftelijk beantwoord, maar voor mij weinig bevredigend. Op dit punt dien ik een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrouwen wereldwijd de grootste slachtoffers zijn van oorlogen, conflicten en armoede;
constaterende dat vrouwen extra kwetsbaar zijn en zwaar getroffen worden door de gevolgen van de hiv/aidspandemie;
constaterende dat de internationale steun voor hiv/aidsprogramma's en programma's voor reproductieve rechten onder druk staan;
constaterende dat vrouwen in ontwikkelingslanden de economische motor zijn van miljoenen gezinnen en een sleutel tot ontwikkeling;Halsema
verzoekt de regering, ten minste de helft van de verhoging met 220 mln. van het budget voor ontwikkelingssamenwerking als gevolg van de economische groei, extra ten goede te laten komen aan hiv/aidsprogramma's, programma's voor versterking van reproductieve rechten, en aan de versterking van het ondernemersschap van vrouwen, boven de bestaande plannen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Marijnissen en Van der Laan. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26(30800).
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. In het kader van vrouwenrechten heb ik ook gesproken over Darfur. Over Darfur heeft de premier heel kort gesproken. Ik meen dat dit onderwerp meer aandacht verdient. De hele Kamer en het kabinet zullen dat met mij eens zijn. Ik meen verder dat het van groot belang is dat wij in het drama Darfur handelend optreden, dat wij niet alleen geld sturen, maar dat wij ook de VN aansporen tot meer actie. Op dit punt wil ik een motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in de provincie Darfur in Sudan de grootste humanitaire catastrofe van dit moment plaatsvindt;
constaterende dat de strijd in Darfur sinds 2003 al tweehonderdduizend mensen het leven heeft gekost en tot tweeënhalf miljoen vluchtelingen heeft geleid;
constaterende dat de Sudanese regering bombardementen uitvoert op dorpen in Darfur en daarbij vele onschuldige burgerslachtoffers maakt;
constaterende dat de Sudanese regering weigert om een vredesmissie van de Verenigde Naties toe te laten, waartoe de VN-veiligheidsraad heeft besloten onder resolutie 1706;
constaterende dat de Sudanese regering de vredesmacht van de Afrikaanse Unie wel tolereert maar dat deze er niet in slaagt om een eind te maken aan het geweld;
constaterende dat de speciale gezant van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor Sudan heeft opgeroepen om de vredesmacht van de Afrikaanse Unie onder VN-vlag te brengen, zodat deze slagvaardiger zou kunnen optreden;
verzoekt de regering:
- zich op alle mogelijke manieren in te spannen voor de bevordering van het onder VN-vlag brengen van de vredesmissie van de Afrikaanse Unie;
- de missie bilateraal en/of in EU-verband maximaal te ondersteunen met geld en materiaal;
- zich maximaal in te spannen voor het instellen van een no flyzone boven Darfur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Bos, van der Laan, Marijnissen, Verhagen en Rutte.
Zij krijgt nr. 27(30800).
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter. Ik wil mevrouw Halsema een vraag stellen. Ik heb de motie medeondertekend, dus de vraag zal niet over de inhoud gaan. Weet zij hoe geweldig veel goede dingen, hulp en inspanning in Zuid-Sudan geleverd worden door de katholieke kerk?
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dat weet ik. Vanzelfsprekend! Laat ik met een toegift komen. Natuurlijk heb ik hierover een beetje lopen nadenken. Misschien waren de woorden iets te beeldrijk en iets te hard. Dat erken ik direct, want ik weet dat de katholieke kerk zich ook inspant, maar ik heb een groot probleem met de katholieke kerk als het gaat om ontwikkelingssamenwerking, met name in Afrika. Ik wil mij in dit verband beperken tot de woorden van minister van Ardenne. Zij heeft gezegd dat het gedrag van de katholieke kerk in met name Afrika misleidend en schadelijk is.
De heer Verhagen (CDA):
Die woorden ondersteun ik niet, maar ik ben wel blij dat u in ieder geval toegeeft dat de katholieke kerk een grootse bijdrage levert aan het verlichten van de noden in Zuid-Sudan, en ook dat ligt in Afrika.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
De grootste? Dat lijkt mij wat overdreven. Maar dat de katholieke kerk actief is en goede daden verricht, erken ik vanzelfsprekend. Ik heb steeds duidelijk gemaakt dat het mij gaat om die bijdragen van de katholieke kerk, bijvoorbeeld het weren van vrouwen uit het priesterambt en het verbod dat geldt voor condoomgebruik, waar ik grote bezwaren tegen heb, en die houd ik staande. Ik bevind mij overigens in goed gezelschap, namelijk dat van minister Van Ardenne!
De heer Verhagen (CDA):
Dan nodig ik u uit eens samen met mij naar Zuid-Sudan te gaan. Talloze mensen hadden daar maar één hoop, namelijk de hulp van de katholieke kerk. Ik vind het prima om steeds weer over die andere elementen te beginnen, maar laten wij daar nu eens samen gaan kijken. Dan ziet u dat de katholieke kerk daar ongelooflijk veel goeds doet.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik zou heel graag een keer naar Sudan gaan, dan moet die strandwandeling met de heer Rutte maar even wachten!
Ik heb twee andere onderwerpen aan de orde gesteld. Een van die onderwerpen was dat van de jongeren, waarover de premier nogal karig was. En dan het milieu. Ik kan mij niet herinneren, of ik moet even niet opgelet hebben, dat de premier daarover heeft gesproken. Ik verwijs naar de cover van de laatste Intermediair. Het gaat mij niet om wat erbij staat: "Koning zonder gezag", want dat is een beetje flauw, maar op de cover staat de premier verkleed als Zonnekoning. Ik vroeg mij af of hij eraan had meegewerkt, dat weet ik niet zeker. De Zonnekoning is bekend van de woorden "Na ons de zondvloed". Ik denk dat dat mag gelden als adagium voor het milieubeleid van dit kabinet. Sinds heel kort predikt de premier optimisme. Ik moet zeggen dat hij mij daarmee in dit debat heeft besmet. Het was een lang debat, en halverwege begon ik te denken: de verkiezingen zijn weer twee dagen dichterbij. Daar wordt een mens optimistisch van!Halsema
Ik hoorde vanmorgen de premier smullend beginnen over de titanenstrijd die los zou barsten, zoals al beschreven in de media. Ik keek naar de premier, en ik kon er niets aan doen, maar ik moest even denken aan het prachtige boekje van Nescio, dat heet De Titaantjes. Dat is een clubje van vijf jongens die de wereld willen verbeteren; zij hebben grootse plannen, maar het lukt niet erg. Dan zitten zij bij elkaar en dan zeggen zij: "Daar zaten wij dan, wij lieten niets heel, tenminste niet veel." Maar toch oordeelt Nescio aan het eind van zijn boek mild over zijn kleine Titaantjes. In zijn nawoord zegt hij namelijk – die woorden wil ik tot de mijne maken: "Goed zo, jongens, zo mal als je bent, ben je mij toch liever dan die mooie wijze heren!"
Mevrouw Van der Laan (D66):
Voorzitter. Erg mooi dat mevrouw Halsema eindigt met Nescio, want ik wilde met hem beginnen. Zo zie je wat ons allemaal bindt! Wat de Titaantjes aan het eind van het boek tegen elkaar zeiden, was ook: "Jongens waren wij, stakkerig wijs zijn wij, behalve Bavinck, die mal geworden is." Maar aan het eind van de discussie zeiden zij: "Wij zijn er niet op vooruit gegaan." Dat gevoel heb ik vandaag ook wel eens gehad.
Dat D66 geen deel meer uitmaakt van dit kabinet, wordt wel schrijnend duidelijk als de minister-president sussende woorden spreekt over het dreigende lerarentekort. Wellicht is dat verklaarbaar doordat minister Van der Hoeven druk doende is met het organiseren van de door haar zo vurig gewenste conferentie over de evolutietheorie versus Intelligent Design. Maar kennelijk moeten wij het allemaal nog wat duidelijker zeggen, misschien dat het kabinet dan de aandacht weer kan richten op de hoofdzaken. Er is namelijk wél veel lesuitval. Volgens de Inspectie overschrijdt 30% van de scholen de norm van 15 dagen per schooljaar. Er zijn wél te weinig lesuren. Volgens de inspectie haalt nog geen 3% van de scholen het wettelijke aantal uren. Dit zijn de cijfers van de Inspectie van vandaag! Er zijn wel degelijk te veel onbevoegde leraren. Uit het antwoord van de regering maak ik op dat het aantal in 2004 al naar 11% was gestegen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau zegt dat het inmiddels 20% is van de leraren die voor de klas staan. Toch doen wij in 2007 niet een stap extra voor de leraren als het aan het kabinet ligt. Wat er daarna komt, zien wij dan wel weer. Dit kabinet schrikt er niet voor terug om op allerlei terreinen over zijn graf heen te regeren, maar voor onderwijs is dat niet mogelijk. Daarmee neemt de D66-fractie geen genoegen. Als wij willen dat ons onderwijs tot de wereldtop behoort, moeten wij nu vooral in leraren investeren. Het onderwijs dient weer aantrekkelijk te worden voor hoog opgeleide personen. Docenten en leraren die zich bijscholen en uitblinken, moeten daarvoor worden beloond. Het dient mogelijk te zijn om carrière te maken in de klas. De fractie van D66 wil daarom om te beginnen extra geld investeren in goed opgeleide en excellente leraren en docenten in het primair en secundair onderwijs. Dat bedrag zal in de komende kabinetsperiode verder moeten oplopen om de arbeidsomstandigheden en de opleidingsmogelijkheden voor alle leraren en docenten in alle sectoren van het onderwijs te verbeteren. Om dit te bewerkstelligen, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in Nederland een breed gedragen ambitie leeft om op het terrein van onderwijs en kennis weer tot de wereldtop te behoren;
overwegende dat, om deze ambitie te realiseren, er veel goed opgeleide en excellente leraren nodig zijn en blijven, maar dat het reeds bestaande tekort aan leraren naar het zich laat aanzien de komende jaren flink zal toenemen, onder meer omdat academici buiten het onderwijs aantrekkelijkere arbeidsvoorwaarden vinden;
overwegende dat de beloningsstructuur in het onderwijs nog te weinig flexibel is, alsmede te veel op het extra belonen van managementtaken gericht is, waardoor er in de praktijk weinig gebruik wordt gemaakt van een gedifferentieerde prestatiebeloning voor excellente leraren;
verzoekt de regering:
1. met werkgevers en werknemers in het onderwijs in overleg te treden en afspraken te maken over de bevordering en daadwerkelijke toepassing van een gedifferentieerde beloning van leraren;
2. vanaf 2007 extra geld uit te trekken om de arbeidsvoorwaarden voor goed presterende leerkrachten te verbeteren;
3. ter financiering hiervan de fusieprikkel in het voortgezet onderwijs af te schaffen en deze middelen hiervoor in te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Bos en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28(30800).
Mevrouw Van der Laan (D66):
Er is een bijkomend voordeel: als wij die fusieprikkel afschaffen, ontstaan er niet meer van die gigantisch grote, onpersoonlijke leerfabrieken. Dat is meegenomen.
Ook de ontwikkeling van de brede school stimuleren wij graag. Onderwijs, opvang, sport, cultuur en huiswerkbegeleiding komen dan samen. Ook op dat punt dien ik een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat direct betrokkenen desgewenst meer dan nu in staat gesteld moeten worden om brede scholen in het basisonderwijs te vormen, waar onderwijs gecombineerd wordt met zaken als buitenschoolse opvang, sport, cultuur, huiswerkbegeleiding en welzijn;Van der Laan
overwegende dat voor het realiseren van een substantiële groei in het aantal brede scholen een grootschalige aanpassing van schoolgebouwen nodig is, alsmede het aanstellen van conciërges en extra scholing van onderwijspersoneel;
verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen, zodat er voortvarend ingezet kan worden op het realiseren van 1000 extra brede scholen in 2011,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Halsema, Bos en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 29(30800).
Mevrouw Van der Laan (D66):
In eerste termijn heb ik aandacht gevraagd voor datgene wat ik in het kabinetsbeleid mis. Het betreft vrijzinnigheid, milieu, enthousiasme voor Europese samenwerking en internationale betrokkenheid. De premier eindigde zijn betoog met het beeld dat het op die terreinen goed gaat met Nederland. Ik raad hem aan om diverse buitenlandse kranten te lezen. In het buitenland is het beeld van Nederland immers heel anders. Als gevolg van de verschillende incidenten, zoals de reacties op de moord op Theo van Gogh, het onnodig afpakken van het paspoort van Ayaan en omdat de premier niet pal staat voor bijvoorbeeld het homohuwelijk, is de reputatie van een open en tolerant land zwaar gehavend. Ik verwacht dat de opvolger van deze premier – het maakt niet uit wie het wordt – met een visie komt op de wijze waarop dat imago kan worden hersteld.
Ook de fractie van D66 maakt zich ernstige zorgen over de situatie in Darfur. Zij heeft daarom de motie-Halsema daarover gesteund.
Dit jaar is er een nieuw zorgstelsel geïntroduceerd. Dat behoort tot het meest solidaire van Europa. Het is solidair voor jong en oud, voor gezond en ziek en voor rijk en arm. Nu wordt de inkomenssolidariteit buiten het verzekeringsstelsel geregeld in plaats van daarbinnen. Bovendien kent Nederland nog altijd zeer lage eigen betalingen binnen het stelsel, ondanks de ingevoerde no-claimregeling. Die regeling kent echter wel nadelen. Door de techniek is er ook sprake van het rondpompen van geld. Bovendien brengt het nogal wat administratieve lasten met zich mee voor verzekerden en verzekeraars. Als de no-claimregeling wordt afgeschaft, is een goed alternatief nodig in de zin van eigen betalingen of eigen risico. Die betalingen zijn nodig voor een goede werking van het stelsel. Bovendien mogen de premies niet onnodig stijgen. In de motie die ik hierover indien, vraag ik de regering om op korte termijn met alternatieven te komen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de no-claimregeling in de zorgverzekering is bedoeld om onnodig en inefficiënt gebruik van de zorg terug te dringen, maar dat deze regeling ook nadelen kent, zoals administratieve lasten voor burgers en verzekeraars;
van mening dat eventuele afschaffing van de no-claimregeling gepaard dient te gaan met alternatieve vormen van eigen betalingen of eigen risico aan de voet van het stelsel;
verzoekt de regering, op korte termijn werkbare voorstellen te ontwikkelen ter vervanging van de no-claimregeling, maar met behoud van een redelijk niveau van eigen betalingen of eigen risico aan de voet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Laan. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 30(30800).
Mevrouw Van der Laan (D66):
Mevrouw Halsema heeft uitstekend duidelijk gemaakt waarom de overdraagbare heffingskorting vrouwonvriendelijk is. Het is een aanrechtsubsidie of een thuiszitpremie. Aangezien VVD en CDA in hun verkiezingsprogramma's ook aangeven hiervan af te willen, wil ik vandaag zaken doen met de volgende motie. Ik dien die mede in namens mevrouw Halsema.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat verhoging van de arbeidsparticipatie van groot belang is voor onze toekomstige welvaart en voor de betaalbaarheid van de vergrijzing;
overwegende dat individualisering van de algemene heffingskorting bijdraagt aan de emancipatie van vrouwen;
verzoekt de regering, voorbereiding te treffen voor het individualiseren van de algemene heffingskorting,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Laan en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 31(30800).
Mevrouw Van der Laan (D66):
Wij hebben kort gesproken over het zich eindeloos voortslepende probleem van de 26.000 asielzoekers. Er liggen heel duidelijke uitspraken van de Kamer. Op 1 oktober moet iedereen een antwoord hebben van de IND op zijn eerste aanvraag. Volgende zomer moet het project Terugkeer volledig zijn afgerond, inclusief de zij-instromers.
Zoals vaker tijdens het debat durfde de premier ook over dit onderwerp geen standpunt in te nemen. Om hem morgen met een duidelijke opdracht naar het kabinet te sturen, heeft D66 de motie van de heer Bos hierover gesteund.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de uitvoerige beantwoording van de vragen. Ik ben blij dat hij serieus is ingegaan op de kern van mijn betoog, namelijk het pleidooi voor een andere overheid die de burger en zijn noden centraal stelt. Sleutelzinnen daarbij zijn problemen concreet benoemen en niet verhullen in ambtelijk of politiek correct taalgebruik, de eenloketgedachte doorvoeren, de ontschotting van de departementen en het tegengaan van verkokering in alle lagen van de overheid. Bij de bespreking van de begroting van Algemene Zaken zal ik verder ingaan op de rol van de minister-president bij de aansturing van bijvoorbeeld projectstaatssecretarissen en -ministers die voor een of twee kabinetsperiodes worden aangesteld om een klus te klaren. Die vernieuwing is noodzakelijk.
Terugblikkend op het debat overviel mij een gevoel van somberheid. Dit was nu net de manier waarop het niet moet. De grote partijen kruisten met elkaar de degens in een welles-nietesspelletje en wedijverden met elkaar in oncontroleerbare claims en verwijten. Bovendien hanteren wij een ambtelijk jargon dat voor niet-ingewijden nauwelijks te volgen is. Een huurtoeslag betekent niet dat je meer huur betaalt, maar juist dat je geld terugkrijgt. Bij een arbeidskorting lever je geen geld in, maar betaal je minder belasting. Misschien moeten wij Anita Witzier vragen om met haar redactie van Tien voor taal de Miljoenennota te herschrijven.
De suggesties van de Tweede Kamer hebben een hoog Robin Hoodgehalte. Stelen van de rijken, geven aan de armen. Het klinkt sympathiek, maar wie de suggesties over inkomensnivellering op een rijtje zet, zal twijfelen aan de realiteitszin. De hogere inkomens, twee of drie keer modaal, hebben volgens de ene partij geen recht op een energiekorting, volgens de andere geen recht op kinderbijslag, kinderopvang, no-claim of krijgen een lastenverlichting. Het bedrijfsleven krijgt dat ook niet, terwijl het de motor is van onze economie. Als het linkse volksfront inderdaad aan de macht komt en al deze plannetjes worden uitgevoerd, kun je maar beter emigreren. Wij zien op kleine schaal voorbeelden ervan in de grote steden. Toen ik laatst in Utrecht parkeerde, merkte ik dat met één pennenstreek de parkeertarieven waren verhoogd van € 1 naar € 2,20. Dat kunnen wij dus verwachten, als links aan de macht komt.
Sommige voorstellen klinken heel sympathiek, maar snijden bij nadere beschouwing geen hout. Ik noem het voorstel van mevrouw Halsema om de no-claimkorting voor chronisch zieken en gehandicapten af te schaffen. Dat klinkt heel sympathiek, maar het is natuurlijk een denkfout dat hun leed kan worden bestreden met meer geld. Onlangs overleed de rijkste man van Nederland, Fentener van Vlissingen, aan een slopende ziekte. Een collega attendeerde mij erop dat naast mij in de bankjes Joop Atsma zit, die chronisch ziek en visueel gehandicapt is. Zij hebben geen behoefte aan meer geld. Het is een verkeerde voorstelling van zaken dat alle chronisch zieken ook arm zijn. Zij verdienen onze compassie wegens hun ziekte en niet wegens hun financiële toestand.
De LPF-fractie is geen voorstander van handhaving van de no-claimkorting. Wat mij betreft mag deze worden afgeschaft. Maar wij moeten de burger niet iets beloven wat wij niet kunnen waarmaken. Ik heb moeite met de motie die de heer Bos heeft geformuleerd, omdat er staat: per 1 januari. Ik wil de burger geen belofte doen die niet kan worden ingewilligd. Ik had er graag bij betrokken willen zijn. Dan had ik als formulering gekozen: op zo kort mogelijke termijn, het liefst per 1 januari. In die zin zou ik deze motie kunnen steunen, maar wij mogen de mensen niet blij maken met iets wat niet kan. Dat de no-claimkorting wat mij betreft mag worden afgeschaft, staat buiten kijf.
Ik erken het argument dat de mensen die er nu van genieten, dan koopkrachtverlies hebben. Maar zij kunnen dat in belangrijke mate compenseren door een hoger vrijwillig eigen risico te nemen. Doordat zij hebben geprofiteerd van de no-claimkorting, weten zij uit ervaring dat zij een redelijke gezondheid hebben. Zonder al te veel risico kunnen zij vrijwillig een eigen risico nemen en daarmee hun koopkrachtverlies compenseren. Bovendien is belangrijk dat alle burgers dan minder premie betalen.
Ik heb gelezen dat de minister zich buigt over de 80 km-zones. Ik heb ook in de krant gelezen dat het wel twee jaar duurt om die ongedaan te maken en ik wil echt weten of dat waar is. Het zou ongehoord zijn dat wij een experiment doen en er vervolgens twee jaar aan vastzitten. Dat is een ondenkbare situatie. Als de minister zoiets met een pennenstreek invoert, verwacht ik dat zij dat ook weer ongedaan kan maken. Nu hebben wij op veel plaatsen in het land te maken met meer files, dus meer luchtvervuiling en kosten voor de samenleving.
Het standpunt van de Lijst Pim Fortuyn over Turkije is bekend. Wij hebben reeds vele malen gezegd dat Turkije een buitengewoon waardevolle bondgenoot is in de NAVO. Wij riskeren die goede relatie door een land als Turkije te dwingen zich aan de Brusselse directieven te onderwerpen. Ons voorstel is altijd geweest om Turkije zelf te laten beslissen wanneer het rijp is voor toetreding. Geef het alle economische voorrechten van een bevoorrecht partnerschap, zoals landen als Noorwegen en Zwitserland hebben, die geen lid zijn van de Europese Unie. Laat de Turken op eigen kracht welvarend worden, misschien willen zij dan over tien jaar niet meer, maar als zij dan aankloppen, hebben zij het op eigen kracht gedaan.
Door wat er nu gebeurt, worden de Turken in het harnas gejaagd onder druk van de Brusselse bureaucraten, waar Nederlanders al een hekel aan hebben sinds Alva vanuit Brussel de tiende penning oplegde. Wij willen niet dat een waardevolle bondgenoot op deze manier in onze ogen in het beklaagdenbankje wordt gezet. Nederland wil niet dat Brussel dat doet en ik kan mij heel goed voorstellen dat de Turken dat zelf ook niet willen.
Op een ander punt zie ik ook dat onze voorspellingen uitkomen, en dat is het defensiebeleid. Ik maakte mij in het debat over Afghanistan grote zorgen dat er onvoldoende geld zou zijn voor de nazorg voor het personeel, en dat de sterk verkleinde krijgsmacht onvoldoende gereed zou zijn voor andere noden, zoals een vredesmacht in het Midden-Oosten, die er veel eerder kwam dan ik had verwacht. Ik ben diep teleurgesteld dat er niet substantieel extra geld naar Defensie gaat. Ik vind het jammer dat de VVD wel roept naar 2% van de begroting te willen, maar dat er geen boter bij de vis wordt gedaan. Ik zie ervan af om hierover voor de derde keer een motie in te dienen. Collega Van der Staaij en ik hebben dat reeds twee jaar achter elkaar geprobeerd, met de formulering dat er bij een aantrekkende economie meer geld voor Defensie zou zijn, maar deze is steeds afgewezen. Ik hoor nu graag, ook in het belang van onze jongens en meisjes die in Afghanistan en overal ter wereld hun gevaarvolle arbeid verrichten, of er werkelijk voldoende geld voor defensie kan worden uitgetrokken.
Voorzitter. Het dieptepunt van het debat was voor mij natuurlijk de opmerking van mevrouw Halsema: het opperste cultuurrelativisme waarin fundamentalistische moslims op één lijn werden gesteld met christenen en de rooms-katholieke kerk. Zij zou een voorbeeld kunnen nemen aan het betoog van mevrouw Van der Laan. Mevrouw Van der Laan ken ik als een geharnaste atheïste, maar zij hield een zeer genuanceerd pleidooi voor het vrijdenken, waarin ik mij volledig kon vinden. Gelukkig heeft mevrouw Halsema zojuist in een kort debatje met de heer Verhagen de gang naar Canossa gemaakt.
De gang naar Canossa is overigens interessant. Het had te maken met een keizer die moest afzien van het recht om bisschoppen te benoemen in de katholieke kerk. Dat is één van de essenties van de scheiding van kerk en staat. Zo hebben wij ook niet het recht om ons te bemoeien met het benoemen van vrouwen in de katholieke kerk. Dat is een canonieke binnenkerkelijke aangelegenheid. Wij bemoeien ons niet met wat daar gebeurt en de kerk bemoeit zich, God zij dank, niet met wat staatsrechtelijk in Nederland of elders gebeurt. De scheiding van kerk en staat betekent dat wij ons niet in theologische zaken verdiepen. Ik ben het helemaal met mevrouw Halsema eens dat vrouwen in het ambt zouden mogen worden benoemd en dat condooms zouden mogen worden verspreid. Ik vind dat allemaal prima, maar dat heeft niets te maken met een scheiding van kerk en staat. Ik vind het buitengewoon kwalijk dat christenen worden vergeleken met fundamentalistische moslims die waar ook ter wereld dood en verderf zaaien. Ik kan er met terugwerkende kracht weer kwaad over worden. Dit is de derde keer in de afgelopen jaren dat ik moet opkomen voor de mensen die in Staphorst leven. Dat zijn gezagsgetrouwe en hardwerkende staatsburgers van dit land. En dan op één lijn te worden gezet met halsafsnijders! Ik blijf het een gotspe vinden!
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb in eerste termijn namens de fractie van de ChristenUnie de balans opgemaakt van de drie kabinetten-Balkenende. Ik heb ook geprobeerd om daarin balans aan te brengen. Dan heb ik het over evenwicht, die andere betekenis van het woord "balans", namelijk het vermelden van de plussen en de minnen. De minister-president is daar niet uitvoerig op ingegaan. Hij was bij vlagen toch ook weer een beetje die ondernemer die ik in mijn eerste termijn noemde: de ondernemer die op zijn balans alleen de bezittingen en niet de schulden opneemt en daarmee zichzelf en de rest van de wereld voor de gek houdt.
Ik laat dit verder voor wat het is. Ik heb duidelijk aangegeven dat er meer te noemen valt dan de positieve kanten, die ik ook onderken. Ik meen dat ik die recht heb gedaan, want ik vind dat het kabinet daar recht op heeft. Maar men kan ook oog voor die andere kant hebben. Daarom hebben wij opnieuw, ook bij deze begrotingsbehandeling, bij deze Miljoenennota, een eigen tegenbegroting ingediend waarin wij accenten leggen en christelijk-sociale bijstellingen van het kabinetsbeleid hebben voorgesteld. De minister-president is daar kort op ingegaan. Ik heb daar op zichzelf begrip voor. Wij komen daar volgende week bij de financiële beschouwingen zeker uitvoeriger op terug.
Ik heb in het kader van de balans van de plussen en minnen, in het kader van de vraag waar nu wel en waar niet aan gewerkt is, een vraag gesteld over de passage in het regeerakkoord over de zogenaamde immateriële kwesties. Ik heb gevraagd waarom die zo weinig prioriteit heeft gekregen. De minister-president heeft inderdaad iets gezegd over de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap, maar de paragraaf waarnaar ik verwees, bevat natuurlijk meer concrete voornemens. Die zijn, dunkt mij, niet voor niets opgenomen. Mijn conclusie kan geen andere zijn dan dat het stilzwijgen van de minister-president op dat punt tot mijn oprechte spijt bevestigt dat de daarin opgenomen kwesties in het totaal van het kabinetsbeleid echt onvoldoende of geen prioriteit hebben gehad.
Ik heb in eerste termijn ook het een en ander gezegd over armoede. Ik heb tijdens interrupties in het betoog van collega Verhagen gewezen op het zwartboek "leven in armoede". Ik heb opgemerkt dat daar meer over te zeggen valt dan dat wij "gelukkig een heel eind gekomen zijn". Die armoede waarin veel mensen nog steeds leven, heeft te maken met de huurprijzen, met de huurtoeslag en hoe die soms naar beneden is gegaan voor de mensen. Die armoede heeft te maken met de vormgeving van de langdurigheidstoeslag, met hoge zorgkosten en noem maar op. Ook op deze punten bevat de tegenbegroting van de ChristenUnie diverse maatregelen. Wij komen daar natuurlijk op terug bij de financiële beschouwingen, bij de behandeling van de begroting van Volkshuisvesting en bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken.
Nu wil ik alvast het volgende zeggen. Het kabinet hamert erop dat werk de beste remedie is tegen armoede, en daarin kan mijn fractie het kabinet bijvallen, maar er zijn ook mensen die weinig of geen kans hebben op werk. Sterker, er zijn mensen die niet kunnen werken. Collega Bos heeft reeds een motie ingediend met betrekking tot de WIA. Ik doel nu met name op de Wajong-gerechtigden. Zoals terecht in de begroting van Sociale Zaken staat, zijn vrijwel alle Wajongers volledig arbeidsongeschikt. Voor hen is werk dus geen remedie tegen armoede. Zij kunnen er niets aan doen. Zij hebben geen kans op een baan en omdat deze mensen langdurig op het sociaal minimum verkeren, is een aanvullende inkomensmaatregel, een langdurigheidstoeslag, volgens mijn fractie dringend gewenst. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat werk de beste remedie is tegen armoede;Rouvoet
overwegende dat vrijwel alle Wajong-gerechtigden volledig arbeidsongeschikt zijn;
van mening dat voor jonggehandicapten die langdurig op het sociaal minimum leven een aanvullende inkomensmaatregel gewenst is;
verzoekt de regering, een toeslag in te voeren voor jonggehandicapten die langer dan drie jaar op het sociaal minimum verkeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 32(30800).
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Nederland werkt, is het devies van het kabinet, maar nog niet iedereen die wil, is aan het werk. Groepen als ouderen en herintreders hebben relatief weinig kansen op de arbeidsmarkt. Daar moet wat aan veranderen. Ook hier verwijs ik weer naar de tegenbegroting en het onder andere daarin vervatte voorstel van de ChristenUnie voor een specifieke afdrachtskorting voor ouderen richting de werkgevers. Wij pleiten daar al jaren voor.
Ook de aanpak van jeugdwerkloosheid is een punt van aandacht. Via deTaskforce Jeugdwerkloosheid is die aanpak inmiddels een succes geworden. Die aanpak verdient wat ons betreft navolging voor andere doelgroepen. Allereerst denk ik daarbij aan de 45-plussers. Er is een regiegroep Grijs Werkt. Deze regiegroep is nog een beetje onzichtbaar. Die zou niet alleen krachtig moeten strijden voor meer arbeidsparticipatie door ouderen, maar ook tegen werkloosheid onder 45-plussers. Daarom dien ik graag mede namens de heer Verhagen de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ongeveer 230.000 45-plussers bij het CWI als werkzoekend staan ingeschreven;
overwegende dat de kans op een baan in het eerste halfjaar van werkloosheid voor deze groep minder dan 10% is en daarna alleen maar afneemt;
van mening dat de komende jaren steeds meer mensen nodig zijn op de arbeidsmarkt en dat 45-plussers daarbij niet gemist kunnen worden;
overwegende dat er een Regiegroep Grijs Werkt is, die in 2004 voor drie jaar is benoemd;
verzoekt de regering, de Regiegroep Grijs Werkt te continueren en deze, naar analogie van de aanpak van de jeugdwerkloosheid, als prioritaire doelstelling mee te geven de werkloosheid onder 45-plussers terug te dringen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet en Verhagen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 33(30800).
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dan de herintreders, met name de herintredende vrouwen die langere tijd niet hebben geparticipeerd op de arbeidsmarkt. Ook die hebben relatief veel moeite om weer een baan te vinden. Kortheidshalve zeg ik dat ook dat moet veranderen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat mensen die lange tijd niet actief zijn geweest op de arbeidsmarkt, minder kans hebben op een baan;
van mening dat de komende jaren steeds meer mensen nodig zijn op de arbeidsmarkt en dat herintreders daarbij niet gemist kunnen worden;
verzoekt de regering, het in dienst nemen van herintreders die ten minste vier jaar lang niet op de arbeidsmarkt hebben geparticipeerd, te stimuleren, bijvoorbeeld door het instellen van een eenmalige afdrachtskorting,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 34(30800).
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
De discussie over de heffingskorting bevalt mij niet, omdat er te veel de suggestie in zit dat er mensen zijn die zomaar blijven thuiszitten. En daar komen termen vandaan als "een aanrechtsubsidie". Het is niet voor niets dat mijn fractie gericht voorstellen doet op het gebied van het arbeidsmarktbeleid. Ik heb er net twee ingediend, waaronder een voorstel over herintredende vrouwen. Wat wij niet moeten hebben, is een strafkorting voor mensen die zich vaak om goede redenen – en dan denk ik aan mantelzorg en vrijwilligerswerk dat zij doen – al een tweede inkomen ontzeggen, want dat is hierbij aan de orde. En die krijgen dan ook nog een strafkorting van € 2000 op jaarbasis. Ik kijk op dit punt met name in de richting van de fractie van het CDA, die zich nu heeft gevoegd bij de fracties van de VVD, D66 en GroenLinks, die dit een modern gezinsbeleid noemen. De heer Verhagen zei in zijn bijdrage: bij het CDA weten de mensen waar zij aan toe zijn. En zo is dat ook als het gaat om het kwijtraken van de heffingskorting!Rouvoet
Er is al veel gesproken over de no-claim. Collega Bos heeft mede namens mij een motie daarover ingediend. De minister-president had vooral procedureeltechnische bezwaren die door de zorgverzekeraars niet worden gedeeld. Bovendien maken wij wel vaker noodwetjes, als wij vinden dat het echt nodig is. Ik herinner mij nog een debat over de bolletjesslikkers. Binnen een maand was het wetsvoorstel daarover hier door de Kamer. Het kan dus heel snel, als wij het maar echt willen. Maar mij viel op dat de minister-president de no-claimregeling ook heeft verdedigd vanuit, nota bene, de solidariteitsgedachte, terwijl steeds meer partijen ontdekken dat deze regeling per definitie onsolidair en onrechtvaardig is. Dat moet nog een boeiend gesprek tussen de heren Verhagen en Balkenende kunnen opleveren! Vandaar mijn handtekening onder de motie van collega Bos.
Misschien mag ik afsluiten met een verzuchting die mij heeft bereikt van buiten deze zaal. Mensen begrijpen dat politieke partijen in het parlement verschillen in idealen en politieke wensen; dat is zelfs de essentie van democratie. Maar dat wij regelmatig, ook in dit debat, stevige meningsverschillen hebben over feiten en daarover zelfs bekvechten, snappen burgers, kijkers en kiezers niet. Daarvan waren vandaag verschillende voorbeelden: de omvang van een groep die door een regeling al dan niet zou worden bevoordeeld et cetera. Zoiets blijft dan in de lucht hangen en aan het eind weten we nog niet of het er 750 of 12.000 zijn – en daar zit nogal wat tussen! Het gaat dan over de interpretatie van CPB-cijfers en de kleine lettertjes met betrekking tot het werkgelegenheidsbeleid, waarvan ineens wordt gezegd dat die in dit debat niet moeten worden besproken. Maar ik denk dat dit voor de mensen heel relevant is. Ik vind het nogal onbevredigend dat wij er niet in slagen om het over de feiten eens te zijn; daarna kunnen we eventueel stevig in debat gaan over wat we ermee willen gaan doen. Dit helpt allemaal niet bij het noodzakelijke herstel van vertrouwen.
Ik realiseer me dat dit het eerste echte verkiezingsdebat was; in de kranten is het ook zo genoemd. In de schorsing zag ik collega Rutte zelfs voor de camera allerlei redenen vertellen om vooral op zijn partij te stemmen. Ik had niet de indruk dat dat het onderwerp van dit debat was, maar het was wel erg typisch. Ik miste op enig moment zelfs de buttons en posters. Dat is allemaal jammer. Het ging wat veel over verkiezingsprogramma's en dus zijn er vele goede en mooie voorstellen langsgekomen, die ik graag had gesteund als ze in moties waren verschenen, ook van de coalitiepartijen. Ze waren echter vooral voor de campagne bedoeld, niet voor de aanpassing van de Miljoenennota; en dat is toch wel het onderwerp van dit debat. De kranten signaleerden ook nogal wat jij-bakken en oproepen om nu toch eens eerlijk te zijn. Dat vond ik ook curieus. Ik ben misschien naïef, maar ik ga er graag van uit dat anderen wellicht andere opvattingen hebben, maar wel eerlijk en integer zijn. Het is echt een beetje raar om elkaar op te roepen "nu toch eens eerlijk" te zijn; dat suggereert dat we dat in de rest van onze parlementaire werkzaamheden niet zijn. Dat moesten we maar niet doen.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. Dat welles-nietesspelletje heeft mij ook gestoord. De heer Rouvoet stipte dat terecht aan, ik meldde dat ook in mijn inbreng. Het komt inderdaad doordat de verkiezingsprogramma's deze discussie hebben doorkruist, maar in feite dient de Kamer de regering te controleren. We mogen er dus van uitgaan dat de cijfers die de regering heeft verstrekt, kloppen. Als dat niet het geval is, moet hij een motie van wantrouwen indienen. Ik ga er vooralsnog van uit dat de cijfers die de regering heeft verstrekt, kloppen en dat er dus geen sprake van een welles-nietesspelletje hoeft te zijn.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
De praktijk van dit debat heeft uitgewezen dat dit iets ingewikkelder ligt en dat het vaak gaat om de interpretatie van cijfers: mevrouw Halsema wees op de CPB-cijfers over de werkgelegenheid, het kabinet vond dat in dat geval de kleine lettertjes erbij moesten worden betrokken, wat niet zou passen in dit debat. Het is onbevredigend dat we het niet over de feiten eens kunnen worden. Mijn fractie heeft ervoor gekozen om voorstellen, die natuurlijk ook in ons verkiezingsprogramma staan, onder te brengen in een tegenbegroting op deze Miljoenennota. Zo hoort dat ook volgens mij. Daarbij gaat het om een eerlijkere verdeling van de lasten en een rechtvaardigere compensatie voor mensen die extra en onevenredig hebben bijgedragen. Die boodschap kun je met volle overtuiging uitdragen; politiek is immers een kwestie van vertrouwen.
Bijna iedereen sloot af met een citaat. Ik had mij daar niet voor geprepareerd, maar laat ik putten uit het bundeltje met poëzie in de Tweede Kamer waarnaar al eerder werd verwezen. Ik heb daar ook een mooi plaatsje in gekregen, samen met u, voorzitter, in het laatste citaat. Het ging over een ander onderwerp, maar het is kennelijk als zeer poëtisch opgevat:
"De voorzitter: Wilt u afronden?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Dat wil ik niet, maar ik zal het toch doen."
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Ik wil graag beginnen met de minister-president dank te zeggen voor zijn beantwoording. Het is door deze en gene al gezegd: het was een opmerkelijk debat. In mijn herinnering is het niet vaker gebeurd dat de algemene politieke beschouwingen zo dicht op geplande verkiezingen zitten. Dat is volgens mij op zijn minst heel erg lang terug. Dat heeft dit debat natuurlijk wel beïnvloed. Dat hadden wij kunnen verwachten en het is op zichzelf niet zo verbazingwekkend. Als er aan de bedoeling van dit debat werd gerefereerd, was dat op zichzelf wel correct. De minister-president heeft optimisme, hoop en trots uitgestraald. Ook mijn fractie heeft gisteren onderkend dat er reden is tot dankbaarheid. Dat optimisme, die hoop en die dankbaarheid kunnen wij echter pas oprecht en onomwonden hebben als er op een aantal wezenlijke dingen anders wordt ingezet. Dat zal de minister-president, hoop ik, uit mijn eerste termijn hebben begrepen.
Wat mij wel opviel, en waaronder ik nog even een streepje wil zetten, is het volgende. Op de vragen "waarom waren er eigenlijk pijnlijke maatregelen nodig?" en "waarom wil je een, zij het getemperde, economische groei?" antwoordde de minister-president dat je dat juist doet ter wille van de kwetsbare medemens. Stel je eens voor dat het niet zou zijn gebeurd, hoe zouden die kwetsbare groepen dan zijn terechtgekomen? Dat is toch ook een invalshoek die het releveren waard is, waaronder ik een streepje wil zetten en waarbij ik mij wel thuis voel.
Ik wil enkele concrete punten aansnijden. Ook mijn fractie heeft destijds tegen de no-claimregeling gestemd; zij is dus in voor het afschaffen ervan. Wij denken aan het alternatief van de eigen bijdrage. Dat concept moet nog worden ontwikkeld. Er zijn wat kanttekeningen te plaatsen bij het tempo van het opheffen van die regeling. Er liggen momenteel twee moties voor. Op de klank af vind ik de motie van mevrouw Van der Laan wat voorzichtiger dan de andere, maar wij zullen zien hoe die teksten zich precies tot elkaar verhouden.
Ik moet collega Rouvoet bijvallen in zijn commentaar in tweede termijn op datgene wat ik maar even de immateriële paragraaf in het regeerakkoord noem. Wij herinneren ons de herkomst daarvan. Ik ben het met hem eens, zeker achterom ziende, dat die wel een wat scherpere en hogere prioriteit had mogen krijgen. De minister-president heeft gezegd dat hij op enig moment terugkomt op de vraag of het euthanasiedossier, dat in het voorjaar van 2007 in de Kamer zou komen, met de bevindingen van VWS en Justitie wat te versnellen is. Mag ik hem vragen om daar snel mee te komen, opdat op dat punt helderheid ontstaat?
Het kan niet worden ontkend dat er veel is gebeurd op het vlak van de verpleeghuiszorg, maar er moet ook nog veel gebeuren. Ik voelde mij wel thuis bij de emotie die er op dat punt in het debat was. Natuurlijk moet de vraag onder ogen worden gezien waarom het in het ene verpleeghuis met een bepaald budget wel kan en in het andere kennelijk niet. Daarnaar is ook onderzoek gedaan. Een zekere benchmarking en wat dies meer zij is natuurlijk nuttig, maar wij moeten ook niet te lang bezig blijven met alleen maar ernaar te kijken. Wij moeten het management en het personeel niet te lang op de verdachtenbank plaatsen. Dat verdienen zij niet. De minister-president heeft ook erkend dat er hard wordt gewerkt. Misschien hebben wij ons dat in de beleidsmatige sfeer en de randvoorwaardenscheppende sfeer aan te trekken. Er komt nu extra geld; wij zullen zien hoe dat wordt ingezet. Op dat punt wenst ook mijn fractie absoluut de vinger aan de pols te houden.
Op het punt van de verplichte toets voor driejarigen heb ik bij interruptie gevraagd naar de juridische consequenties. Die zijn naar mijn mening verstrekkend. Er ligt nu een motie van de heer Rutte en anderen, waarin sprake is van "zo nodig een wettelijk kader". Als er een tekort aan taalvaardigheid wordt geconstateerd, wordt er gevraagd om een verplichte voorschoolse educatie. Dat zijn precies de punten waarover nog heel wat na te denken valt. Een pilot acht ik goed, maar geen druk op de ketel totdat de consequenties daarvan echt in kaart zijn gebracht. De vroegtijdige signalering vind ik prima, waarbij consultatiebureaus een voorname functie kunnen hebben, maar als het gaat om verplichtingen in die sfeer voor het zeer jonge kind, vind ik dat behoedzaamheid en zorgvuldigheid nodig zijn.
Collega Rutte heeft een voorstel neergelegd in een motie over de winkelcriminaliteit. Ik herinner aan de motie van mijn hand die de Kamer vorig jaar heeft aanvaard om ook de investeringen in veiligheid te bezien en te faciliteren. Dat is bij het departement in studie bij mijn weten, maar dat dossier zou hierbij kunnen worden betrokken.
Een fors punt in mijn inbreng was het alcoholgebruik onder zeer jeugdigen, dat spectaculair toeneemt. De gevolgen daarvan zijn ook significant. Ga maandagochtend maar eens kijken in het onderwijs, waar een zekere moeheid en lusteloosheid als gevolg van overmatig alcoholgebruik niet zelden zichtbaar zijn. Daarmee moeten wij iets doen. Ik had een motie aangekondigd, maar de tekst ervan is nog niet voldragen. Ik heb mij voorgenomen om die te parkeren en te verwijzen naar de begroting van VWS. Ik vind echt dat wij er nog een tandje bij moeten zetten. De trends zetten ondanks al onze inspanningen door. Dat mogen wij niet met droge ogen blijven aanzien.
Algemene politieke beschouwingen heb ik altijd een heel boeiende aangelegenheid gevonden. Wij zijn hier de volksvertegenwoordiging. Als je zo luistert naar alle woordvoerders, komen alle stromingen die in het volk leven en die voldoende draagvlak hebben langs. Dat is een boeiend proces. Wij luisteren in de parlementaire democratie naar elkaars verhalen en zo hoort het ook. Bij het ene verhaal voel je je wat gemakkelijker dan bij het andere. Als mevrouw Van der Laan bijvoorbeeld spreekt over vrijzinnigheid, voel ik mij daarbij ongemakkelijk. Gisteravond werd ik getroost door een beschouwing van de godsdienstsocioloog Heime Stoffels, een gerespecteerd man op dat terrein. In zijn commentaar op het SCP-rapport over de godsdienstige veranderingen in onze samenleving stelde hij vast dat de vrijzinnigheid aan haar eigen succes ten onder is gegaan. Daar kon ik mee verder!
Ik had het nog op een ander punt heel moeilijk. Ik werd in mijn omgeving fel aangesproken op iets wat ook in deze zaal heeft geklonken toen het ging om de heffingskorting en het stickertje dat mevrouw Halsema daarop plakte van de "aanrechtsubsidie". Kritiek op religie,akkoord, als daarin maar respect doorklinkt. Haar opmerkingen waren te categoriserend. Dat is altijd onterecht. Zij heeft dit daarnet iets genuanceerd. Dat vind ik prima. Al die mensen die ervoor kiezen om binnen het gezin te zijn en niet te werken op de arbeidsmarkt, maar die zich dapper gedragen en zich geven aan de informele hulp, aan vrijwilligerswerk en wat dies meer zij, waren over die opmerking van mevrouw Halsema ontgoocheld. Ook hen heb ik moeten zien gerust te stellen. Men hoort mij niet spreken over de financiering van de kinderopvang in termen van "kinddumpsubsidie" of iets dergelijks. Dat zou niet respectvol zijn. Dan moet ook het omgekeerde niet het geval zijn, vind ik.
Voorzitter. Ik zal afronden. De minister-president heeft verwezen naar de VOC. Daarover is onlangs een prachtig boek verschenen dat ik van kaft tot kaft heb gelezen. Een fascinerend elan. Een wereldwijde blik. Geweldig. Natuurlijk waren er absoluut ook schaduwkanten. Maar het ging in de achttiende eeuw fout met de VOC en alle pendanten toen de kooplieden hun plaats hadden moeten inruimen voor de renteniers. Laat dat een les zijn. Daarom zeg ik: de schouders eronder. De handen uit de mouwen. Maar, op de gezette tijden, de handen alstublieft ook gevouwen.
Ik dank u voor uw aandacht.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Zonder iets aan de laatste woorden van de heer Van der Vlies te willen afdoen, vrees ik dat wij ten aanzien van het "aanrecht" een verschil van mening hebben omdat wij in verschillende tradities staan. Ik sta in de traditie van "Van aanrecht tot baanrecht". Dat heb ik willen uitdrukken. Vrouwen moeten economisch zelfstandig worden. Voor mijn partij is dat een erg belangrijk punt.
De heer Van der Vlies (SGP):
Het is duidelijk dat wij een verschil van mening hebben. Dat zal voorlopig wel zo blijven. Ik heb niet de indruk dat ik mevrouw Halsema heel snel in mijn kamp zal kunnen trekken. Het gaat mij om een respectvolle woordkeus. Daarover heb ik iets gezegd. Mevrouw Halsema moet zich realiseren dat haar oneliner heel verkeerde gevoelens heeft opgeroepen. Zo heb ik dat in mijn omgeving moeten ervaren.
De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):
Voorzitter. De heer Van der Vlies sprak erover hoe mooi debat toch wel is omdat alle schakeringen van wat onder het volk leeft, naar voren komen. Er worden inderdaad heel verschillende ideeën en standpunten naar voren gebracht. Wij moeten echter ook signaleren dat de thematiek zich beperkt tot de economie en de koopkracht. Een onsje meer, een onsje minder.
Mijn fractie, die zich vanavond naar ik meen nog niet de EénNL-fractie mag noemen, wil een stem geven aan thema's die heel sterk leven. Dat heb ik geprobeerd tot uitdrukking te brengen in een drietal moties. Deze hebben sterk te maken met de Europese kant van de binnenlandse politieke vraagstukken waarmee ons land worstelt. De regering schrijft in de schriftelijke beantwoording van een vraag die ik heb gesteld, dat het voorbarig is om vooruit te lopen op de Nederlandse onderhandelingsinzet ten aanzien van het thema immigratie in de Europese verdragen. Wij zijn van mening dat dit helemaal niet voorbarig is. Wij hebben een reflectieperiode achter ons, waarin wij hebben moeten constateren dat de regering niet veel verder is gekomen dan uit te vinden wat de burgers van de Europese Unie vinden. Er is nog geen begin van een onderhandelingsinzet met de doelstellingen die de regering wil bereiken. Wij hebben grote problemen met de huidige regelingen voor het vreemdelingenbeleid in de Europese verdragen. Wij menen dat zaken als beleidsvrijheid, soevereiniteit en nationale zelfredzaamheid wezenlijk zijn. Wij zijn eigenlijk van mening dat de Europese samenwerking op dit soort terreinen...
De voorzitter:
Als u nog drie moties wilt indienen, moet ik u erop attenderen dat de tijd dringt.
De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):
Dit was de hoofdmoot van mijn inleiding. Ik kom straks uiteraard tot het voorlezen van mijn moties.
De voorzitter:
Straks?
De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):
Mijn eerste motie raakt aan het vreemdelingenbeleid en de toegang tot het sociale stelsel. Zij luidt als volgt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering de inzet voor de in 2007 te openen onderhandelingen over een nieuw Europees Verdrag nog niet heeft geformuleerd;
overwegende dat het nationaal belang leidraad en toetssteen vormt voor de positiebepaling van Nederland inzake het te sluiten Europees Verdrag;
overwegende dat daarbij ook "minder Europa" c.q. herstel van nationale bevoegdheden een belangrijk thema vormt;
overwegende dat op het terrein van het vreemdelingenbeleid alsmede de toegang van EU-burgers tot ons sociale stelsel meer beleidsautonomie voor Nederland wenselijk kan zijn;
overwegende dat bijvoorbeeld de asielmigratie in 2006 nagenoeg zal verdubbelen ten opzichte van 2005 en dat de Europese regels scherpe grenzen stellen aan het op dat terrein te voeren nationale beleid;
verzoekt de regering, de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over haar standpunt omtrent de mogelijkheid voorzieningen te creëren voor nationale "opt-outs" op het terrein van het vreemdelingenbeleid, alsmede op het vlak van de toegang van EU-burgers tot ons sociale stelsel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Schijndel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 35(30800).
De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):
De tweede motie heeft betrekking op de aanstaande toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie. Er bestaat een mogelijkheid van uitstel met een jaar. Daar zijn uiteraard zekere beperkingen aan verbonden. Wij constateren een discrepantie tussen de analyses van de Commissie in haar rapport en de conclusie dat Roemenië en Bulgarije wel kunnen toetreden.
Wij vinden dat Nederland op dit punt nu al grieven zou moeten opbouwen. Wij dienen de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de toetredingsverdragen met Roemenië en Bulgarije bepalen dat toetreding met één jaar kan worden uitgesteld, namelijk tot 1 januari 2008;
overwegende dat genoemde landen in onvoldoende mate voldoen aan de Kopenhagencriteria;
verzoekt de regering, bij besluitvorming in de Europese Unie al het nodige te doen opdat de toetreding van Roemenië en Bulgarije met één jaar zal worden uitgesteld,Van Schijndel
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid van Schijndel. Naar mij blijkt wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 36(30800).
De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):
In de internationale diplomatie is het naar mijn mening soms belangrijk om een schot voor de boeg te lossen, om te voorkomen dat een standpunt als een donderslag bij heldere hemel komt. Dit geldt ook voor de mogelijke toetreding door Turkije tot de EU. Daarom stel ik de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Turkije de onderhandelingen over toetreding tot de Europese Unie niet te goeder trouw uitvoert, hetgeen onder meer blijkt uit de vervolging van schrijvers en de aanhoudende weigering Cyprus te erkennen;
overwegende dat naar alle waarschijnlijkheid de op 8 november 2006 te publiceren voortgangsrapportage van de Europese Commissie deze gebreken zal constateren;
verzoekt de regering, reeds nu in de Europese Unie het standpunt in te nemen dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije behoren te worden afgebroken indien de voortgangsrapportage genoemde gebreken constateert,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Schijndel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 37(30800).
De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):
Voorzitter. Ik denk dat ik binnen mijn tijd ben gebleven. Is dat zo?
De voorzitter:
U hebt de tijd van de heer Nawijn erbij gekregen, want die heeft zich wegens dringende verplichtingen verontschuldigd.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Mijnheer de voorzitter. Ik zeg de minister-president dank voor de door hem gegeven antwoorden. Ik moet hieraan toevoegen dat ik zijn reacties op de thema's die ik vooral, gelet op mijn beperkte spreektijd, aan de orde heb kunnen stellen – immigratie, integratie en criminaliteit – zeer mager vond. Ik kan het niet genoeg herhalen dat de problemen met integratie in ons land nog steeds enorm groot zijn. De cijfers van criminaliteit en uitkeringsafhankelijkheid van niet-westerse allochtonen spreken boekdelen. Men zit zes keer vaker in de bijstand en één op de vijf jeugdige Marokkanen is bij de politie als verdachte bekend. 70% is recidivist en maakt de straten in vele dorpen en steden in ons land onveilig. Daar moeten wij wat aan doen, maar het kabinet doet er onvoldoende aan. Ik wacht met spanning op het antwoord dat de minister-president mij heeft beloofd in een interruptie, namelijk om te kijken of wij niet toch die Marokkaanse criminelen die blijvend over de schreef gaan, in het uiterste geval kunnen denaturaliseren en het land uitzetten.
Om al die redenen waarom het niet goed gaat met de integratie en omdat wij alleen maar veel kunnen investeren in de integratie van de mensen die hier al zijn, wil ik een immigratiestop voor niet-westerse allochtonen invoeren voor de komende vijf jaar. Ik heb daarover twee jaar geleden een motie ingediend bij de algemene beschouwingen. Ik had me erop voorbereid om deze motie opnieuw in te dienen, maar ik doe dit toch maar niet, want volgens mij liggen er al veel te veel moties en hij zou nu in één keer toch geen meerderheid halen.
Tot het zover is en wij die immigratiestop hebben, zou ik er al wel voor willen zorgen dat mensen niet oneindig veel verzoeken kunnen indienen tot het verkrijgen van een reguliere verblijfsvergunning, verzoeken die kansloos zijn en alleen als doel hebben om in Nederland te kunnen blijven. Immers, zij mogen iedere keer opnieuw de beslissing op dat kansloze verzoek in Nederland afwachten. Ik heb gisteren een voorbeeld gegeven van iemand die dertien verzoeken in dertien jaar heeft ingediend. Deze verzoeken werden allemaal afgewezen, maar hij mocht hier blijven en dat was ook de reden waarom het verzoek steeds werd ingediend. Ik begrijp uit het schriftelijke antwoord van de regering op mijn vraag dat je dit niet kunt beperken tot het punt van asiel, omdat dit in strijd zou zijn met het EVRM, maar het kan natuurlijk wel als het gaat om een reguliere verblijfsvergunning. Daarover gaat dan ook de enige motie die ik nu wil indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel vreemdelingen in Nederland veel verschillende aanvragen om een reguliere verblijfsvergunning indienen;
constaterende dat de wet geen limiet stelt aan het aantal aanvragen en dat de beslissingen op al deze aanvragen in Nederland mogen worden afgewacht;
overwegende dat vreemdelingen hierdoor onnodig lang in Nederland blijven, dat het terugkeerbeleid ernstig wordt ondermijnd en dat de werkdruk voor IND en rechtbanken hierdoor nodeloos groot is;
verzoekt de regering, te komen met regelgeving, opdat het per vreemdeling nog maar mogelijk is om maximaal één aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning in te dienen,Wilders
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 38(30800).
De heer Wilders (Groep Wilders):
Voorzitter. De Kamer heeft eind december vorig jaar een motie van mijn hand aangenomen waarin werd uitgesproken dat er een algeheel burkaverbod moet komen. Op 24 april heeft minister Verdonk de Kamer een brief gestuurd waarin stond – dat vond ik al rijkelijk laat– dat deskundigen zouden moeten worden geraadpleegd en dat de Kamer spoedig zou worden geïnformeerd. Tot op de dag van vandaag hebben wij echter nog niets gehoord. Het betreft een motie die in december vorig jaar door de Kamer is aangenomen en een brief van april waarin staat dat zij spoedig zal worden uitgevoerd. Ik vraag de minister-president, wanneer wij de uitvoerig van deze motie tegemoet kunnen zien.
Ik heb de minister-president gisteren gevraagd de Nederlandse burger zijn trots op de Nederlandse cultuur, die gebaseerd is op de christelijk-joodse en humanistische traditie, terug te geven door zonder gêne uit te spreken dat onze cultuur gewoonweg de beste is en het waard is om ervoor op te komen en te verdedigen, zeker ook gelet op de groeiende invloed van de islam in Nederland. De minister-president heeft deze handschoen helaas niet willen oppakken. Dat is jammer. Nederland verdient beter en hopelijk krijgen Nederlanders het ook beter na 22 november.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Voorzitter. Een heleboel mensen die mij vannacht sms-ten en vanochtend belden, zeiden: waarover praten zij in de Tweede Kamer? Toen riep ik: over de algemene beschouwingen. Nou ja, ik heb het gisteren al gezegd, het debat leek meer op een verkiezingsstrijdje, maar wel leuk in verkiezingstijd. Jaap van Ginneken schreef ooit Den Haag op de divan. Hij zegt daarin: "De effectiviteit en het functioneren van de Nederlandse partijleiders in de Kamer en in de regering wordt in veel hogere mate door hun verborgen gevoelens bepaald dan zij zich bewust zijn. Elk van hen wordt beurtelings gedreven en dwars gezeten door bepaalde kernemoties, eerzucht, faalangst, opstandigheid, schroom, schuld, steilheid, twijfel, verontwaardiging, woede en ijdelheid. Hoe zitten ze in elkaar, die aanvoerders van rechts, links en het midden? Welke stille geheimen liggen er verscholen achter de zakelijke stellingname van..."
Vult u in de laatste zin uw eigen naam maar in. Jaap van Ginneken kan gewoon een nieuw boekje schrijven over een heleboel nieuwe en oude mensen die in deze Kamer een heel goede bijdrage hebben geleverd. Want laten wij wel wezen, u hebt allemaal vier jaar heel hard gewerkt en ik kom maar een paar maanden aanfietsen en denk dan: wat leuk is het hier! Echt waar! Ik vind het hier... nou ja, ik zie iedereen lachen, maar het is hier echt enorm leuk. Ik kan anderen alleen maar adviseren zoiets ook te doen. Ik begrijp waarom er bij politieke partijen gevochten wordt om een plaats in de Tweede Kamer.
Vanmiddag heb ik mijn bewondering uitgesproken voor alle bodes. Zij rennen zich de voeten uit het lijf om alle moties die wij verzonnen hebben, uit te delen. Zij assisteren ons allen.
(Applaus)
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Laat ik dan nu overgaan tot het houden van mijn prachtige verhaal. Gisteren zeiden een paar mensen: maar wat u deed, was ook partijpolitiek. Ik zei daarop: helemaal niet, ik heb de algemene beschouwingen aangehoord en ik heb er vier punten uitgelicht waarover ik een motie heb opgesteld. De eerste betreft de oplossingsgerichtheid door de politie. Iedereen roept: waarom doet de politie niets? Als er een diefstal is gepleegd, gebeurt er niets. Daarom heb ik een motie opgesteld om daarmee aan te sporen tot het opstellen van een sneller landelijk opsporingssysteem voor gestolen fietsen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat kleine criminaliteit voor vele Nederlanders een doorn in het oog is;
dat een fiets een zeer gewenst vervoermiddel is;
dat het vervangen van een gestolen fiets vaak een onverwachte uitgave is voor mensen met een klein inkomen;
dat aangifte doen in eigen woonplaats, te weinig gestolen fietsen opspoort;
dat er een project loopt dat via samenwerking met OM, Justitie, BZK, politie, RDW en fietsenhandel/leveranciers, gegevens automatisch bij de RDW doet terugkomen;
dat er een aantal pilots om dit systeem te beproeven ten behoeve van de landelijke invoer bezig zijn;
verzoekt de regering om zodra de positieve resultaten van deze pilots binnen zijn, over te gaan tot versnelde landelijke invoer van een goed lopend opsporingssysteem,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oudenallen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 39(30800).
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Voorzitter. Mijn tweede motie betreft het tegengaan van onnodig gebruik van de gezondheidszorg. Ik verwacht dat de gehele Kamer die motie zal steunen. Handsfree bellen op de fiets of dan een walkman op je hoofd hebben, bevordert niet de veiligheid. Je kunt zeggen dat veel meer mensen gebruik maken van de gezondheidszorg dan nodig is en dus zal de Kamer deze motie steunen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,Van Oudenallen
overwegende:
- dat de kosten en het onnodig gebruik van de gezondheidszorg naar beneden gebracht dienen te worden;
- dat in 2002 gemeend werd dat slechts automobilisten gevaar opleverden als zij niet handsfree belden in de auto en er daardoor een wetswijziging tot stand kwam;
- dat naast automobilisten er een trend gaande is dat fietsers vaak deelnemer in het verkeer zijn met een telefoon en/of walkman aan het oor;
- dat men daardoor een gevaar voor de medeweggebruikers vormt;
verzoekt de regering, de politie een mogelijkheid te geven om op te treden tegen het niet handsfree bellen door fietsers c.q. het dragen van een walkman op de fiets en te komen met een voorstel tot wetswijziging op dit punt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oudenallen.
Zij krijgt nr. 40(30800).
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Voorzitter. Lastenverlichting, is dat mogelijk? Jazeker, en wel door één standaardparkeersysteem voor heel Nederland te maken. Dan wordt parkeren veel goedkoper en dan heb je toch een lokale lastenverlichting voor de burger. Die kunnen wij in de Kamer inzetten als hier een minister een brief stuurt naar al die lokale overheden. Hij kan dan tegen ze zeggen: ga nou eens met z'n allen aan tafel zitten en ga nou eens na hoe wij alles wat gemakkelijker kunnen maken voor de burger. Welnu, dat doe je door de belastingen te verlagen. Met belastingen maak je alles gemakkelijker.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederlanders graag lastenverlichting wensen;
voorts overwegende dat in heel Nederland:
- Nederlanders extra mobiel zijn doordat zij door het hele land gebruik van de auto maken;
- dezelfde munteenheid gebruikt wordt;
- betaald parkeren een vorm van belastinginning is;
- lokale belastingen een en dezelfde noemer hebben;
- lokale overheden de vrijheid hebben om een eigen parkeerbeleid met eigen uitvoeringsbeleid hebben;
- er geen standaardparkeersysteem is dat een kostenbesparing voor steden en burgers kan opleveren;
verzoekt de regering, alle gemeenten in Nederland te verzoeken om te kijken of men niet tot een en hetzelfde standaardparkeersysteem kan komen, waarbij het gaat om de betaalwijze en niet het tarief, met als doel het de burgers en toeristen makkelijker te maken, en daar een monitorende functie in te hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oudenallen.
Zij krijgt nr. 41(30800).
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Voorzitter. Dan wil ik iets zeggen over het stimuleren van de economie. Jan Marijnissen sprak al over de VOC. Hij zal geen nootmuskaat aan tafel gebruiken als hij werkelijk negatief oordeelt over de VOC. De VOC heeft namelijk veel goeds gebracht. Amsterdam heeft al zijn prachtige huizen onder andere te danken aan de ondernemers van de zeventiende eeuw en aan de handelsreizigers. En zo kom ik, mijnheer Rutte, te spreken over de versnelde verkenningsfase voor de aanleg van de tweede sluis van IJmuiden. Ik zie de leden nu reageren en dan weet u waarom ik het zo leuk vind in de Tweede Kamer. De motie luidt als volgt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende:
- dat Nederland groot is geworden door haar handel overzee;
- dat de Amsterdamse haven een bijzondere groei doormaakt sinds het CPB-rapport van 2005;
- dat er nieuwe informatie is sinds 2005 waaruit blijkt dat de aanleg van een tweede zeesluis gerechtvaardigd lijkt;
- dat veel ondernemers de nieuwe trend volgen en vertrouwen hebben in de Amsterdamse haven;
- dat Amsterdam momenteel een onderzoek verricht om nut en noodzaak van een tweede zeesluis in IJmuiden te onderbouwen;
verzoekt de regering:
- om een nieuw CPB-onderzoek op basis van nieuwe cijfers;
- wanneer uit het Amsterdamse onderzoek en het tweede CPB-onderzoek blijkt dat de vervoersprognoses dusdanig zijn dat een tweede zeesluis eerder noodzakelijk is dan tot nu toe is verondersteld, ogenblikkelijk te starten met de verkenningsfase om te zien of spoedopname in het MIT dient plaats te vinden, een en ander in overleg met de regionale bestuurders, zodat zij de overeengekomen financiële bijdrage kunnen zoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oudenallen.
Zij krijgt nr. 42(30800).
Naar mij blijkt, worden de moties-Van Oudenallen (30800, nrs. 40 tot en met 42) voldoende ondersteund.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Voorzitter. Het is nog een beetje eng, zo'n eerste algemene beschouwing! Ik zie het groene lampje branden, zodat ik nog even door mag gaan!
De voorzitter:
Ik krijg signalen uit de zaal dat uw spreektijd om is. Maar u krijgt ook de tijd van de heer Nawijn erbij!
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Dank u wel! Als kleine fractie moet je beperkt zijn in je bijdrage. Iedereen heeft honger, de regering popelt om goede reacties te geven op al die prachtige moties. Ik verwacht niet anders van onze minister-president. Dank u wel!
(Applaus).
De voorzitter:
Namens de medewerkers van de Kamer dank ik u vriendelijk voor uw vriendelijke woorden aan hun adres. Wat ik nu ga zeggen, is ongebruikelijk en heel persoonlijk. Om verschillende redenen had ik de afgelopen twee uur een beetje een slecht humeur gekregen. U hebt mij en alle anderen weer helemaal opgevrolijkt. Dank!
De vergadering wordt van 19.20 uur tot 20.50 uur geschorst.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik dank de Kamerleden die in tweede termijn het woord hebben gevoerd. Vandaag en gisteren is er veel gezegd. Langzamerhand komen wij tot een afronding van het debat en daarna zal er over de moties worden gestemd.
In de eerste plaats zal ik stilstaan bij een aantal onderwerpen dat vanavond en/of vanmiddag is besproken. In de tweede plaats zal ik reageren op de moties en tot slot zal ik een afrondend betoog houden.
De heer Bos heeft in tweede termijn gevraagd naar de positie van de heer Hirsch Ballin en de Raad van State. Er is op grond van de Wet op de Raad van State geen beletsel voor laatstgenoemde om terug te keren naar een rechtsprekende functie bij de Raad van State. De heer Bos weet dat die Raad meerdere oud-bewindslieden telt, waaronder mevrouw Sorgdrager en de heer Kosto. Over een eventuele benoeming kan alleen een volgend kabinet beslissen op voordracht van de minister van BZK en na een aanbeveling van de Raad van State. Er is dus per definitie geen sprake van een vaststaande terugkeer en evenmin van een beletsel om terug te keren. Dat is de formele gang van zaken.
De heer Bos heeft gevraagd om af te zien van het nemen van verdere besluiten over de JSF. Gezien de bijzondere politieke situatie, zeg ik toe dat de regering in de resterende regeerperiode geen onomkeerbare besluiten zal nemen. Dat houdt in dat wij de komende weken geen besluit zullen nemen over het aanschaffen van toestellen en dus evenmin over testtoestellen. Wel zal de regering een besluit nemen over het afsluiten van een MOU om betrokken te blijven bij de productiefase, de instandhouding en de doorontwikkeling van de toestellen. Het MOU houdt geen verplichting tot aanschaf in. Wij zien in deze fase af van de oorspronkelijk voorziene aanschaf van testtoestellen. Het MOU houdt ook niet de verplichting in om de JSF later te kopen. Deelname aan het MOU is echter wel noodzakelijk om betrokken te blijven bij de JSF. Niet ondertekenen zou tot gevolg hebben dat betrokkenheid van Nederland en Nederlandse bedrijven bij een volgende fase van de JSF ernstig wordt bemoeilijkt. Ik heb eerder gezegd dat het kabinetsbesluit aan de Kamer zal worden voorgelegd. Bovendien bevestig ik hierbij dat ondertekening van het MOU niet inhoudt dat er sprake is van een onomkeerbaar besluit. Een volgend kabinet zou kunnen beslissen om het MOU op te zeggen. Uiteraard ben ik daarvan geen voorstander, maar dat behoort tot de mogelijkheden. Het is dus louter een kwestie van voorkomen dat bepaalde rechten worden prijsgegeven. Daarover zullen wij met de Kamer spreken.
Vandaag hebben wij over veel cijfers gediscussieerd. De heer Bos heeft gesproken over het bedrag van 9 mld. en dat van 2 mld. Naar mijn idee hebben wij allebei tot op zekere hoogte gelijk. Bij het aantreden van het kabinet in 2003 is in het hoofdlijnenakkoord voor de jaren 2004-2007 een lastenverlichting overeengekomen van 0,1 mld. Grosso modo komt het dus neer op evenwicht in de lasten. Aan dat bedrag is in de begroting 2007 een bedrag van 1 mld. toegevoegd vanwege de mogelijke teruggave van de verlaging van de afdrachten aan de EU. Per saldo is er voor gezinnen dus sprake van een lastenverlichting van 1,4 mld. Het kabinet komt zijn belofte dus na. De heer Bos wijkt op een aantal punten van die berekening af. Evenals het CPB beschouwt de heer Bos de zorgtoeslag als een subsidie. Hij laat die buiten beschouwing. Wij spreken over een factor van 3 mld. Verder betrekt hij het jaar 2003 bij zijn berekening. Dan spreken wij inderdaad over een bedrag van 4,5 mld. Het jaar 2003 was lastig. In dat jaar zaten wij wat het saldo betreft boven de 3%. Dat was een maatregel die wij moesten nemen in verband met de soliditeit. Dit jaar is het, zoals bekend, geen onderdeel van de afspraken over lastenverlichting uit het regeerakkoord. Het is dus appels en peren vergelijken. Je zou kunnen zeggen dat wij beiden een beetje gelijk hebben. Ik heb aangegeven wat is afgesproken in Balkenende II voor de jaren 2004-2007. De heer Bos heeft het over het jaar 2003 en daarin heeft hij de besluiten meegenomen die wij in het jaar 2002 hebben genomen.
De heer Bos (PvdA):
Ik vind dat de minister-president op faire wijze heeft geantwoord op mijn twee concrete vragen over de heer Hirsch Ballin en de JSF. Ik vind dat bemoedigend. Overigens zien wij het besluit waarover hij sprak tegemoet.
Wat de lastenverlichting betreft zegt de minister-president dat wij beiden een beetje gelijk hebben. Maar de mensen voelen het in hun portemonnee, dus uiteindelijk hebben zij gelijk. Ik wijs erop dat het verschil tussen de cijfers van de minister-president en mijn cijfers niet alleen komt doordat 2003 wordt meegerekend, maar bijvoorbeeld ook door het al dan niet meerekenen van de verhoging van de ziektekostenpremie voor een heleboel mensen. In de cijfers van de minister-president en van de heer Zalm wordt dat niet als een lastenverzwaring gerekend. In de portemonnee van de mensen is het wel als zodanig aangekomen.
Minister Balkenende:
Mevrouw Van der Laan heeft de regering verzocht voordat zij uit deze Kamer zal vertrekken, op twee onderdelen van haar motie betreffende de integrale visie op terrorismebestrijding in te gaan. Het gaat om de Nederlandse afhankelijkheid van olieproducerende landen die een voedingsbodem vormen voor terroristen en het omgaan met intelligence-informatie die is verkregen door martelingen. In antwoord hierop het volgende. In aanvulling op de brief die minister Bot de Kamer gisteren toestuurde over terrorisme, zal hij voor 1 november een brief aan de Kamer sturen inzake de twee genoemde onderwerpen. Dan komen deze zaken terug.
Een ander punt dat mevrouw Van der Laan naar voren heeft gebracht, betreft de kinderopvang en de kwaliteitskaart. De verantwoordelijkheid voor kwalitatief goede kinderopvang ligt bij de kinderopvangondernemers. De Wet kinderopvang geeft dan ook aan de kinderopvangondernemers de opdracht verantwoorde kinderopvang aan te bieden. Dat wil zeggen: kinderopvang die bijdraagt aan een goede ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. De Wet kinderopvang kent daarnaast concrete normen, zoals over medezeggenschap van ouders, het gebruik van de Nederlandse taal en het uitvoeren van risico-inventarisaties voor veiligheid en gezondheid. Deze globale normen voor verantwoorde kinderopvang houden veel zelfregulering in, nader geconcretiseerd door de sector in het Convenant kwaliteit kinderopvang. Het kabinet heeft de normen uit het convenant één op één overgenomen. Op de naleving hiervan wordt door de ggd toegezien.
Het kabinet vindt kwalitatief goede kinderopvang van groot belang. Daarom is er de afgelopen kabinetsperiode structureel 5 mln. extra in kwaliteit geïnvesteerd. Hiermee worden projecten gesubsidieerd die het verhogen van de kwaliteit en het versterken van het toezicht tot doel hebben. Een van deze projecten betreft de kwaliteitskaart die wordt ontwikkeld door de oude belangenvereniging BOinK. De kinderopvangkaart, zoals BOinK het noemt, wordt een kwaliteitskaart die ieder kindercentrum in Nederland kan gebruiken. Daarmee is het mogelijk om via een benchmark de kwaliteit van de verschillende kindercentra voor dagopvang en buitenschoolse opvang te vergelijken. Ouders kunnen hiermee beter worden geïnformeerd wat betreft het maken van een verantwoorde keuze voor een kinderopvangcentrum. Eind mei 2007 wordt dit project afgerond.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik word op mijn wenken bediend.
Minister Balkenende:
Ja, u heeft niet te klagen vanavond. Het kan gek lopen in het leven.
De heer Herben vroeg of het waar is dat het twee jaar duurt om de 80 kilometerzones af te schaffen. In antwoord daarop het volgende. In veel gevallen zal het niet nodig zijn om aanvullende maatregelen te nemen. Dan kan het verkeersbesluit snel genomen worden. Als blijkt dat er bijvoorbeeld vanwege lucht of geluid aanvullende maatregelen nodig zijn – te denken valt aan stiller asfalt of geluidsschermen – dan zal het langer kunnen duren. Die maatregelen moeten uitgevoerd zijn voordat de snelheid omhoog kan. Die voorzieningen moeten uiteraard worden aanbesteed en aangelegd. Dat gaan wij zo snel mogelijk doen. De minister van Verkeer en Waterstaat werkt aan een plan voor dynamische snelheden, opdat het aanpassen van de snelheid in de toekomst sneller en gemakkelijker kan.
De heer Rouvoet vroeg wat de rechtvaardiging is om de intensivering kinderopvang 2007 met 125 mln. vooral voor de middeninkomens en hogere inkomens in te zetten. Dat is een belangrijke vraag die ook later nog aan de orde komt. Bij de invoering van de Wet kinderopvang lag de nadruk op lage kosten voor mensen met een laag inkomen, mensen die onder het niveau zitten van 130% van het minimumloon. Zij betalen sinds de invoering van de wet ongeveer 33 cent per uur kinderopvang voor het eerste kind en 20 cent voor het tweede, terwijl de werkelijke kosten ongeveer € 5,45 zijn. Met de invoering van de wet bleek er wel een knelpunt te zijn voor de midden- en hogere inkomens. Zij betaalden meer voor kinderopvang dan vóór de invoering van de wet.
Niet alleen de hogere kosten zijn een knelpunt voor de midden- en hogere inkomens, ook bleek dat de minstverdienende ouder er te weinig aan overhield, wanneer deze een dag meer ging werken. Een groot deel van de extra inkomsten ging dan op aan de extra kosten voor kinderopvang. Daarom wordt met de extra intensivering van 125 mln. in 2007 vooral deze midden- en hogere inkomens tegemoetgekomen. Hiermee blijft er voor de minstverdienende ouder een beduidend groter deel van de extra inkomsten over, wanneer deze een dag meer gaat werken. Bij tweemaal modaal gaat in 2007 27% van de extra inkomsten naar kinderopvang in plaats van 38% onder de huidige regeling in 2006. Bij driemaal modaal gaat in 2007 31% van de extra inkomsten naar kinderopvang in plaats van 43% in 2006.
Het ontwerpbesluit voor de aanpassing van de AMvB, waarmee de intensivering wordt geregeld, ligt nu in de Kamers voor de voorhangprocedure. De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer heeft besloten, haar commentaar uiterlijk volgende week dinsdag op te stellen. Het ligt voor de hand om die procedure te volgen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dat zullen wij zeker doen. De kernvraag in mijn betoog in eerste en tweede termijn is of het überhaupt voor de hand ligt dat er van overheidswege wordt bijgedragen aan kinderopvang voor inkomens van drie tot vier keer modaal. Dat is de kernvraag, die terugkomt in de motie van collega Marijnissen en mijzelf, waarin wij zeggen dat het niet voor de hand ligt om daaraan de hoogste prioriteit te geven.
Minister Balkenende:
Daar kunnen verschillende opvattingen over bestaan. Ik heb de participatie en de kosten van kinderopvang genoemd als argumenten die relevant zijn voor de gemaakte keuzes. Maar goed, dit debat zal dan nog worden voortgezet.
De heer Rouvoet heeft ook gesproken over de tegenbegroting. Ik heb hierover een wat uitgebreider stuk. Ik kan het helemaal voorlezen, maar wij kunnen dit ook aan de Handelingen toevoegen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik proef bij veel van de collega's warme steun voor mijn aanvankelijke gedachte om dat helemaal te laten voorlezen. Maar als het de minister-president goeddunkt om mij dat schriftelijk te doen toekomen, zal ik dat volgende week graag verder bespreken met de minister van Financiën.
Minister Balkenende:
Dan doen wij dat zo. Ik zal zorgen dat het bij de voorzitter komt en dan kan het aan de Handelingen worden toegevoegd.
De voorzitter:
Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.
Minister Balkenende:
Een andere vraag van de heer Rouvoet is of het kabinet een verbod op de verkoop van breezers in supermarkten wil steunen. Het antwoord is "ja". De minister van VWS heeft al voorgesteld om de verkoop van mixdranken in supermarkten te verbieden. Er wordt nog gekeken of een verbod mogelijk is binnen het kader van Europese regelgeving. In de tweede tranche van de wijziging van de Drank- en Horecawet zal de minister van VWS hierop terugkomen. Dit wetsvoorstel zal volgend jaar aan de Kamer worden aangeboden.
De heer Van der Vlies vroeg of de evaluatie van de euthanasiewet kan worden versneld. Ik heb gezegd dat ik nog even navraag zou doen naar de precieze stand van zaken. De evaluatie van de euthanasiewet en het kabinetsstandpunt kunnen helaas niet worden versneld. De achtergrond hiervan is dat de onderzoeken die door VWS via het bureau ZonMw zijn uitgezet, nog niet zijn afgerond. De onderzoekers zitten in de fase van het verzamelen en analyseren van gegevens. Zij zijn gedeeltelijk afhankelijk van gegevens en informatie van derden. De onderzoeksgegevens worden eind dit jaar verwacht en daarna moet er nog een kabinetsstandpunt worden opgesteld.
De heer Wilders heeft nog een vraag gesteld over de uitvoering van de motie over het burkaverbod. Het onderzoek waar in de motie om is gevraagd, is nog niet afgerond. In het najaar zal de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hierover worden geïnformeerd op een bijeenkomst met deskundigen. De minister zal dit mede betrekken bij de verdere voorbereiding van de kabinetsreactie. Over de stand van zaken zal de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie de Kamer nader inlichten bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie.
De heer Wilders (Groep Wilders):
In de motie werd niet gevraagd om een onderzoek, maar zij sprak uit dat een meerderheid van de Kamer vond dat er een verbod moest komen. Het is bijna een jaar geleden. Ik snap het eigenlijk niet maar ik begrijp dat het nog even duurt. Kan de minister-president er dan op z'n minst voor zorgen dat wij dat een aantal weken voor de begrotingsbehandeling krijgen, en niet tijdens die behandeling, opdat wij het ook op een nette manier kunnen voorbereiden? Het is een belangrijk onderwerp, het gaat om een aangenomen motie en het duurt al negen maanden. Ik denk dat dat toch niet te veel gevraagd is!
Minister Balkenende:
Ik zal de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie vragen om die informatie zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen, in ieder geval ruim voor de behandeling van de begroting van dat ministerie.
Voorzitter. Ik kom toe aan de behandeling van de moties. Er zijn heel veel moties ingediend. In de motie op stuk nr. 7 van de leden Bos en Rouvoet wordt de regering verzocht, de no-claim per 1 januari 2007 af te schaffen. Het kabinet geeft de volgende reactie op deze motie. De no-claimteruggave is een uitwerking van de afspraak over eigen betalingen in het hoofdlijnenakkoord. In de afgelopen periode hebben wij een nieuw stelsel gebouwd, waarin in het algemeen een grotere solidariteit tot stand is gebracht met een in internationaal opzicht heel beperkte, maar wel cruciale prikkel voor eigen verantwoordelijkheid in de vorm van een eigen betaling. Het is hoogst onwenselijk, geen enkele prikkel tot zuinige zorgconsumptie te hebben. In reactie op de opmerking van mevrouw Halsema merk ik op dat het beeld dat door een no-claim zieken betalen voor gezonde mensen, pertinent onjuist is. Een gezonde modale werknemer betaalt immers per jaar € 4300 aan zorgpremie, AWBZ en zorgverzekering, en betaalt daarmee een forse solidariteitsbijdrage aan de kosten van chronisch zieken en gehandicapten. Het enige wat daartegenover staat, is de no-claimteruggave van € 255.
Na een uitgebreide discussie is bovendien gekozen voor de meest vriendelijke vorm van eigen betaling: een no-claim. Daarvoor waren de volgende redenen. De drempel is beperkter, omdat er bij zorggebruik niet direct geld op tafel hoeft te worden gelegd. Ook het liquiditeitsprobleem is beperkter, omdat de no-claim uitgaat van een beperkte premieverhoging per maand vooraf, waarna je bij geen of minder gebruik geld terug krijgt. Het kabinet heeft dus bewust gekozen voor een lager remeffect, want de andere kant daarvan is dat de prikkelwerking bij een no-claim kleiner is.
Ik proef in de Kamer de wens om inzicht te verkrijgen in de alternatieven voor een no-claim. Het kabinet is natuurlijk bereid dat inzicht te verschaffen. Dat zal de minister van VWS binnen een maand doen. Afschaffing van de no-claim per 1 januari 2007 zonder alternatief acht het kabinet dus niet wenselijk. Dat is namelijk niet alleen risicovol. De uitvoeringstechnische en wetstechnische risico's zijn te groot. Ik heb het dan over herberekening van de vereveningsbijdrage en voldoende tijd voor de behandelingen in de Raad van State, de Tweede en in Eerste Kamer. En ik ben er, in weerwil van uitspraken van de heer Wiegel, niet zo zeker van dat er helemaal geen problemen met de polissen zullen optreden. Er zijn ook weer negatieve koopkrachteffecten voor de helft van de bevolking. Maar het is ook onmogelijk om voor 1 januari 2007 een goed doordacht alternatief op zorgvuldige wijze in te voeren. Laten wij daar op basis van de nog te vergaren inzichten samen verder over spreken, zodat een nieuw kabinet daarover kan besluiten. Kortom, het afschaffen van de no-claim per 1 januari 2007 zonder alternatief is niet mogelijk en ook niet wenselijk. Om die reden wordt de aanneming van deze motie ontraden.
In de motie op stuk nr. 8 van de heer Bos en enkele andere leden wordt de regering verzocht, met voorstellen te komen om de stijging van de zorgpremie via de zorgtoeslag volledig te compenseren. Het kabinet heeft met de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag een evenwichtig stelsel neergezet waarbij kostenstijgingen doorwerken in de premie. Daarbij is gegarandeerd dat werkgevers en werknemers elk een redelijk deel van de zorgkosten dekken en daarbij is zeker gesteld dat burgers met een relatief laag inkomen niet meer dan een bepaald percentage van hun inkomen aan zorg hoeven te betalen. In 2006 was het aandeel dat werkgevers hebben bijgedragen, groter dan het in de wet afgesproken percentage van 50. Dit moet in 2007 conform de afgesproken systematiek worden rechtgetrokken om het beoogde evenwicht in het stelsel weer te bereiken. De bijdrage van de werknemers daalt dus niet. De inkomensafhankelijke bijdrage blijft 6,5%. Wel daalt het aandeel dat werkgevers betalen van 51% naar iets onder de 50%.
De heer Bos dringt aan op een zodanige verhoging van de zorgtoeslag dat deze exact evenveel stijgt als de nominale premie. Dat is om twee redenen zeer onredelijk. Ten eerste zou dit betekenen dat burgers van wie het loon stijgt, geen hogere bijdrage aan de zorg hoeven te leveren. Het gat tussen de stijging van € 45 van de zorgtoeslag en de premiestijging van € 104 wordt immers voor € 15 verklaard door het gestegen minimumloon. Ook € 44 compensatie via de zorgtoeslag hebben de burgers gewoon gekregen, alleen 12 maanden eerder dan volgens de systematiek was voorgeschreven. De burgers krijgen dus precies waar zij volgens de wet recht op hebben. Dat de zorgtoeslag nu niet evenveel stijgt als de premie, wil niet zeggen dat burgers het voordeeltje uit 2006 moeten inleveren. Dat voordeeltje mogen zij gewoon houden. Zij krijgen het alleen in 2007 niet opnieuw. Ik begrijp dat de heer Bos ook zijn verjaardagscadeau een sigaar uit eigen doos vindt, als hij niet de garantie krijgt dat hij volgend jaar niet opnieuw dat cadeau krijgt. Een vreemde denkwijze, mijns inziens. Kortom, laten wij er maar niet aan beginnen. Ik ontraad dus aanvaarding van de motie.
De motie op stuk nr. 9 behelst een oproep aan de regering om het grondrecht vrijheid van meningsuiting zowel in woord als gedrag actief te verdedigen en uit te dragen. De heer Bos had nogal wat woorden nodig om deze motie toe te lichten, alsof deze niet geheel voor zichzelf zou spreken. Het kabinetsstandpunt in dezen is opgenomen in de nota Grondrechten in een pluriforme samenleving, die de nuances en dilemma's bevat die van belang zijn voor de betekenis van en de omgang met de grondrechten, inclusief het beleid om dit zo uit te dragen. In de nota wordt ook ingegaan op het feit dat er vrijheid van meningsuiting is met behoud van ieders verantwoordelijkheid voor de wet, een verantwoordelijk die iedereen in acht dient te nemen en die ook mag worden benoemd. Wat de angst van burgers in maatschappelijke discussies betreft, wijs ik erop dat het stelsel van bewaking en beveiliging dat dit kabinet heeft ontwikkeld, voorziet in een bescherming door de overheid van bijvoorbeeld opiniemakers, een bescherming die ook de nodige waarborgen biedt voor de vrijheid van meningsuiting. In dit licht lijkt de motie ons een ondersteuning van het bestaande beleid.
De motie op stuk nr. 10 gaat over het werken aan een generaal pardon voor alle asielzoekers en hun kinderen die onder de oude Vreemdelingenwet asiel hebben aangevraagd en die Nederland niet hebben verlaten. Ik moet aanvaarding van deze motie ontraden. De tekst van de motie verraadt dat een goede precisering van de tekst en afbakening van de betrokken groep mensen in de motie kennelijk minstens even weerbarstig is als de kwestie zelf. Het is bekend welk standpunt de regering steeds heeft ingenomen bij dit onderwerp. Wij zullen de motie, zo de steun hiervoor toereikend is, betrekken bij onze reactie op de motie van mevrouw Lambrechts en de beantwoording van de door haar later gestelde Kamervragen. De Kamer zal die brief begin volgende week ontvangen. Ik herhaal dat wij aanvaarding van de motie ontraden.
De motie op stuk nr. 11 van de heer Bos en anderen behelst een verzoek aan de regering om de Tijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeling arbeidsongeschikten voor de in de motie genoemde groep te verlengen. Wij ontraden aanvaarding van deze motie op grond van de volgende argumenten. Inmiddels werkt al bijna 50% van alle WAO'ers die een lagere uitkering kregen als gevolg van de herbeoordelingen. Ik heb er vanmiddag ook over gesproken. Het is van belang dat van WAO'ers wordt bezien tot welke arbeid zij in staat zijn en dat alle mogelijkheden worden benut om hen weer aan het werk te helpen. Het percentage van 50 zal nog hoger worden, omdat veel herbeoordeelde WAO'ers nog een re-integratietraject volgen. Een bijkomend punt is dat de motie niet financieel is gedekt.
De heer Bos (PvdA):
Om zeker te zijn dat de minister-president begrijpt waarover wij het hebben, wijs ik erop dat het ons niet gaat om de totale groep die is herkeurd en waarvan hij zegt dat 50% aan het werk is. Het gaat ons erom dat er een groep was die geen werk had en dat van die groep 80% ook geen werk gevonden heeft. Voor die groep is het enige resultaat van de herkeuring een duikeling in inkomen. Over die groep gaat de motie.
Minister Balkenende:
Ik heb mijn argumenten gegeven. Wij hebben het er vanmiddag ook al over gehad. Wij hebben steeds aangegeven wat wij in het verleden hebben beloofd. Die beloften komen wij na. Wij hebben gezegd dat wij nu datgene gaan doen wat de heer Verhagen naar voren heeft gebracht. Wij hebben ook geen andere toezegging gedaan. Dat herhaal ik. Ook dat is een punt dat aan de orde is als je over deze motie spreekt. Ik blijf dus bij het ontraden van aanvaarding van de motie.
In zijn motie op stuk nr. 12 verzoekt de heer Verhagen de middelen voor de "prep camps" te verdubbelen. Het kabinet vindt de problematiek van jongeren die niet werken noch naar school gaan, zeer ernstig en het voelt zich ondersteund door de inbreng van de fractie van het CDA. De vijf "jongdepartementen" om het zo maar te noemen, de departementen van SZW, OCW, Justitie, VWS en BZK, hebben vanuit hun begrotingen 10 mln. gereserveerd om nog dit jaar een aantal gemeenten en andere initiatiefnemers te ondersteunen om gericht actie te ondernemen voor deze groep jongeren. De 10 mln. moet worden gezien als een impuls waarmee het kabinet gemeenten de ruimte geeft om nieuwe aanpakken zoals in Rotterdam te helpen ontwikkelen. In deze fase gaat het erom te achterhalen wat werkt, en wat niet. In de motie van de heer Verhagen wordt gesuggereerd dat het budget van 10 mln. niet voldoende is. Het kabinet zal nader in kaart brengen of het budget voldoende is. Zo niet, dan is het bereid de motie van de heer Verhagen uit te voeren, waarbij dan wel moet worden gekeken naar een deugdelijke dekking. Het kabinet zal uw Kamer hierover zo spoedig mogelijk nader informeren. Wij laten het oordeel over de motie graag over aan de Kamer. Wij zeggen dus dat wij zullen bekijken wat nodig is en dat wij, mocht er meer dan 10 mln. nodig zijn, zullen zorgen voor aanvullende middelen. Alleen, wij willen eerst graag in kaart gebracht hebben of het nodig is.
De heer Verhagen (CDA):
De minister-president laat het oordeel over aan de Kamer. Naar mijn mening is die verdubbeling nodig, want als het geld wordt verdeeld over de verschillende steden, krijgen initiatieven die nu reeds startklaar zijn, niet de kans die ze verdienen. Als de Kamer deze motie steunt, ga ik ervan uit dat die 20 mln. ter beschikking gesteld wordt.
Minister Balkenende:
Ik heb hierover voldoende gezegd. We zijn positief over de motie. Ik wacht het oordeel van de Kamer af; daarna kunnen we bezien hoe we de zaak financieel aanpakken.
De motie van de leden Verhagen en Rutte op stuk nr. 13 bevat een verzoek aan de regering om met maatregelen te komen om de premieheffing voor werkgevers verder te vereenvoudigen. Het is bekend dat het kabinet zich inzet voor de vermindering van de administratieve lasten voor burgers en bedrijfsleven en voorstellen daartoe serieus in overweging neemt. Het voorstel om eenmansvennootschappen zonder personeel de mogelijkheid te bieden om kwartaalrapportages in te dienen bij de Belastingdienst is sympathiek. Het kabinet denkt op dit moment na over de feitelijke uitwerking ervan. Ik zeg toe, vóór 1 november een brief hierover naar de Kamer te sturen. Ten aanzien van het verzoek om met maatregelen te komen om de premieheffing voor werkgevers verder te vereenvoudigen, kan ik meedelen dat de Kamer hierover zo spoedig mogelijk wordt geïnformeerd. Momenteel vindt hiernaar nog ambtelijk onderzoek plaats. Ik geef in overweging om deze motie aan te houden. De intentie is goed begrepen. Geef ons echter even de tijd om de Kamer hierover nader te berichten.
De motie van de heer Marijnissen op stuk nr. 14 bevat een verzoek om over te gaan tot een verhoging van het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen met 1,25%. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Een generieke verhoging van het minimumloon en uitkeringen vergroot de armoedeval en verslechtert arbeidsparticipatie en werkgelegenheid. Een mindere verlaging van de WW-premie versterkt dit effect.
De motie op stuk nr. 15 van de heer Marijnissen bevat een verzoek om de wettelijke maximale rente te verlagen met twee procentpunten en tevens de regels voor reclames van kredietverschaffers aan te scherpen. Op zichzelf is dit een sympathiek voorstel, maar er is dit jaar al erg veel in gang gezet. De maximale kredietvergoeding is verlaagd; oorspronkelijk was deze 21%, ze is inmiddels bijgesteld naar 16%. Deze wijziging is op 1 juli 2006 in werking getreden. Ze is met brede steun in de Kamer ontvangen. Naast deze maatregel heeft het kabinet met de Wet financiële dienstverlening nog diverse andere maatregelen genomen die zijn gericht op het voorkomen van overkreditering en op vermindering van de schuldenproblematiek. Daarnaast zijn er de reeds bestaande regels: in de reclame moeten het effectieve kredietvergoedingspercentage, de maandlasten, de totale prijs van het krediet en andere specificaties worden genoemd. De AFM houdt toezicht op de naleving van deze bepalingen en kan kredietverstrekkers aanwijzingen geven bij niet-naleving. Andere sancties zijn dwangsom, boete en, in het uiterste geval, intrekking van de vergunning. Daarnaast is er een marktinitiatief opgestart om de schuldenregistratie uit te breiden. Dit wordt door Financiën ondersteund. Ik ontraad dus de aanneming van deze motie.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Het ging allemaal erg snel, dus even terug naar de zojuist behandelde motie over de kwartaalaangifte. Ik zou het op prijs stellen om de nadere inzichten te ontvangen vóór de algemene financiële beschouwingen, als dat mogelijk is.
Minister Balkenende:
Dat gaat de minister van Financiën proberen, dus die toezegging heeft u binnen.
De motie op stuk nr. 16 van de leden Marijnissen en Halsema verzoekt de regering om bovenop de 63 mln. 20 mln. extra te investeren in verpleeghuiszorg. Wij ontraden aanneming van deze motie op grond van de volgende argumenten. De kwaliteitsverbetering van verpleeghuizen is meer dan geld alleen; het gaat ook om anders werken en beter organiseren. Volgens het CTG-rapport is dit ook mogelijk; we weten dus dat het kan. Ook nu zijn er instellingen die met het bestaande budget prima kwaliteit kunnen leveren. De wantoestanden zoals genoemd, moeten blijvend worden aangepakt door de inspectie, maar ze geven zeker geen juist beeld van de zorg in het algemeen. Het gaat dus om kwaliteit en doelmatigheid. Het gaat om een forse financiële impuls van in totaal 430 mln. Voor 2007 is het 63 mln. Dat is toereikend: omgerekend betekent dit 3000 extra paar handen aan het bed. Wij ontraden dus de aanneming van deze motie.
De motie op stuk nr. 17 van de heren Marijnissen en Rouvoet heeft betrekking op schoolboeken. Wij ontraden de aanneming van deze motie op grond van de volgende argumenten. Zoals ik in eerste termijn heb gezegd, wil het kabinet dat onderwijs betaalbaar is voor alle ouders. Hier wordt dan ook veel aan gedaan. Vorig jaar is het lesgeld afgeschaft voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs en voor zestien- en zeventienjarigen in het beroepsopleidend onderwijs. Daarmee is een belangrijke kostenpost voor de middeninkomens en voor de hogere inkomens weggenomen. Ouders met een inkomen tot modaal kunnen op basis van de Wetos voor ieder kind in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de schoolkosten. Ook scholen zijn zich steeds meer bewust van de taak die zij hebben in het beheersbaar houden van de kosten voor ouders. Circa 250 scholen hebben een gedragscode ondertekend om de kosten in de hand te houden. Voor wat de dekking betreft: de verhoging van de tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang van hogere inkomens komt tegemoet aan de wel erg hoge eigen bijdrage die zij moeten betalen. In het oog moet worden gehouden dat deze kosten zwaar drukken op het tweede inkomen en dat zij de arbeidsparticipatie belemmeren. Op basis van al deze argumenten moet ik de aanneming van deze motie ontraden, wat ik vanmiddag trouwens ook al gedaan had.
De motie op stuk nr. 18 van de heer Marijnissen behelst een verzoek aan de regering om de uitkering van volledig arbeidsongeschikten op grond van de WAO te verhogen tot 75% van het laatst genoten inkomen. Ik ontraad de aanneming van deze motie en dat vloeit voort uit wat ik eerder vandaag heb gezegd. Het kabinet heeft afspraken gemaakt met de sociale partners over onder andere een verhoging van de IVA-uitkering. Een verhoging van de WAO-uitkering was geen onderdeel van die afspraken. Een verhoging van de uitkering van alle volledig arbeidsongeschikten betekent een fors budgettair beslag. De totale kosten lopen in de periode 2007-2011 op tot 2,5 mld. extra, dus 0,5 mld. per jaar. Als de verhoging ook met terugwerkende kracht gegeven wordt, zoals bij de IVA-uitkering, dan loopt dit zelfs op tot ruim 3 mld. Een beslissing hierover moet daarom bij de formatie worden genomen. Voor de volledigheid wijs ik erop dat het hierbij niet gaat om gelijke gevallen, omdat de IVA-regeling het element van de duurzaamheid omvat, waarop ook expliciet getoetst wordt, wat bij de WAO niet het geval is. De motie gaat hier niet op in. Om al deze redenen ontraad ik de aanneming van deze motie.
De motie op stuk nr. 19 van de heer Marijnissen bevat een verzoek om de herbeoordelingseisen in het kader van de WAO aan te passen. Als wij die eisen aanpassen, ondergraven wij de afspraken die in het verleden zijn gemaakt. Dat zou ernstig zijn, omdat het juist de bedoeling was dat de WAO nu anders moest gaan functioneren. Het ging ons om een betere re-integratie en dan moet je ook vasthouden aan de herbeoordelingseisen. Dat hangt eveneens samen met afspraken die in het verleden met de sociale partners zijn gemaakt. Wij menen dat wij moeten vasthouden aan de eisen die in het verleden naar voren zijn gebracht en die in de praktijk functioneren. Om die reden ontraden wij de aanneming van deze motie.
De motie op stuk nr. 20 van de heer Marijnissen betreft de huurliberalisering. Het voorstel wordt gedaan om het wetsvoorstel voor de verkiezingen niet verder in behandeling te nemen. Wij ontraden de aanneming van deze motie. Zoals al in de schriftelijke behandeling is aangegeven, is het kabinet van mening dat het voorstel zoals het er nu ligt, voldoende waarborgen biedt om de balans tussen de bescherming van de doelgroep van de sociale woningbouw en de benodigde flexibilisering en ontspanning van de woningmarkt te bereiken. Momenteel liggen de stukken over de huurliberalisatie bij de Tweede Kamer. In de vaste Kamercommissie is gesproken over het al dan niet agenderen van het huurbeleid. Uitkomst daarvan is dat de minister van VROM op 23 oktober het gesprek met uw Kamer zal aangaan. Om deze reden wordt de aanneming van deze motie ontraden.
De motie op stuk nr. 21 van de heren Marijnissen en Bos heeft te maken met het mbo en de 25.000 leerlingen. De regering wordt gevraagd om voorstellen te doen om de daling van het budget ongedaan te maken. De heer Marijnissen haalde de brief van de MBO Raad aan, waarin het kabinet beschuldigd wordt van woordbreuk. Vooropgesteld: dit is niet waar, en dat wordt inmiddels ook door de MBO Raad erkend, blijkens de brief van de MBO Raad van 27 september jongstleden aan de staatssecretaris van OCW. De afgelopen week is meerdere malen met de MBO Raad gesproken, mede naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van OCW, die uw Kamer inmiddels ook moet hebben bereikt. Aanleiding voor de discussie was een staatje in de begroting OCW, waarin de gemiddelde bijdrage per bve-deelnemer in meerjarenperspectief daalt. Dit is door de MBO-raad uitgelegd als een bezuiniging van 3,5% per bve-deelnemer, maar hoe liggen de feiten? Vanaf 1 augustus 2007 wordt de leerplicht voor zestien- en zeventienjarigen ingevoerd. Velen van hen zullen vier dagen werken en één dag op school zitten. Hiermee neemt het aantal deelnemers weliswaar toe, maar het aantal schooldagen voor deze deelnemers stijgt niet evenredig. De bijdrage voor deze leerlingen ligt logischerwijs lager dan die voor leerlingen die vijf dagen naar school gaan. De afgelopen jaren is bve mede incidenteel gefinancierd uit het ESF. Dit loket is inmiddels gesloten, zoals ook bekend bij uw Kamer. Dat draagt bij aan een lichte daling van het totaalbudget. Een deel van de educatiemiddelen is overgeheveld naar de begroting voor Vreemdelingenzaken en Integratie, maar blijft beschikbaar voor de doelgroep. De MBO-raad heeft een punt als het gaat om de vaste kosten van huisvesting. Het kabinet is bereid om nader onderzoek te doen naar het bekostigingsmodel, conform de toezeggingen in het kabinetsstandpunt over ibo en bve. Op grond van deze argumenten moet ik aanneming van deze motie ontraden.
Motie nr. 22 van de heren Rutte en Verhagen betreft het opstellen van een project dat een eenbesluitloket mogelijk moet maken om grote projecten sneller uit te voeren dan nu het geval is. Het pleidooi voor versnelling van de besluitvormingsprocedures voor grote projecten spreekt ook het kabinet aan. Het kabinet heeft in de Tracéwet, de rijksprojectenprocedure in de Wet op de ruimtelijke ordening, met de Spoedwet wegverbreding, de omgevingsvergunningen en de aanpassing van de AWB al veel in gang gezet. De procedure vormt niet de bottleneck. In het TCI-debat is reeds naar een lex specialis gekeken. Hieruit blijkt dat de tijdwinst beperkt is en blokkerend werkt bij aanpassingen. In de ons omringende landen gaat de besluitvorming bij grote projecten ook niet sneller. Uit evaluaties blijkt procesmanagement cruciaal. Ook is een besluitvaardig politiek-bestuurlijk optreden van groot belang. In onze Grondwet en in internationale verdragen is geregeld dat de rechter een rol heeft bij de besluitvorming over infrastructuur. Als belangen van derden in het geding zijn, moet besluitvorming door de overheid geborgd zijn in onze rechtsstaat. Kortom, één wet lost niets op, goede en daadkrachtige samenwerking tussen kabinet, parlement en samenleving wel. Op basis van deze argumenten moet ik de aanneming van deze motie ontraden.
De heer Rutte (VVD):
Dat zou waar zijn als het ging om de bestaande hoofdinfrastructuur, maar voor de aanleg van nieuwe hoofdinfrastructuur geldt wel degelijk dat er ook allerlei wettelijke en bestuurlijke belemmeringen zijn voor snel besluiten over procedures. Wij zien dat bij de Tweede Maasvlakte en bij wegenaanleg. Ik vraag het kabinet daarom toch nog heel goed naar deze motie te kijken, die bij de aanleg van nieuwe infrastructuur wel degelijk raakt aan een kernprobleem.
Minister Balkenende:
Er is geen sprake van onwil om hiernaar te kijken. De uitspraak is dat het kabinet met een voorstel dient te komen. Ik heb aangegeven wat de problemen zijn. U kunt de motie in stemming brengen of die nog even aanhouden, waarna wij de Kamer nader zullen informeren.
De heer Rutte (VVD):
Ik wil de motie in stemming brengen.
Minister Balkenende:
Ik kom bij motie nr. 23 van de leden Rutte, Bos en Verhagen over vroegtijdige signa lering van taalachterstanden bij kinderen. Hierover is het nodige gezegd in het debat door diverse fracties, zoals ook blijkt uit de ondertekening. Het kabinet wil deze motie overnemen wanneer wij die als volgt mogen begrijpen. De doelstelling van de taaltoets heeft het kabinet al onderschreven in eerste termijn. Het kabinet heeft er dan ook geen bezwaar tegen om met een uitgewerkt plan te komen, zoals in de motie wordt gevraagd. Het kabinet onderkent immers het belang dat vroegtijdig wordt gesignaleerd of kinderen een taalachterstand hebben. Ik wijd enkele woorden aan de nadere invulling daarbij. Het kabinet hecht aan het opdoen van ervaring met pilots. Ook kunnen de experimenten in Rotterdam en het taalonderzoek van TNO meewegen. Het verplichtend karakter en de consequentie daarvan moeten goed worden doordacht. Voor zo'n verplichting is in ieder geval een wetswijziging noodzakelijk. Dat vraagt om een debat met de Kamer in de nieuwe samenstelling. De benodigde middelen moeten beschikbaar zijn, inclusief middelen voor de toetsing. Een besluit daarover is voorbehouden aan het volgend kabinet. Ook over de wijze van invoering zal op basis van nadere uitwerking worden besloten. Aan het analyseren door het consultatiebureau van het taalaanbod door ouders zal ook apart aandacht worden besteed bij de uitwerking van het plan. Als deze interpretatie de indieners aanspreekt, willen wij de motie graag overnemen.
De heer Rutte (VVD):
Ik acht de uitleg nog steeds vrij mager. De minister-president oppert allerlei op zichzelf respectabele vragen die nog moeten worden beantwoord. De motie doet een duidelijke uitspraak over de noodzaak van een wettelijk kader om een en ander goed te organiseren. Ik kan in dit verband mevrouw Van Oudenallen citeren: Als wij dingen alleen tot 22 november doen, kunnen wij het overlaten aan het nieuwe kabinet. Wij besluiten vandaag ook over zaken die in de loop van 2007 effect sorteren. Ik meen dat wij er goed aan doen om de motie gewoon in stemming te laten komen om daarna een formele reactie van het kabinet te krijgen.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik vind dat jammer. De heer Rutte zal hebben gemerkt dat wij op alle onderdelen positief hebben gereageerd. Wij hebben pilots aangekondigd. Wij tekenen wel aan, dat nog moet worden gekeken hoe het staat met de financiering. Ik heb iets gezegd over de aard van de besluitvorming. Kortom: wij moeten hiermee aan de slag. De boodschap is helder. Ik meende dat het kabinet met de exegese die ik van de motie heb gegeven, juist alle recht doet aan de indieners. Laten wij de stemming dan maar afwachten. Daarna zal de Kamer nader van ons horen.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik waardeer de poging van de minister-president om aan de motie tegemoet te komen zeer. De motie vormt een veel steviger afspraak dan hij het doet voorkomen. De motie zegt: ja, er moet een verplichte taaltoets komen en ja, als uit de taaltoets blijkt dat kinderen op het gebied van de taalbeheersing door het ijs zakken, moeten zij worden verplicht tot voorschoolse educatie. Dat staat hard in de motie. Wij willen daaraan vasthouden.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Daar ligt nu juist het probleem dat ik met de motie heb. Er staat klip en klaar in dat de ouders informatie krijgen hoe de woordenschat kan worden uitgebreid wanneer het consultatiebureau vaststelt dat sprake is van een taalachterstand. Maar er staat ook dat de consequentie is dat verplichte voorschoolse educatie wordt gevolgd. Met educatie is niets mis. In bijzondere gevallen ook niet met voorschoolse. Maar voor de verplichting zal een titel moeten bestaan. Bij mijn weten is die er voor driejarige kinderen niet. Dat betekent in voorkomende gevallen een uitbreiding van de leerplicht. Wij hebben al een discussie gevoerd over de verlaging van de leerplicht van vijf- naar vierjarige leeftijd. Nu komt van vier naar drie daar nog een keertje bij. Ik wil er even op wijzen dat wij daarover niet lichtvaardig mogen beslissen. Dat staat los van de doelstelling van de motie, die redelijk is. Het gaat mij om het instrument dat wordt gekozen en het verplichtende karakter ervan.
Minister Balkenende:
Om die reden meen ik ook dat het kabinet een redelijk wijze exegese van de motie heeft gegeven. Wij moeten goed onder ogen zien wat de consequenties ervan zijn. De intentie is volstrekt helder. Ik heb gezegd dat het verplichte karakter en de consequenties van de motie goed moeten worden doordacht. Voor een dergelijke verplichting is in ieder geval een wetswijziging noodzakelijk. Dat vereist een debat met de Kamer in een nieuwe samenstelling. Om deze reden heb ik gezegd dat wij heel goed moeten bedenken wat wij gaan doen. Ik meen dat het kabinet zich op alle mogelijke manieren redelijk opstelt. Ik begrijp dat de heer Rutte voortgang wil boeken. Wij zullen zorgen dat de consequenties zo snel mogelijk in kaart worden gebracht. Dan zullen wij erover kunnen spreken hoe wij kunnen handelen. De heer Van der Vlies heeft duidelijk gemaakt waar de risico's liggen.
De motie op stuk nr. 24 van de heer Rutte en anderen omvat voorstellen tot het tegengaan van winkeldiefstallen en geweld tegen gezagsdragers en dienstverleners. Ook de heer Van der Vlies heeft hiervoor aandacht gevraagd. Ik merk daarover het volgende op. De voorstellen dienen om deze groepen van personen, zoals winkeliers, leraren en conducteurs, beter te beschermen. Dat is terecht. Zij vervullen belangrijke functies in onze samenleving en verdienen het te worden beschermd tegen diefstal en geweld. Op enkele terreinen wordt al gewerkt aan de onderwerpen die de heer Rutte noemde. Dat geldt bijvoorbeeld voor het geweld tegen overheidsdienaren. De minister van BZK zal op korte termijn samen met het VNG en andere betrokkenen met een actieplan komen. De overheid voert verder, samen met het bedrijfsleven, het pakket van maatregelen van het actieplan Veilig Ondernemen uit. Ik stel voor dat het Platform Detailhandel door de verantwoordelijk minister wordt betrokken bij de beantwoording van de vraag hoe de voorstellen met betrekking tot het tegengaan van winkeldiefstallen kunnen worden uitgewerkt. Ik heb de aandachtspunten genoteerd. Het was mijn bedoeling om de heer Rutte in de eerste termijn te zeggen dat wij zijn voorstellen over dit onderwerp met een positieve instelling zullen beoordelen en dat wij er nader op zullen reageren. Voor zover de voorstellen repressief van aard zijn, zullen zij moeten passen binnen het systeem van strafrecht. Dat vergt een nadere bestudering. Als voorbeeld noem ik de voorgestelde uitbreiding van de bevoegdheden van burgersurveillance of het doen van aangifte door een organisatie of beroepsorganisatie in plaats van het slachtoffer zelf. Uit de aangifte moet blijken van geweld tegen een met name genoemd persoon. Nu al is de praktijk dat de betrokkene bij aangifte wel zijn naam noemt, maar woonplaats kiest op het bureau van de politie. Ik zeg de heer Rutte toe dat hij zo spoedig mogelijk een reactie op zijn voorstel krijgt van beide bewindspersonen. Nu, naar ik begrijp, het accent van de plannen van de heer Rutte ligt op de strafrechtelijke aanpak, lijkt de behandeling van de begroting van Justitie volgende maand de meest aangewezen plaats voor verdere bespreking. De brief met onze reactie op beide onderwerpen zal de Kamer uiterlijk eind oktober bereiken.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik stel deze reactie zeer op prijs. Ik kan de motie intrekken. Ik had haar ingediend omdat er eerder nog geen reactie was gekomen. Deze reactie geeft mij volkomen genoegdoening, dus ik trek de motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Rutte c.s. (30800, nr. 24) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik blijk een parlementaire fout te hebben gemaakt. Ik moet verzoeken om de motie aan te houden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Rutte stel ik voor, zijn ingetrokken motie (30800, nr. 24) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
Minister Balkenende:
Een ingetrokken motie wordt aangehouden. Dit is volgens mij een novum.
De voorzitter:
Dat kan binnen een halve minuut!
Minister Balkenende:
In de motie op stuk nr. 25, van mevrouw Halsema en de heer Verhagen, wordt gevraagd om een plan van aanpak voor een uitkering voor zwangerschapsverlof voor zelfstandigen. Zij verzoeken de regering voor de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een plan van aanpak naar de Kamer te sturen waarin voorstellen worden gedaan voor een uitkering voor zwangerschapsverlof voor vrouwelijke ondernemers, zelfstandigen, freelancers en meewerkende partners. In 2004 is de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen afgeschaft. In de WAZ was ook geregeld dat vrouwelijke zelfstandigen en freelancers bij zwangerschap recht hebben op een uitkering. Na afschaffing zijn zelfstandigen voor de in de WAZ gedekte risico's aangewezen op de private verzekeringsmarkt. Dit is beoogd beleid. Overigens lopen er met betrekking tot het recht op een uitkering bij zwangerschap voor zelfstandigen nog procedures bij de rechter, een zaak van de FNV tegen de Staat.
Het kabinet stelt voor in plaats van een plan van aanpak, waar mevrouw Halsema om vraagt, een notitie voor te bereiden waarin de voors en tegens op een rij worden gezet. Die kunnen dan zo snel mogelijk worden betrokken bij bijvoorbeeld de bespreking van de begroting van SZW. Naar ons oordeel kan de motie worden aangehouden, in afwachting van de notitie die wij de Kamer zullen toezenden. Ons advies is dus: aanhouden.
In de motie op stuk nr. 26 doet mevrouw Halsema een voorstel over de besteding van extra middelen voor ontwikkelingssamenwerking. Van de toename van het budget voor ontwikkelingssamenwerking in 2007 zou de helft moeten worden gereserveerd voor de bestrijding van hiv/aids, programma's voor versterking van reproductieve rechten en versterking van het ondernemerschap van vrouwen. Wij ontraden deze motie. Aan de drie genoemde doelen worden in 2007 al substantiële bedragen besteed: voor de bestrijding van hiv/aids 392 mln., voor de programma's voor reproductieve rechten 94 mln. en voor versterking van het ondernemerschap van vrouwen 372 mln. In deze bedragen is al een toename als gevolg van de stijging van het budget met 220 mln. verwerkt. Daar nog eens een verhoging met 50% van de 220 mln. bovenop vastleggen brengt de programmering in gevaar en leidt tot problemen. Wel zal de regering indien in de loop van het huidige jaar ruimte in de begroting ontstaat, die aan de genoemde doelen besteden. De motie wordt ontraden.
Mevrouw Halsema en anderen hebben op stuk nr. 27 een motie ingediend over Darfur. De strekking ervan is dat de missie van de Afrikaanse Unie onder de VN-vlag wordt gebracht. De missie moet zowel bilateraal als in EU-verband worden gesteund met geld en materiaal en de regering moet zich maximaal inspannen voor het instellen van een no flyzone boven Darfur. Wij beschouwen deze motie als een ondersteuning van ons beleid, met de kanttekening dat het instellen van een no flyzone onderdeel zou moeten zijn van een breder internationaal pakket. Nederland zet zich zeer actief in voor een VN-missie met een robuust mandaat en met de middelen om dat mandaat uit te voeren. Zowel bilateraal als in EU-verband oefenen wij samen met anderen druk uit op Sudan om in te stemmen met een VN-missie in Darfur. Nederland is voorstander van het instellen van een no flyzone boven Darfur als ondersteuning van de missie, mits niet in isolement, maar als onderdeel van een breder pakket van afdwingbare en implementeerbare maatregelen in het kader van een VN-missie. Uiteraard blijft Nederland de huidige missie van de Afrikaanse Unie in Darfur steunen. Dit jaar heeft Nederland de missie al met 20 mln. gesteund, bovenop de reeds eerder gegeven steun van 18,6 mln. Daarnaast pleit Nederland voor een grotere Europese bijdrage. Wij beschouwen de motie als een ondersteuning van het beleid.
Mevrouw Van der Laan en anderen stellen in de motie op stuk nr. 28 voor om 200 mln. uit te trekken voor arbeidsvoorwaarden voor leraren. Wij ontraden deze motie. Het kabinet neemt het verzoek om extra overleg met de werkgevers te voeren over. Voor leraren is in de huidige kabinetsperiode al een bedrag van 270 mln. structureel aan scholen beschikbaar gesteld, voor onder andere functie- en beloningsdifferentiatie, het stimuleren van zij-instroming en het opleiden in de school. Dit bedrag is inclusief de eerder genoemde 100 mln. voor professionalisering. In de bekostiging van de scholen is 160 mln. beschikbaar voor functie- en beloningsdifferentiatie. Deze middelen worden nog maar mondjesmaat gebruikt. De scholen zijn dus aan zet. Zij kunnen leraren extra belonen. De voorgestelde dekking, bij wege van afschaffing van de fusieprikkel in het voortgezet onderwijs, vereist een wijziging van het formatiebesluit voortgezet onderwijs. Let wel, de fusieprikkel is een opslag op de bekostiging van brede scholengemeenschappen. Als deze opslag wordt afgeschaft, betekent dit een bezuiniging op de bekostiging van brede scholengemeenschappen, en dat kan toch niet de bedoeling zijn van de indieners. Een wijziging van het formatiebesluit levert overigens pas in 2008 geld op. Ik ontraad dus het aannemen van deze motie.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Puur over de formulering van de motie merk ik het volgende op. Inhoudelijk zullen wij het namelijk niet met elkaar eens zijn en vandaar ook de indiening van deze motie. Ik hoorde de minister-president iets zeggen over 200 mln. extra voor de leraren, maar wij hadden gedacht dat de fusieprikkel op 84 mln. zou uitkomen. Misschien is deze dan groter dan wij dachten, maar dat het 200 mln. zou zijn, komt voor mij uit de lucht vallen.
Minister Balkenende:
Ik gaf het u zonet aan. Ik heb gezegd: 270 mln. structureel voor scholen voor onder andere de functie- en beloningsdifferentiatie en in de bekostiging van scholen een bedrag van 160 mln. voor functie- en beloningsdifferentiatie, maar daar is weinig mee gedaan. Dat zijn de getallen die ik zo-even heb genoemd.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dat zijn niet de getallen die in mijn motie staan.
Minister Balkenende:
Ik geef aan hoe dit is voorzien.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dat begrijp ik. Ik had echter de indruk dat de minister-president dacht dat ik 200 mln. wilde uittrekken. Wij kunnen wel wat vinden in de begroting, maar die 200 mln. heb ik helaas niet kunnen vinden.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik kom bij de motie van mevrouw Van der Laan en anderen op stuk nr. 29, over een plan van aanpak voor de realisatie van 1000 extra brede scholen. Wij ontraden het aannemen van deze motie. Het kabinet steunt de ambitie van gemeenten om in 2010 te komen tot circa 1500 brede scholen. Het zijn lokale initiatieven – thans zijn het er 600 – in de vorm van samenwerking tussen vele instellingen, zoals scholen, kinderopvang en sportinstellingen. Aan het verzoek om een plan op te stellen om extra brede scholen te realiseren geef ik graag gehoor. Het kabinet heeft dit feitelijk al in gang gezet. Voor de overige elementen is geen extra geld beschikbaar. Zodra dit plan is uitgewerkt, zal het kabinet begin 2007 en na een onafhankelijk oordeel van het CPB een definitief besluit nemen over eventuele financiering van dit project. Het kabinet ziet deze motie als een ondersteuning van datgene waarmee wij bezig zijn, maar wat de indieners feitelijk vragen, is nu even niet aan de orde, ook al omdat het gaat om grote financiële consequenties; zie de tweede overweging. De intentie is evenwel sympathiek en wij zijn er al mee bezig.
De motie van mevrouw Van der Laan op stuk nr. 30 betreft een verzoek aan de regering om op korte termijn voorstellen te ontwikkelen ter vervanging van de no-claimregeling. Het kabinet is natuurlijk graag bereid het gevraagde inzicht in de alternatieven voor de no-claim te verschaffen. Namens de minister van VWS zeg ik toe dat de Kamer het gevraagde overzicht zal ontvangen, en wel zo snel mogelijk. Het betekent dat wij achter deze motie kunnen staan. Wij laten uiteraard het oordeel aan de Kamer over, maar geven te kennen dat wij deze motie graag zullen uitvoeren.
De motie van de leden Van der Laan en Halsema op stuk nr. 31 betreft de individualisering van de algemene heffingskorting. Dit kabinet heeft geen voornemens om de overdraagbare heffingskorting te wijzigen. Het is aan een nieuw kabinet om ter zake eventueel te besluiten. Het ligt dus niet in de rede dat dit kabinet nu voorbereidingen gaat treffen, en daarom ontraden wij het aannemen van deze motie.
Wij ontraden voorts het aannemen van de motie van de heer Rouvoet op stuk nr. 32 over de tegemoetkoming voor Wajongers. Het kabinet heeft zonder meer oog voor de bijzondere situatie waarin Wajong-gerechtigden verkeren. Juist vanwege deze situatie en hun geringe kans op de arbeidsmarkt heeft het kabinet zich reeds ingezet voor deze groep. Zo hebben Wajongers kunnen profiteren van de oplossing van het verzilveringsprobleem bij de aftrek van buitengewone uitgaven en is in 2005 de Wajong-korting met € 100 verhoogd. Daarnaast kunnen Wajongers aanspraak maken op specifieke ondersteuning via de buitengewone uitgavenaftrek en via de bijzondere en categoriale bijstand van de gemeenten. Samenvattend is het kabinet van oordeel dat het huidige instrumentarium ten aanzien van de Wajongers adequaat is en daarom ontraden wij deze motie.
Ik kom bij de motie van de leden Rouvoet en Verhagen op stuk nr. 33 over het continueren van de Regiegroep Grijs Werkt. Het voorstel van beide Kamerleden om de Regiegroep Grijs Werkt te continueren is het kabinet sympathiek. De Regiegroep doet goed en belangrijk werk. Het kabinet is in beginsel van mening dat een beslissing over voortzetting van de werkzaamheden van de Regiegroep overgelaten moet worden aan een volgend kabinet. Echter, indien de Kamer wenst dat het kabinet hierover nu al een positief oordeel geeft, zal het kabinet zich vanzelfsprekend voegen naar de wens van de Kamer. Daarom laten wij het oordeel over deze motie graag aan de Kamer over.
De motie van de heer Rouvoet op stuk nr. 34 gaat over het instellen van een eenmalige afdrachtskorting voor herintreders die ten minste vier jaar lang niet op de arbeidsmarkt hebben geparticipeerd. Wij ontraden aanneming van deze motie. Maatregelen als deze kennen een aanzienlijke uitvoeringslast en zij zijn weinig effectief. Zie de ervaringen met de toetrederskorting. Wel effectief is het beleid dat het combineren van arbeid en zorg vergemakkelijkt, en juist daarvoor heeft het kabinet in de afgelopen periode het nodige gedaan. Zie de intensivering bij de kinderopvang.
De heer Van Schijndel heeft op stuk nr. 35 een motie ingediend over ons standpunt omtrent de mogelijkheid van het creëren van voorzieningen voor nationale opt outs op het terrein van vreemdelingenbeleid, alsmede op het vlak van toegang van EU-burgers tot ons sociale stelsel. Wij ontraden aanneming van deze motie. Het door de heer Van Schijndel gevraagde standpunt is reeds in schriftelijke antwoorden opgenomen en behelst dat het kabinet op termijn verdragswijzigingen noodzakelijk acht om de EU in staat te stellen om op democratische en slagvaardige wijze een aantal beleidsuitdagingen aan te gaan, waaronder het voeren van een effectief immigratiebeleid. De regering blijft erbij dat het voorbarig zou zijn om nu al in te gaan op de wijze waarop in een eventueel nieuw verdrag vorm wordt gegeven aan de bepalingen omtrent immigratie of toegang tot de sociale stelsels. In het algemeen geldt dat de voorzieningen voor nationale opt outs de mogelijkheden om tot een effectief gemeenschappelijk beleid te komen niet bevorderen.
Wij ontraden ook aanneming van de motie van de heer Van Schijndel op stuk nr. 36 inzake Roemenië en Bulgarije. Het voortgangsrapport is een dag geleden ontvangen en naar de Kamer gestuurd. De regering zal binnenkort haar appreciatie geven van het Commissierapport over toetreding van Roemenië en Bulgarije en met die appreciatie zal de regering ingaan op de maatregelen om deze toetreding goed te begeleiden en om voortgaande hervormingen in deze landen te garanderen.
De motie van de heer Van Schijndel op stuk nr. 37 heeft als strekking de toetredingsonderhandelingen met Turkije af te breken als de voortgangsrapportage gebreken constateert. Wij ontraden aanneming van deze motie. Er is een procedure afgesproken en aan die procedure zal Nederland zich houden. Daarom kan niet op het rapport worden vooruitgelopen.
De motie van de heer Wilders op stuk nr. 38 betreft het eenmaal indienen van een aanvraag met betrekking tot een reguliere verblijfsvergunning. Het voorstel van de motie is in strijd met de Algemene wet bestuursrecht en niet realiseerbaar. Voor reguliere aanvragen geldt het vereiste dat de betrokkenen in het land van herkomst een machtiging tot voorlopig verblijf aanvragen en de beslissing daarop in het land van herkomst afwachten. Het is bekend dat misbruik van reguliere procedures werd gemaakt om het verblijf in Nederland te rekken. Speciaal daarvoor heeft de IND loketten ingericht waar aanvragen die zijn ingediend zonder de vereiste machtiging tot voorlopig verblijf, versneld worden afgedaan. Met ingang van 1 januari aanstaande worden alle aanvragen van vreemdelingen die niet over een machtiging tot voorlopig verblijf beschikken, daar behandeld. Daarnaast worden op grond van de Algemene wet bestuursrecht tweede of volgende reguliere aanvragen waarbij geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden snel en summier afgedaan. Bovendien is de Kamer gemeld dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie thans onderzoekt hoe toelating na fraude kan worden voorkomen. Daarbij zal zij tevens onderzoeken of misbruik door stapeling van procedures kan worden aangepakt. Deze punten lijken mij ook voor de heer Wilders relevant. Ik wil hem in overweging geven om de informatie van de minister voor Vreemdelingenzaken en integratie af te wachten en om deze motie aan te houden. Dan wordt in ieder geval rekening gehouden met de laatste punten die ik noemde.
De heer Rutte (VVD):
De motie op stuk nr. 38 is ons zeer sympathiek. Mag ik onderstrepen wat de premier zei over toelating na fraude? Dat wordt een onderdeel van het onderzoek en dat lijkt mij buitengewoon wezenlijk.
Minister Balkenende:
Dit is een ondersteuning. De informatie wordt zo snel mogelijk naar de Kamer gezonden.
Met haar motie op stuk nr. 39 vraagt mevrouw Van Oudenallen om bij succesvolle pilots tegen fietsdiefstallen het systeem landelijk in te voeren. Het kabinet wil deze motie overnemen, want er is weinig dat zich verzet tegen wat mevrouw Van Oudenallen vraagt, zodat zij alvast deze toezegging binnen heeft.
Met de motie op stuk nr. 40 verzoekt mevrouw Van Oudenallen om de politie de mogelijkheden te geven om op te treden tegen het mobiel bellen en het dragen van een walkman op de fiets. Wij beschouwen deze motie als een ondersteuning van het beleid. De minister van Verkeer en Waterstaat kreeg onlangs in een debat over verkeersveiligheid brede steun om mobiel bellen op de fiets niet te verbieden, niet omdat dat niet gevaarlijk zou zijn, maar omdat zo'n verbod moeilijk te handhaven is. Overigens heeft de politie nu al de mogelijkheid om in te grijpen bij onveilige situaties in het verkeer. Desondanks is het kabinet bereid om een studie te verrichten naar de effecten van bellen en muziek luisteren tijdens het fietsen en naar de manier waarop fietsers op het risico kunnen worden gewezen. Deze toezegging heeft u dus ook binnen, mevrouw Van Oudenallen.
Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 41. In de motie wordt de regering gevraagd, gemeenten te verzoeken te kijken of men niet tot eenzelfde standaardparkeersysteem kan komen. Het kabinet laat het oordeel over aan de Kamer. Mocht de motie worden aangenomen, dan zal het kabinet dit verzoek doorgeleiden naar de VNG.
Mevrouw Van Oudenallen was erg actief, zij kwam met vier moties. De laatste was een beetje onvermijdelijk: een verzoek aan de regering dat als onderzoeken van de gemeente Amsterdam en het CPB daartoe aanleiding geven, de verkenningsfase voor de aanleg van een tweede zeesluis onmiddellijk kan worden gestart. Het kabinet is natuurlijk bereid, het CPB te verzoeken een tweede onderzoek uit te voeren. Als dat onderzoek aanleiding geeft tot versnelling van de uitvoering, zal de minister van Verkeer en Waterstaat hierover het gesprek met de regio aangaan. Ik dank mevrouw Van Oudenallen zeer voor haar bijdrage, die ons allen heeft wakker geschud.
Wij hebben gisteren en vandaag uitvoerig en vaak scherp gedebatteerd. Het was een pittig debat, waar het licht van de verkiezingen van 22 november al enigszins overheen straalde. Ik dank de Kamer voor haar inbreng. In dit debat hebben wij geprobeerd, een brug te slaan tussen idealen en mogelijkheden. Ik besef dat er onderwerpen zijn waarover wij het niet eens zijn geworden: er zijn verschillen van opvatting. Maar wat wij allemaal delen, is onze trots op dit land en de mensen die er wonen, onze overtuiging dat dit kleine grote land niet alleen een interessant verleden, maar vooral ook een goede toekomst heeft, een toekomst die het waard is er samen dag in dag uit aan te werken. Het is vandaag veel gegaan over cijfers en techniek, wat vaak onvermijdelijk is. Maar achter die cijfers gaan mensen schuil, en om hen gaat het. Dat is terecht door velen van u beklemtoond. Als ik verheugd ben over de aantrekkende werkgelegenheid, denk ik aan die duizenden mannen en vrouwen die daardoor de stap kunnen zetten naar een beter leven. Als wij praten over dalende criminaliteitscijfers, denk ik aan die ouderen die nu misschien weer wél 's avonds de trein durven nemen. Als wij het hebben over minder bureaucratie in de zorg, denk ik aan die patiënten die daardoor meer persoonlijke aandacht krijgen, en aan de medewerkers die daardoor meer voldoening hebben in hun werk. Ik weet dat dit alles ook geldt voor eenieder van u.
Nederland is werk in uitvoering. Het kabinet wil voorwaarden scheppen, waaronder ons land ook in de toekomst kan floreren, zodat mensen in dit land een goed leven en blijven opbouwen, en wij ook in de toekomst zekerheid kunnen bieden aan mensen die zorg en hulp nodig hebben. Dynamiek, juist om solidariteit te kunnen blijven waarmaken, daar zijn de maatregelen die wij op Prinsjesdag hebben gepresenteerd op gericht. Het kabinet werkt graag, samen met u, verder aan een sterk en menselijk Nederland.
(Applaus).
De beraadslaging wordt gesloten.
De vergadering wordt van 21.58 uur tot 22.15 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20062007-294-351.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.