Aan de orde is het debat over de regeringsverklaring.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Wij spreken vandaag voor het eerst met een nieuwe regering. Het is toch wel een imposant gezicht als alle leden er zijn. Deze nieuwe regering treedt hier na drie maanden aan, want zo lang is het geleden dat de verkiezingen waren. Het is vandaag complimentendag. Nou doe ik niet aan dat soort dagen, maar Harry van Bommel adviseerde me om het te zeggen omdat het een leuke opening is. Daarom zeg ik het maar. Bij dezen feliciteer ik de leden van het kabinet – dat is geen grapje, want dat meen ik echt – de onderhandelaars en de politieke partijen die hun steun verlenen aan dit kabinet. Het is een memorabel moment voor al deze mensen, niet in de laatste plaats voor de premier.

Het is ook een memorabel moment voor de SP-fractie. Ik ga even terug naar mei 1994, toen de SP werd gekozen in de Tweede Kamer. Remi Poppe en ik waren de eerste twee Kamerleden van de SP. In 1994 heb ik ook meegedaan aan het debat over de regeringsverklaring. Doordat wij de kleinste fractie waren, was de zaal bijna leeg toen ik hier mocht spreken. Maar dat is lang geleden. In november 2006 hebben de kiezers de SP een enorme zege bezorgd, de fractie ging van 9 naar 25 zetels. Ik heb op de avond van de verkiezingen al gezegd dat de socialen de liberalen hebben gepasseerd. Dat was een memorabel moment.

De SP werd de derde partij van het land. Maar liefst een op de zes kiezers had zijn stem uitgebracht op de SP, op onze idealen, onze analyses, onze standpunten, onze aanpak en onze mensen. De op- en uitbouw van de SP in de laatste vijftien jaar heeft alles te maken met onze duidelijke en onderbouwde kritiek op neoliberalisme, dat vanaf halverwege de jaren tachtig ook in ons land wortel schoot en tot wasdom kwam.

Kenmerkend voor de heersende politiek in ons land in de afgelopen twintig jaar is geweest vergroting van de inkomensverschillen, afbraak van sociale zekerheid, bezuinigingen en dus kwaliteitsverlies in de publieke sector, oneindig geloof in de vermeende zegeningen van privatiseringen en verzelfstandigingen, marktwerking en deregulering. Tot slot noem ik propaganda voor de mentaliteit "ikke, ikke en de rest kan stikken". Dat is, kort gezegd, het neoliberalisme. De rode draad van ons optreden is steeds geweest dat het ook anders, menselijker en socialer kan.

De overheid hoort niet boven of tegenover de burgers te staan maar ernaast, altijd bereid om een helpende hand uit te steken, altijd bereid te helpen bij het bevorderen van gemeenschapszin, altijd bereid voorwaarden te creëren voor het goede leven, met name het goede samenleven. De overheid zorgt ervoor dat onderwijs en zorg, maar ook zoiets als het openbaar vervoer in goede conditie zijn. De overheid zorgt, zoals les 1 van de pedagogiek voorschrijft, dat zij doet wat zij zelf propageert. Praten over waarden en normen is mooi, maar die zelf in de praktijk brengen en daarmee voorleven wat men bepleit is wel zo geloofwaardig. De overheid zorgt daarom voor een eerlijke inkomens- en vermogensverdeling en geeft bijvoorbeeld geen steun aan een oorlog die wordt gevoerd op onjuiste gronden. De overheid toont compassie als het gaat om mensen die tussen wal en schip terecht dreigen te komen, en is dus op enig moment bereid een pardon te verlenen aan mensen die hier al langer verblijven en die ingeburgerd zijn maar nog geen officiële status hebben.

De overheid laat aan de markt wat zij aan de markt kan laten, zij het onder voorwaarden, maar behoudt voor zichzelf wat niet aan de markt kan worden overgelaten, op straffe van kwaliteitsverlies of ongelijke toegang voor de betrokkenen. De overheid is de hoeder van wat van ons allemaal is, de publieke sector, en zorgt dus voor voldoende rechters en voldoende toegang tot het recht voor mensen die daarop aanspraak moeten maken. Zij zorgt ook voor een goede begeleiding van onze kinderen.

Menselijker en socialer, dat zijn de sleutelbegrippen voor het Nederland waarvoor mijn partij staat en strijdt, al heel lang en nog heel lang, lokaal, nationaal en internationaal, in het parlement en erbuiten, vastberaden en strijdbaar. Deze door ons consequent uitgedragen visie op de rol van de overheid in combinatie met onze aanpak is de verklaring voor de enorme verkiezingsoverwinning van de SP drie maanden geleden. Natuurlijk had de SP graag met anderen en in samenspraak met de burgers van dit land aan de knoppen gezeten in een nieuwe regering, maar het takes two to tango, soms zelfs drie, en in ieder geval een meerderheid in de Tweede Kamer die dat steunt. Het CDA wilde echter niet breken met het beleid van de eerdere drie kabinetten-Balkenende en het wilde al helemaal niet in één kabinet gaan zitten met de PvdA en de SP. Dat zou naar haar mening tot een instabiel kabinet leiden.

Was de SP voor het CDA niet acceptabel, de PvdA was dat wel. Vervolgens hoefde alleen nog een kleine derde fractie te worden gevonden voor een meerderheid in de Tweede Kamer. Velen speculeren al over de wijze waarop de SP het nieuwe kabinet tegemoet zal treden. Wordt het hard, wordt het zuur, wordt het verongelijkt? Alle speculaties ten spijt, wij hebben nooit oppositie gevoerd om het oppositie voeren en dat zullen wij nu ook niet doen. Wij zijn niet verzuurd en voelen ons niet verongelijkt, tot treurnis van sommigen hier. Wij gunnen anderen ook nog het licht in de ogen, maar wij houden wel onze eigen idealen en standpunten voor ogen. Wij zijn nu de derde partij in grootte, echter blijkbaar nog te klein om de regering die wij wilden tot stand te brengen. Dat is spijtig, maar wij gaan blijmoedig en vastberaden verder met het winnen van vertrouwen van mensen. Die regering met de SP komt er toch.

Komt het kabinet met goede voorstellen, dan zullen wij die van harte steunen. Komt de nieuwe regering met voorstellen die wij strijdig vinden met de menselijke waardigheid, de gelijkwaardigheid van mensen en de solidariteit, dan zullen wij het debat met de regering niet schuwen, gewapend met doelgerichtheid en met alternatieven. Die aanpak hebben wij altijd gehad en daarmee zullen wij doorgaan. Hard werken, veel onderzoek doen naar de gevolgen van het beleid in de werkelijkheid van alledag, het kabinet confronteren met de resultaten van dat onderzoek, zelf oplossingen aandragen en als het moet acties ondernemen om mensen bij het politieke proces te betrekken.

Sprekend over het beleid in deze nieuwe aflevering van de Balkenende-story, vier kabinetten in vijf jaar, zei de premier dat er geen sprake is van een trendbreuk met de vorige kabinetten, maar slechts van een accentverschuiving. Ik denk dat de premier gelijk heeft.

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Ik wil graag weten wat de heer Marijnissen bedoelde toen hij sprak over de deelname van de SP aan de onderhandelingen. Ik heb hem goed beluisterd. Hij stelde dat je in ieder geval twee partijen nodig hebt om verder te kunnen gaan, dan wel drie. Hij noemde expliciet het CDA. Die partij wilde niets volgens de heer Marijnissen, maar daar kom ik nog wel op terug. Ik heb ook een aantal publicaties van de heer Marijnissen gelezen, waarin hij mijn fractie, mijn partij heel hard aanvalt op het feit dat zijn partij niet mee kon doen. Neemt de heer Marijnissen die woorden terug? Hij kiest nu blijkbaar voor een meer genuanceerde benadering.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb recentelijk inderdaad uitgehaald naar de PvdA, maar mijn woorden hadden betrekking op de voorstelling van zaken die de PvdA over die affaire gaf. Die komt erop neer dat de SP zou zijn weggelopen van de onderhandelingen. Op de expliciete vraag van de heer Bos, ook in aanwezigheid van de heer Balkenende, of ik bereid was te onderhandelen met het CDA heb ik geantwoord met "ja". Er kwam alleen, zoals wij in Brabant zeggen, geen asem van de kant van het CDA. De PvdA en de SP hebben aangegeven die coalitie tussen CDA, PvdA en SP te willen. Het CDA heeft dat nooit gedaan. De heer Tichelaar weet dat. Hij weet dat het CDA geen kabinet wilde met de SP en de PvdA. Het is niet juist als je het Nederlandse volk desondanks wilt doen geloven dat dit aan de SP te wijten is.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik refereerde aan de opmerking van de heer Marijnissen in de richting van mijn partij, dus ook in de richting van mijn fractie, dat wij geen poot hebben uitgestoken om de SP te betrekken bij het onderhandelingsproces. In het verslag van de informateur komt naar voren dat de SP met het CDA heeft besloten dat er niet verder kon worden gegaan met de onderhandelingen. Er staat echter expliciet dat de PvdA dat wel wilde. Op een later moment heeft de heer Marijnissen geadviseerd dat de informateur aan de slag moest met de coalitie, zoals die nu is samengesteld. Dat zijn andere bewoordingen. Ik neem het de heer Marijnissen dus zeer kwalijk dat hij mijn partijleider in de media als een leugenaar wegzet en stelt dat deze geen poot voor de SP heeft uitgestoken. Ik zou het fair vinden als de heer Marijnissen daar nu een andere lezing tegenover zet.

De heer Marijnissen (SP):

Ik stel vast dat de PvdA is blijven zitten. De PvdA had de mogelijkheid om aan te geven dat het op zou stappen als het CDA de SP niet zou willen. Dat had ook gekund.

Ik heb de politiek leider van de PvdA geen leugenaar genoemd. Ik heb hem beticht van een leugen over de weergave van wat er is gebeurd. Een leugenaar is voor mij iemand die altijd leugens vertelt, maar daar heb ik de heer Bos nog niet op kunnen betrappen. Er is inderdaad sprake van een leugen als er een voorstelling van zaken wordt gegeven als zou de SP zijn weggelopen. De heer Tichelaar denkt daar zijn voordeel mee te doen. Hij mag zijn eigen verhaal houden, maar hij weet dat de feiten anders zijn. Dat neem ik hem kwalijk. Ik betreur dat zeer. De heer Tichelaar is er trots op dat hij al jaren met het CDA aan het praten is. Hij is dus eigenlijk de geestelijk vader van dit kabinet, wil hij ons doen geloven. In die tijd heb ik echter geprobeerd de heer Bos over de streep te trekken als het gaat om een nauwere samenwerking en om het samen de verkiezingen ingaan. Dat heeft de PvdA afgewezen. De PvdA weigerde zelfs een lijstverbinding aan te gaan met de SP. De heer Tichelaar maakt mij verwijten, maar wij kunnen beter bezien hoe de sociale alliantie in Nederland tot stand kan komen, in plaats van elkaar vliegen af te vangen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik ga absoluut in op het laatste. De komende vier jaar zal dat zeker aan de orde zijn.

De heer Marijnissen stelt dat de SP niet is weggelopen. Op zijn weblog schrijft hij dat Jan Peter Balkenende en Wouter Bos tegen hem hebben gezegd dat hij als eerste deur uit moest gaan.

De heer Marijnissen (SP):

Ja.

De heer Tichelaar (PvdA):

Hij moest daar als een kleuter staan en de pers te woord staan, terwijl de anderen overleg gingen voeren.

De heer Marijnissen (SP):

Precies.

De heer Tichelaar (PvdA):

Dat gelooft toch niemand in dit land.

De heer Marijnissen (SP):

Het valt mij op dat de heer Tichelaar steeds verandert van argumentatie. Dat mag, maar zo kunnen wij nog wel een uur doorgaan. De feiten zijn inderdaad zoals de heer Tichelaar ze schetst. Zo is het gegaan, maar dat was een keuze. Ik verwijt dat niemand. Ik verwijt niemand wat hij doet of zegt. Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden en voor wat hij zegt. Dat geldt echter ook voor de heer Tichelaar als hij een voorstelling van zaken geeft die strijdig is met de werkelijkheid. Ik heb het nog een tijdje aangezien, omdat ik eerst dacht dat het om interpretatieverschillen ging. Toen de PvdA dat echter begon te herhalen en stemming begon te maken, kon ik niet anders dan mijn waarheid er tegenover zetten.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik concludeer gewoon dat de heer Marijnissen met het verslag van de informateur in de hand een andere voorstelling van zaken geeft. Ik blijf erbij dat mijn partij u er graag bij had betrokken. U hebt zelf het besluit genomen, gelet op de positionering van het CDA, om niet verder te onderhandelen.

De heer Marijnissen (SP):

Dit is strijdig met de feiten. Ik zeg het nog een keer: op een expliciete vraag van de heer Bos heb ik gezegd, bereid te zijn te gaan onderhandelen. Ik herinner u echter aan wat in 2003 is gebeurd, toen uw partij wekenlang de zaak heeft opgehouden en is blijven onderhandelen met het CDA. En hoe is het geëindigd? U werd uiteindelijk de deur gewezen door het CDA. In dat soort theaterspel heb ik geen trek. Als ik zeg dat ik in een kabinet stap, wil ik dat de mensen die met mij daarin gaan samenwerken, dat ook willen. Ik ga geen theaterstukje opvoeren om u hier te bevredigen.

Voorzitter. Het uitgangspunt van dit kabinet is de erfenis van de tijd waarin de VVD nog aan de knoppen zat. De nieuwe zorgwet, inclusief het uitgeklede pakket, de eigen betalingen, de marktwerking en de grote macht van de zorgverzekeraars zijn alle gewoon overeind gebleven. De verslechteringen in de sociale zekerheid zijn niet tenietgedaan. De zeer strenge onrechtvaardige, asociale, onbarmhartige herkeuringen in de WAO gaan gewoon door. Inderdaad, als het om de concrete maatregelen in dit regeerakkoord gaat, is absoluut geen sprake van een trendbreuk, maar hooguit van accentverschuivingen. Het grootste verschil tussen Balkenende I, II en III aan de ene kant en Balkenende IV aan de andere kant is de analyse. Het lijkt erop dat men op dit punt wel een breuk wil laten zien. De neoliberale retoriek is verwijderd en vervangen door andere begrippen. Er is nu een andere tijdgeest, zegt de minister-president dan. Ik zeg tegen de minister-president: die andere tijdgeest is er al heel wat langer. Alleen waren de voorgaande kabinetten, verblind door een ideologische bril, daar steeds blind en doof voor.

Mijn partij pleit al heel lang voor de menselijke maat, vertrouwen in plaats van wantrouwen in de professionals in zorg en onderwijs, geloofwaardigheid in de politiek, weg met de managerscultuur en de bureaucratie, nieuw optimisme en nieuw elan in plaats van de depressiviteit die door de vorige kabinetten werd uitgestraald. Mijn partij heeft er altijd voor gepleit om toch vooral te begrijpen dat de mens een sociaal wezen is en dat vertrouwen, sociale samenhang en gemeenschapszin cruciale begrippen zijn. Net te doen alsof de tijdgeest deze begrippen nu plotseling actueel heeft gemaakt, is voor een politicus een zwaktebod. Leiderschap wil zeggen dat je niet achter de tijdgeest aanloopt, maar hem mede bepaalt.

Hoe dan ook, de enorme winst van de SP in november verleden jaar kan niet begrepen worden wanneer men een eendimensionaal beeld heeft van de politiek. De sociaaleconomische dimensie is er slechts één. Er zijn er nog veel meer, maar de belangrijkste andere is de lijn met de uiteinden individualisme en gemeenschapszin. Het lijkt erop dat het nieuwe kabinet die les heeft begrepen. In het regeerakkoord kom ik veel tegen waarvan ik bij lezing denk: dat heb ik eerder gezien. En daar ben ik oprecht blij mee. Het zou geweldig zijn als het kabinet alles wat in het regeerakkoord staat over deze zachte, maar voor de samenleving zo elementaire waarden, serieus meent. U zult mij de scepsis nu niet euvel duiden, voorzitter. Misschien met uitzondering van de ChristenUnie heb ik tot nu toe met deze pleidooien altijd voor een gesloten deur gestaan, in de paarse tijd, maar ook de afgelopen vijf jaar in de periode-Balkenende. Als het succes van de SP ertoe heeft bijgedragen dat wij op dit terrein verder samen kunnen optrekken, vind ik het prima. Wij regeren dan wel mee vanuit de Kamer.

Voorzitter, nu concreet. Het is goed dat de huurliberalisatie wordt stopgezet en dat de huren niet met meer worden verhoogd dan het inflatiecijfer. Het is goed dat de woningcorporaties worden gemobiliseerd, al zal het bij sommige moeilijk zijn om ze met succes te herinneren aan de reden waarom zij ooit zijn opgericht. Het is goed dat het kabinet zegt, meer oog te willen hebben voor de leefbaarheid in de wijken. Het generaal pardon is prima, al is er nog veel onduidelijk over wie er wel en niet onder valt. Wij zijn voor aanpak van de schooluitval en gratis schoolboeken. Dat het kabinet ons idee voor kleinschalige voorzieningen voor ouderen in eigen buurten omarmt, vinden wij uitstekend. Wij helpen graag mee om dit te realiseren. Met de minister voor Jeugd gaat een oude wens van ons in vervulling. Mijn fractie is blij met de aandacht voor het milieu, in het bijzonder het energievraagstuk in relatie tot de opwarming van de aarde. Ik nodig de premier uit om in dit debat te reageren op de kritische geluiden die gisteren van het Milieu- en Natuur Planbureau zijn gekomen.

Het deltaplan voor de inburgering lijkt vrijwel 100% op onze eerdere plannen. Wij noemden het trouwens ook een deltaplan. Inderdaad, er moeten bergen worden verzet.

Kortom, wat positief is in de regeringsplannen noemen wij ook zo en steunen wij. Overigens vinden wij het goed dat de WAO-uitkeringen naar 75% gaan.

Gisteren kregen wij het bericht dat er nu alweer 800 mln. bezuinigd moet worden. Waren er al heel veel punten onduidelijk in dit regeerakkoord, de vraag aan de premier is natuurlijk wat er nu nog overblijft van alle ambities in het regeerakkoord.

Naast de positieve punten zijn er zeker ook zoveel punten waarop wij de confrontatie met het kabinet zullen zoeken. Ik geef een paar voorbeelden. De marktwerking in de zorg wordt uitgebreid, terwijl de ervaringen met de aanbesteding in de thuiszorg in het kader van de Wmo erg zorgwekkend zijn: dreigende ontslagen, afname van zorg en afname van de kwaliteit. De zorg krijgt er netto geen geld bij, zo was aanvankelijk het plan. Als ik de cijfers van gisteren zie, moet de zorg zelfs gaan inleveren. Hoe denkt het kabinet de problemen in de zorg, waaronder het personeelstekort, op te lossen? Waarom is er besloten de no-claim te vervangen door een andere vorm van eigen betalingen? Dit is lood om oud ijzer. Waarom is de tandzorg niet opgenomen in het pakket? Waarom bezuinigt het kabinet 400 mln. op de regeling tegemoetkoming ziektekosten, waar vooral chronisch zieken en ouderen gebruik van maken? Kan worden gegarandeerd dat de scheiding van wonen en zorg in de ouderenzorg niet zal leiden tot hogere kosten voor de betrokkenen?

Dan de AOW. Waarom moeten mensen die eerder stoppen met werken en daar zelf voor gespaard hebben, gestraft worden met een extra belasting als zij 65 jaar worden? De FNV spreekt in dit verband van een dwangmaatregel. De maximumleeftijd voor de snoeiharde, onbarmhartige herkeuringen in de WAO wordt verlaagd van 52 naar 47 jaar, maar nieuwe arbeidsongeschikten en mensen in de WAO jonger dan 47 krijgen geen eerlijke keuring op basis van een eerlijk schattingsbesluit.

Hoe denkt het kabinet de recidive te kunnen terugdringen wanneer het 50 mln. bezuinigt op arbeid en onderwijs voor gedetineerden? Hoe wil het de dienstverlening aan de burger verbeteren als het 750 mln. wil bezuinigen op ambtenaren? Waar zijn de plannen voor het voorkomen van grote tekorten aan onderwijzers en leraren? Waar is de mening van het kabinet over de discussie over de pedagogisch-didactische aanpak in het lager en middelbaar onderwijs? Waarom staat daarover niets in het regeerakkoord? Hoe haalt het kabinet het in het hoofd om 155 mln. te bezuinigen op het middelbaar beroepsonderwijs? In het onderwijs gaat heel veel geld niet naar het lesgeven, maar naar andere zaken. Wat gaat het kabinet doen aan het waterhoofd dat overhead heet? Wat gaat het doen aan de bureaucratie? Waarom mogen scholen kinderen weigeren? Waarom is het kabinet tegen een acceptatieplicht?

Hoe komt het kabinet erbij het profijtbeginsel nota bene in de wereld van kunst en cultuur te willen invoeren? Waarom niet gekozen voor minimaal 1% van onze welvaart voor kunst en cultuur?

Waarom wil het kabinet koste wat het kost vermijden dat er een referendum komt over een ander grondwettelijk verdrag in het kader van de EU? Waarom wordt er toch doorgegaan met de JSF? Waarom blijven wij de multimiljonairs in hun villa's van miljoenen jaarlijks sponsoren door middel van de ongelimiteerde hypotheekrenteaftrek? Waarom is niet beter geluisterd naar de opvattingen van de heer Wijffels in dezen, uitgesproken in een programma met Paul Rosenmöller: "Wij moeten af van de hypotheekrenteaftrek"?

Ons land verrommelt. Dat proces is al lange tijd bezig. Ons platteland wordt verpest door wanbeleid. Waarom heeft het kabinet niet besloten de regie zelf in handen te nemen? Waarom wil het eerst het eigen salaris met 30% verhogen voordat dat tot maximumnorm voor de publieke en semipublieke sector wordt verklaard? Waarom doet het niks aan de schaamteloze zelfverrijking aan de top van het bedrijfsleven? Het CNV pleit voor een hard ingrijpen bij de grootgraaiers. Waarom maakt het kabinet van het vrijblijvende adviesrecht van de ondernemingsraden in dezen geen instemmingsrecht?

Gaat het kabinet de inkomensverschillen in dit land verkleinen? Een groot vraagteken is wat het kabinet gaat doen in de strijd tegen de armoede. Wij hebben wel een regeerakkoord, maar nog geen doorrekeningen van het CPB over de inkomenseffecten van het beleid. Ik maak mij hier vooral zorgen over sinds ik staatssecretaris Aboutaleb heb horen zeggen: "Voedselbanken weg? Het Leger des Heils heffen wij toch ook niet op?". Wat is dat voor een antwoord? Ik heb in de regeringsverklaring het woord "armoede" ook niet gehoord. Nu is zo'n regeringsverklaring natuurlijk een feestrede, maar ik dacht dat dit kabinet de strijd met de armoede zou gaan aanbinden. Dan hoort dit punt toch in de regeringsverklaring!

Waarom is het kabinet zo stil als het gaat om de liberalisering van de energiemarkt en de gevolgen daarvan? Waarom geen woord over de wantoestanden bij het busvervoer als gevolg van de liberalisering en de marktwerking? Kijk naar de puinhoop in Brabant met Ariva. Inmiddels heeft ook het leerlingenvervoer er onder te lijden. Wat is in hemelsnaam de achtergrond van het verhogen van de belasting op kermissen? Weet u, de eerste oproer in de Jordaan was een kermisoproer. Als u echt oproer wilt, moet u iets tegen kermissen gaan ondernemen.

Het valt op dat de vergrijzing en de mondialisering van de economie voor deze premier plotseling niet meer als bedreigingen worden gezien, maar als kansen. Dat was de afgelopen jaren wel anders. Des te merkwaardiger dat er in het regeerakkoord niets staat over industriepolitiek en aanverwante zaken. Stork en ABN-AMRO, maar ook andere bedrijven, zoals PCM, hebben in toenemende mate te maken gekregen met de gevolgen van de opkomst van hedgefunds en private equity. De gevolgen kunnen desastreus zijn voor de bedrijven en de mensen die er werken. Voormalig minister van Economische Zaken Wijn sprak in dezen van sprinkhanen. Anderen hebben het over zwerfkapitalisten die het op korte termijn cashen voor laten gaan op de belangen van de bedrijven op middellange en lange termijn. Het is aardig dat er in de Kamer inmiddels een overgrote meerderheid is die hier een hoorzitting over gaat houden. Ik wil graag weten hoe het kabinet daar tegen aankijkt. Zeker nu zelfs de president van De Nederlandsche Bank, de heer Wellink, zich hierover heeft uitgesproken. Dat is niet overal even goed ontvangen, maar dat nemen wij maar voor kennisgeving aan. Hij vond het nodig om in het kader van ABN-AMRO iets te zeggen.

Na deze, verkorte, bloemlezing, zal iedereen begrijpen: dit kabinet kan niet zonder oppositie. Veel zaken zijn nog onduidelijk omdat in het regeerakkoord en in de regeringsverklaring slechts ambities zijn opgenomen, zonder dat duidelijk is hoe de weg ernaar toe er uitziet. Daarvoor moeten wij wachten op het beleidsprogramma en de eerste begroting van het nieuwe kabinet.

De heer Pechtold (D66):

Het woord "waarom" hebben wij nu veel gehoord. U kunt daarmee bijna een competitie aan met het woord "samen". Ik weet niet welk woord er meer gevallen is. Ik mis in uw lijst, die vast niet limitatief was, echter een vraag over de medisch-ethische kwesties. Het is mij de afgelopen tijd wel vaker opgevallen dat als het om abortus en euthanasie gaat, de SP niet altijd voorop staat. Vindt u het kabinetsbeleid op dit punt een verscherping van de praktijk of zegt u: het loopt allemaal wel los? Graag daar ook een "waarom" over.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ken de discussie. Ik heb mij ook afgevraagd of ik daar in mijn beperkte spreektijd op in zou moeten gaan. Ik heb ervoor gekozen om dat niet te doen, omdat ik de urgentie daarvan op dit moment niet zie. In die zin is uw veronderstelling juist. Op het moment dat het kabinet bepleit dat palliatieve zorg een serieuze en beter uitgewerkt optie moet zijn, ben ik daar voor, want dat is iets dat wij altijd al hebben bepleit. Als het gaat om abortus zie ik geen echte beleidswijziging. Als ik echter ook maar een indicatie heb dat dit kabinet zou willen teruggekomen op datgene wat in de jaren zeventig, tachtig en negentig met veel strijd is bevochten op het punt van paternalisme, kan ik u verzekeren dat wij heel snel staan op de plek waar u nu staat.

Ik wil nog iets zeggen over de ambtenaar van de burgerlijke stand en het homohuwelijk. Ik ben niet voor hetgeen daarover nu is afgesproken. Als een ambtenaar van de burgerlijke stand namens ons allen mensen in de echt verbindt en wij hier hebben afgesproken dat dat ook mensen van dezelfde sekse mogen zijn, vind ik dat een ambtenaar van de burgerlijke stand op dat punt geen gewetensbezwaren in het geding kan brengen. Op dat punt wijk ik af van het kabinetsbeleid. Straks krijgen wij bij wijze van spreken iemand die zegt: twee zwarte mensen, dat ga ik echt niet doen. Wij raken hier niet aan zo maar iets. Wij raken hier aan de emancipatie van homo's en lesbiennes in dit land. Ik vind dat een ambtenaar van de burgerlijke stand – niemand hoeft dat te worden – niet kan kiezen. Op dat punt sta ik achter de heer Cohen van Amsterdam, die zegt dat wij dat niet kunnen aanvaarden.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben blij met het verhaal over het homohuwelijk. Dat is uit mijn hart gegrepen. U ging echter wat snel over twee andere punten heen. De fractie van de SP heeft in het verleden tegen de Euthanasiewet gestemd. De heer Marijnissen zegt nu dat hij palliatieve zorg belangrijk vindt. Is het voor de SP-fractie ook van groot belang dat palliatieve zorg of euthanasie de komende jaren een keuzevrijheid voor mensen blijft? Steunt de fractie van de SP de D66-fractie als het gaat om het niet verder onder de Abortuswet brengen van zaken zoals de overtijdbehandeling?

De heer Marijnissen (SP):

Wij hebben tegen de Euthanasiewet gestemd omdat wij voor de huidige euthanasiepraktijk zijn. Er is wel meer misverstand over, dus het is fijn dat u die vraag stelt. Wij zijn voor de mogelijkheid tot een menswaardig sterven. Als euthanasie daarbij het uitgesproken middel is, dan vinden wij dat het moet kunnen, zij het dat er aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. U kent ze. Wij zijn er niet voor om dat wat hier, uniek in de wereld, gelegaliseerd is met betrekking tot het menselijk sterven te liberaliseren, als ware het kiezen voor de dood voor iedereen hier in en buiten deze zaal een optie. U kent de discussie, de pil van Drion, het kabinet wijst dat af. Wij hebben dat ook altijd afgewezen.

Palliatieve zorg ofwel pijnbestrijding wordt gepropageerd. Ik heb zelf meegemaakt in de nabije omgeving dat pijnbestrijding uiteindelijk leidt tot een vervroegd sterven. Ik weet dat de mensen van de ChristenUnie en de SGP dat ook weten, maar dat zij belang hechten aan het op een menselijke manier sterven. Je hoeft niet ondraaglijk te lijden op je levensavond. Op het moment dat die keuzemogelijkheid onder de aandacht van mensen wordt gebracht, dan heb ik daar niets op tegen. Maar zodra het in plaats komt van, dan zullen wij ons daar fel tegen verzetten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik herinner mij die discussie ook heel scherp en ik vond het juist zo waardevol dat de SP indertijd tegen de Euthanasiewet stemde. Ik weet heel zeker dat een van de argumenten was dat het vaak een roep is vanuit vereenzaming. Ik mag toch wel aannemen dat de SP-fractie blijft bij de opvatting dat al het mogelijke wordt ingezet om de roep om het leven maar beëindigd te krijgen te elimineren door voorliggend en flankerend beleid.

De heer Marijnissen (SP):

Wij duiken nu wel heel diep in de discussie, maar ik ga er graag op in. Het klopt wat u zegt. Wij hebben als eersten aangegeven dat het gebrek aan levensvreugde van een concreet persoon in een concrete situatie kan leiden tot de euthanasievraag en dat hebben sommigen ons zeer kwalijk genomen. Inmiddels is dat onomstreden; iedereen erkent dat. Dat was mede gebaseerd op gesprekken die ik persoonlijk heb gevoerd met verpleeghuisartsen in Leiden. Ik heb ze rechtstreeks de vraag gesteld of er een verband is tussen het verblijf in een verpleeghuis, de depressiviteit die dat meebrengt, en de vraag om het levenseinde. De verpleeghuisartsen die ik toen heb gesproken, hebben daar volmondig ja op geantwoord. Zij hadden daar ook casuïstiek bij. Zij kenden mensen die aanvankelijk die doodsvraag hadden, maar die nadat hun omstandigheden verbeterden, besloten om hun euthanasievraag te laten vervallen. Het is een beetje een afgeleide van de discussie die ik net met de heer Pechtold had, maar u hebt gelijk dat wij dat toen in het debat hebben ingebracht.

Voorzitter. Veel zaken zijn nog onduidelijk omdat in het regeerakkoord en de regeringsverklaring slechts ambities zijn opgenomen, zonder dat duidelijk is hoe de weg erheen eruitziet. Daarvoor moeten wij wachten op het beleidsprogramma en de eerste begroting van het nieuwe kabinet. Eerst gaat het kabinet praten: 100 dagen maar liefst. Ik doe de hele dag niets anders, maar nu gaat het kabinet praten. Praten is mooi. Het is helemaal niet verkeerd; je wordt er nooit stommer van. Maar is het niet raar dat een nieuw kabinet eerst gaat praten in plaats van iets doen? Je zou toch zeggen dat die politici dat in al die jaren hiervoor ook hadden kunnen doen. Politici moeten in mijn optiek altijd onderzoek doen. Je gaat toch niet de politiek in omdat je vragen hebt? Je gaat de politiek in omdat je denkt antwoorden te hebben en omdat er mensen buiten jou zijn die daarin geloven. Maar goed, eerst drie maanden het land in. En als wij geluk hebben, dan hebben wij ruim voor de zomer het concrete actieplan van de regering en kunnen wij eindelijk aan de slag. Ik vraag de premier dan ook om hier uit te spreken dat wij binnen 100 dagen de concrete plannen van het kabinet hebben.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik heb wel eens eerder gekeken naar inbrengen bij debatten over andere regeringsverklaringen, maar volgens mij was toen altijd de kritiek: het is allemaal dichtgeregeld, er is geen ruimte, hebt u wel naar de werkvloer geluisterd? Nu gaat dit kabinet werk maken van luisteren naar maatschappelijke organisaties, burgers – zoals u dat ook zo treffend hebt verwoord – en toch beluister ik weer bij u die kritiek als u zegt dat het kabinet gewoon met die oplossingen moet komen. Bent u nu voor de periode om met de burgers in Nederland dat beleid in te vullen of zegt u dat u liever een dichtgeregeld regeerakkoord had gezien?

De heer Marijnissen (SP):

Volgens mij zijn dat twee verschillende dingen. U spreekt over het niet dichtgeregeld zijn van het regeerakkoord. Ik heb natuurlijk ook de laatste woorden van de regeringsverklaring van de premier gehoord, maar daar zal ik straks nog wel iets over zeggen. Maar nee, ik heb niet de indruk dat het is dichtgeregeld, ik heb de indruk dat er een hoop open einden zijn waarvan ik ook hoop dat die hier in samenspraak met de Kamer kunnen worden ingevuld. U zegt dat het goed is als politici, dus ook bewindslieden, het land ingaan en met mensen praten, natuurlijk, maar dat ga je toch geen 100 dagen doen, dat doe je altijd! En dat snap ik dus niet. Bovendien, als je net drie maanden op de hei hebt gezeten en je hebt een regeerakkoord, dan zou ik zeggen: aan de slag ermee en ga tegelijkertijd met de mensen praten! Die twee dingen gaan toch samen? Ik mag hopen dat ze na die 100 dagen niet allemaal in het Torentje gaan zitten!

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik trachtte u ervan te overtuigen dat het juist een bewuste keuze is van dit kabinet om het regeerakkoord op hoofdlijnen in te vullen en om daarna drie maanden te nemen om met het veld tot een nadere invulling te komen. Ik begrijp niet dat u daar zo fel op tegen bent en zegt dat dit eigenlijk tijdens de formatieonderhandelingen had moeten worden gedaan. Je zou dan heel snel tot in de details komen en dat bedoelde ik met dichtregelen. Ik begrijp uw kritiek dan ook niet. Die ruimte is er, daar kan het parlement aan meedoen, maar ook de burgers.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben benieuwd – ik heb daar tot nu toe immers nog niets over gehoord – op welke manier het parlement daarbij zal worden betrokken. Het lijkt wel alsof het kabinet nu 100 dagen het land in gaat om te gaan praten, maar – als ik een advies mag geven – ga dan niet praten met vertegenwoordigers van vertegenwoordigers. Dat hebben uw voorgangers altijd gedaan. Ga dus niet praten met dat hele middenveld en de top. Ik ken wel die werkbezoeken aan fabrieken. Aan de hand van de directie gaat men dan de bedrijfsvloer op, maar dan hoor je natuurlijk niets. Nee, neem nu van mij aan dat u echt moet gaan praten met gewone mensen die het werk doen. Dat is het beste.

Maar, 100 dagen? Ik zou zeggen dat je dat altijd moet doen. Dat bedoelde ik, mijnheer Tichelaar. Het is niet iets dat je zo maar even doet. Je krijgt nu de indruk dat ze ineens maar worden losgelaten, het land ingaan om met mensen te praten, alsof ze dat nooit eerder gedaan hebben. Die indruk wordt toch een beetje gewekt!

Voorzitter. Misschien is het goed om aan de hand van een concreet voorbeeld nog even te illustreren wat ik bedoel. De afgelopen 15 jaar hebben wij al die onderwijsvernieuwingen gehad – die ik overigens altijd onderwijsvernielingen noem – en die zijn met name toch tot stand gekomen zonder samenspraak met mensen op de werkvloer, maar na gesprekken met weer vertegenwoordigers van de mensen op de werkvloer. Je krijgt dan een vertekend beeld en dat is levensgevaarlijk!

Voorzitter. Het CDA heeft zijn hele partijtop opgenomen in de regering. Zou dat nu een blijk zijn van vertrouwen in de toekomst of niet?

De heer Van Geel (CDA):

Ja!

De heer Marijnissen (SP):

Ja? Oké!

Het kabinet kent veel nieuwe gezichten. Wij zullen zien hoe het gaat. Maar ook tegen de anderen zou ik willen zeggen dat ze kunnen rekenen op een kritische maar constructieve bejegening van mijn fractie. Opmerkelijk is de persoon die Europese Zaken gaat doen, de heer Timmermans. Hij is een van de makers van de Europese Grondwet en bijgevolg was hij een van de grote pleitbezorgers daarvan. Maar twee van de drie kiezers in Nederland wees die grondwet van de heer Timmermans af en nu zit hij op die plek! Dat is toch een raar signaal? Mijn vraag aan de regering is dan ook: respecteert u nog wel de uitslag van het referendum of riskeert u een ruzie met de heer Timmermans?

Dan de nieuwe minister voor Ontwikkelingssamenwerking de heer Koenders. Als woordvoerder Buitenlandse Zaken was hij een van de grote pleitbezorgers voor een onderzoek naar de achtergrond van de politieke steun die ons land gaf en geeft aan de oorlog in Irak. Gevraagd – ik dacht door Intermediair – of hij ook zo kritisch geweest was als de heer Kok nog premier zou zijn, was zijn antwoord: Maar natuurlijk, het gaat hier om de waarheid. Hij zit nu in het kabinet gebaseerd op de afspraak om geen onderzoek te doen, de ware toedracht geheim te houden en onder het kleed te vegen. Hoe geloofwaardig is dat? Ik nodig de minister-president nog één keer uit om uit te leggen waarom hij er zo veel waarde aan hecht dat de gang van zaken rond Irak geheim blijft. Hij heeft de schijn tegen, zeker na de onthullingen in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, waar wel parlementaire onderzoeken zijn gehouden. Zo'n onafhankelijk onderzoek biedt hem, de minister-president, een unieke kans om de sceptici de mond te snoeren.

De heer Wijffels ontkende dat er door de coalitiefracties naast het regeerakkoord andere afspraken zijn gemaakt, maar ik heb toch het idee dat ik er minimaal één bij de kop heb. De afspraak dat er geen onderzoek komt naar Irak, staat namelijk niet in het regeerakkoord. Ik heb het drie keer gelezen en het staat er echt niet in. Kan de premier mij zeggen waar dat lijstje met afspraken is gebleven? Zijn er nog meer van dit soort afspraken gemaakt? De heer Wijffels is nu weg en hem kunnen wij het dus niet meer vragen. Overigens heeft hij duidelijk gezegd dat er geen lijstje is. Maar er is dus minimaal één lijstje met één punt.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Tichelaar.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer Tichelaar, ik vroeg het aan de premier en zover bent u nog niet!

De heer Tichelaar (PvdA):

Dank voor het compliment dat ik nog niet zover ben!

U had de heer Wijffels graag naar dat lijstje gevraagd. Er is door de regeringsfracties echter wel een debat met hem gehouden waarin hij hierover verantwoording had kunnen afleggen. In dat debat had u volgens mij maar één vraag.

De heer Marijnissen (SP):

Twee!

De heer Tichelaar (PvdA):

Waarom hebt u toen deze vragen niet gesteld? Waarom bent u niet op deze aspecten ingegaan in het debat met de informateur? Volgens mij is de verklaring dat u voor de grote finale wilde gaan, het debat van vandaag. De heer Wijffels is niet bij dit debat aanwezig en dan is het onterecht dat u zegt dat u het hem graag had gevraagd.

De heer Marijnissen (SP):

U probeert een oorlog te winnen die allang voorbij is. Hier gaat het namelijk niet om. Ik wilde alleen dit debat voeren en dat heb ik ook bij dat debatje van u gezegd. Het is onzinnig om twee debatten over hetzelfde onderwerp te houden. En het Nederlandse volk vindt dat ook. U was er toen nog niet bij, maar dit soort blamages hebben wij ons al eerder gepermitteerd. Iedereen zei toen in tweede termijn dat wij het nooit meer op deze manier zouden moeten doen. Ik heb daarvan geleerd en daarom heb ik mij volledig op het debat van vandaag gericht.

Mijnheer Tichelaar, is dat lijstje er nu wel of niet? U geeft geen antwoord op die vraag, terwijl u dat best kunt doen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik wacht het antwoord van de premier af. Ik zal hier ook iets over zeggen in mijn eigen termijn. U kunt dus gerust zijn.

Het is niet terecht dat u plotseling de positie van de heer Wijffels in dit debat aan de orde stelt door op te merken dat u hem eigenlijk had willen vragen hoe het met die lijstjes zit. U vond het niet correct dat de Kamer een debat organiseerde waarin de heer Wijffels verantwoording kon afleggen en dan moet u nu niet zeggen dat u hem in dat debat eigenlijk nog wel een paar vragen had willen stellen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik stel objectief vast dat de heer Wijffels niet bij dit debat aanwezig is en dat ik het dus niet aan hem, maar aan de premier moet vragen. Wat is eigenlijk het probleem? Als wij hierover al met elkaar moeten gaan discussiëren, dan...

Voorzitter. Bij monde van haar nieuwe fractievoorzitter – hartelijk welkom, mijnheer Van Geel! – zegt de CDA-fractie: dit is óns kabinet! Het is niet erg aardig voor de andere deelnemers aan deze coalitie, maar ik kan mij voorstellen dat u trots bent en in uw ogen ook de formatie hebt gewonnen. De heer Tichelaar lijkt overigens de indruk dat de CDA-fractie de formatie heeft gewonnen te bevestigen met zijn opmerking dat zijn fractie de randen van het regeerakkoord zal gaan opzoeken. Hij zal met zijn fractie eigen keuzes gaan maken.

Mijn fractie wil hem daar dolgraag bij helpen. Wij willen zijn loep zijn bij het verkennen van die grenzen. Voor mijn part halen wij er ook nog een mijnwerkerslamp bij, want ik hoop echt dat het mogelijk blijkt om de verhouding tussen Kamer en kabinet bij te stellen. De premier wees in zijn laatste woorden overigens ook zelf op deze mogelijkheid. In de acht paarse jaren heb ik daar zeer negatieve ervaringen mee opgedaan en in de afgelopen jaren met de kabinetten Balkenende was het al niet veel beter. Mocht het zo zijn dat wij nu op een andere voet kunnen samenwerken, dan zal de heer Tichelaar ons aan zijn zijde vinden.

Dit debat kan alleen een debat op hoofdlijnen zijn, al zal ik bezien of het vandaag mogelijk is om een aantal zaken helder te krijgen en misschien zelfs aan te passen. Lukt dat niet vandaag, dan hopelijk wel in de nabije toekomst. Ook de mensen thuis kunnen hieraan een bijdrage leveren, want woensdag kiezen wij de provinciale staten.

Voorzitter. Gedane zaken nemen geen keer. Aan die kant zit een nieuw kabinet van ongeveer 25 mensen en aan de andere kant zit de SP-fractie, ook bestaande uit ongeveer 25 mensen. Wij denken over heel veel zaken verschillend, maar ik hoop toch dat er sprake kan zijn van een vruchtbare samenwerking tussen Kamer en kabinet. Wij zijn daartoe bereid en hopelijk is het kabinet dat ook. Laat de feiten spreken en de argumenten tellen.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Er is mij gevraagd naar het markeren van mijn positie als nieuwe fractievoorzitter. Ik doe dat graag, en reageer daarmee tevens op de opmerking van de heer Marijnissen over de top van het CDA die in het kabinet zit. "Het maakt niet uit wie onder mij als minister in dit kabinet zit". Dat zei de minister-president van Beieren, Franz-Joseph Strauss, toen hem gevraagd werd wat hij ervan vond dat niet hij maar Kohl Bundeskanzler werd. Ik merk verder op dat sommigen de indruk hebben dat dit mijn maidenspeech is. Ik voel mij nog wat onwennig maar zoals de heer Donner vorige week een verhaal over modder hield, hield ik vijf jaar geleden een verhaal over water. Ik heb dat met zeer strategisch inzicht gedaan. Op die manier kon ik de Kamer de gelegenheid bieden om bij dit debat over de regeringsverklaring mij te kunnen interrumperen. Kunt u nagaan hoe goed, strategisch en geslepen ik mij voorbereid heb op deze nieuwe functie!

Ik sta nu voor een nieuw kabinet, het kabinet-Balkenende IV. Ik feliciteer premier Balkenende met zijn ploeg en met het mooie regeerakkoord. Een nieuwe kabinetsperiode begint. Terugkijkend op de afgelopen jaren stel ik vast dat wij onzekere en onstabiele tijden achter de rug hebben. Ondanks deze turbulente tijden, ook politiek gezien, is duidelijk resultaat geboekt. Het CDA is consequent en consistent gebleven. Het heeft gedaan wat het had beloofd. De aangekondigde hervormingen zijn uitgevoerd, samen met de mensen in het land. Wij staan er sterker voor dan vier jaar geleden. Het nieuwe regeerakkoord bouwt voort op deze resultaten en wij herkennen daarin veel uit het CDA-programma. De heer Marijnissen weet dat het woord "ons" in Brabant geen bezittelijk voornaamwoord is maar een vorm van genegenheid uitdrukt. Hij weet hoe het werkt: "ons mam".

De heer Marijnissen (SP):

Ik ken de uitdrukking "ons mam", maar "ons" is daarbij toch echt een bezittelijk voornaamwoord. U wilt toch niet zeggen dat uw moeder de moeder is van alle kinderen?

De heer Van Geel (CDA):

Wij spreken ook over "onze Jan" terwijl dat niet wil zeggen dat die van jou is. "Ons" drukt dus genegenheid uit maar betekent niet dat er niet kritisch wordt gevolgd. Ik kom straks terug op de positiebepaling van het CDA in relatie tot dit kabinet.

Na deze hervormingsagenda breekt de volgende fase van ons project aan. Zoals beloofd in de campagne, schakelt het CDA door naar een maatschappelijke investeringsagenda. Het huis is verbouwd en nu willen wij het inrichten om er een echt thuis van te maken. Het motto van het kabinet luidt: samen werken, samen leven. Het gaat dus niet alleen om werken, economie en geld, maar ook om onze manier van samenleven. Als christendemocraten geven wij een visie op hoe wij onze kwaliteit van samenleven kunnen verbeteren. Het is geen kwestie van tegeltjeswijsheden of vanuit Den Haag allerlei dingen verbieden. Het CDA meent dat in de politiek de voorwaarde moet gelden dat mensen een eigen leven, samen met anderen, zinvol kunnen inrichten. Voor het CDA is het begin- en het eindpunt van een democratische maatschappij niet de soevereine individuele staatsburger maar een persoon die allereerst een sociaal wezen is die samen met anderen aan een waardevolle samenleving wil bouwen.

In de laatste jaren is bij mensen het besef gegroeid dat het wel goed gaat met henzelf maar minder goed met de samenleving als geheel. Die constatering is begrijpelijk; dat is een gevolg van allerlei onzekerheden zoals economische recessie, terrorismedreiging en internationale concurrentie. Deze houding betekent niettemin tegelijkertijd een uitdaging aan de politiek om op die onzekerheid in te gaan. Daarbij moeten wij de dynamiek om ons heen niet ontkennen maar die juist aanpakken. "Wie te laat komt, wordt door het leven gestraft", waren de beroemde woorden van Michail Gorbatsjov voor het vallen van de muur.

Het CDA wil echter niet alleen blijven steken in het halsstarrig vasthouden aan verouderde en onwerkbare idealen als een stagnerende welvaartsstaat die in de jaren tachtig al sleets was. Dat biedt mensen slechts kortstondig de warmte van schijnzekerheden, maar daardoor gaat de werkelijkheid op den duur met Nederland op de loop. Het CDA wil ook weer niet alleen maar mensen opjagen met amechtige concurrentie- en marktwerkingsdrang. Een gure marktwind maakt mensen alleen maar bang en onzeker. Daardoor kruipen velen in hun schulp in plaats van zelfverzekerd de uitdagingen tegemoet te treden. Om de toekomstige uitdagingen van Nederland aan te kunnen pakken, wil het CDA dynamiek koppelen aan geborgenheid. Want pas als mensen zich geborgen en geworteld weten, kunnen zij hun vleugels uitslaan.

Wij streven naar een maatschappelijk concept dat individuele kracht aan collectieve identiteit verbindt en economische concurrentie aan sociaal welzijn. Welvaart, zekerheid en respect ziet het CDA als kernbegrippen van wat ik dan maar het "tulpmodel" noem. Ik heb gezocht naar een bloem als symbool voor onze lijn en kwam op de tulp uit: mooi, creatief, vernieuwend en symbool van onze internationale oriëntatie en ondernemerszin. De tulp bevat echter ook een waarschuwing. De windhandel in tulpenbollen in de zeventiende eeuw waarschuwt ons voor lichtzinnig handelen en roept op tot degelijkheid. Kortom: het tulpmodel staat voor een Nederland dat bloeiend, maar stevig geworteld vanuit traditie en kracht de wereld tegemoet treedt.

Een dergelijke koppeling van dynamiek aan geborgenheid kan ons economisch sterker maken, zo leren succesvolle voorbeelden in Europa. Neem bijvoorbeeld Noord-Italië waar ze van de "dolce far niente" een wereldmarkt hebben gemaakt met een geavanceerde auto- en mode-industrie. Ook in Nederland hebben wij veel unieke kwaliteiten die ze in de Verenigde Staten, India of China niet hebben. Europa wordt in de toekomst dan ook helemaal niet de chique achterbuurt van de wereld als wij onze eigen kwaliteiten aanspreken. Het is zo'n beetje als de slow-foodbeweging: met goede ingrediënten en bereidingswijzen van eigen bodem maak je wereldgerechten.

Het tulpmodel is een aanvulling op het poldermodel, waarover ik veel badinerende opmerkingen heb beluisterd. Laat ik nu eens kernachtig vertellen wat de historische betekenis is van polderen en welke kracht er achter dit begrip zit. In de zestiende en zeventiende eeuw werd het land verscheurd door vele godsdienstige en andere twisten. Letterlijk uit lijfsbehoud moesten wij toen praktisch samenwerken om het water buiten de deur te houden. Dat was voor iedereen van belang: arm of rijk, protestant of katholiek. Polderen is een stijl van samenwerken waarmee met behoud van soms stevige ideologische verschillen toch praktisch op concrete punten wordt samengewerkt. Onderwerpen als integratie en participatie zijn daar bij uitstek geschikt voor. Dat heeft niets te maken met stroperige besluitvorming en het verdwijnen van ideologieën. Integendeel. Dit soort projecten komt alleen tot stand als de partners een stevig profiel hebben en is verre van vrijblijvend omdat duidelijk is voor welk urgent probleem er een oplossing moet komen. Ook als coalitie staan wij voor een gezamenlijk doel: in samenspraak met de samenleving werken aan een goede toekomst voor Nederland. Daar mogen wij elkaar de komende jaren op aan spreken.

Dat betekent wel dat het kabinet maatschappelijk overleg moet aangaan met concrete doelen die moeten worden uitgewerkt. De doelen zijn dus het resultaat, zoals in het klassieke poldermodel het doel van de waterkering ook niet ter discussie stond. Samen met de betrokken organisaties wordt bezien hoe wij die doelen gaan halen. Dat vraagt om politieke keuzes van het kabinet om het polderoverleg goed te begeleiden. Ook de CDA-fractie heeft duidelijke doelen die zij over vier jaar gerealiseerd wil zien. Ik zal die hierna kort uitwerken en verwacht van het kabinet dat het daarmee rekening houdt bij het opstellen van het beleidsprogramma voor de zomer.

De heer Rutte (VVD):

De heer Van Geel legt uit hoe het poldermodel werkt. Is de heer Van Geel bereid, de VVD te steunen om het kabinet te vragen eerst in de Kamer te vertellen wat de inzet is van die gesprekken voordat het aan tafel gaat zitten met alle vertegenwoordigers van de vertegenwoordigers, zoals de heer Marijnissen ze noemde? Is de heer Van Geel bereid om de VVD in initiatieven te volgen om na die 100 dagen opnieuw een debat in de Kamer te voeren over de uitkomsten van al die poldersessies?

De heer Van Geel (CDA):

Nee, het CDA is niet bereid om u daarin te volgen. Dit lijkt een buitengewoon bureaucratische aanpak door op twee manieren te discussiëren over een uitwerking van het programma. De heer Marijnissen heeft al een oproep gedaan om aan de slag te gaan. Dat moet gebeuren. Het regeerakkoord is helder genoeg en kan als basis dienen om die doelen scherp te formuleren en verder in goed overleg in de polder te proberen om tot concrete oplossingen te komen. Het antwoord is dus"nee".

De heer Rutte (VVD):

U hebt net de corporatistische staatsfilosofie van het CDA nog een keer goed toegelicht. De grote zorg is, vanuit liberale optiek, dat vanuit die corporatistische staatsvisie het parlement een minder belangrijke rol krijgt. Ik zou het scherper kunnen zeggen: het parlement is geen focusgroep. Dit is de plek waar de volksvertegenwoordiging zit en waar de rechtstreekse dialoog tussen het kabinet en de Kamer moet plaatsvinden. Straks gaat het kabinet met allerlei organisaties overleggen. Als ministers naar Europa gaan, vragen wij ook allebei aan de leden van het kabinet om te vertellen wat de inzet is in de onderhandelingen. Waarom wilt u dan niet met ons meewerken als ik vraag om ook hier de democratie in haar kracht te zetten en ervoor te zorgen dat de Kamer voordat de zakken geld worden neergezet bij het onderwijs en de sociale partners ten minste weet wat de inzet van de onderhandelingen van het kabinet is?

De heer Van Geel (CDA):

Er kan geen misverstand over bestaan dat op weg naar het polderoverleg het regeerakkoord op de achterbank van de milieuvriendelijke dienstauto's ligt. Dat lijkt mij een logisch vertrekpunt voor de discussie. Wij geven alle ruimte, maar wij zijn scherp in de doelen. Er is uitdrukkelijk aangegeven wat wij willen, maar in de wijze van uitwerking geven wij de ruimte aan het kabinet om te besturen. Vervolgens zullen wij in de Kamer onze controlerende functie vervullen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nu denkt u natuurlijk dat ik iets over die milieuvriendelijke dienstauto's wil vragen, maar dat is niet het geval. Het is alleen maar goed nieuws, als het daadwerkelijk zo is.

De Kamer is controleur en ook medewetgever. Ik ben minder negatief dan de VVD-fractie over het herstel van de polder. Ik vind het heel goed dat er wordt overlegd met maatschappelijke organisaties. Zij hebben onterecht, met dank aan de CDA-fractie, de afgelopen vier jaar buiten spel gestaan en dat was niet goed. Het lijkt mij echter wel goed dat de gehele Kamer, dus niet alleen de coalitiepartijen in besloten overleggen met het kabinet, in staat is om de inzet van het kabinet te bediscussiëren. Dat hoeft niet uitgebreid en het hoeft niet lang te duren. Ik zou het goed vinden als de Kamer in alle openbaarheid op hoofdlijnen kan spreken over de inzet voor de participatietop. Het zou jammer zijn als de CDA-fractie dat wil tegenhouden.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb volgens mij het antwoord al gegeven, namelijk dat wij daartoe niet bereid zijn. Wij hebben vertrouwen in het kabinet en wij denken dat er dat op basis van het regeerakkoord, de scherpe doelen en de uitkomsten van de discussie van vandaag voldoende sturing is om die discussie aan te gaan. Er zijn nog vele momenten, zeker als het regeringsprogramma in september is uitgewerkt en is vertaald in financiële zin, voor de Kamer om daar serieus over te oordelen en bij te sturen. Die mogelijkheden zijn er dan, na de bekende 100 dagen.

Wij willen dus in het poldermodel een tulpmodel plaatsen. Het poldermodel heeft vooral een binnenlandse oriëntatie en is met name gericht op infrastructuur en sociaaleconomische onderwerpen. Ik denk dat het tulpmodel dit aanvult met innovatieve expertise en internationale concurrentiekracht op de materiële componenten, maar ook op immateriële componenten als maatschappelijke geborgenheid, traditie en degelijkheid. De CDA-fractie wil dat Nederland de vleugels uitslaat in een wereld die aan verandering onderhevig is, maar wil er tegelijkertijd voor zorgen dat mensen zich als inwoner in Nederland geworteld weten met een gevoel van gebondenheid en gehechtheid in een samenleving waarin oog is voor elkaar.

Naast deze ideologische accentuering van de CDA-fractie, wijd ik enkele woorden aan de politieke positionering tot het kabinet. Het regeerakkoord van de coalitiepartners is het kader waarbinnen het kabinet werkt. Zo simpel is het. De CDA-fractie zal de controlerende taak op een degelijke en betrouwbare manier uitoefenen. Daar hoort de opgave bij om ervoor te zorgen dat het kabinet doet wat is beloofd in het akkoord. De CDA-fractie zal niet lijdzaam volgen, maar constructief begeleiden. Dienstbaar, maar niet serviel.

De nieuwe regeringsploeg zou ik drie kwalificaties willen toedichten: samen, stabiel en dienstbaar. Samen omdat het nodig is om het vier jaar vol te houden. De CDA-fractie is tevreden met het regeerakkoord en zal ervoor zorgen dat het kabinet er koersvast op blijft varen. Wij hebben er buitengewoon veel vertrouwen in dat de minister van Financiën goed op de schatkist al letten en wij zullen hem daar van harte bij helpen.

De volgende kwalificatie is stabiel. Het kabinet zal op een vernieuwende manier samenwerken via projecten en de twee programmaministers. Dat is uitstekend. Eindelijk is er sprake van echte bestuurlijke vernieuwing in plaats van kroonjuwelen. Uit deze werkwijze zouden echter ook allerlei ambtelijke of politieke grensoorlogjes kunnen voortvloeien. Daar zit de CDA-fractie niet op te wachten.

Het kabinet moet dienstbaar zijn omdat het volk er niet is voor het kabinet, maar het kabinet voor het volk. Een slagvaardige overheid vraagt om meer efficiency en minder regeldruk. Dat geldt wat ons betreft ook voor de ambitie te komen tot 25% minder administratieve lasten op alle niveaus, voelbaar voor burgers en bedrijven. Ook de naleefkosten van wet- en regelgeving mogen niet uit het oog worden verloren. Het realiseren van die ambitie vraagt om concrete doelstellingen en een forse systeemwijziging. De kaasschaafmethode zal niet werken. Het dorre hout is al gekapt. Nu zijn echte keuzen nodig. Het CDA vraagt het kabinet om een concrete uitwerking en uitvoering van deze afslanking. Zoals ik eerder zei, wil de CDA-fractie voor de komende vier jaar duidelijke doelen stellen, waarop resultaat moet worden geboekt. Ik zal dat concreet uitwerken aan de hand van onze ambities, welvaart, zekerheid en respect.

Het doel van dit kabinet is het vergroten van onze welvaart en het veilig stellen daarvan met het oog op de vergrijzing en internationale concurrentie. Wij steunen dat van harte. Solide overheidsfinanciën zijn daarvoor een essentiële voorwaarde. Daarom is het goed dat duidelijke financiële spelregels zijn afgesproken. Ten eerste streven wij aan het eind van deze rit een begrotingsoverschot na van 1,1% van het bbp. Dit betekent dat wij miljarden euro's meer overhouden dan wij uitgeven. Ten tweede zullen wij eerder dan in de vorige periode ingrijpen in de overheidsfinanciën als het mis dreigt te gaan. Misschien wel het allerbelangrijkste is dat dit kabinet concrete maatregelen gaat nemen om al in deze kabinetsperiode een derde deel van de vergrijzingskosten op te vangen, zodat onze kinderen daar niet mee worden opgezadeld.

De heer Rutte (VVD):

Een van de goede zaken in het verkiezingsprogramma van het CDA is dat wordt aangegeven dat het CDA wil vasthouden aan het behoedzame groeiscenario van de overheidsfinanciën en, aan de hand daarvan, ook aan het verder terugdringen van de staatsschuld. Inmiddels zit er een kabinet dat uitgaat van een veel hoger groeiscenario, met alle risico's van dien voor de rijksbegroting. Het kabinet gaat in een BMW rijden en men hoopt dat kort voor de verkiezingen de rem kan worden gevonden, zodat de staatsschuld niet uit de klauwen loopt. Waarom heeft het CDA dat belangrijke aspect van het eigen verkiezingsprogramma, namelijk die behoedzame raming, dat Zalmbeleid, dat zojuist nog terecht is geprezen door de minister-president, losgelaten in de onderhandelingen over de nieuwe coalitie?

De heer Van Geel (CDA):

De heer Rutte beoordeelt de soliditeit van het kabinet aan het behoedzame scenario. Dat heeft in mijn ogen niets te maken met soliditeit, maar alles met de rust in de Trêveszaal.

De heer Rutte (VVD):

Het CDA is dus bereid de overheidsfinanciën uit de klauwen te laten lopen, met het oog op de rust in de Trêveszaal. Die is er so wie so, want er is 8 mld. meer te besteden.

De heer Van Geel (CDA):

In de tijd van Paars II werd gewerkt met behoedzame trendscenario's. In historisch perspectief waren die heel redelijk en degelijk, maar in de Trêveszaal ontstonden geweldige discussies over wat er met de meevallers moest gebeuren. De terecht zeer gewaardeerde minister van Financiën, die er toen ook al zat, heeft dat zeer betreurd. Ik vind het veel beter om voor de komende periode realistisch te ramen wat nodig is. De soliditeit moeten wij op andere punten zoeken. Uiteindelijk houden wij dan meer euro's over in deze regeerperiode. Het gaat om miljarden meer dan de heer Rutte in zijn verkiezingsprogramma heeft staan. Daarnaast wordt er eerder ingegrepen, maar ook gaan wij ons bezighouden met het opvangen van een deel van de vergrijzingskosten. Dit kabinet gaat een derde deel van de vergrijzingskosten aanpakken. De AOW hoort daar inderdaad bij, maar dan hoor ik dat de VVD dit afschiet met een gelegenheidscoalitie uit de Eerste Kamer, samen met de SP. "Bien étonné de se trouver ensemble", heet dat. Waar is dan de financiële soliditeit van de VVD gebleven? Wij willen maatregelen nemen die de vergrijzingsproblemen van de toekomst oplossen.

De heer Rutte (VVD):

De heer Van Geel maakt er een rommeltje van. Ik ga hem helpen. Op de AOW komen wij zo terug.

De heer Van Geel herinnerde eraan dat er vroeger problemen waren met de meevallers. Het is heel simpel: meevallers gaan in de staatsschuld. Dat deed het CDA ook altijd. De heer Van Geel laat nu zien dat het CDA zich op het punt van het begrotingsbeleid de wet heeft laten voorschrijven door Wouter Bos en de PvdA. Dat is in de onderhandelingen gebeurd. Het zou chique zijn als de heer Van Geel dat nu toegeeft.

De heer Van Geel (CDA):

Daar is geen enkele reden voor, omdat het pakket dat voorligt buitengewoon solide is. Wij zullen er ook de komende jaren op toezien dat het solide wordt uitgevoerd. Wij komen uiteindelijk met de maatregelen die worden genomen uit op een begrotingsoverschot van 1,1% van het bbp. Dan gaat het om een bedrag van 5 tot 6 mld. Die lijn is buitengewoon solide. Wij pakken de vergrijzingskosten aan en lopen niet weg voor moeilijke discussies daarover. Een discussie over 0,25% meer of minder groei is echt iets voor economen. U lijkt wel een econoom.

De heer Rutte (VVD):

Het gaat om 8 mld. Daarvoor hoeft men geen econoom te zijn. Dat is veel geld dat u gaat uitgeven. Minister Zalm werd hier geprezen. Hij zou dit nooit hebben geaccepteerd. U geeft veel te veel geld uit en zegt dat u noodremmen hebt ingebouwd voor als het misgaat. Dat zal het geval zijn rond de volgende verkiezingen, als de SP van Marijnissen in de nek van Wouter Bos hijgt. Ik verzeker u dat die bezuinigingen dan niet plaatsvinden en dat de staatskas daarvan het slachtoffer is. Dat is slecht voor de economie, voor de werkgelegenheid, voor de toekomst van Nederland en voor de betaalbaarheid van de vergrijzing.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb weinig toe te voegen aan mijn constatering dat dit financiële beleid buitengewoon solide is op de punten die ik heb genoemd. Het gaat dan echt om soliditeit op de lange termijn. Wij vinden dit groeiscenario buitengewoon realistisch, ook in historisch perspectief. Onder vorige kabinetten, waarvan de VVD ook deel uitmaakte, bedroeg het 2,25 en 2%, terwijl het nu ligt op een historisch zeer redelijk uitgangspunt. Voor ons is dat voldoende voor een positief oordeel over de soliditeit van dit kabinet.

De heer Van der Vlies (SGP):

De heer Van Geel wil onrust in de Trêveszaal over meevallers voorkomen, maar wij herinneren ons de enorme onrust in diezelfde zaal over het verwerken van tegenvallers. Wat is nu riskanter?

De heer Van Geel (CDA):

Mijn ervaring in politieke zin is dat meevallers verdelen lastiger is dan tegenvallers.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dan moet de heer Van Geel zijn 20 jaar parlementaire geschiedenis, waaraan hij zojuist refereerde, nog eens tegen het licht houden. Dan komt hij tot een andere conclusie.

De heer Van Geel (CDA):

Dat zal ik doen.

Welvaart is in onze visie meer dan alleen participatie in de samenleving. Meedoen staat voor het CDA centraal. Wij constateren dat er nog veel mensen langs de kant staan: ouderen, allochtonen, vrouwen en jongeren. Wij staan daarbij voor een nieuwe opgave. Wij merken dat de arbeidsmarkt steeds krapper wordt maar dat tegelijkertijd steeds meer bedrijven moeite hebben om vacatures te vervullen. Ook in de zorg en het onderwijs dreigen tekorten. Op de lange termijn staat de betaalbaarheid van onze sociale voorzieningen onder druk door de krimp van de beroepsbevolking en de groei van het aantal ouderen. Wij moeten dus alles op alles zetten om de arbeidsdeelname te vergroten. Het CDA wil een duidelijke trendbreuk tot stand brengen waarbij wij baan- en uitkeringszekerheid vervangen door werk- en inkomenszekerheid. Dat vraagt om permanente scholing en opleiding, om betere employabiliteit, om flexibilisering van de arbeidsmarkt en om een activerend sociaal zekerheidsstelsel. Het vraagt ook om meer aandacht voor de wisselwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, zodat er meer stageplekken voor jongeren ontstaan. Wij moeten ons namelijk realiseren dat wij leven in een open en dynamische economie, waarin de zekerheid van een levenslange baan afneemt. Het is dan ook zaak om het vestigingsklimaat voor bedrijven in Nederland te verbeteren, maar helaas zijn sluiting of verplaatsing van bedrijven en van economische activiteiten naar elders in de wereld niet te voorkomen. De beste dienst die wij werknemers kunnen bewijzen, is investeren in hun werkzekerheid. Wij moeten het arbeidsaanbod vergroten en de toegang tot de arbeidsmarkt vergemakkelijken. Wij kunnen het ons eenvoudig niet permitteren om mensen aan de kant te laten staan.

De heer Marijnissen (SP):

Die mensen worden ontslagen en staan dan aan de kant. Dit zijn eufemismen, woorden die verhullen wat er werkelijk aan de orde is. De heer Van Geel zegt eigenlijk dat wij toe moeten naar werkzekerheid in plaats van baanzekerheid. Daartussen zit het ontslagrecht. Het regeerakkoord is daarover niet duidelijk. Daarin staat dat men hierover nog zal spreken. In de SER wordt hierover al heel lang gesproken. Vindt de heer Van Geel dat het ontslagrecht in Nederland moet worden beperkt, waardoor werkgevers gemakkelijker werknemers kunnen ontslaan?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb al aangegeven dat flexibilisering van de arbeidsmarkt om de redenen die ik net heb genoemd, noodzakelijk is. Wij vinden de participatietop een uitstekende plek om daarover te spreken. Het zal flexibeler moeten, maar de wijze waarop dat gerealiseerd kan worden, willen wij overlaten aan het kabinet in overleg met de maatschappelijke partners.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vraag het niet aan de regering maar aan u. U spreekt steeds van flexibilisering, maar wat is dat nou? Leg eens uit!

De heer Van Geel (CDA):

Er zit heel veel tussen baanzekerheid en werkzekerheid. Ik denk aan scholing en aan andere activiteiten die het mensen mogelijk maken om beter voorbereid te zijn op een dynamische toekomst. Wij kunnen niet teruggrijpen op baanzekerheid, zeker niet in deze dynamische wereld. Er zijn veel instrumenten voor nodig. Het genoemde instrument kan daar een rol in spelen, maar ik wacht eerst af wat de discussie tijdens de participatietop oplevert.

De heer Marijnissen (SP):

Het staatssecretariaat milieu biedt geen baanzekerheid, dat is waar. Wij hebben het nu echter over werknemers die gewoon een baan en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben. Wilt u daar nou iets aan gaan veranderen of niet? Het is toch allemaal niet zo moeilijk om daar gewoon een duidelijk antwoord op te geven? U weet dat dit een hot issue is geweest, ook in de verkiezingscampagne. Maatschappelijk is het een groot conflictpunt tussen de vakbeweging en de werkgeversorganisaties. Ik mag de fractievoorzitter van de grootste regeringsfractie toch gewoon vragen wat zijn fractie vindt van het beperken van de ontslagbescherming? Als hij ervoor is, moet hij dat gewoon zeggen. Als hij ertegen is, weet ik tenminste waar wij met hem aan toe zijn.

De heer Van Geel (CDA):

Ik ga over mijn eigen antwoorden. Op uw herhaalde vraag heb ik al aangegeven dat ik vind dat het kabinet heel duidelijke ambities moet formulieren op het gebied van WW, arbeidsmarktflexibilisering, scholing en ontslagrecht. Al deze elementen horen thuis in een heel duidelijk verhaal dat tijdens de participatietop aan de orde moet komen. Ik zie daar graag resultaten van en ik wil daar geen blokkade op geven door nu politieke uitspraken te doen. De onderwerpen zijn duidelijk; ik heb ze alle vier genoemd. Wij willen dat het goed en duidelijk geregeld wordt. Ik wacht af wat het overleg in de top oplevert.

De heer Pechtold (D66):

De heer Van Geel zit nu in het hoofdstuk meedoen. Hij geeft aan dat hij vindt dat niemand aan de kant moet blijven staan in de discussies. Ik wil de groep van alleenstaanden onder de aandacht brengen. Het zijn zeker geen mensen die zielig zijn, het zijn vaak moderne mensen die niet te vangen zijn in alle mogelijke structuren. Wij hebben nu een minister voor Jeugd en Gezin. Ik ben blij met dat Jeugd, maar het kabinet komt ook met het Gezin. Hoe kan het CDA, hoe kan de heer Van Geel mij garanderen dat alleenstaanden de komende tijd ook betrokken worden bij regelingen en er niet op achteruitgaan? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat wanneer het kabinet het land ingaat, moderne alleenstaanden ook betrokken worden bij het meedoen, bij het samen?

De heer Van Geel (CDA):

Als wij het hebben over speciale aandacht voor groepen in de samenleving, dan gaat het om groepen waarvan wij vinden dat er problemen zijn waarbij samenleving en kabinet moeten helpen. Soms gaat het om jongeren, allochtonen en vrouwen, maar het kan ook gaan om gezinnen. Ik leg geen ideologische grens tussen alleenstaanden en gezinnen. Ik geef daar geen waardeoordeel over. Wij willen gewoon kijken waar de knelpunten op de verschillende terreinen liggen. Daar zal actie moeten worden ondernomen. Het doet er dan niet toe of het alleenstaanden of gezinnen zijn. Voor ons zijn de vraagstukken dominant en niet de status.

De heer Pechtold (D66):

Dat is geen antwoord. Er zijn op dit moment tweeënhalf miljoen alleenstaanden. De komende jaren zal er nog een miljoen bij komen. Het zijn geen zielige mensen, het zijn vaak moderne, niet-georganiseerde mensen. Hoe wil de heer Van Geel deze mensen erbij betrekken? De introductie van het gezinsbeleid mag geen verslechtering betekenen van de positie van alleenstaanden. Die nadelige positie is er nu al op kopersmarkten, in de manier waarop wij ons belastingsysteem hebben georganiseerd, enz. Kan het CDA mij garanderen dat de introductie van "samen in het gezin" geen achteruitgang zal betekenen voor alleenstaanden?

De heer Van Geel (CDA):

Ik wil deze discussie niet zo voeren. De aandacht voor gezin en jeugd richt zich op kwetsbare groepen die het moeilijker hebben. Deze groepen moeten wij weerbaar in de samenleving maken. Dat geldt voor gezinnen, voor jeugd en, waar dat relevant is, voor alleenstaanden. Ik denk niet in categorieën, ik denk niet aan gezinnen versus alleenstaanden. Het gaat mij om mensen die weerbaar gemaakt moeten worden en die bijzondere aandacht van de overheid nodig hebben. In deze samenleving zijn dat vaak gezinnen en heel kwetsbare jongeren.

De heer Pechtold (D66):

Tenzij de heer Van Geel het alsnog anders wil aangeven, stel ik vast dat hij niet bereid is om aan te geven dat alleenstaanden er niet op achteruit gaan. Nogmaals, ik heb het niet over zwakkeren. Hij introduceert wel de portefeuille gezin en hij besteedt daar aandacht aan. Het kabinetsbeleid staat vol van dingen die met het gezin te maken hebben. Ik heb de heer Van Geel alleen concreet gevraagd om te zeggen dat alleenstaanden er niet op achteruit gaan. Hij geeft daar geen bevestigend antwoord op. Dat vind ik jammer.

De heer Van Geel (CDA):

In deze situatie moet je in deze discussies niet in dit soort algemene termen spreken. Laten wij de concrete voorstellen afwachten die langs de lijnen van het regeerakkoord uitgewerkt worden. Vervolgens kunnen wij met elkaar naar de effecten kijken. Nogmaals, mijn toetssteen is niet het meetlatje van u: cesuur tussen alleenstaanden en gezinnen. Mijn meetlat heeft als doel om na te gaan of in de voorstellen van het kabinet degenen die kwetsbaar zijn, goed en adequaat geholpen worden.

Voorzitter. Een sterke en concurrerende economie is onze ambitie, internationaal, nationaal en regionaal, in steden, alsook op het platteland. Immers, een vitaal platteland met een sterke landbouwsector is gericht op productie van kwalitatief hoogwaardig voedsel, alsook op natuurbeheer van het landschap en toerismebevorde­rend. Daar liggen volop kansen.

De ambitie betreft ook een milieubeleid, gekoppeld aan innovatie en economische ontwikkeling. De klimaat- en energiedoelstellingen van het kabinet vinden wij terechte ambities die sporen met het CDA-programma.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben blij dat de voormalige staatssecretaris voor milieu, de heer Van Geel, nu over het milieu begint. Ik zat daar ook op te wachten. Voormalig staatssecretaris Van Geel heeft niet al te lang geleden gezegd dat vlees het meest milieuonvriendelijke c.q. milieubelastende onderdeel is van ons voedselpakket. Verder is het bekend dat de veehouderij meer het milieu belast dan auto's of welke andere activiteiten van mensen dan ook. Toch vraag ik mij af of de heer Van Geel kan leven met het feit dat het kabinet niet rept over dit onderwerp.

De heer Van Geel (CDA):

Doelt u op de toelichting van de minister-president op het regeerakkoord of het regeerakkoord zelf? Het regeerakkoord bevat namelijk uitgebreide beschouwingen over dierenwelzijn en milieuaspecten die samenhangen met benodigde investeringen om de intensieve veehouderij milieu- en diervriendelijk te maken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Hierover staat te weinig in het regeerakkoord. Er is hierover sowieso niets in de regeringsverklaring gezegd. Ik wil zeggen dat het regeerakkoord op zich aangeeft dat er problemen zijn met het klimaat en dat wij te maken hebben met de opwarming van de aarde. Er wordt echter niet gerept over de bio-industrie die er juist voor zorgt dat de aarde aan het opwarmen is; dit is de meest milieubelastende industrie ter wereld. In uw hoedanigheid als staatssecretaris voor milieu hebt u aangegeven dat vlees het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket is. Ik vraag mij dan af of u ermee kunt leven dat daarover niets in het regeerakkoord staat. Ik denk aan een opmerking over de transitie naar plantaardige eiwitten.

De heer Van Geel (CDA):

Nu is het mij duidelijk. Uit allerlei onderzoeken blijkt ook dat de omzetting van voedsel naar vlees in algemene zin een energieactieve en milieubelastende activiteit is. Waar wij voor staan, is dat de productie en de consumptie van vlees op de meest milieuvriendelijke en meest diervriendelijke manier gebeurt. Die passages in het regeerakkoord zijn ons uit het hart gegrepen. Wij verwachten dat die passages concreet worden ingevuld. Ik ben ervan overtuigd, zeker gezien de daarin aangegeven lijn, dat wij daarin samen met maatschappelijke organisaties en de landbouwsector een hele stap vooruit zullen maken. Wij zullen dit ook in Europees verband zeer sterk benadrukken. Als wij namelijk in het bijzonder maatregelen zouden nemen in een interne Europese markt, zou dat geen enkel effect hebben. Vandaar dat ik zeer tevreden ben met de passages hierover in het regeerakkoord: Europees, ambitieus en op basis van vrijwilligheid samen met de desbetreffende sector in Nederland werken aan een meer milieuvriendelijk en nog diervriendelijker veehouderij.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Er staat helemaal niets in Van Geelover wat er wordt gedaan met het gegeven van het meest veedichte land aangaande de bio-industrie. Er staat ook niets in over wat wij gaan doen met het ontvlechten en het saneren van de meest milieuonvriendelijke veesector, namelijk de intensieve veehouderij. Ik kan mij voorstellen dat u er tevreden over bent dat er niets over opgemerkt wordt.

De heer Van Geel (CDA):

Daarover verschillen wij dan van mening. Ons doel is niet om de veehouderij in Nederland te laten verdwijnen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is mijn doel ook niet.

De heer Van Geel (CDA):

Mijn doel is nog steeds dat het proces nog milieu- en diervriendelijker wordt en dat daar fors op wordt ingezet. Dat is ook onze lijn. Ik ben ervan overtuigd dat, gezien de resultaten die er in de afgelopen jaren op deze gebieden bereikt zijn, er samen nog een forse slag gemaakt kan worden.

Innovatie speelt een essentiële rol in de economische slagkracht. Daarom zijn wij blij dat het Innovatieplatform blijft bestaan en dat er extra middelen komen voor regionaal-economische ontwikkeling. Investeren in de sterkte van de economie, voortbouwend op de filosofie van de nota Pieken in de Delta, zodat de sterkte van de regio's verder tot hun recht kunnen komen. Zo heeft het Noorden Energy Valley en kansen op het gebied van CO2 en gasopslag en kan het Noorden de gasrotonde van Nederland en zelfs van Europa worden. Ook Limburg biedt perspectief met het grensoverschrijdende bedrijventerrein Avantis, waar verschillende bedrijven investeringsplannen hebben. Wij vragen het kabinet om de economische versterking van de verschillende regio's nader te benoemen, waarbij wij nadrukkelijk wijzen op de beschikbare en wellicht beschikbaar komende FES-middelen in de toekomst.

Dit geldt ook voor de verbetering van de regionale bereikbaarheid. Wij moeten daarom gericht investeren in zowel betere doorstroming op de weg als in beter openbaar vervoer. Belangrijke wegcorridors voor personen- en goederenvervoer moeten worden verbreed. Het CDA denkt daarbij aan wegcorridors tussen de mainports Schiphol en Rotterdam en regionale economische centra zoals de brainport Eindhoven rondom de A2. Ook vragen wij aandacht voor knelpunten in de regio Twente, zoals de A1, en vragen wij om in goed overleg ook de knelpunten op te lossen in de regio Groningen-Assen.

De heer Rutte (VVD):

Het kabinet trekt 100 mln. uit voor de wegenproblemen Nederland. Dat is volstrekt onvoldoende. Ik was vorige week in Twente. Toen werd mij verteld dat alleen al om de meest urgente problemen in dat landsdeel op te lossen, alles wat het kabinet heeft gereserveerd voor wegen daar naartoe zou moeten gaan. Zegt het CDA – u noemt hier Twente met name – dat het alleen in Twente investeert of wilt u mij helpen ervoor te zorgen dat er veel meer geld beschikbaar komt voor de wegen? Wij kunnen Nederland toch niet economische schade laten oplopen door mensen in de file te laten staan?

De heer Van Geel (CDA):

Er is geen sprake van 100 mln. voor wegen. Er is sprake van miljarden euro's extra de komende jaren voor openbaar vervoer en wegen. Ik zal de heer Rutte nog eens aangeven hoe het werkt. De Nota Mobiliteit reikt tot 2020. Daarvoor is 80 mld. gereserveerd in de meerjarenramingen. Eens?

De heer Rutte (VVD):

Ik heb altijd geleerd dat ik mijn leraren moet onderbreken als ik het al weet, want het is zo zonde om die energie er dan in te steken.

De voorzitter:

Maar dat hebt u hier niet geleerd, volgens mij!

De heer Rutte (VVD):

De heer Van Geel stelde mij een vraag.

De voorzitter:

Ik kijk ook naar de tijd. Ten eerste moet u proberen korter te vragen en te antwoorden en ten tweede moet u elkaar vooral niet onderbreken.

De heer Rutte (VVD):

Ik weet precies wat de heer Van Geel wil zeggen. Die gelden zijn belegd. De vraag is nu hoe wij ervoor zorgen dat de extra knelpunten, zoals Twente, worden opgelost. Daarvoor is 100 mln. volstrekt onvoldoende, mijnheer Van Geel. Daar is iedereen het over eens. Ik vraag u dus, nu het kabinet zulke lage bedragen uittrekt voor dit soort knelpunten, of u mij erin volgt om ervoor te zorgen dat er meer geld beschikbaar komt of dat u het hierbij laat en alleen het probleem voor Twente wilt oplossen. Dan hebben wij in elk geval één regio aangepakt. Dat zou dan nog goed nieuws zijn.

De heer Van Geel (CDA):

Het spijt mij, maar volgens mij had uw leraar u voor rekenen een onvoldoende gegeven. De redenering die ik nu opzet, raakt helemaal niet aan wat u nu zegt. Ik zal het dus toch maar uitleggen.

Er is 80 mld. voor de periode tot 2020. Dat geld is belegd. Het gaat dus niet over nieuwe dingen. Wij hebben het nu over 100 mln. voor wegen en voor openbaar vervoer, wat bij uw partij helemaal niet voorkomt in verkiezingsprogramma's, en wij hebben het over regionale plannen, waaronder ook bereikbaarheid. Laten wij dat nu eens zetten op 50 mln. van die 100 mln. Dat bedrag is structureel vanaf 2011 gereserveerd. Dat geeft voor de periode tot 2020, even goed als de Nota Mobiliteit die looptijd had, mogelijkheden voor zo'n 3 mld. extra investeringen. Dat is de realiteit. Dat is de ruimte waarvoor plannen kunnen worden gemaakt voor openbaar vervoer en voor wegen. Het heeft niets te maken met het beeld van die 100 mln. dat u oproept. Precies zoals u in het vorige kabinet de Nota Mobiliteit volop heeft gesteund, moet u die lijn doortrekken. Dan is er ruim 3 mld. meer voor infrastructuur en voor openbaar vervoer.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben blij, mijnheer Van Geel, dat u toegeeft dat die gelden uit de andere nota's alle belegd zijn en dat hier het extra geld zit. Ik kan u overigens geruststellen: openbaar vervoer heeft ook in het verkiezingsprogramma van de VVD alle aandacht. Het gaat nu om de investeringen in wegen, want daar begon u over.

Het bedrag is volstrekt onvoldoende. Ook hier lijkt de PvdA het pleit gewonnen te hebben. U laat zich op dit punt de wet voorschrijven door de PvdA, die altijd al heeft gezegd dat investeringen in het wegennet een lagere prioriteit hebben. Dat is contrair aan wat u de kiezers hebt beloofd in de verkiezingscampagne. Ik vraag u alleen of u met ons meedoet om ervoor te zorgen dat er meer geld beschikbaar komt voor de wegen.

De heer Van Geel (CDA):

Het zou de heer Rutte sieren om de redenering die ik zojuist opzette en de conclusie dat er de komende jaren voor miljarden extra plannen gemaakt kunnen worden voor infrastructuur en openbaar vervoer te volgen en te bezien of dat een correcte analyse is. Als dat een correcte analyse is, hoef ik geen antwoord meer te geven op zijn vraag. Die analyse is correct. Er zijn de komende jaren miljarden extra beschikbaar voor openbaar vervoer en voor wegen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat zou een verrassing zijn, want in het regeerakkoord wordt twee keer het bedrag van 100 mln. genoemd. Dat wijkt dus af.

U heeft gisteren, zeker als oud-staatssecretaris voor milieu, natuurlijk ook het rapport gelezen van het Milieu- en Natuurplanbureau. Het planbureau zegt dat als het kabinet zijn doelstelling van 5% reizigersgroei in het openbaar vervoer – dat is een doelstelling die GroenLinks steunt – wil waarmaken dat in ieder geval 10 mld. kost. Er zit geld in het FES-fonds. U reserveert dat nu al weer voor regionale economische ontwikkeling. Wordt het niet hoog tijd om, als er geld vrijvalt, dat te reserveren voor echte investeringen in openbaar vervoer en milieupolitiek?

De heer Van Geel (CDA):

Wat betreft de groei van het openbaar vervoer en de percentages die zijn genoemd, wacht ik graag de reactie van het kabinet af. Ik neem aan dat het voor deze periode bedoeld is. Ik zal straks wel van de zijde van het kabinet horen hoe dat zit.

Met betrekking tot de investeringen uit het FES-fonds...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Mag ik even iets vragen?

De voorzitter:

Ik heb net duidelijk gemaakt, dat u elkaar moet laten uitspreken. U krijgt zo weer gelegenheid om wat te vragen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Maar ik zie dat mijn vraag doorgeleid wordt naar het kabinet. Ik heb echter een vraag aan de heer Van Geel gesteld en niet aan het kabinet.

De voorzitter:

De heer Van Geel was nog niet uitgesproken. Wellicht komt er nog een antwoord.

De heer Van Geel (CDA):

Ik wacht als het gaat om de ambities op het terrein van openbaar vervoer en de consequenties daarvan, de reactie van het kabinet af. Ik heb het rapport van het NMP gelezen, ook op andere onderdelen. Daar staan belangrijke aanknopingspunten in voor de discussie. Ik wil echter eerst zien hoe het kabinet zelf invulling wil geven aan de doelstelling voor het openbaar vervoer en wat voor consequenties dat heeft.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb nu echt even gewacht. Het verbaast mij dat u al wel een claim legt op FES-gelden en zegt dat geld dat vrijvalt moet worden besteed aan economisch beleid. Er is vastgesteld dat de goede milieudoelstellingen van het kabinet bij lange na niet gehaald kunnen worden met het geld dat ervoor uitgetrokken is en met de maatregelen die het kabinet neemt. Dan is het toch van groot belang dat wij daar extra geld voor vrij spelen. Waarom wilt u dat niet?

De heer Van Geel (CDA):

Het is helemaal niet zo dat ik dat niet wil. Er zijn terecht hoge milieuambities geformuleerd. Ik denk dat wij blij moeten zijn dat u, wij en iedereen in dit land nu aandacht heeft voor milieu- en duurzaamheidsvraagstukken. Laten wij dat nu even positief benaderen en daar niet meteen negatieve connotaties bij leggen. Vervolgens weet ik heel goed dat dat beïnstrumenteerd moet worden. Ik heb in mijn andere functie in vak K, vaak rapporten van het NMP gezien, waarin steeds werd gezegd: goed verhaal en goed doel, maar u moet zorgen voor instrumentatie, zowel in juridische als financiële zin. Dat gaat het kabinet doen. Geef ze ook de kans om dat te doen. Dat is niet alleen een kwestie van geld. Het is ook een kwestie van slimme maatregelen nemen, de samenleving activeren, bedrijfsleven aanspreken en inspanningen laten verrichten op dat terrein. Het gaat om een mix van instrumenten, waarbij ik niet bij voorbaat financiële middelen van het Rijk of FES-gelden uitsluit. Het hoort een pakket te zijn, waarmee wij die ambitieuze doelstellingen kunnen bereiken. Ik zou bijna met de premier willen zeggen: laten wij blij zijn! Zeker uw partij, voor wie milieu en natuur toch de corebusiness is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik sta hier dan ook te springen. Ik ben ontzettend blij dat het CDA heel geleidelijk onze kant op komt. U en ik weten – u bent ook een natuurman – dat het armoede lijden was de afgelopen jaren. U verwijst naar het NMP, waarin altijd gezegd werd: de doelstellingen zijn goed, maar het ontbreekt aan beleid en financiën. Zij hadden ook altijd gelijk. Het was voor u dan ook een nare periode de afgelopen periode.

De heer Van Geel (CDA):

Nee hoor.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb nog één vraag die voor mij heel belangrijk is. Als experts, wetenschappers, NMP zeggen dat de doelstellingen goed zijn, maar dat er onvoldoende geld en maatregelen zijn, moeten de financiële afspraken die in het regeerakkoord zijn gemaakt open kunnen staan voor onderhandelingen. Zijn die financiële afspraken die er nu liggen heilig of kan daarin geschoven worden?

De heer Van Geel (CDA):

Nee, de geformuleerde financiële randvoorwaarden zijn voor ons keihard.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is duidelijk en buitengewoon slecht nieuws, want dat betekent dat er weer te weinig gaat gebeuren.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Halsema probeert ten derden male aan te geven dat de doelstellingen niet gerealiseerd kunnen worden als er niet meteen extra geld van de overheid komt. Dat is niet zo. Ik heb beargumenteerd welke instrumenten er nog meer zijn om die doelen te bereiken. Ik verwacht van het kabinet dat het die instrumentenmix aan ons voorlegt, zodat wij kunnen beoordelen of die in relatie staat tot de ambities die wij met elkaar hebben geformuleerd.

De heer Pechtold (D66):

Dat is een duidelijke uitspraak. Zegt de heer Van Geel nu dat het geld leidend is en niet de percentages? Ik was van plan complimenten uit te delen over de doelstellingen van 30% voor schone energie en 20% voor het milieu. Begrijp ik het goed dat dit voor de fractie van het CDA opeens anders ligt? Kijkt hij nu naar het geld in plaats van naar het milieu?

De heer Van Geel (CDA):

Soms denk ik dat ik mijn maidenspeech beter niet had kunnen houden. Dan had ik het nu veel rustiger gehad.

Herhaal de vraag en je krijgt een herhaald antwoord. De heer Pechtold koppelt het bereiken van doelen alleen aan geld van de overheid. Dat is niet het enige instrument. Er zijn veel meer instrumenten om die doelen te bereiken. Ik heb de mogelijkheden al aangegeven: regelgeving, verplichte aandelen en biobrandstoffen. Dat hebben wij al gedaan en dat kan ook in de duurzame energiesector. Denk ook aan de betrokkenheid van corporaties die zelf gaan investeren in energiebesparingsmaatregelen en zo zijn er veel meer mogelijkheden om de doelen te bereiken. Laten wij wachten tot de mix van instrumenten beschikbaar is en dan een oordeel vellen in plaats van alleen het inputdenken van de heer Pechtold. Als er een probleem is, dan moet er een zak geld bij staan, want anders is het probleem niet opgelost. Zo werkt het niet.

De heer Pechtold (D66):

Ik hoor duidelijk dat voor de heer Van Geel nu niet alleen het geld hard is, maar dat ook de doelen van 20% en 30% hard zijn. Kan ik dan met het CDA zaken doen over de natuur, met name in en om de stad? Wij hebben de afgelopen jaren veel samen opgetrokken en er is veel geld voor uitgegeven. Nu staat er een heel klein bedrag dat helemaal aan het einde van de periode iets voorstelt. Kan ik het CDA zover krijgen dat wij ook die doelstellingen gaan halen? Kunnen wij samen optrekken, om ervoor te zorgen dat daar in ieder geval de komende jaren meer geld en meer aandacht naartoe gaat?

De heer Van Geel (CDA):

Wij onderschrijven het regeerakkoord volledig. De formuleringen staan er klip en klaar in en wij gaan voor wat er staat. Wij houden ons aan de afspraak dat de EHS in 2018 wordt gerealiseerd. Daarvoor zijn ook de middelen gereserveerd. Wij zullen de provincies er ook op aanspreken dat zij die doelen bereiken. Het antwoord is dus duidelijk: ja, wij behouden en behalen onze doelen.

Mevrouw de voorzitter. Het gaat niet alleen om wegen – ik heb een aantal voorbeelden in regio's genoemd – maar het gaat ook om uitbreiding van de spoorcapaciteit. Daar heb ik het zo-even in het interruptiedebat met mevrouw Halsema al over gehad. Wij denken vooral aan de hoogfrequente, hoogwaardige verbindingen tussen de steden in de Randstad, de regio Brabantstad en aan snellere intercity's naar de landsdelen noord, oost en zuid. Tot slot noem ik nog het vervoer over water. Het lijkt een kleinigheid, maar het is wel relevant. Laten wij aandacht besteden aan onze havens, ook de regionale havens, zoals Vlissingen en de Eems.

De heer Rutte (VVD):

U hebt aangekondigd iets over de AOW te zullen zeggen. Komt dat later in uw betoog?

De heer Van Geel (CDA):

Ik kom daar straks op terug.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de milieupolitiek. U weet dat DELTA, de Zeeuwse energiemaatschappij graag voorbereidingen wil treffen voor de bouw van een kerncentrale. Mag dat van het CDA?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik het met het oog op het bereiken van die ambitieuze doelstellingen jammer vind dat de optie van kernenergie achter de horizon is verdwenen. Ik houd mij echter aan het regeerakkoord. Daarin staat dat er in deze periode geen kerncentrale wordt gebouwd. Aan die interpretatie houden wij ons. Wat Delta doet, moet het zelf weten. Het is een privaat bedrijf. Wij hebben deze afspraak gemaakt en die zal ook wel geoperationaliseerd worden in discussies met de Kamer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik begrijp dat er verschillende lezingen mogelijk zijn. Als ik de PvdA goed beluister, zegt die: er worden geen voorbereidingen getroffen, bijvoorbeeld geen vergunningverlening! Kan vergunningverlening voor u wel? Dan weten wij zeker dat na het aftreden of de val van dit kabinet meteen een volgende stap kan worden gezet!

De heer Van Geel (CDA):

Ik kan niemand in dit land tegenhouden om op basis van de wet vergunningen aan te vragen. Deze discussie zal volop wordt gevoerd bij de Kernenergiewet. In de discussies over de huidige Kernenergiewet en de nieuwe die in uw Kamer voorligt – het is even wennen, want dit is taal voor vak K – die dus bij ons voorligt, zal dit ook wel aan de orde komen. U weet dat zelfs het kabinet zich aan de wet moet houden. Nu hebben wij nog een wet waarin staat dat kernenergie in Nederland niet verboden is. Die discussie komt dus volop terug. Mijn standpunt is in ieder geval conform het regeerakkoord: de komende vier jaar wordt er geen centrale gebouwd. Hoe dat juridisch en anderszins operationeel wordt gemaakt, vraag ik graag aan het kabinet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Volgens mij hoeft het juridisch en anderszins helemaal niet zo ingewikkeld te worden. De vraag is heel simpel. Natuurlijk. Iedereen mag een vergunning vragen, maar moet de regering een dergelijke vergunning weigeren of verlenen?

De heer Van Geel (CDA):

De regering kan geen vergunning weigeren als die voldoet aan de eisen van de wet. Wij moeten dus een discussie voeren over de wet en die ligt bij ons voor. Ik verheug mij dan ook op dat debat.

Voorzitter. Zekerheid op de woningmarkt. De hypotheekrenteaftrek blijft ongewijzigd!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Toch nog een vraag. Moet de wet gewijzigd worden? Hoe leggen wij het regeerakkoord uit?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb al vaker in deze Kamer gezegd dat ik geen jurist ben. Er is een politieke afspraak gemaakt en ik verwacht van het kabinet om daar in juridische zin een vertaling aan te geven!

Ik was al begonnen over de hypotheekrente en dacht dat iedereen dan wel naar de interruptiemicrofoon zou lopen. Laten wij maar constateren dat dit CDA-succes bijdraagt aan een stabiele woningmarkt. Dan heb ik dat maar gezegd. Laten wij ook maar direct stellen dat dit ook een succes is voor huidige en toekomstige woningbezitters. Het echte probleem van de dichtgeslibde woningmarkt, namelijk te weinig aanbod van huizen die adequaat zijn toegesneden op de vraag, wordt aangepakt. Doorstroming op de woningmarkt wil dit kabinet vooral bereiken door slim en kwalitatief te bouwen op de juiste plek. Bouwen, bouwen, bouwen is het parool. De woningproductie moet omhoog tot het afgesproken niveau van tussen de 80.000 en 100.000 woningen per jaar. Het CDA zal er nauw op toezien dat die woningen er ook komen. Deze doelstelling is in onze ogen een resultaatsverplichting en geen vrijblijvende inzet voor gesprekken in het kader van het beroemde poldermodel. Het doel is helder. Het CDA vraagt het kabinet bij dat overleg speciale aandacht voor de starters. Eerder heeft het CDA het initiatief genomen voor zogenaamde startersleningen. Het is daarbij van groot belang dat gemeenten en provincies ook in financiële zin meedoen. Dat gebeurt al in bijvoorbeeld Limburg, Overijssel en gemeenten als Boxtel, Apeldoorn en Helmond. Verleden jaar deden 80 gemeenten mee, zo'n 20%, maar dat kan veel beter. Ik wil graag van het kabinet de toezegging dat het zich hiervoor extra zal inspannen in het overleg met betrokkenen.

Zekerheid ook als het gaat om de zorg. Een kwalitatief hoogwaardige en betaalbare zorg. Eindelijk na decennia lang gedraai in politiek Den Haag is het zorgstelsel verbeterd. Lange wachtlijsten zijn verleden tijd, de patiënt staat centraal. De kostenstijging is de laatste twee jaar een stuk lager geworden en het CDA is er ook mee ingenomen dat de stelselherziening intact blijft, in tegenstelling tot hetgeen de VVD als uitkomst verwachtte. De ingeslagen weg in de zorg wordt voortgezet. Dat moet ook, want waarom is een heupoperatie in België 12% goedkoper dan in Nederland, zo'n € 8250 tegen € 9050? Waarom betalen wij voor een operatie aan spataderen twee keer zo veel? Dat heeft te maken met de organisatie van onze zorgsector. Ons motto is dan ook: betere zorg voor hetzelfde geld. Dat willen wij doen door innovatie te stimuleren, de bureaucratie te verminderen en meer ruimte te bieden aan vrije prijsvorming. Er mag geen tijd verloren gaan bij het realiseren van deze efficiencyverbeteringen in de zorg, waaronder het financieel scheiden van wonen en zorg. De beheersing van de zorgkosten moet immers een belangrijke bijdrage leveren aan het opvangen van de kosten van de vergrijzing. Verder zorgt een stevig gezinsbeleid voor zekerheid, iets waarvoor het CDA zich altijd heeft ingezet. In de gezinnen groeit de toekomst van ons land op. Kinderen en volwassenen leren er wat liefde, geborgenheid en zelfvertrouwen is en leren anderen respecteren. Uitgangspunt voor het CDA is dat ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen. Daarbij staat keuzevrijheid voor ons centraal en dat betekent dat er voldoende mogelijkheden moeten zijn voor het combineren van arbeid en zorg. Dat vergt betere kinderopvang.

De heer Marijnissen (SP):

Mijn partij windt zich ontzettend op over de aanbesteding van de thuiszorg. Is daar met u over te praten? Kunt u niet met mij tot de conclusie komen dat de feiten laten zien dat die aanbesteding niet zo'n verstandige keuze was? U kent ook de verhalen over dreigende ontslagen, kwaliteitsverlies en het stoppen van opleidingen.

De heer Van Geel (CDA):

Wij kunnen natuurlijk over heel veel dingen met elkaar gaan praten. Ik denk wel dat die gesprekken tot resultaten moeten kunnen leiden. Bij de uitvoering van de zorg, al dan niet geprivatiseerd, is in de ogen van het CDA geen sprake van doorgeschoten marktwerking. Uitgangspunt hierbij is voor ons wel dat er heel goede, publieke randvoorwaarden moeten zijn. Aan deze lijn houd ik vast, hetgeen natuurlijk niet wegneemt dat wij altijd over concrete aspecten met elkaar inhoudelijk van gedachten kunnen wisselen.

De heer Marijnissen (SP):

Als je vlees door de molen draait, komt er gehakt uit. Zo is het nu eenmaal. Als u marktwerking introduceert in de zorg, krijgt u gehakt. Het leidt gewoon tot problemen. Ik zie u nee schudden en daarom zal ik u in de schorsing ons rapport hierover overhandigen. Dan kunt u het allemaal nog eens nalezen. In gemeenten waar de thuiszorg wordt aanbesteed, kiest men voor het bedrijf met de laagste prijs per persoon per uur. Het gevolg is dat allerlei thuiszorginstellingen met hun enorme kennis en al hun ervaren mensen, opdrachten mislopen. Daardoor komen mensen op straat te staan met als gevolg dat alfahulpen schoonmaakwerk moeten gaan doen. En dat was natuurlijk nooit de bedoeling van de thuiszorg.

Het CDA spreekt graag over dingen samen doen en over zorg voor mensen die dat nodig hebben. Door de aanbesteding gaat het de verkeerde kant op en daarom hoor ik graag dat u toegeeft: die rakkers van de SP hebben gewoon gelijk.

De heer Van Geel (CDA):

Achter deze vraag gaat natuurlijk een principiële discussie schuil over de ordening van de samenleving. Ik bestrijd de stelling dat publieke taken niet goed uitgevoerd kunnen worden door private instellingen. In de discussie hierover moet mijns inziens dan ook de vraag centraal staan of wij de goede publieke randvoorwaarden hebben vastgelegd. Als dingen volgens u beter kunnen, wil ik daar natuurlijk met u over spreken, want ook wij zijn niet blind voor problemen en knelpunten. In dat gesprek zal ik wel vasthouden aan de principiële lijn die ik zojuist heb aangegeven. Verder houd ik eraan vast dat problemen niet het gevolg zijn van doorgeschoten marktwerking.

De heer Marijnissen (SP):

Ik prijs mij gelukkig met uw opmerking dat u met ons wilt praten over het oplossen van problemen. Ik zal proberen om een en ander in een motie te vervatten, zodat wij daar wij te zijner tijd op terug kunnen komen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik wil in dit verband toch ook herinneren aan de afspraak van de Kamer met het kabinet-Balkenende III dat er uiterlijk in mei een evaluatie naar de Kamer wordt gestuurd over de aanbesteding van thuiszorg. Ik ga ervan uit dat de CDA-fractie die evaluatie zonder vooroordelen zal lezen en dat u openstaat voor eventuele noodzakelijke correcties.

De heer Van Geel (CDA):

Laat ik staccato aangeven wat mijn fractie bij de zorg voor ogen staat. Wij willen niet dat de hervormingen in de zorg worden teruggedraaid. Wij willen dat er bespaard wordt op de kosten, want alleen dan is er ruimte voor extra investeringen en premieverlagingen. Wij willen uiteindelijk dat er betere zorg wordt geleverd voor het hetzelfde geld. Binnen die randvoorwaarden willen wij discussiëren en hebben wij een open mind. Dit zijn echter de piketpalen die ik wil slaan bij de benadering van de zorg door de CDA-fractie.

Mevrouw de voorzitter. Bij arbeid en zorg horen ook kinderopvang, buitenschoolse opvang en goed onderwijs. De opvoeding van het kind mag echter niet buiten de deur van het gezin worden geplaatst, integendeel. Een stabiele thuisbasis is de beste garantie voor een probleemloze jeugd en een kansrijke toekomst. Dat heeft overigens alles te maken met respect, de derde ambitie waarop ik inga. Bij respect denk ik natuurlijk aan waarden en normen, het thema dat alom terechte aandacht heeft gekregen dankzij de inspanningen van premier Balkenende. Mensen hebben genoeg van de "alles moet kunnen"-mentaliteit. Sterker nog, mensen willen juist meer aandacht voor waarden en normen; respectvol met elkaar omgaan en doen wat je belooft. Grenzen stellen en handhaven horen daarbij. Het CDA wil dat Nederland veiliger wordt. De criminaliteitscijfers dalen gelukkig, maar daarmee zijn wij er natuurlijk nog niet. De burger die beroofd wordt of wiens auto wordt gestolen en de winkelier die de zoveelste overvaller tegenover zich ziet staan, heeft niet het idee dat Nederland veiliger wordt. Daarom is het goed dat er een nieuw veiligheidsprogramma komt dat de criminaliteit met 25% moet terugdringen.

De heer Rutte (VVD):

De Telegraaf berichtte gisteren over een VVD-analyse van het regeerakkoord met betrekking tot bezuinigingen bij de politie. In de NRC van vanavond wordt een verklaring van de voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen, de heer Meijboom, naar buiten gebracht waarin staat dat als gevolg van het kabinetsbeleid 1500 banen bij de politie verloren gaan. Hoezo vijfde pijler veiligheid? Wij hebben misschien verschillen van mening in de komende jaren maar tot nu toe konden het CDA en de VVD op één punt samen optrekken, ook als zij niet met elkaar in de regering zaten. Dat was op het thema veiligheid, de belangrijkste taak van de overheid. Vind ik de CDA-fractie aan mijn zijde als de VVD-fractie initiatieven neemt om het verlies van die 1500 banen te voorkomen?

De heer Van Geel (CDA):

Ik ga er in het kader van de veiligheidsketen van uit dat die banen niet verloren gaan. Ik zal uitleggen waarom ik daarvan uitga. Ik verwacht van het kabinet ook een zodanige uitwerking van de afspraken dat die banen niet verloren gaan. In het regeerakkoord staat aangegeven op welke wijze die efficiencytaakstelling gerealiseerd kan worden. Expliciet wordt erop gewezen dat onderwijsinstellingen, zbo's, rechterlijke macht en nog andere instellingen daarvan zijn uitgesloten. Het college van secretarissen-generaal zegt in het stuk zich te kunnen voorstellen dat bij de uitwerking van de taakstelling rekening wordt gehouden met vastgelegde prioriteiten, bijvoorbeeld ten aanzien van de veiligheidsketen. Ik neem dus aan dat bij een enveloppe van 700 mln. en een veiligheidsketen die uitgevoerd en geïntensiveerd moet worden, met doelstellingen als 25% krimp criminaliteit, niet een vermindering van de capaciteit past. Helderder kan ik niet zijn.

De heer Rutte (VVD):

Het regeerakkoord is op dit punt volstrekt helder. Het openbaar ministerie en een aantal belangrijke Justitiediensten zijn uitgezonderd van de bezuiniging. Het KLPD en de Politieacademie zijn daar echter niet van uitgezonderd. Verder wordt 100 mln. op de politie bezuinigd. De voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen zegt vanavond in de NRC dat een simpele doorrekening van wat zwart op wit op papier staat, inclusief die 400 mln. die extra wordt uitgegeven aan de veiligheid van het kabinet – die vooral wordt uitgegeven aan andere zaken –, ertoe leidt dat 1500 banen komen te vervallen. Bent u bereid om dat te voorkomen? Bent u ten minste bereid om samen met mij de voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen te ontvangen en dit te laten toelichten?

De heer Van Geel (CDA):

Ik weet een veel simpeler antwoord. Ik heb net aangegeven hoe mijn fractie aankijkt tegen de wijze waarop aan die efficiencykorting vorm wordt gegeven. Ik constateer met u dat een en ander niet expliciet in het regeerakkoord staat; er wordt echter wel verwezen naar het overleg en naar zekere overwegingen. Ik ga er daarom van uit dat uw interpretatie niet juist kan zijn. Ik verwacht een reactie van het kabinet. Een gesprek met de voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen heb ik niet nodig. Mijn standpunt is volstrekt helder.

De heer Rutte (VVD):

Het regeerakkoord is klip en klaar. Deze diensten horen er wel bij. Dat staat er gewoon in. U hebt uw handtekening onder dat akkoord gezet. Dit zijn de effecten van wat in het regeerakkoord staat. U hebt dat wellicht niet onder ogen gezien. In het regeerakkoord staat dat het openbaar ministerie en een aantal andere diensten zijn uitgezonderd. De diensten waar het nu over gaat, waar in totaal 1500 mensen moeten vertrekken, vallen daaronder. Daarbij gaat het om terroristenbestrijding en om de bestrijding van kleine criminaliteit. Dit is een ernstige zaak. U mag best een fout erkennen en dat hoeft u nog niet eens hier te doen als u er nog eens goed naar wil kijken, maar ik vraag u wel of u ten minste bereid bent om met mij op te trekken om het te voorkomen. Bovendien vraag ik u de voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen te woord te staan.

De heer Van Geel (CDA):

Wij staan een ieder te woord om een goed beeld te krijgen van de problematiek. Ik maak het helemaal niet zo ingewikkeld, want ik kan er kort over zijn. Het staat niet expliciet in het regeerakkoord. Wij kunnen allebei de kleine lettertjes lezen onderaan de financiële paragraaf. Ik heb in het verhaal van de sg's aanknopingspunten gevonden. Ik vraag het kabinet of mijn interpretatie correct is dat binnen dat pakket niet bezuinigd wordt in relatie tot de inspanningen die in de veiligheidsketen moeten worden geleverd. Ik wacht het antwoord van het kabinet af. Ik heb helder geschetst hoe het CDA hier tegenover staat.

Het CDA wil de gedoogcultuur verder terugdringen. Ik zou veel kunnen noemen, maar ik noem één aspect in het bijzonder: de coffeeshops. Gelukkig is het aantal coffeeshops de afgelopen periode teruggedrongen. Ook hier geldt: wij zijn er nog niet. Illegale verkooppunten moeten worden opgerold en wij moeten af van coffeeshops in de buurt van scholen. Nog steeds zijn er tientallen dicht bij een school. Wij vragen het kabinet dat jonge kinderen niet worden geconfronteerd met softdrugs. Verder wil het CDA dat gemeenten effectief kunnen optreden tegen bedrijven die onder het mom van gewone bedrijfsvoering criminaliteit faciliteren, zoals de growshops, bordelen en belwinkels. Gemeenten moeten dergelijke bedrijven kunnen weren. Belwinkels en growshops mogen niet geopend worden tenzij de gemeente een speciale vergunning verstrekt. Ik wil graag een toezegging van het kabinet om de gemeenten in deze niet met lege handen te laten staan.

Het CDA wil een veiligheidsbeleid dat zowel preventief als repressief werkt. Een voorbeeld van preventie is het invoeren van een maatschappelijke stage van drie aaneengesloten maanden voor jongeren tijdens hun schooltijd. Zo kunnen zij kennismaken met de samenleving. Jongeren leren zich in te zetten voor anderen, maken intensief kennis met de vereisten in de samenleving en de noden van medemensen. Het CDA vraagt het kabinet dan ook om snel over te gaan tot de invoering van de maatschappelijke stage.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden om iets meer rust in de zaal. De heer Van Geel is anders moeilijk te verstaan.

De heer Pechtold (D66):

De heer Van Geel had een passage over softdrugs. Namens het CDA riep hij het kabinet op tot een paar dingen die volgens mij al lang kunnen en die wat D66 betreft ook moeten: geen coffeeshops in de buurt van scholen en dergelijke. Hij zei bovendien het volgende en dat triggerde mij: wij laten de gemeenten als het om softdrugs gaat niet met lege handen staan. Betekent dit dat het kabinet wat het CDA betreft steun moet betuigen aan gemeenten als Tilburg, Maastricht en vele grensgemeenten die goed eigen beleid weten te voeren met de benen middenin de klei van de problematiek en hun eigen plekken voor coffeeshops weten te vinden? Of laat de heer Van Geel ze dan wel in de kou staan?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb specifieke mogelijkheden genoemd voor vergunningverstrekking voor belwinkels en growshops. Dat herhaal ik. Dat is onze lijn. Wij willen dat de gemeenten die mogelijkheden krijgen. Onze positie ten aanzien van softdrugs is verder geen millimeter gewijzigd. Uiteindelijk moeten softdrugs de wereld uit, maar dat kan niet in een keer. Vandaar dat wij op de meest kwetsbare plekken actie willen voeren. In sommige opzichten verschillen wij soms van mening met gemeentebesturen.

Repressie en preventie geldt ook voor het vreemdelingenbeleid. Dat moet streng en rechtvaardig zijn. Gevoelens van onbehagen in 2002 over de grote toestroom van mensen naar Nederland en het gebrek aan integratie zijn wij niet uit het oog verloren. Wij willen Nederland gastvrij houden voor echte vluchtelingen, maar dan zullen wij streng moeten zijn voor degenen die dat niet zijn. Ook is een veeleisend integratiebeleid nodig voor de mensen die hier komen. Kennis van taal en gewoonten is een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen slagen in Nederland. Op dit terrein is nog een wereld te winnen.

De voorzitter:

Ik vraag de leden nogmaals om stiller te zijn.

De heer Van Geel (CDA):

Het kabinet kan bij aanvang al rekenen op een vertrouwen onder de bevolking dat groter is dan het – pak hem beet – de laatste tien jaar is geweest. Tegelijkertijd besef ik natuurlijk dat er ook een hele groep sceptisch is en zegt: vertrouwen moet je verdienen. Beide in ogenschouw nemend, wens ik dat het kabinet twee dingen doet. Ten eerste dat zij het in hem gestelde vertrouwen meer dan waarmaakt. Ten tweede dat vertrouwen gewonnen wordt waar daarvan nog geen sprake is. In het akkoord dat wij vandaag bespreken en de kabinetsploeg waarmee wij vandaag in debat zijn, hebben wij in ieder geval alle vertrouwen. Zeker wanneer het kabinet zich houdt aan de randvoorwaarden samen, stabiel en dienstbaar. De CDA-fractie verheugt zich op de komende vier jaar waarin wij met het kabinet, ieder vanuit onze eigen verantwoordelijkheid, het ook door ons gewenste beleid gaan invullen. Ik wens het nieuwe kabinet-Balkenende daarbij veel succes, stevige wortels en sterke vleugels.

De heer Rutte (VVD):

U zou nog terugkomen op de AOW, maar ik heb er niets meer over gehoord. Waarom is de CDA-fractie akkoord gegaan met de Bosbelasting? Ik heb die term overigens niet bedacht, dat was de heer Verhagen. Die term speelde een geprofileerde rol in de verkiezingscampagne. Waarom is de fractie akkoord gegaan met de Bosbelasting?

De heer Van Geel (CDA):

In de campagne hebben wij gezegd dat het CDA een welvaartsvaste AOW wil en wil dat er zo veel mogelijk en zo lang mogelijk wordt doorgewerkt. Het pakket dat er nu ligt, vinden wij een aanvaardbaar compromis.

De heer Rutte (VVD):

Het CDA heeft campagne gevoerd op twee hoofdthema's. De hypotheekrenteaftrek is binnen, maar met de AOW is het niet gelukt. Op dat punt heeft de PvdA-fractie de CDA-fractie de wet voorgeschreven. Die Bosbelasting komt er en ook nog in de vorm van een gedrocht. Het is een gedrocht geworden in dit regeerakkoord met de ingewikkelde constructie rond het stoppen met werken voor het 65ste.

Ik zal de regering straks vragen om op de kortst mogelijke termijn een uitvoeringstoets bij UWV en de Belastingdienst uit te voeren. Deskundigen hebben al gezegd dat deze plannen niet uitvoerbaar zijn. Bent u bereid om mij te steunen in dit verzoek zodat wij op de kortst mogelijke termijn weten of dit plan uitvoerbaar en juridisch houdbaar is?

De heer Van Geel (CDA):

Dit soort vragen is volstrekt overbodig. In een regeerakkoord staat de lijn die moet worden gevolgd. Het is toch gebruikelijk dat er een intensief onderzoek zal plaatsvinden naar de technische mogelijkheden en de valkuilen die er nog zijn bij de operationalisering? Dat is toch volstrekt logisch? Daar is geen aparte motie voor nodig. Er is een akkoord waarin staat in welke richting de zaken moeten gaan. Het belangrijkste uitgangspunt is nog steeds het vergroten van de participatie. Daarnaast moet worden gelet op de houdbaarheid van de financiën op de langere termijn. Ik was er ook stomverbaasd over dat u de doelstellingen met betrekking tot financiële soliditeit even opzij zet. Wellicht brengt u nog alternatieven naar voren voor het realiseren van de houdbaarheid op de lange termijn. Misschien wilt u de discussie over een pensioenleeftijd van 67 jaar weer gaan voeren in uw fractie. Het is volstrekt overbodig om te vragen aan het kabinet om een onderzoek uit te voeren, want dat zal gebeuren. Wij vinden het compromis aanvaardbaar, vooral omdat het is gericht op het vergroten van de participatie van mensen.

De heer Rutte (VVD):

De fracties van het CDA en de VVD waren het altijd eens over de wijze waarop de vergrijzing moet worden aangepakt, namelijk door ervoor te zorgen dat de staatsschuld onder controle blijft en er meer mensen aan het werk gaan. Dit kabinet laat de staatsschuld oplopen. Daarnaast hoeven bijstandsmoeders niet meer te solliciteren. Er zijn allerlei andere maatregelen voorgesteld die ervoor zorgen dat de armoedeval zal toenemen. Er zullen minder mensen naar de arbeidsmarkt gaan. Mensen vanaf 45 jaar hoeven niet meer uit de WAO. Dit kabinet zal minder mensen aan het werk helpen.

Het is logisch dat u met het verschrikkelijke akkoord hebt ingestemd. Ik begrijp dat wel. Ik vraag u alleen of u het, omdat het zo'n centraal punt was in de verkiezingscampagne, niet juist vindt om niet te wachten op de nadere uitwerking van het kabinet. Moeten wij het kabinet niet op de kortst mogelijke termijn vragen om een uitvoeringstoets uit te voeren bij de diensten die de regeling straks moeten uitvoeren om te bezien of dat überhaupt mogelijk is? Als het niet mogelijk is, kan het plan namelijk definitief naar de prullenbak en ik denk dat u dat uiteindelijk ook prettiger zou vinden.

De heer Van Geel (CDA):

U maakt een volstrekte karikatuur van het beleid dat is vastgelegd in het regeerakkoord met betrekking tot participatie. Alle onderwerpen die in het akkoord zijn terug te vinden, zijn gericht op het versterken van de participatie in de samenleving en in het economische proces. Een verzoek om een onderzoek uit te voeren naar de uitvoerbaarheid is volkomen overbodig. Als er uitvoeringsproblemen zijn of aspecten die nader moeten worden bekeken, zijn het kabinet en de minister van SZW mans genoeg om een goed verhaal te houden, goed te bezien wat de mogelijkheden zijn en daar waar nodig oplossingen voor te vinden. Daar is geen specifieke motie voor nodig. Als die ingediend wordt, zullen wij haar niet steunen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb een geheel andere vraag. Ik heb in de complimenten en steun die u uitsprak voor het kabinet iets gemist. U noemde de tulp de verrijking van de polder. Dat is een mooie beeldspraak. Die is ook aardig, want de tulp is van oorsprong Turks. Er zou eigenlijk kunnen worden gezegd dat de tulp een dubbel paspoort heeft, een dubbele nationaliteit. Hij is Turks en Nederlands en een verrijking voor de polder. De afgelopen dagen is er openlijk getwijfeld aan de loyaliteit van twee staatssecretarissen voordat zij ook maar iets hadden gezegd of een beleidsmaatregel bekend hadden gemaakt, om het enkele feit dat zij een dubbel paspoort hebben. Ik heb er, zeker gezien de zigzagkoers die het CDA de laatste tijd heeft gevolgd over de dubbele nationaliteit, behoefte aan dat u uitspreekt dat het geen enkel probleem is dat staatssecretarissen een dubbele nationaliteit hebben en dat er geen enkele twijfel mag zijn aan hun loyaliteit.

De heer Van Geel (CDA):

Het moge duidelijk zijn dat wij vele associaties hebben bedacht bij dit symbool op het moment dat wij het muntten voor wat wij met Nederland willen vanuit CDA-invalshoek. Hieruit blijkt dat dit een krachtig concept is waaraan veel positiefs kan worden gekoppeld. Ik bestrijd dat het CDA een zigzagkoers vaart over de dubbele nationaliteit. Het is voor ons altijd duidelijk geweest dat het wenselijk is dat de dubbele nationaliteit wordt teruggedrongen en eerder uitzondering dan regel zou moeten zijn. Die lijn hebben wij consequent uitgedragen en zullen wij ook blijven uitdragen. Ik vind het jammer dat de wet vorige week niet is doorgegaan. Wij vinden dit een startpunt en een goed verhaal.

Aan de andere kant vinden wij dat niet op de man en de vrouw moet worden gespeeld. Wij hebben absoluut geen enkele twijfel aan de loyaliteit van beide staatssecretarissen.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Verhagen heeft bij de algemene beschouwingen van vorig jaar gezegd dat wij af zouden moeten van de no-claim. Ook in de campagne heeft het CDA dat steeds bepleit. Sterker nog, de man die de no-claim invoerde, voormalig minister Hoogervorst, noemt het nu een miskleun van zichzelf, maar eigenlijk van het hele kabinet. Voorheen hebben wij al de medicijnenknaak en het specialistengeeltje gehad, die allemaal zijn mislukt door veel te veel bureaucratie en veel te hoge inningskosten. Bovendien remmen zij de vraag naar zorg, zij het niet per definitie bij de groep waar wij willen remmen maar juist bij de mensen met de laagste inkomens. Ik vind het heel goed dat het CDA de no-claim wil afschaffen, maar waarom komt u dan toch weer op de proppen met een eigen bijdrage?

De heer Van Geel (CDA):

Wij blijven zoeken naar mogelijkheden om onnodige vraag naar zorg en medicijnen tegen te gaan. Terecht is aangegeven dat de no-claim daarvoor geen adequaat instrument is geweest. Dat hebben velen met u geconcludeerd. Bij het zoeken naar alternatieven, waarmee het kabinet zal komen, zullen mensen die daarvan gebruik moeten maken, zoals ouderen en chronisch zieken, altijd een specifieke positie hebben. Wij zullen hen niet de dupe laten worden van dit mechanisme.

De heer Marijnissen (SP):

Vindt u dat iemand die een verkeersongeluk krijgt recht heeft op zorg?

De heer Van Geel (CDA):

Ja.

De heer Marijnissen (SP):

U wilt chronisch zieken wel compenseren, maar niet degene die een verkeersongeluk krijgt, terwijl het toch noodzakelijk is dat die wordt geholpen. Uw redenering is niet consequent. U zegt dat u het beroep op zorg wilt verminderen, maar toch niet voor degene die een ongeluk krijgt? Het is niet allemaal een keuze van mensen of zij gebruik maken van zorg. Vaak doen zij dat naar aanleiding van iets wat hen overkomt.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb voorbeelden genoemd van groepen die in onze ogen moeten worden uitgesloten van dit mechanisme, omdat zij de zorgvraag niet kunnen beïnvloeden. Ik verwacht van het kabinet voorstellen daarvoor op basis van het regeerakkoord. Daarin staat simpelweg geen no-claimkorting, maar wel zoeken naar instrumenten die te maken hebben met het terugdringen van de onnodige vraag naar zorg. Wij komen nu niet uit het operationeel maken daarvan. Ik geef hier een lijn aan die wij steunen in het regeerakkoord. Ik heb er het volste vertrouwen in dat het kabinet met instrumenten zal komen die sociaal rechtvaardig zijn en die niet onnodig kwetsbare groepen zullen aanpakken.

De heer Marijnissen (SP):

Als de heer Van Geel hier wil toezeggen dat in geval van noodzakelijke zorg nooit sprake kan zijn van een eigen bijdrage of een eigen risico vind ik dat uitstekend. Wij zullen een motie voorbereiden.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Wij voeren vandaag een belangrijk debat. Een nieuw kabinet is aangetreden en presenteert zijn plannen aan het parlement. Ik wens het kabinet de komende tijd veel succes.

De verleiding is groot om als oppositiepartij nog eens de verkiezingsbeloften van CDA en PvdA langs te lopen. Ik zou dan de premier kunnen bevragen op de Bos-belasting. Ik zou de PvdA kunnen bevragen op de hypotheekrenteaftrek. Ik zou kunnen proberen het kabinet etiketjes op te plakken, bijvoorbeeld grijs 1, het vu-kabinet, of misschien wel het déjà vu-kabinet. Dat wil ik vandaag echter niet doen.

Ik wil vandaag de concrete plannen van de coalitie bespreken, voor zover die er zijn. Ik heb het over de plannen om de grenzen weer open te zetten, om de lasten voor hardwerkende mensen te verhogen, om de files op hun beloop te laten en om te bezuinigen op veiligheid. Een debat over de regeringsverklaring dient echter vooral te gaan over de maatschappijvisie van het zich hier presenterende kabinet. Er is sprake van een combinatie van christendemocratisch corporatisme en sociaaldemocratisch overheidsdenken. Die combinatie leidt tot een ideologische koers die fundamenteel afwijkt van die van mijn fractie. Daar wil ik het vandaag zeker over hebben.

Ik begin met een compliment. Dit kabinet stipt in het regeerakkoord een terecht punt aan. Veel mensen in ons land missen samenhang en zijn zoekende naar wat ons als Nederlanders bindt. Door de gewijzigde bevolkingssamenstelling heeft de zoektocht naar wat ons Nederlanders maakt aan belang gewonnen. Bovendien komt de rest van de wereld steeds dichter bij. Denk aan de opkomst van China en India. Deze week was het voor het eerst dat een beursdaling in Sjanghai ook vergaande gevolgen had voor de Nederlandse financiële markten. Meer en meer historici zien Nederland met zijn opstand tegen de Spanjaarden en de vestiging van de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden als het eerste land waar een verlichtingsrevolutie plaatsvond, waar de bevolking vooropliep in de strijd tegen de willekeurige almacht vaan de overheid. Wij Nederlanders ontdekten toen wat een samenleving vrij maakt: privébezit, rechtszekerheid, vrijheid van geweten en vrijheid van meningsuiting. Het was die vrijheid die onze samenleving rijk geschakeerd, hecht en weerbaar maakte en nog steeds maakt. Wij mogen nooit vergeten hoe uitzonderlijk die vrijheid is. Uitzonderlijk in de geschiedenis, maar nog steeds ook vandaag. Kijk naar 11 september, de moord op Fortuyn en Van Gogh en de recente gebeurtenissen in Madrid en Londen. Die gebeurtenissen tonen dat wij onze vrijheid nooit als vanzelfsprekend mogen beschouwen. Waar het gaat om de vrijheid past geen relativisme en lankmoedigheid, maar standvastigheid en trots op onze geschiedenis. Juist in die traditie van vrijheid zie ik een aanzet tot wat ons Nederlanders bindt en waar wij samen voor moeten staan.

Een vrije samenleving is uitdrukkelijk geen samenleving waarin iedereen langs elkaar heen leeft. Integendeel. In vrijheid gaan mensen allerlei waardevolle verbanden aan, vriendschappen,relaties, verenigingen en netwerken. Dat zijn geen verbanden die van bovenaf worden opgelegd, maar die de mensen zelf heel bewust kiezen. Daarboven staat de overheid die in de liberale staatsopvatting de hoeder is van het algemeen belang. Een overheid die regels stelt, die niet de uitkomst, maar wel de startpositie garandeert en die een duwtje in de rug geeft wanneer dat echt nodig is. Ook een overheid die mensen in hun privédomein de grootst mogelijke vrijheid toekent.

Ondanks de waarde die liberalen aan groepen en organisaties toekennen, zijn zij voor ons echter geen uitgangspunt van ons politiek denken en handelen. Daarin maken wij een duidelijk andere keuze dan dit kabinet. Voor ons zijn de vrije mensen het startpunt van ons denken. Wie groepen als uitgangspunt neemt, ontkent de verschillen tussen mensen. En wie met groepen spreekt, hoort niet automatisch de voorkeuren en wensen van alle leden van de groep. Neem Gerrit Zalm, lid van de FNV, het CNV, de VPRO en de VVD, en vader van een gezin. Hij is als vrij man al die verbanden aangegaan, maar hem leer je niet kennen via de vakbonden of de omroep. Je leert hem kennen door hemzelf te spreken. Ik zie hier heel duidelijk een fundamenteel verschil en een fundamenteel ander vertrekpunt bij dit kabinet dan er voor mijn fractie zou gelden. Gerard Zalm komt bij dit kabinet niet aan tafel te zitten, hoe verstandig dat overigens ook zou zijn. Al die andere Nederlanders – de agenten, de verpleegkundigen, de leraren – komen ook niet aan tafel te zitten, want het kabinet gaat praten met de vakbonden, het maatschappelijk middenveld en met de bestuurders van de onderwijsorganisaties. Dat brengt risico's met zich. Er dreigt stroperigheid en traagheid, maar nog erger: deelbelangen dreigen te gaan prevaleren boven het algemeen belang. Gevestigde belangen overvleugelen die van de buitenstaanders. Het democratisch proces vertroebelt en het grootste risico is dat de overheid zich laat verleiden om zich veel te veel met het leven van mensen te bemoeien.

Mijn fractie plaatst dan ook een aantal fundamentele kanttekeningen bij deze benadering. Wie komt er op voor de belangen van buitenstaanders, van de mensen die niet aan tafel mee mogen polderen? Voorbeeld: het zouden juist werkloze jongeren, vrouwen, ouderen en allochtonen zijn die veel baat hebben bij een versoepeling van het ontslagrecht. Maar welke vakbond zal dit inbrengen aan de onderhandelingstafel? Misschien de club van Mei Li Vos, maar zeker niet FNV en CNV. Zo ontstaat het beeld van een kabinet dat niet het algemeen belang vooropstelt, maar zich laat leiden door de deelbelangen.

En dan de rol van het parlement. Er staan in het regeerakkoord wel doelstellingen, maar geen concrete maatregelen. Het kabinet wil daarover eerst 100 dagen gaan praten met het veld, maar het kabinet moet juist in de eerste 100 dagen de toon zetten. Dat het nieuwe kabinet niet bereid is dat te doen, getuigt misschien wel van een gebrek aan visie. En overigens terzijde, voorzitter, het is des te opmerkelijker dat de eerste beslissing van de nieuw aangetreden minister-president is om zonder enig overleg zijn persconferentie te verplaatsen. Graag een toelichting hoe het kan dat die niet langer in Nieuwspoort plaatsvindt, maar op zijn eigen ministerie. Daarvoor was geen dialoog nodig, begrijp ik. Mijn fractie zal in elk geval het initiatief nemen om het kabinet na 100 dagen opnieuw naar de Kamer te laten komen voor een debat over de concrete maatregelen en het concrete beleid.

De heer Tichelaar (PvdA):

De heer Rutte begon zijn betoog met een fundamenteel andere visie ten opzichte van hetgeen in het regeerakkoord staat. Dat heb ik toch goed beluisterd? Is dat correct?

De heer Rutte (VVD):

Ja, zo is het.

De heer Tichelaar (PvdA):

Dan kan ik uw volgende opmerking dat het kabinet 100 dagen aan de slag gaat en dat dit een gebrek aan visie is, niet plaatsen.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben u helemaal kwijt.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik was u al kwijt, maar goed. Ik stel u nogmaals de vraag. Aan het begin van uw betoog was u het fundamenteel oneens met de visie van dit kabinet. Dat is toch correct?

De heer Rutte (VVD):

Ik ben het oneens met de visie van het kabinet inzake het formuleren van beleid. Ik ben er natuurlijk voor dat je probeert om draagvlak te krijgen. Ik ben er tegen dat je met een zak geld naar het onderwijs gaat en tegen bestuurders in het onderwijs zegt dat je een miljard hebt en hen vraagt wat zij willen dat je ermee gaat doen. Ik kan u garanderen, mijnheer Tichelaar – u kent die wereld ook goed en volgens mij staan wij niet ver van elkaar af in onze zienswijze op dit punt – dat dit geld in de leemlagen van het onderwijs blijft steken en niet op de werkvloer komt. Dat is het slechte nieuws over wat het kabinet gaat doen.

De heer Tichelaar (PvdA):

U geeft nu een uitgebreidere reactie dan de aanvankelijk simpele opmerking dat u het oneens bent met de visie van het kabinet. Daarna maakte u een opmerking in relatie tot de 100 dagen die dit kabinet wil gebruiken om draagvlak te verwerven en de dialoog aan te gaan. U zei dat u dat maar niets vond; het kon duiden op een gebrek aan visie.

De heer Rutte (VVD):

Ja, een gebrek aan visie omdat men blijkbaar dat overleg nodig heeft om alle potten geld op een goede manier te besteden. Ik ben niet tegen extra investeringen in het onderwijs. Mijn partij was daar ook voor. Ik vind echter dat dit kabinet een opvatting moet hebben wat het met het geld wil doen. Vervolgens moet het proberen daarvoor draagvlak te verwerven. Het kabinet kan toch niet naar alle organisaties en kartels gaan om hen te laten vertellen wat het kabinet ermee moet doen? Ik kan u verzekeren dat het dan allemaal in projecten en in mooie gebouwen gaat zitten, maar niet in leraren. Dat is dus een slechte lijn. Volgens mij denkt u daar precies hetzelfde over.

Ik zei het al, mijn fractie zal in elk geval het initiatief nemen om het kabinet na die 100 dagen opnieuw naar de Kamer te laten komen voor een debat over de concrete maatregelen. Belangrijker nog: ik vind dat het voordat er met het veld onderhandeld wordt, duidelijk moet zijn wat de inzet van het kabinet is. Die inzet moet vooraf met de Kamer besproken worden. Dat is noodzakelijk voor een zuivere parlementaire controle. Immers, de gekozen volksvertegenwoordigers zitten in deze Kamer. Wie is er namelijk nog verantwoordelijk als iedereen betrokken is geweest? Wie is er nog aanspreekbaar als iedereen heeft meegesproken?

Een groot nadeel van de corporatistische benadering van dit kabinet is het risico van regelzucht en bedilzucht. De ene groep wil de ander haar manier van leven opleggen. Daar zien wij in de plannen van de coalitie veel voorbeelden van. Wij zijn in Nederland trots op de grote vrijheid die mensen hebben om zelf beslissingen te nemen, bijvoorbeeld om te trouwen met wie men wil. Dat geldt ook voor moeilijke beslissingen over leven en dood. Wij zijn er trots op dat vrouwen zelf beslissen of zij al dan niet een abortus ondergaan. Voor het eerst in jaren staan deze verworvenheden echter onder druk. Moeten wij er weer voor vechten? Moeten wij weer verdedigen dat mensen die uitzichtloos en ondraaglijk lijden het moeilijke besluit mogen nemen om niet langer te willen leven? Moeten wij weer uitleggen dat vrouwen de zware keuze mogen maken om een kind niet te krijgen?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ontzeg u niet het recht om hier vandaag te solliciteren naar de positie van oppositieleider, maar ik vind u toch niet zo overtuigend. Dit geldt zeker als het gaat om de voorbeelden die u zojuist hebt genoemd. Laten wij het laatste voorbeeld even onder ogen zien. Ik geef toe: het is een beladen onderwerp. In het coalitieakkoord staat dat het kabinet ernaar streeft om zoveel mogelijk alternatieven te vinden voor meisjes en vrouwen die tegen hun zin zwanger zijn geraakt, zodat zij misschien niet tot het ergste moeten overgaan, namelijk een abortus. U hebt daar bezwaar tegen, zo begrijp ik. Kijk ik echter naar het onderwerp adoptie in het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende II, dan staat daarover letterlijk: handhaving van de zorgvuldigheidtoets bij zwangerschapsafbreking is gewenst, waarbij bijzondere aandacht dient te worden besteed aan het voorbehouden van alternatieven, waaronder adoptie. Dat staat er overigens niet voor het eerst. U hebt daar indertijd ook zelf uw handtekening onder gezet. Hoe kan het dat u, wanneer er in het onderhavige akkoord iets over wordt gezegd, ineens aanslaat en doet alsof er iets verschrikkelijks gebeurt? Nogmaals, in een vorig akkoord hebt u daar wel uw handtekening onder gezet. Toen heb ik u er ook niet over gehoord.

De heer Rutte (VVD):

De heer Slob weet ook dat het vorige kabinet niets heeft gedaan met die passage. Er is namelijk onmiddellijk begonnen met een evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap. Bovendien stond er in het vorige akkoord niet dat er een preambule, een soort inleidend hoofdstuk, op de Grondwet moet komen, waarin het recht op leven geregeld wordt. De heer Slob weet heel goed dat "het recht op leven" ander Nederlands is voor "geen abortus en geen euthanasie". In die context maak ik mij zorgen over die passages in dit regeerakkoord, gezien de samenstelling van deze coalitie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik had het over geloofwaardigheid, maar ik vind het ook niet zo geloofwaardig, als u zegt: wij hebben weliswaar ergens onze handtekening onder gezet, maar omdat er niets mee gedaan is, telt het eigenlijk niet. Dat zegt u nu in feite. Nogmaals, dat vind ik niet sterk.

De heer Rutte (VVD):

Als u goed naar mijn antwoord had geluisterd, had u gehoord dat ik aangaf dat er drie elementen speelden. Dat was het element dat u noemde plus het feit dat dit kabinet een heel andere samenstelling heeft, waaronder uw partij. Ik respecteer u om uw standpunten. Op dit punt zijn wij het evenwel niet eens, maar toch, nogmaals, respecteer ik uw standpunten. U hebt wel zwaar gedomineerd in de onderhandelingen van dit kabinet wat deze punten betreft. Daarvoor geef ik u mijn complimenten. Bovendien is er een passage die mij helemaal niet bevalt, namelijk dat het recht op leven in de Grondwet een plek moet krijgen. Ik herhaal dat dit vriendelijk klinkt, maar dat dit ander Nederlands is voor "geen abortus en geen euthanasie".

De heer Slob (ChristenUnie):

Wat het punt van de Grondwet betreft, merk ik op dat daarnaar gekeken wordt. Dat geldt ook voor een aantal andere rechten die internationaal in verdragen zijn opgenomen waar Nederland zijn handtekening onder heeft gezet. Die elementen uit die verdragen hebben geen plek in de Grondwet gekregen. Laat de commissie van wijzen daar straks maar goed mee aan de slag gaan.

De heer Rutte (VVD):

U zet het toch niet in akkoord als u het niet wilt?

De heer Slob (ChristenUnie):

Het gaat om internationale rechten die in verdragen staan waar Nederland zijn handtekening onder heeft gezet. Ik kan er nog een noemen: het recht op familieleven. Die kan eraan toegevoegd worden. Nederland heeft zijn handtekening gezet onder het verdrag dat hierover gaat. Ook dit element staat niet in de Grondwet. Ik herhaal dan ook dat de commissie van wijzen hier maar eens goed naar moet kijken. Het is heel goed dat onze Grondwet nog eens tegen het licht wordt gehouden. Zeker 25 jaar later kan dat volgens mij geen kwaad.

Het gaat mij om het volgende. Opeens maakt u heel veel herrie om punten die zelf ook heel kwetsbaar zijn. Ik noem abortus, euthanasie en palliatieve zorg. Ook wat dit laatste betreft, staat in het vorige akkoord waar de VVD haar handtekening onder heeft gezet, dat daar wat meer aan gedaan wordt. In de afgelopen jaren is daar gelukkig ook iets aan gedaan. Laten wij dat nu versterkt voortzetten. Ik had eigenlijk van u verwacht dat u daar uw steun aan zou geven.

De heer Rutte (VVD):

De heer Slob geeft dus toe dat die toevoeging "het recht op leven" heel bewust in het inleidende hoofdstuk op de begroting moet komen te staan. Ik ben het daar niet mee eens, maar het staat er niet voor niets. In zo'n regeerakkoord geef je geen opsomming van alles wat kan. Daarin noem je alleen zaken waarvan je vindt dat als ze kunnen, ze er ook absoluut in moeten. De heer Slob heeft zijn mening vanuit de traditie van zijn partij. In dat verschil van mening kunnen wij elkaar respecteren. Hij heeft op dit punt de onderhandelingen voor de totstandkoming van dit kabinet gedomineerd. Ik lees dit soort teksten echt anders, met veel meer nadruk. Ik zie de kans dat de heer Slob dit ook echt wil bereiken, als heel reëel. Daarom vraag ik hier aandacht voor een aantal hieraan gerelateerde zaken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik spreek de heer Rutte aan op de geloofwaardigheid van zijn kritiek op het regeerakkoord, met name op deze punten. Adoptie wordt genoemd in een passage waarin ook andere mogelijkheden worden opgesomd. Wat is er mooier dan dat wij er in dit land voor kunnen zorgen dat vrouwen en meisjes ook echt een keuze hebben? Volgens mij is dat ontzettend liberaal. Ik snap dus niet dat de heer Rutte daar zijn kritiek op richt. Ik zou juist verwachten dat hij zegt: prima, ga daarmee aan de slag!

De heer Rutte (VVD):

In het regeerakkoord wordt gesproken van de psychosociale gevolgen van de afbreking van zwangerschap. Vervolgens worden alternatieven genoemd, waaronder adoptie, het afstaan van kinderen. Als het kabinet de psychosociale gevolgen van abortus gaat onderzoeken, vraag ik om ook te onderzoeken wat de psychosociale gevolgen zijn van het afstaan van kinderen. Alle onderzoeken wijzen uit dat die gigantisch zijn. Mensen hebben daar nog heel lang traumatische gevoelens bij, veel zwaarder dan bij een abortus. Als het alternatief wordt ingebracht in de gesprekken tussen vrouw en arts, moet het eerst zeer grondig onderzocht zijn. Ik zie er nog vanaf dat het dichtregelen van die gesprekken tussen arts en vrouw – dat gebeurt in tegenstelling tot het vorige regeerakkoord wel in dit regeerakkoord – inhoudt dat in de vertrouwensrelatie tussen vrouw en arts wordt getreden. Ook dat is onverstandig, ook dat moeten wij niet doen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vind het nogal wat wat de heer Rutte zegt over de gevolgen van adoptie. Wij weten dat er heel veel mensen in Nederland zijn die hun gezin hebben opengesteld voor kinderen. Er is de afgelopen jaren al heel veel onderzoek naar gedaan. Het is de vraag wat dit kan toevoegen aan wat er al ligt. Als de heer Rutte zo'n onderzoek echt zo belangrijk vindt, had hij daar vier jaar geleden ook aandacht voor moeten vragen. Dat hebben wij gemist.

De heer Rutte (VVD):

Ik wijs de heer Slob op de media van de afgelopen dagen, die vol staan met artikelen over dit thema. Het is zeker niet zo dat onderzoeken aantonen dat het allemaal positief uitpakt. Uiteraard is niemand tegen adoptie. Als het uiteindelijk de ultieme oplossing is, is iedereen er natuurlijk voor. Het gaat echt heel ver om het in de vertrouwensrelatie tussen vrouw en arts als alternatief op tafel te leggen zonder dat onderzocht is wat de gevolgen zijn.

De heer Tichelaar (PvdA):

De interruptie van de heer Slob is volstrekt helder. De heer Rutte zegt dat het opgenomen is bij Balkenende II: het stond wel op papier, maar daar deden wij niets mee. Dat was toch de beantwoording?

De heer Rutte (VVD):

Mijn beantwoording was iets uitgebreider. Ik heb uitgelegd dat het op papier stond, maar dat het vorige kabinet geen concrete maatregelen heeft getroffen, omdat de hele periode is besteed aan de evaluatie van de wet. Dit deel van het akkoord is dus nooit uitgevoerd. Verder heb ik erop gewezen dat dit kabinet een andere samenstelling heeft, namelijk met de ChristenUnie. Dat betekent dat wij alert zijn op dit thema, als u mij ten goede houdt. Ten slotte heb ik aangegeven dat in regeerakkoord wordt gesproken over het recht op leven als onderdeel van de Grondwet. Het klinkt heel goed, maar het gaat heel ver. Het betekent niets anders dan: geen abortus, geen euthanasie.

De heer Tichelaar (PvdA):

Van wie kwam de brief om de overtijdbehandeling onder de Wet afbreking zwangerschap te brengen?

De heer Rutte (VVD):

Die kwam van het vorige kabinet en had hier behandeld moeten worden. Ik kan u verzekeren dat mijn fractie met wat daarin werd voorgesteld, niet akkoord zou zijn gegaan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb nog wel een probleem. De heer Rutte herinnert zich natuurlijk waarom die passages in het vorige regeerakkoord stonden. Hij constateert nu dat het kabinet-Balkenende III er niets mee heeft gedaan en hij vindt dat eigenlijk heel plezierig. Wat was eigenlijk de bestendige waarde van de handtekening van de VVD-fractie onder dat regeerakkoord? Wij herinneren ons de herkomst van die passage en ik voel mij eigenlijk een beetje bij de neus genomen. Een handtekening is een handtekening. Je gaat dan toch voor de uitvoering van het hele programma? Als er omstandigheden zijn waarom dat niet is gelukt, is dat een tweede, maar de heer Rutte past daarover geen tevredenheid.

De heer Rutte (VVD):

De passage die voorziet in een nadere studie naar mogelijkheden, zoals adoptie, toe te voegen aan het pallet aan thema's in het gesprek tussen vrouw en arts. Dat zou eens onderzocht moeten worden. Dat zou dan naar de Kamer komen en dan zouden wij daar kritisch naar hebben kunnen kijken. Ik stel vast dat er nu een kabinet zit met een andere samenstelling, met een andere politieke kleur. De ChristenUnie heeft goede zaken gedaan bij de formatie van dit kabinet als het gaat om thema's als euthanasie en abortus. Mijn fractie is daarom alert. Ik stel vragen aan de minister-president die erin voorzien dat, als men al zou overgaan tot dit soort stappen, dat buitengewoon zorgvuldig gebeurt. Als de beantwoording ons niet bevalt, kunnen wij eventueel nog proberen als Kamer een zorgvuldige route te bewandelen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Stel dat het evaluatierapport Wet afbreking zwangerschap wel behandeld zou zijn, dan had u zich toch gebonden geweten aan de desbetreffende passage in het regeerakkoord?

De heer Rutte (VVD):

Het regeerakkoord zei helemaal niets over het onder de Wet afbreking zwangerschap brengen van de overtijdbehandeling. Dat doet dit regeerakkoord wel. De brief van het vorige kabinet ging daarover. Mijn fractie is daar tegen en had dat ook in de Kamer kunnen bediscussiëren, ware het niet dat dat debat nooit heeft plaatsgevonden. Dat was een brief van het kabinet. Gezien het dualisme tussen Kamer en kabinet stond het mijn fractie vrij om daarop te acteren, want het regeerakkoord zei daar niets over. Dat is het enige punt waarop de brief van het kabinet afweek van de opvattingen van mijn fractie en ook van het regeerakkoord.

De heer Van der Vlies (SGP):

Die passage ging over veel meer dan alleen de overtijdbehandeling.

De heer Rutte (VVD):

Wat ik mij herinner van die brief, is dat die vooral politiek brisant was als het gaat om de vraag of je vindt dat de overtijdgevallen wel of niet onder de abortuswetgeving moeten worden gebracht. Wij vinden van niet. Het vorige regeerakkoord zei daar niets over. Dit regeerakkoord zegt dat wel wat over. Wij zijn daar tegen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik zou graag een antwoord krijgen op mijn vraag. De passage uit het vorige regeerakkoord had diverse elementen, aandachtspunten, waaronder de overtijdbehandeling. Maar u had toch een binding aan al die andere punten?

De heer Rutte (VVD):

Jazeker, omdat het regeerakkoord vroeg om nadere studie, overleg en bespreking. Er stonden geen concrete dingen in die moesten veranderen. Er stond alleen in wat eventueel ingebracht zou kunnen worden in de gesprekken tussen vrouw en arts. Dat is uiteindelijk nooit gebeurd, omdat het vorige kabinet tot die evaluatie overging. Ik stel nu vast dat er zich twee andere feiten voordoen, namelijk dat de ChristenUnie nu in het kabinet zit en dit deel van het akkoord heeft gedomineerd en dat dit kabinet zegt dat er onderzoek zal worden gedaan naar het opnemen in de Grondwet van het begrip "recht op leven". Ik heb alle respect voor iedereen die vindt dat dat erin moet, maar ik ben daar zeer op tegen, omdat dat zou betekenen dat de bestaande euthanasie- en abortuspraktijk niet meer kan plaatsvinden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat is inderdaad een nieuw element. U kunt echter niet weglopen voor die elementen die zowel in het huidige als het vorige regeerakkoord staan.

De heer Rutte (VVD):

Dat doe ik ook niet. Ik vraag alleen aandacht voor het feit dat gezien de andere samenstelling van het kabinet, plus dat er iets aan de Grondwet moet worden toegevoegd, het logisch is dat mijn fractie buitengewoon alert is wat deze passages in het regeerakkoord betekenen voor de abortus- en euthanasiepraktijk. Bovendien zegt dit regeerakkoord ook dat de relatie tussen vrouw en arts helemaal moet worden dichtgeregeld. Dat wordt van allerlei protocollen voorzien. Dat betekent dat in die vertrouwensrelatie wordt getreden, waardoor het gesprek veel moeilijker en veel minder vertrouwelijk te voeren is dan op dit moment. Ik ben daar ook tegen.

Voorzitter. Ik dank de interrumpanten, want ik ben nu al een heel eind door mijn vragen heen. Ik wil de regering nog vragen om de psychosociale gevolgen van het afstaan van kinderen ook te betrekken bij het onderzoek naar de psychosociale gevolgen van adoptie. Verder wil ik de regering expliciet vragen of gezien de nadruk die in het regeerakkoord wordt gelegd op palliatieve zorg – daar zijn wij uiteraard ook voor – euthanasie naast pijnbestrijding een alternatief blijft. Ik vind het van belang, gezien de context van het regeerakkoord en alle teksten daarin, om dat nog een keer helder van de minister-president te horen.

Tot slot wil ik op het punt van de medisch-ethische thema's iets zeggen over het stamcelonderzoek. Ik stel vast dat het kabinet er tegen is om dit uit te breiden. Dat betekent dat belangrijke ontwikkelingen in de wetenschap, met grote mogelijkheden voor bijvoorbeeld alzheimer- en parkinsonpatiënten niet ten volle worden benut. Dan heb ik het nog niet gehad over mensen die problemen hebben met zwanger worden. Ik vraag mij af in het belang van wie en wat dit is. Op deze vraag wil ik graag antwoord van de minister-president. Waarom is in het regeerakkoord niet voorzien in een uitbreiding van het stamcelonderzoek?

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is misschien een terugkerend refrein, maar het verbod op het onderzoek waar u zojuist over sprak, functionerende de afgelopen vier jaar ook al. Daar had u ook een handtekening onder gezet.

De heer Rutte (VVD):

Dat was voor de duur van dat kabinet en vanwege de stand van het onderzoek. Inmiddels is de stand van het onderzoek zodanig dat het wel kan. Ik vind dus dat het nu moet worden vrijgegeven.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat vind ik niet zo overtuigend allemaal. Er was afgesproken om dat verbod in de afgelopen jaren te handhaven. Daar heeft de heer Rutte dus ook mee ingestemd en D66 overigens ook. Dat wordt nu voortgezet. In het regeerakkoord worden heel goede experimenten met lichamelijke stamcellen genoemd. Het zijn er al bijna honderd, die behoorlijk kansrijk worden geacht. Dat wordt nu ook enorm gesteund in de komende periodes. In dat opzicht zal het wetenschappelijk onderzoek doorgaan, alleen in een iets andere richting dan de heer Rutte wil.

De heer Rutte (VVD):

De wetenschap schrijdt voort. Uit veel berichten en artikelen blijkt dat onderzoek naar ziekten als Alzheimer en Parkinson buitengewoon veel nut kunnen hebben bij een uitbreiding van het stamcelonderzoek. De situatie is gewoon anders dan vier jaren geleden. Ik vraag de heer Slob om daarmee rekening te houden. Ik begrijp werkelijk niet waarom het voor uw partij geen probleem is om wat overblijft na een ivf-behandeling wel te gebruiken voor stamcelonderzoek en die uitbreiding van het stamcelonderzoek waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van de eicel en dat niet leidt tot leven door uw fractie wordt tegengehouden? Ik ben benieuwd wat de premier en de minister van Onderwijs daarvan vinden. Ik ben vandaag niet met de minister van Onderwijs in gesprek, maar misschien kan de premier dat nog eens aan de heer Slob vragen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Op welke wetenschappelijke publicaties baseert de heer Rutte zich als hij refereert aan onderzoek dat in ernstige mate wordt belemmerd als er geen stamcellen worden gekweekt? Volgens mijn informatie ondervindt dat onderzoek met de bestaande stamcellen geen enkele belemmering, ook niet specifiek als het gaat om de door hem genoemde ziekten.

De heer Rutte (VVD):

Ik zal de informatie met alle plezier aan de heer Tichelaar doen toekomen.

De heer Tichelaar (PvdA):

U zegt terecht dat het een fundamentele discussie is. U brengt te berde dat het onderzoek ernstig wordt belemmerd als niet wordt overgegaan tot de kweek van stamcellen. Mag ik u vragen waarop u dat baseert?

De heer Rutte (VVD):

Ik praat niet over het kweken van stamcellen, maar over een chemische behandeling van de vrouwelijke eicel zodat je stamcelonderzoek kunt doen. Ten eerste kun je met dit onderzoek in relatie tot ander onderzoek problemen met vruchtbaarheid beter behandelen. Ten tweede is dit onderzoek nodig om ziekten als Alzheimer, Parkinson, diabetes, hartfalen en beroertes beter te behandelen. In Amerika pleit Ron Reagan, een rechtse Amerikaan en de zoon van Ronald Reagan, voor dit onderzoek, omdat zijn vader aan Alzheimer is overleden. Ook Michel J. Fox, die lijdt aan de ziekte van Parkinson, voert een stevige campagne voor dit onderzoek. Dit is de realiteit. Uw partij heeft ervoor gekozen om dit onderzoek niet uit te breiden. Dat is uw goed recht, maar ik vraag daar de aandacht voor en ik vraag de regering om een uitleg.

De heer Tichelaar (PvdA):

Wij stellen ons op het standpunt dat het onderzoek op basis van de bestaande stamcellen, dus geen kweek, wel degelijk kan plaatsvinden. Daarin zit ons verschil van mening. Ik vraag u nogmaals waaraan u refereerde, toen u zei dat het noodzakelijk is dat er nieuwe stamcellen worden gekweekt.

De heer Rutte (VVD):

Ik zal u de publicaties aanreiken.

De heer Pechtold (D66):

Ik denk dat de heer Rutte refereert aan onderzoeken uit Amerika. Afgelopen maandag hebben wij gesproken met onderzoekers uit Amerika. Tricia Brooks heeft ons uitgelegd dat het niet alleen gaat om de restembryo's die van ivf overblijven. Nu is er inderdaad nog voldoende ruimte, maar binnenkort niet meer. Daarom is het van groot belang om nu door te gaan en het moratorium op te heffen. Wij moeten ervoor zorgen dat onderzoek kan plaatsvinden op speciaal daarvoor gekweekte embryo's. Ik heb het over een klontering van dertig cellen. Dat is vooral ook van belang voor het vruchtbaarheidsonderzoek. De cellen van een vrouw die bestraald zal worden vanwege kanker, kunnen worden ingevroren zodat zij later alsnog kinderen kan krijgen. VVD en D66 willen samen optrekken om dat onderzoek de komende jaren mogelijk te maken.

De heer Rutte (VVD):

Zo weet de heer Pechtold zijn spreektijd van tien minuten aardig op te krikken. Ik complimenteer hem daarmee. Het gaat inderdaad om dat onderzoek. Het is des te opmerkelijker, omdat het onderzoek in andere delen van de wereld wel doorgaat. Het kabinet heeft de mond vol van de kenniseconomie. Het is niet alleen voor de patiënten maar ook voor de kenniseconomie ernstig dat Nederland buiten dit onderzoek staat. Het belang van aansluiting bij dit onderzoek mag niet onderschat worden.

Mevrouw de voorzitter. Ik wil doorgaan op het thema van de betutteling en kom op de zondagen. Sommige mensen vinden dat je op zondag niet mag winkelen. Op zichzelf is dat prima en die mensen moeten wat mij betreft dan ook de vrijheid hebben om niet te gaan winkelen, maar waarom wil dit kabinet dat ook voor anderen beperken? Ook hier zien wij dat dit kabinet de maatschappijvisie van de ene groep dwingend oplegt aan mensen met een andere visie. Dit kabinet wil bij het homohuwelijk initiatieven nemen om de rechtspositie van gewetensbezwaarde ambtenaren te versterken. Ik wil het kabinet vragen om te onderzoeken of dergelijke wetgeving niet in strijd is met de Grondwet, vooral waar het gaat om het verbod op discriminatie! Ik kom tot een laatste maar belangrijk voorbeeld van de bevoogdende houding van dit kabinet en dat betreft de sollicitatieplicht voor alleenstaande bijstandsmoeders en -vaders. Het klinkt natuurlijk heel gezinsvriendelijk om die moeders de eerste zes jaar voor hun kind te laten zorgen, maar de praktijk leert dat veel van die moeders daarna nooit meer aan de slag komen. Hoe kijkt het kabinet eigenlijk aan tegen bijstandsmoeders die wel zijn gaan werken?

Mevrouw de voorzitter. Los van de sfeer van betutteling en bevoogding heeft de VVD vier grote bezwaren tegen dit regeerakkoord: de grenzen gaan weer open, hard werkende mensen worden gestraft, de files worden langer en wij krijgen minder agenten op straat.

De afgelopen jaren zijn wij er eindelijk in geslaagd om de immigratie onder controle te krijgen en daarom zijn wij ontstemd over het generaal pardon in dit regeerakkoord. Het zal een aanzuigende werking hebben en tot grote praktische problemen leiden. Ik neem aan dat het kabinet inzicht heeft in het aantal mensen dat onder dat generaal pardon zal vallen. Graag een zo duidelijk mogelijk antwoord van de regering in eerste termijn.

Deze coalitie wil terecht iets doen aan de probleemwijken in de grote steden, maar dat zal niet lukken zonder een stevig immigratiebeleid. Het verbaast de VVD dan ook dat de immigratie nu wordt ondergebracht bij een staatssecretaris die geen zitting heeft in de ministerraad, waardoor de integrale afweging met andere beleidsterreinen niet gemaakt kan worden en bij een staatssecretaris die helaas een unieke kans heeft laten liggen om een belangrijke daad te stellen. Als nieuw bewindspersoon was zij in de gelegenheid om een voorbeeld te zijn voor veel migranten door onverkort te kiezen voor de Nederlandse nationaliteit. Wat de VVD betreft gaat dat gelden voor elke Nederlander. Ik vraag de regering om met concrete wetgeving dubbele nationaliteit te voorkomen, anders zal mijn fractie zelf initiatiefvoorstellen presenteren.

De heer Van Geel (CDA):

Waarom heeft de VVD dat verleden week niet gesteund toen de Rijkswet op het Nederlanderschap aan de orde was? Waarom hebt u daarmee niet ingestemd als eerste stap van goede regelgeving op dit terrein?

De heer Rutte (VVD):

U weet donders goed, ook uit de chaotische stemming aan het einde van de behandeling van dat wetsvoorstel, dat dit inmiddels een prak was geworden waar niemand iets meer mee kon. Dit vraagt nieuwe wetgeving om dit in een keer goed te organiseren.

De heer Van Geel (CDA):

Maar je kunt pas een volgende stap zetten als je een eerste stap gezet hebt. Dit was een wet die aangaf dat de dubbele nationaliteit uiteindelijk geen regel zou moeten zijn maar uitzondering. Er waren natuurlijk uitvoeringsproblemen, maar daarover is uitvoerig gediscussieerd. Als u ermee had ingestemd, zou er uiteindelijk een flinke stap zijn gezet in de regelgeving die dit zou terugdringen. Een start en met ons is best te discussiëren over een vervolg, maar waarom niet die eerste stap? Waarom hebt u niet die eerste stap gezet?

De heer Rutte (VVD):

Dat wetsvoorstel, mijnheer Van Geel, was onder andere door uw fractie kapot geamendeerd. Er was niets meer van over. Daarom vraag ik de regering om initiatieven te nemen om met wetgeving dubbele nationaliteit te voorkomen en anders gaan wij het zelf doen. Ik roep nog even in herinnering wat uw eigen woordvoerder mevrouw Sterk erover gezegd heeft: Het Nederlandse paspoort is niet zomaar een papiertje, het staat voor een nationaliteit, een natie waartoe je behoort en het klopt gewoon niet als je twee nationaliteiten hebt. Dat zei mevrouw Sterk, lid van uw eigen fractie!

De heer Van Geel (CDA):

Dat is geen antwoord op mijn vraag! Ik vraag waarom niet een eerste stap is gezet om de problematiek van dubbele nationaliteiten aan te pakken. U en ik weten dat er enkele uitvoeringsvragen lagen. Die hebben wij ook gesteld en daar hebben wij ook de aandacht voor gevraagd, maar uiteindelijk had dit wetsvoorstel een begin kunnen zijn. Dan hadden wij nog kunnen praten over een vervolg. Het is buitengewoon te betreuren dat u die kans toen hebt laten lopen!

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Van Geel, u weet donders goed dat van dat wetsvoorstel niets over was gebleven! Het was geen eerste stap, het was helemaal geen stap! Nu een vraag aan u. Wij stellen deze vraag aan de regering. Als die het niet wil, bent u dan bereid om ons te steunen bij initiatieven om dit nu voor eens en voor altijd goed te regelen?

De heer Van Geel (CDA):

Het wetsvoorstel ligt nog bij het kabinet en ik neem aan dat kabinet zich gehoord deze discussie zal beraden op het vervolg.

De heer Rutte (VVD):

U geeft dus geen antwoord op mijn vraag. Ik stel vast dat u het blijkbaar geen bezwaar vindt dat wij nog jaren te maken hebben met dubbele nationaliteiten. Dat is in strijd met wat uw woordvoerder hierover heeft gezegd. U kunt niet serieus menen dat het wetsvoorstel dat hier voorlag, na amendering een serieus antwoord is op dit probleem.

De heer Van Geel (CDA):

Met dat laatste ben ik het dus niet eens. Met dit voorstel wordt het psychologische signaal afgegeven dat wij willen dat dubbele nationaliteiten een uitzondering zijn. Dit politieke uitgangspunt hebben wij in het verleden uitgedragen en dat zullen wij ook in de toekomst doen.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben niet op zoek naar een psychologisch effect, maar naar een daadwerkelijk effect. Ik wil in de praktijk dubbele nationaliteiten tegengaan. Ik vraag u mijn fractie te steunen bij de initiatieven die wij hiervoor zullen ontwikkelen.

De heer Van Geel (CDA):

U had vorige week gewoon voor het wetsvoorstel moeten stemmen.

De heer Wilders (PVV):

Ik zal hieraan in mijn eigen termijn nog wat meer woorden wijden, maar...

De heer Rutte (VVD):

Geheel onverwacht!

De heer Wilders (PVV):

... ik wil collega Rutte toch wijzen op wat mijn collega Fritsma hierover twee weken geleden heeft gezegd. Hij zei toen ongeveer hetzelfde als u, namelijk dat bewindslieden geen dubbele nationaliteit mogen hebben en niet beëdigd zouden moeten worden. Uw fractiegenoot Teeven riep in reactie daarop in de microfoon: discriminatie! Dat is toch wel een heel ander geluid dan het uwe. Ik ga er dan ook van uit dat u die uitroep terugneemt.

Wij hebben niets aan vrijblijvende betogen, want de Kamer is geen koffiekamer. In het parlement moeten zaken worden gedaan. U vindt het ook onwenselijk dat staatssecretaris Albayrak een tweede nationaliteit heeft. Als zij geen gehoor geeft aan uw oproep en haar Turkse nationaliteit niet inlevert, vindt u dan niet met mij dat zij niet in vak K behoort te zitten?

De heer Rutte (VVD):

In het debat met de heer Fritsma werd gesteld dat beëdiging niet mogelijk was. Daar ben ik het niet mee eens. Beëdiging is in mijn ogen wel mogelijk. Overigens hoor ik nog wel graag van de minister-president of hij als formateur gekeken heeft naar de relatie tussen dubbele nationaliteit en de Turkse grondwet. Ik twijfel niet aan de loyaliteit van deze vooraanstaande mensen. Daartoe bestaat geen enkele reden. Dat laat onverlet dat ik vind dat dubbele nationaliteiten in de toekomst onmogelijk moeten worden.

Ik heb uw uitspraken van de laatste weken goed gehoord. U hebt over de heer Aboutaleb gezegd dat hij maar staatssecretaris moet worden in Marokko. Dat is buitengewoon denigrerend. Deze bewindslieden zijn voorbeelden van zeer goed in Nederland geïntegreerde allochtonen. U zou trots op hen moeten zijn. Het is mij al met al buitengewoon tegengevallen hoe u als oud-VVD'er over hen hebt gesproken.

De heer Wilders (PVV):

Het is dan maar goed dat ik een oud-VVD'er ben. U zit er namelijk faliekant naast. Of mevrouw Albayrak en de heer Aboutaleb wel of niet goed geïntegreerd zijn, is namelijk helemaal niet het punt. Dit argument, dat ook de minister-president gebruikte, is totaal irrelevant. Natuurlijk zijn zij geïntegreerd. Het punt is dat zij een dubbele nationaliteit hebben en dat zij de schijn van belangenverstrengeling tegen zich hebben. Zij hebben immers de dubbele rechten en plichten van twee verschillende landen.

U roept mevrouw Albayrak op om haar Turkse nationaliteit op te geven en zegt dat het haar zou sieren als zij dat als voorbeeld voor andere Turkse mensen in Nederland alsnog zou doen. U bent geen knip voor de neus waard als u tot de orde van de dag overgaat wanneer zij dat niet doet.

De heer Rutte (VVD):

Deze beide bewindslieden houden zich aan de wet. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan hun loyaliteit. Ik heb alleen maar gezegd dat het mevrouw Albayrak gesierd had als zij andere Turkse Nederlanders een signaal had gegeven door haar Turkse nationaliteit neer te leggen. Dat zij dat niet heeft gedaan, is geen reden om haar niet te benoemen in de functie van staatssecretaris. Dat heeft allemaal niets met elkaar te maken. Uw uitspraak over de heer Aboutaleb dat hij maar staatssecretaris moet worden in Marokko en uw algemene opmerkingen over islamitische bewindslieden hebben mij zeer gestoord. Het interesseert mij helemaal niets wat voor geloof iemand heeft. Ik ben alleen maar geïnteresseerd in de vraag of zij zich houden aan de wet, of zij meedoen in dit land, of zij hun kinderen hier opvoeden en of zij Nederlands spreken. Dat is bij deze bewindslieden allemaal het geval en dan is hun geloof niet langer interessant. Dat had u zelf overigens ook kunnen bedenken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben het helemaal met u eens dat het gaat om de vraag of iemand de taal spreekt en welke hij of zij in onze maatschappij speelt. Maar waarom zeurt u dan zo over die dubbele nationaliteit?

De heer Rutte (VVD):

Ik doe dat, omdat het van groot belang is dat mensen die kiezen voor een ander land, ook echt kiezen voor de identiteit en de samenleving van dat land. Natuurlijk hoeven zij van mij geen boerenkool te gaan eten en sinterklaas te gaan vieren, maar ook voor hun kinderen en kleinkinderen is het van belang dat zij het signaal afgeven dat zij voor de volle honderd procent hebben gekozen voor die nieuwe samenleving. Die keuze is een fundamenteel punt in iemands leven en dat punt mag wat mij betreft worden gemarkeerd. Desnoods moet het wettelijk afgedwongen kunnen worden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Prachtig, maar volgens mij kies je met het aanvragen van een paspoort voor een land. Daarmee geef je uitdrukking aan de wens stemgerechtigd en actief te zijn. Ik snap niet dat dat gepaard moet gaan met deloyaliteit en met het afstand nemen van je geboortegrond en de plek waar je ouders wonen. Waarom eist u, zo onliberaal, van mensen dat een positieve keuze voor een land gepaard gaat met afscheid van iets wat mensen ook lief is en ook bindt?

De heer Rutte (VVD):

Dat vraag ik natuurlijk niet. Ik kan niemand zijn herinneringen en tradities afpakken. Dat wil ik ook niet. Ik wil echter wel dat mensen markeren dat zij kiezen voor een nieuwe samenleving met de regels en de wetten die daar gelden zodat er geen onduidelijkheid over kan bestaan bij welke samenleving zij zich hebben aangesloten. Wij verschillen daarover van mening, maar ik vind dat van belang. Wij hebben jarenlang te maken gehad met dat vreselijke cultuurrelativisme. Voor iedereen die hier naartoe kwam, gold: wat leuk dat je er bent en doe vooral waar je zin in hebt. Ook uw partij heeft zich daaraan bezondigd. Ik heb daar niets mee. Ik vind het van belang dat een samenleving het signaal geeft aan mensen die er naartoe komen dat, als zij er legaal verblijven, zij welkom zijn zolang zij gewoon meedoen en onderdeel zijn van het land. Zij moeten dan ook voor dat land kiezen. Een paspoort hoort daar gewoon bij. Dat is een onderschrijving van het feit dat die keuze definitief wordt gemaakt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik roep even de herinnering op dat in al die vreselijke jaren van cultuurrelativisme de VVD de ene na de andere staatssecretaris en minister van integratie leverde. De VVD regeerde. Ik vind dat u een weinig overtuigend verhaal heeft. U wilt het sociaalliberale deel van uw partij behagen met een positief integratieverhaal maar u bent zo bang voor de hete adem van de heer Wilders in uw nek dat u daar niet genoeg aan hebt. U slaat dus ook wat harde taal uit zonder duidelijk te maken waarom mensen met een dubbele nationaliteit niet zouden kiezen voor de Nederlandse samenleving. Wij willen toch een internationale samenleving waarin mensen kunnen reizen en de economie internationaliseert? Waarom is er dan die angst voor meer loyaliteiten? Waarom bent u daar zo bang voor? Het is zo weinig liberaal.

De heer Rutte (VVD):

Het zegt meer over u dan over mij dat u denkt dat een principiële stellingname van mijn partij op dit punt wordt ingegeven door electorale motieven. Blijkbaar gaat dat in uw partij zo maar in mijn partij is dat niet het geval.

De heer Pechtold (D66):

Nou, electorale motieven. Ik zag u net naar uw binnenzak grijpen om uw paspoort te pakken, maar u vond het niet.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben vandaag met mijn eigen auto en heb mijn rijbewijs boven liggen. Het ligt wel in dit gebouw.

De heer Pechtold (D66):

Als u hier nu getuige zou zijn van een misdaad dan hebt u wel mooi een probleem. En wij zitten ertegenaan. Ik vind toch dat er van twee walletjes wordt gegeten. Aan de ene kant klinkt een liberaal geluid en aan de andere kant wordt die idiote oproep aan mevrouw Albayrak gedaan. Dat is toch raar? Waarom legt de VVD, die kennelijk de vleugels van de harde Verdonk enerzijds en de heer Teeven anderzijds, die overigens nu achter in het strafbankje zit, wil bedienen, die twee verhalen naast elkaar? Waarom kiest u niet voor het echte liberale geluid? Waarom zou dit namelijk voor bewindslieden gelden? Hebben in het verleden misschien VVD-Kamerleden, die toch ook een eed afleggen en volksvertegenwoordiger zijn, hetzelfde probleem gehad? Had het hen ook niet gesierd? Ik hoor graag waarom bewindslieden, onder het huidige gesternte van de heer Wilders, hun andere nationaliteit hadden moeten opgeven? Of bent u bereid om het liberale geluid met de fractie van D66 altijd boven al te laten gaan?

De heer Rutte (VVD):

In Nederland zijn wij al jaren bezig met het vraagstuk van de integratie. Hoe zorg je ervoor dat mensen die hier legaal verblijven en uit andere culturen afkomstig zijn een plek in de samenleving krijgen en meedoen? Ik vind dat van groot belang. Wij hebben iedereen verschrikkelijk hard nodig. Het kan mij eerlijk gezegd helemaal niets schelen welk geloof iemand heeft, zolang hij zich houdt aan de regels, een baan heeft, de taal spreekt en zijn kinderen gewoon hier naar school laat gaan. Daar hoort bij dat een samenleving signalen afgeeft zodat mensen bekend zijn met de traditie. Mogelijk gaat het daarbij om zaken die in Nederland anders zijn dan in het land waar zij vandaan komen. Dat is vreselijk wezenlijk. Ik noem als voorbeeld onze traditie van de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en andere grondrechtelijke vrijheden. Daar hoort ook bij dat tegen mensen wordt gezegd: als je de Nederlandse nationaliteit aanneemt, dan moet dat een echte keuze zijn. Het is van belang om dat als Kamer uit te spreken in wetgeving.

De heer Pechtold (D66):

Boter bij de vis. Zegt u nu, als leider van de VVD-fractie, dat het alle vertegenwoordigers van Turkse nationaliteit in raden en staten, waaronder met terugwerkende kracht mevrouw Örgü, had gesierd als zij nationaliteit en paspoort hadden ingeleverd? Zegt u dat met terugwerkende kracht tegen mevrouw Örgü en zegt u dat ook in de toekomst tegen al uw vertegenwoordigers in parlementen, raden, staten, op wethoudersposities, et cetera? Dat wil ik nu van u weten, want alleen op één bewindspersoon spelen, is gemakkelijk. Zeg het dan nu ook als leider van uw partij.

De heer Rutte (VVD):

Ik wijs de heer Pechtold erop dat het grondwettelijk zo is dat nationaliteit in het geval van gemeenteraden niet uitmaakt. Dat is gewoon zo geregeld in het Europese recht. Dat komt omdat allochtonen in Nederland actief en passief stemrecht verkrijgen als zij hier vijf jaar verblijven. Ik wijs de oud-minister voor Bestuurlijke Vernieuwing die onder andere de Grondwet in beheer had, hier even op. Het gaat om de staten en om het nationale parlement. Ik vind dat je in de wet moet regelen dat mensen één nationaliteit hebben. Nu mevrouw Albayrak deze belangrijke functie gaat bekleden en verantwoordelijk wordt voor het immigratiebeleid in Nederland, vind ik dat zij een signaal had kunnen afgeven door haar Turkse nationaliteit neer te leggen. Dat is ook wat ik hier vanmiddag betoog.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind dat de heer Rutte als liberaal het verkeerde signaal afgeeft. Hij geeft een verkeerd signaal af naar miljoenen mensen die proberen om hier een bestaan op te bouwen en nu weer in het verdomhoekje worden gezet omdat zij iets anders moeten doen dan wij. Als u nu tegen mevrouw Örgü zegt dat zij dit had moeten doen, bent u consequent. U zegt het echter tegen een ander. Probeer ook niet te zeggen dat de gemeenteraad een andere vorm van vertegenwoordiging is dan wat wij hier doen, want het is exact hetzelfde. U eet van twee walletjes. U probeert twee stromingen in uw partij overeind te houden en dat siert u niet.

De heer Rutte (VVD):

Als u die partij nu aan mij overlaat, dan kunnen wij hier gewoon een debat voeren over de vraag hoe wij omgaan met het integratiebeleid. U probeert er nu politiek mee te bedrijven. Dat mag allemaal, maar het gaat wel om een serieuze zaak. Het gaat er namelijk om hoe wij hier in Nederland organiseren dat mensen die hier naar toe zijn gekomen, ook daadwerkelijk een keuze maken voor de nieuwe samenleving. Daar gaat het om. Gezien de vrijzinnige traditie van uw partij verbaast het mij eigenlijk dat ik u niet aan mijn zijde vindt op dit punt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil toch nog even mijn waarde collega Pechtold bijvallen. U vraagt mevrouw Albayrak het goede voorbeeld te geven. Doet u dat zelf dan ook. Geef zelf als partijleider het goede voorbeeld. Vraag aan uw eigen mensen ook wat u van haar vraagt.

De heer Rutte (VVD):

Natuurlijk. Als wij als VVD uitspreken dat wij vinden dat je naar één nationaliteit toe moet, dan geldt dat natuurlijk voor iedereen. Maar niet voor mensen in gemeenteraden, want dat is grondwettelijk anders geregeld. Het geldt uiteraard wel voor staten en de Tweede Kamer. Ik wijs op mevrouw Albayrak omdat zij deze belangrijke functie gaat bekleden en in het kader van het debat over integratie in Nederland een signaal had kunnen afgeven door te zeggen "ik kies nu voor de Nederlandse nationaliteit". Daarom vraag ik aandacht voor dat onderwerp.

De voorzitter:

Ik hoor geen nieuwe argumenten. Mevrouw Halsema mag nog een laatste keer reageren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U vlucht in formalisme. Het dubbele paspoort van mevrouw Albayrak valt ook binnen de wet. Dat mag gewoon. Het is dus geen enkel argument dat het in raden anders georganiseerd zou zijn. Het gaat erom dat u niet van uw eigen VVD'ers durft te vragen, wat u wel eist van een PvdA-staatssecretaris. Dat is een gebrek aan moed.

De heer Rutte (VVD):

Ik zeg u net dat ik dat wél durf te vragen. Nu is echter de benoeming van een nieuwe staatssecretaris voor immigratiezaken aan de orde die hiermee een signaal had kunnen afgeven. Natuurlijk durf ik dat aan mijn eigen partijgenoten te vragen. Dat doen wij vanzelfsprekend ook.

Ik had op dit punt nog een vraag aan de minister-president in zijn rol als formateur. Is er bij het informeren ook gekeken naar de mogelijke consequenties van een dubbele nationaliteit van bewindslieden? Zo legt de Turkse grondwet wel degelijk verplichtingen en beperkingen op aan Turkse staatsburgers. Ik hoor graag tot welke conclusies de minister-president tijdens de formatieperiode is gekomen.

Ik kom te spreken over de zeer ongelukkig start van de minister van Wonen, Wijken en Integratie, die de plannen voor een boerkaverbod nu al naar de prullenbak heeft verwezen. De VVD wil wél een boerkaverbod in lijn met de motie-Wilders/Weekers uit oktober 2006. Het lijkt er nu sterk op dat het kabinet deze motie niet gaat uitvoeren. Daarom vraag ik duidelijkheid van de minister-president op dit punt. Als dat antwoord onvoldoende blijkt, ga ik ervan uit dat de Kamermeerderheid die voor de motie stemde, gezamenlijk zal optreden om als Kamer zelf met initiatieven te komen.

Tegen de verstandige traditie van vorige kabinetten in, gaat het nieuwe regeerakkoord uit van florissante groeicijfers. Maar wat als het straks tegen zit? Ik vroeg het net al aan de heer Van Geel. Wie betaalt dan de rekening? Waar moet er bezuinigd worden? De bezuinigingen die nu worden voorgesteld, zijn namelijk al boterzacht. Is de Partij van de Arbeid van Wouter Bos standvastig genoeg om onder druk van de SP en nieuwe verkiezingen de hand op de knip te houden? Daar komt bij dat deze coalitie slecht nieuws is voor hardwerkende mensen. Zij krijgen forse lastenverzwaringen te verduren. Zij gaan meer betalen voor hun auto, hun vliegvakanties en zelfs voor de kermis. De heer Marijnissen refereerde hier al aan. Veel belastingvoordelen worden nog sterker afhankelijk van het inkomen. Dat betekent dat mensen meer moeten betalen en minder belastingaftrek krijgen. Natuurlijk levert dat meer geld op voor lagere inkomens. Dat geld wordt echter ongericht uitgegeven en dus neemt de armoedeval toe. Ook het mislukte project van de melkertbanen wordt opnieuw geïntroduceerd. De VVD-fractie vindt dat werken moet lonen. Kan het kabinet zo snel mogelijk de concrete koopkrachteffecten van het nieuwe beleid presenteren?

Een nieuw regeerakkoord heeft invloed op het maatschappelijke klimaat in een land. Dit kabinet wil WAO'ers op hun 45ste met pensioen sturen. Welk signaal denkt het kabinet af te geven door meer dan 400.000 mensen bij de A van afgedankt weg te zetten in de kaartenbak? En dan wordt ook nog de Bosbelasting ingevoerd. Dat is het plan om de vergrijzing op te vangen dat als slechtste uit alle berekeningen kwam, het plan waardoor mensen boven de 65 nog een keer moeten gaan betalen voor hun AOW. Kan het kabinet deze onwaarschijnlijk complexe maatregel op de kortst mogelijke termijn door de Belastingdienst en de SVB laten beoordelen op uitvoerbaarheid en juridische houdbaarheid? Wie echt iets wil doen aan de vergrijzing moet zo veel mogelijk mensen aan de slag helpen en de staatsschuld verder verlagen. Dit kabinet schuift de rekening van de vergrijzing door naar toekomstige generaties.

Mijn fractie plaatst ook vraagtekens bij de financiële onderbouwing van de kabinetsplannen. Ik licht er kortheidshalve één uit, namelijk de investeringen in de oude wijken. Hoe hard is de bijdrage van 750 mln. van de woningbouwcorporaties? Hoe dekt de nieuwe coalitie het gat van 250 mln. in de begroting van VROM nu de zogenaamde betaalbaarheidsheffing door de Eerste Kamer is afgeschoten? Waarom is er na 2011 nog precies nul euro beschikbaar voor dit soort investeringen? Zijn de problemen dan ineens opgelost?

Op veel fronten kiezen de coalitiepartijen voor stilstand en op één gebied wel heel letterlijk. Het kabinet doet nauwelijks iets aan de files. Er wordt 100 mln. uitgetrokken voor nieuwe wegen. Daar kan, zo is aangetoond door deskundigen, nauwelijks een fietspad van worden aangelegd. Ik wil graag van het kabinet horen welk concreet knelpunt in ons fietspadennet nu eindelijk zal worden opgelost. Analyses van de OESO en het CPB bevestigen wat iedereen dagelijks kan zien, namelijk dat Nederland vastloopt. Dat is slecht voor de economie en, zeg ik tegen de ex-staatssecretaris van milieu, ook slecht voor het milieu. Het is vooral slecht nieuws voor alle automobilisten die gewoon op tijd op hun werk en op tijd weer thuis willen zijn, zeker wanneer wij bedenken dat de auto weer ouderwets als melkkoe wordt beschouwd. Automobilisten krijgen een lastenverzwaring van 0,5 mld. op hun bord en zien daar helemaal niets van terug.

Het laatste grote kritiekpunt dat ik hier wil benoemen, is het veiligheidsbeleid van het kabinet, of mag ik zeggen het onveiligheidsbeleid. Het ambitieniveau is ronduit zorgelijk. Er wordt gestreefd naar verlaging van de criminaliteit met 25% in de periode van 2008 tot 2010, maar ten opzichte van het jaar 2003. Ook zo is een doelstelling te halen.

De heer Wilders (PVV):

Ik wil nog even terug naar het onderwerp mobiliteit. Is de VVD-fractie voorstander van het rekeningrijden dat het kabinet wil gaan invoeren?

De heer Rutte (VVD):

Wij zijn alleen voor rekeningrijden als eerst zowel de bpm, de beroemde jaloeziebelasting op auto's, en de wegenbelasting worden afgeschaft. Als die belastingen worden afgeschaft en de invoeringskosten van het rekeningrijden niet meer dan 5% bedragen, zijn wij ervoor en anders zijn wij ertegen. Het kabinet stelt een gefaseerde invoering voor. Die plannen kunnen wij niet steunen.

De heer Wilders (PVV):

Is de VVD-fractie wel voor het invoeren van rekeningrijden als de bpm wordt afgeschaft?

De heer Rutte (VVD):

Als de bpm en de wegenbelasting worden afgeschaft voordat het rekeningrijden wordt ingevoerd, de uitvoeringskosten voor het rekeningrijden niet hoger zijn dan 5% en de meeropbrengsten in wegen worden geïnvesteerd, kunnen wij het voorstel steunen.

De heer Slob (ChristenUnie):

U bent kritisch over het veiligheidsbeleid en de investeringen van dit kabinet op dat punt. Kunt u zich nog herinneren hoeveel de VVD in haar verkiezingsprogramma wilde investeren in veiligheid?

De heer Rutte (VVD):

Ik kan er in elk geval op wijzen dat wij op een kleine plus kwamen in de doorrekening van het CPB, waar het CDA en de PvdA op een forse min uitkwamen. Zij doen hun afspraak nu ook gestand.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vraag u om toch nog eens even goed in het boek van het CPB te kijken. U zult dan zien dat de VVD nul investeerde in veiligheid. Dit kabinet gaat 700 mln. in veiligheid investeren. Dat is nog eens een verschil.

De heer Rutte (VVD):

Wilt u dat dan bespreken met de heer Meijboom, de voorzitter van de raad van hoofdcommissarissen? Hij is vandaag op basis van een doorrekening van uw regeerakkoord tot de conclusie gekomen dat er 1500 mensen bij de politie uit moeten dankzij dit kabinet. Hoezo veiligheidsbeleid? De vijfde pijler, de veiligheidspijler uit het regeerakkoord, kan zo de vuilnisbak in. Die stelt vanaf vandaag niets meer voor.

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Rutte moet zich niet direct achter de heer Meijboom verschuilen. Ik sprak hem aan op de investeringen die de VVD de komende jaren voor ogen had, als het ging om veiligheid. Het antwoord staat zwart op wit: nul. U investeerde weliswaar 400 mln., maar u bezuinigde ook weer 400 mln. en dan kom je op nul uit, althans als je een klein beetje kunt rekenen. Dit kabinet wil 700 mln. gaan investeren op dit terrein. Natuurlijk moet er goed gekeken worden naar de effecten van de bezuinigingen op het personeel. Ik ben ook benieuwd wat de minister-president daar vandaag over te vertellen heeft. De heer Rutte kan echter niet om het enorme verschil heen tussen dit kabinet en wat hij zelf met Nederland ter zake voor ogen stond.

De heer Rutte (VVD):

Ik wijs u op het artikel van NRC van hedenmiddag dat een interview bevat met de voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen. Daarin zegt hij letterlijk dat het extra geld, waar u zo op tamboereert, aan allerlei andere zaken wordt uitgegeven, waardoor het niet kan dienen ter compensatie van de 1500 agenten die ontslagen moeten worden. Wij kwamen bij de doorrekening van het Centraal Planbureau op nul uit. Daarbij komt een forse efficiencyverbetering, waardoor er nog een stuk geïnvesteerd kan worden. Het CDA en de PvdA kwamen daarbij op een forse min uit. Nogmaals, die toezegging aan de kiezers doen zij gestand en dat siert hen.

Mevrouw de voorzitter. Analyses van de OESO en het CPB bevestigen wat iedereen dagelijks kan zien. Ik kom hiermee terug op de kwestie van de auto. Nederland loopt vast en dat is slecht voor de economie en slecht voor het milieu. Het is vooral zeer slecht nieuws voor al die automobilisten die gewoon op tijd op hun werk en op tijd weer thuis willen zijn. Dit geldt zeker, wanneer wij bedenken dat de auto weer ouderwets als melkkoe wordt gezien. Automobilisten krijgen een lastenverzwaring van 0,5 mld. op hun bord, maar zij zien daar niets van terug.

Sorry, ik had dit punt al aangeroerd. Ik kom nu terug op het veiligheidsbeleid. Ik wil nog iets zeggen over de concrete maatregelen die het kabinet op dit terrein heeft genomen, eigenlijk het gebrek aan die maatregelen. De inzet is namelijk teleurstellend. Er komt ook geen minister van veiligheid. Er komt geen invoering van een landelijke politieorganisatie, zoals door het vorige kabinet was voorzien. Ernstiger nog zijn de andere bezuinigingen. Vandaag hebben wij tot nu toe alleen nog maar gesproken over de efficiencykorting. Daar bovenop komt namelijk nog een korting van 100 mln. op de politie. Dit is kassa, in die zin dat er fors wordt bezuinigd op de inzet van veiligheid in Nederland.

Mevrouw de voorzitter. Ik heb aan het begin van mijn bijdrage gesproken over de vrijheid. Ik stel hier echter vast dat er zonder veiligheid geen vrijheid kan zijn. De primaire taak van de overheid is om haar burgers te beschermen. Dit kabinet heeft evenwel duidelijk andere prioriteiten. Als het aan de VVD ligt, zou er niet minder, maar meer geld naar veiligheid moeten, ook internationaal. Dit zeg ik ook aan het adres van de heer Slob. Ik vraag het kabinet, juist ook vanwege de internationale veiligheid, de helft van de extra miljoenen voor ontwikkelingssamenwerking aan te wenden via de defensiebegroting.

Ik heb na de verkiezingen gezegd dat ik positief oppositie wil voeren. Volgens mij lukt dat aardig. Voor de VVD-fractie is het echter duidelijk; er is voor ons als oppositie veel te doen: het strenge immigratiebeleid en het solide financiële beleid van de vorige kabinetten niet verloren laten gaan en alternatieven aandragen voor de lastenverzwaringen en voor de bezuinigingen op veiligheid. De VVD wil zelf met plannen komen voor de aanpak van files. Bovenal wil zij de Nederlandse traditie van vrijheid niet laten ondersneeuwen door corporatisme een overheidsdenken van dit nieuwe kabinet.

De heer Tichelaar (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Laat ik beginnen met het nieuwe kabinet en de minister-president in het bijzonder, te feliciteren. Het nieuwe kabinet is een feit en dat verheugt mij zeer.

Ik wil één bewindspersoon, en wel de jongste, bedanken voor zijn allereerste reactie, toen hij gevraagd was om zitting te nemen in dit kabinet. Dat is minister Eurlings. Zijn reactie liet een ambitie zien waarvan ik denk: dat gaan wij de komende vier jaar volhouden. Hij begon namelijk met de woorden: het wordt retedruk en knetterspannend. Ik dank hem dus voor die reactie.

Met dit regeerakkoord, dat ik onderschrijf, begint een nieuw tijdperk. In dat tijdperk is het niet langer alleen maar: ikke, ikke en ikke. Wij trekken daarin samen op. Het gaat om een tijdperk waarin de overheid niet zo maar van alles oplegt en naast de mensen gaat staan. Het gaat ook om een tijdperk waarin wij mensen niet buitensluiten en waarin wij iedereen keihard nodig hebben.

De Partij van de Arbeid gelooft op grond van haar tradities sterk in de kracht van het individu en het beste uit mensen halen. De PvdA is een emancipatiepartij, maar ook een partij die staat voor een samenleving waar mensen niet langs elkaar heen maar met elkaar leven; een partij die staat voor recht op een fatsoenlijk bestaan.

Vanuit dat uitgangspunt maakt de Partij van de Arbeid steeds keuzes tussen de vrijheid van de een, afgewogen tegen de vrijheid van een ander; rechten tegenover plichten en vrijheid tegenover sociale rechtvaardigheid. Wij bieden ruimte voor wie wil en een steuntje in de rug voor wie dat nodig heeft. En ja, mijnheer Rutte, in de praktijk betekent dat ook daar waar nodig bemoeien, opzoeken, meegaan, aanbellen, regelen en sturen in plaats van wachten tot het te laat is. Als anderen dat paternalistisch of truttig willen noemen, moeten zij dat vooral niet nalaten, maar die mensen vergeten vaak dat bij het streven naar individualisme en zelfontplooiing niet iedereen erin slaagt zijn eigen weg te vinden; dat niet iedereen voldoende toegerust is om zelfstandig overeind te blijven in onze veeleisende samenleving. Velen gelukkig wel, maar niet iedereen.

Wat mij betreft, hebben wij te lang blind vertrouwd op de kracht van het individu of op de bereidheid van de gemeenschap om een vangnet te vormen. Daar waar de sociale samenhang ontbreekt, moet er een betrokken overheid zijn. Dat vinden wij niet soft of betuttelend, want wij willen een einde maken aan onverschilligheid en een antwoord geven op de zorgen van mensen. Moeten wij er gewoon bij staan kijken terwijl tieners laveloos in de goot liggen van de drank en de pillen? Moeten wij de andere kant op kijken als het in gezinnen uit de hand loopt? Is het inderdaad "vrijheid, blijheid" als steeds meer mensen zich in grote schulden steken? Is het normaal dat achter de voordeur kinderen zwaar worden mishandeld? Wij maken hierin een heldere keuze. Niet eerst wegkijken en pas ingrijpen als het uit de klauw loopt. Is dat persoonlijke vrijheid, of kunnen wij beter vooraf de mensen die het nodig hebben aanspreken, begeleiden en waar nodig hard aanpakken?

Dat is waar de PvdA voor staat, dat is waar ik voor sta. De Partij van de Arbeid wil investeren in iedere vrouw, iedere man en ieder kind die wil meedoen en vooruitkomen, ongeacht afkomst of geloof.

De Partij van de Arbeid heeft samen met het CDA en de ChristenUnie een gemeenschappelijke visie op de toekomst gevonden die beantwoordt aan de zorgen van mensen. Veel mensen voelen zich onzeker in een wereld waarin zo veel tegelijk verandert. Heb ik straks nog wel een baan of verhuist mijn bedrijf naar China? Krijgen mijn kinderen wel goed onderwijs en woon ik hier nog wel veilig achter de dijk? Dat zijn heus niet alleen mensen met een kleine beurs, die zekerheid zoeken. Iedereen, ook de allerrijkste, is op zoek naar een goede balans tussen dynamiek en zekerheid. Daarom gaan in het regeerakkoord het nemen van initiatief en de zekerheid van een fatsoenlijk bestaan hand in hand.

Dat is de inzet voor Nederland waar ik en mijn fractie voor staan. Aan het begin van de rit heeft de PvdA een aantal heel duidelijke voorwaarden aan deelname aan het kabinet geformuleerd. Deelname aan een kabinet, met welke partijen dan ook, was voor ons alleen aanvaardbaar als er echt sprake zou zijn van een andere, sociale, menselijker koers. Voor ons betekende dit dat er een omslag moest worden gemaakt van toenemende verschillen tussen rijk en arm naar eerlijk delen; van "regels zijn regels" naar rechtvaardigheid; van eigen verantwoordelijkheid naar gemeenschappelijke verantwoordelijkheid; van polarisatie naar bruggen bouwen; van te veel regelgeving naar het vertrouwen in professionals; van het opleggen van maatregelen naar dialoog en samenspraak; van milieu-nu-even-niet naar milieu als topprioriteit; van bezuinigen naar investeren; van spierballen naar de kracht van overtuiging.

Aan die voorwaarden is wat mij betreft meer dan voldaan. Dat is ook de reden dat wij deze coalitie steunen. Het roer is om, niet alleen als het gaat om de inhoud, maar ook wat betreft de stijl. Wij gaan het samen doen. Wij willen samen bouwen aan een Nederland waar iedereen de kans krijgt iets goeds van zijn leven te maken. Samen zetten wij ons schrap tegen intimidatie, onbeschoftheid en fraude. Dit wordt geen kabinet dat het stoer vindt om ruzie te zoeken. Dit wordt geen kabinet dat trots is op maatschappelijk protest. Dit wordt een kabinet dat de dialoog aangaat, met maatschappelijke organisaties, met de mensen op de werkvloer en ook met de oppositie in de Tweede Kamer.

Ik sta hier vandaag trots en met vertrouwen; trots omdat ik weet dat het niet gemakkelijk was, met vertrouwen, omdat er een heel goede basis ligt voor een sterker Nederland met meer sociale samenhang. Laten wij echter reëel zijn. De PvdA heeft zijn verkiezingsprogramma niet integraal weten op te nemen in het regeerakkoord, maar toch zeg ik met volle overtuiging: dit is ons akkoord. Ondanks de scepsis van sommigen die dachten dat het niet mogelijk zou zijn, die geen compromissen wensten te sluiten en geen vuile handen durfden te maken, ondanks die scepsis is het gelukt. Nederland gaat een andere koers varen. Het wordt tien keer socialer, tien keer sterker en tien keer groener. Als ik zeg dat het tien keer socialer wordt, dan bedoel ik dat ook. Een aantal voorbeelden. Het wordt socialer, omdat wij de armoede gaan bestrijden. De koopkracht van kwetsbare groepen krijgt bijzondere aandacht. De hoogte van de topinkomens in de semipublieke en publieke sector wordt aangepakt, maar mijn fractie wil ook dat de hoogte van de topinkomens in het bedrijfsleven in de vorm van bonussen en ontslagvergoedingen een halt wordt toegeroepen. Ik vraag de minister-president hierover bindende afspraken te maken met de sociale partners.

De heer Marijnissen (SP):

Wat de heer Tichelaar nu allemaal zegt, is bijna een regelrechte provocatie. Ik kon niet meer blijven zitten. Hij had het over tien keer socialer en er wordt iets aan armoede gedaan. Ik heb het woord "armoede" echter helemaal niet gehoord in de regeringsverklaring. Wij hebben nog geen doorrekening van de cijfers door het Centraal Planbureau. Wij weten nog helemaal niet wat er aan de bestrijding van armoede gaat gebeuren, al beweert de heer Tichelaar dat wel. Wat wordt er concreet gedaan aan de hoge inkomens in de publieke sector? De heer Tichelaar weet het beter dan ik, maar de salarissen gaan er volgens mij eerst 30% op vooruit. Vervolgens wordt dat als maximum verklaard voor de publieke sector, maar voor de rest gebeurt er helemaal niets. De heer Bos haalde tijdens het debat met de heer Balkenende een retorische truc uit met zijn vraag of de heer Balkenende er drie, twee of een kon noemen, maar ik heb niets kunnen vinden in het regeerakkoord.

De heer Tichelaar (PvdA):

Eerst iets over de semipublieke en de publieke sector. In het regeerakkoord is afgesproken dat er wel degelijk een plafond wordt gesteld aan de salarissen aldaar. Dat plafond wordt mede bepaald door het inkomen van de minister-president. Wij hebben afgesproken dat de verhoging van de salarissen van de ministers, zoals voorgesteld door de commissie-Dijkstal, op 10% wordt gesteld. Aan een commissie van wijzen wordt vervolgens opgedragen te bezien welke vervolgstappen wel of niet moeten worden gezet. Wat mij betreft moeten die vervolgstappen door de commissie worden geplaatst in het licht van het politieke klimaat en de maatschappelijke context. Het plafond voor het salaris van de minister-president moet ook gaan gelden voor nieuwkomers in de publieke sector, maar dat is nu nog niet aan de orde. De ambtelijke top zit er momenteel ver en ver boven. Wij willen heldere regels over de hoogte van het plafond.

De ontslagvergoeding voor mensen aan de top mag maximaal één jaarsalaris bedragen. Ik heb de opvatting van de SP gelezen over de topinkomens van mensen die in de OR zitten. Ook daar willen wij iets aan gaan doen. Dat staat ook in het regeerakkoord. Ik vraag de minister-president de regels die gaan gelden voor de semipublieke en publieke sector ook van toepassing te verklaren op het bedrijfsleven.

De heer Marijnissen (SP):

Wij kunnen in dit debat niet overal op ingaan en wij kunnen niet te lang bij zaken stilstaan, maar ik vind dit echt veel te weinig. Het salaris van de minister-president gaat met 43% omhoog, als het aan de commissie-Dijkstal ligt. Dat heeft het kabinet als uitgangspunt genomen. Er komt wel een commissie van wijzen tussen, maar het is natuurlijk gewoon een cover-up. Er ligt gewoon een besluit van de coalitiepartijen om in te stemmen met de conclusies van de commissie-Dijkstal, die leiden tot een forse stijging van die salarissen. Vervolgens wordt dat het maximum wat in de publieke en semipublieke sector verdiend mag worden. U kunt wel zeggen dat het een geweldige prestatie is, maar ik vind het minder. Als u zegt dat het tien keer socialer en tien keer eerlijker wordt, zie ik dat niet. Over de ondernemingsraad zeggen wij dat die instemmingsrecht moet krijgen,dus echt iets te zeggen moet krijgen. Nog liever zouden wij die hoge salarissen onder de cao brengen. U komt echter af met een adviesrecht van de ondernemingsraden. Dat is heel mager.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik kan niet bestrijden dat u dat vaag vindt en dat u het graag anders had gezien. U vroeg mij om uit te leggen wat u eraan gaat doen. Ik doe dat bij dezen. Voor het armoedebeleid hebben wij het nog niet kunnen doorrekenen, maar u hebt ook kennisgenomen van het deel waar staat een enveloppe met bestemming inkomensondersteuning. Dat gaat niet over een klein bedrag, maar het moet nog door het kabinet uitgewerkt worden. U vindt mij aan uw zijde op het moment dat de uitwerking er ligt. Ik neem het wel serieus, als u het niet vandaag in de regeringsverklaring hebt gehoord. Ik noem het hier niet al eerste. Bestrijding van armoede is ook voor mijn fractie prioriteit. Wij willen dit kabinet aanspreken op de enveloppe die daarvoor gereserveerd is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb intussen zitten nadenken over uw sweeping statement tien keer socialer en tien keer groener.

De heer Tichelaar (PvdA):

Dat maakte wel indruk, hé?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, absoluut maakte het indruk. Ik was er echt tien minuten stil van, eerlijk gezegd.

De heer Tichelaar (PvdA):

En ik ben nog niet klaar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er komt nog meer? Ik heb intussen even zitten rekenen, want ik wil het natuurlijk wel in cijfers uitgedrukt hebben. Betekent dit bijvoorbeeld tien keer zoveel geld naar openbaar vervoer, tien keer zoveel geld naar natuur en landschap, tien keer zo hard optreden tegen de bio-industrie en tien keer zoveel investeren in onderwijs?

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik noem een aantal onderwerpen waarbij ik zeg dat het tien keer socialer wordt. Ik ben nog niet eens begonnen en de interrupties zijn er al. Ik moet nog iets zeggen over sterker en over groener. U wilt het een budgettaire vertaling geven. Dat doe ik niet. Ik zeg alleen waar de wijziging in dit regeerakkoord tot stand is gekomen. Over de huurliberalisatie die van de baan is, zegt u toch niet dat de huurtoeslag tien keer verhoogd moet worden? Dat bedoel ik hier helemaal niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laten wij de zaken duidelijk houden. Die uitspraak van tien keer is uw beeldspraak, niet de mijne. Ik wil gewoon heel graag constructief met u meedenken. Er bestaat nog wel een klein verschil van mening. De minister-president zegt dat er accentverschuivingen plaatsvinden, u zegt dat het roer om is. U hoeft mij echt niet de budgetten te geven tot achter de komma, alhoewel ik dat ook wel prettig zou vinden, maar u mag wel een beetje kwantificeren. Ik zie het tegengestelde op een aantal terreinen of op z'n best denk ik: oké, bij de vorige kabinetten was het nul en nu denkt u dat tien keer nul...

De heer Tichelaar (PvdA):

Volgens mij verschillen wij echt van mening over uw vertaling in budgettaire zin. Mijn opmerking dat echt een omslag heeft plaatsgevonden, tracht ik te onderlijnen door aan te geven welke fundamentele wijzigingen er zijn in sociale zin en in groene zin ten opzichte van het vorige kabinet. Als de minister-president zegt dat het wel meevalt, laat u mij toch in mijn waarde om vanuit de fractie van de PvdA dit regeerakkoord te beoordelen zoals wij het zien? Dat is ook de reden dat wij eraan hebben meegedaan, want anders hadden wij er niet aan meegedaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Natuurlijk laat ik u in uw waarde. Stel je voor! Ik wil ook graag dat u gelijk hebt. Ik wil inderdaad dat het tien keer socialer en tien keer groener wordt, maar dan wil ik toch ook een beetje dat het echt gebeurt. Ik heb eigenlijk maar één simpele vraag: wordt er tien keer zoveel geïnvesteerd in openbaar vervoer?

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik kan mijn betoog blijven houden. Mevrouw Halsema focust op financiën en ik tracht aan te tonen op welke terreinen de omslag heeft plaatsgevonden. Op de vraag van de heer Marijnissen wat er op het gebied van armoede gebeurt, heb ik een helder antwoord gegeven, ook in financiële zin. Wij verschillen dus gewoon van mening. U probeert mij een uitspraak te ontlokken wat het betekent in budgettaire zin. U hebt kennisgenomen van het financiële kader en ik probeer hier te onderlijnen dat het gezicht van het kabinet socialer, sterker en groener is. Dat hebben wij verbonden aan de inzet van mijn fractie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil graag weten wat tien keer socialer, tien keer groener betekent. U bent niet in staat om daar financiën of maatregelen bij te noemen. Dus denk ik: het is tien keer meer woorden.

De heer Tichelaar (PvdA):

U mag het noemen zoals u het wilt. Ik noem andere punten: er is veel extra geld voor verpleeghuizen, er komt een deltaplan inburgering, er komt een generaal pardon. Dat laatste heeft dus niets met financiën te maken, maar dat heeft wel met de inzet te maken hoe je met mensen omgaat. Ik kan dat niet budgettair vertalen, al zou ik dat nog zo graag willen. Het wordt tien keer sterker; dat blijf ik volhouden.

Kinderopvang wordt kwalitatief beter en voor ouders goedkoper. Wij zetten de aanval in op de schooluitval. Jongeren tot 27 jaar krijgen een leer- en werkplicht. Wij pakken de criminaliteit aan en de overlast ook. En er komt meer woningbouw.

Wordt het ook groener? Jazeker, mevrouw Halsema. Wij streven naar 2% energiebesparing per jaar. Milieuvervuilende activiteiten worden zwaarder belast. In de berekening van het MNP heb ik gezien dat wij voorlopen op Europa. Er komt een belasting op milieuvervuilende verpakkingen. Ik wil maar zeggen: het wordt écht groener.

De heer Pechtold (D66):

Ik probeer het met andere cijfers. Mijnheer Tichelaar, u zegt: het wordt tien keer dit, het wordt tien keer dat. U wilt daarmee vooral een richting aangeven. Een van de richtingen is die van de schone energie. Die 30%, die 20% is een van de weinige harde cijfers die ik in het akkoord gevonden heb. Wat volgt wat? Volgen de percentages of volgen de budgetten? Zet de PvdA met D66 in op de percentages en zorgt zij er vervolgens voor dat het geld er komt?

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik ga hier wat de percentages betreft geen afstand nemen van het regeerakkoord, maar ik heb de doorrekening door het MNP ook gezien. In het begeleidend schrijven staat allereerst dat het het planbureau eigenlijk niet mogelijk is om zonder de daadwerkelijke uitvoering van een aantal maatregelen in te schatten of de beschikbare budgetten voldoende zullen zijn. Eén ding is helder: de beschikbare budgetten binnen deze kabinetsperiode zijn voldoende. Het MNP laat de kosten oplopen tot 8 mld. à 9 mld. Als wij dat alleen door de overheid laten betalen, is de rekening hoger dan datgene wat je ervoor investeert. In de kranten heb ik bekende Nederlanders zien pleiten voor een mentaliteitsverandering rond het milieu. Dat is hard nodig. Dat betekent dat de verantwoordelijkheid, ook in financiële zin, ook bij burgers en bedrijfsleven moet worden neergelegd. Dan veranderen de cijfers fors. Nogmaals, wij houden ons aan het percentage. Dat betekent dat er slimme oplossingen worden gevonden voor een aantal problemen. Ik sta open voor goede suggesties van de heer Pechtold om het met elkaar te doen. In deze kabinetsperiode zijn de maatregelen en het budget voldoende. Het MNP berekent de percentages in het jaar 2020.

De heer Pechtold (D66):

Het antwoord had korter gekund. Daarom nog een korte vraag. De percentages zijn bindend en leidend en het geld wordt erbij gevonden. Misschien kan ik net als met de heer Van Geel met de heer Tichelaar zaken doen rond natuur in en om de stad. Dat komt er namelijk zeer bekaaid af in dit akkoord. Onder Balkenende II is daar veel aan gebeurd. Het nu uitgetrokken schamele oplopende bedrag is niet voldoende. De heer Tichelaar moet ook op dit punt op tien keer inzetten. Wij moeten echt uitgaan van groen beleid in en om de stad.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik ben het er niet mee eens dat de natuur er bekaaid van af komt. In diverse posten wordt natuur genoemd. Ik denk aan water, aan de ehs, noem maar op. Ik vraag de minister om te bekijken hoe het verdeeld is over de departementen en hoe het gebundeld kan worden. Wij gaan er iets moois van maken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Toch nog een vraag over de milieupolitiek. De heer Tichelaar zegt dat het budget voor klimaatpolitiek voldoende is. Het MNP schrijft daarover dat het bedrag onvoldoende is om de doelen voor duurzaamheid en besparing te bereiken. Zijn de financiële afspraken heilig of zijn de doelen heilig?

De heer Tichelaar (PvdA):

Je kunt lezen wat je wilt uit het rapport van het MNP. Ik lees iets anders voor: de benodigde overheidsbijdrage om de doelen uit het regeerakkoord te halen, hangt sterk af van de keuze van de instrumenten. Dat was ook mijn reactie in de richting van de heer Pechtold. Verder kun je bedragen die zij uitrekenen voor het jaar 2020 fors omlaag brengen om de slag te maken tussen de overheid, het bedrijfsleven en de burgers. Vervolgens zeggen zij dat, als je die 500 mln. die het kabinet uittrekt ziet in relatie tot de genoemde percentages van de heer Pechtold, waarmee wij voorlopen op Europa – over ambities gesproken! – die niet voldoende kunnen zijn. Het hangt dan dus af van de creativiteit van het inzetten van je instrumenten. Dat vraag ik ook aan dit kabinet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Een van de belangrijkste instrumenten om in te zetten, is vergroening van de belastingen. Daar is dit kabinet buitengewoon terughoudend in. Dat wijkt niet heel erg af van wat vorige kabinetten hebben gedaan. Het klopt wat u zegt: het MNP zegt inderdaad dat afhankelijk van het instrumentarium er extra geld nodig is. Maar het MNP zegt dan dat dat nog altijd minimaal 1 tot 2 mld. is. Dan schiet u echt ernstig tekort. Linksom of rechtsom, er moet wat gebeuren. U zult echt harde maatregelen moeten nemen, bijvoorbeeld vergroening van de belastingen, en dan komt u nog geld tekort. Zijn uw doelen heilig of zijn de financiële afspraken heilig.

De heer Tichelaar (PvdA):

De financiële afspraken die worden gemaakt voor deze kabinetsperiode zijn volstrekt helder. Met creatieve inzet van maatregelen zijn ze ook voldoende. Ik ken de opvatting van GroenLinks als het gaat om de fiscale vergroening. Daar maakt het MNP ook een opmerking over. Wanneer de overheid haar rol blijft vervullen via subsidies en fiscale regelingen, zijn de overheidskosten hoog. Daar moeten wij dus rekening mee houden. Ik ga graag het debat daarover aan met u. Ik zeg nogmaals, de ambities zijn er en daar moeten wij absoluut aan vasthouden. Binnen deze kabinetsperiode zijn de middelen voldoende. Het hangt echter af van de inzet van de instrumenten of ze voldoende zijn in het jaar 2020, waar hier wordt berekend dat het gaat om bedragen van 8 tot 9 mld.

Voorzitter. Ik ga nu iets dieper in op de inhoud van het regeerakkoord om aan te geven aan welke elementen de fractie van de PvdA grote waarde hecht. Een daarvan is de onderkant van de arbeidsmarkt. Er komt een werkbonus, zodat werken loont. Er wordt veel geld vrijgemaakt voor banen, waarmee WAO'ers echt aan de slag kunnen. Ook komen er veel banen voor mensen die anders langdurig op een uitkering zijn aangewezen. Jongeren zitten op school of zij hebben een baan of zij lopen stage. De PvdA is ervan overtuigd dat werk dé manier is om deel te nemen aan de samenleving. Om dat te bereiken willen wij veel voor mensen doen, maar wij vragen er ook iets voor terug. Wij beschermen de lage en de middeninkomens, wij pakken fraudeurs en profiteurs hard aan. Wij staan klaar voor mensen die echt niet meer kunnen werken, maar vragen aan iedereen die het wel kan om mee te doen. Solidariteit moeten wij samen verdienen.

Een ander element waar wij zeer hechten, zijn investeringen in het onderwijs. Ik ben echt blij dat er geld vrijgemaakt wordt voor scholen en universiteiten. Goed onderwijs is essentieel voor de toekomst van Nederland. Het mbo speelt daarin een belangrijke rol. Ik sluit aan op de vragen van de heer Marijnissen. Een structurele bezuiniging op het mbo lijkt mij dan ook het verkeerde signaal. Daarom wil ik de minister-president graag om uitleg vragen over de 155 mln. taakstellende bezuinigingen op het mbo. Volgens mij sprak het regeerakkoord over een correctie van de financiering van het aantal deelnemers. Dat is geen taakstellende bezuiniging, dat heeft te maken met de vraag welke deelnemers je al dan niet bekostigt. Ik hoor graag van de minister-president of onze benadering correct is.

Wij willen samen met leraren en leerlingen werken aan een beter onderwijs. Dat betekent dat wij vertrouwen hebben in de mensen die voor de klas staan. Die verantwoordelijkheid van de professionals betekent echter niet dat wij de boel maar de boel laten. Er moeten duidelijke afspraken worden gemaakt en concrete resultaten worden behaald. Pabo-studenten moeten kunnen spellen en rekenen voordat zij voor de klas komen te staan en allochtone leerlingen hebben net zoveel kans op een eerlijk schooladvies als hun autochtone klasgenootjes.

De PvdA-fractie beseft donders goed dat het altijd de mensen met het laagste inkomen en de slechtste huizen in de onveiligste buurten zijn die als eersten met de komst van buitenlanders worden geconfronteerd. Bovenop hun eigen problemen worden zij opgezadeld met de problemen die nieuwkomers nu eenmaal meebrengen. Wij vragen veel van de bewoners van deze wijken. Wijken die zo snel mogelijk moeten worden veranderd in prachtwijken, maar daarvoor moet nog heel veel gebeuren. Wij hebben grote bewondering voor die buurtbewoners, hun acceptatievermogen, hun steun aan nieuwkomers en hun bijdrage aan een beter Nederland en wij hebben begrip, omdat het soms ook gewoon even genoeg is geweest. Ook hebben wij groot respect voor alle migranten die aanpassingsproblemen hebben overwonnen, die volhouden, hard werken en leren en die op hun beurt bijdragen aan een beter Nederland. De afgelopen jaren is hun ingewreven dat zij er niet helemaal bij horen omdat hun ouders elders geboren zijn en omdat zij moslim zijn. Het kabinet moet er alles aan doen om ervoor te zorgen dat zij zich wel thuis voelen. Nederland is hun vaderland.

Er zijn mensen die twijfelen aan de loyaliteit van landgenoten met twee paspoorten. Er zijn zelfs mensen die beweren dat zij niet in een kabinet zouden mogen zitten. Laat ik hier zeggen dat ik trots ben op Ahmed Aboutaleb en Nebahat Albayrak. Zij staan model voor al die nieuwe Nederlanders die ondanks veel obstakels de weg naar boven hebben gevonden. Wij deinzen niet terug voor een inhoudelijk debat over de dubbele nationaliteit, maar dan wel met open vizier. De vraag is niet of een dubbele nationaliteit een probleem vormt, maar wanneer je eigenlijk loyaal bent aan Nederland. Ons uitgangspunt is duidelijk. Wij twijfelen er niet aan dat Ahmed Aboutaleb en Nebahat Albayrak zich voor 100% inzetten voor Nederland en dus 100% loyaal zijn. Waarom zou je iemands inzet voor het land waarin hij woont alleen afmeten aan zijn nationaliteit? Daarmee zet je een miljoen mensen met een dubbele nationaliteit aan de kant. Moeten al die mensen elke dag opnieuw bewijzen dat zij goede Nederlanders zijn?

Volgens de PvdA-fractie is het hebben van twee paspoorten niet het criterium. Daarom is het hebben van een dubbele nationaliteit wat ons betreft geen probleem. Ik kan het ook anders zeggen, in de woorden van eurocommissaris Louis Michel, die zich in zijn tijd als Belgisch minister van Buitenlandse Zaken hard maakte voor het recht op een dubbele nationaliteit. "Het klinkt misschien filosofisch maar ik vind dat een mens het recht heeft om zichzelf verschillende wortels toe te eigenen. Het is menselijk dat een persoon de band met zijn geboorteland wil behouden. Ik zou zelfs durven zeggen dat het een bewijs van innerlijke rijkdom is. Maar diezelfde persoon moet ook nieuwe banden – praktische zowel als persoonlijke of affectieve – kunnen creëren en dito gevoelens beleven op de plaats waar hij zijn leven (tijdelijk) doorbrengt. Het aannemen van die nationaliteit geeft daar een extra dimensie aan. En waarom moet een persoon dan zijn eerste nationaliteit verliezen om de verwantschap met een ander land te bekrachtigen? Persoonlijk vind ik dat een beperking van de persoonlijke vrijheid." Waarom wordt er eigenlijk getwijfeld aan de loyaliteit van Nederlandse volksvertegenwoordigers die onze Grondwet onderschrijven en de eed hebben afgelegd? Iedereen met een Nederlandse nationaliteit moet aan de plichten voldoen die horen bij het Nederlandse staatsburgerschap en iedereen heeft daarmee ook de rechten verworven die daarbij horen, inclusief het recht op een vertegenwoordigende functie in de Nederlandse regering. Voor mijn fractie is er maar een soort Nederlander; allemaal dezelfde rechten en plichten. Al die Nederlanders hebben wij keihard nodig voor de toekomst van Nederland.

(geroffel op de bankjes ter linkerzijde)

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Gaat het deze dagen en in deze discussie wel om de dubbele nationaliteit of om de loyaliteit? Is het niet een manier voor sommigen om te zeggen dat er eigenlijk geen moslims welkom zijn in het kabinet? Als dat de werkelijke vraag is, dan is ons antwoord helder en duidelijk: geloof of afkomst zal voor de PvdA nooit een reden zijn om mensen te weren in welke functie dan ook.

(geroffel op de bankjes ter linkerzijde)

De heer Tichelaar (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Terug naar het regeerakkoord. Een van de belangrijkste pijlers uit dat akkoord is de groene pijler. De PvdA is bijzonder blij met de ambities die het kabinet uitstraalt op het gebied van milieu. Was het eerder "nu even niet", nu is het "er wordt serieus werk van gemaakt". Geen discussies maar daden! Het is geen ver-van-mijn-bedshow meer. Dit regeerakkoord straalt urgentie uit, het is het groenste ooit met ongekende ambities op het gebied van energie en klimaat, ambities die ronduit nodig zijn om onze bijdrage te leveren aan de strijd tegen klimaatverandering, om onze energievoorziening minder afhankelijk te maken van instabiele regio's, maar ook ambities die onvoorstelbare mogelijkheden bieden op het gebied van innovatie, onderzoek en banen op het gebied van duurzame energie. De energieparagraaf is geen tobberig, eenzijdig milieuverhaal, maar een verhaal dat barst van optimisme. Wij gaan het milieuprobleem te lijf, scheppen werkgelegenheid en economische kansen door door te gaan met excelleren op het gebied van nieuwe duurzame technieken en efficiency. De ambities liggen er, nu gaan wij er scherp op toezien dat de benodigde maatregelen die daarbij horen ook echt worden genomen! De daarvoor benodigde middelen zijn voor deze periode al in ieder geval gereserveerd en dat is een heel, heel, heel grote stap voorwaarts.

Dit kabinet en de PvdA-fractie willen geen angst voor het buitenland. Wij willen openstaan voor Europa, met onze blik gericht op de wereld. Het regeerakkoord legt onze inzet voor betere Europese samenwerking op heel heldere manier vast. Een nieuw verdrag zou gericht moeten zijn op de belangrijkste zaken die Europa moet aanpakken; gezamenlijk buitenlands beleid, energie, milieu, migratie, asiel en terrorisme. Maar tegelijkertijd zal een nieuw verdrag scherper moeten garanderen dat Nederland zelf zeggenschap houdt over zorg, onze pensioenen, ons onderwijs en onze sociale zekerheid. Laten wij alsjeblieft niet de discussie fixeren op de vraag of zo'n verdrag wel of geen grondwet heeft. Wat ons betreft niet, maar als het onverhoopt wel zo'n grondwettelijk karakter krijgt, ligt het voor de hand weer een referendum te houden. Zo staat het ook in het regeerakkoord. Zo'n afspraak lijkt mij vele malen zinvoller dan categorisch nee zeggen tegen Europa.

Wat betreft het overige buitenlands beleid is de PvdA-fractie zeer verheugd dat nu expliciet is afgesproken dat Nederland een missie waar Nederlandse militairen aan meedoen pas steunt wanneer er sprake is van een adequaat volkenrechtelijk mandaat. Nooit meer Irak! Laat dat volstrekt helder zijn. Dat is geen anti-Amerikanisme, dat is pro internationale rechtsorde!

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Nooit meer Irak zegt de heer Tichelaar. In het geval van Irak was geen sprake van de uitzending van Nederlandse militairen, maar van het verlenen van politieke steun. Dat staat niet in het regeerakkoord. In het regeerakkoord staat dat er een internationaal mandaat moet zijn voordat wordt overwogen om Nederlandse militairen uit te zenden. Het heeft dus geen betrekking op het Irakscenario. Ik laat dit punt verder maar voor wat het is, want mij gaat het natuurlijk om dat parlementaire onderzoek waarvan u zo'n groot voorstander bent. Waarom bent u daar niet meer voor?

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik kan nu een betoog van een uur gaan houden. Ik doe dat niet, want het is volstrekt helder dat wij op geen enkele manier afstand doen van ons standpunt over Irak, maar dat wij aan de onderhandelingstafel geen steun konden vinden voor onze wens om een parlementair onderzoek naar Irak te houden. Voor een dergelijk onderzoek was geen draagvlak te vinden bij de andere partijen. Nadat wij dat geconstateerd hadden, hebben wij ons verlies genomen. Het is een zwaar verlies, maar wij hebben het afgewogen tegen onze punten die wel in het regeerakkoord zijn opgenomen. Ons belangrijkste argument om dit verlies maar te nemen is dat wij hebben geregeld dat er altijd moet worden voldaan aan het vereiste van een volkenrechtelijk mandaat voordat Nederland aan een militaire operatie deelneemt. Dat punt heeft betrekking op de toekomst. Ik wil hierover echter niet liegen: het is een heel moeilijke afweging geweest, niet alleen voor mijn fractie, maar ook voor mij persoonlijk. Op een gegeven moment moet je echter je knopen tellen.

De heer Marijnissen (SP):

In coalitieonderhandelingen moet natuurlijk alles bespreekbaar zijn. Ik denk echter dat dit punt van een andere orde is. De oorlog in Irak is immers op een drama uitgelopen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Dat klopt.

De heer Marijnissen (SP):

Verder is hiernaar in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wel onderzoek uitgevoerd en hebt u samen met mijn fractie keer op keer gehamerd op de noodzaak van dit onderzoek. Wij moeten ons verder ook terdege beseffen dat het hier gaat om waarheidsvinding en niet om het uitruilen van de hypotheekrenteaftrek tegen de huurliberalisatie. Het gaat hier om de belangrijkste taak van het parlement: waarheidsvinding en controle op de regering. In het licht hiervan is het toch zeker ongeloofwaardig om in de verkiezingscampagne en de jaren daaraan voorafgaand hiervan een vreselijk nummer te maken en na de verkiezingen te zeggen: wij hebben onze knopen geteld en jammer, maar helaas? Als dit voor u geen breekpunt is, wat dan wel? Dit punt raakt immers aan de essentie van de parlementaire democratie.

De heer Tichelaar (PvdA):

U hoeft mij niet te overtuigen. U zegt parlementaire democratie, maar ik wijs u er dan wel op dat de Kamer bepaalt of er wel of niet een onderzoek komt. Als u met een motie komt, moeten wij afwachten of daarvoor een meerderheid in de Kamer kan worden gevonden. U zei op Valentijnsdag over de heer Rutte dat hij u wel aansprak, want voor hem geldt: een man, een man, een woord, een woord. Ik ben niet anders, want als ik aan de onderhandelingstafel mijn verlies heb moeten slikken, ga ik hier niet staan draaien om u gelijk te kunnen geven. Ik geef u inhoudelijk gelijk, maar aan de onderhandelingstafel hebben wij op dit punt een nederlaag geleden. Ik doe geen meter afstand van hetgeen daar is afgesproken.

De heer Marijnissen (SP):

Natuurlijk doet u daar geen afstand van, want u hebt het daar weggegeven. Voor de geschiedschrijving is het echter wel van belang om te weten wat u hebt gedaan. De vier punten die ik noemde, hebben toch zeker ook in uw overwegingen een rol gespeeld? Ik citeerde zojuist de grote woorden van de heer Koenders in Intermediair. Zelfs als Wim Kok nog premier was, zou volgens hem de waarheidsvinding moeten prevaleren. Grote woorden, maar een zuchtje wind en er is niets meer van over! Ik kan mij heel goed voorstellen dat u nu zegt dat u dit punt hebt weggegeven. Misschien moeten wij straks maar hoofdelijk stemmen over een motie hierover, want dan kunnen wij zien of uw fractiegenoten het ook met hun geweten in overeenstemming kunnen brengen dat dit onderzoek er niet komt.

De heer Tichelaar (PvdA):

Natuurlijk kunt u hierover een motie indienen en daarover hoofdelijk laten stemmen. Wij kunnen dan zien hoe de PvdA-fractie hiermee omgaat. Ik houd overigens niet van de term "weggeven". Hierover is namelijk een serieus inhoudelijk debat gevoerd, waarin mijn argumenten, die dus ook de uwe zijn, wel degelijk zijn besproken. Bij onderhandelingen heb je echter ook rekening te houden met de gespreksgenoten met wie je aan tafel zit. Was het maar zo dat je bij coalitieonderhandelingen alles zo kunt regelen als je wilt! Op enig moment bleek dat er voor een onderzoek geen draagvlak was. En op dat moment moet je afwegen of je je punten die wel in het regeerakkoord zijn terechtgekomen, zwaarder vindt wegen. Wij vinden van wel en daarbij komt dat wij voor de toekomst hebben kunnen regelen dat er voor vredesmissies en oorlogsoperaties altijd een adequaat volkenrechtelijk mandaat nodig is.

De heer Marijnissen (SP):

U zegt dat u rekening moet houden met de anderen aan tafel. Ja, vanzelfsprekend. Maar zij ook met u. Op het moment dat zij een waardeloos verhaal houden met de strekking kop in het zand en onder het vloerkleed, dan moet u zeggen "dat gaan wij dus niet doen". Dat zou in lijn zijn met wat de PvdA steeds in de Kamer en de campagne heeft gezegd. Het gaat hier niet om zomaar iets wat je inruilt tegen iets anders.

De heer Tichelaar (PvdA):

Wij zijn dit interruptiedebat begonnen over deelname aan onderhandelingen. Ik snap u goed, want ik zou hetzelfde zeggen als ik in de oppositie zat. Wij hebben echter gepoogd om overeenstemming te bereiken over een regeerakkoord. In dat besef is het geven en nemen. Wij hebben dit niet gemakkelijk laten vallen. Dit stond tot het eind op de lat. U kunt vanuit uw positie zeggen: moet u goed luisteren, u riep voor de verkiezingen dit en dat. U wijst bovendien naar de heer Koenders. Wij nemen daar inhoudelijk geen afstand van, maar ik heb hier wel te maken met een proces van onderhandeling. Het heeft heel zwaar gewogen. Uiteindelijk moet ik hier bekennen dat wij het niet hebben gered.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Maar de heer Tichelaar spreekt mij persoonlijk aan.

De voorzitter:

Hij verwijst terug naar een eerder debat. Dat moet u kunnen accepteren.

De heer Pechtold (D66):

Moeilijk hè, mijnheer Tichelaar, internationale politiek en regeren?

De heer Tichelaar (PvdA):

Spreekt u nu uit ervaring?

De heer Pechtold (D66):

Ja, daarom vind ik het prettig om eens hier te staan. De heer Tichelaar zegt: wij hebben het niet binnen gehaald. Kan hij vertellen welke argumenten met de andere partijen zijn gewisseld waarom dat niet zou kunnen? Dat vind ik een van de belangrijkste vragen. Hij doet nu een boekje open over wat er is gebeurd. Ik heb informateur Wijffels gevraagd of hierover iets is afgesproken. Daarbij had ik aan een minuut voldoende. Hij zei toen "nee". In een bijzinnetje zei hij vervolgens "niet in mijn bijzijn". Ik zou graag willen weten wat er heeft plaatsgevonden en wat de argumenten waren.

Kennelijk hebben zes heren ergens in een kuuroord zonder informateur afgesproken dat vandaag al duidelijk moet zijn wat de uitkomst is van een recht van een parlement, omdat het is weggegeven. Is de heer Tichelaar het met mij eens dat dit niet echt de plek is waar dit soort dingen horen plaats te vinden? Is de heer Tichelaar het met mij eens dat dit niet door zes parlementariërs moet worden besloten, maar dat dit hier in een open debat zou moeten gebeuren?

Mijn derde vraag heeft betrekking op de toekomst, wanneer wij uitzendingen hebben van welke aard dan ook, bijvoorbeeld in het kader van artikel 100 of artikel 5 van het NAVO-verdrag waarbij een land vraagt om steun indien het wordt aangevallen. Vindt de heer Tichelaar dat er elke keer moet worden geëvalueerd waarom wij dat deden en waarom wij steun gaven, om te voorkomen dat wij dit soort politieke dingen doen?

Is de heer Tichelaar bereid om de PvdA-site te schonen, waar tot op de dag van vandaag nog steeds uitlatingen staan van personen die nu minister zijn, die zeggen dat hier een onderzoek naar moet worden ingesteld?

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik las het ook in een interview met u in de Volkskrant. U moet twee dingen niet door elkaar halen, mijnheer Pechtold. Als het gaat om wat wij hier in dit huis bepalen, dan gaat dat langs democratische lijnen. Als u een voorstel doet of als de heer Marijnissen een voorstel doet met betrekking tot een parlementair onderzoek, dan zal blijken of daar een parlementaire meerderheid voor is. U moet mij in deze positie niet verwijten dat wij de democratie geweld hebben aangedaan door het overleg aan de formatietafel en de invulling van het regeerakkoord. Zo werkt het namelijk niet. Het parlement beslist zelve of er een onderzoek wordt ingesteld, ongeacht wat er in een regeerakkoord staat. Ik maak hier wel expliciet wat de positie van mijn fractie is in dit verhaal. Daar doe ik niets aan af. Ik wens er niet door u op aangesproken te worden dat mijn fractie hiermee het democratische gehalte van deze Kamer uitholt. Dat wilde ik even gezegd hebben.

De heer Pechtold (D66):

U zegt dat u dat hebt vrijgelaten. Betekent dat ook dat leden van uw fractie vrij mogen stemmen als dadelijk een hoofdelijke stemming wordt aangevraagd? Wij weten immers dat leden van uw fractie hierover niet alleen anders hebben gestemd, maar hier ook nog steeds anders over denken. U hebt tenslotte aangekondigd dat u de grenzen gaat verkennen.

De heer Tichelaar (PvdA):

U moet mijn woorden niet verdraaien, want ik heb niet gezegd dat dit een vrije kwestie is. Wat u benoemde als het blokkeren van de democratie in dit huis, is absoluut niet aan de orde. Het zou u sieren om dat terug te nemen. Het gaat hier niet om een vrije kwestie. Wij hebben gezegd dat wij graag een parlementair onderzoek over Irak willen. Ik heb u verteld, ik heb de heer Marijnissen verteld en ik wil nog wel een keer vertellen dat wij met pijn in het hart hebben moeten concluderen dat wij daarover niet tot overeenstemming kwamen. Toen hebben wij ons verlies genomen. Als er moties worden ingediend, dan zijn mijn professionals in staat om die afweging te maken. Wij hebben niet voor niets als fractie "ja" gezegd tegen dit regeerakkoord. De onderhandelaars hebben gemeld wat dat betekent voor onze bijdrage in een eventueel verzoek om een parlementair onderzoek. Op het partijcongres is hierover uitvoerig gediscussieerd. De partij steunde ons in de opvatting dat er helaas geen parlementair onderzoek komt in Irak en dat dat niet betekent dat wij niet verder konden met het regeerakkoord. Zo hangt de vlag erbij.

De heer Pechtold (D66):

Waarom is dat dan niet opgeschreven? Als het akkoord ook voor de fractie gold, had dan, net als bij dat referendum, opgeschreven: er komt geen onderzoek. Dan is het een man een man, een woord een woord, en dan staat het er ook. Iedereen kan dan zeggen: daar hebben wij ons aan te houden. Het is echter niet opgeschreven. Op mijn vraag of het besproken is met de informateur, heeft hij mij geantwoord dat dat niet in zijn bijzijn is gebeurd. Ik heb de heer Wijffels gevraagd, toen de oppositiepartijen allemaal één vraag in één minuut stelden, of er gesproken is over Irak en of daar afspraken over zijn gemaakt. Hij antwoordde daarop met nee. Hij twijfelde vervolgens en zei toen: niet in mijn bijzijn. Ik vraag daarom waarom dit niet is opgeschreven. Waarom is niet opgeschreven dat het onderzoek niet is binnengehaald, inclusief argumentatie? Waarom wilden het CDA en de ChristenUnie die wens van de Partij van de Arbeid niet inwilligen?

De heer Tichelaar (PvdA):

U moet de heer Wijffels wel correct citeren. U hebt gesteld dat het helder was dat er geen onderzoek komt naar Irak. U vroeg vervolgens of er nog andere afspraken zijn en of die op papier staan. De heer Wijffels heeft daarop geantwoord dat daarvan geen sprake is. Dat is dus helder. U vraagt naar de argumentatie en daar zult u ongetwijfeld morgen de minister-president ook over bevragen. De minister-president heeft aangegeven waarom hij geen behoefte had aan een onderzoek. Morgen moet u daarover met hem praten. Ik ga niet uit de school klappen over wat er allemaal gewisseld is.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb inderdaad gevraagd wat er nog meer is afgesproken. Ik heb letterlijk gevraagd aan Wijffels: is er wat over Irak afgesproken? Hij antwoordde daarop "nee" en "niet in mijn bijzijn". Natuurlijk staat het u vrij om met zijn zessen wat af te spreken, maar schrijf dat dan op, net zoals andere nederlagen misschien ook worden opgeschreven. Als u hier dan zo over open bent – en u hebt het er al over dat wij morgen doorgaan dus u bent voorbereid op een stevig debat – dan hoor ik graag nu de argumentatie waardoor u bent overtuigd om zoiets zwaarwegends te slikken.

De heer Tichelaar (PvdA):

Het gaat niet om de overtuiging van de argumentatie. Ik had anders niet in antwoord op de heer Marijnissen gezegd dat onze inhoudelijke visie op de oorlog niet verschilt met die van voor de verkiezingen. Ik heb wel gezegd dat op enig moment in het onderhandelingsproces er geen overeenstemming is bereikt over een parlementair onderzoek.

De heer Pechtold (D66):

Geef mij één argument waarom niet? Ik zal niet dat flauwe grapje maken van "drie, twee, één". Geef mij echter één argument waarom er geen parlementaire waarheidsvinding kan plaatsvinden. Het gebeurt in Amerika, in Engeland...

De voorzitter:

U gaat nu echt veel verder dan een interruptie.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik noem een argument, voor wat het waard is, want u vindt het niets waard. Wij hebben geen behoefte aan achteruitkijken. Wij willen vooruitkijken. Dat is één van de argumenten. U kunt zeggen dat dat geen argument is, maar u vraagt mij erom. Dan kunt u het krijgen ook.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zal op het punt van het Irak-onderzoek het lijden van de heer Tichelaar nu niet verlengen. Ik sluit mij gemakshalve aan bij de heren Pechtold en Marijnissen. Ik stel graag nog een vraag over Irak. Het vorige kabinet heeft gedurende de gehele kabinetsperiode politieke steun verleend aan de Amerikaanse missie in Irak. De aanwezigheid van Nederlandse marechaussees in Irak op dit moment is een uitdrukking van die politieke steun aan de Amerikaanse missie in Irak. De heer Tichelaar zegt: nooit meer Irak. Betekent dat dat deze regering de politieke steun aan de Amerikaanse missie in Irak heeft ingetrokken?

De heer Tichelaar (PvdA):

Nee, dat betekent het niet. Ik heb ook gezegd dat de afspraken die wij gemaakt hebben, gericht zijn op de toekomst. Wat ik met "nooit meer Irak" bedoel, is dat mijn fractie op het punt van het uitzenden van militairen nooit meer akkoord zal gaan zonder volkenrechtelijk mandaat. Dat is de toekomst waar ik op geduid heb. Het betekent niet dat ik terugkom op de inzet van de Nederlandse mariniers die nu in Irak zijn. Het antwoord op de vraag is helder: nee, dat betekent niet dat de steun wordt ingetrokken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit gaat over de toekomst. De oorlog in Irak gaat door en neemt steeds gruwelijkere vormen aan. De Amerikanen hebben daar op zijn zachtst gezegd een nogal discutabele rol in. U zegt mij dus nu dat de Nederlandse regering, waar de PvdA in zit, steun blijft verlenen aan het Amerikaanse optreden in Irak?

De heer Tichelaar (PvdA):

U verbindt er heel iets anders aan. U begon met uw opvatting over het feit dat er volgens ons geen parlementair onderzoek moet komen. Op basis van mijn woordkeuze, namelijk "nooit meer Irak", concludeerde u dat wij de steun voor de inzet van Nederlandse mariniers intrekken. Daarna vroeg u of de Nederlandse steun voor de Amerikaanse inzet in Irak een vervolg zou krijgen. Het antwoord daarop is nee.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Volgens mij is mijn vraag heel duidelijk. Ik kan mij echter voorstellen dat u nog bezig bent met het akkefietje van het parlementaire onderzoek, waarbij "akkefietje" het understatement van de dag is. Ik vroeg wat anders. Is met het aantreden van de nieuwe regering de politieke steun aan de Amerikaanse missie in Irak voor de komende tijd ingetrokken of bestaat die nog, wordt die gewoon gecontinueerd?

De heer Tichelaar (PvdA):

Die steun heeft te maken met eerder gemaakte afspraken. Ik ga ervan uit, totdat het kabinet een andere opvatting uitdraagt, dat dit zo blijft, in welke vorm dan ook. Ik kan het wel controleren, maar ik kan niet bepalen op welke wijze dat invulling zal krijgen. U kijkt gewoon terug. U kunt wel zeggen dat de Amerikanen er nu een zootje van maken en vragen wat dit betekent voor de Nederlandse steun. Met Nederlandse steun bedoel ik de inzet van Nederlandse militairen of mariniers.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De PvdA heeft dus niet alleen een verschrikkelijke nederlaag geleden met betrekking tot het onderzoek naar de oorlog in Irak, maar zij gaat bovendien akkoord met het blijven steunen van de Amerikaanse missie in Irak. Premier Balkenende zal immers niet morgen of overmorgen naar president Bush gaan om te zeggen dat Nederland de Amerikaanse missie niet meer steunt. Dat gebeurt niet, het gaat gewoon door. De PvdA-fractie steunt dus nu ook het Amerikaanse optreden in Irak.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik heb daar een helder antwoord op gegeven.

De voorzitter:

Enkele leden hebben gerefereerd aan een voortzetting van het debat morgen. Dat is nog niet besloten. Ik wijs u er wel op dat de tijd doortikt en dat u allemaal een verantwoordelijkheid hebt op dat vlak.

De heer Tichelaar (PvdA):

Wat de PvdA-fractie betreft moet het gaan om het creëren van een open en dynamische samenleving die zekerheid biedt en waar wij samen vorm aan geven. Het moet een samenleving zijn waarin mensen niet bang zijn om kansen te creëren en te grijpen doordat zij weten dat zij als het even tegen zit, kunnen rekenen op het behoud van een fatsoenlijk bestaan. De PvdA-fractie denkt dat het realiseren van het ideaal met dit regeerakkoord dichterbij komt. Er is een mooie basis gelegd. Er moet echter geen misverstand over bestaan dat het echte werk nog moet beginnen. Wat dat betreft blijft de PvdA-fractie de lat hoog leggen voor dit kabinet. Er moeten geen grote Haagse stelselwijzigingen worden doorgevoerd waarmee tienduizenden ambtenaren op alle niveaus weer jaren bezig zijn. Er moeten concrete verbeteringen voor mensen worden gerealiseerd.

Bij mijn fractie houdt het denken niet op bij de tekst van het regeerakkoord. Dat zou geen recht doen aan de ruim twee miljoen kiezers die hun vertrouwen aan ons hebben geschonken en ook niet aan alle andere Nederlanders die geloven in een socialer Nederland. Die mensen verwachten, terecht, van hun vertegenwoordigers dat zij kritisch toezien op de uitvoering van het akkoord en dat zij zich waar mogelijk voor hun belangen inzetten. Wij blijven als fractie voortdurend op zoek naar manieren om Nederland sterker, groener en socialer te maken. En dat betekent volgens ons ook dat het kabinet op korte termijn concrete doelen moet stellen waarop het kan worden afgerekend. Wat ons betreft gebeurt dat binnen 100 dagen. Daar houdt het echter niet bij op. In het regeerakkoord worden tien grote projecten aangekondigd. Deze projecten zijn essentieel voor het slagen van de ambities van dit kabinet. De fractie van de PvdA vindt het daarom van belang om halverwege de rit, dus over twee jaar, de voortgang van deze tien projecten te evalueren.

De heer Marijnissen (SP):

De volgende opmerking plaats ik misschien op een wat ongelukkig moment. Het lijkt wel of wij vandaag de algemene beschouwingen houden; dat is volgens mij niet de bedoeling van dit debat. Ik wil toch nog één punt aanhalen, ook in het licht van het "tien keer sociaal" van de heer Tichelaar. Het gaat mij om het punt van de herkeuringen. Er valt nog veel meer te bespreken, maar dat is op dit moment niet mogelijk. Het punt van de herkeuringen is echter een erg serieus punt.

De leeftijd is verlaagd van 52 jaar nu naar 47 jaar straks. Daarvoor heeft de fractie van de PvdA een reden, en ook onze fractie heeft zo'n verlaging altijd bepleit. De kritiek op de herkeuringen is door Wouter Bos, maar ook door mij in de Kamer steeds verwoord, is ook door veel mensen in de vakbeweging verwoord en was tijdens de verkiezingscampagne een belangrijk thema. Ik krijg brieven van mensen die nu nog steeds slapeloze nachten hebben, omdat zij waarschijnlijk worden opgeroepen voor zo'n herkeuring. De heer Tichelaar kent deze zaken. Heeft hij deze zaken ook gewogen?

De heer Tichelaar (PvdA):

Mijnheer Marijnissen, die zaken hebben wij welzeker ook betrokken bij de beraadslagingen. Ten eerste hebben wij afspraken gemaakt over de 35-min-categorie. Onze fractie vindt het schandalig dat werkgevers zeggen dat zij geen behoefte hebben aan deze mensen, omdat zij organisatorisch moeilijk zouden zijn in te passen. Ik ga ervan uit dat het kabinet de werkgevers er straks tijdens de top op aanspreekt, dat deze groep mensen aan werk geholpen moet worden.

Verder is er de categorie mensen tussen de 35 en de 45 jaar. Over de herkeuringen van deze categorie hebt u terecht gezegd dat die eigenlijk opnieuw, en dan beter en onder andere omstandigheden, zouden moeten worden gedaan. Wij hebben ervoor gekozen om een aantal dingen voor deze mensen te doen. In de eerste plaats willen wij ervoor zorgen dat zij een inkomensbescherming krijgen die van zes maanden naar twaalf maanden oploopt. In de tweede plaats komen deze mensen in een re-integratietraject. Als zij na dat traject geen baan hebben gevonden, komen zij in de brugbanen. Daarvoor is een aantal genoemd van 10.000. Wij hebben afgesproken dat mijn fractie voorstellen zal steunen om dit aantal naar 30.000 te brengen als daarvoor financiële ruimte is. Ik weet zeker dat uw fractie hetzelfde zal doen. Bij deze leeftijdscategorie is er dus door ons gekozen voor een maximale inzet om mensen weer aan het werk te krijgen. Voor de 500.000 tot 600.000 mensen die vallen in de leeftijdscategorie tussen 45 en 50 jaar hebben wij inderdaad gekozen voor geen nieuwe herkeuringen, maar de bestaande. Verder hebben wij de uitkeringen van 70% naar 75% gebracht.

De heer Marijnissen (SP):

U haalt er nu van alles bij...

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik haal er helemaal niet van alles bij. Ik vind namelijk dat als het om een serieus onderwerp gaat, ik ook een serieus antwoord hoor te geven. De WAO is een serieuze aangelegenheid.

De heer Marijnissen (SP):

Ik had het echter over de herkeuringen. Ik begrijp dat de heer Tichelaar alles wil vertellen wat hierover in het regeerakkoord staat; dat mag hij best. Toch gaat het mij met name om de herkeuringen en om de ellende die zij veroorzaken. Daarover is bij hem alles bekend. Er is inderdaad besloten om de leeftijd te verlagen, maar er zijn nog steeds honderdduizenden mensen die tegen het schandalige, asociale schattingsbesluit worden gekeurd. Vergeet ook alle nieuwe arbeidsongeschikten daarbij niet. Bijna niemand komt op dit moment nog in de WAO. Je moet daarvoor wel zo'n beetje al je ledematen missen, en dan nog zeggen ze dat je met je neus misschien nog wel kunt werken. Het schattingsbesluit en de herkeuringen leveren op dit moment een schandalige toestand op, en de heer Tichelaar weet dit. Ik vraag hem, of er een mogelijkheid te vinden is om daar gezamenlijk iets aan te doen. Dat hoeft niet vandaag; als hij mij toezegt dat wij dit in de komende weken kunnen doen, vind ik dat prima. Of is dit punt in het regeerakkoord zo dichtgeregeld, dat hiervoor geen ruimte is, en moeten wij daardoor deze onrechtvaardigheid laten bestaan terwijl de heer Tichelaar zei dat het al met al tien keer zo sociaal was geworden?

De heer Tichelaar (PvdA):

U vergeet te noemen dat het "tien keer zo sociaal" ook geldt voor de 500.000 tot 600.000 mensen die er financieel met hun uitkeringen op vooruitgaan. Dat is niet niks. Ook wat wij hebben afgesproken voor de leeftijdscategorie 35 min is niet niks, mijnheer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Voor die categorie hebt u helemaal niets gedaan.

De heer Tichelaar (PvdA):

Deze mensen kunnen volgens ons, met alle instrumenten die er zijn en komen, écht aan het werk. Daarop hebben wij echt hoop en daarin verschillen wij van mening. U zegt dat met de nieuwe keuringseisen deze mensen in het kader van de WIA niet meer in de WAO komen. Dat is geen doel op zichzelf, want als zij daar niet in komen, vallen zij in de nieuwe wetgeving nog steeds onder de verantwoordelijkheid van de werkgever. Dat is de afspraak die wij in het kader van de WIA hebben gemaakt.

De heer Marijnissen (SP):

Dit moment doet mij denken aan het debat met mevrouw Adelmund. Zij is ons helaas ontvallen. Mevrouw Adelmund barstte in tranen uit op het moment waarop in het debat werd gezegd dat die mensen zeker aan het werk zouden komen. Mijnheer Tichelaar, die mensen zijn nooit aan het werk gekomen. Dat is de werkelijkheid van vandaag. U hebt de reportages van Nova en Zembla ongetwijfeld gezien; daaruit blijkt dat die personen wel worden goedgekeurd, maar dat zij niet worden aangenomen. Zij zouden immers niet kunnen werken. Dat is de praktijk.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik spreek de heer Marijnissen aan om samen met mij na te gaan of de slag wordt gemaakt die nodig is om betrokkenen aan het werk te helpen. Dan vindt hij mij aan zijn zijde.

De heer Marijnissen (SP):

Diezelfde woorden heeft oud-Kamerlid Adelmund gesproken toen het Paarse kabinet aan het bewind was. Hoe lang is dat geleden? Wij moeten nu vaststellen dat de herkeuringen tot gevolg hebben dat betrokkenen uit de uitkering worden gehaald. Zij komen in de WW en in de bijstand terecht en vinden dus geen werkgever. Graag ga ik in op de uitnodiging van de heer Tichelaar om samen met mij na te gaan hoe die personen wél aan het werk kunnen komen. De heer Tichelaar weet echter dat dit niet lukt met de participatietop. Daar worden slechts mooie woorden gesproken. Er zal op de een of andere manier regelgeving moeten komen die bedrijven verplicht om verantwoordelijkheid te nemen voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten.

De heer Tichelaar (PvdA):

Zojuist werd gevraagd wat de rol van het parlement is op het moment dat de sociale top de uitvoering neerlegt. Daar zijn wij zelf bij. Als werkgevers niet bereid zijn om zich aan de regels te conformeren, moeten wij ervoor zorgen dat die mensen aan het werk komen. Mocht dat niet lukken, dan dienen andere instrumenten te worden ingezet. Ik doel daarbij onder andere op scholing of inkomensondersteuning. De heer Marijnissen kan mij daaraan houden.

De heer Pechtold (D66):

Ik noem een concreet getal en een concrete afspraak: 26.000 asielzoekers en het generaal pardon. Op de avond waarop het kabinet werd gepresenteerd, heeft de nieuwe staatssecretaris Albayrak gezegd dat zij ertegen opziet om een en ander helemaal uit te werken. Zij vermoedt dat zij zich in elk dossier moet verdiepen. De afgelopen jaren hebben wij ondervonden dat dit 100 dagen kan duren. Heb ik de heer Tichelaar aan mijn zijde als ik zeg dat de afspraak die wij op de eerste dag van de nieuwe Kamer hebben gemaakt, binnen 100 dagen rond moet zijn? Ik doel dan op het generaal pardon voor die bewuste groep. Wij weten waarover wij spreken.

In 2001 is er een nieuwe wet van kracht geworden. Er zijn nieuwe schrijnende gevallen. Heb ik de PvdA-fractie aan mijn zijde als wij ook een pardonregeling willen opstellen om te voorkomen dat betrokkenen in de bureaucratie vast komen te zitten?

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik vind ook dat dit kabinet zich moet houden aan de overeenkomst over het generaal pardon, hoe moeilijk dat ook zal zijn. Ook ik ga ervan uit dat er in de eerste 100 dagen een volstrekt heldere regeling komt, zodat betrokkenen zich niet meer hoeven af te vragen of zij daaronder vallen. Ik spreek het kabinet er nu dus op aan dat de contouren van die regeling er binnen 100 dagen moeten zijn.

De heer Pechtold (D66):

Zojuist sprak de heer Tichelaar over het gereed hebben van een duidelijke regeling en nu zegt hij dat de contouren van die regeling binnen 100 dagen duidelijk moeten zijn. Uiteindelijk willen die mensen weten wanneer zij duidelijkheid hebben. Welke datum spreken wij daarvoor af?

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik kan geen antwoord geven op de laatste vraag van de heer Pechtold en ik kijk dan ook naar het kabinet. De nieuwe staatssecretaris heeft gezegd dat zij die nieuwe regeling zal uitvoeren. Ik ga ervan uit dat dit in de eerste 100 dagen gebeurt. Als dat anders is, hoor ik dat graag morgen van de minister-president.

Met dit regeerakkoord begint een nieuw tijdperk, een tijdperk waarin het niet meer "ikke, ikke, ikke" is, maar een tijdperk waarin wij samen optrekken. De overheid zal niet zomaar van alles opleggen, zij wil naast de mensen staan. In het komende tijdperk zullen wij de mensen niet buitensluiten, wij zullen iedereen immers heel hard nodig hebben. En dit tijdperk begint nu.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Zeer veel dank voor het verlenen van het woord; ik hoop dat dit zo zal blijven...

Dit kabinet is een ramp voor Nederland, ik heb zelden zoveel slechte voornemens op papier gezien. Om te beginnen kan de hardwerkende burger fluiten naar een belastingverlaging; volgens het Centraal Planbureau worden de lasten zelfs met maar liefst 1,5 mld. verzwaard. De burger mag wel meer gaan betalen, bijvoorbeeld een kilometerheffing, om vervolgens nog langer in de file te staan, want extra geld voor extra wegen heeft het kabinet niet. En als de hardwerkende burger na tientallen jaren wil stoppen met werken, krijgt hij een boete in de vorm van de Bosbelasting. Tegelijkertijd komt er een generaal pardon voor afgewezen asielzoekers, de grenzen voor Oost-Europese werknemers gaan gewoon open en het enorme integratieprobleem wordt weggedefinieerd als een soort volkshuisvestingsprobleem. Voor criminelen is er wél goed nieuws: geen hogere straffen en ook geen minimumstraffen. En alsof dit alles nog niet genoeg is, komt er onder een nieuwe naam hoogstwaarschijnlijk ook een nieuw soort Europese grondwet, worden de uitgaven door dit kabinet op de pof gefinancierd doordat het behoedzamegroeiscenario wordt losgelaten en worden honderden miljoenen extra in de bodemloze put van de ontwikkelingshulp gestort. Het woord islam komt niet één keer in het coalitieakkoord voor. Islamisering bestaat voor dit kabinet niet eens! Helaas, de culturele identiteit van Nederland en de noodzaak van het benoemen van een dominante Nederlandse cultuur worden door dit kabinet niet aangegeven.

Het is helder dat dit kabinet een links kabinet is, het meest linkse kabinet sinds Den Uyl, en dat is erg. De Partij van de Arbeid verloor de verkiezingen, maar won de formatie. Het CDA is flink door de pomp gegaan. De PvdA heeft gewonnen met haar Bosbelasting, met haar lastenverzwaring, met haar nieuwe, melkertachtige banen, met een generaal pardon, met een onverantwoord economisch mooiweerscenario, en ga zo maar door. Balkenende IV is eigenlijk Bos I.

Voordat ik wat uitgebreider inga op een aantal concrete thema's uit het coalitieakkoord, wil ik aandacht besteden aan de personele samenstelling van dit kabinet. Helaas zijn alle kabinetsleden al benoemd en beëdigd. De Partij voor de Vrijheid zou graag gezien hebben dat dit bij twee leden van het kabinet niet zou zijn gebeurd. Twee weken geleden heeft mijn fractiegenoot Fritsma bij een debat over de dubbele nationaliteit een motie ingediend om de regering te verzoeken, de wet zodanig te wijzigen dat leden van het kabinet en leden van de Tweede en de Eerste Kamer geen andere dan de Nederlandse nationaliteit mogen bezitten. Het kabinet-Balkenende IV – ik zeg dit voor alle duidelijkheid – was toen nog niet beëdigd. In eerste instantie stond in deze motie ook dat vooruitlopend op deze wetswijziging geen personen in het kabinet zouden mogen worden benoemd die naast de Nederlandse nog een andere nationaliteit bezitten. Deze passage is helaas uit de motie geschrapt. Dit vinden wij jammer, want in het parlement moet eenieder vrijuit kunnen spreken, in het parlement moet iedereen ongecensureerd moties kunnen indienen. Dit is de kern van de parlementaire democratie en geen Kamervoorzitter mag hieraan tornen. Vandaar dat wij hier nu op terugkomen.

Ik hecht eraan, te benadrukken dat het ons er niet om gaat, bepaalde personen te "pakken". Ik heb helemaal niets tegen mevrouw Albayrak en ook helemaal niets tegen de heer Aboutaleb persoonlijk. Maar wij vinden het een principieel punt dat leden van een Nederlands kabinet geen andere nationaliteit dan de Nederlandse mogen hebben. Dit geldt voor beide bewindslieden wél, wij weten het allemaal. Staatssecretaris Aboutaleb is behalve Nederlander Marokkaan en mevrouw Albayrak is ook Turks. En ondanks dat een meerderheid van het Nederlandse volk vindt dat dit niet kan, hebben alle politieke partijen in de afgelopen dagen schande gesproken van mijn voornemen om een motie van wantrouwen tegen deze twee bewindslieden in te dienen. Vicepremier Rouvoet maakte het nog het bontst, want hij zei dat ik hiermee eigenlijk buiten de parlementaire fatsoensnormen zou zijn getreden. Een schandelijke, regenteske opmerking van deze vicepremier! Hoezo kloof tussen burger en politiek?

De PVV-fractie ziet inderdaad – ik geef het toe – niet graag een Nederland ontstaan waarvan de bevolking of het kabinet in toenemende mate en wellicht zelfs in de verre toekomst in meerderheid islamitisch is. Maar om die reden sturen wij geen bewindslieden naar huis. Via onze voorstellen om te komen tot een immigratiestop, om te komen tot een extra inspanning voor vrijwillige remigratie hopen wij te bereiken dat Nederland niet verder islamiseert en dat dat niet verdergaande gevolgen heeft voor de bezetting van het kabinet. Wat ons betreft gaat dit debat echter op dit punt alleen over dubbele nationaliteiten. Zoals ik eerder heb gezegd: als de heer Aboutaleb een blonde kuif had gehad en een Zweeds paspoort had ik nu precies hetzelfde gezegd.

Mijn fractie vindt het onaanvaardbaar dat bewindslieden een dubbele nationaliteit hebben. Inderdaad: dit geldt eigenlijk ook voor leden van de provinciale staten en de gemeenteraad, maar zeker voor bewindslieden, belast met het landelijke bestuur. Mijn fractie staat op het standpunt dat iedere schijn van dubbele loyaliteit en belangenverstrengeling moet worden voorkomen. Een blinde kan zien dat een dubbele nationaliteit ook een dubbele loyaliteit betekent. Het is volstrekt ongewenst dat de Nederlandse staatssecretaris Albayrak, die ook de Turkse nationaliteit heeft, verantwoordelijk wordt voor het Nederlandse immigratie- en asielbeleid en dus ook moet oordelen over de toelating van andere Turken in Nederland. Dat is de slager die zijn eigen vlees keurt en veel gekker moet het toch in Nederland niet worden. Dan heb ik het nog niet eens over de recente onmacht van staatssecretaris Albayrak in weliswaar een eerdere functie om zonder kanttekeningen de Armeense genocide te erkennen en Turkije daarvoor te veroordelen. Dit is ook tekenend.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U spreekt steeds over: de schijn van belangenverstrengeling tegen hebben. Ik lees het volgende citaat voor: Voor de fractie staat vast dat zonder bewezen schuld niemand strafrechtelijk of politiek mag worden veroordeeld. Weet u wie dat zei?

De heer Wilders (PVV):

Zeker, dat zei ik. De volgende alinea van mijn betoog zou dan ook luiden: ik veroordeel niemand. Ik zeg alleen dat de Partij voor de Vrijheid geen vertrouwen kan hebben in een bewindspersoon die de schijn van belangenverstrengeling en dubbele loyaliteit tegen zich heeft. Dat is geen schuldverklaring. Sterker, ik zeg niet bij voorbaat dat mevrouw Albayrak of de heer Aboutaleb niet loyaal is aan Nederland. Dat hoort u mij dus niet zeggen. Ik zeg alleen maar dat vanwege die andere nationaliteit een dubbele loyaliteit bestaat, een belangenverstrengeling kan ontstaan en in ieder geval de schijn van het puur opkomen voor het Nederlandse belang niet bestaat. Dat is geen schuldverklaring. Dat is common sense.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als u een motie van wantrouwen tegen twee bewindslieden in wilt dienen, terwijl die bewindslieden nog niet hebben gesproken, veroordeelt u hen politiek.

De heer Wilders (PVV):

Nee.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik acht u hoger dan iemand die hierover met mij een schimmig woordenspel wil voeren. Mijn punt betreft het volgende. Wij hebben het nu over uw eigen Kamerlid. Ik zal niet in details treden, maar we zullen maar zeggen dat hij een tikje de schijn tegen had. U hebt bij herhaling gezegd: het gaat niet om de schijn, het gaat om de feiten. U meet dus met twee maten.

(geroffel op de bankjes bij GroenLinks)

De heer Wilders (PVV):

Nee, ik meet helemaal niet met twee maten. Ik heb al gezegd dat het mij niet gaat om een schuldverklaring, maar om het feit dat wij geen vertrouwen hebben in bewindslieden die dubbele loyaliteiten hebben en bij wie de schijn van belangenverstrengeling kan ontstaan. Dat zeg ik glashard en heel eerlijk.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik tot slot nog één keer uw woorden citeren.

De heer Wilders (PVV):

Graag!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat citaat onderstreept hoezeer u met twee maten meet. U zegt: Ik hoop dat men de PVV vanaf nu gaat beoordelen op wat wij in de Tweede Kamer doen en dat insinuaties ons verder bespaard blijven. U insinueert...

De heer Wilders (PVV):

Nee.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Uw hele betoog hangt van insinuaties aan elkaar. Het gaat hierbij om mensen die nog niet hebben kunnen handelen, terwijl voor u de schijn en niet de feiten voldoende is om ze politiek te veroordelen en naar huis te sturen. Ten aanzien van uw eigen Kamerleden hanteert u echter een volstrekt andere norm.

De heer Wilders (PVV):

Dat is echt allemaal niet het geval. Nogmaals, ik veroordeel helemaal niemand, ik zeg ook niet dat zij iets verkeerds zullen gaan doen, ik zeg alleen maar dat de schijn die bestaat er niet mag zijn. In ons bestel is op een ander terrein iets soortgelijks gebruikelijk. Alle mensen hier in vak K moeten opnieuw, om de schijn van een gebrek aan objectiviteit te vermijden, alle betaalde en onbetaalde nevenfuncties neerleggen, voordat zij kunnen worden beëdigd. U kunt mij niet wijsmaken dat je je nevenfuncties als directeur van een bedrijf moet neerleggen om ook volgens het kabinet de schijn van objectiviteit en belangenverstrengeling te voorkomen, maar dat je wel doodleuk de nationaliteit van een ander land kunt hebben.

Wij stellen dus niet bij voorbaat dat beide bewindslieden niet loyaal zullen zijn aan Nederland. Maar wij stellen wel dat de schijn van belangenverstrengeling en die dubbele loyaliteit nooit en te nimmer mogen bestaan bij mensen die zo'n belangrijke functie hebben. Het punt is ook niet of iemand goed genoeg geïntegreerd is in de Nederlandse samenleving om staatssecretaris te worden. Ik zal de laatste zijn om te zeggen dat beide personen onvoldoende zouden zijn geïntegreerd. Het punt is, of je ook nog onderdaan bent van een ander land dan Nederland, met alle bijbehorende loyaliteiten en alle bijbehorende plichten. Denk aan de dienstplicht, of aan de algemene plicht om loyaal te zijn aan de staat waarvan je onderdaan bent. Kijk naar artikel 16 van de Marokkaanse Grondwet, waarin staat dat alle Marokkaanse staatsburgers zullen bijdragen aan de verdediging van dat land. Of kijk naar artikel 301 van het Turkse wetboek van strafrecht, waarin in het derde lid staat dat, indien een Turkse burger die in een ander land dan Turkije woont zich denigrerend opstelt ten aanzien van de republiek Turkije, hij of zij wordt gestraft met een straf die een derde hoger is dan die voor ieder ander die Turkije beledigt. Dan is er ook nog artikel 305 van de Turkse strafwet, die specifiek is bedoeld om kritiek van Turken op het Turks-Cypriotische beleid of op de Armeense genocide te bestraffen. Ook wijs ik op artikel 38 van de Turkse Grondwet, waarin wordt gesteld dat Turken niet mogen worden uitgeleverd. Historicus Van Zwet zegt hierover dat, omdat de ministeriële verantwoordelijkheid ook strafrechtelijk van aard is, mevrouw Albayrak in theorie zich zou kunnen onttrekken aan het strafrechtelijke deel van haar ministeriële verantwoordelijkheid, wat onacceptabel is, nog los van artikel 66, waarin wordt gesproken over een trouw van iedere onderdaan aan het moederland, Turkije.

Het is precies zoals hoogleraar staatsrecht van de Universiteit van Maastricht, professor Tak zegt: "Je kan niet soeverein onderdaan zijn van staat A, en topbestuurder van staat B." Ministers en staatssecretarissen moeten dus uitsluitend Nederlander zijn, net als in Australië het geval is, waar kabinetsleden geen tweede nationaliteit mogen hebben. Kabinetsleden zouden wat mijn fractie betreft dan ook nooit een andere dan de Nederlandse nationaliteit mogen hebben. Dat er nu wettelijk geen belemmering is, doet niets af aan het feit dat wij dat ongewenst vinden, en dat wij geen vertrouwen kunnen hebben in het functioneren van bewindslieden met een dubbele nationaliteit. Dat staatssecretaris Aboutaleb zijn Marokkaanse paspoort niet kan inleveren, doet aan dat principe niets af. Wij kunnen hier de Marokkaanse wet immers niet wijzigen, het wordt wel de hoogste tijd dat Marokko dat zelf eens doet. De heer Aboutaleb had wat ons betreft dus niet mogen worden benoemd tot staatssecretaris. Extra wrang is het dat staatssecretaris Albayrak haar Turkse nationaliteit wel kan opgeven, maar dat weigert te doen. Als de minister-president in zijn eerste termijn aangeeft dat mevrouw Albayrak alsnog meteen afstand doet van haar Turkse nationaliteit, dan kan zij wat mijn fractie betreft staatssecretaris blijven. Gebeurt dat niet, dan zullen wij niet alleen ten aanzien van staatssecretaris Aboutaleb maar ook ten aanzien van staatssecretaris Albayrak in tweede termijn een motie van wantrouwen indienen.

De heer Tichelaar (PvdA):

U citeert uit wetten in Marokko en Turkije, maar wat is uw mening over artikel 3 van de Grondwet?

De heer Wilders (PVV):

De loyaliteit aan Nederland, de trouw en eed aan Nederland staan niet ter discussie. Voor mij ook niet.

De heer Tichelaar (PvdA):

Nogmaals, wat staat er volgens u in artikel 3 van de Grondwet?

De heer Wilders (PVV):

Nou, zegt u het maar.

De heer Tichelaar (PvdA):

Dat weet u dus niet?

De heer Wilders (PVV):

Ik ken dat artikel niet uit mijn hoofd. Vertelt u het maar.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik citeer: "Iedere Nederlander is benoembaar in publieke dienst."

De heer Wilders (PVV):

Zeker, en ik vind dat dus in deze gevallen ongewenst. Bij de debatten twee weken geleden hebben wij een motie ingediend waarin wordt voorgesteld om de wet te wijzigen. De koninklijke weg. Wij hebben er ook bij gezegd – dat mocht helaas niet in de motie komen te staan, maar dat zeg ik dan nu – dat wij vooruitlopend op die wetswijziging het van een dusdanige importantie vinden dat wij als fractie van de Partij voor de Vrijheid er geen vertrouwen in kunnen hebben dat bewindslieden hoewel het nu wettelijk mag, worden benoemd op basis van het feit dat zij twee nationaliteiten hebben. Dat vinden wij onacceptabel. Daar kunnen wij geen vertrouwen in hebben. Niet omdat wij denken dat ze het Nederlands belang niet nastreven maar omdat wij denken dat dubbele loyaliteiten, dubbele verplichtingen en belangenverstrengeling ongewenst zijn.

De heer Tichelaar (PvdA):

Eigenlijk bent u dus van mening dat het Nederlands staatsburgerschap niets voorstelt in relatie tot artikel 3 van de Grondwet. U trekt zich niets aan van het feit dat burgers gelijk zijn voor de wet. Dat is eigenlijk uw opvatting. Zo ver wilt u gaan.

De heer Wilders (PVV):

Nee, wat mij betreft zijn burgers gelijk voor de wet. Als mevrouw Albayrak haar Turkse paspoort op zou geven, is zij voor mij welkom om te blijven zitten op de stoel waar zij nu zit. Ik vind – bent u nu gek of ben ik het? – dat een Nederlandse staatssecretaris die ook Turks is, nooit mag beslissen over de toelating van vreemdelingen en asielzoekers die ook Turks zijn. Wat is er nu vreemd aan deze mening en deze opstelling? Ik denk dat heel veel mensen in het land dit logisch en zo klaar als een klontje vinden en het ook totaal met ons eens zijn.

De heer Tichelaar (PvdA):

U mag die opvatting huldigen. Mijn fractie is het daar niet mee eens. Ik tracht met u in debat te komen mét de vraag wat u vindt van artikel 3 van de Grondwet, wat u vindt van het Nederlands staatsburgerschap en wat u eigenlijk vindt van de mensen die hier de eed afleggen en daarmee de mogelijkheid krijgen om toe te treden tot het kabinet. Dat is het debat dat ik met u wil voeren.

De heer Wilders (PVV):

Met alle respect, ik zou dus dolgraag willen dat er een uitsluitingsgrond komt voor al die rechten inzake bestuurlijke functies of parlementaire functies voor mensen die naast het Nederlanderschap een andere nationaliteit hebben. Dat is niet zo'n raar voorstel. In Israël en Australië en in andere landen gebeurt dat ook. Dat is niet iets a-democratisch of iets raars. Dat is zuivere koffie. En dat zouden wij dolgraag willen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ontzeg de heer Wilders niet het recht om dat standpunt te hebben, maar op dit moment functioneert natuurlijk wel de Grondwet zoals wij die nu kennen.

De heer Wilders (PVV):

Zeker.

De heer Slob (ChristenUnie):

U heeft zelf als Kamerlid ook de eed of de belofte afgelegd waarbij u trouw heeft gezworen aan de Grondwet. Dus als hetgeen nu gebeurt niet in strijd is met de Grondwet, sterker nog, als de betrokkenen zich zelfs kunnen beroepen op de Grondwet dat zij zo'n functie mogen uitoefenen, dan past toch op dit moment niet het zware geschut dat u in stelling brengt? Dan mag wel de discussie worden gevoerd – daar hebben wij de komende jaren misschien nog wel onze handen vol aan – maar dan is het toch zelfs over de rand van de Grondwet wat u nu doet?

De heer Wilders (PVV):

Nee, dat is volstrekte lariekoek. Het kan volgens de Grondwet wel mogen, maar ik vind – dat is mijn politieke mening en ik dien daar honderd moties over in, als ik dat wil – dat dit niet moet kunnen, dat die wet gewijzigd moet worden. Mijn collega Fritsma heeft een motie ingediend om de wet te wijzigen. Ik dien nu een motie in waarin staat dat ik het ongewenst vind dat zelfs voordat die wetswijziging van kracht wordt, beide bewindslieden met respectievelijk de Turkse en Marokkaanse nationaliteit worden benoemd. Het mag wel volgens de Grondwet, maar mijn mening is dat de Grondwet op dit punt te ruim is geformuleerd. Die mening mag ik hebben en die mag ik ook in een politieke conclusie vertalen.

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Wilders mag zeker die mening hebben, maar het gaat er nu om dat de Grondwet Nederlandse staatsburgers een recht geeft. Dat recht is dat zij voor de overheid mogen werken en benoembaar zijn. Als hij vindt dat dit niet in de haak is, dan is het eerste wat hij moet doen, een grondwetswijziging voorstellen. Daar kunnen wij dan met elkaar over spreken. Dat is de koninklijke weg. Het lijkt mij niet meer dan logisch dat hij die weg dan ook inslaat, want volgens mij is hij ook zeer koningsgezind.

De heer Wilders (PVV):

Koningsgezind of niet, beide bewindslieden horen niet in dit kabinet thuis.

Voorzitter. Uit recent onderzoek blijkt dat Nederland een poel van geweldsmisdrijven is. Zelfs New York is veiliger dan Amsterdam. Dit kabinet doet bijna niets om de gigantische veiligheidsproblemen in dit land aan te pakken. Er wordt slechts een kreet geslaakt dat er over een paar jaar 25% minder criminaliteit dient te zijn, maar hoe dit op serieuze wijze wordt gerealiseerd, staat helemaal nergens. Dit is zeker een voorbeeld waar de collega van de Partij van de Arbeid, de heer Tichelaar, op doelde in het Algemeen Dagblad, toen hij zei: er staan prachtige woorden in het akkoord, maar nergens staat hoe dat dan moet.

Van strenger straffen blijkt helemaal niets. Het probleem is dat de rechterlijke macht veel te laag straft. Wij zijn voor de introductie van minimumstraffen, zodat zware criminelen in geval van veroordeling altijd jarenlang achter de tralies verdwijnen. Dat is pas criminaliteitsbestrijding en daar snakt de Nederlandse burger naar.

Van belastingverlaging heeft dit kabinet ook nog nooit gehoord. Wat Nederland nu nodig heeft, is juist een forse lastenverlichting. Burgers en bedrijven hebben daar recht op. Ik vind het zeer teleurstellend dat dit nog niet is gebeurd.

Integratie en immigratie vormen de meest zwarte bladzijden uit dit regeerakkoord. Om te beginnen is het absurd dat het kabinet de beleidsmatige koppeling tussen integratie en immigratie loslaat. Met de introductie van een minister voor Wonen, Wijken en Integratie is het belangrijke thema integratie verworden tot een losse flodder. Een minister voor Wonen, Wijken en Integratie is net zo absurd als een minister van Justitie en Korfbal. Dit kabinet maakt van integratie een soort volkshuisvestingskwestie en dat is natuurlijk te onzinnig voor woorden.

Ik zie dat mijn tijd bijna om is, dus ik zal moeten kiezen wat ik nog zeg. Het was schokkend om te horen dat minister Vogelaar een paar uur na haar beëdiging als minister al aangaf dat het dragen van een boerka op straat gewoon moet kunnen. Een onbegrijpelijk uitspraak. De Kamer heeft zich niet voor niets twee keer in meerderheid uitgesproken voor een publiek verbod op het dragen van de boerka. Natuurlijk moet die boerka wel worden verboden. Ik vraag de minister-president of het kabinet bij dit standpunt blijft. Als dat zo is, komen wij met een initiatiefwetsvoorstel. Ik ben blij dat de collega van de VVD dit al steunt. Ik hoop dat de collega van het CDA zich daarbij aan wil sluiten.

Als het aan dit kabinet ligt, blijft de politieke correctheid met betrekking tot allochtonen en hun integratie in de Nederlandse samenleving bestaan en worden problemen rond allochtonen niet langer benoemd en aangepakt. Het kabinet probeert de tijd terug te draaien. Het is weer Melkert wat de klok slaat en Pim Fortuyn lijkt nooit te hebben geleefd. Dit kabinet tracht de geest weer in de fles te krijgen, en dat is rampzalig.

Het hoeft verder geen betoog dat mijn fractie ook zeer negatief is over het voorgenomen generaal pardon voor asielzoekers. Mensen die procedures eindeloos rekken en traineren, vaak alleen maar door het vertellen van leugens, worden nu beloond met een verblijfsvergunning. Dat is abject. Nederland blijft met dit kabinet een immigratieland. Alleen al vorig jaar kregen 66.000 immigranten volgens de cijfers van de IND een verblijfsvergunning. Dat is een stad zo groot als Assen, in een jaar tijd.

Nog twee korte opmerkingen. De eerste betreft de Europese Grondwet. Als er een nieuw verdrag komt, vindt mijn fractie dat de burger zich daar hoe dan ook over moet uitspreken. Ik vraag de minister-president om toe te zeggen dat er altijd een nieuw referendum zal komen.

Dit kabinet gaat bezien of de dijken van dit land moeten worden opgehoogd, vanwege een stijging van de zeespiegel met een paar centimeter gedurende de komende honderd jaar. Maar tegen de islamisering die de komende jaren ook zal plaatsvinden, gebeurt helemaal niets. Enkele decennia geleden bestond er nog nauwelijks islam in Nederland en nu wonen er maar liefst een miljoen moslims in dit land. Waar gaat dat naartoe? Vele Nederlanders maken zich grote zorgen over deze ontwikkeling, en die mensen zijn niet eng. Die mensen zijn niet xenofoob, maar worden dagelijks geconfronteerd met grote problemen in hun wijk of in hun straat. Die mensen verdienen het om serieus te worden genomen. Die mensen verdienen een stem.

De voorzitter:

Ik verzoek de aanwezigen op de publieke tribune op geen enkele wijze uiting te geven aan hun afkeuring of waardering bij welke spreker dan ook.

De heer Slob (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Het is altijd weer boeiend om te zien welke slogan een kabinet kiest om het voorgenomen beleid te karakteriseren. Ik herinner mij nog, naar ik meen ergens in de jaren negentig, de keuze voor "werk, werk, werk" en, iets korter geleden, de keuze voor: meedoen, meer werk, minder regels. Mijn fractie heeft destijds enkele kanttekeningen geplaatst bij die keuzes, omdat wij die te eenzijdig economisch gericht vonden. In dat opzicht achten wij de nu gekozen slogan "samen werken, samen leven" van iets meer evenwicht getuigen. Die keuze spreekt ons aan. Regeren heeft namelijk een diepere dimensie dan alleen de zorg voor een goed draaiende economie, hoe belangrijk dat ook is. Het gaat ook om duurzaamheid, om sociale samenhang, om veiligheid en vertrouwen, om welvaart en welzijn. Van een overheid mag worden verwacht dat vanuit een heldere visie wordt gewerkt aan een rechtvaardige, solidaire en duurzame samenleving.

Dat vraagt om een politieke visie en strategie die gericht zijn op het herkennen en erkennen van waarden en normen in de samenleving en, wat de ChristenUnie betreft, herkennen ook in de leefregels die God geeft en erkenning van de betekenis van die leefregels om onze samenleving leefbaar te houden. Vanuit die overtuiging moet worden gewerkt aan een samenleving die wordt gekenmerkt door onderlinge verbondenheid; een samenleving waarin mensen naar elkaar omzien in wijken en buurten, bedrijven en scholen, zich ook verantwoordelijk weten voor zichzelf en elkaar en waarin mensen tot hun recht komen met al hun talenten en gaven, betaald of als vrijwilliger, jong of oud, ziek of gezond. Een samenleving waarin niemand wordt afgeschreven, maar iedereen als het maar even kan meedoet, waarin kinderen een toekomst hebben en opgroeien in een veilige en kansrijke omgeving. Een samenleving waarin mensen met verschillende overtuigingen elkaar verstaan en respecteren.

Mevrouw de voorzitter. Ooit trok het Sociaal en Cultureel Planbureau de conclusie dat veel mensen tevreden waren met hun eigen leven, maar somber waren over de toekomst van de samenleving. Ook in het coalitieakkoord kan men een dergelijke passage terugvinden. Onze inzet is dat over een aantal jaren mensen nog steeds tevreden zijn over hun eigen leven, maar ook positiever gestemd zijn over de samenleving. Wat is er mooier dan ons de komende jaren met hart en ziel, zoals de minister-president zo treffend karakteriseerde, daarvoor in te zetten?

Het aantreden van dit kabinet met het programma dat erbij is gepresenteerd, markeert voor de ChristenUnie de overgang naar een nieuwe periode. Nog nooit eerder trad de ChristenUnie of een van haar voorgangers, GPV en RPF, toe tot een kabinet. Ik schroom niet om dit moment, nu dat wel gebeurt, een historisch moment in de geschiedenis van mijn partij te noemen. Maar ik zeg daar nog iets bij. Ook als niet-regeringspartij hebben de ChristenUnie en haar voorgangers altijd een grote verantwoordelijkheid gevoeld voor het bestuur van ons land. Wij hebben ons nooit gemakkelijk oppositioneel opgesteld, niet maar wat geroepen vanaf de zijlijn, maar wij hebben altijd regeringsvoorstellen beoordeeld op hun eigen merites, zoals dat voor elke partij in dit huis hoort, wat mij betreft. De omstandigheden zijn nu veranderd: bewindspersonen van de ChristenUnie in het kabinet en ook een akkoord met CDA en PvdA waaronder onze handtekening staat. En die handtekening staat! Laat daarover geen misverstand bestaan. Ik zeg ook collega Van Geel na: dit is ook óns kabinet. Sterker nog, wij gaan ervan uit dat dit een kabinet is voor álle Nederlanders. En wij zullen ons kabinet, dat kabinet van alle Nederlanders, in de komende jaren kritisch en opbouwend volgen bij de uitwerking van de soms hoge ambities die zijn uit- en afgesproken.

Ik meld maar, als het daarom gaat, dat wij het kabinet eraan zullen houden dat er in ieder geval voor de zomer – wij kijken niet op een dag – een beleidsprogramma komt te liggen, een goed beleidsprogramma. De daarvoor gekozen werkwijze spreekt ons aan: niet polderen om het polderen, maar inzetten op het creëren van maatschappelijk draagvlak. Dat is van cruciaal belang. Wij gaan er vanzelfsprekend van uit, dat dit draagvlak niet in de laatste plaats in de Tweede Kamer zelf zal worden gezocht. Ik vind de tien projecten die zo bepalend zijn voor het kabinetsbeleid, prachtige voorbeelden van projecten waarover al in een vroeg stadium tussen de verantwoordelijke bewindspersonen en de betrokken Kamercommissies van gedachten kan worden gewisseld. Het zou mooi zijn als dit zo zal gebeuren. Betrek de Kamer erbij zoals dat hoort.

In ons verkiezingsprogramma en in de onderhandelingen met de twee coalitiepartners waren voor ons drie thema's van groot belang voor de komende jaren. Die thema's zijn achtereenvolgens: versterkte aandacht voor jeugd en gezin, voor een duurzame leefomgeving en voor mensen die in het bijzonder zijn aangewezen op de zorg van de overheid, zeg maar de kwetsbare groepen in de samenleving. Mijn fractie zal in de komende periode extra aandacht schenken aan deze thema's en niet voor niets.

Neem het thema jeugd en gezin. Natuurlijk is het geweldig dat uit een recent onderzoek van Unicef blijkt dat Nederlandse kinderen het meest gelukkig zijn. Maar vergist u zich niet. Per jaar worden nog steeds meer dan 55.000 kinderen in de leeftijd tot 20 jaar slachtoffer van huiselijk geweld. Uit cijfermateriaal blijkt dat het aantal probleemgezinnen in Nederland nog steeds toeneemt. Dit geldt ook voor het alcoholmisbruik onder jongeren, zo kan uit de cijfers van de Jellinekkliniek worden opgemaakt. Volgens het Meldpunt Kinderporno neemt ook het aantal aanmeldingen van kinderporno toe. Een toenemend aantal kinderen in onze samenleving groeit op in een gebroken gezin. Het aantal voortijdige schoolverlaters is nog steeds onverantwoord hoog. Zo kan er ik nog wel even doorgaan.

Er gaat veel goed, zeker. Laten wij ervoor zorgen dat dit zo blijft, maar laten wij ons ook maximaal inspannen voor jongeren en ouderen met wie het minder gaat. In dit opzicht is het hoopgevend dat er een minister voor Jeugd en Gezin is aangetreden. Deze oude wens van mijn fractie is nu gerealiseerd. Het is goed dat deze minister eigenstandige bevoegdheden en een eigen budget heeft. Mijn fractie hecht aan een gezinsvriendelijk beleid. Hiermee doel ik niet alleen op het financiële instrumentarium al zijn wij inderdaad content met het kindgebonden budget. Gezinsvriendelijk beleid is volgens ons ook de begeleiding die gezinnen van de overheid kunnen verwachten als daar behoefte aan bestaat. In dit verband geven wij hoge prioriteit aan de Centra voor Jeugd en Gezin. Kan het kabinet aangeven op welke termijn deze centra verwezenlijkt zullen zijn? Ik adviseer het om daarmee tempo te maken.

Daarnaast vindt mijn fractie het van het grootste belang dat het kind centraal komt te staan in het beleid. De natuurlijke omgeving van kinderen, maar ook van maatschappelijke instellingen, moet rond het kind worden georganiseerd en niet omgekeerd. Dit vereist ook dat gezinnen de ruimte krijgen om hun kinderen tijd, veiligheid en stabiliteit te bieden. Met name de combinatie van arbeid en zorg kost ouders veel hoofdbrekens. Wij verwachten dat het kabinet bij de uitwerking van het regeerakkoord rekening houdt met een noodzakelijk evenwicht tussen werk, zorg en vrije tijd.

Het is goed dat er in het jongerenbeleid veel aandacht wordt besteed aan preventie. De wens om te komen tot een rookvrije horeca en een verbod op alcoholreclame op radio en tv voor 21.00 uur spreekt ons aan. Wij hebben begrepen dat het mogelijk is om de rookvrije horeca eerder in te voeren dan was voorzien. Dit zou prachtig zijn. Aan het adres van minister Klink zeg ik daarom: zet 'm op!

Wij hebben de aarde in bruikleen gekregen. Als goede rentmeesters mogen wij de aarde bewerken en bewaren. Mede daarom is mijn fractie zeer te spreken over dit coalitieakkoord. Het streven naar een duurzame leefomgeving is een van de dragende pijlers onder het kabinetsbeleid. Economie en ecologie worden weer nadrukkelijk aan elkaar verbonden en het kabinet heeft zich zelfs de hoge ambitie gesteld om de wereld beter achter te laten dan wij haar aantroffen.

Ondanks de erkenning van het kabinet dat economische dynamiek en groei moeten samengaan met ecologische ontwikkeling, liggen er nog wel de nodige voetangels en klemmen op de weg van het kabinet. Het NMP waarschuwt dat een gemiddeld langjarige economische groei van 2% gepaard gaat met meer ruimteclaims en een groter energieverbruik. Het NMP stelt dat er ook een beleidsmatige en maatschappelijke trendbreuk nodig is om het spanningsveld tussen de economische groei en de duurzaamheidambities van het kabinet te doorbreken. Het is goed dat wij dit weten. Het gaat hierbij dus niet alleen om meer geld voor energie en ruimte, maar ook om coherentie tussen milieugebruik en milieubeheer, ambitieuze voortschrijdende normering zoals een verlaging van de EPC en een streven naar een zo spoedig mogelijk einde van overbodige energieverslindende producten, een slimme en dus niet generieke implementatie van de aangekondigde vergroeningsmaatregelen en een snelle invoering van de kilometerheffing. Zo moet de voorgenomen verpakkingstaks een maximaal milieueffect krijgen, bijvoorbeeld door te differentiëren naar milieudruk. Wij denken ook aan het organiseren en stimuleren van privaat kapitaal, bijvoorbeeld door groen beleggen blijvend te stimuleren en door initiatieven uit markt en maatschappij niet in de kiem te smoren. Daarvoor zullen wij gunstige randvoorwaarden moeten creëren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voor u dezelfde vraag als die ik aan de heren Tichelaar en Van Geel heb gesteld. Mocht het onverhoopt niet lukken en het NMP gelijk krijgen dat er extra geld nodig is, zijn voor u dan de doelen energiebesparing en CO2-reductie heilig of de financiële afspraken?

De heer Slob (ChristenUnie):

Laten wij nu gewoon eens beginnen! De afspraken van het kabinet laten zeker vergeleken met afspraken uit het verleden een behoorlijke ambitie zien. Die ambitie gaat overigens verder dan deze kabinetsperiode en dat betekent dat volgende kabinetten de ingezette koers zullen moeten voortzetten. Het kan altijd meer, maar dat neemt niet weg dat er meerdere honderden miljoenen vrijgemaakt worden op de begroting om hiermee daadwerkelijk aan de slag te kunnen gaan. Het kabinet moet nu aan de slag, sterker nog: men zal gezien de grote projecten voortvarend aan de slag moeten gaan. Als gaandeweg blijkt dat er meer geld beschikbaar is, dan is het milieu een doel dat bij ons hoog op het lijstje staat. Ik zeg het overigens de heer Van Geel na dat het niet alleen de overheid is die iets moet gaan doen. Ik doe dan ook een dringend beroep op de samenleving, burgers en bedrijfsleven. Zij zullen zich ook hiervoor moeten gaan inzetten, want bij dit thema zijn wij de vrijblijvendheid echt voorbij.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat klinkt natuurlijk heel mooi, maar alleen de overheid kan investeren in het openbaar vervoer. De kans is groot dat er FES-gelden vrijvallen. De CDA-fractie vindt dat dat geld moet worden gereserveerd voor regionaal economisch beleid. Steunt u mij als ik het tegenvoorstel doe om dat geld niet te gebruiken voor de economie, maar voor investeringen in milieu en openbaar vervoer?

De heer Slob (ChristenUnie):

Regionaal economisch beleid kun je natuurlijk breed invullen. Er zijn verschillende manieren om dat te doen en je kunt het dus ook aan het openbaar vervoer in de regio of de infrastructuur besteden. Vergist u zich niet: de ambitie voor het openbaar vervoer is heel groot en die zal zijn vertaling moeten krijgen in de financiële middelen die daarvoor tot 2020 beschikbaar worden gesteld. Laten wij nu eerst eens afwachten wat wij hiervan in het komende jaar terugzien.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het zal iedereen duidelijk zijn waar in het regeerakkoord de accenten van de ChristenUnie liggen. Die liggen voornamelijk op de medisch-ethische kwesties, het drugsbeleid en winkelsluitingstijden. Deze zaken wil de ChristenUnie nationaal regelen, omdat Nederland hier in haar ogen een voortrekkersrol moet vervullen. Dat geldt natuurlijk bovenal voor de bescherming van kinderen. Waarom kiest de ChristenUnie er dan tegelijkertijd voor om de bescherming van dieren in de intensieve veehouderij af te doen als een zaak die op Europees niveau moet worden geregeld?

De heer Slob (ChristenUnie):

Mevrouw Thieme noemt thema's die voor de ChristenUnie van belang zouden zijn. Ik raad haar toch echt aan om ons verkiezingsprogramma er nog eens bij te pakken, want dan zal zij zien dat onze thema's een heel breed spectrum beslaan. Na lezing van ons verkiezingsprogramma zal zij in het regeerakkoord veel meer thema's herkennen die de ChristenUnie eigen zijn dan zij nu noemt.

U noemt dierenvriendelijk beleid, maar waarom telt u uw zegeningen niet? Nog nooit eerder werd in een regeerakkoord namelijk een aparte paragraaf gewijd aan diervriendelijk beleid. Dat beleid moet in de komende jaren worden uitgevoerd. Daarover zijn al afspraken gemaakt met de Kamer en die worden versterkt door de passage in het regeerakkoord waarin staat dat hierover een notitie zal worden opgesteld. Daar heeft de nieuwe minister van LNV haar handen de komende weken meer dan vol aan. Wij zijn benieuwd wat er uiteindelijk terugkomt. Ik voel mij eerlijk gezegd meer thuis bij de reactie hierop van de Dierenbescherming. Zij noemde dit een belangrijke stap voorwaarts en zei: laat ons actief meedenken over hoe wij dit verder gaan invullen. Daar hebben wij de komende jaren alle ruimte voor en het regeerakkoord geeft daarvoor zelfs een steun in de rug.

Mevrouw Thieme (PvdD):

U geeft geen antwoord op mijn vraag. Ik vraag waarom de ChristenUnie in bepaalde kwesties rondom de bescherming van kinderen kiest voor een nationale aanpak, terwijl zij voor de bescherming van dieren naar Europa verwijst. Waarom doet u dat? Waarom maakt u dat verschil?

De heer Slob (ChristenUnie):

Als het om die vraag gaat, wordt er niet alleen maar eenzijdig naar Europa gewezen. Natuurlijk is het voor het beleid dat je wilt maken van belang dat daar in Europees verband afspraken over worden gemaakt. Wij leven hier immers niet op een eiland en de handel is ook grensoverschrijdend. Doen wij dat niet, dan brengen wij onze Nederlandse ondernemers in een dusdanig nadelige positie dat zij bij wijze van spreken direct het licht wel kunnen uitdoen. Dat is absoluut niet de bedoeling. Wij willen onze agrarische sector graag vasthouden, maar wij zullen ook de agrariërs vragen om hun bijdrage te leveren aan wat wij belangrijke maatschappelijke doelen achten. Ik weet dat heel wat mensen daar in de praktijk al hard mee bezig zijn, want dit zijn natuurlijk thema's die gewoon bij ondernemen horen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

U zegt dat dit ook op Europees niveau moet gebeuren. Dat kan ik van harte onderschrijven. Maar kan ik van de ChristenUnie steun verwachten als wij komen met voorstellen om in Nederland alvast maatregelen te nemen teneinde het ernstigste dierenleed uit de wereld te helpen? Dan zou er sprake zijn van beleid in Europa én in Nederland, in plaats van dat Europa als excuus wordt gebruikt om vooral niets te doen hier in Nederland.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb geleerd om nooit blanco cheques uit te delen, dus dat doe ik ook niet aan mevrouw Thieme. Wij zullen alle voorstellen op hun merites beoordelen en wij gebruiken Europa niet als excuus.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb de volgende vraag over het milieu ook aan uw collega's van het CDA en de PvdA gesteld. De onderdelen groen en energie zijn nog wel redelijk vertegenwoordigd in het regeerakkoord, maar het onderdeel natuur, groen in en buiten de stad, komt er bekaaid van af. Krijg ik de steun van de heer Slob als ik de ambities daarin in de komende jaren wat wil oppompen, om ervoor te zorgen dat wij ook het groen in en buiten de stad wat steviger voor elkaar krijgen? Kan ik op uw steun rekenen?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik denk dat de regering op de steun van de heer Pechtold mag rekenen. Als ik kijk naar de inhoud van het regeerakkoord, dan wordt er een behoorlijke ambitie neergelegd op het gebied van een vitaal en veelzijdig platteland, waar natuurlijk natuur, milieu en groen nadrukkelijk onderdeel van zijn. Ook in de financiële paragraaf is terug te vinden dat daar geld voor beschikbaar wordt gesteld. Wij vragen zelfs de provincies om een deel van hun kapitaal – al zou dat bij sommige provincies best wel pijn doen – actief daarvoor te gaan inzetten. Vrij recentelijk is er nog onder Balkenende III geld beschikbaar gekomen om daarin te investeren. Er ligt dus geld, er zijn plannen – ik zal straks nog een plan noemen dat wat ons betreft ook steun mag krijgen – waar dit kabinet mee aan de slag kan. En het is plezierig om te horen dat dit dan ook op de steun van de heer Pechtold mag rekenen. Er wordt wat afgesteund hier vandaag.

De heer Pechtold (D66):

Er wordt wat afgesteund, op deze punten gelukkig wel. Het gaat mij niet alleen om het platteland, het gaat mij met name om het groen in en om de stad. Daar is onder Balkenende II met steun van D66 extra geld naartoe gegaan. Mijn vraag is of de ChristenUnie niet alleen het groen op het platteland, maar ook het groen in en om de stad in de komende jaren met ons wil helpen versterken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik herinner mij nog goed dat uw collega Van der Ham daarover een amendement indiende. Ik meen ook dat wij dat toen ondersteund hebben. Dat is nu onderdeel van de begroting geworden en moet ook uitgevoerd worden. Daar staan wij achter. Dat is prima.

Onder het kopje "initiatieven uit markt en maatschappij" noem ik een onderdeel dat mij wel aanspreekt en de heer Pechtold misschien ook wel, namelijk het Deltaplan voor het Nederlandse landschap en het door tientallen organisaties onderschreven Landschapsmanifest. Dat zou ik ook onder de aandacht van het kabinet willen brengen. De plannen beogen met de inzet van een revolving fund honderden miljoenen aan privaat geld te genereren voor landschapsbehoud en -herstel. De agrarische ondernemers moeten daarin een cruciale rol krijgen. Dat sluit mooi aan bij een belangrijk punt van het kabinet: veelzijdig en vitaal platteland. Ik zou het kabinet willen vragen om dit prachtige initiatief welwillend te benaderen. Het wordt breed gedragen door milieu- en natuurorganisaties, maar ook door de landbouw. Waar het maar even kan, vraag ik het kabinet om het initiatief ook op te pakken.

Klimaatverandering en energievraagstukken zijn zaken die het nationale niveau en het nationale belang overstijgen. Mijn fractie is mede in dat licht verheugd dat het kabinet extra geld uittrekt voor ontwikkelingssamenwerking en deze middelen oormerkt voor duurzame energie. Hieraan koppel ik gelijk het volgende verzoek. In het verlengde van het amendement-Huizinga betreffende de ontbossing op Kalimantan vraagt mijn fractie om een deel van de extra ODA-middelen voor duurzame energie en van de bestaande middelen voor het internationale bosbeleid de komende drie jaar beschikbaar te stellen voor het urgentieprogramma in Indonesië. Ik vraag, met andere woorden om een positieve reactie van het kabinet op de brief die onder andere de premier vandaag van het Indonesische kabinet heeft ontvangen; actueler kon ik het niet maken. Ik ontvang hierover graag een toezegging.

Mijn laatste punt gaat over de zorg voor degenen die in onze samenleving het niet alleen afkunnen, en over het opkomen voor de kwetsbaren in de maatschappij. Dit vereist een overheid die zich dienstbaar opstelt, maar die bovenal werkt aan een vertrouwenwekkend beleid dat mensen in staat stelt om verantwoordelijkheid te nemen. Op deze manier werken wij aan samenhang in onze samenleving. Werken aan die samenhang begint met veiligheid. Onveiligheid gaat vooral ten koste van de kwetsbaren. Denk daarbij aan de volgens de Nationaal Rapporteur Mensenhandel ten minste 3500 slachtoffers die gedwongen werkzaam zijn in de prostitutie. Er zijn maatregelen nodig om deze misstanden tegen te gaan en om ook de klant hierop, indien nodig, strafrechtelijk aan te spreken. Denk hierbij ook aan de 100.000 geweldsmisdrijven per jaar. In de grote steden zijn 17 op de 1000 inwoners slachtoffer van deze geweldsmisdrijven. Daarom zijn wij blij met meer geld voor veiligheid, met initiatieven als Burgernet en met de politieke wil om de drugshandel tegen te gaan. Wij zien ook uit naar uitgewerkte voorstellen voor de stroomlijning van alle gedragsbeïnvloedende maatregelen onder de vlag van "Doe normaal". Wanneer kunnen wij die overigens verwachten?

Sociale samenhang is bovenal gediend met oog voor de kwetsbaren. Het is daarom een goede stap om de anderhalf miljoen chronisch zieken en gehandicapten tegemoet te komen door het afschaffen van de no-claimkorting, door de AWBZ niet onder de marktwerking te brengen en door een verbeterd systeem van eigen bijdragen, waarin chronisch zieken en gehandicapten worden ontzien. Deze mooie uitgangspunten scheppen ook verplichtingen. Vanwege de aandacht voor kwetsbaren vinden wij het verstandig om in het zorgstelsel uitsluitend via de weg van de geleidelijkheid meer ervaring op te doen met het werken met vrije prijzen en met het effect daarvan op de macrokosten. Wij moeten de vinger aan de pols houden.

Kwetsbaar zijn ook degenen die verslaafd zijn. De verslavingszorg moet gericht zijn, zo lezen wij in het coalitieakkoord, op arbeidsrehabilitatie en re-integratie. Wil het kabinet nog eens bezien in hoeverre deze uitgangspunten voldoende terugkeren in het project medicinale verstrekking van heroïne? Bijna 10% van de jongeren is frequent gebruiker van cannabis. Het geeft ronduit te denken dat het overgrote deel van de gebruikers is geconcentreerd rond jongeren die toch al in de problemen zitten. Een stevige meerderheid van de drop-outs gebruikt deze middelen. Van de jeugdig gedetineerden gebruikt 60% ze en van de zwerfjongeren 80%. Het preventiebeleid heeft daarom in onze ogen echt een heel forse impuls nodig. Wij zien het uit de buurt van scholen plaatsen van coffeeshops als een goede eerste stap. Wat ons betreft kiezen wij voor een afstandscriterium van 500 meter, maar wij verzetten ons niet tegen een grotere afstand.

Wij zijn blij met de medisch-ethische paragraaf. Ik zeg er gelijk maar bij dat dit niet alleen een punt van de ChristenUnie is. Het is in onze ogen vooral belangrijk dat er in het kader van de Waz meer aandacht komt voor levensbeschermende alternatieven. De inzet van onze fractie is daarbij duidelijk; wij willen het aantal abortussen in Nederland substantieel terugbrengen door een betere begeleiding van jonge, ongewenst zwangere moeders, door het aanbieden van alternatieven en door betere preventie.

Ik kom tot een afronding. Helaas noodzaakt de beperkte spreektijd mij nu te stoppen. Er zou immers uiteraard nog veel meer gezegd moeten worden; over defensie, waterbeheer, mobiliteit en internationaal beleid. En ook over de visserij moet nog veel gezegd worden; er moet bijvoorbeeld nog boter bij de vis komen wat betreft de afspraken in het akkoord. Wij zullen echter de komende jaren nog voldoende tijd krijgen om ook over deze thema's hier te spreken.

Ik begon met de oude slogan "werk, werk, werk". Toen kwamen wij bij: "meedoen, meer werk, minder regels". Uiteindelijk kwamen wij uit bij "samen werken, samen leven". Onze fractie ziet dit als een heel goede ontwikkeling in de tijd. Wij vinden echter wel dat na alle mooie woorden die ook in het coalitieakkoord staan, het nu tijd is voor daden. Wij zien ernaar uit dat deze daden worden verricht, zodat wij over vier jaar een nieuw coalitieakkoord tegemoet kunnen zien dat vanwege deze daden de titel "duurzaam voor elkaar" kan dragen. Wij wensen de minister-president en alle andere leden van het kabinet Gods onmisbare zegen toe bij al het werk dat daarvoor moet worden verricht.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er bestaat bij mijn fractie onduidelijkheid over het volgende. Wat stelt het kabinet nu precies voor rond de gewetensbezwaren van ambtenaren van de burgerlijke stand die geen homo's willen trouwen? Betreft het inderdaad alleen de mensen die al ambtenaar zijn, of ook de toekomstige? Mogen nieuwe ambtenaren ook een beroep doen op gewetensbezwaren?

De heer Slob (ChristenUnie):

In die passage is voortgeborduurd op teksten van eerdere coalitieakkoorden. Ik verwijs ook naar het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende II. Die teksten zijn met uitzondering van één zin identiek. Die zin is een nadere concretisering van de voorgaande tekst. Dat is ook de consequente lijn die bij de behandeling van het betreffende wetsvoorstel door toenmalig staatssecretaris Cohen is gekozen. Ik kan een en ander niet beter verwoorden dan de heer Cohen in het jaar 2000 heeft gedaan: "Het is altijd lastig om grenzen te trekken, maar ik kan mij buitengewoon goed voorstellen dat die gewetensbezwaren er zijn. Voorts is de vraag hoe je het probleem benadert. Ik benader het zodanig dat in iedere gemeente van Nederland een huwelijk in de zin van de wet gesloten moet worden. Dat moet gewaarborgd zijn. Als de wet op die manier wordt uitgevoerd, ben ik tevreden."

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Met alle respect zeg ik dat de heer Slob geen antwoord heeft gegeven op mijn vraag. Ik was woordvoerder bij de openstelling van het burgerlijk huwelijk. Toen is inderdaad de afspraak gemaakt dat voor huidige ambtenaren tijdelijk zou gelden dat zij een beroep op gewetensbezwaren mochten doen. Voor nieuwe ambtenaren zou dat niet gelden. Gaat dit nu ook gelden voor mensen die ambtenaar van de burgerlijke stand willen worden, of alleen voor de mensen die al ambtenaar waren?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb zojuist de heer Cohen geciteerd. Hij heeft heel nadrukkelijk gezegd wat de lijn was die moest worden uitgezet. Daarin konden wij ons destijds ook vinden: de wet moet worden uitgevoerd, dus er moeten huwelijken worden gesloten. Er is echter ook ruimte voor gewetensbezwaren. Een aantal maanden geleden heeft toenmalig minister Remkes dat nog eens in krachtige bewoordingen onderstreept. Ik zal die woorden nu niet herhalen.

De passages in het regeerakkoord hebben uiteraard betrekking op de nu zittende ambtenaren. Wij kunnen niet het sollicitatiebeleid van gemeenten vanuit Den Haag bepalen, maar de lijn is wel duidelijk voor gemeenten. Men hoeft zich niet genoodzaakt te voelen om alleen ambtenaren in te zetten die breed inzetbaar zijn. Er is in Nederland ruimte voor gewetensbezwaren. Het is aan de gemeenten om daarin een keuze te maken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dus ook toekomstige ambtenaren kunnen een beroep doen op gewetensbezwaren?

De heer Slob (ChristenUnie):

Zo is het.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De PvdA-fractie heeft daarover een andere opvatting. Ik neem aan dat dit bij de heer Slob bekend is. Zij zegt dat het alleen mensen betreft die al ambtenaar waren en dus niet toekomstige ambtenaren.

De heer Slob (ChristenUnie):

In het regeerakkoord staat evenals in een vorig akkoord dat er ruimte is voor gewetensbezwaren. Wij gaan echter niet over het sollicitatiebeleid van gemeenten. Zij kunnen daarin dus zelf keuzes maken. Het belangrijkst is dat de wet moet worden uitgevoerd. Dat heeft de heer Cohen destijds ook treffend verwoord. Wij verwachten dan ook van alle gemeenten in Nederland dat zij de wet uitvoeren, ook de komende jaren.

De heer Pechtold (D66):

Als dat maar niet betekent dat er een nieuwe wet komt. Ik vertrouw op de PvdA-fractie.

De heer Slob heeft gesproken over medicinale verstrekking van heroïne. Erkent hij dat bijvoorbeeld het project De Boei in Arnhem ervoor zorgt dat het leven van mensen met een verslaving veel menswaardiger is en dat dergelijke projecten dus moeten worden voortgezet? Erkent de heer Slob ook dat de maatschappelijke kosten met tientallen procenten zakken?

De heer Slob zegt dat hij verder wil gaan om het aantal abortussen terug te dringen. Erkent hij dat Nederland met zijn zeer zorgvuldig tot stand gekomen wet een van de laagste abortuscijfers van de wereld heeft? Erkent de heer Slob ook dat andere landen daaraan nu een voorbeeld nemen en dat het daarop verder druk uitoefenen ongewenste effecten kan hebben?

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Pechtold kon ook in het akkoord lezen dat de huidige projecten op het terrein van medicinale heroïneverstrekking in bepaalde gemeenten straks mogen worden voortgezet. Ik heb de regering wel gevraagd om nog eens goed te kijken naar de belangrijke criteria in het kader van de verslavingszorg. Ik doel dan op arbeidsrehabilitatie en re-integratie. Ik heb de regering gevraagd om die criteria als het ware op die projecten te leggen. De vraag is of die doelen daarmee worden bereikt. Graag willen wij daarover straks nader discussiëren.

Het abortuscijfer in Nederland is inderdaad lager dan dat in sommige andere landen. Het zou ons heel wat waard moeten zijn om er in de komende jaren voor te zorgen dat dit cijfer nog verder daalt. Ieder mensenleven dat wij kunnen beschermen en redden, is immers uitermate cruciaal.

De vergadering wordt enige minuten geschorst.

De voorzitter:

Ik verzoek allen, hun plaatsen weer in te nemen. Het is correct tegenover de nog volgende sprekers als er veel mensen in de zaal zijn die naar hen luisteren. Het woord is aan mevrouw Halsema; als zij langzaam naar het spreekgestoelte loopt, hoop ik dat de heer Tichelaar in de tussentijd ook weer in de zaal zal zijn.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, ik maak hier toch bezwaar tegen. Ik weet dat de heer Bos inzet op een rompkabinet. Dat zit er nu zo'n beetje, maar de Kamer is helemaal slecht vertegenwoordigd. Ik zeg dit niet alleen uit eigenbelang omdat ik nog aan het woord kom, maar ik vind dat wij toch niet kunnen spreken als er nauwelijks iemand in de zaal zit.

De voorzitter:

Ik ben u dankbaar voor deze interruptie, want dat geeft de nog afwezigen wat meer tijd, maar wij gaan nu wel beginnen. Ik ben het volstrekt met u eens dat het niet correct is dat het vak van de regering zo mager gevuld is, maar wij zijn zelf niet veel beter. Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de heer Pechtold voor zijn opmerkingen.

Bij een nieuw kabinet behoren felicitaties voor het regeerakkoord en voor de kakelverse ploeg van bewindslieden, al geldt het kakelverse niet voor het hele kabinet. Het is vandaag nationale complimentendag; nu zeggen experts dat complimenten zich niet zo goed verhouden met onze calvinistische inborst, maar ik heb daar weinig last van, dus ik wil eerst maar eens even losbranden. Natuurlijk heb ik complimenten voor het generaal pardon, voor het deltaplan inburgering, voor de investeringen in oude wijken en voor het intrekken van de huurliberalisatie, voor de vermindering van de armoede en voor het versterken van de kinderopvang. Het AOW-plan vinden wij nog wel een rommeltje, maar als de regering het verkiezingsprogramma even goed gaat lezen, moet zij eruit kunnen komen.

Er gaat bij het aantreden van dit kabinet onmiskenbaar een zucht van verlichting door het land. De hardvochtige sociale hervormingen zijn voorbij en er komt een einde aan de harde culturele polarisatie van met name minister Verdonk en haar trouwe VVD-volgelingen. Het nieuwe kabinet ademt rust en het komt hiermee tegemoet aan de wens om het land in een kalmer vaarwater te brengen. Het is de belangrijkste verdienste van het vierde kabinet-Balkenende dat het niet het derde kabinet-Balkenende is. En wat mij betreft verdient de premier vooral een compliment voor zijn mentale lenigheid. In een paar maanden tijd is hij veranderd van een strenge vader in onze nationale moederkloek. Je mag wel zeggen: dit is geen trendbreuk, dit is een sekseverandering!

Het kabinet zoekt aansluiting bij bestuurlijke tradities. De heer Plaisier van de Samen op Weg-kerken zei onlangs dat het poldermodel is uitgevonden in de protestantse kerken. De formerende mannenbroeders hebben het poldermodel na jaren waarin het uit het zicht was geraakt, opnieuw uitgevonden. Terecht vinden maatschappelijke organisaties weer meer gehoor, maar er schuilt ook een gevaar in de nieuwe liefde voor de polder. Zoals inmiddels twee en een half miljoen mensen in Nederland niet in gezinsverband, maar alleen wonen, zo zijn ook lang niet alle Nederlanders vertegenwoordigd in het maatschappelijk middenveld. Dikwijls zijn het juist kwetsbare burgers, bijvoorbeeld de outsiders op de arbeidsmarkt, die niet meedoen in overleg. In het recente verleden, tijdens de Fortuyn-revolte, ligt een serieuze waarschuwing tegen naar binnen gekeerde zelfgenoegzaamheid. Dit samen op weg-kabinet zal voor een herhaling hiervan moeten waken. Het komt erop aan, het overleg te verbreden en het openbaar en toegankelijk te maken. Het is van belang om niet alleen met organisaties te praten, maar ook met burgers, zoals bij de nationale conventie.

Openheid is ook van belang bij de omgang met het parlement. Voordat het kabinet de polder induikt, zou het goed zijn – de heer Rutte heeft het ook gezegd – als er met het parlement over de hoofdlijnen van het beleid werd gedebatteerd. Bijvoorbeeld over de ambities van het kabinet op het gebied van arbeid en armoede, jeugd en gezin, en klimaat en energie. Dat het regeerakkoord verbetering belooft na vier kille jaren is goed, maar geeft het kabinet ook een antwoord op de grote vragen van deze tijd? Weet het raad met de klimaatcrisis en met de moeilijke gespannen internationale verhoudingen? Heeft het kabinet ook een aanlokkelijk toekomstperspectief voor de moderne samenleving?

Toen ik het regeerakkoord las, moest ik denken aan de woorden van Gerard Reve: "Moedig voorwaarts maar waarheen?" Het kabinet volgt de weg naar het verleden, naar de jaren van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en het gedeelde waardenbesef en samenhorigheid dat ons land toen kende. Illustratief vind ik de passages over media en cultuur. Een forse bezuiniging van 50 mln. op moderne kunst en cultuur wordt gebruikt voor versterking van het religieuze erfgoed en de volkscultuur. Bij de publieke omroep worden de oude zuilen weer opgericht, terwijl over nieuwe media zoals internet en digitalisering van televisie geen woord wordt gesproken.

"Back to the future" wreekt zich vooral in het negatieve oordeel over individualisering. Vanzelfsprekend moeten er grenzen worden gesteld aan egocentrisme, zoals het ook terecht is dat met het neoliberale marktdenken de hardvochtige leer van de eigen verantwoordelijkheid bij het grofvuil is gezet. De publicist Dick Pels heeft gelijk dat je van de verweesde samenleving niet één groot gezinsvervangend tehuis moet maken. Dat is naïef en onwenselijk.

Op de jaren vijftig volgden de jaren zestig en zeventig. Deze hebben ons de emancipatie van vrouwen en van homo's gebracht, vrijzinnigheid en democratisering. Zelfbeschikkingsrecht bij abortus en euthanasie en gelijkberechtiging van homo's zijn belangrijke maar ook kwetsbare verworvenheden. Een recht op leven in de Grondwet, een handvest over burgerplichten, gewetensbezwaren voor ambtenaren die homo's trouwen en beperkingen plus een evaluatie bij abortus zijn zeker tezamen geen onschuldige verschuivinkjes, maar tasten naar mijn idee hard bevochten burgerlijke vrijheden aan.

De behoefte aan grotere gemeenschappelijkheid mag niet ten koste gaan van de emancipatie van met name kwetsbare burgers. Een zevenjarige Marokkaanse meid die zich door haar familie onder druk gezet voelt om jong te trouwen en eigenlijk wil studeren, heeft geen behoefte aan meer gemeenschappelijkheid. Zij moet vrij en zelfstandig kunnen zijn. Moeders met kinderen tot zes jaar moeten niet gestimuleerd worden om thuis te blijven, maar om te werken, te leren en zich als individu te ontplooien. Ontheffing van de sollicitatieplicht voor die 90.000 moeders in de bijstand leidt tot staatsafhankelijkheid, een gebrek aan kansen en tot armoede voor hen en hun kinderen. Zij hebben betere betaling van deeltijdarbeid nodig en gratis kinderopvang.

De heer Slob (ChristenUnie):

Zet mevrouw Halsema het nu niet een beetje te zwaar aan? Er lang al een afspraak dat gemeenten daarin keuzes mochten maken. Het was geen generieke vrijstelling, maar in bepaalde situaties hadden gemeenten de ruimte om die vrijstelling te geven. Bovendien is het geen ongelimiteerde vrijstelling. In de periode dat men niet aan het werk is, wordt er zwaar ingezet op scholing zodat men na die periode met een hogere scholing op een goede plek in de samenleving arbeidzaam kan zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Scholing geldt nu ook al bij ontheffing van de sollicitatieplicht. Het grote belang van de sollicitatieplicht is dat er sprake is van een stok achter de deur om daadwerkelijk aan het werk te gaan. Het kabinet zet de klok terug. Ik vind dat echt heel bezwaarlijk. Het gaat vaak om laagopgeleide vrouwen met weinig kansen, om vrouwen die vaak nog minderjarig waren toen zij een kind kregen. Voor deze vrouwen is een gat in hun cv van zes jaar behoorlijk desastreus. Het betekent dat zij ook in de toekomst minder kansen hebben en veroordeeld kunnen worden tot bijstand. Je moet het niet voor henzelf willen – zij moeten economische zelfstandig kunnen zijn – maar je moet het vooral niet voor hun kinderen willen. Wij weten immers allemaal dat armoede intergenerationeel is. Als ouders en kinderen in armoede leven, krijgen de kinderen van die kinderen ook vaak problemen. Dat moet je willen vermijden. Daarvoor moeten vrouwen economisch zelfstandig zijn.

Tegelijkertijd geldt dat al die goed opgeleide en geëmancipeerde mensen die het kabinet "meer ruimte wil geven" – zo staat het er – soms wat meer gemeenschapszin kunnen gebruiken. Met het taboe op de hypotheekrenteaftrek blijft ook de onrechtvaardigheid in stand dat de allerrijksten de grootste belastingvoordelen genieten ten koste van starters op de woningmarkt. De topmanager van Numico, die 14 mln. incasseert, mag met enige dwang gemeenschapszin opgelegd krijgen. Ik wil graag van het kabinet horen wat het op dit punt doet.

Voor mijn fractie geldt de vraag welke toekomst het kabinet voor ons land ziet. De behoefte aan een positief toekomstperspectief is groot. Dat maakt de discussie over de dubbele paspoorten wel duidelijk. Als mensen hun loyaliteit moeten bewijzen met slechts het bezit van een Nederlands paspoort, mag je vaststellen dat er te weinig is dat bindt en dat richting geeft. Alsof Vondel, Erasmus of Anne Frank minder verbonden zouden zijn geweest met de Nederlandse geschiedenis door het niet hebben van een Nederlands paspoort! Alsof aan de loyaliteit van prins Claus, zelf een verklaard wereldburger, Europeaan en daarna pas Nederlander, ooit getwijfeld zou mogen worden! Ik vind het hoog tijd dat de premier als een leeuw gaat staan voor al die migranten en nieuwe Nederlanders die houden van hun land van herkomst, die daar misschien ook wel begraven willen worden, maar die daarom niet zomaar ongericht aangevallen mogen worden op hun loyaliteit met dit land. Ik hoop dat de premier dit debat hiervoor gebruikt.

Nederland is lang een klein land met een grote ziel geweest, een land met een sterk geloof in maatschappelijke en culturele vooruitgang, internationalistisch in zijn handel en in zijn mededogen. Het stond op de barricade voor burgerlijke vrijheden en het was een vrijplaats voor verschillende godsdiensten. Wij dreigen een klein land met een kleine ziel te worden, terwijl wij, juist nu de verscheidenheid in ons land toeneemt en wij mede de veroorzakers van de internationale klimaatcrisis zijn, een grote ziel nodig hebben. Ik ben bang dat dan een beetje samenwerken, samen leven, samen op weg gaan, hoe aardig ook, gewoon niet genoeg is.

In een reactie zei de kersverse minister Bos: Tja, met milieu wil GroenLinks altijd meer. Als dit een wedstrijd was, mocht hij hem winnen. Graag zelfs! De vraag is echter: doen wij genoeg? De klimaatdoelstellingen van het kabinet zijn ambitieus en zij worden door GroenLinks gesteund. Gisteren maakte het Milieu- en Natuurplanbureau duidelijk dat de maatregelen van het regeerakkoord bij lange na niet voldoende zijn. De energiesubsidies zijn te laag, maar erger is dat geen grenzen worden gesteld aan de vervuilers. Nederland distributieland geeft vrij baan en de bio-industrie heeft ook de komende jaren niets te vrezen. De dieren worden weer met een nota het bos, of beter: het te kleine hok, in gestuurd.

Het openbaar vervoer is noodlijdend. Zeker in het stedelijke gebied zijn grote investeringen nodig om de luchtvervuiling en de klimaatverandering tegen te gaan. Op het platteland leidt de slechte bereikbaarheid tot sociaal isolement. Volgens onze berekeningen kan met de investering in het openbaar vervoer het volgende jaar precies 156 meter spoor worden aangelegd. Het kabinet wil een jaarlijkse reizigersgroei van 5%. Dat kost volgens hetzelfde MNP zeker 10 mld. Dat geld is er, als tenminste het kapitale bedrag van 20 mld. dat op de plank ligt voor de aanleg van wegen wordt geïnvesteerd in openbaar vervoer.

Milieupolitiek betekent ook dat je nadenkt over de ruimtelijke inrichting, over natuur en landschap. Het kabinet lijkt het besef te missen dat samen leven in een klein land betekent dat je de regie moet voeren over de stedenbouw, de aanleg van bedrijventerreinen en het tegengaan van verrommeling. Bovendien zal de klimaatverandering in het landschap moeten worden opgevangen. In reactie op de kritiek van het MNP zei de woordvoerder van de Partij van de Arbeid dat in de komende 100 dagen alles zal worden ingevuld. Dat is prachtig, maar gezien de grote financiële tekortkomingen zal het regeerakkoord moeten worden opengebroken. Alleen als de belastingen verdergaand vergroend worden, de aanwending van het geld verschoven wordt van bijvoorbeeld de aanleg van wegen naar milieupolitiek, kan het kabinet in de buurt komen van haar eigen doelstellingen. Op dit punt krijg ik graag een reactie.

Met Wijnand Duyvendak ben ik de afgelopen maanden met vele anderen CoolClimate.nu gestart: wetenschappers, schrijvers, politici, programmamakers en niet te vergeten de vier grote milieu- en natuurorganisaties hebben tien concrete voorstellen geformuleerd waarmee naar ons idee het kabinet zijn ambities zou kunnen waarmaken. Ik overhandig ons manifest zo dadelijk graag aan de premier en de nieuwe minister van milieu – welkom – en ik doe dat indachtig Al Gore. Hij zei: wij hebben alles in huis om de klimaatcrisis op te lossen, nu nog de politieke wil. De klimaatcrisis is een mondiaal probleem. Als producent van milieuvervuiling en als welvarend land draagt Nederland internationale verantwoordelijkheid, niet alleen in het beteugelen van de klimaatcrisis. Een klein land, met een grote ziel, laat zich voorop staan in zijn internationale ambities, met democratisering en mensenrechten. Daarom stelt het regeerakkoord GroenLinks teleur. Er ontbreekt een evenwichtige analyse van de opbrengst van vijf jaar oorlog tegen het terrorisme. Van de toenemende militarisering van de internationale politiek, en de verdringing daardoor van dialoog, diplomatie en mensenrechten. Er ontbreekt een analyse van het aanhoudende en verergerende Israëlisch-Palestijns conflict, dat niet alleen de buitenlandse, maar ook de binnenlandse verhoudingen onder druk zet. Waar is het wervende Europese project? Hoe zinnig het ook is om de nationale parlementen te versterken, het is niet genoeg, wij hebben Europa nodig voor de klimaatcrisis, voor internationale politiek, voor migratie, voor onze sociale verhoudingen. Bovendien willen burgers veel directere zeggenschap over Europa. Tijdens het referendum bleek nog eens dat Europa een project zonder burgers is. Ik denk dat wij ervoor moeten waken dat Europa niet ook een project zonder politici wordt.

De internationale politiek is vooral een voortzetting van de vorige kabinetten-Balkenende. Ondanks dat de doelstelling van wederopbouw in Afghanistan steeds verder uit zicht raakt, blijft Nederland meedoen aan een door de VS gedomineerde vechtmissie. De oorlog blijft, de JSF blijft, of beter: die komt er. De Europese achterkamertjes blijven, en de doofpot blijft. Er komt geen onderzoek naar de desastreuze oorlog in Irak. Terwijl Bush en Blair erkennen dat er grote fouten zijn gemaakt en dat er is gelogen, wast ook dit nieuwe kabinet, met medeweten van de Partij van de Arbeid, zijn handen in onschuld. De vraag is dan, wat dat toch is. Wat is dat toch, dat samen niet willen weten? Waarvoor zijn wij eigenlijk bang?

GroenLinks heeft kritiek op een aantal onderdelen van het regeerakkoord, maar niet op alle. De afgelopen jaren waren coalitie en oppositie gepolariseerd. Ik hoop met het aantreden van het nieuwe kabinet dat die polarisatie in ieder geval af en toe kan worden doorbroken. De premier en zijn collega's wens ik vrij naar het indianenmeisje Pocahontas een grote ziel toe.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Blijheid, spirit, teamgeest, vertrouwen en vooral veel samen, het kan niet op. Ik feliciteer de fracties van CDA, PvdA en ChristenUnie met het gesloten akkoord. De ploeg zit er, en klagen of kritiek hebben geeft snel het gevoel van spelbederf. Behalve dan misschien klagen over de akoestiek in de Trêveszaal. Als de komende jaren het kabinetsbeleid wordt doorbroken, krijgen wij toch niet de smoes: ik had het niet goed verstaan! Minister-president: niet accepteren, wij roepen het afgedwaalde schaap dinsdag naar de Kamer, en samen krijgen wij uw kabinet wel in het gelid!

De informatie was vernieuwend, een rondreizend circus. Wekenlang geen nieuws, zelfs geen lekken. Wel hoge verwachtingen, waarvan een aantal is beloond. Een generaal pardon, impuls voor oude wijken, en de doelstelling voor schone energie is prima. Maar worden er ook knopen doorgehakt? Vanmorgen zei de minister-president dat het kabinet uiteindelijk, als het nodig is, knopen door zal hakken. Maar ja, durft het de woningmarkt, vastgelopen door aftrek en subsidies, echt aan te pakken? Durft het de noodzakelijke maatregelen te treffen voor de opvang van de vergrijzing? Durft het Nederland mee te nemen in een heldere visie op Europa? Anderhalf jaar stilte is wel voldoende. Wat gaat er met het onderwijs gebeuren? Lichten wij eindelijk het deksel van de doofpot Irak?

Teleurstelling op deze punten. Belangrijke punten voor D66, want geen verdere aanpak van hypotheekrenteaftrek, dus een onbegaanbare koopmarkt voor starters en jongeren. Een AOW-plan voor na het vertrek van dit kabinet, door het CPB bureaucratisch en onuitvoerbaar verklaard. Waarom geen visie? Pak door naar 67 jaar!

Een Europa-paragraaf die van buiten naar binnen kijkt en geen oplossing biedt voor de impasse na het referendum. Wij missen de trein niet, want die rijdt gewoon verder. Met ons op het balkon. Wat is een actieve rol in Europa? Wij gaan het verdrag toch niet uitkleden? Kleedt het om, kleedt het aan, maar laat Europa meer democratie zijn, minder bureaucratie. Vanochtend gaf de minister-president aan, dat de Europese Unie goed is voor Nederland. Maar ik wil dat Nederland weer goed is voor de Europese Unie, dat Nederland vooroploopt. Laat Europa meer zijn dan een markt, maar ook energie, ecologie, migratie, defensie. Genoeg om Europa van ons te maken. Breng Europa bij ons, maak ons Europeaan!

Geen onderzoek naar onze steun aan de oorlog in Irak. Een doofpot waarvoor nu geldt dat de bewijslast is omgedraaid. Bang voor Bush, bang om niet voor vol te worden aangezien, is Nederland meegezogen in een oorlog. De gehele wereld erkent het inmiddels: geen massavernietigingswapens, geen banden met Al-Qa'ida en inmiddels speculeren de VS openlijk over de aanval van een volgend land, Iran. En wij lopen weer op de VN vooruit. Mijn fractie wil een onderzoek, wij willen weten waarom Nederland deze oorlog prematuur steunde. Laat de minister-president één keer over zijn lippen krijgen: wij hebben ons toen vergist, de feiten waren toch anders. Voor de PvdA, zo hebben wij vandaag gehoord, is dit een punt dat zij niet binnengehaald heeft. Alsof het een puntje is. Alsof je zegt: wij hebben de deugd van eerlijkheid moeten prijsgeven maar wij hebben er prachtwijken voor teruggekregen. Ik wil de grenzen van de PvdA weten, hier en in de Eerste Kamer. Samen weten, is samen leren.

Het kabinet schuift veel voor zich uit. Voor de zomer moeten afspraken worden gemaakt, concrete afspraken. Want dat is een zwak punt in dit akkoord. Nauwelijks afrekenbare doelen. Waar wil deze regering over vier jaar staan? Hoe ziet Nederland er uit in 2011 en daarna? Ook over milieu is er nog veel onduidelijk. Wij zijn tevreden met de 30% schone energie en ook blij dat het kabinet het voorstel van D66 voor 20% energiebesparing tot het zijne heeft gemaakt. Niets dan lof daarvoor, maar het bedrag dat hiervoor is uitgetrokken, is te beperkt. Mijn vraag aan de minister-president is dan ook de volgende. Wat is leidend, percentages of het geld? Ook wil ik antwoord op de vraag waarom er geen geld is voor Groen In en Om de Steden, een punt dat ik vandaag al vaker heb gemaakt.

Balkenende IV heeft een visie op de maatschappij die uitgaat van een sterk sturende overheid, als antwoord op ongenoegen en onbehagen over globalisering in Europa, vreemdelingen en integratie, wijkproblematiek en veiligheid. Nederlanders willen meer houvast, zegt het kabinet. Doorgeschoten individualisering is niet goed, zei minister Bos. Doorgeschoten saamhorigheid waarin het individu verstikt evenmin, zeg ik op mijn beurt. De samenleving is niet ongedeeld maar pluriform en dat wil ik zo houden. Pluriformiteit is onze kracht. Tegenstellingen en botsende meningen houden de samenleving levend, ze zijn de zuurstof voor democratie, "du choque des opinions". Ik deel dus de probleemstelling maar niet de oplossing, omdat wij een fundamenteel andere kijk hebben op de samenleving. De overzichtelijke samenleving van de tweede helft van de vorige eeuw is verdwenen, maar er is een veel interessantere en uitdagendere voor in de plaats gekomen. Alleen luisteren is niet genoeg. Als dit kabinet mensen erbij wil betrekken, dan zijn contacten en contracten niet voldoende. Echte invloed van mensen, daar gaat het om. Het is mooi om over samen te praten – in dit akkoord zelfs 147 keer en vanochtend nog eens 44 keer – maar mij bekruipt een beklemmend gevoel, een naïef, blijmoedig, opdringerig, niet vrijblijvend samen, een samen gericht op overzichtelijke bestaande structuren: het klassieke gezin, de vereniging, de bonden, de kerk. Niet een samen dat de vrijheden en de rechten van het individu vooropstelt, niet een samen dat erkent dat nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Jongeren die op internetcommunities zitten. Hoogopgeleide allochtonen vang je niet met etnische zelforganisaties. En wat dacht u van de tweeënhalf miljoen alleenstaanden buiten uw gezinsbeleid? Het is zeker geen "samen" dat invloed betekent. Geen woord over de stand van de democratie en geen letter over de aanbevelingen van de Nationale Conventie. Het gaat om meepraten volgens oude structuren, zoals corporaties, bonden en belangenbehartigers. Hoe garandeert de minister-president dat iedereen kan meebeslissen in zijn samengevoel?

Vanuit de gedachte van zelfbeschikking heeft D66 als vrijzinnig liberale partij met spanning afgewacht of de PvdA een poortwachter is bij de medisch-ethische kwesties, bij homorechten en andere libertijnse verworvenheden. Er is al veel gezegd over abortus en euthanasie, maar ik snap werkelijk niet de gelatenheid, grenzend aan onverschilligheid, onder het mom van: ach, ze komen toch niet aan de wet. Wij zullen bovenop al deze thema's zitten. Ik kijk namelijk niet alleen naar de tekst, maar ook naar de intenties van de partijen. Daarom wil ik geen oneigenlijke keus tussen abortus en adoptie, geen zogenaamd mild alternatief voor euthanasie, maar keuzevrijheid. Blijf uit de spreekkamer en blijf van het sterfbed, en ook geen grensverlegging bij de plicht van ambtenaren om de wet uit te voeren. Tal van gemeenten, vaak op initiatief van D66, weigeren de klok voor het gelijkwaardige homohuwelijk terug te draaien. Mag ik alsjeblieft zelf beslissen wanneer ik ga winkelen of de bibliotheek bezoek? De zondag is van ons allemaal.

De heer Van der Vlies (SGP):

D66 is weliswaar uit Balkenende II gestapt, zoals mij niet is ontgaan, maar het ging toen over andere punten dan die u nu aan de orde stelt. U had zich toch gebonden aan een regeerakkoord Balkenende II? Het is al eerder aan de orde geweest en ik zal het inhoudelijk niet herhalen, maar ik vraag toch wel een verantwoording over het feit dat u nu zo fel uithaalt en zo verbaasd bent, terwijl een paar jaar terug nog uw handtekening stond onder zeer vergelijkbare onderdelen van het regeerakkoord dat u toen steunde.

De heer Pechtold (D66):

De heer Van der Vlies probeerde het vandaag bij de heer Rutte en nu bij mij. De afgelopen tijd is de indruk gewekt dat Balkenende II een beetje hetzelfde was als wat er nu is afgesproken over deze wezenlijke thema's, maar dat was het zeker niet. De teksten zijn onvergelijkbaar en vooral de richting die daarin is aangegeven. Als het om abortus gaat, gaat D66 uit van de positie van de vrouw en de heer Van der Vlies en dit kabinet van het ongeboren kind, en dat is hun goed recht. Vandaar ook de tekst in de preambule over het recht op leven. Die is niet gemaakt voor een recht op leven voor u en mij, maar dit is een heel gevoelige tekst die rond abortus elke keer opgang doet. Daarom verschillen wij. Een handtekening onder Balkenende II kon, maar Balkenende IV is duidelijk een ander kabinet op het gebied van zaken die gevoelig liggen, zoals euthanasie, waarover pas een paar jaar een wet is, of abortus. Dat zijn veranderingen in de praktijk, in de spreekkamer of aan het sterfbed. Ik wil daar geen staat of kerk, maar zelf beslissen en zelf beschikken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat onderzoek naar de Grondwet is nieuw, maar dat is nog in onderzoek. Door die bril gaat u toch niet het hele regeerakkoord lezen? Dat is toch niet nodig? U zegt dat de passages over euthanasie en abortus voor u bedreigend zijn. Ik vind ze eigenlijk veel te veel lijken op het regeerakkoord van Balkenende II en daar staat uw handtekening onder.

De heer Pechtold (D66):

De tekst is alleen al onvergelijkbaar in lengte, maar ik kijk ook naar de intenties. Ik ben een mondige burger en ik zal mij wel kunnen verdedigen bij deze praktijken. Als de euthanasie van tevoren niet goed is geregeld met de arts en als je op dat sterfbed ligt en in de omstandigheden bent dat deze dingen op je af komen, moet een arts op dat moment ook namens de overheid vertellen dat er een andere weg is. Laat de keuze aan de patiënt als deze heeft gekozen voor euthanasie. Hij is mans genoeg om daarover na te denken. Zorg dat wij er als overheid niet verder tussen komen en een oneigenlijke keuze neerzetten. Ik ben niet tegen palliatieve sedatie. Dat is voor sommige momenten en mogelijkheden van sterven een prima optie. In eerdere debatten met de heer Dittrich is hierover gesproken. Ik wil de keus om niet alleen te laten sterven, maar ook te doen sterven. Bij sommige vormen van ziekte, zoals kanker, wil ik die keus hebben. Dan wil ik geen bemoeienis aan mijn sterfbed, wanneer het zo ver is.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik was er nog niet aan toegekomen spaties te tellen in beide regeerakkoorden. Zo heb ik ze niet met elkaar vergeleken.

Ik houd staande dat er inhoudelijk zeer vergelijkbare, om niet te zeggen dezelfde teksten staan. En daar had u uw handtekening onder staan. Dat u zich daarvan nu verwijdert, is uw goed recht. Daarover val ik u niet lastig, maar ik wil het wel even gemarkeerd hebben.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben het er niet mee eens. Dat lijkt mij een kort antwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Prachtig.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik wil even ingaan op de kwestie euthanasie en palliatieve zorg. Ik vind het onbegrijpelijk wat u daarover hier zegt. Uit welke tekst of welke intentie kunt u opmaken dat dit kabinet tornt aan het zelfbeschikkingsrecht als het gaat om euthanasie? Ik zie palliatieve zorg als een voorwaarde om dat besluit tot euthanasie eventueel te nemen. Het nemen van dat besluit is nog altijd het recht van het individu. Kunt u mij aantonen waar in dit regeerakkoord, anders dan in het akkoord van Balkenende II, wordt getornd aan euthanasie? Waaruit blijkt dat? Ik neem geen genoegen met het antwoord dat het gaat om intenties en dat u denkt dat het zo is, want dan komen wij in een ander debat terecht. Ik wil nu weten wat er staat en wat dat in de praktijk oplevert. Volgens mij levert het geen enkele wijziging op in vergelijking met Balkenende II.

De heer Pechtold (D66):

Ik kan het letterlijk voorlezen. De tekst over euthanasie en palliatieve zorg was in het regeerakkoord van Balkenende II een zeer korte: "Wat betreft de laatste fase van het leven is meer aandacht nodig voor palliatieve zorg en de opleiding daarvoor."

Dat lijkt mij prima. In dit regeerakkoord staat: "In deze kabinetsperiode zal met betrekking tot levensbeëindiging op verzoek niet worden overgegaan tot wijziging van de regelgeving of het toestaan van experimenten (...) Er zal worden geïnvesteerd in verbetering en (financiële) versterking van de palliatieve zorg, zowel in de opleiding als in de zorgverlening in verpleeghuizen, hospices en thuis. Ondersteuning van vrijwilligers is van belang."

Dat is duidelijk meer aandacht: alsof er een alternatief is, alsof euthanasie een mogelijkheid is, maar dat palliatieve zorg een mildere variant is. Wij zijn inmiddels ook vier jaar verder. De wetenschappelijke kennis neemt toe. Ik neem geen afstand van palliatieve zorg, want die vind ik prima. Maar als u zegt dat u de komende jaren keihard overeind houdt dat er een keuzevrijheid is voor het individu en dat wij niet een overheid krijgen die artsen aan het bed verplicht om te zeggen dat er ook nog een andere mogelijkheid is, dan zijn u en ik het eens, dan neem ik alles terug en ben ik vier jaar blij op dit punt.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik hecht er grote waarde aan dat een arts in de moeilijkste fase van iemands leven, de stervensfase, met betrokkene spreekt en in volle omvang de keuzemogelijkheden weergeeft, zonder dat, zoals u het verwoordt, euthanasie geen recht meer is, maar er eerst palliatieve zorg moet worden gegeven. Dat staat hier niet. Dat wil mijn fractie ook niet. En daar kunt u mij aan houden, maar u moet niet het beeld oproepen dat het in dit regeerakkoord een dusdanige wending heeft gekregen, omdat toevallig de ChristenUnie erbij zat of het CDA tot andere gedachten is gekomen. De wens dat euthanasie mogelijk is, is niet exclusief voor uw partij. Die is ook voor mijn partij.

De heer Pechtold (D66):

Fantastisch. De intentie van de ChristenUnie is blijkens het partijprogramma om de mogelijkheid van euthanasie terug te draaien. Daar heb ik mee te maken. Toch moet ik u kennelijk geloven dat die dingen wel goed geregeld zijn, ook al zijn die misschien niet allemaal in de tekst terug te vinden. Als u mij zegt dat er geen spat zal veranderen aan het bestaan van de keuzevrijheid en dat de ChristenUnie op dit punt niets binnengehaald heeft, dan zeg ik: prima, dan trekken wij daarin vier jaar samen op, maar dan wil ik ook dat artsen in dit land weten dat de patiënt de keuzevrijheid heeft en dat daaraan alle aandacht dient te worden besteed in de voorlichting.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik moet zeggen, dat mij de rillingen over de rug lopen als ik u zo hoor spreken en dan ook nog in termen van wel of niet binnenhalen.

De heer Pechtold (D66):

Dat is een term die in uw kringen wordt gebruikt.

De voorzitter:

U zou elkaar niet onderbreken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik hoor u praten over binnenhalen, mijnheer Pechtold. Ik vraag u op de man af wat erop tegen is om maximaal te proberen mensen die in een heel moeilijke fase van hun leven, de stervensfase, verkeren de begeleiding te geven die zij nodig hebben. In andere landen zien wij dat men daar al veel verder mee is en dat het ook goed werkt voor mensen die in zo'n moeilijke fase zitten. Wat kunt u daarop tegen hebben? Waarom wilt u het zo zwaar ideologisch laden?

De heer Pechtold (D66):

Daar is niets op tegen, mijnheer Slob. Alleen, vanuit uw intentie, vanuit uw geloof, vanuit uw ideologie wilt u – en dat is uw goed recht – mij behoeden voor een abrupt einde aan mijn leven. Wetend dat er bepaalde vormen van kanker zijn waarbij het einde niet alleen ondraaglijk, maar ook onmenselijk is, wil ik, als ik zo'n vorm van kanker heb, zelf een moment kunnen kiezen in mijn omgeving – dat is mijn gezin, niet de overheid – waarop ik mijn einde forceer. Dat is een mogelijkheid die wij na tientallen jaren van discussie in dit huis met de grootste mate van zorgvuldigheid voor elkaar hebben gekregen. En dat wil ik overeind houden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb maar één intentie, namelijk dat wij mensen die in een heel moeilijke fase van hun leven verkeren – of dat nu mensen zijn in de stervensfase, of meisjes en vrouwen die ongewenst zwanger zijn – maximaal bijstaan en erom heen staan om hen te helpen in die nood. Dat is de enige intentie die wij hebben. Daaraan moeten wij werken. Ik ben er blij mee dat dit kabinet dat ook oppakt, er maximaal invulling aan wil geven en ook geld beschikbaar wil stellen om dat doel te realiseren.

De heer Pechtold (D66):

Wij verschillen van mening. Ik ga graag het debat hier aan, want met name de wetenschap over deze zaken, de praktijk, is van belang de komende jaren.

Een medisch-ethisch thema dat niet beschermd moet worden maar ruimte moet krijgen, is pre-embryonaal stamcelonderzoek; een onderzoek op een klontering van ongeveer 30 cellen voor bijvoorbeeld vruchtbaarheidsonderzoek. Ik overtuig het kabinet dit jaar graag waarom dit ook vanuit christelijke ideologie mogelijk moet zijn. Laat niet andere landen de ethische kooltjes uit het vuur halen. Wij zijn een kennisland en moeten hierin voorgaan zonder dogma's.

De fractie van D66 steunt vanzelfsprekend het voornemen om meer geld te besteden aan het onderwijs. Wij maken ons echter zorgen over de besteding. Waarom is die niet concreter bijvoorbeeld voor leraarsalarissen, een conciërge op elke school en dan als een echte baan en niet als een van de maar liefst vijf nieuwe varianten op melkertbanen, echte banen en geen gesubsidieerde arbeid? Het onderwijs is niet geholpen met gratis boeken alleen. Mijn fractie verwacht van de drie nieuwe bewindslieden op dit ministerie veel ambitie. Er komt een tekort van duizenden leraren aan. De uitval in vooral het vmbo is tragisch en het aantal zwakke en zeer zwakke scholen onacceptabel.

De minister-president sprak vanochtend over culturele onzekerheden die ter discussie staan. Bedoelde hij daarmee de verregaande toepassing van het profijtbeginsel bij de podiumkunsten? Dit is een gigantische bezuiniging met dramatische gevolgen.

Waarom worden de Nederlandse Antillen en Aruba ondergebracht bij het ministerie van Justitie? Ik neem aan dat zij na de statuutwijziging weer bij het ministerie van BZK, het moederdepartement, worden ondergebracht.

Ik rond af. In 1989 werd een coalitie gevormd van CDA en PvdA. De heer Van Mierlo kondigde aan oppositie voor een centrumlinks beleid te voeren. Vandaag vormen CDA, PvdA en ChristenUnie een christelijk conservatief kabinet. De fractie van D66 zal constructief zijn waar mogelijk, met alternatieven komen waar nodig, laten zien dat Nederland vrijer en vrijzinniger kan: zonder betutteling, tegen dogmatiek, met de blik naar buiten en het lef om verder te kijken dan wat goed is voor de korte termijn. Geen oppositie voor en niet tegen dit kabinet. D66 wil een redelijk alternatief zijn. D66 voert oppositie naast dit kabinet.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben te maken met een coalitie van een kleine winnaar en twee grote verliezers. De kiezers wilden een radicale verandering, zo leerde de verkiezingsuitslag. De veranderingen waar de kiezers op hoopten, laten echter op zich wachten. Toch is er een kleine koerswending die vanaf aanstaande woensdag wel eens aanzienlijk groter kan worden als de nieuwe politieke verhoudingen in de Eerste Kamer duidelijk zijn.

Het is mij in de regeringsverklaring opgevallen dat de meedogenloosheid van Balkenende I, II en III is afgezwakt en hier en daar zelfs heeft plaatsgemaakt voor een begin van mededogen en duurzaamheid. Balkenende I, II en III waren de meest dieronvriendelijke kabinetten uit de Nederlandse geschiedenis. Zie hier, in deze regeringsverklaring is voor het eerst in diezelfde geschiedenis aandacht voor het welzijn van dieren. De ambities zijn nog niet erg groot en nog niet duidelijk ingevuld, maar het begin is er. Ik verwacht dat er nog heel veel in positieve zin zal worden bijgesteld.

De vraag is echter waarom de regeringspartijen nog zo aarzelen over de rechten en belangen van dieren. Waarom spreken zij wel over de opwarming van de aarde, maar vergeten zij daarbij het aandeel van de bio-industrie mee te wegen? De intensieve veehouderij stoot meer broeikasgassen uit dan het verkeer en toch lijkt niemand in het meest veedichte land ter wereld, want dat is Nederland toch, op het idee te komen om onderzoek te doen naar het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen door een warme sanering van de intensieve veehouderij. Wij offeren honderden miljoenen dieren op het altaar van de economie en het resultaat is dat wij moeten vrezen voor ernstige dierziektecrises of zelfs een pandemie. De bio-industrie produceert jaarlijks 70 miljard kilo mest, die is ruim 10.000 kilo per Nederlands huishouden. Onze natuur heeft hier ernstig onder te lijden. Een regeringsverklaring die daar niets over zegt, is incompleet. Het is onzin om te denken dat het afschaffen van onze intensieve veehouderij gelijk zou staan aan het exporteren van verantwoordelijkheden, zoals sommige bewindslieden hebben gezegd. Wij hebben in dit land de kinderarbeid afgeschaft en dus kunnen wij ook een einde maken aan de bio-industrie. Ik hoor graag of de regering plannen heeft om de intensieve veehouderij te ontvlechten en te saneren. Ik overweeg hierover een motie in te dienen.

De jaarlijkse groei van de wereldwijde vleesconsumptie met 3% is niet vol te houden, omdat wij al die dieren simpelweg niet kunnen voeden. Zoals collega Van Geel terecht eerder opmerkte: vlees is het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket. Grootschalige vleesconsumptie staat bovendien een eerlijke voedselverdeling in de weg. Wanneer een product zo veel nadelen oplevert voor mens, dier, natuur en milieu kan het toch niet te veel gevraagd zijn om serieus te maken van de transitie van de productie van dierlijke eiwitten naar die van plantaardige eiwitten? Die productie vergt namelijk veel minder grondstoffen, legt minder beslag op onze ruimte, is veel schoner, levert gezondere producten op, biedt Nederland de kans om als innovatieland een voorsprong te nemen en verkleint de kans op het ontstaan en de verspreiding van dierziekten. Het moet voor een zich groen noemend kabinet niet moeilijk zijn om het belang van een onderzoek naar een dergelijke transitie in te zien en te komen met een onderzoeksvoorstel voor een fiscale stimuleringsregeling voor de bevordering van de ontwikkeling van vleesvervangers. Ik overweeg een motie op dit punt.

De vierde maatschappelijke pijler die het kabinet noemt, zijn de normen en waarden in onze samenleving. Het is voor de Partij voor de Dieren onbegrijpelijk dat dieren moeten lijden uit overwegingen van vermeende politieke correctheid. Vlees van onverdoofd geslachte dieren is een nichemarkt geworden met ons land als koploper in dieronvriendelijkheid. Nu uit onderzoek, onder meer in de New Scientist, blijkt dat er geen enkele valide religieuze of technische reden is om dieren zonder verdoving halal te slachten, moeten wij daar onmiddellijk mee stoppen. Wij schaden niemand in zijn religieuze beleving, wanneer wij het ritueel, onverdoofd slachten van dieren verbieden. Ik heb een motie hierover eerder aangehouden, maar ik denk dat nu het moment is gekomen om de schapen van de bokken te scheiden. Ik zal daarom in een stemming helder proberen te krijgen welke partijen kiezen voor het respecteren van religieuze gebruiken die ernstig dierenleed veroorzaken en welke partijen kiezen voor het respecteren van religieuze gebruiken, zonder daarvoor dieren nodeloos te laten lijden.

Omdat nog maar sinds kort echte belangstelling lijkt te bestaan voor het welzijn van dieren, hebben dieren nog steeds geen onderdak gevonden bij één ministerie. Met name de proefdieren zijn bestuurlijk dakloos geworden, waardoor hun belangen tussen wal en schip vallen. Is de regering bereid, een ministerieoverstijgend budget vrij te maken voor een serieuze impuls aan de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven?

In het regeerakkoord staat dat men dierenbeulen strenger wil straffen. Dat is een mooi voornemen, dat alleen werkelijkheid zal worden als de opsporing en handhaving structureel worden verbeterd. De regeringsverklaring biedt op dit punt onvoldoende helderheid en ik nodig de regering daarom uit om die nu te geven. De malafide handel in huisdieren uit Oost-Europa moet ook aan banden worden gelegd.

Natuur en milieu komen er in de regeringsverklaring met een fooi van af. De streefwaarde op het terrein van klimaat en energie, 30% minder CO2-emissie in 2020, kan slechts worden bereikt via sterke veranderingen in technologie en gedrag van burgers en bedrijven. De jaarlijkse maatschappelijke kosten van het huidige voorstel zouden volgens schattingen van het NMP 8 mld. tot 9 mld. bedragen in 2020. De in het regeerakkoord extra vrijgemaakte 500 mln. staan daarmee in schril contrast. Nederland moet kiezen voor een voortrekkersrol op het gebied van klimaat en energiebeheersing en voor een koppositie die past bij de ambitie Nederland te ontwikkelen tot een kenniseconomie. Het ontwikkelen van kennis en vaardigheden, hoe te komen tot een schonere, duurzamere wereld, biedt geweldige kansen voor Nederland. De kabinetten-Balkenende I, II en III hebben de innovatiesector op het gebied van schone energie, zoals wind- en zonne-energie, vrijwel lam gelegd en het particuliere initiatief doeltreffend gesmoord. Ik zal het maar positief benaderen door te zeggen dat de vorige drie kabinetten ervoor gezorgd hebben dat de wet van de remmende voorsprong ons geen parten zal spelen en dat wij met een schone lei kunnen beginnen na het afbraakbeleid van de afgelopen vijf jaar.

Wij maken ons zorgen over de ruimtelijke ontwikkeling en dan vooral over de groene ruimte en het gebrek aan ambitie bij de woningbouw. Dat lijkt strijdig met elkaar, maar hoeft dat niet te zijn. Wanneer wij binnen de bestaande bouwvolumes bouwen op eigen erf toestaan om meergeneratiewonen te bevorderen, levert dat een miljardenimpuls op voor de bouwnijverheid. Verder bevordert het de vitaliteit van dorpen en platteland en vermindert het het probleem rond de huisvesting van ouderen drastisch, zonder dat het drukt op het overheidsbudget. Hetzelfde geldt voor het benutten van de restruimte op het platteland. Wanneer wij leegstaande en leegkomende stallen en schuren benutten als bouwvolume voor woningbouw, biedt dat én kansen voor een warme sanering van de bio-industrie, én nieuwe woonruimte in een van de mooiste delen van ons land, zonder de groene ruimte verder aan te tasten. Ook hier kan zonder overheidsbudget gewerkt worden aan een impuls voor economie en werkgelegenheid en aan de revitalisering van platteland en dorpen.

Verder verwijs ik kortheidshalve naar wat vorige sprekers hebben gezegd over een aantal heikele kwesties in de plannen van dit kabinet. Veel kiezers begrijpen niet waarom er toch een Bosbelasting moet komen als straf op een leven lang hard werken. Vrijwel niemand begrijpt hoe de oorlog in Irak waarin ons land zich heeft laten meeslepen, geheel onder het vloerkleed geschoven kan worden. Terwijl in een land als Amerika allerlei onderzoeken gedaan worden naar de achtergronden van de inval in Irak, wenst het kabinet Balkenende met instemming van PvdA en ChristenUnie geen verantwoording af te leggen over de inval in Irak en de betrokkenheid van Nederland daarbij. Wij vinden dat een schande.

Tot slot kom ik op het schimmige beleid rond de Europese grondwet. De Nederlandse bevolking heeft daar in ruime meerderheid nee tegen gezegd, ondanks alle dreigementen die daarover op voorhand van het kabinet kwamen. Een kabinet dat desondanks probeert om die grondwet er alsnog door te frommelen – op een stiekeme manier die erg lijkt op hoe de euro tot stand is gekomen of die eigenlijk nog kwalijker is, omdat er nu een duidelijke uitspraak van de kiezers ligt – kan zich niet beroepen op woorden als "samen". Een dergelijk kabinet maakt de indruk, meer op te hebben met het woord amen: so be it, of de bevolking het nu wil of niet.

Tot zover onze bijdrage en mocht het u ontgaan zijn: ik ben van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Collega Marijnissen hield ons het perspectief voor van de laatste spreker, een lege zaal. Laat dat nou eens meevallen. Moet u eens kijken!

Het christelijk-rode kabinet dat nu voor ons zit, komt overeen met de coalitie die de SGP meteen na de verkiezingsuitslag aan Hare Majesteit adviseerde. Wij stonden daarin toen nog alleen, maar wij vonden van meet af aan een kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie het meest haalbaar en het meest werkbaar. Onderzoek naar andere combinaties zou alleen tijdverlies opleveren. Nou, wij hebben het gezien. De SP moest het veld al snel ruimen, en GroenLinks wilde het veld niet eens op.

De ChristenUnie maakt voor het eerst in de geschiedenis deel uit van een kabinet. Wij willen allereerst de ChristenUnie daarmee van harte gelukwensen en veel sterkte en wijsheid toe bidden. Dat laatste geldt uiteraard het hele kabinet. Wij zullen ons welwillend en tegelijk waakzaam opstellen. Wij zullen voorstellen steunen als het even kan, maar ook kritiek leveren als het moet, zeker bij de punten die ons aan het hart gebakken zijn. Het is een vriend die mij mijn feilen toont of met andere woorden: constructief blijven en tegelijk elkaar scherp houden.

Het regeerakkoord bevat veel aansprekende punten. Dat stemt dankbaar. Als voorbeelden noem ik de aandacht voor jeugd en gezin, het onderbrengen van de overtijdbehandeling onder de Wet afbreking zwangerschap, geen stamcelonderzoek met speciaal voor dat doel ontstane embryo's, het handhaven van de vrijheid van onderwijs.

Naast de erkenning van wat nu onder handbereik is, moet ook worden vastgesteld dat niet alles wat wij hoopten, kon worden binnengehaald. Dat hoort bij onderhandelen, zoals het bij de rol van Hare Majesteits loyale oppositie hoort om de vinger te leggen bij waar het aan schort. De SGP is dat trouwens aan haar stand als Bijbelgetrouwe politieke partij verplicht. Leidend voor ons is daarbij ons verkiezingsprogramma, dat op bij voorbeeld de medisch-ethische thema's inzet op echt ander beleid.

Het is goed dat door flankerend beleid het aantal abortus- en euthanasiegevallen wordt verminderd, maar het is bedroevend dat de "verworvenheid" om het geboren en ongeboren leven te mogen beëindigen onaangetast blijft, zoals zojuist door collega Tichelaar nog stellig is bevestigd. Wij kunnen noch mogen daarin berusten.

Vooral de ministerspost voor Jeugd en Gezin boeit en sluit naadloos aan bij ons eerste speerpunt tijdens de verkiezingscampagne. Wij wreven wel onze ogen uit toen wij zagen dat het beleidsterrein van de kinderopvang naar het ministerie van Onderwijs gaat. Waarom is dat? Als er iets onlosmakelijk aan deze nieuwe ministerspost verbonden zou moeten zijn, dan is het wel de kinderopvang. Het kindgebonden budget – iets dat al jaren door onze fractie wordt bepleit – vormgegeven zonder de budgetten voor kinderopvang, lijkt zo eerder verder weg dan dichterbij. Ook het gefrunnik aan de algemene heffingskorting stelt teleur. Waarom toch? Het gaat nota bene om de koopkracht van ouders die principieel kiezen voor een eerste taak in het gezin en bovendien vaak nog mantelzorg bieden. Daar moet onze gezinsminister zich toch door aangesproken weten?

De heer Pechtold (D66):

Nu de rollen zijn omgedraaid, wil ik de heer Van der Vlies over hetzelfde medisch-ethische thema een vraag stellen. De ChristenUnie is nauw verwant aan de SGP en de fractie werkt vaak met de SGP-fractie samen. De heer Van der Vlies gebruikte ook het woord "binnengehaald"; wij lopen het gevaar dat de heer Slob daartegen bezwaren maakt. Kan de heer Van der Vlies echter dingen noemen die op het medisch-ethische vlak zijn "binnengehaald", geredeneerd vanuit de standpunten van de SGP en in vergelijking met het beleid van het voorgaande kabinet? Of zijn de resultaten op dit terrein wat hem betreft teleurstellend?

De heer Van der Vlies (SGP):

Teleurstellend? Ach, je hoopt altijd op meer. De onderhandelingen hebben een resultaat opgeleverd. Ik ben niet zelf bij deze onderhandelingen aanwezig geweest, maar wij weten allemaal wie er, onder leiding van de heer Wijffels, bij de totstandkoming van het resultaat betrokken zijn geweest. In het resultaat zitten ook punten die onze fractie met dankbaarheid verwelkomt. Wij hadden echter op meer gehoopt.

De heer Pechtold (D66):

Dit betekent dat op voor ons beiden, zij het vanuit een ander perspectief, cruciale thema's het om meer gaat dan tot nu toe gebruikelijk was, dat er op deze punten verandering van beleid is en dat dit in de richting van uw standpunt is verplaatst?

De heer Van der Vlies (SGP):

De overtijdbehandeling is het nieuwe punt, daarover is vandaag al meer gezegd. Als het daar om gaat, is het inderdaad zoals u zegt. Bij het overige is er eigenlijk sprake van een doorzetting van de lijn van de vorige kabinetten; ik zal dat straks nog vaststellen. Er is echter wel hier en daar sprake van intensivering; dat gelukkig wel.

Er is nogal wat rumoer ontstaan over de passage in het regeerakkoord over de ambtenaren van de burgerlijke stand met gewetensbezwaren. Vicepremier Bos heeft zijn partijcongres toegezegd, niet te zullen meewerken aan wettelijke bescherming van gewetensbezwaarde ambtenaren. Hij ging zelfs zo ver, zijn partijgenoten in gemeenteraden op te roepen om het voorbeeld van Amsterdam te volgen en ambtenaren die moeite hebben met het homohuwelijk de voet dwarst te zetten. Ik vind dat op deze manier de vicepremier een door hem zelf gemaakte afspraak onderuithaalt. Als dit anders ligt, verneem ik dit graag van de minister-president.

Toenmalig staatssecretaris Cohen heeft bij de behandeling van de wet in de Eerste Kamer op 19 december 2000 – het Tweede Kamerdebat werd al eerder geciteerd – uitdrukkelijk toegezegd dat zowel zittende als toekomstige gewetensbezwaarde ambtenaren gewoon hun werk moeten kunnen blijven doen. Wil de minister-president deze duidelijke opvatting van de wetsgeschiedenis nog eens krachtig bevestigen als zijnde de intentie van het regeerakkoord? De SGP-fractie heeft een voorkeur voor een wettelijke regeling. Ik wijs in dit verband op de problemen die er hier en daar helaas nog steeds rond dit thema zijn. Het respect dat toen betracht werd, moeten wij in deze kwestie blijven tonen.

Wat gebeurt er overigens met het omstreden wetsvoorstel dat interlandelijke adoptie voor paren van hetzelfde geslacht regelt? Ik mag hopen dat dit wetsvoorstel wordt ingetrokken. Ook ontstond er ruis rond de afspraak over het besluit van staatssecretaris Ross-van Dorp van het vorige kabinet, om de zogeheten overtijdbehandeling onder te brengen bij de Wet afbreking zwangerschap. Deze ruis moet snel worden weggenomen. Het criterium van de bedenktijd uit de genoemde wet mag geen farce worden; ik zeg vicepremier Bos dat vijf minuten echt heel iets anders is dan vijf dagen. Ook hierover wil de SGP-fractie een heldere toezegging van de minister-president.

De opmerking in het regeerakkoord over het oneigenlijke gebruik van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet beschouwen wij als ruimhartige steun voor het initiatiefwetsvoorstel dat ik samen met mevrouw Gesthuizen van de SP-fractie heb ingediend. Daarvoor danken wij de regering. Wij houden ons uiteraard graag beschikbaar voor overleg over de verdere gang van zaken.

De SGP-fractie begrijpt dat in de regeringsverklaring het accent is gelegd op Europa en het buitenland, maar niet wat precies de inzet is van dit kabinet op het punt van het weggestemde Europees grondwettelijk verdrag. En hoe gaat het kabinet zich opstellen tegenover Turkije?

Voor de SGP-fractie is een van de belangrijkste toetsstenen het beleid dat betrekking heeft op het Midden-Oosten, en dan met name de houding ten opzichte van Israël. Wij verwachten een stevige bijdrage op het internationale podium ten behoeve van dit land en zijn volk dat al zo vele jaren geprovoceerd is. Kan die bijdrage klip en klaar worden toegezegd? En wat is de mening van dit kabinet over de suggestie om de Nederlandse ambassade te verplaatsen van Tel Aviv naar Jeruzalem?

Een krachtig voornemen om paal en perk te stellen aan geweld, porno en kinderporno in de moderne media hebben wij node gemist. Een speciaal aspect daarbij is de virtuele kinderporno. Wij hadden eerlijk gezegd verwacht dat de drie coalitiepartijen daaraan, gelet op hun terecht kritische houding hieromtrent in het recente verleden, daadwerkelijk paal en perk wilden stellen. Andere landen gaan ons in een straffe aanpak voor, wij mogen niet achterblijven. Mijn fractie bepleit aanscherping van normatieve kaders, want zelfregulering levert te weinig op.

Wij sluiten ons aan bij de pleidooien voor het sneller realiseren van een rookvrije horeca, te beginnen met de coffeeshops. Wij herhalen onze verzoeken om het realiseren van ruimhartige en effectieve programma's om uit de moderne slavernij van de prostitutie te komen en om de eerder toegezegde nuloptie voor het aantal bordelen per gemeente. Ook willen wij een eerlijke heroverweging van de opheffing van het bordeelverbod, waarmee de gestelde doelen absoluut niet werden bereikt. Dat is vastgesteld. Komt er nu eindelijk verandering in de wetgeving ter zake?

De voorzitter van de SER heeft gewaarschuwd voor het verlopen van het tij. Het gaat om het ineenslaan van de handen van sociale partners, van de zorgsector en het onderwijsveld. Ook met de landbouw en de visserij zal intensief overleg nodig zijn over de vraag hoe uit het dal moet worden gekomen en op welke wijze de omslag naar duurzame en renderende bedrijfsvoering kan worden gemaakt. Wij verwachten dat de overheid bijvoorbeeld in de visserijsector blijft faciliteren – die sector moet worden gesaneerd – en dat zij eveneens voortdurend stimuleert. Graag willen wij een concrete toezegging op dat punt. De bewindslieden nemen 100 dagen de tijd om allerlei voornemens uit te werken en te concretiseren. Als het beginpunt 1 maart is, zal dat tot 8 juni duren. De SGP-fractie stelt daarom voor om rond 8 juni een integraal beleidsdebat te houden over de concrete resultaten van dat overleg: een "honderddagendebat".

De SGP-fractie betreurt het dat het behoedzame begrotingsbeleid wordt verlaten. Daardoor kunnen zo maar weer financieel-economische risico's ontstaan; gisteren werden er reeds tegenvallers bekend. Het heeft onze instemming dat de scherpe kantjes van het eerdere hervormingsbeleid wat worden weggeslepen en dat er meer oog is voor de menselijke maat. De uitdaging om onze vergrijzende bevolking tegelijkertijd een veiliger, schoner en duurzamer land te geven zal overigens nog genoeg inspanning vragen.

Het immigratie- en integratiebeleid is in de stukken te vaag belicht. Wat blijft er nog over van een restrictief toelatingsbeleid? De urgentie van de aanpak van integratie is onverminderd hoog. Er kunnen veel legitieme vragen worden gesteld over de uitzonderingen om dubbele nationaliteiten te handhaven. Die discussie moeten wij op een eerlijke en onbevangen wijze voeren. Wij zijn van mening dat het wetsvoorstel inperken dubbele nationaliteit snel moet worden geagendeerd. De integriteit van de twee in discussie gebrachte bewindslieden staat voor ons niet ter discussie.

Samen werken, samen leven, het motto boven het regeerakkoord en de rode lijn door de regeringsverklaring. Papier is geduldig. Het moet nu nog wel worden waargemaakt, zeker als het gaat om de immateriële aspecten. VVD en D66 zien spoken in vermoede verscherpende maatregelen, terwijl wij juist vrezen dat het nog te veel bij het "oude" blijft. Wij houden het kabinet dringend voor: Houdt woord en Woord!

De Oudtestamentische koning David heeft voor onze gezamenlijke opdracht een goede en perspectiefrijke aanrader: "Die Uw wet beminnen, hebben grote vrede, en zij hebben geen aanstoot." Het gaat daarbij om de zegenrijke geboden van God, om de Bijbelse waarden en normen. Wij doen er goed aan, deze te bevorderen en te gehoorzamen. Dat wordt van onze handen geëist. Hij heeft daar recht op en verbindt er ook Zijn zegen aan. Dat zou nog eens een wending ten goede betekenen. Wat kunnen wij daarom beter doen dan het nieuwe kabinet en alle leden individueel daartoe dringend op te roepen en deze zegen toe te wensen? Van harte!

De vergadering wordt van 18.45 uur tot 20.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Er zijn nog veel lege plaatsen in de zaal. Ik verzoek de fracties, de leden aan te moedigen hun plaatsen in te nemen, ook voor zover die leden nog niet in deze zaal aanwezig zijn.

Willen alle leden nu hun plaatsen innemen? Ik mis nog de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid. Mijnheer Crone en mevrouw Van Gent, wilt u nu uw plaats innemen?

Het spijt mij dat wij nog niet volledig zijn, mijnheer de minister-president, maar ik zou u toch het woord willen geven.

Minister Balkenende:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik neem aan dat u straks de heer Tichelaar extra welkom zult heten.

Ik dank de fractievoorzitters voor hun inbreng in eerste termijn. Ik zal mijn betoog opbouwen aan de hand van de volgende driedeling. Allereerst zal ik enkele algemene opmerkingen maken over en antwoorden geven op vragen over het beleidsprogramma en de dialoog, een algemeen vertrekpunt in de inbreng van het kabinet. In de tweede plaats sta ik stil bij vragen over het solide karakter van het coalitieakkoord en vragen op het gebied van lasten- en koopkrachtontwikkeling. Vervolgens behandel ik de verschillende pijlers van het coalitieakkoord en zal daarbij ingaan op de gestelde vragen.

Het coalitieakkoord zet in op de balans tussen dynamiek en zekerheid. Kernvraag daarbij is hoe wij in een dynamische wereld zekerheid bereiken voor mensen. Veranderingen in de samenleving zijn van alle tijden. Niet het ontkennen of tegengaan van dynamiek brengt zekerheid voor mensen. Nee, mensen krijgen houvast als zij goed toegerust zijn om veranderingen succesvol tegemoet te treden en als er arrangementen zijn die beantwoorden aan de dynamiek van deze tijd en die de mogelijkheden en de kwaliteit van leven van mensen vergroten.

Het coalitieakkoord zet in op een brede agenda van vernieuwen, met een strategie die gericht is op het behalen van de millenniumontwikkelingsdoelen; met een langetermijnstrategie voor innovatie en ondernemerschap, met een aanval op de schooluitval; met een ontwikkeling naar een van de duurzaamste en efficiëntste energievoorzieningen in Europa in 2020; met een vernieuwende aanpak van wijken waarin grote problemen spelen; met een deltaplan inburgering; met een brede aanpak van zorg voor en bescherming van kinderen en jeugd; met verbreding en verdieping van arbeidsparticipatie en van maatschappelijke participatie, met het project "Veiligheid begint bij voorkomen", met het urgentieprogramma Randstad; met het programma "De verkokering voorbij" dat gericht is op een slankere, meer wendbare en effectievere rijksdienst; met extra investeringen in het onderwijs en met een voortdurende krachtige inzet voor veiligheid.

Met deze dynamische aanpak willen wij inspelen op de agenda van de toekomst. Het coalitieakkoord heeft een open en toekomstgerichte oriëntatie. Nederland is een open en internationaal georiënteerd land. Geëmancipeerde en goed opgeleide mensen krijgen vooral ruimte om hun kansen te benutten. Mensen die niet zelfstandig kunnen meekomen, worden bijgestaan. Zo staat het in ons coalitieakkoord. Ja, wij vragen ook aandacht voor gemeenschapszin, opdat het niet alleen mensen individueel goed gaat, maar ook de samenleving als geheel. Maak hier geen karikatuur van. Wij willen mensen vertrouwen en eigen kracht geven, talenten ontwikkelen en rugdekking geven, zodat zij zelfbewust kunnen emanciperen en participeren. Daar staat dit kabinet voor.

De heer Marijnissen geeft aan een aantal voorstellen uit het coalitieakkoord te steunen. Ik zie hem instemmend knikken. "Wat positief is in de regeringsplannen, noemen wij ook zo en steunen wij", zei hij in de eerste termijn. Vervolgens heeft de heer Marijnissen een groot aantal, soms grote en soms kleine, onderwerpen genoemd waar hij tegen is of waar hij vragen bij heeft. Volgens hem was de opsomming een bloemlezing, een kleine zelfs. Voor een deel geef ik op de vragen het antwoord dat hij zelf al gaf: het coalitieakkoord zal worden uitgewerkt met het beleidsprogramma en met de begroting. Veel onderwerpen zullen en moeten daar nader duidelijk worden. Wij zullen daarover een debat hebben, ook de afzonderlijke bewindslieden met de commissies van de Kamer. Voor een ander deel zal dit kabinet andere afwegingen maken dan de SP. Dat zal de heer Marijnissen niet verbazen, hoe jammer hij dit ook vindt. Op enkele concrete door hem genoemde onderwerpen zal ik overigens in algemene zin terugkomen met mijn verdere beantwoording.

De heer Marijnissen (SP):

Misschien is het goed dat u nu al helder maakt wat het kabinet van plan is om in het licht van die 100 dagen samen met de Tweede Kamer te doen.

Minister Balkenende:

Dat komt allemaal nog aan de orde.

De heer Marijnissen (SP):

Maar als u dat nu wilt vertellen, weet ik waar ik niets meer over hoef te vragen.

Minister Balkenende:

Ik houd een algemene introductie. Als opwarmer heb ik gezegd hoe wij denken over verschillende zaken. Ik heb gesproken over het dynamische karakter van het beleid. In aansluiting daarop wil ik zeggen hoe wij omgaan met het beleidsprogramma en wat de rol van de Kamer is. Dan zal ik ingaan op uw opmerking.

De oppositiefracties hebben elk in verschillende toonaarden benadrukt waarmee zij het niet eens zijn. Tussen de oppositiefracties vallen de nodige verschillen van mening te beluisteren. Terwijl de een meent dat de beleidswijzigingen niet ver genoeg gaan, stelt de ander dat te veel hetzelfde beleid blijft gelden. Hierop zal ik in het vervolg van mijn betoog per onderwerp terugkomen. In algemene zin is het goed om het karakter van de regeringsverklaring voor ogen te houden. Het nieuwe kabinet legt verantwoording af voor het formatieproces en het maakt duidelijk dat het coalitieakkoord ook zijn akkoord is. Door het afleggen van de regeringsverklaring nemen wij mede de verantwoordelijkheid voor dit akkoord en geven wij aan dit verder te willen invullen en uitvoeren. Vanzelfsprekend heeft het kabinet in dit debat nog geen nadere invulling van het akkoord in petto. Die nadere invulling komt de komende vier jaar, te beginnen met het beleidsprogramma. Vragen en opmerkingen van fracties die het kabinet aansporen om aan bepaalde onderwerpen aandacht te besteden, neem ik in deze geest mee, zodat ze in de vervolgtrajecten kunnen worden behandeld. Zoals u weet, willen wij daarbij het gesprek met de samenleving aangaan.

Dan kom ik toe aan opmerkingen over het beleidsprogramma. Veel fracties hebben onderwerpen en prioriteiten aangedragen voor een plek in het beleidsprogramma. Het lijkt mij dat dit niet het aangewezen moment is om uitgebreid en per afzonderlijk onderwerp op de suggesties in te gaan. Wel wil ik een toezegging doen. Het kabinet zal de komende tijd bij de opstelling van het beleidsprogramma zijn voordeel doen met alle suggesties die vandaag door de Kamer zijn gedaan. Wij zullen daar serieus rekening mee houden. Sterker, ik wil voorstellen dat de coördinerende bewindspersonen van de zes pijlers de komende tijd nader kennismaken met de desbetreffende commissie van de Tweede Kamer om dit type suggesties verder uit te werken. Deze dienen dan als input voor het beleidsprogramma.

De heer Slob vroeg de tien projecten in sessies met de desbetreffende Kamercommissies te laten bespreken. De projecten zijn onderdeel van de zes pijlers en in dat kader kan daaraan aandacht worden besteed. Voorts vroeg de heer Rutte om voor de zomer een debat te voeren over het beleidsprogramma. Ik ga ervan uit dat het beleidsprogramma een integraal onderdeel is van de algemene politieke beschouwingen. In de Miljoenennota 2008 en in de verschillende begrotingen zullen de financiële voornemens zijn uitgewerkt. Als het kabinet voor het zomerreces het beleidsprogramma presenteert, wacht het kabinet de initiatieven van de kant de Kamer af. Dat lijkt mij in dit kader de beste afspraak.

Er is steeds gesproken over de "100 dagen". Die "100 dagen" zijn een eigen leven gaan leiden. Met de officiële woordvoering hebben wij het steeds over "voor de zomer" en niet over "100 dagen". Ik wil dat gezegd hebben. De Kamer weet dan dat wij ons best doen om voor de zomer met het beleidsprogramma te komen. Wij zullen zien of wij elkaar dan nader spreken.

Een aantal fracties heeft opmerkingen gemaakt over de dialoog met de samenleving die het kabinet voor ogen heeft. Met de regeringsverklaring heb ik al aangegeven dat wordt samengewerkt met maatschappelijke organisaties en natuurlijk ook met de mensen op de werkvloer, met de professionals, en verder dat het kabinet aanspreekbaar is op het resultaat. Als het moet zal het knopen doorhakken.

Zoals de zes pijlers onderling verschillen, zo zal ook de manier van dialoog per pijler verschillen. In bepaalde gevallen is al sprake van bepaalde structuren, bijvoorbeeld het contact met VNG, IPO en de grote steden. Met sociale partners spreken wij elkaar regelmatig in het kader van de Stichting van de Arbeid. Natuurlijk is het aan de overheid en aan de bestaande organisaties om voortdurend bij de tijd te zijn, werkelijk te weten, wat er bij de achterban leeft en dingen voor elkaar te krijgen. Daarop houden wij elkaar scherp. Die dialoog heeft de afgelopen tijd al op plaatsen goed gewerkt. Soms gaat het om overeenstemming over beleid, en in toenemende mate wordt van de gesprekspartners een bijdrage gevraagd. Wij gaan die werkwijze nu uitbreiden en versterken. Wij ontwikkelen nieuwe vormen van consultatie, ook met nieuwe groepen. Dat kan gaan in de vorm van deskundigenpanels, werkbezoeken, aanspreken van lokale netwerken, al dan niet virtueel. Vervolgens gaan wij met de sleutelspelers aan tafel, om het eens te worden over het doel, de weg ernaartoe en de gemeenschappelijke inzet, soms binnen bestaande structuren, soms met nieuwe, vanuit de vaste overtuiging dat deze aanpak uiteindelijk beter beleid oplevert, met betere resultaten. Zoals ik al heb aangegeven, zullen wij regelmatig met de Kamer van gedachten wisselen, wat op korte termijn al kan via de kennisgesprekken met de bewindslieden, belast met de pijlers.

Ik kom toe aan de soliditeit van het coalitieakkoord. Het coalitieakkoord zal een van de meest financieel solide akkoorden blijken, daarvan ben ik overtuigd. Er zal sprake zijn van een beheerst, stabiel en houdbaar begrotingsbeleid, wat goed is voor het vertrouwen en voor de economie. De veronderstelling van een trendmatige groei van gemiddeld 2% per jaar in de komende kabinetsperiode is reëel. Van deze groei uitgaan komt een stabiel beleid ten goede. Het vorige kabinet, met de VVD en minister Zalm, ging met een groeiraming van 2,25%, uit van een hogere groei. Een groei van 2% ligt ruim onder de huidige groeiraming voor volgend jaar van 2,75%. Het kabinet gaat uit van jaarlijkse begrotingsoverschotten, oplopend tot een structureel overschot van ten minste 1% bbp in 2011, met perspectief op een verder oplopen van het begrotingsoverschot na deze kabinetsperiode. Dat is een stevige ambitie. De eerste Miljoenennota, in september, zal de concrete uitwerking daarvan geven.

De rente-uitgaven worden buiten de kaders geplaatst. Dat betekent dat meevallers bij de rente, bijvoorbeeld vanwege een hogere economische groei en een gunstiger EMU-saldo, gebruikt worden voor aflossing van de staatsschuld, en dat is een aanscherping van de begrotingsregels, de Zalmnorm. De afgelopen periode waren er steeds meevallers bij de rente-uitgaven, die volgens de toen gehanteerde methode niet ten goede kwamen aan de aflossing van de staatsschuld. Bij overige meevallers aan de uitgavenkant zal scherp worden gekeken naar de robuustheid van die meevallers. Conjuncturele meevallers zullen slechts tot tijdelijke intensiveringen mogen leiden. Ook dat is een aanscherping van de bestaande begrotingsregels. Er is nog een stevige aanscherping van de begrotingsregels. De zogenoemde signaalwaarde van het EMU-saldo, het niveau waarop bij onverhoopte tegenvallende ontwikkelingen zal worden ingegrepen, gaat van 2,5% naar 2%. De staatsschuld zal dalen van rond de 50% nu naar 40% aan het eind van de kabinetsperiode. De oplopende vergrijzingslasten worden in het coalitieakkoord evenwichtig benaderd. De overheidsschuld neemt gestaag af met perspectief op een stevige verdere daling na deze kabinetsperiode, en dat is sparen voor de toekomst. De participatie zal op een breed front worden ondersteund, werken wordt aantrekkelijker voor jong en oud, en het legt een stevig fundament onder onze publieke voorzieningen in de toekomst, niet in de laatste plaats onder een welvaartsvast ouderenpensioen. De kracht van onze samenleving en economie wordt ondersteund met extra middelen voor onderwijs, kennis, milieu en integratie, en dat is investeren in een sterker potentieel. De zorg wordt efficiënter georganiseerd, waardoor met hetzelfde geld meer en betere zorg worden geboden. Zo blijft het zorgstelsel houdbaar en toegankelijk.

De heer Rutte (VVD):

Het uitgaan van een behoedzaam scenario vormde de kern van het succesvolle financiële beleid van de kabinetten-Balkenende I tot en met III. Waarom heeft de minister-president besloten dat los te laten?

Minister Balkenende:

De groeiveronderstelling. Het is goed om terug te gaan in de geschiedenis. Zoals bekend, was destijds het verschil tussen de behoedzame raming en de raming die ruimer was, veel groter. Er zijn tijden geweest dat er zelfs 0,75% tussen zat. Wij praten nu over een verschil van 0,25%. Wij stonden voor de keuze tussen een iets hogere groeiveronderstelling van 2%, inclusief een aanscherping van de meevallerformules en spelregels, en een iets lagere groeiveronderstelling met hantering van de meevallerformules. Wij hebben gekozen voor rust in het begrotingsbeleid en voor het niet hanteren van procyclische instrumenten. Ik vind de methode die wij hebben gekozen buitengewoon verstandig en draagbaar.

De heer Rutte (VVD):

Dit land zucht onder een gigantische staatsschuld. Bovendien is het feit dat wij steeds meer oudere mensen in Nederland hebben in die zin een zware hypotheek, dat het moeilijk te financieren zal zijn. Uiteraard is het goed nieuws dat mensen steeds ouder worden maar het kost natuurlijk ook een heleboel geld. Het CDA heeft altijd gezegd: wij willen vasthouden aan een behoedzaam scenario; dat doen wij omdat wij weten dat als wij meer gaan uitgeven en allerlei remmen gaan inbouwen, de kans levensgroot is dat wij die remmen op het juiste moment niet weten te vinden. Op dit moment hebben wij een minister van Financiën afkomstig van een linkse partij in de Kamer. Ja, mijnheer Bos, ik noem u gewoon links. Ik hoop dat u dat nog steeds als een geuzentitel beschouwt. U voelt richting de verkiezingen in ieder geval de hete adem van de SP in uw nek.

Mijn vraag aan de minister-president is de volgende. Waarom heeft u besloten om dit risico te nemen met de staatsfinanciën, om dit risico te nemen van het laten oplopen van de staatsschuld, juist in een periode waarin wij te maken hebben met vergrijzing en de kosten die dat met zich brengt? Die remmen waar u het over heeft, zie ik ook. Mijn grote vrees en mijn voorspelling is dat u die remmen de komende jaren niet op het juiste tijdstip zal weten te vinden.

Minister Balkenende:

U gaat voorbij aan mijn argument dat er een samenhang bestaat tussen de groei en de spelregels. Ik heb aangegeven dat wij meer spelregels hebben aangescherpt. U heeft verder grote woorden gebruikt, zoals potverteren door dit kabinet. Hoe kunt u dat nu zeggen? Een kabinet dat werkt aan een structureel saldo van 1% of meer, een kabinet dat de staatsschuldquote laat dalen van 50% van het nationaal inkomen naar 40%. Dan kunt u toch niet zeggen dat hier onbehoedzaam te werk wordt gegaan en dat dit geen solide beleid is?

De heer Rutte (VVD):

Het zou toch wel ernstig zijn als met de huidige economische groei in Nederland de staatsschuldquote zou stijgen. Dat zou helemaal dramatisch zijn. Ik noemde het inderdaad potverteren en ik herhaal dat hier, omdat deze minister-president jarenlang leiding heeft gegeven aan een kabinet dat uitging van een voorzichtige raming van de staatsfinanciën. Dat gebeurde op basis van het uitgangspunt dat eventuele meevallers gebruikt kunnen worden voor het aflossen van de staatsschuld en dat eventuele tegenvallers beter opgevangen kunnen worden. U heeft de komende jaren 8 mld. meer te besteden omdat u in plaats van het behoedzame scenario uitgaat van een ruimer scenario. Ik vind dat buitengewoon onverstandig. Het is in strijd met uw eigen verkiezingsprogramma en in strijd met hetgeen waarvoor u altijd zelf gezegd hebt te staan in het vorige kabinet. Ik houd staande dat u het gigantische risico loopt van potverteren. Ik voorspel u dat u de komende jaren die rem niet zal weten te vinden.

Minister Balkenende:

Ik zie dat echt totaal anders dan de heer Rutte. Het is waar, de afgelopen jaren hebben wij een verstandig beleid gevoerd. Mijn inzet is steeds geweest – dat geldt voor het gehele kabinet – om te komen tot een zodanige invulling van de financiële kaders dat wij de komende jaren geen onrust krijgen in het begrotingsbeleid, dat wij een bijdrage leveren aan de kosten van de vergrijzing en dat wij werken aan een stevig structureel saldo en aan een behoorlijke verlaging van de staatsschuld. Ook in het geval er sprake zou zijn van een negatief saldo, hanteren wij een zwaarder criterium. U gebruikt dus grote woorden, maar ik vind dat uw argumentatie daarvoor eigenlijk echt tekortschiet. Woorden als potverteren passen niet bij dit kabinet.

De heer Rutte (VVD):

Ik herinner u aan uw eigen verkiezingsprogramma waarin staat dat u stevig wilt vasthouden aan 1,75%. Daarmee bent u naar de kiezer gegaan. Dat was ook logisch. U heeft er de vorige kabinetten ook op gebouwd. U laat dat nu los. U heeft miljarden meer te besteden en vervolgens brengt u allerlei mogelijke remmen aan voor de komende jaren. Ik voorspel u dat u die remmen niet zal weten te vinden, aangezien het tot grote politieke spanningen in deze coalitie zal leiden. Dan zal u er met elkaar voor kiezen om de staatsschuld maar te laten oplopen. Dit is onverstandig en inderdaad potverteren.

Minister Balkenende:

U gebruikt volstrekt onzinnige argumenten. Ik heb gesproken over een groeiveronderstelling van 1,75% of 2%. Als je zo'n mooi saldo gaat bereiken in 2011 en je zo veel bijdraagt een verlaging van de staatsschuld en je bovendien de financiële spelregels aanscherpt, dan zeg ik dat u grote woorden gebruikt. En ik geloof niet dat wij daar iets mee opschieten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U heeft zo-even uitgelegd dat conjuncturele meevallers op incidentele basis geïnvesteerd mogen worden. Dat betekent dat als er bijvoorbeeld besparingen zijn bij de WW, die geïnvesteerd kunnen worden in monumenten of een paar meter extra spoor. Wat mijn fractie bezighoudt, in het bijzonder de vicevoorzitter van mijn fractie, is wat er gebeurt bij conjuncturele tegenvallers. Welke afspraken heeft u daarover gemaakt? Gaat er dan bezuinigd worden? Bijvoorbeeld bij oplopende werkloosheid kunnen die conjuncturele tegenvallers fors zijn.

Minister Balkenende:

U moet goed onderscheid maken tussen mee- en tegenvallers aan de inkomsten- en aan de uitgavenkant. Aan de inkomstenkant loopt het lastenbeeld weg in het saldo en aan de uitgavenkant hebben wij gewoon vaste uitgavenkaders. Als er tegenvallers zijn, moeten zij binnen het begrotingshoofdstuk worden opgevangen. Als er meevallers zijn, mag je die aanwenden. Wij hebben gekozen voor een aanscherping van de systematiek door goed onderscheid te maken tussen structurele en conjuncturele meevallers, want dat maakt uit voor de aanwending. Dat is een zwaarder kader dan onder Kok II. Zo zit de systematiek in elkaar. Kan uw vicevoorzitter zich daarin vinden? Goed zo. Ik wens de heer Vendrik geluk met zijn functie als vicevoorzitter, die u ondersteunt. Goed zo.

De voorzitter:

Het is wel complimentendag, maar wij moeten het niet overdrijven, denk ik.

Minister Balkenende:

Ik dacht: laat ik aardig beginnen. Ik kon de vraag van de heer Vendrik via mevrouw Halsema wel een beetje plaatsen.

De heer Marijnissen heeft gevraagd wat er overblijft van de goede bedoelingen van het kabinet na het bericht van gisteren dat er nu alweer 800 mln. moet worden bezuinigd. Het bericht waar hij op doelt, refereert aan de zogenaamde boedelbrief, die departementale risico's en dreigingen bevat. Ik kan de heer Marijnissen verklappen dat jaarlijks bij de begrotingsvoorbereiding dergelijke dreigingen en risico's over tafel gaan, vaak met nog grotere bedragen. Daar blijken dan ook altijd weer meevallers tegenover te staan, zoals risico's die zich niet of in mindere mate manifesteren, dreigingen die worden afgewend of herschikkingen die mogelijk blijken. Kortom, in het verdere begrotingsproces zal de minister van Financiën bezien welke dreigingen en risico's overblijven en hoe deze in te passen zonder de kabinetsprioriteiten in gevaar te brengen.

Er is ook al het nodige gezegd over het beeld van de lasten en de inkomens. Ik merk dat er in de media grote woorden worden gebruikt, bijvoorbeeld over de middeninkomens en lastenverzwaring voor de burger. Ik denk dat het zinspelen op allerlei negatieve gevolgen van het coalitieakkoord voor lagere en middeninkomens niet alleen prematuur, maar ook onjuist is.

De uitgangspunten zijn glashelder: een evenwichtige inkomensontwikkeling met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen, chronisch zieken en gehandicapten, huishoudens met kinderen en de middengroepen. Voor koopkrachtondersteuning voor die groepen is voldoende geld gereserveerd, maar de verdeling van dat geld moet nog plaatsvinden. Daarnaast worden de mogelijkheden voor gemeenten verruimd om gericht armoedebeleid te voeren, met schuldhulpverlening en inkomensonder­steuning, zo mogelijk in samenhang met het bevorderen van arbeidsparticipatie. Voor gerichte ondersteuning van kwetsbare groepen komen extra middelen beschikbaar. Dit onderwerp staat wel degelijk op de agenda.

Bijzondere aandacht gaat uit naar de chronisch zieken en gehandicapten. De tegemoetkoming voor buitengewone lasten wordt overgeheveld naar de WMO en daardoor juist beter toegesneden op degenen voor wie het geld is bedoeld. Het uitgangspunt in het coalitieakkoord is dat burgers en bedrijven per saldo gevrijwaard blijven van lastenverzwaringen bovenop het basisbeeld waarmee het kabinet start.

Het is juist dat het kabinet bij zijn aantreden te maken heeft met de doorwerking van reeds ingezet beleid. Daaruit resulteert onder meer een lastenverzwaring van 3,2 mld. voor huishoudens in de komende vier jaar, maar daarbij is geen rekening gehouden met de compensatie die mensen ontvangen, zoals door de zorgtoeslag.

Het kabinet doet niet aan extra lastenverzwaring, maar wel aan lastenverschuiving. Wij gaan het fiscaal stelsel anders inrichten en daarbij gelden twee rode draden. Werken wordt over een breed front aantrekkelijker gemaakt, vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt, en milieuvriendelijk gedrag wordt gestimuleerd. Milieubelastende activiteiten worden zwaarder belast. Het is redelijk dat in de prijs van die activiteiten een bijdrage zit voor milieukosten. Tegenover die lastenverzwaringen staan lastenverlichtingen elders. Men kan eraan voorbijgaan en de ogen sluiten voor het milieu, maar dat is niet de weg van dit kabinet. Dit kabinet kiest voor een duurzame toekomst. Precieze koopkrachtcijfers zijn pas te geven als de diverse maatregelen concreet zijn ingevuld.

Het CPB houdt in het lastenbeeld voor burgers geen rekening met de zorgtoeslag, de huurtoeslag, gratis schoolboeken, het gemeentelijk armoedebeleid en de schuldhulpverlening. Het CPB rekent die tegemoetkomingen tot de uitgaven, en dat is op zichzelf terecht, maar zij zijn ook belangrijk voor wat huishoudens nu precies binnenkrijgen en overhouden. Het is dus geen goede weergave om op basis van deze cijfers te suggereren dat huishoudens erop achteruitgaan.

In het Hoofdlijnenakkoord van het vorige kabinet werd overigens een andere definitie van lasten gehanteerd dan die van het CPB. Volgens toenmalig minister Zalm bevatte het hoofdlijnenakkoord een verlichting en volgens het CPB was er sprake van een verzwaring. Dat soort verschillen is eigenlijk van alle tijden.

De heer Rutte (VVD):

Kan de minister-president de berekeningen van het Centraal Planbureau bevestigen dat de lasten voor de burgers tot 2011 met 4,8 mld. zullen stijgen?

Minister Balkenende:

Ik bevestig helemaal niets van het CPB en zal uitleggen waarom.

De heer Rutte (VVD):

Waarom noemt u het CPB dan net als getuige?

Minister Balkenende:

Over welk stuk hebt u het nu?

De heer Rutte (VVD):

Ik heb het over het CPB-rapport Keuzes in kaart 2008-2011 en de CPB-doorrekening van het regeerakkoord. Opgeteld nemen de lasten voor de burgers toe met 4,8 mld.

Minister Balkenende:

Daar ga ik nu even niet op in. En ik zal uitleggen waarom. Deze notitie is zelfstandig uitgebracht door het CPB. Dat is één. Over de verdere invulling van lasten hebben wij de komende tijd nog veel te spreken, aangezien wij te maken hebben met diverse enveloppes voor lastenverlichting. Dat is twee. Wij hebben gezegd dat wij dit punt de komende maanden verder uitwerken. Ik vind het dan prematuur om op dit moment al uitspraken te doen over koopkracht.

De heer Rutte (VVD):

Ten eerste stel ik vast, dat volgens het Centraal Planbureau, dat door dit kabinet constant als getuige wordt aangeroepen, de lasten voor burgers met 4,8 mld. stijgen. Ten tweede stel ik op basis van het regeerakkoord vast, dat er een inkomensafhankelijke arbeidskorting komt, een inkomensafhankelijke combinatiekorting en een inkomensafhankelijk kindgebonden budget; allemaal inkomensafhankelijke regelingen. Dat betekent dat de claim van mijn partij van een paar weken geleden klopt dat de mensen met een inkomen vanaf modaal het gelag van dit kabinet gaan betalen. Ik daag u uit, mijnheer de minister-president, om zo snel mogelijk met koopkrachtplaatjes te komen om te laten zien dat ik ongelijk heb. Zo niet, dan kan ik niet anders dan deze bewering overeind houden.

Minister Balkenende:

Ik begrijp uw argument heel goed, ook op basis van bijvoorbeeld de debatten die zijn gevoerd tijdens de verkiezingscampagne. U hebt het toen een- en andermaal gezegd. Echter, ik heb niet voor niets aangegeven wat onze uitgangspunten zijn. Ik heb onder andere gesproken over de middengroepen. Ik heb dat zo-even aangegeven. Alleen, in dit stadium zal het moeten gaan om het verder uitwerken van de enveloppes. Wij gaan straks aan de knoppen draaien. U weet hoe dat gaat, mijnheer Rutte. Het uiteindelijke beeld ten aanzien van de lasten wordt vastgesteld in augustus. Wij zullen er in het voorjaar over spreken. Alle conclusies die nu naar voren komen, zijn echt prematuur. U kunt van dit kabinet verwachten dat het even goed rekening zal houden met bijvoorbeeld de huishoudens met een middeninkomen. Wij komen er nader op terug.

De heer Rutte (VVD):

Als je aan knoppen wilt draaien, moeten ze er wel zijn. Dit kabinet heeft de knoppen weggehaald door al die regelingen om te zetten in inkomensafhankelijke regelingen. Dat betekent dat die alleen nog effect hebben voor mensen met een lager inkomen. Op zichzelf is daar niets op tegen, maar voor een premier die heeft gezegd een partij en een kabinet te willen leiden die ervoor zorgen dat mensen met een middeninkomen er niet op achteruitgaan, is dat op z'n zachtst gezegd opmerkelijk. Ik stel hier vast dat hij mij, en eigenlijk niemand in deze Kamer, er niet van kan overtuigen dat het in de komende jaren niet juist de middeninkomens zijn die het gelag gaan betalen, die de rekening van dit kabinet gepresenteerd krijgen. Ik vind dat werkelijk onbegrijpelijk, gegeven al zijn eerdere uitspraken.

Minister Balkenende:

U gebruikt veel te grote woorden. Ik mag toch ook verwachten dat een Kamerlid oog heeft voor hoe de procedures zijn? U zegt: ik vind het onbegrijpelijk... En dan volgt uw volzin. Ik zeg daarop: wij zijn nog helemaal niet toe aan het zelfs maar kunnen trekken van die conclusies.

De heer Rutte (VVD):

Jawel.

Minister Balkenende:

Nee.

De heer Rutte (VVD):

Zeker wel.

Minister Balkenende:

Nee.

De heer Rutte (VVD):

Natuurlijk wel.

Minister Balkenende:

Nee.

De heer Rutte (VVD):

Zeker.

De voorzitter:

Ik denk dat dit heel lang gaat duren. Het is óf de een, óf de ander die het woord voert.

De heer Rutte (VVD):

Denkt u maar eens aan het Centraal Planbureau, mijnheer de minister-president. Dat helpt geweldig.

Minister Balkenende:

Er zijn eindeloze discussies in deze Kamer mogelijk over puntenwolken, over precieze koopkrachtplaatjes, maar daar zijn wij helemaal nog niet aan toe.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb het nu over harde cijfers.

De voorzitter:

Eerst de minister-president.

Minister Balkenende:

U hebt het helemaal nog niet gehad over de exacte inkomensplaatjes. U hebt het helemaal niet gehad over welke instrumenten zullen worden ingezet voor de verschillende groepen. U weet helemaal niet wat de uitkomsten kunnen zijn. In die fase zitten wij nu eenmaal nog helemaal niet. Ik begrijp uw waarschuwing. Dat u waarschuwt, begrijp ik. Dat is consistent. Maar om nu al conclusies te trekken, om woorden te gebruiken als onbegrijpelijk... Als u dat doet, slaat u de plank gewoon mis.

De heer Rutte (VVD):

Die conclusies zijn wel te trekken, want dit kabinet laat de lasten voor de burger stijgen met een kleine 5 mld. Tegelijkertijd schaft het allerlei regelingen af die iedereen zouden bereiken en zet het die om in regeling waarvan de voordelen alleen maar terechtkomen aan de onderkant, bij de mensen met een lager inkomen. U kunt wel zeggen dat uw kabinet straks nog aan de knoppen gaat draaien, maar u hebt heel veel knoppen weggehaald. Dus die puntenwolken van u zullen heel verkeerd uitpakken voor mensen vanaf een modaal inkomen, voor hardwerkende Nederlanders. De politieagent, de verpleegkundige, de leraar, zij zullen de prijs van het kabinet gaan betalen. U kunt het op dit moment op geen enkele manier weerleggen. Als u echt vindt dat ik ongelijk heb, daag ik u uit om vanavond of de komende dagen te komen met de koopkrachtplaatjes.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Dat laatste zal ik zeker niet doen, want wij gaan op een ordentelijke manier te werk. De heer Rutte heeft zelf in een kabinet gezeten en weet op welke momenten er wordt gesproken over de verdere invulling. De conclusies die hij nu trekt, zijn volgens mij prematuur. Ik heb zojuist de algemene kaders van de belastingontwikkeling weergegeven en ik heb duidelijk gemaakt hoe de financiële systematiek werkt. Als de heer Rutte dan spreekt over conclusies die nog niet getrokken kunnen worden, vind ik dat prematuur. Wij zullen dit debat later ongetwijfeld nog met elkaar voeren.

De heer Pechtold (D66):

Ik doe mijn best om Balkenendede verhalen van de heer Rutte en de heer Balkenende te volgen, maar "mijn mijnheer Vendrik" is helaas uit de fractie gevallen door die drie zetels. Dit neemt niet weg dat ik toch wil vragen of het klopt dat er een lastenverzwaring aan komt. Hoe je er ook tegen aankijkt, of je nu spreekt over 1,5 mld. of het verschil van 0,6 neemt, de minister-president moet toch gewoon toegeven dat er een lastenverzwaring aan komt?

Minister Balkenende:

Ik heb het algemene beeld geschetst en de algemene kaders van de lastenontwikkeling. Ik heb gezegd dat sommige zaken wel meetellen voor het inkomensplaatje van de huishoudens en ik heb daar voorbeelden van gegeven, maar het tijdstip waarop wij een conclusie kunnen trekken over het inkomensbeeld is nog niet aangebroken.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil een korter antwoord. Er komt een lastenverzwaring, hoe hoog die is, daar komen wij nog wel achter, maar er komt een lastenverzwaring, dat geeft de minister-president nu toe. Prima, dan weten wij dat.

Minister Balkenende:

Het algemene beeld zal per saldo geen lastenverzwaring voor burgers en bedrijven laten zien. Ik heb al gezegd dat er geen sprake is van lastenverzwaring maar van een lastenverschuiving.

De heer Pechtold (D66):

Dit snap ik niet; je hebt lastenverzwaring, lastenverlichting of nul. De minister-president geeft nu toe dat er sprake zal zijn van lastenverzwaring. Hij heeft daar nog met het CPB over gesteggeld, maar hij zegt nu ook dat dit geen onderzoek mag doen zonder zijn instemming. Hoe dan ook, hij spreekt nu over verschuiving, maar die leidt nog steeds tot een verzwaring.

Minister Balkenende:

Ik kan alle cijfers er wel bijhalen, maar mijn aanknopingspunt was niet de precieze cijfers en grootheden, maar het koopkrachtbeeld. Ik heb hier de stelling naar voren gebracht dat het nu nog te vroeg is om conclusies te trekken over de inkomensgevolgen van het coalitieakkoord. Tegenover lastenverzwaring staat lastenverlichting en de precieze invulling komt later.

De heer Pechtold (D66):

De minister-president zegt dus: er komt een lastenverzwaring en hoe groot die verzwaring is, bepalen wij later.

Minister Balkenende:

De invulling van de lastenverlichtingsenveloppes komt nog. Die cijfers staan ook in het laatste deel van het coalitieakkoord. Dit komt allemaal nog terug.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kan mij voorstellen dat nog niet helemaal duidelijk is wat de plannen van het kabinet zullen betekenen voor de koopkracht van burgers en gezinnen. Het verbaast mij echter dat de fractie van de VVD voortdurend voorbij gaat aan het feit dat er wel een lastenverlichting komt voor het bedrijfsleven en dit is toch een typisch VVD-punt. Waarom kiest het kabinet daarvoor?

Minister Balkenende:

In de lasten van het bedrijfsleven zijn ook bepaalde verzwaringen opgenomen, maar die leiden elders weer tot lastenverlichting.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het resultaat is een lastenverlichting voor het bedrijfsleven en zoals het er nu naar uit ziet staat daar een lastenverzwaring voor de gezinnen tegenover. Dit kan misschien nog gecorrigeerd worden en wij weten niet precies hoe de koopkracht eruit zal zien, maar er is wel een keuze gemaakt.

De voorzitter:

U krijgt hulp uit onverwachte hoek.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik moet hier even van bijkomen. De heer Rutte meldt zich nu als "Vendrik twee". Dit is niet nodig.

De VVD begint zich nu te realiseren dat zij volledig bediend wordt door deze regering met een lastenverlichting voor het bedrijfsleven. De vraag is en blijft waarom het kabinet deze keuze maakt. Waarom neemt het kabinet het risico van een lastenverzwaring voor de gezinnen en boekt het daar nu al welbewust een lastenverlichting voor het bedrijfsleven voor in? Wij weten natuurlijk allemaal dat het bedrijfsleven er bij de eerste drie kabinetten-Balkenende niet bepaald slecht van af is gekomen.

Minister Balkenende:

Ik heb al gezegd dat er sprake is van een lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Wat er bijvoorbeeld met de corporaties gebeurt, wordt geboekt onder lastenverzwaring bedrijfsleven. De maatregelen in het kader van het milieubeleid hebben evenzeer een lastenverzwarende component voor het bedrijfsleven. Wij hebben eerder gezegd dat wij gelet op het vertrouwen niet zullen tornen aan de maatregelen die wij eerder hebben getroffen, bijvoorbeeld met betrekking tot de Vpb. Die vertrouwensfactor is heel belangrijk in het bedrijfsleven en ik denk dat dit een goede weg is.

De aanwending van de lastenverzwaring en de lastenverlichting, de lastenverlichtingsenveloppes, moet nog nader worden ingevuld. Ik heb hier de stelling naar voren gebracht dat de invulling van het koopkrachtbeeld nog moet plaatsvinden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat gun ik u natuurlijk. Het moet ook allemaal nog gebeuren. U hebt echter wel de pech dat een eerdere versie van het regeerakkoord is uitgelekt, want daarin staat een gecorrigeerde versie van het lastenbeeld. En daaruit blijkt dat er na correctie bij de gezinnen sprake is van een lastenverzwaring en bij bedrijven van een lastenverlichting. U weet dus wel degelijk al enige tijd dat er na correctie sprake is van een lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Daar doet het feit niets aan af dat er geschoven wordt met de lasten voor het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven wordt rijker, en gezinnen en burgers moeten meer gaan betalen. Het bedrijfsleven wordt al jaren ontzien, terwijl burgers wel te maken hebben gekregen met lastenverzwaringen. Waarom kiest u daar nu weer voor?

Minister Balkenende:

Er is sprake van lastenverzwaring en lastenverlichting bij het bedrijfsleven. U spreekt over een lastenverzwaring voor gezinnen, maar ik heb nu juist aangegeven dat bepaalde categorieën niet aan de inkomsten- maar aan de uitgavenkant zitten. Het is de opdracht van het kabinet om te komen met een evenwichtig inkomensplaatje. Dat zullen wij ook doen. Wij willen graag een ondernemende samenleving en daarbij speelt het lastenbeeld een rol. Dan moeten wij toch zeker met de lasten mogen schuiven?

Voorzitter. De naleving van de code-Tabaksblat door topbestuurders wordt nauwlettend gevolgd. Uit de meeste recente monitor van de commissie-Frijns blijkt dat de code goed wordt nageleefd en dat deze alleen op het terrein van het beloningsbeleid te wensen overlaat. Het kabinet maakt zich daarover zorgen. De recente berichten in de media over zeer hoge beloningen voeden die zorg. De verantwoordelijkheid voor het loongebouw binnen ondernemingen ligt primair bij de aandeelhouders en de raden van commissarissen.

In het coalitieakkoord is afgesproken dat de ondernemingsraden hierbij een rol krijgen. Zij krijgen bij beursgenoteerde ondernemingen een adviesrecht aan de vergadering van aandeelhouders op het voorstel van de raad van commissarissen voor de beloning van de topbestuurders. Het kabinet zal bezien hoe deze afspraak op korte termijn kan worden gerealiseerd. Daarnaast wordt thans onderzoek gedaan naar het beloningsbeleid van topbestuurders in ondernemingen. Dit onderzoek is naar verwachting in het najaar beschikbaar. Het kabinet wenst dit onderzoek af te wachten. Voor de publieke en semi-publieke sfeer kiezen wij voor normering. Daarover is vanmiddag al het nodige gezegd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wat gaat u doen met de 14 mln.? Daarover heeft de Kamer vragen gesteld. Verder is het verzoek gedaan om te komen met veel duidelijker maatregelen. Er zitten nu partijen in het kabinet die hiervoor in het verleden hebben gepleit en daarom krijg ik graag meer duidelijkheid.

Minister Balkenende:

Ik heb de algemene kaders aangegeven en gezegd wie verantwoordelijkheid is voor het vaststellen van de bonussen. Verder gaan wij het adviesrecht van de ondernemingsraad versterken en wachten wij het onderzoek van de commissie-Frijns naar het beloningsbeleid af. Het feit dat de zeggenschap van de ondernemingsraad wordt aangescherpt is een belangrijk aanknopingspunt. Verder geldt ook dat aandeelhouders en raden van commissarissen hun verantwoordelijkheid moeten nemen.

Voorzitter. Ik kom nu te spreken over de eerste pijler: een actieve internationale en Europese rol. Meerdere woordvoerders hebben mij gevraagd openheid te geven over de Nederlandse inzet in de discussie over het verdrag. Voor de regering staat voorop dat wij een Europese Unie willen die in staat is om concrete, grensoverschrijdende problemen op te lossen. Ik denk dan aan economische ontwikkelingen, een schoner milieu en veiligheid. Om een effectief Europees bestuur te krijgen op basis van subsidiariteit en democratische controle moet de Europese samenwerking worden vergroot, waar dat nodig is, en moet de positie van de lidstaten worden versterkt, waar dat kan. Dat betekent dat er een nieuw verdrag moet komen. Het kabinet wil dat wordt gekozen voor een heel andere vorm, omvang en inhoud dan bij het grondwettelijk verdrag. Het moet een wijziging van en aanvulling op de bestaande verdragen worden. Verder zullen wij ons sterk moeten maken voor de opname in dat wijzigingsverdrag van belangrijke zaken als een sterkere rol van nationale parlementen, subsidiariteit en verankering van de uitbreidingscriteria. Het verdrag moet Europa's slagvaardigheid waarborgen op concrete terreinen zoals milieu- en klimaatbeleid, strijd tegen terrorisme en georganiseerde misdaad en de zekerheid van de energievoorziening. Tegelijkertijd moet nadrukkelijk ruimte worden gelaten aan lidstaten, bijvoorbeeld bij de vormgeving van essentiële publieke voorzieningen. Dat zal ik morgen ook duidelijk naar voren brengen tijdens mijn bezoek, samen met staatssecretaris Timmermans, aan bondskanselier Merkel en bij de vele gelegenheden die zich in de komende maanden aandienen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik was niet helemaal negatief over de passage in het regeerakkoord over Europa. Ik heb wel de concrete vraag gesteld of dit kabinet de uitslag van het referendum respecteert.

Minister Balkenende:

De uitslag van het referendum dat in Nederland heeft plaatsgevonden, is en wordt gerespecteerd. Dat weet u.

De heer Marijnissen (SP):

Hebt u de indruk dat u dat met uw aanpassingen in uw nieuwe visie tot uitdrukking brengt?

Minister Balkenende:

Ik denk dat er sinds de uitslag van het referendum heel veel is gedaan om in te spelen op de gevoelens van de Nederlandse bevolking. Zo speelde er bijvoorbeeld een teveel aan regels. Daar zijn wij mee bezig. Wij gaan ervoor zorgen dat de administratieve lasten worden verminderd. Wij hebben gezegd dat Europa zich vooral moet bezighouden met zaken die van belang zijn voor de burgers, wij willen een Europa van de concrete projecten. Energie, klimaatveranderingen, terrorismebestrijding. Daar is meer aan gedaan. De uitbreidingscriteria zijn aangescherpt. Dat hebben wij gewild, ook als signaal van de Nederlandse bevolking. De excessieve betalingspositie van Nederland is gecorrigeerd en wij blazen ons partijtje mee in de discussie over de verdragswijzigingen. Ik denk dat dit allemaal antwoorden zijn op gevoelens die in Nederland naar voren zijn gekomen rondom het referendum.

De heer Marijnissen (SP):

Dan stel ik vast dat het toch heel fijn is dat er partijen zijn geweest die destijds de tegenstemmers in dit land gemobiliseerd hebben. Uiteindelijk heeft het kabinet daar immers een hoop van opgestoken.

Ik kom op mijn slotvraag. Als u er dan al zoveel van hebt opgestoken, vanwaar dan de aarzeling om enig ander nieuw verdrag wederom aan de kiezer voor te leggen?

Minister Balkenende:

Omdat wij echt moeten zien wat de nieuwe verdragswijziging precies zal omvatten. Ik vind het veel te vroeg om nu uitspraken te doen over de wenselijkheid of onwenselijkheid van een referendum. Wij hebben het volgende afgesproken. Wij gaan als coalitiepartijen niet meewerken aan de voorbereiding van een raadplegend referendum vooraf. Wij wachten de uitkomsten af van onderhandelingen die moeten leiden tot de verdragswijzigingen. Dan wordt advies gevraagd aan de Raad van State en op dat moment zullen wij bezien wat er gedaan moet worden.

De heer Marijnissen (SP):

De minister-president noemde zelf de bondskanselier. Zij heeft harde woorden gebruikt. U hebt morgen heel wat uit te leggen in Duitsland. Zij was ook de enige niet. In Spanje is er een bijeenkomst geweest van de voorstanders en die hebben u en Nederland aardig de oren gewassen, van: het is allemaal mooi en aardig met die Nederlanders, maar zij moeten nu toch eens luisteren naar de voorstanders. U krijgt dus nog een flinke dobber en het is nog maar de vraag of u alles wat u opschrijft in uw regeerakkoord ook werkelijk redt. Ik maak mij daar toch wel zorgen over, wil Nederland zich opnieuw acceptabel maken in het Europese forum. Ik zou het erg op prijs stellen als deze minister-president ons zou willen toezeggen te willen proberen een referendum in ieder geval mogelijk te maken. Laten wij het vanavond erbij houden dat de minister-president toezegt dat de Nederlanders weer het laatste woord krijgen, wanneer er een substantieel nieuw verdrag komt.

Minister Balkenende:

De vraag is wat het meest verstandige is voor Nederland om nu te doen. U maakte een opmerking die relevant is voor deze discussie. U zei: de andere landen hebben ja gezegd en die kijken nu naar Nederland met de vraag: wat doen jullie. Als wij een situatie zouden krijgen waarin andere landen zeggen wij gaan gewoon door en Nederland moet ook nog eens bewegen, dan zijn wij geen stap verder gekomen. Dat weet u ook. Willen wij werken aan een verstandige wijziging van het verdrag, dan vergt dat tact. Ik heb ook in deze Kamer een en andermaal gezegd dat wij in Europa niet de ja-stemmers tegenover de nee-stemmers moeten krijgen. Nee, wij zullen samen moeten zoeken naar oplossingen. Dat is de inzet van de Nederlandse regering geweest. Als het daarom gaat, dan zou je er nog wel eens baat bij kunnen hebben om juist nu niet te schermen met een referendum, maar om veelmeer te praten over de vraag wat nodig is als antwoord op de gevoelens die bij de Nederlandse bevolking leven en zelfs breder dan dat. Ook andere landen zitten immers met vragen zoals wat doet Brussel, wat doet Straatsburg en wat gebeurt er op nationaal niveau. Daarom wil ik dat wij ons eerst maar eens richten op de inhoud van de verdragswijziging. Laten wij tegemoetkomen aan wat er in Nederland aan argumenten naar voren is gekomen en laten wij dan zorgen dat er – precies zoals het in het regeerakkoord staat – een wijziging komt die duidelijk anders is dan wat wij de afgelopen tijd hebben meegemaakt met het grondwettelijk verdrag. Dat is mijn inzet en dan krijgen wij naderhand discussie daarover. U krijgt van mij geen verdere toezegging dan dat.

De heer Marijnissen (SP):

Ook mijn partij heeft altijd gezegd dat wij in Europa moeten samenwerken. Alleen de manier waarop dat gebeurt, staat ter discussie. Wij pleiten voor alleen intergouvernementele samenwerking, wellicht met een communautaire hoed erop, maar in de grondwet was sprake van een soort superstaat Europa. Het gaat er echter ook om dat de Nederlandse bevolking, die met een twee derde meerderheid die grondwet heeft afgewezen, niet direct daarna kan worden opgezadeld met iets wat wel of niet door u een grondwet wordt genoemd, maar in ieder geval een grondwettelijk verdrag is, en waarover diezelfde bevolking nu weer niet het laatste woord te zeggen krijgt. Als u de kloof tussen burgers en politiek – die u zegt samen te willen dichten – weer wilt verwijden, moet u het zó doen.

Minister Balkenende:

De essentie is dat wij werken aan een verdragswijziging die tegemoet komt aan de gevoelens die hierover in Nederland leven. Bovendien staat vast dat op dit moment "niets" niet toereikend is; wij kunnen de zaak niet laten zoals die nu is in het Europa van de 27 en mogelijk meer. Wij zullen onder ogen moeten zien hoe wij dit Europa goed bestuurbaar krijgen en wat daarvoor nodig is. Dit is in de Kamer ook vele malen door u gezegd en u hebt hiervan ook een indicatie gegeven. Het aanknopingspunt moet nu zijn, te zorgen dat er een verdragswijziging tot stand komt die tegemoet komt aan gevoelens die in Nederland leven. In het coalitieakkoord hebben wij daarvoor de bepaling neergelegd, dat wij de uitkomst hiervan voorleggen aan de Raad van State. Daarna zullen wij bezien wat er verder moet gebeuren. Dat lijkt mij het belangrijkste. Laten wij vooral aankoersen op een goede verdragswijziging.

De heer Pechtold (D66):

Ik waardeer de intenties die de minister-president hier vandaag uitspreekt en ik heb ook zeer veel vertrouwen in de nieuwe staatssecretaris en zijn intenties voor Europa. Toch is het goed en verstandig om vandaag even over de spelregels te spreken, om teleurstellingen straks, als wij bezig zijn, te voorkomen. Stel nu dat er toch weer iets uitkomt dat vergelijkbaar is met het vorige grondwettelijk verdrag, zijn in zo'n situatie fracties van dit kabinet vrij om zelf afwegingen te maken over de vraag hoe zij om willen gaan met een eventueel referendum? Of zijn hierover afspraken gemaakt. Dit naar aanleiding van discussies vanmiddag. Ik vind het van belang om dit nu te weten, om daardoor dadelijk niet voor verrassingen te komen staan.

Minister Balkenende:

De afspraak die is gemaakt, staat precies in het akkoord. De zaak wordt voorgelegd aan de Raad van State, en dan zullen wij bezien hoe wij verdergaan met de besluitvorming. Dat is het enige wat is afgesproken.

De heer Pechtold (D66):

Dat snap ik. Het is ook duidelijk dat het kabinet daarover dan een positie inneemt. Stel nu echter dat eruit komt dat er een referendum zal worden gehouden, of stel dat er een burgerinitiatief in die richting komt of wat dan ook, kunnen fracties daarin dan een eigen afweging maken? Of zijn daarover toch afspraken gemaakt? Ik vind het belangrijk om dit nu te weten. Als er afspraken zijn gemaakt, kunnen wij een verlies incasseren, maar dan weten wij tenminste waar wij aan toe zijn.

Minister Balkenende:

Ik denk dat ik helder ben geweest; er wordt niet meegewerkt aan voorbereidende raadplegende referenda. Eerst moeten wij bezien wat er uit het proces komt. Dan komt het advies van de Raad van State daarover en op dat moment zullen wij bezien hoe wij verdergaan. Er is een vrijheid voor fracties om op dat moment de positie te bepalen. Duidelijker kan ik het niet zeggen.

Er is vanmiddag veel gesproken over Irak. Wij kunnen hierover lang of kort spreken, maar de posities in deze Kamer, ook in het verleden, zijn gemarkeerd. Er is deze middag een uitvoerig debat geweest, onder andere met de heer Tichelaar. Hij heeft zijn opvattingen hierover gegeven. Wij weten dat lang niet iedereen over dit onderwerp hetzelfde denkt. Er is veel over dit onderwerp in de Kamer gesproken en het lijkt mij eerlijk gezegd weinig zinvol om deze discussie nog een over te doen. De argumenten zijn bekend: wij hebben er met elkaar lang over gesproken in de onderhandelingen en ik kan bevestigen wat de heer Tichelaar heeft gezegd. Uiteindelijk is dit de uitkomst van de bespreking die wij hebben gehad. Je kunt achteraf wellicht zeggen dat het niet had moeten worden neergelegd in het coalitieakkoord dat er geen onderzoek komt, maar dat is een kwestie van presentatie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Hierover is inderdaad heel vaak gesproken. In het slotdebat op de avond vóór de verkiezingen hebben wij hierover bijvoorbeeld nog een fel conflict gehad. Ik kan toch niet verhullen dat ik nog altijd niet begrijp wat uw argumenten zijn. De heer Tichelaar licht een tip van de sluier door aan te geven dat u in de onderhandelingen als argument zou hebben genoemd dat u vooruit en niet achteruit wilt kijken. Ik vraag mij overigens af of daartussen een tegenstelling bestaat; achteruit kijken is immers ook vooruit kijken en besturen is ook je verantwoorden over het verleden. Dat is dus geen argument. Hebt u er eigenlijk nog meer?

Minister Balkenende:

Wij kunnen lange discussies voeren over de vraag hoe het in het verleden is geweest. Mevrouw Halsema weet heel goed wat het argument van het toenmalige kabinet is geweest, namelijk dat het niet meewerken aan resoluties van de Verenigde Naties door Saddam Hoessein uiteindelijk kon leiden tot serieuze consequenties. Dat is in de discussies altijd het uitgangspunt geweest. Voortdurend is dat de redengeving geweest van de opstelling van een aantal jaren geleden. Niet iedereen denkt hetzelfde over deze kwestie. Dat heeft er toen toe geleid dat er politieke steun werd gegeven, maar geen militaire. Daarna kwam de interventie en toen kwam er een nieuwe fase. Toen is op basis van een mandaat van de VN met alle activiteiten gestart ter ondersteuning van ontwikkelingen in Irak. Dat gebeurde ook op verzoek van de democratisch gekozen regering in Irak. Die elementen zijn ook in het debat aan de orde geweest en de conclusie was niet anders dan die waarover vanmiddag door de Kamer is gesproken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het argument van het niet meewerken aan wapencontroles kennen wij al heel lang. De legitimiteit van dat argument is altijd bestreden. Er is niet alleen gezegd dat men het daarmee oneens is, het argument is ook niet correct. De minister-president kan mij echt niet uitleggen waarom hij een onderzoek al zo lang tegenhoudt, terwijl de Verenigde Staten erkend hebben dat er grote fouten zijn gemaakt – de VS hebben uitvoerige onderzoeken laten doen – en een groot deel van de oppositie in de Tweede Kamer bestrijdt dat het argument van het niet meewerken aan wapencontroles juist is. Waarom is de minister-president zo halsstarrig?

Minister Balkenende:

Het is geen kwestie van halsstarrig zijn. Ik zie ook wel dat niet ieder lid van het kabinet hetzelfde over deze kwestie denkt. Het punt was echter bij wie de bewijslast rust. De positie is altijd geweest dat de bewijslast bij het niet opvolgen van VN-resoluties bij Saddam Hoessein berust. In Groot-Brittannië en in de VS is die knop op een gegeven moment omgezet. Het gaat mij echter om datgene wat wij in deze zaal aan de orde hebben gehad, namelijk de redenen om niet akkoord te gaan met een onderzoek. Daarop ben ik steeds ingegaan in de vele debatten die wij met elkaar over dit onderwerp hebben gevoerd. Ik weet dat het een moeilijk onderwerp is, maar dit is de uitkomst van de gesprekken die aan de formatietafel zijn gevoerd.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil die redenen nog wel eens horen. Zeker door de actualiteit voelt iedereen deze weken weer dat de mogelijkheid moet bestaan om terug te blikken om in de toekomst voor dit soort missies steun van het parlement en de bevolking te kunnen krijgen. Mijn fractie is er een voorstander van om dat voortaan standaard voor alle soorten missies te doen. Ik verzoek de minister-president nogmaals om de redenen te geven. Hij is het toch met mij eens dat er anders een verdenking op hem rust, bijvoorbeeld dat er niet goed is getaxeerd of iets dergelijks? Waarom kunnen wij daar geen onderzoek naar doen? Waarom is dat in Nederland anders dan in het VK en de VS?

Minister Balkenende:

Het is anders omdat wij altijd hebben gezegd dat de bewijslast niet ligt bij de VS, het VK of bij welk land dan ook. Wij hebben steeds gezegd dat de bewijslast rustte bij Saddam Hoessein. Dat is steeds de reden geweest om die positie in te nemen. Dat weet de heer Pechtold ook, want hij heeft zelf deelgenomen aan het vorige kabinet.

De voorzitter:

Ik verzoek de heer Pechtold om nieuwe argumenten aan te dragen.

De heer Pechtold (D66):

Nieuwe argumenten zijn dat Frankrijk en Duitsland op dat moment een andere afweging maakten. Kennelijk deden zij dat ook op grond van de gegevens die toen beschikbaar waren. Wij pleiten niet voor een onderzoek om vast te stellen of de minister-president fouten heeft gemaakt. Wij hebben van de kwestie Srebrenica geleerd en wij willen dat ook bij de kwestie Afghanistan. Is het niet mogelijk dat het parlement inzage krijgt in en onderzoek doet naar datgene wat er toen is gebeurd en wat de beweegredenen waren? Wat is de reden van die verkramptheid?

Minister Balkenende:

Het heeft niets met verkramptheid te maken, het heeft te maken met een discussie die wij veelvuldig met elkaar hebben gevoerd. Die vragen zijn steeds aan de orde geweest in debatten met de minister-president, de bewindslieden van Buitenlandse Zaken en die van Defensie. De heer Pechtold weet wat het antwoord was. Het gaat om de vraag bij wie de bewijslast ligt. Dat is in het verleden het argument geweest en dat geldt ook nu. In de onderhandelingen hebben wij gezegd dat wij een punt achter die discussie willen zetten. Wij willen namelijk vooruitkijken. Dat heeft geleid tot de passage in het coalitieakkoord.

De heer Marijnissen (SP):

De minister-president blijft zich herhalen. Dat doet hij al een paar jaar heel consequent. Dat schiet dan ook niet op en dat betreur ik zeer. Ik betreur het echter nog meer dat de minister-president een belangrijke fractie in deze Kamer tijdens die onderhandelingen heeft gedwongen om in het parlement niet langer steun te verlenen aan dat verzoek. En hoewel het niet in het regeerakkoord terecht is gekomen, is deze afspraak wel gemaakt. En het is ook een zeer harde afspraak, zo begreep ik vanmiddag van de heer Tichelaar. Kunt u mij nu eens uitleggen wat voor staatsrechtelijke figuur dit is?

Minister Balkenende:

Het heeft niets te maken met een staatsrechtelijke figuur, het is een kwestie van afspraken die je maakt bij de totstandkoming van een kabinet, van een coalitieakkoord. Wij hebben over tal van onderwerpen met elkaar gesproken en het is een kwestie van geven en nemen. Je krijgt niet altijd je zin.

De heer Marijnissen (SP):

U wel!

Minister Balkenende:

Het mooie van dit coalitieakkoord is dat er sprake is van een evenwicht. U merkt ook dat er een breed draagvlak is bij de drie fracties, de drie partijen die deze coalitie dragen. In die zin is er sprake van een evenwichtig akkoord, en daarom is iedereen er ook blij mee. En in het kader van deze politieke besprekingen trek je conclusies; met sommige ben je gelukkig, met andere ongelukkig. Ik waardeer het dat de heer Tichelaar zo eerlijk heeft aangegeven hoe hij dit ziet, maar op een gegeven moment hebben wij ons ook afgevraagd of wij ons na het gezamenlijk trekken van een conclusie daarvan niets zouden kunnen aantrekken en via een meerderheid in de Kamer zouden mogen proberen om alsnog binnen te halen wat wij niet hebben kunnen binnenhalen. Het toont de kracht van deze coalitie dat wij ervan uitgaan dat een discussie met een bepaalde conclusie beëindigd is en dat dit ook politieke gevolgen heeft.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Tichelaar zei vanmiddag dat deze kwestie hem zwaar op de maag ligt en dat hij zijn knopen heeft moeten tellen. Deze man lijdt eronder, net als zijn fractie. Waarom doet u deze mensen dit aan? U levert zelf geen echte argumenten, u herhaalt alleen maar wat u al jarenlang zegt. U legt niet uit waarom u dit onder het vloerkleed wilt houden, u herhaalt alleen maar dat de bewijslast bij Saddam Hoessein ligt. Maar dit ontslaat ons niet van de plicht om in deze Kamer naar de waarheid te zoeken. Al ligt de verantwoordelijkheid honderd keer bij Saddam Hoessein, de Kamer c.q. de regering heeft een beslissing genomen waarmee wij het niet eens waren. Mag de Kamer dan op enig moment onderzoeken welke beweegredenen het kabinet indertijd had om politieke steun te verlenen aan de inval in Irak?

De voorzitter:

Het woord is nu aan de minister-president.

De heer Marijnissen (SP):

Het spijt me, voorzitter, maar het moet even.

De voorzitter:

Ja, maar u bent zo langdradig. Echt, het kan korter.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter, u ontneemt Kamerleden het woord en u begint sommigen ook al te beoordelen. Dat lijkt mij eerlijk gezegd niet de taak van de Voorzitter. Dit is wel even een punt dat uitgepraat moet worden. De minister-president herhaalt zichzelf voortdurend en ik stel vast dat er in deze Kamer nu een grote fractie is die door hem bij de onderhandelingen gedwongen is, af te zien van wat eigenlijk in de Kamer had moeten worden besloten. Ik snap niet waarom dit uiteindelijk niet op schrift gesteld is in het regeerakkoord.

Minister Balkenende:

Ik heb zo-even gezegd dat ik mij ook had kunnen voorstellen dat wij dit hadden opgeschreven, maar dat doet niets af aan de inhoud van de zaak. En het gebruik van het woord "dwingen" bevalt mij eerlijk gezegd niet. Wij hebben er een stevig debat over gehad, daar zijn wij ook openhartig over geweest; de heer Tichelaar heeft het ook nog gezegd. De uitkomst is duidelijk en ik heb ook de redenen aangegeven. De argumentatie bevalt u misschien niet, maar het is wel de lijn die wij steeds hebben gevolgd. U kunt dit betreuren, u kunt het anders zien, maar zo is het steeds gegaan. Hierover hebben wij bij de onderhandelingen gesproken en het resultaat is bekend.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb toch nog een probleem. De informateur heeft hier duidelijk gezegd dat er aan de onderhandelingstafel niet over dit onderwerp gesproken is, terwijl de premier nu zegt dat dit wel het geval is. Wie heeft er gelijk? En als deze kwestie niet aan de onderhandelingstafel is geregeld, laadt hij dan niet nog meer de verdenking op zich dat er toch iets aan de hand is?

Minister Balkenende:

U suggereert nu te veel. U vroeg aan informateur Wijffels of er andere afspraken waren.

De heer Pechtold (D66):

Over Irak.

Minister Balkenende:

Hij heeft toen gezegd dat die onder zijn verantwoordelijkheid zijn gemaakt. Ik geef nu duidelijk aan hoe wij hierover als vertegenwoordigers van onze fracties hebben gesproken en ik heb ook aangegeven dat wij het gelet op de discussie van vanmiddag ook best in het akkoord zelf hadden kunnen opschrijven. Maar er is natuurlijk wel over gesproken.

De heer Pechtold (D66):

Waar dan?

Minister Balkenende:

Aan de tafel en daarbuiten. De heer Tichelaar heeft duidelijk aangegeven hoe die zaak zat.

De heer Pechtold (D66):

Dit is toch onduidelijk? Ik vraag aan de informateur of er gesproken is over zaken zoals Irak omdat dit bericht gonsde. Hij heeft gezegd: nee, niet in mijn bijzijn. Ik moet nu uit het verhaal opmaken dat er in Beetsterzwaag of waar dan ook bij afwezigheid van de informateur druk geweest is op de fractie van de PvdA om dit niet voor elkaar te willen krijgen. Wij krijgen geen argumenten, wij krijgen niet te horen wat er tegenover stond. De minister-president zegt elke keer dat de bewijslast bij Saddam ligt. Die kunnen wij het niet meer vragen. Ik vraag daarom aan de minister-president wat er gebeurd is en waarom wij daar niet over kunnen praten. Ik vraag hem, mij een goed argument te geven.

Minister Balkenende:

Ik geloof niet dat het goed is om die argumenten nu opnieuw te delen. Het argument is en blijft de bewijslast. Dat is ook in ons gesprek aan de orde gekomen. Twee partijen wilden geen onderzoek en een partij wel. Uiteindelijk hebben wij gezegd: wij kunnen er lang of kort over praten, dit blijft ons verdelen. Op een gegeven moment hebben wij die discussie beëindigd. Wij hebben gezegd dat wij ons richten op de toekomst om duidelijk aan te geven hoe wij dan omgaan met volkenrechtelijke mandaten. Zo is het gelopen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er heeft schijnbaar een bepaalde ruilhandel plaatsgevonden in de onderhandelingen. De Partij van de Arbeid zegt steeds dat zij dit hebben weggeven en daarvoor armoedebestrijding hebben teruggekregen. Ik geloof dat de heer Bos dat ook gezegd heeft bij Pauw en Witteman.

Moet ik het zo begrijpen dat voor de minister-president het niet laten plaatsvinden van een onderzoek zo belangrijk is dat hij daarvoor een aantal van zijn opvattingen heeft weggegeven?

Minister Balkenende:

Zo is het helemaal niet gegaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wat heeft u ervoor weggegeven, minister-president?

Minister Balkenende:

Zo praat je niet met elkaar. Als het gaat over een coalitieakkoord, over de samenwerking in de komende vier jaren, is het passen en meten om te komen tot een pakket van maatregelen waarin iedereen zich kan vinden. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij niet partieel informatie zouden geven over het akkoord. Wij hebben dat gedaan omdat wij als totaliteit eruit wilden komen. Wij wilden ons gezamenlijk in de verschillende dossiers kunnen vinden. Ik heb aangegeven dat het een kwestie van geven en nemen is. Uiteindelijk komt er een resultaat waaronder men zijn handtekening zet. Zo is het gelopen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het zijn niet mijn woorden, voorzitter. De hele verdediging van de Partij van de Arbeid is gebaseerd op het feit dat zij iets heeft teruggekregen voor het niet laten plaatsvinden van een onderzoek naar de politieke steun voor de oorlog in Irak. Ik mag toch hopen dat de PvdA daarvoor inderdaad iets heeft teruggekregen?

Minister Balkenende:

Wat er voor terugkomt, is een coalitie: drie partijen die zich samen kunnen vinden in alle afspraken die er liggen. Het is niet zo dat er uitruil bestaat tussen het ene en het andere onderwerp. Het gaat om het totaal. Zo hebben wij steeds met elkaar onderhandeld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dus op dit specifieke onderwerp heeft de Partij van de Arbeid niets bijzonders teruggekregen!

Minister Balkenende:

Zo werkt dat toch niet? Het gaat om een totaal aan afspraken op tal van terreinen, over de verschillende pijlers, de beleidsfilosofie, het financiële kader, et cetera. Het totaal maakt of men zich erin kan vinden of niet. Het is soms geven en nemen en soms is het ook even pijn lijden. Zo gaat het altijd met het vinden van overeenstemming. Ik ben blij dat wij eruit zijn gekomen en dat wij een akkoord hebben kunnen maken dat ons als kabinet de mogelijkheid biedt om goed beleid te voeren in de komende jaren.

De ChristenUnie vraagt of er uit de extra middelen voor duurzame energie nu al middelen gereserveerd moeten worden voor de uitvoering van het amendement-Huizinga over de ontbossing in Kalimantan. De regering deelt de grote zorgen van de ChristenUnie over de relatie tussen klimaatverandering en energie. Naar aanleiding van het amendement-Huizinga-Heringa/Brinkel uit 2004 zijn inmiddels in Indonesië projecten opgestart ter waarde van ongeveer 27 mln. Al deze projecten zijn ten behoeve van de veenbossen op Kalimantan. Mede gezien de lokale absorptiecapaciteit lijkt dit op dit moment het maximum. Wel is de regering bereid met Indonesië het bredere ontwikkelingsprogramma op het gebied van milieu en biodiversiteit verder uit te breiden. Het lijkt mij voor de hand te liggen dat de fractie van de ChristenUnie later dit jaar hierover van gedachten wisselt met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

De heer Van der Vlies vroeg wat onze positie ten aanzien van Israël is. Hij heeft deze vraag meerdere malen gesteld. In het regeerakkoord staat klip en klaar wat het beleid van het kabinet is. Daarmee is vastgelegd dat wij ons actief zullen inzetten voor bevordering van de vrede en de stabiliteit in de gehele regio. Wij zullen dat zowel doen met partners in de VN en de EU als bilateraal. Wij zullen ons inzetten voor een Israël met veilige en erkende grenzen en wij zullen ons inzetten voor een levensvatbare Palestijnse staat. De regering acht verder de verplaatsing van de Nederlandse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem onwenselijk. Dat zou immers betekenen dat wij de aanspraken van Israël op geheel Jeruzalem als verenigde hoofdstad van Israël, inclusief het bezette Oost-Jeruzalem, erkennen. Daartegen verzet zich resolutie 478 van de Veiligheidsraad. Wij blijven uiteraard voorstander van een alomvattend akkoord voor een oplossing van het conflict tussen Israël en de Palestijnen.

Dan kom ik toe aan mijn opmerkingen over de tweede pijler: een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie. Eerst wil ik iets zeggen over het onderwerp dat door meer leden is genoemd: de investeringen in de infrastructuur. Er is vandaag de nodige kritiek geweest vanwege de hoeveelheid middelen die het kabinet heeft uitgetrokken voor de verbetering van de bereikbaarheid. Wat velen daarbij uit het oog verliezen, is dat voor de bestrijding van de files en het oplossen van de problemen van het openbaar vervoer al een solide plan is opgesteld met de nota Mobiliteit. Om die reden is deze nota met het coalitieakkoord expliciet omarmd. Tot het jaar 2020 wordt ruim 135 mld. uitgetrokken om de mobiliteitsproblemen te bestrijden, bijna 10 mld. per jaar. Circa 46 mld. daarvan is bestemd voor het hoofdwegennet, bijna 30 mld. voor de railinfrastructuur en nog eens een dikke 25 mld. gaat via de brede doeluitkering naar de lokale overheden. Daarmee is echt wel iets meer mogelijk dan alleen een paar fietspaden aanleggen. Tegen mevrouw Halsema zeg ik: voor het openbaar vervoer is tot 2020 51 mld. uitgetrokken. Naar de mening van het kabinet wordt hiermee een evenwichtige verdeling tussen weg en openbaar vervoer gemaakt. Bereikbaarheid is voorts ook een belangrijk onderdeel van de afspraken die het kabinet zal maken met de regio's over de versterking van de regionale, economische ontwikkeling. Ook hiervoor zijn extra middelen uitgetrokken.

Er is een vraag gesteld over de 5% groei van het openbaar vervoer in relatie tot de financiële middelen. Door onder anderen mevrouw Halsema en de heer Van Geel is een vraag gesteld over de ambitie om het openbaar vervoer per spoor met 5% te laten groeien. Die 5% groei is een scherpe ambitie. Wij komen immers van een structurele ambitie van 1%. Alleen de afgelopen twee jaar bedroeg de groei 5%. Momenteel voert de minister van Verkeer en Waterstaat samen met de sector een analyse uit naar de capaciteit van het spoor. Deze analyse zal inzicht bieden in de kansen en de mogelijkheden van de kwaliteitssprong voor de treinreiziger op de korte en de langere termijn. Wat precies nodig is voor een groei van 5% moet uit die studie blijken. In de afgelopen jaren bleek bijvoorbeeld dat de Nederlandse Spoorwegen ook zonder grote investeringen, maar met een slimme marketing en goede benuttingsmaatregelen een groei van 5% konden realiseren. Van belang is verder te weten of deze groei in de spits of in de daluren plaatsvindt en welke gebieden zij zich voordoet. Ook zijn er andere knoppen waaraan samen met de sector kan worden gedraaid. Daarbij denk ik aan: langere treinen en aanpassing van de dienstregeling. Voor het kabinet is het derhalve geenszins vanzelfsprekend dat de bedragen die voor de investeringen in het spoor en de infrastructuur nodig zijn, liggen in de orde van grootte die het MNP noemt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben benieuwd waarop de regering zich baseert als zij de berekening van het MNP terzijde schuift. Het MNP berekent, en volgens mij redelijk nauwkeurig, dat u met de geplande investeringen een reizigersgroei van 1% realiseert en niet een groei van 5%. Van verschillende kanten is gezegd dat de financiële afspraken heilig zijn. Ik ben dan benieuwd hoe u dat gat van het verschil tussen 1% en 5% gaat opvullen.

Minister Balkenende:

U hebt net mijn conclusie gehoord. Ik vind het nu prematuur om te zeggen hoeveel geld met die 5% gemoeid is. Het MNP doet dat wel. Ik heb aangegeven dat onderzoek wordt verricht en dat in de afgelopen paar jaar de 5% groei op andere wijze is gerealiseerd. De vraag is nu hoe wij kunnen komen tot maatregelen waarmee dit percentage mogelijk wordt gemaakt. Er is nu nog geen één-op-éénrelatie tussen de 5% en de genoemde bedragen. Dat is mijn punt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat begrijp ik, maar er is nogal een verschil tussen het een en het ander. Ik kan mij voorstellen dat er nog onderzoek gedaan moet worden en dat nog berekeningen moeten worden uitgevoerd. Het MNP spreekt van een noodzakelijke investering van 10 à 15 mld. en u investeert 100 mln. Tussen het een en ander is nogal een verschil. De vraag is natuurlijk: hoe heilig zijn de financiële afspraken. Als u inderdaad een reizigersgroei van 5% wilt realiseren – wij zijn het daarmee eens – moet u bereid zijn om, als daarmee grotere kosten gemoeid zijn, de financiële afspraken van het regeerakkoord op de schop te nemen. Bent u daartoe bereid? Of zijn de financiële afspraken belangrijker dan de ambities die u met het openbaar vervoer hebt?

Minister Balkenende:

U zegt dat ik alleen focus op het geld en de NMP-bevindingen, terwijl ik net heb gezegd dat er waarschijnlijk ook andere mogelijkheden zijn om doelstellingen te bereiken. Verder wordt in de Nota Mobiliteit al veel geld gevoteerd voor het openbaar vervoer. Wij zullen hierop terugkomen. Onze ambitie is 5%, waarvan ik heb aangegeven langs welke lijnen wij dat willen realiseren. Ik vind het prematuur om al te gaan spreken over de financiële veranderingen die dat met zich zou kunnen brengen.

De heer Marijnissen heeft gevraagd, te reageren op de opkomst van hedgefunds en private equity. Deze kunnen in beginsel een nuttige rol spelen in het economisch verkeer. Zij houden bestuurders scherp met vragen over strategie, en zijn alert op inefficiënte organisaties. Maar er zijn ook risico's verbonden aan het opereren van dergelijke organisaties, wanneer sprake is van een gebrek aan transparantie voor bestuurders van een bedrijf over de intenties van aandeelhouders, of wanneer duidelijk wordt dat sprake is van ongewenste, te korte termijngerichtheid. Het langetermijnbelang van de onderneming wordt dan ondergeschikt. Door de toenmalige ministers van EZ, financiën en justitie zijn vragen gesteld aan de monitoringcommissie corporate governance, de commissie-Frijns, over het toegenomen aandeelhoudersactivisme. De commissie-Frijns heeft haar voorlopige opvattingen in een consultatiedocument aan de markt voorgelegd. De voorlopige conclusie is dat de code-Tabaksblat ruimte biedt om zich weerbaar op te stellen tegen ongewenst activistische aandeelhouders. Voor de zomer van 2007 zal de commissie haar volledige bevindingen aanbieden aan het kabinet. Dat zal het geëigende moment zijn om als kabinet hierop te reageren.

Er is een vraag gesteld over de bezuiniging van 155 mln. op het mbo. Resultaat van het verschuiven van de teldatum in het mbo is dat scholen geen geld krijgen voor de scholieren die uitvallen, maar wel voor die leerlingen die blijven of later instromen. De verschuiving van de teldatum naar een later moment in het jaar is bedoeld als prikkel voor scholen om leerlingen niet te laten uitvallen. Door het inboeken van de 155 mln. als ombuiging wordt een prikkel gegeven scholieren te behouden, want wanneer scholen erin slagen leerlingen binnen het stelsel te behouden, zullen zij hiervoor worden gecompenseerd.

De heer Marijnissen (SP):

Het spijt mij, maar bent u nu echt van mening dat de mensen die daar in de frontlinie staan bij het vmbo, een prikkel nodig hebben?

Minister Balkenende:

Wij hebben het daarover in de onderhandelingen regelmatig gehad, waarbij ik denk aan de inbreng van de heer Tichelaar. De teldatum heeft een bepaalde functie, hoe je aankijkt tegen schooluitval gedurende het schooljaar. Deze maatregel is genomen, juist om effectiever werken te bevorderen.

De heer Marijnissen (SP):

Een van de aardige punten van dit kabinet is dat het meer respect wil tonen voor de professionals in het onderwijs, dus de mensen op de werkvloer. Een uur later zegt u dat u ze voor 155 mln. wilt gaan prikkelen. Ik moet dan altijd aan een prikstok denken, waarmee vroeger de varkens werden opgejaagd, de slachterij in. Ik snap het gewoon niet: 155 mln. in een sector waarvan u altijd zegt dat de mensen daar meer aandacht nodig hebben. Nu zegt u bovendien dat u vertrouwen hebt in de professionals daar. Dat kan er bij mij echt niet in.

Minister Balkenende:

Dat is niet het punt. Het punt is dat de financiële systematiek op het ogenblik dusdanig uitwerkt met die teldatum dat het geen impuls bevat om de schooluitval tegen te gaan. Als je het telmoment op een later moment zet, is dat een prikkel voor de school om dat vraagstuk nu juist tegen te gaan. Daarom heb ik zojuist gezegd dat het eigenlijk een prikkel is wanneer scholen erin slagen, leerlingen binnen het stelsel te behouden, en dan volgt een financiële compensatie. Het is terecht om te bekijken wat je kunt doen om ervoor te zorgen dat schooluitval wordt tegengegaan, en dan kan het wat geld opbrengen. Dat hebben wij gedaan.

De heer Marijnissen (SP):

Ik denk dat het misverstand erop is gebaseerd dat deze minister-president denkt dat de onderwijzers en de besturen van de scholen het zelf niet vervelend vinden dat kinderen die scholen verlaten. Ik denk namelijk dat zij dat wel vervelend vinden. Het is niet de schuld van de onderwijzers en de besturen dat die kinderen de school verlaten, dat zit hem in het systeem van het vmbo, factoren thuis enzovoorts. Zo'n prikkel is echt een totaal verkeerd signaal, dat door de FNV en andere betrokkenen in woede wordt afgewezen.

Minister Balkenende:

Dit kabinet ziet dat anders.

Voorzitter. Vervolgens kom ik te spreken over de derde pijler, de duurzame leefomgeving. Zo is hier vandaag gezegd dat de milieuambities niet gehaald zullen worden. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord een goede balans gevonden tussen de economische, de ecologische en de sociale ambities. Het in samenhang kijken naar de afwegingen die gemaakt moeten worden, is immers de kern van duurzame ontwikkeling. Wij willen ons niet beperken tot haalbare doelstellingen voor de komende coalitieperiode maar wij willen juist ambities formuleren die de richting voor de langere termijn bepalen. Wij gaan grote stappen in die richting zetten. Misschien mag ik mevrouw Halsema herinneren aan een debat dat wij op haar initiatief hebben gevoerd over duurzaamheid. Ik citeer uit de brief die ik voorafgaand aan dat debat aan de Tweede Kamer heb gestuurd: "Ambities naar de toekomst moeten wij niet laten remmen door onzekerheid over de haalbaarheid daarvan." In de brief schrijf ik verder: "Als wij terugkijken naar de milieuprestaties in de afgelopen decennia zijn wij geneigd die als vanzelfsprekend te beschouwen, maar toen wij destijds voor de opgave stonden leek die bijna onmogelijk. Ik ben ervan overtuigd dat wij nog vele technologische en maatschappelijke innovaties tegemoet kunnen zien." Ambities op de lange termijn, zoals de transitie naar een van de meest duurzame en efficiënte energievoorziening in Europa, werken als belangrijke uitdager voor innovaties en bieden een helder kader voor investeringen.

Nu heeft het Milieu- en Natuurplanbureau een eerste analyse gemaakt van de milieu- en duurzaamheidaspecten van het coalitieakkoord. Zoals in het rapport wordt aangegeven, zal een goed onderbouwde beoordeling pas kunnen plaatsvinden als de hoofdlijnen zijn uitgewerkt in concrete maatregelen, instrumentatie en financiering. Het kabinet heeft aangegeven de ambities in dialoog met de samenleving te willen uitwerken. Het rapport beschouw ik dan ook als een bijdrage aan die dialoog. Uiteraard heeft de oppositie de behoefte om de haalbaarheid van de ambities ter discussie te stellen om de bevinding en de analyse te vertalen in oordelen. De kritiek dat er te weinig geld zou zijn voor de realisatie van de ambities in 2020 gaat echter uit van een paar veronderstellingen. De overheid moet de energietransitie voornamelijk betalen en de benodigde middelen in 2020 moeten er nu al zijn. De kosten voor maatregelen blijven zo ongeveer zoals wij nu inschatten en er zijn geen innovatieve instrumenten en technologieën meer te verwachten. Er zijn een aantal vooronderstellingen die wij echt goed onder ogen moeten zien. Dat is dan niet alleen een kwestie van de financiële aspecten op dit moment. In het coalitieakkoord is juist grote nadruk gelegd op innovatie en technologie. Hiermee ontwikkelen wij ook exportmarkten. Daarnaast wordt ook aandacht gevraagd voor de keuze die producenten en consumenten maken. Producenten zullen nog meer dan voorheen worden uitgedaagd om duurzaam te produceren. Veel Nederlandse bedrijven nemen wereldwijd topposities in als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen. Technologische ontwikkelingen bieden vele keuzemogelijkheden. De consumenten moeten die keuzen uiteindelijk wel maken in het winkelwagentje, in de showroom en bij het reisbureau. Anders moet de consument via de prijs van goederen meebetalen aan de maatschappelijke kosten die aan de consumptie zijn verbonden. De komende tijd wil het kabinet de ambitieuze doelstellingen invullen met een grote variëteit aan instrumenten, waarmee duurzame consumptie en productie worden gestimuleerd en waarmee de grote groene uitdaging een impuls geeft aan economie, mens en milieu.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nogmaals, er is bij de fractie van GroenLinks steun voor de milieudoelstellingen. U verwijst nu naar het willen behalen van de milieudoelstellingen in 2020. Laat ik nu even een andere doelstelling noemen: 2% energiebesparing elk jaar. Dat begint het komend jaar. Daarvan zegt het MNP dat u dat het komend jaar al niet haalt. Het is best mogelijk dat er de komende vijf tot tien jaar prachtige innovaties en technische vondsten plaatsvinden, maar wat gaat u nu doen als u die 2% per jaar niet haalt? Het kost geld, het betekent het openbreken van het regeerakkoord en het nemen van drastische maatregelen.

Minister Balkenende:

Waarom zo somber? Waarom zeggen: u haalt het niet?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat zegt het MNP.

Minister Balkenende:

Je kunt van mening verschillen over de vraag bij wie het financieel neerslaat. Wat is de taak van de overheid en wat is de taak van het veld? Welke rol kunnen innovatieve ideeën en technologieën opleveren? In het akkoord is aangegeven dat het voor een deel een kwestie is van extra financiële middelen. Daarnaast is er in de sfeer van wat wij doen ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking sprake van extra inspanningen. Ook in de sfeer van R&D nemen wij extra maatregelen. Het totaal van deze instrumenten zal eraan bijdragen dat wij keihard gaan werken aan het realiseren van die doelstelling. Het is mijns inziens niet de goede weg om nu te zeggen: u haalt het niet. Wij gaan natuurlijk aan de slag met de bevindingen van het MNP, maar hier zit in ieder geval een kabinet dat er alles aan gelegen is om werk te maken van de realisatie van de doelen die in het coalitieakkoord zijn neergelegd.

De SP heeft gesproken over de verrommeling van het platteland. De heer Slob vraagt het kabinet om met voorstellen te komen in reactie op initiatieven zoals het Landschapsmanifest en het Deltaplan voor het Nederlands landschap. Dit kabinet neemt deze initiatieven voor het landschap zeer serieus en gaat het gesprek aan met de initiatiefnemers. Een mooi, kwalitatief hoogwaardig landschap is een essentieel onderdeel van onze duurzame leefomgeving en een vitaal platteland. De gezamenlijke inzet van de agrarische sector, private partners, terreinbeheerders en natuur- en milieuorganisaties is hierbij van groot belang. Uiteraard zal het kabinet de Kamer hierover informeren.

Mevrouw Thieme vraagt aandacht voor de belangen van dieren. Dit kabinet is voluit van mening dat het welzijn van dieren moet worden verbeterd. Daarover verschillen wij niet van mening, maar wel over de manier waarop. Het kabinet geeft de richting aan en wil de invulling vormgeven samen met de samenleving. Dat gaan wij doen.

De richting is helder en stoelt op drie pijlers. De eerste is het aanscherpen van wettelijke eisen in Europees verband. Het kabinet zal belangrijke onderwerpen op de Europese agenda zetten en in deze periode resultaten bereiken. Een voorbeeld is het onverdoofd castreren van mannelijke biggen. Deze pijnlijke ingreep is nu toegestaan in Europa. Het kabinet wil dat dit verandert en zet in op een Europees verbod. De tweede is het stimuleren van de vraag en het aanbod van diervriendelijke producten, zoals al gebeurt bij weidemelk, maar dit kan ook op grotere schaal bij varkens- en kippenvlees. De vormgeving van de samenleving is geen zaak van de overheid of van ge- en verboden. Dit kabinet gaat uit van mondige burgers die bewust kiezen, bijvoorbeeld voor het eten van minder vlees of vlees dat welzijnsvriendelijker is. Wij gaan stimuleren dat er wat te kiezen is. De derde is dat wij inzetten op extra handhaving van de regels die er zijn.

Het kabinet wil de Nederlandse veehouderij omvormen tot een duurzame sector die nog beter met dieren omgaat. Het kabinet kiest niet voor het afschaffen van de intensieve veehouderij. Dat oogt daadkrachtig, maar lost het probleem niet op en maakt Nederland zwakker. Het kabinet kiest voor een aanpak waardoor het welzijn daadwerkelijk wordt verbeterd.

Dan kom ik op de vierde pijler: sociale samenhang. Mevrouw Halsema heeft gezegd dat wij niet terug moeten willen naar de jaren vijftig, maar dat er nieuwe vormen van gemeenschapszin nodig zijn. Daar ben ik het eigenlijk wel mee eens. Dat staat ook letterlijk in het coalitieakkoord. Ik citeer: dat de verbanden die in de vorige eeuw burgers met elkaar verbonden, dat nu veel minder doen. Wat werkte in de tweede helft van de vorige eeuw, behoeft aanvulling en bijstelling de komende decennia. Dat was het. Ik denk toch dat dit haar moet aanspreken.

Het is goed om wat woorden te wijden aan de AOW, waarover vandaag ook het nodige is gezegd. Wij willen de AOW ook in de toekomst welvaartsvast houden. Over de weg waarlangs dat het beste kan worden bereikt, werd en wordt verschillend gedacht, ook door de coalitiepartijen in de aanloop naar de verkiezingen, daarover geen misverstand. Het kabinet kiest voor een stevig fundament onder publieke voorzieningen in het algemeen en het ouderenpensioen in het bijzonder. Daarvoor is nodig dat zo veel mogelijk mensen zo lang mogelijk werken. Met andere woorden, het kabinet zet breed in op de route van participatie.

Met respect voor de keuzevrijheid van ouderen vragen wij aan ouderen met een relatief hoger inkomen ook hun steentje bij te dragen aan de financiering van een welvaartsvast pensioen door ofwel langer door te werken, tot aan hun vijfenzestigste, of door een extra bijdrage te betalen. Daarmee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de vergrijzingsopgave die in recente cijfers van het CPB aanzienlijk opwaarts is bijgesteld. Onze levensverwachting neemt veel sneller toe dan tot voor kort voor mogelijk werd gehouden. Aan deze nieuwe inzichten mogen wij niet voorbijgaan. Het laatste wat het kabinet wil, is dat er later pijnlijke ingrepen nodig zijn.

Voor alle duidelijkheid, de regeling geldt niet voor mensen die nu al van hun AOW genieten. De extra bijdrage wordt ook alleen naar draagkracht gevraagd van mensen met een relatief hoger inkomen die na 1945 zijn geboren. Het gaat dan om aanvullende pensioenen vanaf ongeveer € 18.000 tot het maximum van de tweede schijf. Dit betreft mensen die voor hun pensionering een inkomen hebben van rond € 40.000 en meer. Bij doorwerken tot 65 jaar hoeft geen aanvullende heffing te worden betaald.

Het kabinet realiseert zich terdege dat de uitvoering van deze maatregelen nog de nodige voeten in de aarde zal hebben. Wij zullen goed moeten bezien hoe om te gaan met bijvoorbeeld zelfstandigen, zware beroepen en mensen die buiten hun schuld buiten het arbeidsproces komen te staan. Het kabinet neemt de tijd voor een zorgvuldige invoering en zal de sociale partners nadrukkelijk betrekken bij de uitvoering.

De heer Rutte sprak over de uitvoeringstechnische aspecten. De beste weg is om eerst te praten over de verdere invulling van de plannen. Dan komen er voorstellen en daarbij komen de uitvoeringsaspecten vanzelf aan de orde.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben blij dat de minister-president toegeeft, dat er sprake is van een compromis. Nou ja, compromis. Het is meer dat het CDA akkoord is gegaan met de Bosbelasting, want dat is het toch gewoon. Het is goed dat hij dat ruiterlijk erkent. Dat geeft duidelijkheid in deze zaal.

Daarbij komt het punt van de uitvoering. Ik blijf het een gedrocht vinden, vooral de combinatie van het langer doorwerken met het volstrekt verkeerde voorstel om mensen boven de 65 opnieuw voor hun AOW te laten betalen. Er is al veel bekend. Er staat veel in de stukken. De stukken zijn vaak vaag, maar op dit punt heel concreet. Zou het niet verstandig zijn, zo vraag ik de minister-president, om op de kortst mogelijke termijn door enkele deskundigen van de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank te laten bekijken of het juridisch gezien mogelijk is dat de overheid mensen boven de 65 nog een keer laat betalen en dat er twee typen 65-plussers komen, zij die wel betalen en zij die dat niet doen? En zou het niet verstandig zijn om deze deskundigen tevens de uitvoeringstechnische kant te laten bezien? Immers, volgens het Centraal Planbureau zouden er voor de uitvoering duizenden ambtenaren extra moeten worden aangenomen. Dit is wat er letterlijk in de krant staat. Het lijkt mij goed om daar zo snel mogelijk duidelijkheid over te krijgen.

Minister Balkenende:

Ik wil u eerst een wedervraag stellen over de inhoud van de voorstellen. Het gaat niet om het CDA. Het gaat om het kabinet dat werkt op basis van het coalitieakkoord van drie partijen. In dat akkoord is een keuzemogelijkheid gebouwd: ofwel je betaalt als je een hoger inkomen hebt na je 65ste, ofwel je werkt door tot je 65ste en hoeft die bijdrage dan niet te betalen. Spreekt dat keuze-element u aan? Of zegt u: het moet helemaal niet gebeuren?

De heer Rutte (VVD):

Het moet helemaal niet gebeuren. Om te beginnen, de vorige kabinetten-Balkenende hebben goede dingen gedaan om mensen langer te laten werken. Nu moet men mensen verleiden tot langer werken. Dit is een straf zetten op niet langer werken; een straf die niet werkt en bovendien mensen met een zwaar beroep onevenredig raakt en aan alle kanten in de uitvoering complex is, al was het maar, omdat wordt uitgegaan van maanden en niet van jaren. Verder ben ik tegen het voorstel, omdat u mensen boven de 65 nog een keer voor hun pensioen laat betalen. U was het altijd met mij eens dat dat niet moest. Uw toenmalige fractievoorzitter Verhagen had het steeds over de Bosbelasting. Die wordt dus nu ingevoerd, weliswaar met een sausje erover van langer doorwerken, maar in de kern is het gewoon die Bosbelasting. Ik wil niet met u praten over de vraag of het wenselijk is, want u hebt de meerderheid en zult het er wel doorkrijgen. Ik blijf ertegen. Omdat er zoveel vraagtekens zijn gezet bij de uitvoeringskant, vraag ik u wel of het niet beter is om op de kortst mogelijke termijn de uitvoerings- en invoeringsaspecten eens te laten bekijken door de deskundigen. Dat kan u veel tijd besparen als blijkt dat het idee onuitvoerbaar is.

Minister Balkenende:

Wanneer spreek je over de uitvoeringstechnische aspecten? Dat doet je op het moment dat je de regeling als zodanig helemaal rond hebt. U maakt nu bijvoorbeeld een opmerking over mensen die lange tijd werken in zware beroepen. Wij hebben afgesproken dat wij dit punt aan de orde zullen stellen bij de sociale partners om na te gaan wat wij met deze groep zullen doen.

Ik meen dat u er te gemakkelijk over praat. Als u vindt dat mensen in de leeftijdscategorie van 55 tot 65 moeten worden gestimuleerd om langer te werken, dan is dit een mogelijkheid. Ik vind deze zeer verdedigbaar. Het is een participatiemaatregel. U weet dat wij voorstellen altijd beoordelen op hun uitvoeringstechnische aspecten op het moment dat de keuzes zijn gemaakt en de techniek rond is. Dan ga je kijken hoe het precies zit met de uitvoering.

De discussie over de bevindingen van het CPB ga ik nu niet aan, omdat ik denk dat erop af te dingen valt. Wij zullen het wel zien. Ik wil eerst een discussie over de inhoud ten principale én contact met de sociale partners. Daarna komt het moment dat wij moeten praten over de vraag hoe het uitvoeringstechnisch zit. Voorzitter. Ik zal op dat moment graag het debat met de heer Rutte aangaan over de vraag of het kan. Ik heb echt de overtuiging dat het wel kan.

De voorzitter:

Ik zie dat u nog eens wilt interrumperen, mijnheer Rutte. Ik geef u voor de laatste keer op dit punt de mogelijkheid voor een korte interruptie. U hebt ook nog een tweede termijn.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik stel daarom voor dat wij dit in tweede termijn verder behandelen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Thans enkele opmerkingen over de WAO. Om te beginnen, is het goed om stil te staan bij de beleidsfilosofie. Met succes is de afgelopen jaren een kentering gerealiseerd in de ontwikkeling van de instroom in de WAO. Met de introductie van de WIA is voorop komen te staan wat mensen nog wel kunnen en staat niet langer voorop wat zij niet meer kunnen. Het is dus niet, mensen afschrijven. Het is, kijken naar wat iemand nog wel kan. Het is sociaal om te zorgen dat mensen perspectief houden op werk en dat zij een zelfstandig inkomen kunnen verwerven. Het kabinet wil dit activerende beleid voortzetten. Tegelijkertijd merk ik op dat grote groepen profiteren van de verhoging van de uitkering van 70% naar 75%. Binnen het pakket van maatregelen om zoveel mogelijk gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan de slag te houden of weer de arbeidsmarkt op te helpen, paste en past het nieuwe schattingsbesluit. Tegelijkertijd is er aandacht voor signalen uit de samenleving. Met name de ouderen die zijn herkeurd in het kader van de herbeoordelingsoperatie komen moeilijk aan het werk. De vrijstelling van de herbeoordelingsoperatie met het aangepaste schattingsbesluit zal worden verlaagd van 50 jaar naar 45 jaar. Voor deze mensen geldt de oude reguliere WAO op de peildatum van 1 juli 2004. Wie van deze groepen weer wil terugkeren op de arbeidsmarkt, kan op alle steun rekenen. Nogmaals, wij trekken onze handen niet van deze mensen af. Zij hebben net als anderen recht op hulp om naar vermogen actief te zijn op de arbeidsmarkt.

Het kabinet investeert verder extra in instrumenten om herbeoordeelden aan het werk te krijgen. Bij onvoldoende uitzicht op direct werk zal een passend re-integratietraject worden aangeboden. De duur van de tijdelijke re-integratie-uitkering zal worden verlengd. Brugbanen zullen bij voorrang worden ingezet als na een jaar nog geen uitzicht op werk bestaat. Ten slotte zal in samenspraak met sociale partners een pakket maatregelen worden gepresenteerd om de arbeidsmarktpositie voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten, de 35-min-procent zogezegd, te versterken.

Kortom, wij zetten alles op alles om mensen te behouden voor de arbeidsmarkt en voor degenen die toch blijvend op een uitkering zijn aangewezen, de volledig arbeidsongeschikten, zullen de uitkeringen worden verhoogd. Bij een activerend stelsel past deze solidariteit.

De heer Van Geel heeft een opmerking gemaakt over participatie en de afspraken die gemaakt moeten worden met de sociale partners.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind het frappant en eigenlijk ook wel een beetje een gotspe als de minister-president het woord solidariteit in de mond neemt als wij het hier over hebben, het spijt me wel. De retoriek ken ik langzamerhand wel. Hij zegt: de mensen zijn arbeidsongeschikt, maar wij hebben ze beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Ik zie dit toch echt anders. Wat te doen met al die mensen, en dat is de overgrote meerderheid, die herkeurd zijn, maar niet aan het werk komen ondanks al die mooie re-integratieprojecten, brugbanen en wat er nog meer wordt bedacht? Die mensen komen in de WW en daarna in de bijstand. Wat doen wij met die mensen?

Minister Balkenende:

Dit debat hebben wij al vaker gevoerd. Ik heb vorig jaar al gezegd dat 60% van de mensen die zijn herkeurd, op een gegeven moment aan het werk komt of in een traject zit. Die cijfers zijn vorig jaar besproken tijdens de algemene politieke beschouwingen. Ik heb toen gezegd dat er veel wordt gedaan. In het kader van het coalitieakkoord hebben wij afgesproken dat mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn, een hogere uitkering krijgen. Voor mensen met een wat hogere leeftijd worden verzachtende maatregelen ingevoerd; de peildatum wordt 45 in plaats van 50 jaar. Wij zullen bovendien extra re-integratie-instrumenten inzetten om mensen aan het werk te helpen.

Ik denk echt anders over solidariteit dan de heer Marijnissen. Als mensen mogelijkheden hebben, moeten zij maximaal worden ondersteund om aan de slag te gaan. Degenen die dit niet kunnen, mogen rekenen op een hogere uitkering. Dit is in het coalitieakkoord neergelegd.

De heer Marijnissen (SP):

Dit is inderdaad een herhaling van zetten en ik word er doodmoe van, maar ik sta hier met een opdracht en daarom ga ik gewoon door. Solidariteit verdraagt zich niet met dit systeem. Ik raad de minister-president aan om als hij het land ingaat, persoonlijk met de mensen te spreken die wij spreken en die ons bellen en e-mailen met hun verhaal. Ik vraag hem om zich daarin te verdiepen. Dan zal hij zien dat het verhaal van re-integratie niet opgaat bij die mensen. Die mensen zijn echt arbeidsongeschikt. Het schattingsbesluit is zo asociaal, of zoals de heer Bos heeft gezegd: onbarmhartig, dat die mensen uit de uitkering worden gesodemieterd en het dan maar moeten uitzoeken. De minister-president verschuilt zich achter mooie cijfers en uit onderzoek blijkt ook dat die mensen wel in een re-integratietraject zitten, maar aan werk komen, ho maar. Die mensen hebben geen eerlijke kans op de arbeidsmarkt. Ik zou de minister-president prijzen als hij de moed zou hebben om tegen het bedrijfsleven te zeggen: als het UWV iemand heeft goedgekeurd, kan zo iemand werken en u zorgt er maar voor dat hij ook werk krijgt. Dan is hij een man, maar nu wentelt hij veel te veel af op mensen die zich niet kunnen verweren.

Minister Balkenende:

Ik zie dit echt anders. Van de herbeoordeelden blijft 60% in de WAO. Er blijft dus 40% over. Dit getal heb ik vorig jaar ook genoemd. Ik heb toen gezegd: een derde heeft werk, eendere zit in een re-integratietraject en een derde is moeilijk. Als je deze cijfers op je laat inwerken, kun je niet zeggen dat dit asociaal is. Ik doe niets af aan de problematiek van individuele mensen. Ons voornemen om in te zetten op extra faciliteiten voor de mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn en extra instrumenten in te zetten voor de re-integratie, past bij een moderne invulling van solidariteit.

De heer Van Geel heeft gesproken over de afspraken met sociale partners over de WW, arbeidsmarktflexibilisering, scholing en ontslagrecht. Het kabinet wil tot nieuwe zekerheden komen: van een vaste baan voor het leven en uitkeringszekerheid naar werkzekerheid en inkomenszekerheid. Het kabinet zal het gesprek hierover met sociale partners aangaan in de zogenoemde participatietop. Thema's als arbeidsmarktbeleid, scholing en opleidingsinspanningen gericht op employability, flexibilisering en WW en de betekenis van ontslagrecht zullen nadrukkelijk bij de gesprekken worden betrokken.

De heer Van Geel merkte op dat toetreders op de woningmarkt sneller een huurwoning of een betaalbare woning moeten kunnen bemachtigen. Dat is ook de benadering van het kabinet en daarom zetten wij in op bouwen, bouwen en nog eens bouwen. Ik kan de heer Van Geel verder zeggen dat de afspraken met gemeenten en woningcorporaties over de benodigde woningproductie zeker niet vrijblijvend zullen zijn. Het kabinet zal zich dan ook inspannen voor een grotere financiële inbreng van gemeenten en provincies voor de starterslening.

De heer Van Geel (CDA):

U merkt terecht op dat het bouwen van extra woningen een essentiële maatregel is voor het tot stand brengen van een meer ontspannen woningmarkt. Betekent dat dat u het overleg ingaat met de wens te komen tot een resultaatsverplichting van 80.000 tot 100.000 extra woningen?

Minister Balkenende:

Wij willen dat aantal inderdaad realiseren. Dat kan de overheid niet alleen. Daar zijn vele partners voor nodig. Uw signaal "bouwen, bouwen, bouwen" kan niet genoeg worden onderstreept. Overigens was ik deze week aanwezig bij de bouw in Noord-Brabant van de éénmiljoenste woning en daar was de boodschap, overigens net als overal, dat het kabinet ervoor moet zorgen dat er meer wordt gebouwd.

Voorzitter. De no-claim wordt met ingang van 1 januari 2008 afgeschaft. Een belangrijk kritiekpunt op de no-claim was namelijk dat chronisch zieken en gehandicapten erdoor worden getroffen, terwijl ze er niet vrijelijk voor kunnen kiezen om geen zorg te gebruiken. In het nieuwe systeem van eigen betalingen zullen chronisch zieken en gehandicapten daarom worden uitgezonderd. De exacte vormgeving en het definiëren van de groep chronisch zieken en gehandicapten moeten nog plaatsvinden.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Van Geel zei namens de CDA-fractie dat noodzakelijke zorg niet getroffen mag worden door een eigen bijdrage of een eigen risico, met andere woorden niet door eigen betalingen. Bent u het daarmee eens?

Minister Balkenende:

De precieze invulling moet nog worden bepaald. Wij willen de chronisch zieken en gehandicapten uitzonderen, omdat deze groep ondersteund hoort te worden. Wij zullen deze groepen echter wel heel precies moeten definiëren. En dat geldt ook voor de discussie over noodzakelijke zorg, want ook dan zul je eerst moeten definiëren wat je daar precies onder verstaat. Ik stel voor dat wij deze discussie voeren als het kabinet invulling heeft gegeven aan die eigen betaling.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb in 2005 met de heer Verhagen geregeld dat er 93 mln. extra ging naar de tegemoetkoming buitengewone uitgaven. Dat geld was met name bedoeld voor chronisch zieken en gehandicapten. Wat schetst mijn verbazing: het nieuwe kabinet bezuinigt daar 400 mln. op. Wat betekent dat voor chronisch zieken en gehandicapten, mensen die hartstikke veel moeite hebben om rond te komen en hun ziektekosten te betalen?

Minister Balkenende:

Door de buitengewone uitgavenaftrek naar de Wmo over te hevelen willen wij deze groep mensen beter gaan bedienen. Zeer velen maken inmiddels gebruik van deze fiscale aftrek. Het gaat dan ook om groot geld, terwijl het niet duidelijk is of wij de groep bereiken om wie het ons gaat. Dat was ook de kritiek van de Kamer. Het is de overtuiging van het kabinet dat de overheveling naar de Wmo het ons mogelijk maakt om maatwerk te leveren aan diegenen die onze steun nodig hebben. Mensen die onze steun niet nodig hebben, kunnen niet langer gebruik maken van die aftrek. Met het oog daarop is het gerechtvaardigd om die 400 mln. te besparen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nog geen anderhalf jaar geleden stelden de fracties van GroenLinks en het CDA vast dat er te weinig gebruik werd gemaakt van die aftrekmogelijkheid, maar dat het geld wel nodig was. Daarom vroegen wij om die 93 mln. Nu hevelt u het over naar de Wmo en boekt u tegelijkertijd 400 mln. in. Dat is een derde van het beschikbare budget en dus een heel forse ingreep. Hoe kan het nu zo zijn dat er toen behoefte was aan dat geld en dat u nu 400 mln. kunt bezuinigen?

Minister Balkenende:

U zou gelijk hebben als het geld dat nu is gemoeid met de fiscale aftrek alleen aan deze groep ten goede zou komen, maar dat is niet het geval. Zeer velen maken gebruik van de fiscale aftrekmogelijkheid, maar dat is niet de groep waar u en ik het over hebben. Dan lijkt het mij terecht dat wij gaan nadenken. Als wij een faciliteit bieden via de WMO, dan zijn wij veel beter in staat om de mensen te bereiken die het echt nodig hebben. Veel beter dan met de fiscale aftrekmogelijkheid, die juist niet de groep bereikt waarom het gaat. Die 400 mln. is dus zeer wel te verdedigen op grond van het feit dat het geld dan niet langer terechtkomt bij mensen die het niet nodig hebben, maar dat de groep mensen die het echt nodig heeft, veel beter bereikt kan worden. Dat is de achtergrond van onze voorstellen.

Dan kom ik op de medische ethiek. In het coalitieakkoord is getracht, zeer zorgvuldig een aantal medisch-ethische onderwerpen te benaderen. Zorgvuldig tegenover mensen en hun familieleden die met ingrijpende vragen over het leven worden geconfronteerd, maar ook zorgvuldig tegenover professionals in de medische en verzorgende sectoren die dagelijks met de moeilijke vraagstukken van het leven bezig zijn. Zorgvuldig ook tegenover de maatschappij, waarin verschillen in opvatting bestaan in vragen van medisch-ethische aard. Die zorgvuldigheid hebben wij gemeend te vinden in een uiterste terughoudendheid in het ter discussie stellen van bestaande regels en in het stellen van nieuwe regels.

In het coalitieakkoord is gepoogd om te bezien waar mensen in een noodsituatie extra geholpen kunnen worden. Om mensen te helpen die het treft, daar is het ons om te doen. Vandaar het belang van voorlichting, van alternatieven, van extra ondersteunende begeleiding en zorg. Bij de invulling daarvan wordt waarde gehecht aan de rol en opinie van de betrokken professionals in de medische sector. Veel passages sporen met de teksten van het hoofdlijnenakkoord en van kabinetsstandpunten van het eervorige kabinet. Zo maakt ook het hoofdlijnenakkoord gewag van handhaving van zorgvuldigheidsnormen bij zwangerschapsafbreking, van het voorhouden van alternatieven, waaronder adoptie, van voorlichting om ongewenste zwangerschap te voorkomen en van aandacht voor palliatieve zorg in de laatste fase van het leven.

Dit coalitieakkoord verbreedt en concretiseert de aandacht voor mensen in dit soort noodsituaties. De heer Rutte heeft opgemerkt dat er psychosociaal onderzoek plaatsvindt naar abortus en hij vroeg of dergelijk onderzoek ook kan worden verricht naar de gevolgen van adoptie. Wij zeggen graag toe dat in het kader van dit onderzoek ook dat element betrokken zal worden. Ik denk dat wij daarmee recht doen aan zijn inbreng in eerste termijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb nog geen opmerking gemaakt ten aanzien van abortus en ik wil daar toch één opmerking aan wagen. Wat mij steekt in het regeerakkoord is de suggestie dat adoptie een betere oplossing is dan abortus. Het kabinet schijnt te vinden dat het beter is om een kind af te staan, een moeder een hele zwangerschap te laten doorlopen – ik kan u vertellen dat dit niet altijd even makkelijk is – om vervolgens afscheid en afstand te moeten nemen van het kind, met alle psychosociale gevolgen die dat kan hebben voor het kind. Is de regering echt de mening toegedaan dat adoptie een humanere oplossing is dan abortus?

Minister Balkenende:

Ik begrijp niet hoe u tot deze conclusie komt. U verbindt aan het feit dat er in het regeerakkoord een passage is opgenomen over alternatieven de conclusie dat het kabinet een voorkeur heeft. Dat is helemaal niet zo. Uiteindelijk maakt de vrouw de keuze. Wij zeggen alleen dat je naast abortus – wat in Nederland krachtens de wet een recht is – ook kunt nadenken over alternatieven. Wat is er mis mee om te zeggen dat je de mogelijkheid tot abortus hebt, maar dat je daarnaast ook kunt nadenken over de alternatieve mogelijkheden die ik zojuist heb aangegeven? Dat is geen kwestie van een kabinet dat een voorkeur heeft voor het een of het ander. Nee, de verschillende mogelijkheden worden naar voren gebracht. Zo moet u het lezen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik het dan anders formuleren. Dat er een adoptiemogelijkheid is, vind ik een groot goed in de Nederlandse samenleving. Er zijn heel veel kinderen die alleen zijn, die wees zijn in het binnenland en in het buitenland. Dat is nog iets anders dan adoptie bevorderen. Vindt u het wenselijk om adoptie als alternatief te bevorderen?

Minister Balkenende:

Het is niet een kwestie van bevorderen, het is een kwestie van wijzen op mogelijkheden. Daar gaat het om. Iedereen weet hoe moeilijk dit soort afwegingen zijn. Laten wij dat eerlijk tegen elkaar zeggen. Het is ontzettend moeilijk en het leidt tot gewetensnood. Het gaat om de vrijheid die mensen hebben. Zo zit ons recht in elkaar. Maar is het dan niet ook goed om na te denken over eventuele alternatieven? Het zijn de mensen zelf die de keuze maken, maar om die keuze te kunnen maken, moet je kijken wat de alternatieven zijn. En die informatie reiken wij aan. Niet meer en niet minder.

De heer Pechtold (D66):

De heer Balkenende verwijst nogal naar het hoofdlijnenakkoord. Ik vraag mij de hele dag al af of het wellicht de bedoeling is om te zeggen dat het allemaal wel meevalt. Dat zal de komende jaren blijken. Er staat echter nog iets anders in dit akkoord, namelijk het verhaal over de preambule van het recht op leven. Kan de premier in zijn eigen woorden uitleggen waarom die woorden dadelijk in de Grondwet nodig zijn, in relatie tot de medisch-ethische kwesties van abortus en euthanasie?

Minister Balkenende:

Er is gesproken van de mogelijkheid van een preambule in het kader van de Grondwet. Binnenkort bestaat de Grondwet namelijk 25 jaar en er zou hiervoor een staatscommissie komen. Er is dus gesproken over een mogelijkheid voor een preambule over dit thema en er is gezegd dat je aan dit onderwerp zou kunnen denken, ook omdat in internationale verdragen en regelingen het recht op leven wordt genoemd. In zo'n situatie is het helemaal niet zo gek om te bezien hoe een internationaal verdrag en de internationale rechtsorde zich verhouden tot de Nederlandse Grondwet. Het gaat hierbij om een vraag die in algemene zin is gesteld. Het is een mogelijkheid; de staatscommissie kan zich hierover buigen. Wat wij in de Grondwet zouden kúnnen behandelen, is echter een kwestie die de staatscommissie aangaat. Dit staat los van de mogelijkheden en alternatieven voor abortus.

Verder zijn vanmiddag hierover zinnen geciteerd. Ik wil de heer Pechtold er nog eens op wijzen dat er niet zo'n groot verschil is tussen de afspraken die bij het kabinet-Balkenende II zijn gemaakt en die er nu zijn gemaakt. Daarom verbaas ik mij over tegenstellingen die er ineens worden gezien; zoiets is helemaal niet aan de orde. Wij spreken alleen over het recht om keuzes te maken. Als je keuzes wilt maken, moet je echter wel bekijken welke keuzes er gemaakt kunnen worden. Daarover gaat het. Volgens mij is het goed dat wij elkaar in dit land op deze manier tegemoet treden. Het gaat hierbij om heel moeilijke afwegingen die pijnlijk zijn. Laten wij daarbij ook oog voor alternatieven hebben. Dat is het enige waar het om gaat.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind dit wijze woorden van de minister-president en op basis daarvan zullen wij elkaar de komende vier jaar scherp in de gaten houden. Ik heb daarin vertrouwen, want ik vind dat de beantwoording op dit punt een eind in mijn richting gaat.

Het antwoord dat de Grondwet nu eenmaal 25 jaar bestaat en er daarom de suggestie van het recht op leven wordt gedaan, vind ik echter een beetje raar. Men had ook de suggestie kunnen doen om de benoemde burgemeester uit de Grondwet te halen; die komt daarin namelijk ook voor. De heer Bos was ervoor om de benoemde burgemeester uit de Grondwet te halen, maar toch is dat niet gebeurd.

De voorzitter:

Houdt u zich aan uw onderwerp, mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Wat is het recht van leven in relatie tot deze medisch-ethische zaak? Ik vraag om een beschouwing hierover van de premier, omdat dit er zo nadrukkelijk staat en omdat de verbinding is gelegd. Ik wil daarom van hem weten wat hij zich daarbij voorstelt.

Minister Balkenende:

Laten wij eens teruggaan naar wat het coalitieakkoord precies omvat. U legt hierbij een één-op-éénrelatie. Kennelijk vreest u dat het gevolgen voor andere zaken zou kunnen hebben, als het recht op leven in de Grondwet zou worden opgenomen. Dit lijkt mij echter een zeer betwistbare stelling. Ik zal u precies uitleggen wat er aan de hand is. Er is gesproken over de verhouding tussen de Nederlandse Grondwet en internationale verdragen. U zult ook in het akkoord zien dat er twee voorbeelden worden genoemd. Het ene voorbeeld heeft te maken met meer procesrechtelijke aspecten en het andere is het voorbeeld van het recht op leven. Wij hebben deze twee voorbeelden genoemd om nog eens te kijken hoe de Nederlandse Grondwet zich verhoudt ten opzichte van internationale verdragen. U mag hieraan dus niet zomaar de conclusie verbinden dat dit van invloed zou zijn op wat er in het regeerakkoord over deze onderwerpen staat, want dat is nadrukkelijk niet de bedoeling. De kwestie van de Grondwet is een kwestie van samenhang tussen de nationale constitutie en internationaal recht.

De heer Slob heeft gevraagd of de aangepaste reactie van het kabinet op de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap snel naar de Kamer kan komen en ook de SGP-fractie heeft vragen gesteld over de betekenis van het criterium van de bedenktijd bij de overtijdbehandeling. In reactie op beide vragen zeg ik de Kamer toe dat het kabinet nog vóór de zomer met een aangepaste reactie op de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap zal komen, waarin ook nader wordt ingegaan op de overtijdbehandeling.

De fracties van de VVD en D66 hebben kritiek geleverd op het voornemen om het verbod op gebruik van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek te handhaven. De passage over dit onderwerp in het coalitieakkoord komt overeen met de tekst die hierover staat in het hoofdlijnenakkoord. Het kabinet zet dus geen nieuw beleid in. Daartoe is ook geen aanleiding, omdat er binnen de huidige mogelijkheden vrijwel geen beperkingen zijn. Hooguit in enkele specifieke gevallen is dit anders. Voor deze gevallen geldt echter dat het kabinet er geen voorstander van is dat embryo's speciaal tot stand worden gebracht voor wetenschappelijk onderzoek en voor andere doeleinden dan het tot stand brengen van zwangerschap. Het verbod in de Embryowet ziet niet op restembryo's die overblijven na een ivf-behandeling die wordt uitgevoerd om een zwangerschap tot stand te brengen. Met restembryo's mag nu reeds onderzoek worden gedaan. Onderzoek met niet-embryonale lichaamsstamcellen is toegestaan en staat niet ter discussie. Het coalitieakkoord zegt daarover het volgende: "Het perspectiefrijke onderzoek naar behandelingsmogelijkheden met gebruikmaking van volwassen lichaamsstamcellen wordt krachtig gestimuleerd."

De heer Pechtold (D66):

Erkent de minister-president dat met name voor het vruchtbaarheidsonderzoek, zeker met de voortschrijding van de wetenschap, een probleem kan ontstaan?

Minister Balkenende:

Ik heb over die kwestie gesproken met minister Plasterk. Hij heeft gezegd dat hij goed kan leven met deze bepalingen, juist omdat er zo veel mogelijkheden zijn. Als iemand met dermate veel kennis op dit terrein zegt dat hij heel goed met deze bepalingen kan leven, geeft dat vanuit het oogpunt van onderzoek ook aan dat het niet nodig is om verder te gaan dan dit. In het debat van vanmiddag is ook gezegd dat datgene wat in dit akkoord over deze kwestie staat, feitelijk de bestendiging is van de tekst in het hoofdlijnenakkoord.

De heer Pechtold (D66):

De minister-president zegt dat minister Plasterk heeft opgemerkt dat hij met die bepalingen kan leven. Wij mochten niet meer verwijzen naar zijn woorden en daarbij vervolgens opmerken dat hij van de minister-president iets anders moet doen. De minister-president moet dat dus ook niet doen. Dat lokt uit dat wij weer een beroep zullen doen op al die columns.

Minister Balkenende:

De heer Plasterk is met zijn vakkennis op dit terrein naar mijn oordeel deskundiger dan de heer Pechtold. Als ik aan voormalig professor Plasterk vraag hoe hij aankijkt tegen de ruimte voor onderzoek, is het antwoord relevant. Het is immers niet zo maar iemand aan wie ik die vraag stel.

De heer Pechtold (D66):

De heer Plasterk heeft overal verstand van, ook van het Europees referendum.

Minister Balkenende:

Daarom zijn wij zo blij met hem.

De heer Pechtold (D66):

Op het punt van de bestuurlijke vernieuwing was hij mijn grootste criticaster. Als wij dat krijgen, gaan wij de verzamelde columns weer opdiepen. Dat zouden wij toch niet iedere keer doen. Het onderzoeksinstituut waar de heer Plasterk is vertrokken, was maandag jongstleden vertegenwoordigd op een bijeenkomst van D66. Vooraanstaande onderzoekers van dat instituut, waaronder mevrouw Munnery en Amerikanen die maandag aanwezig waren, zeggen dat het wel het geval is. Het gaat niet om het tegenover elkaar plaatsen van de meningen van de heer Plasterk en voormalig collega's van hem. Ik vraag de minister-president alleen of hij erkent dat hij een deel van het onderzoek in gevaar brengt, met name onderzoek naar vruchtbaarheid waarvoor wel degelijk dat soort cellen nodig zijn: een klontering van ongeveer dertig cellen waarnaar onderzoek gedaan zou moeten worden en waarvoor een moratorium beperkend is. Als de minister-president dat erkent, staan wij weliswaar tegenover elkaar, maar dan hebben wij wel helderheid.

Minister Balkenende:

Ik sta voor de afspraken die zijn gemaakt. Het is een bijzonder gevoelig onderwerp, dat ethisch beladen is. Het is dan ook belangrijk om de grootst mogelijke zorgvuldigheid aan de dag te leggen. Daarom is destijds gekozen voor een moratorium. Om die reden is destijds in het hoofdlijnenakkoord een bepaling opgenomen en daarom bestendigen wij nu deze lijn. Over de wijze van weging wordt niet identiek gedacht. Het kabinet gaat uit van datgene wat in het coalitieakkoord staat.

Ik kom op de vijfde pijler: veiligheid, stabiliteit en respect.

De heer Rutte (VVD):

De premier heeft niets gezegd over euthanasie. In dit regeerakkoord wordt ook de nadruk gelegd op pijnbestrijding. Naar mijn idee staat pijnbestrijding naast euthanasie, pijnbestrijding komt niet in plaats van euthanasie.

Minister Balkenende:

Voor mensen is er de mogelijkheid van euthanasie indien zij ondraaglijk lijden. Er zijn ook enkele andere criteria om tot euthanasie over te gaan. In het akkoord staat ook een tekst over een alternatief, bijvoorbeeld palliatieve zorg. Pijnbestrijding is naar mijn idee iets van een andere orde. Het is altijd nodig om aan pijnbestrijding te doen. Naar mijn idee zijn het twee verschillende vragen: wat zijn de juridische mogelijkheden voor euthanasie en wat zijn de alternatieven? Ik herhaal dat ik de kwestie van pijnbestrijding van een andere orde acht.

De heer Rutte (VVD):

Als de ontwikkeling van pijnbestrijding zodanig is dat volgens sommigen euthanasie niet meer nodig zal zijn, is het toch belangrijk dat die zaken naast elkaar mogelijk blijven. Ik doel dan op euthanasie en pijnbestrijding. De teksten in relatie tot de preambule in de Grondwet dragen ertoe bij dat mijn fractie alert blijft.

Minister Balkenende:

Ik snap uw vraag, maar ik vind het niet goed om er op dit moment op deze manier op in te gaan. Euthanasiewetgeving is in de Nederlandse politieke context buitengewoon ingewikkeld en het is ook een gevoelig onderwerp. Het gaat hierbij steeds om de criteria. En als ik u hoor praten over pijnbestrijding, maak ik daaruit op dat het u gaat om de vraag wat die precies betekent voor de euthanasiepraktijk. Ik wil er echt nog verder over nadenken wat de implicaties zijn van wat u naar voren brengt. Ik zeg op voorhand dat ik geen voorstander ben van het wijzigen van de huidige criteria. Wij zullen verder in het kabinet bekijken wat de implicaties van uw opmerking zouden zijn.

De heer Rutte (VVD):

Dit is een belangrijke kwestie, dus ik zou u willen vragen om de Kamer een brief over dit onderwerp te sturen waarin u aangeeft wat het criterium uitzichtloos lijden in relatie tot pijnbestrijding voor de euthanasiewetgeving betekent, gegeven de tekst hierover in het regeerakkoord. Het is van belang om dit te weten; ik respecteer dat u dit niet even op een donderdagavond kunt doen, maar het is wel van belang om dit nu expliciet te markeren.

Minister Balkenende:

Wij zullen uw vraagstelling betrekken bij de evaluatie van de euthanasiepraktijk die toch al zal worden uitgevoerd. Het is goed om deze zaken dan in hun samenhang te bekijken. Als u hiermee genoegen neemt, is er ook een logisch moment om het aan de orde te stellen.

De heer Rutte (VVD):

Hier kan ik mee leven.

Ik heb nog wel een aanvullende vraag naar aanleiding van uw opmerkingen over de Wet afbreking zwangerschap. Mijn fractie is ertegen om de overtijdgevallen daar ook onder te brengen, het kabinet wil dit wel doen. Zou het niet verstandig zijn om dit via een wetswijziging te regelen, zoals aanbevolen in het rapport van ZonMw, in plaats van bij wijze van maatregel, opdat deze kwestie zorgvuldig in de Kamer behandeld kan worden?

Minister Balkenende:

Dit ligt niet in het verlengde van de afspraken uit het akkoord, maar ik stel gewoon voor om dit punt in het kabinet te bespreken. Er komt toch nog een nader kabinetsstandpunt en dan zullen wij hierop een nader antwoord geven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter, ik ben even in dubio of ik mijn vraag aan de premier of aan minister Plasterk zal stellen, maar volgens mij is er licht tussen de opvatting van de Partij van de Arbeid en die van de ChristenUnie ten aanzien van de ambtenaar met gewetensbezwaren. De vraag is of het beroep op gewetensbezwaren tegen het trouwen van homo's alleen geldt voor degenen die al ten tijde van het van kracht worden van de wet ambtenaar waren, of ook voor degenen die morgen of overmorgen in dienst treden.

Minister Balkenende:

Op dit punt zou ik later in mijn betoog willen terugkomen.

Er is gesproken over de effecten van verbetering van efficiency en van meer samenwerking op de bedrijfsvoering van de politiekorpsen en de politiecapaciteit. Een vertaling van deze taakstellingen in de capaciteit is volstrekt prematuur, het is immers juist de bedoeling om op materiële kosten te besparen. Het is van wezenlijk belang om in deze kabinetsperiode te komen tot een intensivering van de investeringen in veiligheid met cumulatief 0,75 mld. Het is waarschijnlijk dat dit ook een positief effect op de capaciteit van de veiligheidsketen zal hebben. Het saldo van intensiveringen en efficiency is positief. Het kabinet zal een en ander uiteraard zorgvuldig bezien en invullen; ik kan er nu niet op vooruitlopen, maar ik ben er op voorhand evenmin pessimistisch over.

De heer Van Geel (CDA):

Mag ik uw woorden zo interpreteren dat de efficiencywinst die in het regeerakkoord aangegeven wordt, primair gezocht wordt in materieel, beheer en overhead en dat de capaciteit die nodig is om de taken uit te voeren die samenhangen met 25% reductie van de criminaliteit en de uitvoering van de veiligheidsketen, gewaarborgd wordt?

Minister Balkenende:

Dat is precies onze inzet, wij willen juist het accent leggen op de materiële kosten. Ik heb de totale financiële kaders aangegeven, maar ik kan nu geen garanties geven. Uw intentie is helder, u wilt gewoon politiemensen. Dit zullen wij bij onze verdere plannen betrekken, maar zoals ik al zei, zijn er nu volstrekt premature conclusies getrokken, die ook niet sporen met de gegevens die ik zojuist noemde.

De heer Van Geel (CDA):

Ik vind deze interpretatie voldoende, maar ik blijf erbij dat de doelstellingen voor de hele veiligheidsketen en het reduceren van de criminaliteit met 25% voor ons bepalend zijn bij de efficiencyverbetering die u nastreeft.

Minister Balkenende:

Het kabinet heeft daar goede nota van genomen.

De heer Rutte (VVD):

Maar de cijfers in het regeerakkoord zijn toch helder: 100 mln. besparen op de politie en daarenboven nog de bijdrage van het KLPD, de Politieacademie en andere diensten aan de besparing van 750 mln. op de rijksambtenaren. Vandaag kwam er een signaal van de hoofdcommissarissen; hebben zij volkomen ongelijk, gaan er geen 1500 banen verloren? Hoe moet ik dit interpreteren?

Minister Balkenende:

Ik heb aangeven wat mijn antwoord is op de beelden die op het ogenblik ontstaan. Ik heb gezegd dat dit volstrekt prematuur is. Het is te vroeg om die conclusies te trekken. Ik heb gesproken over de materiële kosten en over het saldo van intensiveringen en efficiency. Wij zullen een en ander zorgvuldig bezien. Bovendien heb ik aangegeven dat in totaal cumulatief 0,75 mld. wordt geïntensiveerd in de periode. Wij zullen de zaak verder bekijken. Ik heb ook goede nota genomen van de opmerkingen van de heer Van Geel. Meer kan ik op dit moment niet zeggen.

De heer Rutte (VVD):

Daarbij moet ik mij dan neerleggen. Ik zal in tweede termijn wel proberen de Kamer tot een uitspraak te brengen op dit thema en ben dan benieuwd naar de reactie van de minister-president op die motie.

Minister Balkenende:

De heer Slob vroeg wanneer de uitgewerkte voorstellen tot stroomlijning onder de pilot "Doe normaal" tegemoet kunnen worden gezien.

De pilot "Doe normaal" die in Rotterdam plaatsvindt, heeft aansluiting met het wetsvoorstel aanwijzingen ernstige overlast dat thans in bewerking is. Het aanvankelijke voornemen om ook in Leeuwarden een dergelijke pilot te starten, is niet doorgegaan. Op dit moment wordt de pilot in Rotterdam geëvalueerd. Ik verwacht de resultaten daarvan medio 2007 beschikbaar te hebben. Graag zeg ik de Kamer toe dat de bevindingen uit de evaluatie betrokken worden bij de realisatie van een pakket van maatregelen voor de aanpak van met name jeugdigen die overlast veroorzaken of crimineel gedrag vertonen. In dat kader verwijs ik naar het wetsvoorstel gedragsbeïnvloeding jeugdigen en naar de Halt-maatregel.

In deze Kamer is precies twee weken geleden gedebatteerd over een voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap dat strekt tot beperking van de meervoudige nationaliteit. Daarbij zijn verschillende amendementen ingediend. De behandeling is toen niet afgerond door een stemming. Het nieuwe kabinet neemt dit wetsvoorstel over maar heeft inmiddels gevraagd de stemming hierover aan te houden met het oog op de voorbereiding van een reactie op de verschillende amendementen. Dan kan het debat hierover ten principale en met inachtneming van alle aspecten in de Kamer ordelijk worden gevoerd en voortgezet. Het lijkt mij het beste om die discussie te hernemen als de reactie van het kabinet op de amendementen beschikbaar is.

De heer Wilders (PVV):

Dat is een prachtig nietszeggend en ontwijkend antwoord. Laat ik het nog een keer proberen. Vindt u, mijnheer de minister-president, dat het hebben van dubbele loyaliteiten bij bewindslieden van uw kabinet de schijn van belangverstrengeling oproept en dat dit een serieus probleem is? Wilt u de beleefdheid hebben en ingaan op al de door mij genoemde artikelen uit de Grondwet en de strafwetten van Marokko en Turkije waarin staat dat het hebben van de nationaliteit van een ander land plichten met zich brengt die kunnen botsen met het enkele feit dat iemand ook Nederlander is?

Minister Balkenende:

Ik heb eerder deze week aangegeven dat het debat over de dubbele nationaliteit op een waardige manier gevoerd dient te worden. Ik merk ook dat in deze Kamer verschillend wordt gedacht. Ik wil de discussie die ten principale over deze zaak gevoerd moet worden, separeren van twee staatssecretarissen. Met de heer Wilders deelt het kabinet het belang van integratie en meedoen aan de Nederlandse samenleving. Wanneer het hebben van een dubbele nationaliteit dat verhindert, is dat niet goed. Dat geldt echter volstrekt niet voor deze bewindspersonen. Zij zijn juist een voorbeeld voor velen van optimale integratie. Dat moeten wij eerder steunen en aanmoedigen dan afkeuren. Als het gaat om de benoembaarheid van bewindslieden zijn er twee mogelijkheden. De ene is kijken naar het juridisch gehalte. Vanmiddag is artikel 3 van de Grondwet genoemd. Dat is volgens mij nu niet aan de orde. U heeft een politiek oordeel, mijnheer Wilders. U zegt: op voorhand kom ik met een motie van wantrouwen tegen twee bewindspersonen. Dat is een politieke stellingname. Daarover kun je van mening verschillen en ik ben het volstrekt niet met u eens op deze grond. Dan zal de Kamer daarover een uitspraak moeten doen. Ik maak onderscheid tussen de verschillende elementen van dit debat. Over de dubbele nationaliteit zal met de Kamer nader worden gesproken als het kabinet de amendementen heeft becommentarieerd. Daarnaast is de discussie aan de orde over de vraag wat de eisen zijn voor de benoembaarheid van bewindspersonen. Ik heb zelf als formateur en nu als oud-formateur kunnen vaststellen dat er geen beletselen zijn. Er resteert een derde vraagstuk en dat betreft uw opvatting over de loyaliteit. Ik heb aangegeven hoe ik daar zelf over denk.

De heer Wilders (PVV):

Dat is nog niet het begin van een antwoord op mijn vragen. U moet ophouden met te suggereren dat deze discussie niet fatsoenlijk wordt gevoerd, want die wordt fatsoenlijk gevoerd. Als u dat niet vindt, moet u het lef hebben en man en paard noemen. Ik heb een fatsoenlijk verhaal gehouden en wij mogen met elkaar van mening verschillen, maar u moet op zijn minst de beleefdheid hebben om op mijn argumenten in te gaan. Ik heb gezegd dat los van de schijn van dubbele loyaliteiten en los van de kans op belangenverstrengeling het niet aangaat dat een minister of, in dit geval, een staatssecretaris die de Turkse nationaliteit heeft, moet oordelen over het toelaten van andere Turken in Nederland. Ik heb gewezen op wetsartikelen van twee verschillende landen waaruit twee verschillende verplichtingen voortvloeien. Ik gewezen op wat er op dit punt staat in het Wetboek van Strafrecht en in de Grondwet. U moet op mijn opmerkingen daarover serieus ingaan. Mevrouw de voorzitter. De minister-president kan alles niet onder tafel vegen en zeggen: daar moet de Kamer zich maar over uitspreken. Wij voeren hier een fatsoenlijk debat. Wij mogen met elkaar van mening verschillen, maar ik mag de minister-president vragen om op al mijn argumenten, ook de staatsrechtelijke, in te gaan. Het is straks aan de Kamer om een politiek oordeel over mijn motie te geven.

Minister Balkenende:

Een formateur heeft erop toe te zien dat kandidaat-bewindspersonen voldoen aan de gestelde eisen. U weet precies hoe dat gaat. Als er belemmeringen zijn, gaat de aanstelling niet door. Ik heb als oud-formateur vastgesteld dat er geen beletselen waren. Dat is punt één.

Vervolgens geldt dat ook het juridische kader geen aanknopingspunten biedt voor een afwijzing. Er zijn geen juridische mogelijkheden om te zeggen: het mag niet. Dat is dus niet aan de orde! Let wel: dat is niet aan de orde.

Dan hebt u iets gezegd over het punt van de dubbele loyaliteit. Wanneer deze bewindslieden hier de eed c.q. de belofte afleggen, geldt voor hen het Statuut en de Grondwet. Ik herinner aan de manier waarop zij hebben gefunctioneerd. Zij hebben bewust willen toetreden tot een kabinet. Is dan sprake van belangenverstrengeling? U spreekt over de schijn daarvan. Voorzitter. Zelf heb ik een andere indruk van deze bewindspersonen. Zij zijn volledig geworteld in de Nederlandse samenleving, zij zijn geëngageerd en zij willen bijdragen aan een goed kabinetsbeleid. Dat is aan de orde.

De heer Wilders (PVV):

Laat ik een andere vraag stellen. Vindt u het gepast en ontdaan van iedere schijn van subjectiviteit dat een staatssecretaris die ook de Turkse nationaliteit heeft gaat oordelen over de toelating tot Nederland en over de asielverzoeken van andere Turkse onderdanen? Vindt dat in de toekomst de wet dusdanig zou moeten worden gewijzigd dat mensen met een dubbele nationaliteit niet kunnen toetreden tot het kabinet?

Minister Balkenende:

Het gaat helemaal niet aan om te spreken over iemand met een Turkse nationaliteit. Het gaat hier om een bewindspersoon die zich bij het voeren van het beleid heeft te houden aan het Nederlandse recht en die bovendien de Nederlandse nationaliteit heeft. Daar gaat het om: om het integer uitvoeren van wetten. Als dat niet goed gebeurt, weet ik dat u er bent om corrigerend op te treden. Zo gaat dat. Ik meen niet dat wij het een met ander moeten vermengen.

Wat uw tweede vraag betreft, de vraag over de dubbele nationaliteit van bewindspersonen, gaat het om iets wat nu in rechte helemaal niet geldt. Dat punt zou pas aan de orde kunnen komen als de zaak ten principale wordt besproken. Ik begrijp dat wij met elkaar de algemene discussie moeten voeren over de meervoudige nationaliteit. Vervolgens kun je het hebben over de vraag wat die mogelijkheid betekent bij het bekleden van een publieke functie. Wij moeten wel de goede volgorde aanhouden. Ik betreur het dat nu geprobeerd wordt om de principiële discussie te voeren. De heer Slob heeft gezegd dat als je bepaalde dingen wilt bereiken, je eerst moet denken aan verandering van de Grondwet. Nogmaals, wij moeten de goede volgorde aanhouden. Het staat de Kamer vrij om de algemene discussie hierover te voeren. Als het zover is, doet het kabinet daaraan mee. Ik heb er echter moeite mee om nu een discussie te voeren over de positie van twee personen die op zichzelf volledig voldoen aan de eisen die mogen worden gesteld aan bewindspersonen in Nederland.

De voorzitter:

Gelet op het feit dat de heer Wilders nauwelijks interrumpeert, geef ik hem graag nog een kans.

De heer Wilders (PVV):

Over het eerste punt kunnen wij van mening verschillen. De Partij voor de Vrijheid is van mening dat beide staatssecretarissen niet in dit kabinet horen te zitten. Wij zullen om de reden die ik net gaf, proberen om ze bij motie weg te sturen. Wat het tweede punt betreft vraag ik u: geef nu gewoon antwoord. U zegt: procedureel kan het, staatsrechtelijk zijn er geen beletselen. Ik vraag u op de man af: bent u van mening dat in de toekomst de wet zodanig moet worden gewijzigd dat Nederlandse bewindslieden, ministers of staatssecretarissen, geen andere dan de Nederlandse nationaliteit mogen hebben? Ik hoop dat u een ander antwoord geeft dan zojuist en dat u nu eens niet spreekt over de goede volgorde en dat soort zaken. Wat is dus uw inzet? Bent u het met mij eens dat een dubbele nationaliteit op zijn minst in de toekomst niet meer moet mogen? Of zegt u: het maakt mij niet uit, al komen ze uit Togo of Canada, ik vind het prachtig als ze in het kabinet komen?

Minister Balkenende:

In het kader van dit debat vind ik het absoluut niet op mijn weg liggen om daarover nu uitspraken te doen. Wij hebben bewindslieden gehad met een dubbele nationaliteit. Ik weet dat er een debat gevoerd moet worden over de meervoudige nationaliteit, maar dan doen wij dat in de goede volgorde. Waar ik niets voor voel, is nu separaat van het principiële debat over de meervoudige nationaliteit opmerkingen maken. Wat wel helder moet zijn, is dat je trouw bent aan je land, dat je weet wat de Grondwet en het Statuut betekenen, dat je de regels respecteert en dat je daarnaar handelt. Dat mag van bewindslieden worden gevraagd. Maar om nu hier het debat op deze manier te voeren, vind ik niet de zorgvuldige weg die wij moeten gaan.

De heer Wilders (PVV):

Ik krijg helaas geen antwoord!

De heer Van der Vlies (SGP):

In mijn termijn heb ik voor de goede volgorde gepleit, dus ik ben het wat dat betreft eens met de minister-president. Wel heb ik een vraag over zijn opmerkingen over de wet die is aangehouden voor de eindstemming, waarvan de minister-president heeft gezegd dat hij dat nog eens rustig zal bekijken, waarna hij terug zal komen naar de Kamer. Dat is iets te oppervlakkig, als je beseft dat het geen amendementen zijn die nog in stemming moeten komen, maar al in stemming zijn geweest. Het gaat dus om een oordeel over de wet, zoals die er nu ligt. Die wet kunt u overnemen ter verdediging en aanbieden aan de Kamer voor eindstemming, of niet. Zo heb ik het toch goed begrepen?

Minister Balkenende:

Juist. Die amendementen zijn aangenomen. Het ligt nu op de weg van het kabinet om opnieuw naar het wetsvoorstel te kijken, inclusief de amendementen, en daarover een oordeel te geven. Wij hebben eerst te maken gehad met een demissionair kabinet, en nu met een kabinet in een nieuwe samenstelling. Dit is een gevoelig onderwerp, zodat een nieuw kabinet de gelegenheid moet hebben, zich een oordeel te vormen over het wetsvoorstel, inclusief de amendementen. Daarvoor is eerst intern beraad nodig, en daarna wenden wij ons tot deze Kamer.

De heer Van der Vlies (SGP):

Leidt dat tot een nota van wijziging?

Minister Balkenende:

Daarover doe ik nu even geen uitspraak. Wij zullen ons tot deze Kamer wenden nadat het kabinet hierover heeft gesproken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijn opvatting is dat dat eigenlijk niet meer kan. Eindstemming over het wetsvoorstel zoals het er nu ligt, of het wetsvoorstel intrekken, met alle consequenties van dien. Ik suggereer niet dat het laatste moet gebeuren, maar ik wil het staatsrechtelijk helder stellen.

Minister Balkenende:

U hebt gelijk over de stemmingen, maar toch is het goed dat het kabinet zich bezint op de uitkomst van wat hier is gebeurd. Wij zullen de Kamer nader informeren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik sta met wat gemengde gevoelens naar u te luisteren. Ook ik vind dat vooral het vorige kabinet deze discussie over zichzelf heeft afgeroepen. De discussie over de dubbele nationaliteit is door het vorige kabinet zelf zo uitdrukkelijk in verband gebracht met loyaliteit. Het was minister Verdonk die zei: het Nederlanderschap is de hoofdprijs, daar past geen dubbele loyaliteit bij. Dus je krijgt dan geheid de vraag: maar zijn mensen met een dubbele nationaliteit dan nog wel loyaal? U wilt terecht niet de discussie over twee bewindspersonen voeren, maar ik heb u een andere vraag gesteld. Wij hebben in Nederland een miljoen mensen met een dubbele nationaliteit. Al een paar jaar hangt de suggestie boven hun hoofd dat het bezit van een dubbele nationaliteit een teken van deloyaliteit zou kunnen zijn. Ik vraag u nu indringend om die twee zaken los te koppelen. Natuurlijk kun je discussiëren over de dubbele nationaliteit, maar mensen met een dubbele nationaliteit zijn niet deloyaal. Ik zou van u willen dat u dat eens zegt: ook met het bezit van een dubbele nationaliteit kun je buitengewoon loyaal zijn aan Nederland.

Minister Balkenende:

De achtergrond van het wetsvoorstel dat hier aan de orde is geweest, is er één geweest van het nadrukkelijk willen kiezen voor Nederland als je hier woont. Dat kan niet voor iedereen gelden, want sommige landen staan het niet toe. Het gaat om beperking van de meervoudige nationaliteit. De achtergrond van het wetsvoorstel is dat kiezen voor Nederland ook betekent kiezen ten aanzien van de nationaliteit. Het debat in deze Kamer wijst op verdeeldheid over dit onderwerp. Wij als kabinet gaan door met het wetsvoorstel maar wij gaan wel bekijken wat er in de Kamer is gebeurd en wij zullen de Kamer daarover berichten. Ik ga niet zo ver om nu te zeggen dat dit wetsvoorstel er helemaal niet zou moeten zijn of dat de daarin vervatte gedachtegang niet goed zou zijn. Dat kunt u niet van mij vragen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat zeg ik niet. Wat ik zeg, is dat u de verdenking weg moet nemen dat mensen die in het bezit zijn van een dubbele nationaliteit, niet voor Nederland kiezen en niet loyaal zijn. Je kunt een dubbele nationaliteit hebben en wel voor Nederland kiezen. Of vindt u dat mevrouw Albayrak, in het bezit zijnde van de dubbele nationaliteit, onvoldoende voor Nederland kiest? Die verdenking hangt namelijk wel boven mevrouw Albayrak maar ook boven de één miljoen andere Nederlanders die u niet kent maar die er wel last van hebben. Zij hebben een dubbele nationaliteit en zijn loyaal.

Minister Balkenende:

Ik dacht dat ik zo-even duidelijk ben geweest over beide staatssecretarissen. Ik ga er in het kader van deze vraag absoluut niet verder op in. Het is natuurlijk niet zo dat men vanwege een dubbele nationaliteit niet loyaal zou zijn. Dat is niet de kern. De kernvraag is, wanneer je in een bepaald land woont, wat het betekent om er volledig bij te horen qua rechten, plichten etc. Op die basis is het debat gevoerd en is het wetsvoorstel gestoeld en daarover zullen wij ons nu nader beraden.

De heer Pechtold (D66):

D66 hangt het principe aan – ik vind dat een goede traditie in Nederland – dat een bewindspersoon het vertrouwen heeft totdat het tegendeel is bewezen. Op het moment dat er over vertrouwen wordt gesproken, is er eigenlijk al iets mis. Als ik de heer Aboutaleb of mevrouw Albayrak vandaag zou zijn, zou ik niet blij zijn met uw antwoorden. U weigert in reactie op een eenvoudige vraag van mevrouw Halsema het begrip "loyaliteit" los te koppelen van de dubbele nationaliteit. U geeft ook aan, in antwoord op een vraag van de heer Wilders, dat u niet uitsluit dat de discussie die u volgtijdelijk erna wil voeren over de dubbele nationaliteit, ertoe zou kunnen leiden dat voor bewindspersonen in de toekomst iets anders gaat gelden. Ik vraag aan u hoe u dat voor de komende jaren vol kunt houden. U zegt nu ten aanzien van beide personen: ik heb ze als formateur gesproken en deze mensen deugen. U sluit echter niet uit dat u met een nader oordeel komt wanneer de wet is aangenomen. U antwoordt niet op de vraag over loyaliteit. U laat dus in het midden of de komende vier jaar alsnog anders wordt aangekeken tegen de loyaliteit van bewindspersonen. Graag helderheid.

Minister Balkenende:

Ik heb zo-even gezegd dat ik vind dat beide staatssecretarissen voorbeelden zijn van optimale integratie en het volledig meedoen. De loyaliteit staat buiten elke twijfel en is nu ook niet aan de orde. Daarom heb ik mij erover verbaasd dat er over twee personen zo'n discussie wordt gevoerd. Dat is ook niet de goede weg. Verder heb ik aangegeven dat er over het vraagstuk van de dubbele nationaliteit verschillend wordt gedacht, ook in deze Kamer, dat het vorige kabinet een wetsvoorstel heeft ingediend waarover nadat de stemmingen erover hebben plaatsgevonden, binnen dit kabinet nog nader zal worden gesproken. Ik heb ook aangegeven dat het goed zou zijn die discussie te separeren van twee nieuwe bewindslieden die ik zeer hoog acht en van wie ik blij ben dat ze in het kabinet zitten.

De heer Pechtold (D66):

Nu wordt het nog doller. U geeft hier duidelijk aan dat er dus in de komende vier jaar nog wat kan veranderen. Langzamerhand vraag ik het niet meer aan u maar aan de heer Tichelaar; de premier zegt op dit moment dat twee van uw bewindslieden de komende vier jaar nog iets boven het hoofd hangt als de wet op een andere manier wordt geïnterpreteerd. Ik vind dat nog erger dan zo'n motie van Wilders.

De heer Tichelaar (PvdA):

Volgens mij ben ik heel helder geweest over hoe mijn fractie aankijkt tegen de dubbele nationaliteit. Ik heb dat ook in de richting van de heer Wilders aangegeven en daar zit geen woord Spaans bij. Ik heb hier gezegd dat wij de dubbele nationaliteit absoluut ontbinden van loyaliteit. Maar ik kan het kabinet geen nadenken verbieden. De bewindslieden die zijn benoemd, zitten hier voor vier jaar. Als dit kabinet besluit om alsnog een gewijzigd of eenzelfde wetsvoorstel aan te bieden dan weet dit kabinet wat de reactie van mijn fractie zal zijn.

De heer Pechtold (D66):

Dat is helder. Dan geldt dus voor deze twee nieuwkomers in dit land dat zij de lijn hebben gepasseerd, omdat die wet er nog niet was en omdat u met ze hebt gesproken, maar voor andere mensen zou in de toekomst kunnen gelden dat zij alsnog een van de nationaliteiten moeten inleveren, als zij willen toetreden tot een volgend kabinet. Is dat de conclusie van deze discussie?

Minister Balkenende:

Dat is de conclusie helemaal niet. Ik heb net gezegd dat er verschillend wordt gedacht over het vraagstuk van meervoudige nationaliteit, en dat geldt ook binnen de coalitie, laten wij elkaar niets wijsmaken. Dat is vandaag ook gebleken. Binnen de coalitie wordt niet hetzelfde over dit onderwerp gesproken. Bij de totstandkoming van dit akkoord is gezegd dat wij doorgaan met het wetsvoorstel dat er ligt, maar er zijn amendementen op ingediend die nopen tot nadere reflectie. Er wordt verschillend over dit onderwerp gedacht en dan wil ik een goed debat over hoe wij daarmee omgaan. Het mag nooit zo zijn dat dit debat een belemmering zou zijn voor het functioneren van twee bewindspersonen. Dat is het laatste wat ik wil. Ik betreur het dan ook dat de heer Pechtold nu al een voorschot neemt op een situatie in de toekomst. Dat is niet goed.

De heer Rutte (VVD):

Twee korte vragen. Is de minister-president het eens met het standpunt van de VVD-fractie dat er zodanige wetgeving moet zijn dat dubbele nationaliteit wordt voorkomen? Uit zijn antwoord begrijp ik dat hij als formateur ook heeft gekeken naar de situatie die kan ontstaan vanwege de dubbele nationaliteit van beide bewindslieden in de uitoefening van hun functie.

Minister Balkenende:

Het kabinet gaat door met het wetsvoorstel en wij zullen de amendementen wegen. Dat is een kant van de discussie. Ik denk dat ik genoeg heb gezegd over de verhouding tussen de algemene discussie over dubbele nationaliteit, de voorwaarden waaraan bewindslieden hebben te voldoen en de specifieke situatie van de twee bewindslieden nu. Ik wil die zaken graag onderscheiden en op een waardige manier bediscussiëren. Dat lijkt mij de beste manier om hierover te spreken.

De heer Rutte (VVD):

Dat laatste ben ik zeer met de minister-president eens, maar ik vraag hem of hij die check in zijn rol als formateur heeft gedaan. Ik begreep dat hij dat eerder in zijn beantwoording zei, maar ik vraag of ik dat goed heb begrepen. Nogmaals, ik vraag niet naar dat wetsvoorstel, want dat is compleet kapot geamendeerd en daar kan niemand meer iets mee. Ik vraag een politiek oordeel over de vraag of het niet beter is als het kabinet zo snel mogelijk indiceert dat er wetgeving moet zijn waardoor dubbele nationaliteit wordt voorkomen.

Minister Balkenende:

U vraagt naar de bekende weg. U vraagt of het niet beter zou zijn om hierover regelgeving te hebben, terwijl ik net heb gezegd dat de zaak om te beginnen ten principale aan de orde moet worden gesteld. Dat gebeurt in het wetsvoorstel dat aan de orde is. In het verlengde daarvan kun je spreken over de gevolgen voor politieke ambtsdragers, maar ik wil wel dat wij dat in de goede volgorde doen. Dat is mijn punt. Ik ben bang dat alles anders door elkaar gaat lopen.

In het coalitieakkoord is vastgelegd dat ter bescherming van de openbare orde en veiligheid gelaatsbedekkende kleding kan worden verboden. Dit staat naast de bestaande mogelijkheden om op te treden als gelaatsbedekkende kleding in de weg staat aan een goede communicatie en aan het identificeren van personen in de openbare of semiopenbare ruimte. Het kabinet zal op korte termijn nagaan in welke mate aanvullende maatregelen nodig zijn.

Er is het nodige gezegd over de pardonregeling. Het coalitieakkoord voorziet in een regeling voor de afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet. Deze regeling wordt getroffen omdat wij hebben geconstateerd dat er mensen zijn die onder de oude Vreemdelingenwet, dus voor april 2001, een asielaanvraag hebben ingediend en die nog steeds wonen in de rijksopvang of noodopvang van gemeenten. De vele juridische procedures van deze mensen, die hier nu al zo lang zijn, willen wij tot een einde brengen door hun vergunning tot verblijf te verlenen.

In het akkoord zijn de contouren van de regeling neergelegd. Natuurlijk moet er nog een nadere uitwerking plaatsvinden. Dat blijkt wel uit de zinnen in het coalitieakkoord over de afspraken die met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten moeten worden gemaakt. Zo moet er overeenstemming worden bereikt met de VNG over de huisvesting en integratie van toe te laten personen, alsmede over het niet verlenen van opvang voor asielzoekers die uitgeprocedeerd zijn onder het regime van de huidige Vreemdelingenwet. De nieuwe staatssecretaris van Justitie gaat hiermee nu aan de slag. Zij zal zich buigen over het nog verder verbeteren van de toelatingsprocedure voor asielzoekers en de formele overleggen starten met de VNG. Het pakket van afspraken over zaken als integratie die met de VNG moeten worden geregeld, zal de staatssecretaris van Justitie voorleggen aan de Tweede Kamer. De Tweede Kamer is dan de plaats waar het debat kan plaatsvinden. Ik kan nog niets zeggen over het mogelijke aantal te reguleren personen. Daar is het te vroeg voor. De staatssecretaris moet nu eerst haar werk doen.

De heer Rutte (VVD):

Wanneer weet u dit wel? Dit speelt al sinds december. Wij hebben toen een eerste debat gehad over de afbakening van het generaal pardon dat er komt. Ik ben daartegen, maar het is een, volgens mij slecht, politiek feit. Om hoeveel mensen gaat het? Dat moet toch echt in de komende weken duidelijk worden.

Minister Balkenende:

Over personen kan ik uiteraard geen uitspraken doen. U hebt gelijk dat de regelingen die in de steigers zijn gezet, moeten worden uitgevoerd. Ik dacht dat u of iemand anders vanmiddag de 100 dagen noemde.

De heer Rutte (VVD):

Het gaat mij om de aantallen.

Minister Balkenende:

De aantallen kan ik echt niet noemen. Dat is prematuur.

De heer Rutte (VVD):

Mijn vraag aan u is wanneer dat wel kan. De komende week? De komende twee weken? Het aantal moet toch een keer bekend worden.

Minister Balkenende:

Zodra de gegevens bekend zijn, zullen die worden gemeld. Mijnheer Rutte, wij moeten de zaken in goede volgorde afdoen. Wij zullen eerst de regeling goed verder moeten uitwerken. Daarvoor is overleg nodig met onder andere de VNG, zoals ik net al heb gezegd. Als alles goed in kaart is, hebben wij beter zicht op de precieze aantallen. Ik loop daar nu nog niet op vooruit.

De heer Van der Vlies heeft de vraag gesteld wat er overblijft van het restrictieve toelatingsbeleid. Het is goed dat dit onderwerp aan de orde is gesteld. Dat er een regeling wordt getroffen voor personen die een eerste aanvraag voor 1 april 2001 hebben ingediend en dat daarmee de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet wordt afgewikkeld, betekent niet dat het restrictieve toelatingsbeleid zoals dat is neergelegd in de Vreemdelingenwet 2000, wordt verlaten. Ook zal er bijzondere aandacht blijven voor het terugkeerbeleid. Nederland is gastvrij voor personen die bescherming nodig hebben. Personen van wie is vastgesteld dat bescherming niet noodzakelijk is en van wie verblijf om andere redenen eveneens niet aan de orde is, moeten terugkeren naar het land van herkomst. Dat is en blijft het uitgangspunt.

Ik kom nu tot de laatste pijler.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik heb over de boerka heel even één zin gehoord. Mijn concrete vraag aan de minister-president was of er wetgeving komt. Ik vroeg dit mede gegeven de uitspraken van minister Vogelaar op dit punt. Zij heeft gezegd: ik zie het boerkaverbod niet zitten. Komt het kabinet met wetgeving? Wordt de motie-Wilders/Weekers van oktober 2006 uitgevoerd, of niet?

Minister Balkenende:

Daar zullen wij in het kabinet nader over spreken.

De heer Rutte (VVD):

Dat zegt u al de hele avond! U bent toch al een week bezig en u bent toch al drie maanden aan het formeren geweest? U kunt toch langzamerhand wel ergens een standpunt over hebben?

Minister Balkenende:

U weet toch precies hoe een kabinet werkt? Eerst krijg je nadere voorstellen die goed met elkaar worden doorgesproken. U weet dat over een boerkaverbod al lange tijd wordt gesproken. Er wordt gesproken over gelaatsbedekkende kleding. U weet dat er juridisch onderzoek naar is gedaan en dat de discussie nog niet is afgelopen. U weet ook dat er een internationaalrechtelijke context is. Al die zaken spelen een rol en daarover zullen wij het in het kabinet moeten hebben. U weet dat in het akkoord staat: kan worden verboden. De vraag is hoe dat gebeurt. Er bestaan al tal van mogelijkheden, maar over dit onderwerp zullen wij nog nader spreken in het kabinet.

De heer Rutte (VVD):

De eerste motie van de heer Wilders hierover dateert volgens mij uit 2005. U bent er al veertien maanden mee bezig. De vorige minister heeft al het voorbereidende werk gedaan. U kunt nu tot besluiten komen. Het is nu nog een puur politieke afweging die u moet maken. Met alle respect, maar ik stel vast dat de vorige kabinetten onder uw leiding echt sneller tot besluiten kwamen. Tjonge, jonge.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil over hetzelfde thema een vraag stellen aan de minister-president. Minister Vogelaar heeft gezegd dat wat haar betreft het openbaar gebruik van de boerka is toegestaan. Wat vindt de minister-president van die uitspraak?

Minister Balkenende:

Laten wij eerst in algemene zin de vraag beantwoorden of het wenselijk is dat mensen een boerka dragen. Het antwoord is: nee, dat is niet wenselijk, want het is slecht voor de communicatie. Dat is één. Punt twee is welke mogelijkheden er zijn om een verbod uit te vaardigen. Die mogelijkheid is er al voor bepaalde functies, in bepaalde lokaliteiten en op gemeentelijk niveau. De heer Rutte heeft net gezegd dat het vorige kabinet zo snel werkte, maar dat is natuurlijk niet waar, want het is een hele tijd bezig geweest en dit kabinet is pas zeer kort aan de slag. Ik heb mij overigens wel laten informeren over die componenten van juridische aard betreffende de mogelijkheid van een verbod. Ik wil daarover in het kabinet spreken. Wij hebben natuurlijk liever dat mensen gewoon communiceren en dat wij gezichten kunnen zien. Dat is volstrekt duidelijk. De onwenselijkheid is hier in de Kamer ook aan de orde geweest. Alleen, de vraag is welk instrumentarium erbij past. Dat is ook in de afgelopen kabinetsperiode het lastige geweest. Ik herinner aan de discussie in de afgelopen maanden. U kent ook de juridische context. Daarover zullen wij in het nieuwe kabinet spreken. Ik weet niet wat daar mis mee is.

De heer Wilders (PVV):

Dat is helder. Ik constateer dat u in tegenstelling tot minister Vogelaar helder zegt: wat mij betreft niet doen op straat, mensen, vrouwen, moeten zichtbaar zijn. U zegt dus wat anders dan uw minister. U zegt gewoon: wij moeten kijken of het juridisch kan. Dat mag inderdaad wel wat sneller, want het vorige kabinet heeft er ook al lang over gedaan. Daarin hebt u ook gelijk. U neemt in feite enige afstand van de uitspraken van de vakminister.

Minister Balkenende:

De ene discussie gaat over de wenselijkheid. Ik heb gezegd wat ik daarvan vind. De andere discussie gaat over de juridische mogelijkheden. Daar moet nog naar worden gekeken.

De heer Wilders (PVV):

Dit is helder. Ik stel vast dat de minister-president gelukkig iets anders zegt dan mevrouw Vogelaar.

Minister Balkenende:

Ik kom nu op het thema kunst en cultuur. Er is kritiek geuit op de impliciete bezuiniging op de kunst- en cultuursector en de invoering van het profijtbeginsel. De bijdrage van kunst en cultuur aan sociale samenhang en economie is van belang en wordt hoog gewaardeerd. Het is wenselijk een breder en meer divers publiek te bereiken waaronder jongeren en allochtonen. Voor actieve stimulering van cultuurparticipatie, amateurkunst en volkscultuur komt structureel 100 mln. beschikbaar. Een belangrijk instrument in dit kader is de cultuurkaart, maar ook de extra ruimte voor de publieke omroep om meer aandacht te besteden aan cultuur. Een brede toegankelijkheid van kunst en cultuur rechtvaardigt een bijdrage van hen die daarvoor voldoende middelen hebben door invoering van een profijtbeginsel, dit is 50 mln. structureel. Ook voor het geheel van de cultuurportefeuille, podiumkunsten, musea en monumenten, mag worden gevraagd dat de sterkste schouders de grootste bijdrage leveren aan een collectieve voorziening. Een dergelijke beperkte bijdrage maakt herschikking van door de overheid gesubsidieerde voorzieningen mogelijk in de wetenschap dat de intensivering in de culturele sector twee keer zo groot zal zijn. Zowel het profijtbeginsel als het bevorderen van cultuurparticipatie zullen in de komende periode in goed overleg met de sector worden uitgewerkt. Het kabinet verwacht van deze aanpak meer effect dan van nader onderzoek.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag of hij bereid is om de onverdoofde slachting van dieren te verbieden.

Minister Balkenende:

Ik heb gesproken over onze inzet voor de verbetering van het dierenwelzijn. Ik heb drie voorbeelden gegeven en aangegeven hoe ik aankijk tegen de intensieve veehouderij. Daarmee heb ik een algemeen antwoord gegeven op de opmerkingen van mevrouw Thieme. Het gaat mij te ver om nu een toezegging te doen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president vindt dus dat het ritueel onverdoofd slachten in Nederland kan doorgaan?

Minister Balkenende:

Ik doe daar nu geen uitspraak over.

De heer Marijnissen (SP):

Wij kennen het profijtbeginsel nog van zo'n 20 jaar geleden, ik geloof dat het in de periode van de heer Van Agt was. De discussie over de te goedkope kaartjes voor de Stopera is ook al zo oud als wat. Ik heb op reis eens een fabrieksarbeider ontmoet die een groot liefhebber van opera bleek te zijn. Hoe wil het kabinet dit profijtbeginsel toepassen? Moeten mensen hun loonstrookje tonen als zij naar een concert van Bach willen of naar de Matthäus Passion?

Minister Balkenende:

Nee, dit betekent gewoon dat er hogere tarieven komen. Er wordt meer gevraagd voor bepaalde kunstuitingen. Wij vinden dit gerechtvaardigd, omdat wij zo elders meer geld kunnen inzetten voor cultuur. Dat is de achtergrond van dit voornemen.

De heer Marijnissen (SP):

Het probleem is dat belangstelling voor kunst, concerten, toneel, opera en operette niet te duiden is. Ik kijk nu wanhopig naar minister Plasterk, die moet mij begrijpen. Ik noemde niet voor niets de machinebankwerker die ook naar de opera wil. De Stopera is trouwens nu al niet te betalen voor een normaal mens, maar als dan de subsidie verdwijnt en de prijzen flink omhoog gaan, wordt het alleen nog maar erger.

Minister Balkenende:

Wij zullen de discussie over de vormgeving van dit voornemen later in de Kamer voeren. De heer Marijnissen weet toch ook dat de prijzen voor bepaalde producties in Nederland in vergelijking met andere landen helemaal niet zo hoog zijn. Verder worden er soms in de private sector hoge prijzen betaald. Daarom achten wij het denkbaar om in bepaalde gevallen meer te vragen voor voorstellingen, maar in andere gevallen zal er extra geld bijkomen. Dit is een kwestie van heroverweging op het ene front en intensivering op het andere.

De heer Marijnissen (SP):

Volgens mij is het profijtbeginsel als principe begin jaren tachtig al afgezworen. Ik verzoek het kabinet om zeker in de wereld van kunst en cultuur, iets voorzichtiger te zijn en niet te spreken in termen van profijt.

Minister Balkenende:

De heer Marijnissen zal het toch met mij eens zijn dat je voor sommige producties best hogere prijzen kunt vragen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Een onderzoek naar de mogelijkheden om het profijtbeginsel in te voeren in de cultuursector is tot daaraantoe. Wat u doet is echter nietvrijblijvend, want u hebt al een bezuiniging van 50 mln. ingeboekt. Dat leidt tot een bezuiniging van 12% op de instellingsubsidies en die waren al geen vetpot. Alle culturele instellingen moeten van u maar zien hoe ze die bezuiniging van 12% opvangen.

Minister Balkenende:

Daar staat tegenover dat in bepaalde gevallen meer mag worden gevraagd van bezoekers van evenementen en instellingen. Wij hebben daarvoor gekozen, omdat wij elders meer geld in willen kunnen zetten. Is het overigens wel zo erg dat je je de vraag stelt wat je van mensen kunt vragen? Dat doen wij eigenlijk altijd. Het kabinet vindt dat er soms best iets meer van mensen mag worden gevraagd als het daardoor mogelijk wordt om de steun voor andere doelen te intensiveren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het probleem is dat u de bezuiniging inboekt, voordat u weet of het profijtbeginsel werkt bij culturele instellingen. Het kan heel goed leiden tot faillissementen, waardoor opera, toneel en operette uit sommige plaatsen verdwijnen. Ik vind het een tikje onverantwoord dat u in deze tijd dat risico neemt.

Minister Balkenende:

Dat zie ik dus anders.

Voorzitter. Mevrouw Halsema vroeg hoe de passage in het coalitieakkoord over gewetensbezwaarde trouwambtenaren zich verhoudt tot het recht van homostellen om in het huwelijk te treden. Net zoals in het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Balkenende II is in het coalitieakkoord opgenomen dat in onderling overleg in plaats van een gewetensbezwaarde ambtenaar een andere ambtenaar van de burgerlijke stand een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht voltrekt. Uitgangspunt is dat in elke gemeente de voltrekking van een dergelijk huwelijk mogelijk blijft. In het coalitieakkoord is toegevoegd dat er initiatieven zullen worden genomen om de rechtszekerheid van gewetensbezwaarde ambtenaren veilig te stellen als zich in de gemeentelijke praktijk problemen voordoen.

Ik breng overigens in herinnering dat toenmalig staatssecretaris Cohen bij de behandeling in 2000 van de wet die het homohuwelijk mogelijk maakte, heeft aangegeven dat er natuurlijk ambtenaren beschikbaar moeten zijn die homohuwelijken sluiten, maar dat er moet worden gezocht naar een praktische oplossing voor gewetensbezwaarde ambtenaren. Het coalitieakkoord bevat dus geen nieuwe beleidslijn. Van de VNG heb ik begrepen dat zich recentelijk geen problemen hebben voorgedaan. Indien er in een concreet geval sprake is van een gewetensbezwaarde trouwambtenaar wordt een praktische en werkbare oplossing gezocht waardoor twee personen van hetzelfde geslacht toch kunnen trouwen. De wet biedt daartoe ook mogelijkheden.

Op grond van het Burgerlijk Wetboek heeft elke gemeente minstens twee trouwambtenaren. Het hangt binnen een gemeente dus nooit van één ambtenaar af. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een ambtenaar van de burgerlijke stand van een andere gemeente in te schakelen en is het mogelijk om gebruik te maken van een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand die geen ambtenaar in gemeentelijke dienst is, bijvoorbeeld een gemeentebestuurder. Het aanstellen van ambtenaren van de burgerlijke stand is een zaak van gemeenten zelf.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als er geen enkele wijziging is ten opzichte van de bestaande praktijk, rijst natuurlijk de vraag waarom het zo uitgebreid in het regeerakkoord moest worden opgenomen. Kan iemand die morgen besluit om ambtenaar te worden van de burgerlijke stand, een beroep doen op gewetensbezwaren?

Minister Balkenende:

Mensen die al ambtenaar zijn en ontslag aangezegd krijgen omdat zij weigeren een homohuwelijk te voltrekken, kunnen aanspraak maken op de status van gewetensbezwaarde. De benoemingen zijn een zaak van de gemeenten zelf. Het is heel goed mogelijk dat een gemeente alleen maar ambtenaren van de burgerlijke stand wenst aan te stellen die bereid zijn om een homohuwelijk te voltrekken. Een andere gemeente kan daarvoor weer ander beleid ontwikkelen, maar dat is allemaal de verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ambtenaren van de burgerlijke stand mogen dus tot in lengte van jaren in strijd met de gelijkberechtiging uit de Grondwet en de afspraken die gemaakt zijn bij de openstelling van het burgerlijk huwelijk, een beroep doen op gewetensbezwaren.

Minister Balkenende:

Het is niet in strijd met de Grondwet, want ook in de Grondwet wordt rekening gehouden met gevoelens in de Nederlandse samenleving. De Grondwet biedt immers de mogelijkheid om recht te doen aan mensen met gewetensbezwaren. Staatssecretaris Cohen heeft destijds niet voor niets gewezen op de noodzaak om hiermee op een verstandige manier om te gaan.

De heer Van der Vlies (SGP):

In het regeerakkoord wordt gerefereerd aan het destijds overeengekomen beleid. Ik heb vanmiddag staatssecretaris Cohen geciteerd uit de Handelingen van het debat in de Eerste Kamer. Daar heeft hij uitdrukkelijk gezegd dat het gaat om huidige en toekomstige ambtenaren van de burgerlijke stand. Die woorden maken deel uit van de wetsgeschiedenis. Daarbij geldt natuurlijk wel dat gemeenten daarvoor in hun beleid voor benoemingen ruimte moeten bieden. Aan dat beleid verandert dus niets?

Minister Balkenende:

Ja, maar ik zet een duidelijke streep onder de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten bij hun benoemingsbeleid. Daar gaan wij niet over.

De heer Van der Vlies (SGP):

Precies. Ik vind het echter wringen als er vanuit vak K oproepen worden gedaan aan raadsleden om ervoor te zorgen dat de toekomstige ambtenaren van één soort zijn, te weten onbezwaard. Dat vind ik een stoorzender.

Minister Balkenende:

Laten wij het nu maar zo doen: wat deze coalitie bindt, is wat hier in het akkoord staat. Het huwelijk tussen mensen van gelijk geslacht is in Nederland volledig gaan behoren tot de rechtsorde. Het mag, het kan en gemeenten hebben te voorzien in het voltrekken van een homohuwelijk wanneer mensen dat willen. Zo is het juridisch geregeld. Je hebt ambtenaren nodig die een huwelijk voltrekken en je hebt te maken met de vrijheid van gemeenten om mensen aan te stellen. Dan blijft nog één ding over, namelijk het punt van de gewetensbezwaren. Daarvan hebben wij gezegd: laten wij daar op een verstandige manier mee omgaan, ook hier in dit debat. Het gaat om de maatschappelijke acceptatie van het homohuwelijk. Niemand, maar dan ook niemand, hoeft te vrezen dat een gemeente een homohuwelijk niet zou willen voltrekken. Laten wij elkaar in redelijkheid tegemoet treden op dit punt. Dat is waarschijnlijk ook de beste weg. Ik heb niet voor niets verwezen naar de VNG die zei: wij moeten daar niet een groot probleem van maken, want als je naar de praktijk kijkt, dan is het dat niet.

De heer Pechtold (D66):

Het is mij toch nog niet helemaal duidelijk, en dan vooral niet omdat u ons vraagt, te kijken naar waar de coalitie het over eens is. Als oppositie kijken wij liever naar zaken waarmee wij het niet eens zijn. De heer Slob zei afgelopen zaterdag in het Nederlands Dagblad over deze kwestie: het is duidelijk hoe wij als ChristenUnie hier in staan. De betreffende passage is ook niet op een andere manier uit te leggen. Mochten er problemen rond gewetensbezwaarde trouwambtenaren ontstaan, dan zal de regering initiatieven nemen – mijn vraag is of dat wetsvoorstel er al is – waar alle coalitiepartijen aan gebonden zijn. Daar zullen wij de nieuwe regering aan houden, ook als het gaat om de uitvoering ervan. Ook Wouter Bos is gehouden aan het regeerakkoord, dus dat rimpeltje van de afgelopen dagen is hopelijk snel weer gladgestreken.

Zou de minister-president tevens kunnen ingaan – hij heeft het immers over draagvlak voor het homohuwelijk – op een vergelijking waarover op de avond van de installatie van dit kabinet een vraag is gesteld aan mevrouw Vogelaar. Haar werd toen een vergelijking voorgelegd met een islamiet die twee joden niet zou willen trouwen en toen zei zij: dat is heel wat anders. Graag hoor ik van u een antwoord op beide voorbeelden.

Minister Balkenende:

Ten aanzien van uitlatingen van bewindslieden geldt één ding, namelijk het coalitieakkoord. Uw vraag was of dat moet leiden tot een wettelijke maatregel. Nee, dat hoeft helemaal niet. Je kunt ook via andere instrumenten kijken hoe je een zaak bespreekbaar maakt. Dat kan ook in overleg met gemeenten. Als er problemen zijn, dan zullen wij die onder ogen zien. Dat is wat hier in staat.

Een andere vraag is of er nog andere gewetensbezwaren zijn op geheel andere gronden. Die vraag is ook door de heer Van der Vlies naar voren gebracht. Er kan natuurlijk geen sprake zijn van gewetensbezwaren bij trouwambtenaren op heel andere gronden. Ik roep dan ook iedereen op om de praktische lijn van de afgelopen jaren te handhaven. Dat ondersteunt de brede acceptatie van het homohuwelijk. Laten wij er geen andere dingen bijhalen. De discussie is beperkt tot homohuwelijk en gewetensbezwaren en niet tot andere situaties.

De heer Van der Vlies heeft de vraag gesteld wat er met het wetsvoorstel gebeurt dat interlandelijk de adoptie regelt voor paren van hetzelfde geslacht. Dat wetsvoorstel is aanhangig bij de Tweede Kamer en ligt gereed voor de mondelinge behandeling. Het kabinet zal u nader berichten over de verdere behandeling van dit wetsvoorstel.

Dan nog een opmerking over de media. De heer Van der Vlies mist in het coalitieakkoord een krachtig voornemen om paal en perk te stellen aan geweld en kinderporno in de moderne media. Hij pleit voor aanscherping van normatieve kaders, omdat zelfregulering te weinig oplevert. De bescherming van jeugdigen tegen schadelijke beelden is voor het kabinet een belangrijke prioriteit. Zelfregulering heeft veel goeds gebracht, bijvoorbeeld in de vorm van een Europese gedragscode voor diensten op mobiele telefoons. Het kabinet blijft de ontwikkeling van Kijkwijzer nauwgezet volgen en neemt ook actie met de komst van een media-expertisecentrum en met de stimulering van een gedragscode voor media-aanbieders voor een veilig media-aanbod. Het OM zal nagaan of strafrechtelijk optreden op grond van bestaande wetgeving mogelijk is en mocht dit onvoldoende het geval zijn, dan zal aanvullende wetgeving worden overwogen. De recente voorbeelden van virtuele kinderpornoanimatie vallen, hoe verwerpelijk het kabinet deze ook vindt, buiten de werkingssfeer van het nationaal en internationaal strafrechtelijk kader, omdat er geen levensecht misbruik van kinderen wordt weergegeven. In internationaal verband vinden momenteel onderhandelingen plaats over een nieuw verdrag ter bescherming van kinderen tegen seksuele exploitatie en seksueel misbruik. Daarbij zal het door de SGP-fractie naar voren gebrachte punt zeker aan de orde komen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Laat ik nu denken dat het OM op dit punt een proefproces overweegt. Nu zegt u dat deze animatie buiten de kaders valt?

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd dat het OM zal nagaan of strafrechtelijk optreden op grond van de bestaande wetgeving mogelijk is. Verder heb ik gezegd dat aanvullende wetgeving zal worden overwogen als dit onvoldoende het geval zal blijken te zijn. Een proefproces past daar zeker bij.

De heer Van der Vlies (SGP):

De ons omringende landen zijn ons daarbij stappen voor.

Minister Balkenende:

Dat zullen wij nog eens goed afwegen. Ik heb aangegeven dat er ook in Europees verband sprake is van een nieuw verdrag en nieuwe discussies. Ik zeg u graag toe dat wij daarbij goed zullen bezien hoe andere landen dit doen.

Het verzoek om de uitstapprogramma's in het prostitutiebeleid zo goed mogelijk te laten functioneren, neemt het kabinet graag ter harte. Wij zullen bezien wat er op dit punt verder kan worden gedaan. Het is de Kamer bekend dat enerzijds de zogenaamde nuloptie in juridisch opzicht, mede in het licht van de jurisprudentie, niet eenvoudig te realiseren is; ook niet in een breder regionaal verband. Anderzijds blijken gemeenten op dit punt inventief te blijven. Het kabinet zal deze inventiviteit benaderen vanuit hetgeen hierover in het coalitieakkoord is opgenomen. Dit houdt een grotere vrijheid voor de betrokken gemeenten in. Een heroverweging van de opheffing van het bordeelverbod is niet aan de orde. Wel zal het kabinet de uitwassen van criminaliteit die verbonden zijn met de prostitutiebranche met kracht bestrijden. Indien dit nodig zal blijken, is wetgeving in dit kader niet uitgesloten.

Voorzitter, hiermee ben ik gekomen aan het einde van de punten die ik in de eerste termijn naar voren wilde brengen. Ik heb in algemene zin iets gezegd over de visie van het kabinet. Verder ben ik ingegaan op de financiële aspecten en heb ik de zes pijlers behandeld voor zover daarover vragen zijn gesteld.

De vergadering wordt van 23.05 uur tot 23.35 uur geschorst.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter. Na de feestrede van de minister-president van vanmorgen is het debat moeizaam op gang gekomen. Wij zijn de checklist langsgelopen, maar bij veel belangrijke punten was de conclusie dat het kabinet nog moet nadenken en uitwerken. Het moet nog het land in en er dient nog een begroting te komen. Die 100 dagen blijken niet werkelijk 100 dagen te zijn. De minister-president heeft gezegd dat het kabinet een en ander voor de zomer wil afronden. Houdt dat één dag na het begin van het reces in, of is dat vóór het reces? Indien het laatste het geval is, zullen wij daarover dan los van de begroting nog voor het reces spreken?

Ik dien zeven korte moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om bij herkeuringen en de toelating tot de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen de keuringseisen die golden vóór 1 oktober 2004, toe te passen voor iedereen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering een breder en meer divers publiek in contact wil brengen met cultuur;

verzoekt de regering, de ingeboekte bezuiniging van 50 mln. door invoering van het "profijtbeginsel cultuur" ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering met het plan "Aanval op de uitval" voornemens is om de schooluitval te halveren;

overwegende dat het aantal onderwijsdeelnemers in het mbo fors zal toenemen als gevolg van de verlenging van de leerwerkplicht tot 27 jaar;

van mening dat het voorkomen van schooluitval hoge prioriteit heeft en dat het budget per onderwijsdeelnemer niet mag dalen;

verzoekt de regering, de taakstellende bezuiniging van structureel 155 mln. op het mbo ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de ondernemingsraad van beursgenoteerde vennootschappen een instemmingsrecht te geven met betrekking tot het beloningsbeleid van topbestuurders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de no-claim in de zorg vanaf 2008 wordt afgeschaft;

verzoekt de regering, na afschaffing van de no-claim geen ander systeem van eigen betalingen voor noodzakelijke zorg in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het Marijnissenlid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(30891).

De heer Marijnissen (SP):

Ik kom op de motie die aansluit bij het debat dat helaas werd onderbroken en dat wij niet konden afronden. Waarschijnlijk zal het nooit worden afgerond, tenzij er een geheel andere regering komt. ik doel op het debat over het onderzoek inzake Irak.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse regering in 2003 politieke steun heeft verleend aan de Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak;

spreekt uit dat een parlementair onderzoek naar de informatie die ten grondslag heeft gelegen aan het verlenen van politieke steun, gewenst is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Pechtold, Halsema en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(30891).

De heer Marijnissen (SP):

De volgende motie is ook een serieuze. Die gaat over de kermissen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kermisexploitanten veelal gebonden zijn aan reeds lang van tevoren gemaakte afspraken met gemeentebesturen aangaande de rit- en entreeprijzen voor hun attracties;

verzoekt de regering, een eventueel besluit over het al dan niet verhogen van de btw voor kermissen en andere attracties pas te nemen nadat er een onderzoek naar de financiële en maatschappelijke gevolgen van de voorgenomen verhoging is gedaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(30891).

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter, ik zei het al, het is een debat dat er zo'n beetje tussen hangt. Ik hoop dat wij nog voor de zomer met het kabinet de nadere concrete uitwerking zullen kunnen bespreken en dat wij dan ook kunnen testen of de coalitiefracties daadwerkelijk bereid zijn om een aantal punten nog eens kritisch te bekijken. De algemene beschouwingen volgen in september en dan zullen wij nog een robbertje vechten over wat er dan concreet aan beleid aan het Nederlandse volk zal worden gepresenteerd.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister-president zeer voor de adequate beantwoording van de door ons gestelde vragen. Ik zal het kort houden omdat ik bij mijn fractie en ook bij u populairder ben naarmate ik korter spreek...

Onze fractie heeft een aantal doelstellingen genoemd die zij graag in de komende vier jaar gerealiseerd zou zien. Wij begrijpen dat de doelstellingen van het kabinet en de accenten die wij eraan willen geven, in het beleidsprogramma worden uitgewerkt. Ik wil nog wel graag weten of dat beleidsprogramma ook al een financiële vertaling omvat, omdat het wel wat erg veel wordt als wij eerst het programma in meer algemene termen bespreken en vervolgens bij de algemene beschouwingen de financiële kant ervan. Ik hoop dus dat de financiële aspecten er op een adequate manier in verwerkt zijn.

Ik heb al aangegeven dat wij de soliditeit van het financiële beleid scherp in de gaten zullen houden. Wij zijn er door de argumentatie van de minister-president van overtuigd dat er nu een heel degelijk financieel beleidskader is en dat er indien noodzakelijk ook daadwerkelijk geremd zal worden. Dit laatste ter geruststelling van de heer Rutte.

Wij zijn zeer tevreden over de manier waarop de verschillende elementen van arbeidsparticipatie betrokken zullen worden bij de participatietop.

Ook op het punt van de woningbouw vonden wij de beantwoording duidelijk en adequaat. Er is een resultaatsverplichting om tachtig- tot honderdduizend woningen te gaan bouwen. Ik vraag nog wel even aandacht voor de wenselijkheid om gemeenten te stimuleren, een handje te helpen om deel te nemen in het startersfonds.

In een interruptie heb ik al aangegeven dat de formulering van het veiligheidsbeleid door de minister-president de instemming van mijn fractie heeft. Kan hij nog wel even expliciet aangeven of gemeenten die growshops, bordelen en belwinkels willen weren, het daarvoor benodigde instrumentarium aangeboden kan worden, als dat ontbreekt?

Wij gaan ook akkoord met een strak integratiebeleid en een veeleisende inburgering.

Ik heb nog geen reactie gehad op mijn opmerkingen over snelle invoering van een maatschappelijke stage, maar ik neem aan dat dit voorstel concreet zal worden uitgewerkt in het beleidsprogramma, inclusief een tijdschema.

Hetzelfde geldt voor aandacht voor schooluitval. Wij hebben begrepen dat de extra teldatum in het mbo bedoeld is als prikkel om uitval tegen te gaan. Met deze interpretatie kunnen wij instemmen.

Tot slot. Wij hebben er voldoende vertrouwen in dat er in de komende jaren op alle punten die vandaag aan de orde geweest zijn, belangrijke stappen gezet kunnen worden. Wij hopen hierbij op vruchtbare samenwerking met alle fracties in deze Kamer. Gelet op het verloop van dit debat hebben wij alle vertrouwen in de stabiliteit van deze coalitie en in een goede samenwerking in het kabinet. Ik zou het kabinet nog de uitspraak van de vroegere Brabantse bisschop Beckers "er komt al snel een moment waarop de last van het ambt zwaarder is dan de eer van de uitverkiezing" willen voorhouden, maar wij zullen het kabinet daarbij graag ondersteunen.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ook ik dank de regering graag voor de antwoorden op de vragen uit de eerste termijn. Ik moet wel zeggen dat het regeerakkoord al vaag was en dat de regeringsverklaring vanmorgen nog vager was, maar dat de beantwoording op veel punten nog het vaagst was. De premier heeft erg veel doorverwezen naar latere beleidsdebatten, stukken en andere gelegenheden, waardoor het toch erg moeilijk is om ons echt een oordeel te vormen. Het is vandaag dus een beetje de dag van vaag, vager, vaagst.

Wat de 100 dagen ook mogen zijn – de heer Marijnissen heeft al gevraagd of die vlak voor de zomer verstreken zullen zijn; ik ben benieuwd naar het antwoord – wij zullen graag het bedoelde debat voeren. Mijn fractie zal in verschillende procedurevergaderingen ook initiatieven nemen om de kabinetsinzet bij alle onderhandelingen van tevoren in de Kamer te bediscussiëren.

Ten aanzien van de medisch-ethische thema's ben ik blij dat er in ieder geval is toegezegd dat euthanasie naast pijnbestrijding staat en dat het bij de evaluatie niet zal gaan om pijnbestrijding in plaats van euthanasie. Ik heb vastgesteld dat de premier een brief heeft toegezegd over de overtijdbehandeling en over de vraag of het geen wetswijziging vergt om deze behandeling onder de werking van de Wet afbreking zwangerschap te brengen. Ik ben blij met de toezegging van de premier om de psychosociale gevolgen van het afstand doen van kinderen ook te betrekken bij het nadere onderzoek naar de psychosociale gevolgen van abortus zoals wij dat hebben gevraagd.

Ik heb genoteerd dat wij zo snel mogelijk horen hoeveel mensen onder het generaal pardon gaan vallen. Wij zullen snel aan de bel trekken als dit te lang duurt. Wij horen enorme aantallen en ik wil hierover duidelijkheid krijgen. Dat is van groot belang.

Wij zullen afwachten wat het kabinet doet met het wetsvoorstel dat in de nadagen van het vorige kabinet kapot is geamendeerd door de Kamer. Als ons dat niet bevalt, komen wij met initiatieven voor wetgeving die dubbele nationaliteit zal voorkomen.

Verder verwachten wij dat de brief over de boerka zo snel mogelijk komt. Als dat niet het geval is, vertrouw ik erop dat de heer Wilders inderdaad het voortouw neemt om het boerkaverbod te regelen. Wij zullen hem daarin graag steunen.

De premier heeft gisteren op een partijbijeenkomst zijn zorg uitgesproken over interviews van prominente leden van SP en VVD in de Eerste Kamer. U weet dat de Eerste Kamer vooral geïnteresseerd is in de uitvoeringskant en in de juridische kant van wetgeving. Daarom reken ik erop dat het kabinet mij zal volgen in de motie die ik thans indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het CPB vraagtekens plaatst bij de uitvoerbaarheid van het plan om extra belasting te heffen na het 65ste jaar voor wie vóór het 65ste jaar stopt met werken;

overwegende dat de AOW een te belangrijk onderdeel van de oudedagsvoorziening is om door onzekerheid te laten omgeven;

verzoekt de regering, de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank zo spoedig mogelijk een uitvoeringstoets te laten doen naar de uitvoerbaarheid van de voorgestelde AOW-maatregelen, waarbij tevens de juridische houdbaarheid wordt onderzocht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(30891).

De heer Rutte (VVD):

Nogmaals het antwoord op deze vragen zal zeker ook de debatten in de Eerste Kamer bespoedigen.

Ik wijs de premier erop dat bijvoorbeeld bij de grote herziening van het belastingstelsel een aantal jaren geleden wel degelijk de uitvoeringsaspecten vanaf dag één zijn meegenomen in de opbouw van het nieuwe stelsel. Een uitvoeringstoets hoeft dus niet pas na afloop te gebeuren, het is volstrekt gebruikelijk om die aan het begin te doen.

Ik heb niet gehoord hoe het staat met die 750 mln. van de woningbouwcorporaties. Ook heb ik niet gehoord hoe in de VROM-begroting het gat van 250 mln. gedekt gaat worden dat is ontstaan door het afschieten van de betaalbaarheidsheffing in de Eerste Kamer. Ik ben vooral geïnteresseerd in het antwoord op de vraag waarom die extra investeringen maar tot 2011 duren. Is er na 2011 inderdaad nul euro beschikbaar voor investeringen in oude wijken? Hoe zit dat dan?

Ik heb ook het antwoord gemist op mijn vraag over het aanwenden via de defensiebegroting van geld van ontwikkelingssamenwerking, ook in het licht van de wederopbouw in zeer arme landen. Ik wil daarover de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verhoging van het defensiebudget die is opgenomen in het coalitieakkoord van CDA, RuttePvdA en ChristenUnie aanzienlijk lager is dan nodig zou zijn om de noodzakelijke extra investeringen die zijn genoemd in de zogeheten Actualiseringsbrief ("Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen") te bekostigen;

constaterende dat in de genoemde, beperkte verhoging van het defensiebudget ook moet worden verdisconteerd de bestaande dalende meerjarencijfers op dat budget;

constaterende dat Nederland met 0,8% van het bnp al een grotere bijdrage levert aan ODA dan de internationaal afgesproken 0,7% van het bnp;

constaterende dat de uitgaven voor de officiële ontwikkelingssamenwerking (ODA) niet alleen aanzienlijk zullen stijgen als gevolg van de in het regeerakkoord opgenomen stijging van 200 mln. maar ook als gevolg van de koppeling van dit budget aan de groei van het bnp;

constaterende dat het budget voor Defensie niet gekoppeld is aan de groei van het bnp;

overwegende dat de inspanningen die door Defensie worden geleverd veelal voorwaardenscheppend zijn voor ontwikkeling of wederopbouw in zeer arme landen;

verzoekt de regering, de helft van de groei van het ontwikkelingsbudget die het gevolg is van de stijging van het bnp aan te wenden via de defensiebegroting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte en Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(30891).

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De VVD is de partij die altijd stond voor de politie en zij is de partij die staat voor de politie. Nu wij in de oppositie zitten, zullen wij die organisatie niet in de steek laten. Vanwege de zeer zorgwekkende berichten over bezuinigingen op de politieorganisatie en op de keten die daarbij hoort, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

kennis genomen hebbende van het coalitieakkoord en de daarin opgenomen bezuinigingsposten "efficiency Rijksdienst" en "bedrijfsvoering politie";

overwegende dat investeringen in veiligheid de komende jaren een belangrijke prioriteit van rijksbeleid dient te blijven;

is van mening dat de te boeken efficiencywinst bij de uitvoerende diensten in de gehele veiligheidsketen (incl. AIVD) niet dient te leiden tot een financiële korting op die diensten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte, Pechtold en Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(30891).

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik loop vervolgens terug naar mijn bankje, maar ga via de heer Tichelaar. Ik zal hem het rapport Stem Cell Research overhandigen en de notitie WWW.STEPNOW.ORG. Deze stukken gaan over stamcelonderzoek. Ik had hem die toegezegd. Deze stukken liggen in zijn postvakje. Alle Kamerleden hebben ze gekregen, maar ik geef graag mijn exemplaar aan de heer Tichelaar.

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn uitvoerige beantwoording. Mijn fractie ondersteunt van harte zijn betoog en zijn antwoord waarmee hij zei de Kamer heel direct te willen betrekken bij de uitvoering van de pijlers en de projecten. Ik ben teleurgesteld vanwege het antwoord van de minister-president over de topinkomens. Ik wijs erop dat dit kabinet binnenkort een participatietop zal beleggen. Daarbij zullen thema's als arbeidsmarktbeleid, scholing, opleiding en WW worden besproken. Dan is het voor werkgevers en werknemers van belang om ook te praten over beloningen, ontslagvergoedingen en bonussen. Ik doe een dringend beroep op de minister-president om het onderwerp van de topinkomens voor de participatietop te agenderen. Ik zou het jammer vinden als wij op de commissie-Frijns moesten wachten die in het najaar met een rapport komt en dat wij dan pas het beleid op dit punt kunnen beoordelen. Het oordeel van mijn fractie is klip en klaar: excessieve beloningen passen niet in deze tijd. De eerste gelegenheid om dit door het kabinet aan te kaarten, is die van de participatietop. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister-president.

Dan wil ik iets zeggen over het middelbaar beroepsonderwijs. Ik wil hier uitgesproken hebben dat de 155 mln. geen taakstellende bezuiniging kan zijn. Het gaat erom dat de teldatum wordt verplaatst. Dat betekent dat je op 1 maart het werkelijke aantal deelnemers bekostigt. Nu wordt bekostigd aan de hand van het aantal deelnemers op 1 oktober. Gaande de rit vallen deelnemers uit. Er komen ook deelnemers bij. Als de minister-president zegt dat de nieuwe teldatum de prikkel zal inhouden om zoveel mogelijk deelnemers te behouden, neem ik daar kennis van, maar ik spreek uit dat hier geen sprake is van een taakstellende bezuiniging. Wij hebben met het sluiten van het regeerakkoord 25 mln. toegevoegd. Het kan niet zijn dat wij dan het bedrag per deelnemer terugbrengen naar het niveau van 2006 en dat wij met de ene hand 25 mln. investeren en dat met de andere hand terughalen. Graag hoor ik ook daarover de opvatting van de minister-president.

Dan wil ik iets zeggen over het punt van de dubbele nationaliteit. Daarover ging het interruptiedebat op een vraag van de heer Pechtold. Ik ben hierover volstrekt helder geweest. Wij wensen geen relatie tussen dubbele nationaliteit en loyaliteit. Dat wil ik nog een keer gezegd hebben. Aan dit standpunt houden wij ons ook. Ik heb nog wel een vraag aan de minister-president. Ik wil dat hij hier zegt dat artikel 3 van de Grondwet in deze kabinetsperiode niet wordt gewijzigd. Daarop wil ik geen vaag, maar een helder antwoord. Dan weten wij waar wij in deze kabinetsperiode aan toe zijn.

De heer Wilders (PVV):

Een grondwetswijziging gaat volgens mij altijd in twee lezingen, dus het antwoord van de minister-president op de vraag van de heer Tichelaar is wel heel eenvoudig: hij kan dat zo toezeggen. Maar de minister-president heeft net mijn vraag of hij uitsluit dat de wet wordt gewijzigd, zodat in de toekomst bewindslieden geen dubbele nationaliteit meer kunnen hebben, niet ontkennend beantwoord. Met andere woorden: hij heeft aangegeven dat hij ook niet uitsluit dat het in de toekomst niet meer voorkomt dat bewindslieden zoals wij er nu twee hebben, opnieuw in vak K zitting nemen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Dank voor uw interruptie. Het zal u niet verbazen dat mijn standpunt hierdoor niet wijzigt. Ik kan het kabinet op voorhand niet verbieden wetgeving aan te bieden aan deze Kamer. Ik kan de Kamer niet verbieden om met initiatiefvoorstellen te komen, maar mijn fractie wil helder maken, hoe zij staat tegenover de dubbele nationaliteit. Ik wens wel antwoord te krijgen van de minister-president op mijn vraag over artikel 3 van de Grondwet. Hoe hij dat wil wijzigen, ik wil het niet gewijzigd hebben, niet in deze kabinetsperiode. Ik hoop dat de minister-president onderstreept dat dat ook de opvatting is van het kabinet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Artikel 3 Grondwet zegt bij mijn weten dat elke Nederlander een publiek ambt moet kunnen vervullen. Dat lijkt mij helder, het betekent dat er geen wijzigingen kunnen worden vastgesteld in de aanstelling van de bewindspersonen gedurende de rit. Dat sluit volgens mij helemaal niet uit dat bijvoorbeeld mevrouw Albayrak halverwege de rit kan worden gevraagd haar Turkse nationaliteit in te leveren, omdat de wet wordt gewijzigd. Gaat u daarmee akkoord?

De heer Tichelaar (PvdA):

Laten wij niet op de dingen vooruitlopen. Als één van de fracties duidelijk heeft gemaakt hoe zij staat tegenover de dubbele nationaliteit, is dat wel onze fractie, dus dan moet u die vraag niet aan mij stellen. Ik houd dit kabinet eraan dat de dubbele nationaliteit in relatie tot loyaliteit een knip krijgt. Maar het staat eenieder vrij om met wetgeving te komen, maar die wetgeving zullen wij oordelen. Dit is een als-dan-vraag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als ik u goed begrijp, maakt u eigenlijk ter plekke van de wet op de dubbele nationaliteit een vrije kwestie. Volgens mij heeft beperking van de dubbele nationaliteit hier een Kamermeerderheid, ook zonder uw steun, zeker als het een vrije kwestie is. Dat kan dus betekenen dat hier een wet wordt aanvaard die zegt dat er geen dubbele nationaliteit meer mogelijk is als mensen in staat zijn, hun nationaliteit uit hun herkomstland af te leggen. Dat kan dus betekenen dat mevrouw Albayrak wel degelijk gedwongen wordt om haar dubbele nationaliteit vaarwel te zeggen. Accepteert de Partij van de Arbeid dat?

De heer Tichelaar (PvdA):

Dat gaat mijn fractie niet meemaken. Helderder kan ik daar niet in zijn.

De heer Wilders (PVV):

U gaat dat niet meemaken als het kabinet ermee komt, maar wij hebben natuurlijk het recht van initiatief. Uw veto naar het kabinet laat onverlet dat die meerderheid hier ook kan ontstaan als wijzelf met wetgeving komen, en dat zullen wij zeker doen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Wij kunnen niet belemmeren dat initiatieven worden genomen door de Kamer. Daar kan op democratische wijze over gestemd worden, wat kan betekenen dat daar vóór gestemd wordt. De vraag van mevrouw Halsema ging over wat ik zou doen als het kabinet met een wetsvoorstel komt, en daarover ben ik helder geweest. Daarop spreek ik de bewindslieden met een PvdA-achtergrond aan. Ik wacht wel af wat er komt, maar dat laat onverlet mijn opmerkingen over artikel 3 Grondwet.

Voorzitter. Ik roep de minister van OCW op om ten aanzien van de uitwerking van het profijtbeginsel na te denken over bijvoorbeeld de mogelijkheid van differentiatie naar kosten van kaartjes en differentiatie naar zitplaats en het moment van de week en over de mogelijkheid van het eventueel aanboren van andere inkomstenbronnen. Mijn verzoek aan hem is om hiermee creatief om te gaan en goed na te denken over de effecten van het profijtbeginsel in relatie tot de toegankelijkheid. Ik hoop dat de minister zo snel mogelijk met nadere voorstellen op dit punt komt.

Tot slot de boerka's. De Partij van de Arbeid hoopt zo min mogelijk boerka's in de Nederlandse straten te zien. Ze passen niet in onze geëmancipeerde open samenleving. Wij hopen zeer dat zo min mogelijk vrouwen op deze manier zich afschermen van die samenleving. Maar wetgeving waarin de vrijheid om zelf te bepalen wat je draagt in de openbare ruimte, aan banden wordt gelegd, botst evenzeer met onze vrije samenleving. Een algemeen wettelijk verbod schiet zijn doel volstrekt voorbij. De Partij van de Arbeid is voor een verbod op boerka's op scholen en werkplekken. Daar waar het speelt kunnen dergelijke instellingen, mits op objectieve gronden, allang kledingvoorschriften opstellen. Wetgeving is daarom op dit punt helemaal niet nodig.

De heer Rutte (VVD):

Uw partij wortelt in de vrouwen­emancipatie. Uw partij heeft een traditie als het gaat om de positie van vrouwen in de samenleving en als het gaat om vooruitstrevend denken over integratie in de Nederlandse samenleving. En uw partij zegt nu niet mee te willen gaan met een verbod op de boerka, op grond van het argument van het zelfbeschikkingsrecht. Ik vind het werkelijk onbegrijpelijk vanuit al die tradities waar de Partij van de Arbeid altijd voor stond.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik heb helemaal niet gezegd dat wij tegen emancipatie zijn. Daar zijn wij voor. Dat was ook een van de eerste zinnen die ik uitsprak met betrekking tot de boerka's. Wij hebben het over de vraag of er een wettelijk instrumentarium noodzakelijk is. Wij verschillen hierover volstrekt van mening met u. Wij vinden dat een dergelijk instrumentarium niet nodig is. Wat ons betreft kan het binnen de bestaande situatie. Ik heb daarvan ook voorbeelden genoemd.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Dank aan de minister-president voor de door hem gegeven antwoorden, al was het weer niet veel soeps. Ik ben mijn eerste termijn begonnen met te zeggen dat naar onze mening dit kabinet een ramp is voor Nederland. Dat oordeel – het zal de minister-president niet verbazen – staat nog steeds. Geen belastingverlaging voor burgers en bedrijven, een generaal pardon voor tienduizenden gelukzoekers, geen strengere straffen voor criminelen, geen minimumstraffen, niets om de islamisering van Nederland tegen te gaan, ik zal al mijn argumenten niet herhalen. Het blijft een verschrikkelijk links kabinet, dat mijn fractie te vuur en te zwaard zal bestrijden. Wij zullen natuurlijk wel constructief, zoals u ons allemaal kent, met veel tegenvoorstellen komen.

Dan het punt van de dubbele nationaliteit. Het moet mij van het hart dat ik het ongelofelijk vind dat de premier met heel veel verhalen en eigenlijk met een beetje politieke smoezen weigert een volwaardige discussie op dit punt te voeren. Het gehele land spreekt erover. Iedereen, voor of tegen, heeft er een mening over en de premier kiest ervoor om te zwijgen en om het debat uit de weg te gaan. Het is mijn stellige overtuiging dat miljoenen Nederlanders vinden dat een dubbele nationaliteit niet kan. De minister-president zwijgt en de gehele Kamer spreekt er schande van als wij een motie van wantrouwen willen indienen. Als wij praten over de kloof tussen politiek en burger, dan is dit een typisch voorbeeld van hoe deze alleen maar groter wordt.

Ik vind het ook teleurstellend en het doet mij pijn dat de minister-president op geen van onze argumenten is ingegaan. Hij heeft wel iets gezegd over de schijn van belangenverstrengeling en dubbele loyaliteiten, maar hij is niet op onze concrete voorbeelden ingegaan. Hij heeft iedere keer gezegd dat de staatssecretarissen Aboutaleb en Albayrak toch voldoen aan de huidige eisen en de eed hebben afgelegd. Ik kan het niet genoeg herhalen: dat is niet het punt. Het punt is, als je twee nationaliteiten hebt, dat je ook plichten hebt aan het land waarvan je de nationaliteit hebt, in dit geval Turkije en Marokko. Met mij hebben een aantal mensen uit de wetenschap in verschillende media vele voorbeelden gegeven van Turkse en Marokkaanse wetten, de grondwet en het strafrecht, waarin staat dat die twee verschillende nationaliteiten kunnen botsen. De minister-president heeft al die voorbeelden genegeerd en is op niet een ervan ingegaan. Ik vind dat schandelijk.

Als er al een klein lichtpuntje is op dit terrein, dan is het wat ik net in het interruptiedebatje met collega Tichelaar heb genoemd. Op mijn vraag of de minister-president onmogelijk wil maken dat er in de toekomst opnieuw bewindslieden zijn met een dubbele nationaliteit of dat de periode van deze bewindslieden met een dubbele nationaliteit wellicht wordt verlengd, heeft hij in ieder geval niet ontkennend geantwoord. Wij hopen dat onze wens om dat in de toekomst onmogelijk te maken wordt gerealiseerd. Als dat door het veto van de Partij van de Arbeid niet uit het kabinet komt, zal mijn fractie zelf met initiatiefwetgeving komen en dan zullen wij zien wie hier in de Kamer op wat voor manier kleur bekent.

Het zal niet verbazen dat de fractie van de Partij voor de Vrijheid geen vertrouwen heeft in bewindslieden die naast de Nederlandse ook nog een andere nationaliteit hebben. Dat is geen persoonlijke, maar een principiële zaak. Het gaat nu over de bewindslieden Aboutaleb en Albayrak. Zij horen dus niet in dit kabinet thuis. Om die reden dien ik de volgende motie van afkeuring of van wantrouwen in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onaanvaardbaar is dat leden van het kabinet naast de Nederlandse nog een andere nationaliteit hebben;

overwegende dat dit de schijn van dubbele loyaliteit en belangenverstrengeling oproept en tot conflicterende belangen kan leiden;

van mening dat het om elke schijn van dubbele loyaliteit en belangenverstrengeling en conflicterende belangen te voorkomen ongewenst is dat kabinetsleden een andere dan de Nederlandse nationaliteit bezitten;

constaterende dat staatssecretaris Albayrak en staatssecretaris Aboutaleb beiden naast de Nederlandse nationaliteit nog de nationaliteit van een ander land hebben;

zegt het vertrouwen in beide bewindslieden op,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(30891).

De heer Slob (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden en bijdragen in eerste termijn. Ik vond deze overtuigend, maar hoe kan het ook anders met zo'n mooi coalitieakkoord. Gelukkig is daar vandaag voldoende aandacht voor geweest, ook wat betreft de breedte van dat akkoord.

Het scheelt straks een stemverklaring als ik allereerst inga op de laatste motie, die is ingediend door collega Wilders. Wij hebben in eerste termijn ook uitvoerig gesproken over het voornemen tot deze motie. Wij kunnen deze motie niet steunen, want dan handelen wij in strijd met de eed die wij hebben afgelegd en dat mag niet van ons worden gevraagd.

Ik bedank de minister-president voor de toezegging die hij heeft gedaan over het betrekken van de Tweede Kamer bij de uitvoering van het akkoord, met name de tien prachtige projecten die zijn vastgesteld en die verder moeten worden uitgewerkt. Ik stel dat zeer op prijs. Uiteraard kan de Kamer bewindspersonen altijd naar de Kamer roepen om ergens over te spreken, maar het is veel mooier als dat in goede harmonie gebeurt. Wij zullen daar in de komende maanden zeker gebruik van maken.

Daarnaast heb ik aandacht gevraagd voor de zeer urgente situatie op Kalimantan. Ik heb daarbij verwezen naar de brief uit Indonesië die vandaag de regering heeft bereikt. Ik begrijp dat die brief nog zeer vers is. In dat opzicht heb ik ook begrip voor het antwoord dat de minister-president heeft gegeven. Wij vragen hem wel de brief nader te bestuderen. Over zijn hoofd heen richt ik dat verzoek ook aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. De situatie is daar namelijk zeer urgent, zeker met El Niño op komst. Wij moeten ons goed realiseren dat door de jaar in, jaar uit verbrande veenbossen Indonesië na de Verenigde Staten en China de grootste producent is van CO2. Dat behoeft echt onze aandacht. Ik vraag de minister-president ons toe te zeggen dat wij zo snel als mogelijk is een schriftelijke reactie krijgen op de brief die vandaag vanuit Indonesië bij de regering is gekomen.

Ik dank de minister-president voor de toezegging rond het deltaplan Nederlands landschap. Gezien de kracht van dat deltaplan menen wij zeer veel vertrouwen te kunnen hebben in de goede afloop in de vorm van het verder oppakken ervan. Wij wachten af wat de gesprekken zullen opleveren die het kabinet met de initiatiefnemers zal hebben.

Ik vond de minister-president erg kort over de vragen die ik had gesteld rond het Doe Normaalproject. Hij verwees in zijn antwoorden onder andere naar het wetsvoorstel Gedragbeïnvloeding jeugdigen. Echter, het Doe Normaalproject zoals het ook in het regeerakkoord terecht is gekomen, gaat over een overkoepelende structuur met als doel over de volle linie herkenbare maatregelen te nemen ter bestrijding van overlast en lichte criminaliteit. Ik stel mij voor er verder met de regering over van gedachten te wisselen bij de verdere voorbereidingen van het beleidsprogramma, waarbij dit als project apart bij de Kamer zal terugkomen.

Een vraag van onze fractie staat nog open. Het betreft de vraag over de doelstellingen van de verslavingszorg, zoals die ook in het akkoord staan: arbeidsrehabilitatie en -re-integratie in relatie tot het project medicinale verstrekking van heroïne. Ik stel voor dat het kabinet er nog eens apart naar kijkt en dat wij daarover op een later moment verder spreken. Het is wel goed om dat ook in relatie met elkaar te zien.

De minister-president heeft niet gereageerd op mijn opmerkingen over de coffeeshops en de afstanden die deze tot scholen zullen moeten hebben. Ik meen dat wij een goede suggestie hebben gedaan om daarvoor het vijfhonderdmetercriterium te hanteren. Het feit dat hij hierop niet heeft gereageerd, heb ik uitgelegd als een welwillende reactie.

Tot slot, voorzitter. Er is veel gesproken over de gewetensbezwaarde ambtenaar. Ik heb er geen behoefte aan dat in tweede termijn nog eens dunnetjes over te doen. Ik denk dat de minister-president een goede uitleg heeft gegeven van de passages die in het regeerakkoord staan. Wij zullen er op een later moment misschien nog verder over spreken. Ik denk dat het goed is dat wij ons realiseren dat er wat de positie van de sollicitanten betreft inmiddels een aantal uitspraken ligt van de Commissie Gelijke Behandeling. In dat opzicht heeft deze zaak dus ook al gespeeld en is de gemeenten al enigszins de richting gewezen van hoe ze ermee kunnen omgaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank het kabinet en de premier voor de antwoorden in eerste termijn. Het is even aftasten zo'n eerste ontmoeting met een nieuw kabinet. Tegelijkertijd vond ik dat de nieuwe premier op een aantal momenten opvallende gelijkenis vertoonde met de oude premier.

Als je de premier hoort, is er nog heel erg veel onduidelijk. 100 dagen zus, 100 dagen zo. In dit stadium wil ik het maar interpreteren als goed nieuws, want het betekent dat er nog heel veel ruimte is en dat de Kamer nog heel veel invloed kan hebben op de beslissingen van het kabinet.

Het kabinet denkt er te komen met 500 mln. aan energiesubsidies. Niet alleen de fractie van GroenLinks, ook milieuorganisaties, natuurorganisaties en heel veel mensen in Nederland twijfelen eraan of dat genoeg is. De doelstellingen van het kabinet worden gesteund. Onze zorgen zijn dat onze nieuwe minister van Milieu onvoldoende financiën en mogelijkheden heeft om die ambitieuze doelstellingen ook te behalen. De Partij van de Arbeid wil scoren met de nieuwe milieuminister. Dan moet je die minister niet voor een onmogelijke opgave stellen, zo zou ik willen zeggen. Daarom dien ik mede namens de heer Pechtold de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat om de klimaatcrisis te keren – in de woorden van het NMP – een "beleidsmatige en maatschappelijke trendbreuk nodig" is;

constaterende dat hetzelfde NMP concludeert dat de op dit moment in het regeerakkoord gereserveerde middelen "onvoldoende" zijn en er "aanvullend instrumentarium" nodig is om de verschillende klimaatdoelen te halen;

verzoekt de regering, zowel de omvang van de fiscale vergroening en de omvang van de subsidies, als bijvoorbeeld de verdeling binnen het MIT, te heroverwegen als dit nodig is om de klimaatdoelen te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(30891).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik denk dat ik de komende jaren nog wel vaker met de premier in debat zal treden over de verhouding tussen individu en gemeenschap. Ik heb die verhouding vandaag aan de orde gesteld, omdat mijn fractie zich zorgen maakt over de economische zelfstandigheid van vrouwen. Die is in Nederland gering; een te klein aantal vrouwen is economisch zelfstandig en de emancipatie stagneert. Ik heb mij met name geconcentreerd op de positie van alleenstaande moeders in de bijstand. Ik zou voor nu willen verwijzen naar de wijze woorden die minister Klink daarover heeft gesproken in Buitenhof. Hij zei namelijk dat ontheffing van de sollicitatieplicht van moeders in de bijstand tot structurele kansarmoede leidt. Hij riep de Kamer op om proactief mee te denken. Dat hebben wij gedaan en daarom dien ik de volgende motie in.

De HalsemaKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om alleenstaande ouders in de bijstand met jonge kinderen een vrijstelling te geven van de sollicitatieplicht;

overwegende dat economische zelfstandigheid ook voor deze vrouwen van groot belang is zodat zij niet langdurig met hun kinderen in armoede hoeven te leven;

overwegende dat hoe langer vrouwen aan de kant staan, hoe moeilijker het wordt weer een plek te vinden op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, alleenstaande ouders niet vrij te stellen van de sollicitatieplicht, maar te begeleiden bij het vinden van werk en de daarbij benodigde ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld in de vorm van scholing en deeltijdwerk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Rutte en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(30891).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. In het antwoord op vragen van mijn kant bleek dat dit kabinet zijn politieke steun aan het Amerikaanse optreden in Irak voortzet. Nee, zegt de premier, het is geen steun aan het Amerikaanse optreden, het is steun aan de NAVO-operatie die daar plaatsvindt om de veiligheid te vergroten op verzoek van de – zogenaamd – democratisch gekozen regering in Irak. Deze operatie is echter gestart na een oproep van de Verenigde Naties aan de lidstaten om de Amerikaanse troepen in Irak te assisteren. In de Verenigde Staten twijfelt inmiddels iedereen behalve president Bush aan voortzetting van de Amerikaanse aanwezigheid in Irak. Het lijkt mij dan ook hoog tijd voor een helder Nederlands signaal. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord geen uitspraken doet over de Nederlandse politieke steun aan de Amerikaanse oorlog in Irak;

overwegende dat het vorige kabinet tot op de laatste dag zijn politieke steun daarvoor heeft uitgesproken en de Nederlandse militaire assistentie heeft voortgezet;

overwegende dat de Amerikaanse oorlog in Irak desastreuze gevolgen heeft voor de veiligheid in de regio;

verzoekt de regering om de Nederlandse politieke steun voor en militaire assistentie aan de Amerikaanse oorlog in Irak te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Marijnissen en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(30891).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik moet zeggen dat ik de discussie met de premier over de dubbele nationaliteiten onbevredigend vond. Ik vind ook dat de premier zich daarmee in moeilijkheden brengt. Volgens mij is het simpel. Of dubbele nationaliteit en loyaliteit hebben niets met elkaar te maken, maar dat geldt dan voor een miljoen Nederlanders. Of dubbele nationaliteit en loyaliteit hebben wel iets met elkaar te maken, maar dan heeft de minister-president een probleem met twee van zijn staatssecretarissen. Je kunt toch niet zeggen dat een dubbele nationaliteit voor een miljoen mensen een loyaliteitsprobleem oplevert, maar niet voor twee staatssecretarissen omdat je die kent en omdat zij bewezen hebben dat de integratie geslaagd is. Ik vind dat het kabinet duidelijkheid moet geven over de Wet op de dubbele nationaliteit en over het standpunt dat het betracht. Doet het kabinet dit niet, dan laadt het de verdenking op zich een moeilijk onderwerp over de Statenverkiezingen heen te willen tillen en dan bungelen de twee staatssecretarissen. Hier moet nu duidelijkheid over worden geboden, dit kan geen 100 dagen wachten.

De motie van wantrouwen vind ik schandelijk, laat ik het maar ronduit zeggen in de woorden die de heer Wilders graag gebruikt. Vertrouwen in ministers zeg je op, omdat hun handelen het vertrouwen van de Kamer beschaamt. Hun handelen! Je zegt niet het vertrouwen in ministers of staatssecretarissen op, gewoon omdat het je niet aanstaat wie zij zijn.

(geroffel op de bankjes)

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik bedank de minister-president voor zijn beantwoording.

Omdat mij slechts drie minuten spreektijd resten, beperk ik mij tot het voorlezen van mijn moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat blijkens het regeerakkoord de regering het moratorium op het tot stand brengen van embryo's voor nieuw wetenschappelijk onderzoek gedurende deze kabinetsperiode wil voortzetten;

overwegende dat de komende jaren in ieder geval benut moeten worden om het debat over nieuwe vormen van embryonaal stamcelonderzoek gaande te houden;

verzoekt de regering, in overleg met wetenschappers, ethici en patiëntenorganisaties de implicaties in kaart te brengen van het moratorium op de voortgang en verbetering van onderzoek, bijvoorbeeld inzake (on)vruchtbaarheidsbehandelingen,

en gaat over tot de orde van de Pechtolddag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Rutte, Marijnissen en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een belangrijk deel van de portefeuille Antilliaanse en Arubaanse Zaken in het nieuwe kabinet bij Justitie wordt ondergebracht;

spreekt als haar mening uit dat het wenselijk is dat de volledige verantwoordelijkheid voor Antilliaanse en Arubaanse Zaken na de afronding van onderhavige wijziging van het Statuut terugvalt aan het moederdepartement Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Rutte. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Nederlandse (cultuur)landschap verrommelt en wordt bedreigd;

verzoekt de regering, het Deltaplan voor het Nederlandse landschap welwillend te bezien en een additioneel (investerings)programma uit te werken, waarmee tekorten voor groen in en bij de stad worden aangepakt en een groen-blauw netwerk kan worden gerealiseerd, naast de voorspoedige realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de artikel 100-procedure een standaardevaluatie voorschrijft waarin zowel militaire als politieke aspecten van de Nederlandse inzet bij vredesmissies worden geëvalueerd, wat is vastgelegd in het Toetsingskader 2001;

overwegende dat een soortgelijke evaluatie wenselijk is bij elke Nederlandse betrokkenheid in gewapend conflict, opdat er geleerd kan worden van ervaringen;

verzoekt de regering, bij elke Nederlandse betrokkenheid in gewapend conflict tussentijdse evaluaties ter beschikking te stellen aan het parlement, en een eindevaluatie op te stellen, waarbij inzicht in de politieke besluitvorming een integraal deel van de evaluatie zal zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat langdurige onduidelijkheid en onzekerheid over de verblijfsstatus voor asielzoekers onwenselijk is;

verzoekt de regering, maatregelen te nemen en middelen ter beschikking te stellen om te bewerkstelligen dat binnen 100 dagen een pardonregeling voor de overgeblevenen van de "26.000" is opgesteld en binnen 200 dagen de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet is afgehandeld, en tevens te voorkomen dat "nieuwe wetters" onwenselijk lang op duidelijkheid moeten wachten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Halsema, Thieme en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(30891).

De heer Pechtold (D66):

Ik kom nu toe aan mijn laatste motie. Ik roep met name de coalitie op om deze motie te steunen. Deze motie geeft namelijk een goed signaal af in de richting van eenpersoonshuishoudens.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal alleenstaanden toeneemt Pechtolden eenpersoonshuishoudens nu al 35% van het totaal aantal huishoudens vormen;

van mening dat de overheid de vrijheid om zelf een samenlevingsvorm te kiezen, dient te respecteren en de belangen van alleenstaanden even zwaar moet laten wegen als de belangen van meerpersoonshuishoudens;

verzoekt de regering, in kaart te brengen hoe in het kabinetsbeleid rekening zal worden gehouden met de positie van de 2,5 miljoen alleenstaanden in Nederland, en daarbij met name in te gaan op belasting- en premiedruk, rechtspositie, huisvesting en de beschikbaarheid van diensten en voorzieningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Rutte, Halsema, Thieme en Marijnissen.

Zij krijgt nr. 31(30891).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik wil de minister-president bedanken voor zijn antwoorden. Hij gaf aan dat de regering niet tegen de bio-industrie is. Helaas moet ik dan ook concluderen dat de PvdA en de ChristenUnie in tegenstelling tot wat zij beweerden in de verkiezingscampagne geen bezwaren hebben tegen de bio-industrie en deze dus ook niet willen beëindigen, zo lijkt het wel.

Ik wil de volgende moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de intensieve veehouderij een van de meest milieubelastende en broeikasgasproducerende sectoren van ons land is;

constaterende dat volgens het rapport "Livestock's long shadow" de FAO stelt dat de veehouderij 18% van alle broeikasgassen produceert en daarmee een grotere vervuiler is dan verkeer en vervoer;

constaterende dat dierenwelzijn ernstig te lijden heeft van intensieve vormen van veehouderij;

overwegende dat Nederland qua grondoppervlakte, arbeidskosten en eigen productie van veevoer geen toekomst kan bieden aan de intensieve veehouderij;

constaterende dat grootscheepse vervoersbewegingen en concentraties van intensieve veehouderijbedrijven tot onaanvaardbare risico's leiden met het oog op dierziektecrises;

constaterende dat steeds meer bedrijven in de intensieve veehouderij het hoofd niet meer boven water kunnen houden;

verzoekt de regering, bij een van de kenniscentra een onderzoeksopdracht te plaatsen naar de mogelijkheden van sanering van de intensieve veehouderij, gericht op een reductie van de uitstoot van broeikasgassen door deze sector in de komende kabinetsperiode met 20%, met uitsluiting van nieuwe vormen van intensivering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het PROFETAS-onderzoek blijkt dat de productie en consumptie van grote hoeveelheden dierlijke eiwitten belastend is voor het welzijn van dieren, onze leefomgeving, ons klimaat, het milieu en de volksgezondheid;

constaterende dat er behoefte is aan de bevordering van een transitieproces, waarbij minder dierlijke eiwitten en meer plantaardige eiwitten geproduceerd en geconsumeerd worden;

overwegende dat Nederland een belangrijke rol zou kunnen spelen in dit transitieproces, gelet op de groei van het aantal "vleesverlaters";

overwegende dat een onderzoek naar de innovatieve mogelijkheden op dit gebied Nederland koploper zou kunnen maken op dit innovatieve taakveld, met grote mogelijkheden voor export van kennis en producten;

verzoekt de regering, een inventariserend onderzoek in te laten stellen door het Innovatienetwerk Agro en Groene Ruimte naar de mogelijkheden van dit transitieproces binnen de Nederlandse voedingsindustrie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verschillende ministeries directe Thiemeof indirecte verantwoordelijkheid dragen voor dierproeven;

constaterende dat er daardoor te weinig afstemming kan bestaan in de behartiging van de belangen van proefdieren en in de vormgeving van een effectief beleid ten aanzien van alternatieven voor dierproeven;

overwegende dat onderzoekers, bedrijfsleven en proefdierdeskundigen aangeven dat veelbelovende initiatieven structureel niet kunnen worden ontplooid wegens een gebrek aan financiële middelen;

overwegende dat centrale coördinatie onmisbaar is voor een krachtdadig alternatievenbeleid;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheid van het instellen van een ministerie-overschrijdend budget voor de ontwikkeling en implementatie van proefdiervrije testen en het instellen van een centraal interdepartementaal coördinatiepunt voor dit onderwerp, en de Kamer hierover op de kortst mogelijke termijn te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(30891).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er grote woningtekorten dreigen voor met name senioren;

constaterende dat in dorpen en op het platteland in veel gevallen sprake is van een bouwstop;

overwegende dat veel restruimte in de vorm van stallen, schuren, garages en loodsen onbenut blijft;

overwegende dat woningnood en restruimte elkaar zouden kunnen compenseren;

overwegende dat het toestaan van woningbouw binnen de bestaande bouwvolumes leidt tot een kleiner beslag op de groene ruimte en een grotere revitalisering van dorpen en platteland dan bij andere oplossingen het geval is;

constaterende dat provinciaal en lokaal ruimtelijk beleid grote onderlinge verschillen kennen in termen van contingentering en aanvullende regelgeving;

verzoekt de regering, onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van een landelijk vastgesteld restruimtebeleid waardoor binnen de bestaande bouwvolumes en binnen kaders van verantwoorde ruimtelijke inbedding gekomen wordt tot het zo groot mogelijk maken van het aantal wooneenheden in dorpen en op het platteland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(30891).

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording. Veel wordt uitgewerkt en komt vóór de zomer bij de Kamer. Wat ons betreft houden wij daarover dan ook nog vóór het zomerreces een debat, maar de minister-president heeft het initiatief daartoe terecht bij de Kamer gelegd.

Ik kom in de eerste plaats op de motie van de heer Wilders, waarin hij de Kamer vraagt het vertrouwen in twee staatssecretarissen op te zeggen. Deze motie zal onze fractie niet steunen. Wij kiezen voor de lijn van wat vanmiddag "de goede volgorde der dingen" heette. Dit leidt tot zorgvuldigheid. Het is helder dat wij niet kunnen doen wat in de motie wordt gevraagd als de wet niet eerst wordt gewijzigd.

Overigens vind ik de strekking van de motie in zeker opzicht nog erg beperkt. Als je immers dit kabinet "een ramp voor het land" noemt, waarom dien je dan niet een motie van wantrouwen tegen het hele kabinet in?

De heer Wilders (PVV):

Dat kunt u altijd nog doen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Nee, dat doe ik niet. Ik leg echter de vinger maar even bij iets wat de terminologie oproept waarvoor u kiest. Ik vraag u daarover na te denken.

De kwestie van de ambtenaar van de burgerlijke stand zit onze fractie hoog. Dat het hierbij gaat om een gevoelige kwestie, bleek ook uit de reacties op dit punt nadat het regeerakkoord bekend werd. Veel instanties en mensen zijn zich hiermee gaan bemoeien, zoals het COC of burgemeester Cohen van Amsterdam, die eerder in dit dossier een andere rol speelde en toen een lijn uitzette van onderling respect en een voorzichtige en zorgvuldige omgang met elkaar. Het congres van de PvdA voegde daaraan nog het een en ander toe.

Onze fractie is niet over dit punt begonnen. Natuurlijk moet je zorgvuldig met elkaar omgaan. Ik heb met de minister-president geconstateerd dat ook de VNG de problemen niet zo ervaart als sommigen nu vrezen. Het spijt mij, maar wij beschouwen de opstelling van de regering toch als een zekere afzwakking van het destijds geformuleerde beleid. Dat riep gemeenten op, een praktische oplossing te vinden voor zowel zittende als toekomstige ambtenaren. Nog deze middag heb ik de formulering van het beleid van destijds geciteerd. Van gemeenten wordt nu nog steeds verlangd dat zij een praktische oplossing zoeken voor zittende ambtenaren en dus al het mogelijke doen om gewetensbezwaren van deze ambtenaren te honoreren. Dit is inderdaad de eerder geformuleerde lijn. Over de gewetensbezwaren van nieuwe ambtenaren wordt echter nu gezegd dat gemeenten daarmee rekening mógen houden, maar zij mogen dat ook niet doen. Zo moet ik het toch samenvatten? Het gaat dus om een eigen keuze van gemeenten. Dat nu ziet onze fractie als een stap terug ten opzichte van de oorspronkelijke toezeggingen dat geen onderscheid zou worden gemaakt tussen zittende en toekomstige ambtenaren. Collega Slob verwees terecht al naar bestaande jurisprudentie over een en ander. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de Van der Vliesberaadslaging,

constaterende dat het kabinet beoogt de rechtszekerheid veilig te stellen van ambtenaren van de burgerlijke stand die gewetensbezwaren kennen ten aanzien van het voltrekken van een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht;

overwegende dat uit de parlementaire stukken expliciet blijkt dat "het destijds geformuleerde beleid" (waarnaar in het coalitieakkoord wordt verwezen) ten aanzien van een zorgvuldige omgang met gewetensbezwaarde ambtenaren niet alleen betrekking heeft op huidige ambtenaren van de burgerlijke stand, maar ook op toekomstige ambtenaren;

verzoekt de regering, conform het destijds geformuleerde beleid niet alleen de rechtszekerheid te waarborgen van huidige gemeenteambtenaren van de burgerlijke stand die gewetensbezwaren kennen ten aanzien van het voltrekken van een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht, maar ook de rechtszekerheid van toekomstige gewetensbezwaarde ambtenaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij, voor zover de leden haar gehoord hebben, voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(30891).

Ik maak er bezwaar tegen dat er in deze zaal zo veel tussen de leden onderling wordt gesproken. Ik bied daarvoor de heer Van der Vlies mijn excuses aan.

De vergadering wordt van 0.40 uur tot 1.10 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Mevrouw de voorzitter. Op dit late uur is het goed om in te gaan op de opmerkingen die in tweede termijn zijn gemaakt. Eerst geef ik antwoord op een aantal resterende vragen. Vervolgens loop ik alle moties langs en daarna maak ik enkele opmerkingen ter afronding.

De heer Van Geel heeft gesteld dat gemeenten effectief moeten kunnen optreden tegen bedrijven die onder het mom van gewone bedrijfsvoering criminaliteit faciliteren, zoals de growshops, bordelen en belwinkels. Belwinkels en growshops mogen niet worden geopend, tenzij de gemeente een speciale vergunning verstrekt. De heer Van Geel wil de toezegging van het kabinet dat gemeenten wat dit betreft niet met lege handen blijven staan. Bestrijding van overlast en criminaliteit is één van de speerpunten van dit kabinet. De gemeente is daarbij een belangrijke partner die ook instrumenten moet hebben. Een aantal gemeenten treedt al tegen wildgroei van bijvoorbeeld belwinkels op door middel van de bestuurlijke aanpak. Ik zeg de Tweede Kamer graag toe dat wij de gemeenten niet in de kou laten staan en dat het kabinet zal bestuderen welke instrumenten noodzakelijk zijn voor een effectieve aanpak.

De heer Rutte heeft met betrekking tot de woningcorporaties gevraagd naar de realisatie van de 750 mln. De inzet van het kabinet is dat woningcorporaties een bijdrage leveren van 750 mln. Corporaties weten dat in de meerjarencijfers al een bijdrage was opgenomen met de betaalbaarheidsheffing. Dit is niet het moment om te speculeren over de vraag wat er moet gebeuren als... De inzet zal zijn om ook na deze kabinetsperiode corporaties te laten bijdragen aan de dijkaanpak. Het is een structurele ontwikkeling en dat komt naar mijn idee tegemoet aan de intentie van de heer Rutte.

De heer Tichelaar heeft gesproken over de topinkomens en hij wilde deze kwestie betrekken bij de onderwerpen voor de participatietop. Het kabinet wil op korte termijn met sociale partners de agenda voor de participatietop bespreken. Het zal de suggestie van de heer Tichelaar nadrukkelijk in zijn overweging betrekken.

De fractie van de ChristenUnie heeft een vraag gesteld over de brief van het Indonesische kabinet aan het Nederlandse kabinet. Wij hebben die brief inmiddels ontvangen. Het daarin verwoorde verzoek wordt serieus bestudeerd en de brief wordt op zo kort mogelijke termijn beantwoord.

Er is veel gesproken over de dubbele nationaliteit. Het is dan ook goed om daarover nog enkele opmerkingen te maken. Er is een duidelijk verschil tussen enerzijds het wetsvoorstel over de dubbele nationaliteit dat geldt voor mensen die tot Nederlanders genaturaliseerd willen worden en anderzijds de benoeming van bewindspersonen. Het kabinet zal de Kamer een nadere reactie geven op het wetsvoorstel voordat de stemming daarover plaatsvindt. Ik herhaal dat er voor de benoeming van bewindspersonen geen beletselen zijn en dat er geen twijfel is aan hun loyaliteit en integriteit. Voor het kabinet geldt artikel 3 van de Grondwet onverkort en dat zal zo blijven. Daarin staat dat alle Nederlanders op gelijke voet in de openbare dienst benoembaar zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het blijft eerlijk gezegd toch een beetje onduidelijk. De minister-president zegt dus dat datgene wat voor burgers gaat gelden, in ieder geval niet geldt voor de bewindslieden?

Minister Balkenende:

Ik wilde elk misverstand over deze kwestie wegnemen, dat heb ik zojuist ook in het debat geprobeerd. Het mag en kan niet zo zijn dat twee beëdigde bewindslieden te maken krijgen met onzekerheid over hun functioneren. Dat komt tot uitdrukking in artikel 3 van de Grondwet, dat ik zojuist heb geciteerd. Ik heb gezegd: laten wij deze discussies knippen. Het kabinet zal een reactie geven op de discussie over de meervoudige nationaliteit, los van de positie van de twee bewindslieden. Ik kom hierop nog terug bij mijn reactie op de motie van de heer Wilders op dit punt. Ik wil er geen misverstand over laten bestaan, geen onduidelijkheid. Volgens mij kom ik met wat ik hierover heb gezegd, helemaal tegemoet aan wat u vraagt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Volgens mij komt het helemaal niet tegemoet aan wat ik heb gevraagd, want ik heb gevraagd of er een scheiding wordt aangebracht tussen loyaliteit en dubbele nationaliteit. Ik heb u gevraagd om dit niet alleen voor de twee bewindslieden uit te spreken. Het is heel goed dat u hen even buiten de discussie laat, maar u kunt hier niet mee volstaan. Het is hoog tijd dat u ook in het geweer komt voor de een miljoen Nederlanders over wie steeds maar ongestraft wordt gezegd dat het bezit van twee nationaliteiten een gebrek aan loyaliteit betekent. U zegt nu steeds dat het mogelijk is dat het kabinet zal uitspreken dat een dubbele nationaliteit niet kan omdat je dan niet loyaal bent aan Nederland.

Minister Balkenende:

De discussie over het wetsvoorstel volgt nog, maar één ding moet heel duidelijk zijn. Er zijn argumenten naar voren gebracht op het punt van de meervoudige nationaliteit; die zullen tot uitdrukking komen in het stemgedrag van de fracties en in de reactie van het kabinet. Het punt van de loyaliteit is in die zin van een andere orde dat je, wanneer je in Nederland bent en de Nederlandse nationaliteit hebt, duidelijk maakt dat je loyaal bent aan de Nederlandse samenleving en de rechtsorde. Laat hier geen misverstand over bestaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ongeacht het bezit van een andere nationaliteit.

Minister Balkenende:

En wat het andere betreft, laten wij er enorm mee uitkijken om dat hiermee te vermengen. Je moet een zelfstandige discussie voeren over de wenselijkheid van een meervoudige nationaliteit en de consequenties daarvan, dat is iets anders dan discussies oproepen waarbij sommigen verweten zou kunnen worden dat zij niet loyaal zouden zijn. Dat heb ik goed begrepen.

Er is een ruim aantal moties ingediend. Ik begin met een bespreking van de motie van de heer Marijnissen op stuk nr. 12. Daarin verzoekt hij de regering, bij herkeuringen en de toelating tot de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen de keuringseisen die golden vóór 1 oktober 2004, toe te passen voor iedereen. Wij ontraden de Kamer om deze motie aan te nemen. Zij houdt het terugdraaien van de herbeoordelingsoperatie in, waarmee de grondslag voor het verhogen van de uitkeringen tot 75% van het laatst verdiende loon zou wegvallen. Hiermee wordt miskend dat een groot deel van degenen die weer arbeidsgeschikt zijn bevonden, inmiddels weer werk hebben gekregen. Ook wordt er miskend dat de regering voor de meest kwetsbaren in de groep waarop de heer Marijnissen doelt, 45+ op de peildatum, een forse maatregel heeft getroffen. Ik heb hierover ook in het debat al een oordeel gegeven.

In de motie op stuk nr. 13 wordt de regering verzocht, de ingeboekte bezuiniging van 50 mln. door invoering van het "profijtbeginsel cultuur" ongedaan te maken. Ook aanneming van deze motie ontraad ik, op basis van de afspraken in het coalitieakkoord. De invulling volgt nog en dan discussiëren wij graag verder met de Kamer.

De motie op stuk nr. 14, een verzoek om de taakstellende bezuiniging van structureel 155 mln. op het mbo ongedaan te maken. Wij ontraden de Kamer ook om deze motie aan te nemen. Het gaat om een maatregel voor de teldata in het mbo om de financiering van dit onderwijs beter in overeenstemming te brengen met het reële aantal onderwijsdeelnemers. Het is dus geen taakstellende bezuiniging, het bedrag van 145 mln. is de geschatte opbrengst. Deze kan meevallen of tegenvallen en dan bezien wij met inachtneming van de begrotingsregels wel wat wij met het resultaat zullen doen.

De motie op stuk nr. 15 betreft het instemmingsrecht van ondernemingsraden bij het beloningsbeleid van topbestuurders. Wij ontraden de Kamer om deze motie aan te nemen. Ik heb er vandaag al iets over gezegd en deze kwestie is uitvoerig besproken bij de behandeling van het wetsvoorstel-Harrewijn. Verdere aanscherping van de eisen brengt een reëel risico met zich mee dat bedrijven Nederland zullen verlaten, met alle gevolgen van dien voor de werkgelegenheid. In het coalitieakkoord hebben wij afgesproken dat er sprake zal zijn van een adviesrecht voor de ondernemingsraden. Wij merken nu al dit tot nogal wat commotie leidt, ook bij de bedrijven, maar wij zullen deze afspraak nakomen.

In de motie op stuk nr. 16 verzoekt de heer Marijnissen de regering, na afschaffing van de no-claim geen ander systeem van eigen betalingen voor noodzakelijke zorg in te voeren. Wij ontraden aanvaarding van deze motie want de afspraken zijn duidelijk. Wij hebben al aangegeven dat gehandicapten en chronisch zieken zullen worden uitgezonderd.

In de motie op stuk nr. 17 van de heer Marijnissen wordt gezegd dat een parlementair onderzoek naar de informatie die ten grondslag heeft gelegen aan het verlenen van politieke steun aan de oorlog tegen Irak gewenst is. Ik ontraad aanvaarding van deze motie op basis van de discussie die wij eerder vanavond hebben gevoerd.

In de motie op stuk nr. 18 van de heer Marijnissen wordt gesproken over de kermisexploitanten en over een onderzoek naar de financiële en maatschappelijke gevolgen van de voorgenomen btw-verhoging. Ik ontraad aanvaarding van deze motie want de afwegingen die worden bedoeld in het dictum maken altijd al onderdeel uit van het doen van voorstellen. Er wordt gekeken naar de consequenties. Uiteraard zullen bij de uiteindelijke vormgeving alle relevante aspecten en gevolgen worden meegewogen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil alleen maar even vaststellen dat wij al lekker samen op weg zijn!

Minister Balkenende:

De motie op stuk nr. 19 van de leden Rutte en Marijnissen betreft een toets naar de uitvoerbaarheid van de voorgestelde AOW-maatregelen. Ik heb daarover vandaag ook met de heer Rutte gesproken. Ik ontraad aanvaarding van deze motie omdat er altijd getoetst wordt op de houdbaarheid en de uitvoerbaarheid van maatregelen. Dat zullen wij hier ook doen als er een concreet voorstel ligt. In dit stadium echter ontraden wij aanvaarding van deze motie.

In de motie op stuk nr. 20 van de leden Rutte en Wilders wordt de regering verzocht, de helft van de groei van het ontwikkelingsbudget die het gevolg is van de stijging van het bnp aan te wenden via de defensiebegroting. Wij ontraden aanvaarding van deze motie omdat deze echt ingaat tegen de afspraken die in het akkoord zijn gemaakt. Uit de lach van de heer Rutte begrijp ik dat hij dit antwoord wel verwacht had.

In de motie op stuk nr. 21 van de heer Rutte c.s. wordt gesteld dat de te boeken efficiencywinst bij de uitvoerende diensten in de gehele veiligheidsketen inclusief AIVD niet dient te leiden tot een financiële korting op die diensten. Wij ontraden aanvaarding van deze motie. Wij vinden deze motie ook voorbarig want de invulling is nog niet gedaan. Maar waarom zouden deze diensten niet gekort mogen worden als zij nu ondoelmatig samenwerken? Het bedrag aan intensiveringen in de veiligheidsketen is groter dan de ombuigingen, dus misbaar is niet alleen voorbarig maar ook onnodig.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben vooral benieuwd naar de reactie van collega Van Geel want die was zo blij met het eerdere antwoord van de minister-president over ditzelfde thema. Ik heb geprobeerd om de gedachte van de heer Van Geel in een motie te verwoorden en nu blijkt de coalitie waarvan de partij van de heer Van Geel deel uitmaakt, dit af te wijzen. Natuurlijk zijn wij voor efficiency, maar zorg ervoor dat de te boeken winst in de politieorganisatie en in de veiligheidsketen blijft zitten. Dat vraagt deze motie, niets meer en niets minder! De minister-president houdt dus boven de markt dat er bezuinigd gaat worden op de politie. Ik ben daar ook bang voor want dat blijkt uit alle stukken. Met deze motie vraag ik het kabinet, duidelijkheid te geven dat er niet zodanig bezuinigd wordt dat het ook in financiële termen leidt tot een korting op de inzet.

Minister Balkenende:

Ik begrijp het standpunt van de heer Rutte. Dat debat hebben wij echter al gevoerd. Ik heb ook vanavond aangegeven hoe een en ander beoordeeld dient te worden. Ik blijf erbij dat in dit stadium aanvaarding van deze motie kan worden ontraden.

De motie op stuk nr. 22 van de heer Wilders is een motie van wantrouwen tegen de staatssecretarissen Albayrak en Aboutaleb. Ik vind deze motie fundamenteel strijdig met de vertrouwensregel. Ik vind de motie ook fundamenteel strijdig met mijn denken over loyaliteiten en met mijn vertrouwen in deze twee staatssecretarissen. Er is het nodige over gezegd. Bij een motie van wantrouwen is het niet gebruikelijk dat het kabinet daarover een oordeel geeft. U weet in ieder geval wel hoe ik tegen deze motie aankijk. Ik laat uiteraard het oordeel over deze motie aan de Kamer, maar hopelijk heb ik duidelijk aangegeven wat ik voel bij deze motie.

De motie op stuk nr. 23 van mevrouw Halsema en de heer Pechtold "verzoekt de regering, zowel de omvang van de fiscale vergroening, de omvang van de subsidies als bijvoorbeeld de verdeling binnen het MIT, te heroverwegen als dit nodig is om de klimaatdoelen te halen,". Ik ontraad aanvaarding van deze motie. Ik vind haar ook voorbarig. De precieze instrumenten staan nog ter discussie en de precieze effecten dus ook. Ik heb dat eerder vanavond al aangegeven.

De motie op stuk nr. 24 van mevrouw Halsema c.s. "verzoekt de regering, alleenstaande ouders niet vrij te stellen van de sollicitatieplicht maar te begeleiden bij het vinden van werk en daarbij de benodigde ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld in de vorm van scholing en deeltijdwerk,". Wij ontraden aanneming van deze motie. Het politieakkoord biedt ontheffing van de sollicitatieplicht, maar anders dan de huidige situatie maximeren wij de vrijstellingsperiode op zes jaar. Er geldt de verplichting tot scholing en er worden financiële stimulansen gecreëerd voor deeltijdwerk. Tegen die achtergrond kiezen wij voor onze benadering en ontraden wij aanneming van deze motie.

Met de motie op stuk nr. 25 wordt de regering verzocht om de Nederlandse politieke steun voor en de militaire assistentie aan de Amerikaanse oorlog in Irak te beëindiging. De aanduiding "Amerikaanse oorlog" kun je niet op deze manier gebruiken. Na de militaire interventie hebben wij te maken met het mandaat van de VN om op te treden en met het verzoek van de regering van Irak. Wat hier wordt gevraagd is niet aan de orde. Wij ontraden aanneming van deze motie.

Met de motie op stuk nr. 26 wordt de regering gevraagd om in overleg met wetenschappers, ethici en patiëntenorganisaties de implicaties in kaart te brengen van het moratorium op stamcelonderzoek op de voortgang en verbetering van onderzoek. Wij ontraden aanneming van deze motie. De effecten van het moratorium zijn duidelijk. Wij hebben vandaag eerder over dit onderwerp gesproken en ik heb aangegeven hoe wij hierover denken.

Met de motie-Pechtold/Rutte op stuk nr. 27 wordt gezegd dat het wenselijk is dat de volledige verantwoordelijkheid voor Antilliaanse en Arubaanse Zaken na afronding van de onderhavige wijziging van het Statuut terugvalt aan het moederdepartement Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Wij ontraden aanneming van deze motie. Het onderwerp zal vanzelf weer bij de volgende formatie aan de orde komen.

Met de motie-Pechtold/Halsema op stuk nr. 28 wordt de regering verzocht om het Deltaplan voor het Nederlandse Landschap welwillend te bezien en een additioneel investeringsprogramma uit te werken waarmee tekorten voor groen in en bij de stad worden aangepakt. Wij vinden deze motie voorbarig. Wij ontraden aanneming ervan. Ook onze inspanningen voor natuur en de ehs worden de komende maanden nader uitgewerkt.

Met de motie-Pechtold/Marijnissen op stuk nr. 29 wordt de regering verzocht om bij elke Nederlandse betrokkenheid in gewapend conflict tussentijdse evaluaties ter beschikking te stellen aan het parlement. Wij ontraden aanneming van deze motie. Artikel 100 heeft een ander karakter. Wat hier wordt gezegd, gaat duidelijk verder dan de procedure die artikel 100 met zich brengt. Daarom ontraden wij aanneming van deze motie.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil mijn verzoek best beperken tot het kader van artikel 100. Het gaat mij er alleen om dat de evaluatie die ingevolge artikel 100 is afgesproken ook bij het gestelde in artikel 5 van het NAVO-verdrag kan worden betrokken. Het gaat mij er om dat nadat Nederland betrokken is geweest bij een gewapend conflict wij op enig moment die betrokkenheid kunnen evalueren. Het doet er niet toe of de betrokkenheid politieke steun betrof of iets anders. Waarom zou u daar tegen zijn? Waarom zou u niet met mij zo'n verkenning kunnen uitvoeren?

Minister Balkenende:

Los van de vraag hoe zaken in de praktijk lopen en los van het feit dat al sprake is van evaluaties, zeg ik dat het artikel-100-kader zorgvuldig tot stand is gekomen. Wij hebben een- en andermaal met elkaar gesproken over de manier waarop deze procedure werkt. Daarom zeg ik: laat de situatie zoals die is. De huidige opzet blijkt te werken. Wij hebben in ieder geval geen behoefte aan deze motie

De heer Pechtold (D66):

Hoe kunt u nu zeggen dat er al evaluaties worden uitgevoerd? Wij zijn hier al een dag bezig om een evaluatie tegen te houden. Ik wil dat wij in de toekomst niet meer gepolitiseerde debatten hebben, omdat een partij in het verleden iets heeft gedaan. Als wij hierover vanavond een afspraak maken, hebben wij voortaan over zulke onderwerpen normale debatten.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven hoe ik over deze motie denk en dat de regering aanneming ervan in ieder geval ontraadt.

Met de motie-Pechtold c.s. op stuk nr. 30 wordt de regering verzocht om maatregelen te nemen en middelen ter beschikking te stellen om te bewerkstelligen dat binnen 100 dagen een pardonregeling voor de overgeblevenen van de "26.000" is opgesteld. De intentie is sympathiek. Wij gaan ons best doen, maar de uitvoering en het overleg vergen nog wel de nodige zorgvuldigheid. Het coalitieakkoord geeft aan welke elementen nodig zijn, wat de doelgroep is en het spreekt over overeenstemming met de VNG. Wij gaan met gezwinde spoed aan de slag. Aan deze motie hebben wij nu geen behoefte. Wij gaan gewoon doen wat in het coalitieakkoord staat.

De heer Pechtold (D66):

De hele dag wordt ons de hand toe gestoken en wordt gezegd: wij gaan het samen doen. Ik heb tot nu toe nog geen motie van wie dan ook horen noemen die een plus oplevert. Oké, 100 dagen is niet voldoende. Zegt u dan maar welk getal ik moet noemen voor de periode van nul dagen tot vier jaar waarin wij tot sluiting van dit dossier komen. Ik zeg dit ook richting PvdA. Ik wil gewoon horen wanneer wij hier eindelijk van af zijn. Mevrouw Verdonk zei elke keer: nog even, nog even, nog even. Daarmee begint u ook, want 100 dagen is kennelijk niet voldoende. Noem maar een aantal dagen.

Minister Balkenende:

Ik zeg: zo snel mogelijk. Ik ga mij nu niet binden aan een bepaalde termijn. Over dit onderwerp is zoveel gesproken, wij weten allemaal wat ons te doen staat. Dit is een ingewikkeld vraagstuk, waar snelheid moet worden betracht. Aan deze motie hebben wij geen behoefte.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 32 van de heer Pechtold. Zeer terecht wordt aandacht gevraagd voor de positie van de alleenstaanden, maar dat gebeurt net zo goed bij voorbereiding van bijvoorbeeld de koopkrachtontwikkelingen en beleidsmaatregelen. Het kabinetsbeleid houdt altijd rekening met alle types huishoudens, waarin wij evenwichtig willen optreden. Tegen deze achtergrond hebben wij geen behoefte aan een apart in kaart brengen daarvan, dat is gewoon onderdeel van het reguliere beleidsvoorbereidingsproces.

De motie op stuk nr. 32 van mevrouw Thieme ontraden wij. Het coalitieakkoord kent algemene doelstellingen. Hoe die kunnen en moeten worden ingevuld, is voorwerp van onderzoek en overleg. Het is niet zinvol, nu voor een aparte branche doelstellingen vast te stellen.

Over de motie op stuk nr. 33 het volgende. Het kabinet is niet voornemens een specifieke stimuleringsregeling in het leven te roepen voor het bevorderen van de ontwikkeling van vleesvervangers. Voor zover de ontwikkeling van vleesvervangers onder speur- en ontwikkelingswerk valt, bestaat er al een faciliteit in de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO). Bedrijven die zich bezighouden met de ontwikkeling van technologische vernieuwingen krijgen een vermindering van de af te dragen loonbelasting en premie volksverzekeringen. In het regeerakkoord is afgesproken dat de WBSO wordt verbreed. Het kabinet ontraadt daarom deze motie.

De motie op stuk nr. 34 wordt door ons ontraden, want de verantwoordelijkheden zijn nu al duidelijk vastgelegd tussen LNV en VWS.

De motie op stuk nr. 35 ontraden wij. Gekozen is voor decentrale vaststelling van het RO-beleid door provincies en gemeenten, binnen het kader van de spelregels van de Nota Ruimte. Het is niet wenselijk daarop thans tendensen los te laten die centraliserende ontwikkelingen zouden kunnen impliceren.

De motie op stuk nr. 36 heeft een landelijke strekking. Daarover zijn afspraken gemaakt in het kader van het coalitieakkoord. Ik onderlijn dat het benoemingsbeleid een zaak is van de verantwoordelijkheid van gemeenten. De huidige praktijk is delicaat, maar evenwichtig. Wij hebben gepoogd, met de formulering in het coalitieakkoord een handreiking te bieden. Wij hebben daarom geen behoefte aan deze motie.

De heer Van der Vlies (SGP):

De wetsgeschiedenis is bekend. Destijds is een afspraak gemaakt over hoe dat zou moeten gaan, waarover overleg is gevoerd met de gemeenten. Ik vermag niet in te zien, waarom de intentie uit het regeerakkoord niet ook met de VNG kan worden gecommuniceerd. Ik respecteer de eigen verantwoordelijkheid die daar ligt, maar als overheidslagen ben je toch met elkaar in gesprek over dit soort majeure kwesties?

Minister Balkenende:

Het is heel goed dat het gesprek plaatsvindt. Wij hebben nu uitvoerig gesproken over wat in het coalitieakkoord staat. Daarbij hebben wij nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van gemeenten voor het personeelsbeleid onder woorden gebracht. Ik hoop dat zaken in goed overleg aan de orde kunnen worden gesteld. De rechtszekerheid van toekomstige gewetensbezwaarde ambtenaren zou vanuit de landelijke overheid geïnitieerd moeten worden, terwijl wij juist hebben gezegd dat er oog moet zijn voor de praktijk en voor de verantwoordelijkheid op gemeentelijk niveau. Als het nodig is kunnen wij ook nog handreikingen doen. Het lijkt ons goed de weg in te slaan zoals die is neergelegd in het coalitieakkoord in plaats van nu een motie aan te nemen die heel snel een landelijke implicatie zou kunnen hebben. Ik hoop dat u daarvoor begrip heeft.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat begrip wil ik graag hebben, maar ik heb mijn ogen niet dicht voor de discussies die zich momenteel in diverse gemeenteraden voltrekken. Je rolt over de berichten heen van gemeenten waarin door bepaalde partijen moties worden ingediend. Dat is natuurlijk het goed recht van die partijen en dat wil ik ook niet betwisten, maar punt is wel dat daardoor de kogel door de kerk gaat en er een ander beleid wordt geïnitieerd dan vanuit het agreement uit 2000 is ontstaan en waar ik mee kon leven. Dat wordt nu gebruuskeerd.

Minister Balkenende:

Ik hoop dat gemeenten er met wijsheid mee om zullen springen. Wij moeten onderkennen dat het beleid ten aanzien van de benoeming van ambtenaren van de burgerlijke stand ook een verantwoordelijkheid is van de gemeenten zelf. Daar hebben ze een eigen verantwoordelijkheid in en daar moeten wij niet in willen treden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Bent u dan niet bereid om tegen de gemeenten te zeggen: wij zien de interpretatie van dit punt vanuit de wetsgeschiedenis zoals ik die vanmiddag namens het kabinet heb geformuleerd? Dat zou toch kunnen?

Minister Balkenende:

Er zullen gemeenten zijn die in de toekomst alleen ambtenaren van de burgerlijke stand willen benoemen die bereid zijn om ook homohuwelijken te voltrekken. Er zullen ook gemeenten zijn die nadrukkelijk ruimte willen bieden aan ambtenaren van de burgerlijke stand met gewetensbezwaren. Dat is een stukje vrijheid die bestaat op lokaal niveau. De vraag is of wij die vrijheid willen erkennen. En dat doen wij, omdat wij zeggen dat het een verantwoordelijkheid is op dat niveau om over te gaan tot de benoeming van ambtenaren van de burgerlijke stand.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. De premier gaat nu 100 dagen praten met alle mogelijke maatschappelijke organisaties. Hij heeft eerder vandaag woorden gesproken over het goed samenwerken tussen oppositie en regering. Ik wil hier dan toch wel gezegd hebben dat het mij opvalt dat het kabinet de aanneming van alle 25 moties ontraadt. Er zitten ook moties bij die echt geen ingrijpende maatregelen vragen; die vragen alleen om een onderzoek of om ergens naar te kijken. Dit valt mij werkelijk op. En dat voor een kabinet dat zegt binnen 100 dagen met de hele samenleving te willen overleggen en dat aangeeft zo graag met de oppositie te willen samenwerken. Mijnheer de minister-president, ik herinner mij ook kabinetten die u leidde, waarbij u probeerde om zeker moties die niet het kabinetsbeleid deden ontsporen, gewoon te steunen om op die manier tot een goede samenwerking met de oppositie te komen. Dit helpt niet.

Minister Balkenende:

Ik begrijp de opmerking van de heer Rutte. Wij hebben een inhoudelijk oordeel gegeven over de moties. Als een motie past binnen de visie die wij hebben, zullen wij ook aangeven dat wij er achter kunnen staan. Dat lag nu wat anders, maar ook dat hoort nu eenmaal bij het politiek debat en de democratie. Het zou toch merkwaardig zijn als wij nu een soort quotum moeten hanteren van moties die wat ons betreft wel of niet aangenomen zouden moeten worden. Dat kan toch ook niet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag over de motie van de heer Van der Vlies over de gewetensbezwaarde ambtenaar van de burgerlijke stand. Ik begrijp heel goed dat de minister-president zegt dat gemeenten hun eigen bevoegdheden hebben als het gaat om hun aannamebeleid. Ik heb hem dan toch wel goed begrepen dat op basis van de formuleringen die op dit punt in het coalitieakkoord staan, er ook in de toekomst altijd ruimte moet zijn voor gemeenten om eventueel gewetensbezwaarde ambtenaren aan te nemen? Die ruimte is er toch?

Minister Balkenende:

Ja.

De heer Slob (ChristenUnie):

Bent u dan ook bereid om die uitleg in de richting van de VNG onder woorden te brengen?

Minister Balkenende:

Ik denk dat het heel goed is om in de contacten die wij met de VNG hebben, ook dit onderwerp te bespreken. Als ik hier zeg dat het een verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf is om de ambtenaren van de burgerlijke stand te benoemen, dan betekent dit dat ook de aspecten waarop u doelt, dan aan de orde kunnen worden gesteld. Dat is evident.

Mevrouw de voorzitter. Ik kom tot een afronding. Wij zijn aan het eind gekomen van een lange en wat het kabinet betreft waardevolle dag. Vandaag heeft het nieuwe kabinet zich aan uw Kamer gepresenteerd. Wij, kabinet en Kamerfracties, hebben ons vandaag in dit debat uitgesproken over de zaken die voor ons wezenlijk zijn. Wij hebben onze overtuigingen blootgelegd en argumenten uitgewisseld. Dat is de kern van de democratie. Ik wil namens het kabinet alle afgevaardigden van harte dankzeggen voor hun inbreng. Er zijn de nodige verschillen van inzicht aan bod gekomen vandaag, maar er is ook iets wat ons allemaal verenigt. Dat is een warm kloppend hart voor onze samenleving en de overtuiging dat wij samen verantwoordelijkheid dragen voor iets buitengewoon kostbaars: de toekomst van Nederland. Het kabinet steekt de hand uit naar iedereen die wil meebouwen aan de toekomst. Wij hebben iedereen nodig en ieders bijdrage is welkom. Wij werken samen, wij leven samen. Het zijn niet verschillen van opvatting tussen mensen en in cultuur die een probleem vormen. Integendeel, die verschillen horen bij een levendige democratie. In die geest ziet het kabinet uit naar een vruchtbare samenwerking met de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor de antwoorden in tweede termijn. Ik stel voor, over vijf minuten te gaan stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven