Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek teneinde een bijdrage te leveren aan het voorkomen van het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld jegens of van enige andere vernederende behandeling van kinderen in de verzorging en opvoeding (30316), en over:

- de motie-Kant over voorstellen voor opvoedingsondersteuning voor ouders (30316, nr. 7).

(Zie vergadering van 13 september 2006.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Deze wijziging van het Burgerlijk Wetboek geeft het belangrijke signaal af dat geweld in de opvoeding niet gepast is. Ouders en opvoeders die moeite hebben met de opvoeding, moeten een beroep kunnen doen op opvoedingsondersteuning. Het kabinet maakt op dit moment serieus werk van de inrichting in gemeenten van centra voor jeugd en gezin. Daar dient die opvoedingsondersteuning primair aan de orde te zijn. Daar moeten ouders ook heen kunnen gaan om een beroep te doen op opvoedingsondersteuning. De CDA-fractie is een hartgrondig voorstander van deze wetswijziging en de centra voor gezin en jeugd. Het zijn echter gemeentelijke centra en de motie van mevrouw Kant, waarin de regering wordt opgeroepen om het recht op opvoedingsondersteuning te erkennen, moet in de centra voor jeugd en gezin gestalte krijgen. Wij laten dat echter graag over aan het overleg tussen kabinet en gemeenten. Dat is de reden dat wij de motie overbodig vinden.

De artikelen I en II en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kant (30316, nr. 7).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA en D66 voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven