Aan de orde is de gezamenlijke behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2006 (30300 XIII);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2006 (30300 D).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Voorzitter. Wat is werkelijkheid en wat is schijn? Vandaag behandelen wij de begroting van het ministerie van Economische Zaken, het departement dat bij uitstek geschikt zou moeten zijn als belangenbehartiger voor het bedrijfsleven. Wat is echter werkelijkheid en wat is schijn? Het kabinet-Balkenende II lijkt hart te hebben voor het gehele Nederlandse bedrijfsleven, maar de werkelijkheid is dat de Nederlandse overheid vooral de bondgenoot is van de beursgenoteerde bedrijven. De agenda van deze minister blijft akelig leeg als het gaat om de dagelijkse zorg van de gewone ondernemer. Dat is jammer, want ook het ondernemerschap van het midden- en kleinbedrijf moet worden ondersteund. De PvdA-fractie wil juist die ondernemers een steun in de rug geven. Het mkb is van ongelooflijk groot belang voor onze samenleving, in de eerste plaats natuurlijk wegens de werkgelegenheid. Daarnaast is het mkb een sterk samenbindende factor in de samenleving. Ondernemers zijn actief in het verenigingsleven en in allerlei maatschappelijke geledingen. Het mkb heeft niet alleen economische betekenis, maar is een maatschappelijke factor van belang. Wat te denken van de kleur en fleur van onze binnensteden en winkelcentra? Het is toch vooral de detailhandel die daarvoor zorgt. Het mkb is het cement van de samenleving. De PvdA-fractie is van mening dat het ministerie van Economische Zaken ook de belangen moet behartigen van het mkb. Economische Zaken heeft nagenoeg geen financiële middelen, en moet dus invloed uitoefenen op andere ministeries, om ondernemersvriendelijk beleid te maken. Economische Zaken is echter een soort ANWB-bord geworden voor de ondernemer. Hebt u last van de Belastingdienst? Dan moet u bij Financiën zijn. Wilt u met een uitkering een onderneming starten? Sorry, maar daar gaat EZ niet over, dan moet u bij SZW zijn. Ondernemerschap stimuleren in het landelijk gebied? Helaas, daar gaat EZ niet over, daarvoor moet men bij LNV aan de bel trekken.

De voorzitter:

Mevrouw Smeets is nog maar nauwelijks op gang gekomen of de heer Aptroot heeft al een vraag voor haar.

De heer Aptroot (VVD):

Mevrouw Smeets staat daar zo mooi in het rood, en tart mij nu zo, dat ik dacht: ik moest maar gelijk aan de bak.

Ik hoor een heel verhaal over het mkb, maar mevrouw Smeets vergeet even wat er voor het mkb wordt gedaan. Niet alleen is de vennootschapsbelasting verlaagd, maar ook is de vrijstelling binnen de inkomstenbelasting voor de kleine ondernemers verhoogd. Ook is de positie van zzp'ers verbeterd en is de garantieregeling uitgebreid. Er zijn dus een heleboel lasten weggenomen. Mevrouw Smeets zegt dat het kabinet zo weinig doet voor het mkb, maar laat zij dan eens twee of drie punten uit de tegenbegroting van de PvdA-fractie noemen die gunstig zijn voor het mkb. Ik heb het eerder aan de PvdA-fractie gevraagd, maar het antwoord is: nul.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Ik ben blij dat u deze vraag stelt, want dan kan ik nog eens met nadruk wijzen op onze betere begroting, die lastenverlichting oplevert voor het bedrijfsleven. De mkb'er is het meest gebaat bij de subsidie die wij willen verlenen op loonkosten. Wij slaan dan twee vliegen in één klap, want alle mkb'ers die bijvoorbeeld jongeren in dienst nemen op het minimumloon zijn gevrijwaard van de sociale premies. Ook willen wij mkb'ers tegemoet komen die ouderen in dienst nemen. Ik heb uit de media begrepen dat uw partij ook aandacht vraagt voor senioren.

De heer Aptroot (VVD):

Kijk, dat is typisch PvdA: volop subsidieregelingen, maar noemt u nu eens één algemene maatregel, waarbij het bestaande mkb voordeel heeft van plannen van de PvdA-fractie. MKB Nederland heeft mij verteld, er niets van te zien bij de PvdA-fractie. Men is blij dat de PvdA niet in de regering zit.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Wij komen later nog wel terug op welke mkb'ers ik spreek. Zoals ik al zei, laat onze betere begroting heel duidelijk zien dat wij wel oog hebben voor het mkb. Ik zal één maatregel noemen, voordat ik doorga met mijn betoog: wij zijn voor afschaffing van de werkgeversbijdrage aan de kinderopvang. Ik denk dat met name het mkb daar zeer bij gebaat is.

Voorzitter. EZ bloedt voor de Vpb-verlaging. Deze minister en zijn staatssecretaris betalen mee aan het prestigeobject van staatssecretaris Wijn. Een ondernemer wist het heel beeldend onder woorden te brengen. Hij zei: "als ik zie wat er de komende maanden op mij als ondernemer afkomt, dan lijkt het wel of ik in een slechte film ben beland". De hoge verwachtingen van de ondernemers zijn uitgelopen op een ontgoocheling. De ondernemer is zo langzamerhand meer tijd kwijt met het volgen van de laatste ontwikkelingen dan met ondernemen. Er is geen sprake van administratieve lastenverlichting. Onlangs heeft de Koninklijke Metaalunie met 11.000 aangesloten metaalbedrijven een enquête uitgevoerd onder haar leden. 75% van de metaalbedrijven geeft aan, niets te merken van een reductie. Er is zelfs sprake van een toename. Er worden inderdaad regels afgeschaft, maar het aantal nieuwe regels en veranderingen dat op de ondernemers wordt afgevuurd, is echt schrikbarend. Denk aan de nieuwe zorgverzekering, de invoering van de levensloopregeling, de afschaffing van prepensioen en VUT, de overheveling van de inning van de sociale premies van UWV naar de Belastingdienst, het nieuwe WAO-stelsel, de regels rondom de auto van de zaak. Het is veel te veel en het gaat te snel, waardoor men het gevoel van controle kwijtraakt. Betrokken adviseurs spreken in dit verband ook wel over een big bang die op het bedrijfsleven afkomt.

Voorzitter. De ondernemer verwacht van deze minister juist compassie met de ondernemer, maar deze minister is zo hard bezig met zijn hervormingsagenda dat hij niet ziet dat alle hervormingen tegelijk te veel is. Hij had beter bij zijn collega's Hoogervorst en De Geus om fasering van de hervormingen kunnen vragen. Ook had deze minister zich vooraf moeten verzekeren van inzicht in de effecten van de hervormingen op ondernemerslasten. Zo weet bijvoorbeeld geen enkele ondernemer op dit moment wat hij volgend jaar kwijt is aan de zorgverzekering. De PvdA-fractie zou begin volgend jaar graag een brief zien van deze minister, waarin de Kamer wordt geïnformeerd over uitvoeringsgevolgen van de herzieningen voor de ondernemer.

Verlaging van de vennootschapsbelasting klinkt mooi, maar was dit nu het grote probleem van het midden- en kleinbedrijf? Ik dacht het niet. Onlangs nog sprak ik met ondernemer Meens van de Alfa Brouwerij in het plaatsje Schinnen, een ondernemer met 40 werknemers. De belastingdruk is niet waar deze ondernemer mee zit. Hij maakt zich veel meer zorgen over de toename van administratieve lasten en de toegenomen complexiteit van de regelgeving. Deze ondernemer gaf aan: je ontkomt er niet meer aan, voor alles moet je een deskundige inhuren. Zorgelijk is ook de opmerking van deze ondernemer dat hij niet weet of hij het zijn kinderen, die nu nog op de basisschool zitten, moet aandoen om de onderneming te zijner tijd over te nemen.

Voorzitter. Ik praat vaak en veel met individuele ondernemers.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Dat is heel leuk, maar ik heb ook contacten...

Mevrouw Smeets (PvdA):

Nou, zo leuk is het niet, maar goed.

De heer Aptroot (VVD):

Ik bedoel dat het heel leuk is dat zelfs PvdA-leden soms contact hebben met het bedrijfsleven en het mkb. Misschien is mevrouw Smeets een goede uitzondering. De heer Meens van Alfa Brouwerij heeft mij deze week een mailtje gestuurd, waarin hij het VVD-voorstel om te komen tot één algemene inspectie- en controledienst de oplossing voor het overgrote deel van zijn problemen noemde. Dus, mevrouw Smeets, doe iets positiefs en sluit u zich aan bij het VVD-plan, dan realiseren wij echt wat.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Voorzitter. Ik ken dat plan voorlopig alleen uit de media, dus ik ben erg benieuwd naar de bijdrage van de heer Aptroot. Ik kom er op terug op het moment dat hij zijn bijdrage levert.

Ik praat vaak en veel met ondernemers. Mij valt op dat ik blijkbaar andere ondernemers spreek dan deze minister en de staatssecretaris. Onlangs liet de staatssecretaris in een interview in HP/De Tijd nog weten dat zij ondernemers ontmoet, die tegen haar zeggen: ga zo door. Ik moet de eerste mkb'er nog tegenkomen die dat zegt over dit kabinet! Realiseert deze minister zich dat veel zelfstandige ondernemers een inkomen onder de armoedegrens hebben? Niet voor niets neemt het aantal faillissementen schrikbarend toe. Veel ondernemers zijn niet meer verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, want dat is te duur. Recente cijfers tonen aan dat nog maar één op de tien ondernemers verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid. Wij vragen aandacht voor die ondernemers die dreigen om te vallen. Wij vragen ook om extra aandacht voor de ondernemers bij bijvoorbeeld schuldhulpverlening. Is de minister of de staatssecretaris bereid om dit op te pakken? Wordt het niet tijd dat deze minister gaat praten met zijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Anderhalf jaar na afschaffing van de Waz moeten wij constateren dat slechts één op de tien ondernemers verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid.

Om de ondernemer in het midden- en kleinbedrijf een helpende hand toe te steken, doet de PvdA-fractie een aantal voorstellen. Soms heeft de ondernemer net die kleine financiële steun in de rug nodig om te overleven, maar dan stuit deze ondernemer op de onmogelijkheden van de kredietmarkt. Ondernemers komen nauwelijks in aanmerking voor kleine kredieten, want die zijn doorgaans te duur voor banken. Is de staatssecretaris bereid om de BBMKB-regeling uit te breiden, juist voor kleine kredieten? Is zij ook bereid om hierover een akkoord met de banken te sluiten, zodat de banken de financiering van kleine kredieten zo snel mogelijk waar kunnen maken?

Er moet meer aandacht komen voor particulieren die willen investeren in een bedrijf. Voorgesteld wordt om in samenwerking met de banken de bankvariant van de Tante-Agaathregeling weer aantrekkelijk te maken. Al in de loop van 2004 had de Kamer de evaluatie van de Tante-Agaathregeling moeten ontvangen. Zij heeft de evaluatie echter nog niet gezien. Dringend verzoek ik om ook dit aspect van de regeling in uw evaluatie op te nemen.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Voorzitter. Over welk probleem heeft mevrouw Smeets het in haar eerste voorstel? Banken zijn overgegaan op standaardproducten en de Postbank maakt een bepaalde ontwikkeling door. Voor welk probleem denkt mevrouw Smeets een oplossing te hebben?

Mevrouw Smeets (PvdA):

Op dit moment zien wij dat er een grote run is op de BBMKB-regeling. Dat klopt. Daar zijn wij ook heel blij om. Daarom heeft de staatssecretaris die regeling onlangs ook verhoogd tot 530 mln. In de begroting van het ministerie van Economische Zaken staat dat er 385 mln. voor de BBMKB-regeling is gereserveerd. Daar moet ik bij zeggen dat er een ander potje is gekomen voor een garantiefaciliteit. Dat is alleen bestemd voor een andere doelgroep. Veel mkb'ers zitten in de creatieve industrie. Zij worden gestimuleerd om gebruik te maken van de BBMKB-regeling, maar ik ben bang dat wij met die 385 mln. in een vijver komen te vissen waar veel meer ondernemers dan nu geld uit moeten krijgen. Het gereserveerde bedrag voor 2005 is 530 mln. Daarom zeg ik dat de BBMKB-regeling zo'n succes is en dat wij er wat aan moeten doen, vooral aan het kleine krediet.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Dan is het toch helder? U vraagt alleen maar om meer geld. Het gaat niet om de microkredieten, want je kunt op elke wijze via het garantiefonds microkredieten krijgen, of het nu om € 1000 of € 50.000 gaat. Het garantiefonds is opgehoogd en biedt mogelijkheden te over aan ondernemers.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Dat is correct, maar ik los graag twee problemen op. Banken zijn niet happig op bijvoorbeeld allochtone of andere ondernemers die vaak een krediet nodig hebben van bijvoorbeeld € 10.000. Daar horen de innovatieve bedrijven niet bij. Ik hoop dat die binnenkort goed bediend kunnen worden uit het financieringsfonds. Ik vraag deze staatssecretaris om enerzijds het plafond te verhogen en anderzijds het met de banken op een akkoordje te gooien. Dat klinkt niet netjes, maar ik bedoel dat het goed zou zijn als de staatssecretaris ze aansprak op hun eigen verantwoordelijkheid en de verstrekking van kleine kredieten stimuleerde.

Samen met deze minister zijn wij er zeer verheugd over dat de innovatievouchers het zo goed doen bij het mkb. Alom lof daarvoor. De fractie van de PvdA ziet graag dat er een volgende stap wordt gezet. Daarom stelt zij voor om mkb'ers die door middel van een innovatievoucher een goed product hebben, te helpen bij het zetten van de laatste en voor sommigen moeilijke stap richting markt door hun ook marketingvouchers ter beschikking te stellen. Mkb'ers kunnen deze vouchers verzilveren bij marketingdeskundigen van kennisinstellingen en grote bedrijven. Kennis, kunde en kassa, daar gaat het toch om? Wil de minister dit idee omarmen?

De PvdA is teleurgesteld dat dit ministerie niet veel meer werk maakt van de groeimarkt China. Iedereen spreekt over China, maar in de EZ-begroting wordt China welgeteld één keer genoemd. Ga je wel of niet in China aan de slag? Dit kan een vraag zijn waarover ondernemers, zeker de kleinere, behoorlijk kunnen tobben. De grote multinationals redden zich wel. Philips, ING en Heineken hebben al grote deals gesloten. DSM heeft onlangs aangekondigd de komende vijf jaar zijn omzet te verdubbelen tot 1 mld. maar wie stimuleert het mkb op deze groeimarkt? Er zijn veel initiatieven, maar toch zouden wij graag zien dat EZ hierin een leidende rol speelt. Is de minister bereid om hieraan een actieve bijdrage te leveren? Namens mijn fractie heb ik een amendement ingediend waarin wij 5 mln. vrijmaken om juist het mkb te stimuleren om zich te begeven op deze gigantische groeimarkt. China niet als groot gevaar maar juist als uitdaging.

Gezonde bedrijvigheid in achterstandswijken kan vaak een hele verfrissing zijn voor zo'n wijk. Tijdens de behandeling van de Rotterdamwet heeft mijn collega Adelmund hieraan ook veel aandacht besteed. Vorige week hebben wij plotseling en definitief afscheid van Karin Adelmund genomen. Voor haar dood hebben zij en ik, in samenspraak met de fractie, besloten om haar motie weer aan de orde te stellen bij de EZ-begroting. In navolging van de succesvolle kansenzoneregeling in Rotterdam stelt de PvdA voor om 25 mln. beschikbaar te stellen uit het FES voor investeringen in het ondernemingsklimaat in achterstandswijken van alle Nederlandse gemeenten waar sprake is van achterstand. De gemeente wordt geacht zelf 50% erbij te leggen, waardoor dus in totaal 50 mln. beschikbaar komt. De stimuleringspremie kan op verschillende manieren worden ingezet, bijvoorbeeld voor het opknappen van bedrijfspanden, voor investeringen in de veiligheid voor ondernemers of voor investeringen in het starten van bedrijfsverzamelgebouwen, zodat jonge starters adequate maar goedkope huisvesting hebben.

Vanuit de wijk maak ik de overgang naar de regio, en wel naar het gebiedsgericht economisch beleid. In de nota Pieken in de Delta heeft het kabinet een omslag in het regionaal economisch beleid gemaakt. Versterking van de kracht van de regio's in plaats van achterstandenbeleid. Wij hebben destijds aangegeven dat wij vanuit het rechtvaardigheidsoogpunt alle regio's willen versterken. In het debat heeft de staatssecretaris dit overgenomen door aan te geven dat elke regio een basiskwaliteit moet hebben. Beschikt elke regio echter wel over een zogenaamde basiskwaliteit?

In de discussie over de EU-structuurfondsen laat het kabinet telkens weer horen dat rijke landen hun eigen achtergestelde regio's moeten ondersteunen. Wij vragen de minister en de staatssecretaris of dit wel in voldoende mate gebeurt en of de basiskwaliteit op orde is in het noorden van het land of in Limburg. Wordt de werknemer van Avebe in Oost-Groningen of de NedCarmedewerker in het Limburgs Born wel voldoende ondersteund?

In dit kader is het ook van belang om de scholing van zittende werknemers te ontwikkelen. Gezien het belang van een goed opgeleide beroepsbevolking voor het behoud maar ook voor de groei van werkgelegenheid toont het kabinet op dit terrein een bijna apathische houding. Want wat zien wij? OCW richt zich vooral op de nieuwe toetreders op de arbeidsmarkt, terwijl Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich vooral verantwoordelijk voelt voor de toeleiding van werklozen en arbeidsongeschikten. Dat is ook belangrijk, maar wie in het kabinet bekommert zich nu om de zittende werknemer? Scholing van werknemers is de beste sociale zekerheid in onze ogen.

Over de financiële middelen rond de nota Pieken in de Delta hebben wij feitelijke vragen gesteld, die naar ons oordeel niet naar behoren zijn beantwoord. De PvdA zou graag voor morgen geïnformeerd worden over de verdeling van de jaren 2006-2010. Wat was er beschikbaar? Wat is er nu beschikbaar? En is er sprake van bezuinigingen als wij spreken over regionaal economisch beleid?

De aangewezen sleutelgebieden zijn voor onze concurrentiepositie van groot belang. Het kabinet heeft voor vier sleutelgebieden in totaal 20 mln. beschikbaar. Dit relatief lage bedrag staat in schril contrast met de 130 mln. voor het topinstituut Farma. Hoe beoordeelt de minister die verhouding? Is er sprake van een goede balans tussen enerzijds 20 mln. voor vier sleutelgebieden en anderzijds 130 mln. voor één topinstituut?

Zoals ik al in mijn inleiding heb gemeld, is het mkb voor ons allen zeer belangrijk, niet alleen economisch, maar ook maatschappelijk. Deze bedrijven zijn sterk geworteld in de Nederlandse samenleving, wat de kans op vertrek naar het buitenland verkleint. Samen met de minister en de staatssecretaris roept de PvdA-fractie op om juist die mkb'ers te helpen. Wij zijn al trots op al die ondernemers die het dag in, dag uit moeten waarmaken, maar wij willen nog trotser worden op ons ondernemersland. Geen schijn, maar werkelijkheid.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Voorzitter. Waar mevrouw Smeets alle ondernemers toespreekt, spreekt hier zelf een ondernemer. Misschien komt daarmee de ambitie wat meer tot uitdrukking.

Ondernemerschap past in de veranderende wereld zoals die zich vandaag ontrolt. Het stelt mensen in staat om zich te ontplooien, maar vooral ook om verantwoordelijkheid te nemen. Ondernemerschap stimuleert de integratie en bevordert de inburgering. De CDA-fractie ziet een onderneming als een duurzaam samenwerkingsverband van mensen, gericht op continuïteit.

Ondernemerschap vertaalt zich in Azië en Oost-Europa in forse groeicijfers. De economische zwaartepunten verschuiven en bieden voor Nederland en voor Nederlandse ondernemers nieuwe mogelijkheden. Nieuwe markten worden ontwikkeld voor Nederlandse ondernemers door de snelle groei van de economie en de koopkracht, onder andere op het gebied van milieutechniek, waterkennis, logistiek, bancaire diensten, agro-science en dergelijke. Gisteren heeft de minister gezegd dat voor deze sectoren ook kansen liggen in Rusland. De ontwikkeling gaat dus verder dan Oost-Europa en China.

De economische groei voor de Europese Unie en Nederland ziet er voor 2006 gelukkig positief uit. De koopkrachtverbetering is goed voor de stimulering van de binnenlandse vraag en geeft perspectief aan de sectoren detailhandel, horeca, toerisme en recreatie. Er kan dus weer worden geïnvesteerd. Om die groei te bereiken is het van belang dat het Lissabonproces om concurrerend te zijn, niet alleen in Nederland maar ook op de wereldmarkt wordt doorgezet via nationale actieplannen. Nederland loopt voorop in de uitvoering. Met het Innovatieplatform is een aanzet gegeven om tot een attitudeverandering te komen in Nederland. De vraag is echter wat de andere Europese landen doen om de Europese concurrentiekracht te versterken. Hoe wordt dit proces geïnspireerd en geactiveerd? Is er ook in Europa wel voldoende gevoel van urgentie dat er een snelle economische herschikking gaande is?

Economische groei komt van ondernemers die investeren, risico nemen en voor nieuwe werkgelegenheid zorgen. Ondernemerschap speelt een vitale rol om welvaart en welzijn in Nederland te bevorderen. Daarom is het essentieel dat het vestigingsklimaat in Nederland wordt versterkt en dat de belemmeringen direct worden weggenomen.

Ik loop langs drie elementen die voor de CDA-fractie van cruciaal belang zijn: innovatie, eerlijke concurrentie en vertrouwen in het ondernemerschap.

Bij innovatie is vernieuwen het sleutelwoord in veranderende concurrentieverhoudingen. Bij de vorige begroting hebben wij de kansenzones geïntroduceerd voor versnelling van technologiebedrijvigheid: minder regels, meer eigen verantwoordelijkheid en nieuwe werkgelegenheid. In welke mate is de dynamiek in Nederland toegenomen in termen van nieuwe ondernemers, nieuwe werkgelegenheid en groei van de export? Wat hebben wij geleerd van de kansenzones?

Met het investeren van de extra FES-gelden in de drie onderzoeksinstituten beoogt de CDA-fractie succesvol samenwerken te belonen. Dat hebben wij ook gezegd bij de algemene politieke beschouwingen. Het gaat om nanotechnologie, het Center for Molecular Medicine en het EU-regionaal Ion Therapy Institute. Publiek-private samenwerking op technologische processen is succesvol en biedt nieuwe mogelijkheden om de concurrentie te versterken. Kennisoverdracht naar het mkb is daarbij het kernpunt wat ons betreft van kennisinstituten, universiteiten, hbo, mbo en vmbo.

Grensoverschrijdende samenwerking tussen universiteiten en kennisinstellingen past in de visie van het CDA in een Europese markt. Kan de minister aangeven hoe dit zich ontwikkelt? Waar moet dit proces nog geactiveerd worden zodat het blijft rollen?

De Lissabonagenda geeft aan dat investeringen in research en development omhoog moeten. Daar ligt dus een verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven, maar ook een mogelijkheid. Voor mkb-bedrijven is financiering van nieuwe technologietoepassingen vaak niet te realiseren. Er wordt wel gesproken van een financieringsgat. De kunst is om een financieringsbron te ontwikkelen waarin venture capital, pensioenfondsen, banken en vermogensfondsen worden ingezet om die vernieuwing te versnellen; een innovatiefonds waar ondernemers projecten indienen die door ondernemers en wetenschappers op basis van heldere criteria worden beoordeeld. Zo zou naar analogie van de zogeheten American Science Foundation een forse impuls kunnen worden gegeven aan de kenniseconomie en in het bijzonder aan het mkb. In dat Amerikaanse fonds zit ongeveer 5 mld. en er worden jaarlijks tienduizend investeringsplannen ingediend. De kapitaalsinjectie duurt over het algemeen, zonder allerlei ingewikkelde regels, drie jaar en dan moet het project op eigen benen staan. Dat betekent dat na drie jaar geen monitoring en verslaglegging plaatsvindt. De inbreng van het geld is marktconform. Wij vragen aan de staatssecretaris hiernaar onderzoek te doen en op korte termijn voorstellen te doen om een dergelijk fonds ook voor Nederland te ontwikkelen.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Een dergelijk fonds klinkt sympathiek. De staatssecretaris en de minister komen met een plan om een groeifaciliteit in het leven te roepen met risicodragend kapitaal voor bedrijfsovernames en voor innovatieve bedrijven. In hoeverre komt datgene wat er al in die begroting staat overeen met het idee dat de heer Ten Hoopen nu lanceert?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Het verschil is dat het uit de markt moet komen. De markt kan die versnelling aanbrengen. Wij moeten niet steeds vanuit de overheid denken of in termen van trekkingsrechten. Het gaat er mij om dat een dergelijk fonds gevuld wordt vanuit de markt en dat ook pensioenfondsen zullen investeren in Nederland. Op die manier wordt de bedrijvigheid in Nederland versterkt. Als dat financieringsgat kan worden opgevuld zijn wij in staat om de versnelling die wij beogen ook daadwerkelijk te bereiken. En als de staatssecretaris meent dat zij een dergelijk fonds kan koppelen aan de voorstellen die zij doet in de begroting, vind ik dat goed, als die versnelling maar wordt bereikt. De drempel moet worden verlaagd en de financiering moet beschikbaar komen voor de bedrijven.

De overheid kan zelf ook innovatie stimuleren door de rol op zich te nemen van launching customer.

De heer Aptroot (VVD):

Ik heb een vraag over dat innovatiefonds. Alles wat kan helpen om het midden- en kleinbedrijf te laten groeien en bloeien, daarin vinden wij elkaar wel. Maar als de financiering marktconform wordt, wat heeft de heer Ten Hoopen dan voor regeling in gedachten? Hij heeft vast nog iets achter de hand waardoor private partijen willen meedoen en waarvan ook het mkb kan profiteren, terwijl die mogelijkheden nu nog niet aanwezig zijn. Dan moet er toch een fiscaal voordeel zijn of iets dergelijks?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Bij de analyses van de markt en van de wijze van financiering van het midden- en kleinbedrijf zien wij dat vooral in technologische bedrijven, bij nieuwe technologische toepassingen waarvoor nog geen track-record bestaat, de marktconforme financiering nog altijd niet of nauwelijks kan worden bereikt. Door middel van een innovatiefonds waarin die technologische kennis als criterium geldt waarop de financiering wordt beoordeeld, en waarin niet allerlei regels dit belemmeren, is men in staat om een krediet snel beschikbaar te krijgen. Dat is precies wat uit alle analyses blijkt; ook het EIM geeft aan dat dit financieringsgat gedicht kan worden. In Amerika leert de ervaring dat dit een enorme versnelling in de markt geeft.

De heer Aptroot (VVD):

Ik begrijp hieruit dat het verschil niet zozeer zit in fiscale faciliteiten en financiële overheidsbijdragen, als wel in het laten beoordelen van een kredietaanvraag door deskundigen die daar meer gevoel voor hebben dan de banken, de beleggingsfondsen en dergelijke die dit nu doen.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Als ondernemers die plannen gaan beoordelen, ontstaat er een heel andere trigger dan wanneer wij dit allemaal maar aan beoordelaars overlaten. Het gaat erom dat ondernemers zelf gaan oordelen over de besteding van fondsen die bestemd zijn voor de financiering van nieuwe bedrijven.

De overheid kan zelf innovatie stimuleren met wat met een mooi Nederlands woord de "launching customer" heet, onder andere in de sectoren waarin zij daar zelf verantwoordelijk voor is, op nieuwe terreinen, zoals in de zorg, in het onderwijs, bij mobiliteit en duurzaamheid. De overheid kan dan fungeren als een soort proeftuin voor startende innovatieve bedrijven. Ik heb uit het Financieele Dagblad van vandaag begrepen dat de twee bewindslieden van Verkeer en Waterstaat dit ook als een "opportunity" zien, dus ik zou graag vernemen hoe wij dit vorm kunnen geven. Bedrijven krijgen op deze manier mogelijkheden om maatschappelijke vraagstukken op te lossen, ze krijgen kansen om te excelleren en een nieuw track-record te ontwikkelen. Een goede naam betekent nieuwe klanten en nieuwe werkgelegenheid in Nederland.

Innovatie kan in onze optiek eveneens worden bevorderd met een andere opstelling van de overheid bij aanbestedingen en bij het verlenen van opdrachten. Het midden- en kleinbedrijf wordt bij aanbestedingen vaak buitengesloten door hoge administratieve lasten, hoge kwaliteitseisen, onvoldoende informatie en een te grote omvang van de aanbestedingen. Met mantelcontracten wordt het midden- en kleinbedrijf uitgesloten in plaats van binnengehaald. Uit cijfers van het EIM blijkt dat slechts 0,2% van het midden- en kleinbedrijf in het afgelopen jaar bij een Europese aanbesteding een opdracht heeft binnengehaald. In een marktgeoriënteerd land als de Verenigde Staten kent men de Small Business Act, waarvan in onze wetgeving reeds enkele onderdelen zijn opgenomen, zoals de ESBIR en de WBSO. Een van de regelingen in de Verenigde Staten verplicht de federale overheid, 23% van de goederen en diensten bij het midden- en kleinbedrijf in te kopen. Onze fractie vraagt de regering, voor ons land een soortgelijke regeling te ontwikkelen en deze te integreren in het aanbestedingsbeleid van de overheid, graag met een jaarlijkse evaluatie.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Ik moet zeggen dat dit mij heel sympathiek in de oren klinkt, het mkb klaagt hier inderdaad over. Nu hebben wij nog niet zo lang geleden een kenniscentrum, een expertisecentrum op dit terrein in het leven geroepen, het deelproject PIANO. In hoeverre wordt hiermee nu adequaat gereageerd op de problematiek die u aangeeft? Wij trekken er geld voor uit, ziet u er enig voordeel in?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Als het resultaat 0,2% is, kan het antwoord niet bevestigend zijn. Er zal wat meer vaart achter moeten worden gezet om eerlijke concurrentieverhoudingen te herstellen. Ook de overheid kan dit in een versnellende, innovatieve rol behoorlijk stimuleren. Maar uit de cijfers blijkt dus dat het instrumentarium nog niet adequaat is.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Dit is een belangrijke constatering, want wij werken nog niet zo lang met dat expertisecentrum. Dit zullen wij dan nader moeten bespreken.

De heer Aptroot (VVD):

Wij zouden eigenlijk eerst het verslag van een algemeen overleg over het financiële instrumentarium behandelen, maar het Presidium heeft om onbegrijpelijke redenen besloten om dat af te gelasten. De heer Poetin was op bezoek, maar wij spreken nu met dezelfde bewindslieden, dus wij hadden het best even kunnen afhandelen. In dat VAO zal ik, als het alsnog aan de orde komt, een motie indienen om het aanbestedingsbeleid op de schop te nemen, mede om het mkb aan bod te laten komen. Ik heb die motie naar een andere woordvoerder van uw fractie gestuurd, mijnheer Ten Hoopen. Die vond de inhoud interessant maar wilde niet meetekenen. Mag ik nu ervan uitgaan dat het CDA zich aansluit bij dit voorstel dat ik mede namens D66 zal indienen? Ik zou tegen de heer Ten Hoopen willen zeggen: geen woorden maar daden.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Nadat wij het antwoord van de bewindslieden gekregen hebben, denk ik dat wij in staat zijn om met elkaar zaken te doen.

Concurrentie wordt steeds harder en feller. Er is echter geen markt volkomen en dus hoort daar een sterke ordening bij. Dat is voor Nederland met zijn open economie van levensbelang. In Europa heeft het Nederlandse bedrijfsleven met zijn kwaliteit, betrouwbaarheid en goede internationale oriëntatie vele mogelijkheden. Innovatie mag in onze optiek niet verworden tot overheidssteunmaatregelen. Ik vraag de bewindslieden dan ook of er wel voldoende inzicht of benchmarking is met betrekking tot oneigenlijke concurrentie. Mijn antwoord op die vraag is "nee". De Nederlandse marktindustrie is de basis van onze economische ontwikkeling. Dat vraagt om alertheid. Het CDA heeft bij het debat over de Industriebrief gepleit om te komen tot het komen van crashteams. Uit de brieven die wij vanmorgen hebben ontvangen, heb ik begrepen dat die operationeel zijn. Wat zijn de resultaten? Het CDA roept de minister op om actief c.q. ondernemend te zijn en in die zin ook te handelen.

De analyse die uit de brieven van vanmorgen tot ons komt, is eigenlijk alarmerend. Er is blijkbaar vastgesteld dat er geen level playing field is in sectoren als scheepsbouw, ruimtevaart, energie, transport, industrie, luchtvaart, enzovoorts. Dat is voor het CDA geen begaanbaar pad. Wat doet het kabinet om op 1 januari 2006 het level playing field in Europa te realiseren?

Door de internationale trend van schaalvergroting ontstaan steeds grotere bedrijven. Die bedrijven opereren niet alleen op mondiale of Europese markten, maar ook op nationale, regionale en lokale markten. Op die markten raakt het mkb in de rol van leverancier en concurrent in toenemende mate in de knel. Daardoor wordt een fijnmazige distributiestructuur kapotgemaakt. Dat geeft allerlei onwenselijke maatschappelijke gevolgen. Om het mkb in een eerlijke concurrentiepositie te brengen, heeft mijn fractie voorgesteld de verkoop met verlies te verbieden. De minister is daartegen. Vooral inkoopmacht wordt door een brede coalitie als een probleem gezien. Overheden, wetenschappers, de Europese Commissie en verschillende mededingingsautoriteiten vinden de kneveling van kleine leveranciers door grote inkopers een serieus probleem. Toch heeft deze minister in onze optiek helaas een nogal dogmatische en inflexibele visie op de wijze waarop mededingingsbeleid de vrijemarktwerking moet bevorderen. Naast een verbod op verkoop met verlies, zijn er voldoende andere instrumenten om kleinere bedrijven in een eerlijke concurrentiepositie te brengen. Ik heb het niet over bescherming. Het gaat om eerlijke concurrentieverhoudingen! Verruiming van de bagatel biedt daartoe een mogelijkheid. Door die verruiming kunnen kleine leveranciers verkoopcombinaties vormen, waarmee zij een tegenwicht kunnen bieden aan de niets ontziende onderhandelingsmacht van bijvoorbeeld grote retailers en verzekeraars.

Een andere mogelijkheid is het verbod op misbruik van economische afhankelijkheid. Volgens de Duitse wetgeving is van economische afhankelijkheid onder andere sprake als een leverancier geen mogelijkheden heeft om naar andere afnemers over te stappen. Ik raad de bewindslieden aan, de Duitse wetgeving op dit punt eens na te lezen. Als een leverancier tot het mkb behoort (dat wil zeggen geen economische machtspositie heeft), mag een afnemer zijn sterke onderhandelingspositie niet misbruiken, bijvoorbeeld door onredelijke inkoopprijzen af te dwingen. Ik nodig de minister dan ook graag uit om zijn visie te herijken in de geest van vandaag, want er verandert nogal wat in concurrentieopzicht. Ik nodig hem ook uit om oplossingen aan te dragen om die oneerlijke concurrentiepositie uit te bannen.

Nieuwe concurrentiekracht kan worden ontwikkeld door te investeren in sociale innovatie. Samenwerking, maatwerk en flexibiliteit zijn sleutelbegrippen om nieuwe markten te veroveren. De productiviteitsgroei kan in onze optiek worden versterkt door middel van ict-toepassingen en een flexibele organisatiestructuur. Technologische en sociale innovatie gaan hand in hand. Het is belangrijk om van een en een drie te maken. Het voorbeeld van Philips, DAP, is prachtig: een productiegroei van 16% en een terugloop van het aantal nek- en rugklachten met 18%. Een sociale investering houdt dus in dat er in mensen wordt geïnvesteerd. De voorzitter van het CNV, de bedrijvenbond, is zich daarvan ook bewust. Het is belangrijk om in organisaties te vernieuwen, inventief om te gaan met arbeidsvoorwaarden en het ontwikkelen van het talent als kernwaarde te gebruiken. De snel veranderende economie vraagt veel van het aanpassingsvermogen van bedrijven, maar de vraag is welke competenties de medewerkers nodig hebben in het licht van die structurele veranderingen in de markt. Om die uitdaging aan te gaan, deelt de fractie van het CDA de gedachte van de CNV-bedrijvenbond om nieuwe impulsen te geven aan innovatie en daarvoor bijvoorbeeld de fondsen voor opleiding en ontwikkeling in te zetten. De fractie van het CDA roept de sociale partners dan ook op om die O&O-fondsen in te zetten voor nieuwe, succesvolle innovatie en voor empowering van mensen om de concurrentiekracht te versterken.

De CDA-fractie heeft de moed om vertrouwen te geven aan mensen en hun samenwerkingsverbanden.

De heer Aptroot (VVD):

Het is een goede suggestie om de O&O-fondsen in te zetten voor omscholing en bijscholing van mensen. Daarvoor zijn die immers bedoeld. Die potten zitten echter behoorlijk vol en door die verplichte afdracht voor ondernemers via de cao wordt er voortdurend gestort. Wij vinden dat het idee van die verplichte afdracht veel te ver gaat. Wat is de mening van de heer Ten Hoopen om op te houden met het verplichten van de ondernemers om voortdurend facturen te sturen omdat zij een bepaald percentage van de loonsom in fondsen moeten storten? Naar mijn idee kunnen zij dat zelf bepalen. Wat vindt de heer Ten Hoopen van het idee om de lasten van de ondernemers te verlagen?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Eén van de belangrijkste kernpunten is opleiding. De veranderingen die zich in het huidige concurrentiepalet voordoen, vragen bijscholing, herscholing en nieuwe vaardigheden. Ik vraag de sociale partners om gebruik te maken van de middelen die er vanuit de samenleving zijn. Mijn vraag aan die partners is om die middelen op zodanige wijze in te zetten dat niet meer hoeft te worden gesproken over de vraag hoe wij de sociale plannen gezamenlijk kunnen financieren. Ik pleit ervoor om deze gelden actief te maken en ervoor te zorgen dat die middelen zodanig worden ingezet dat mensen geschoold en herschoold worden. Dan zijn zij concurrerend op de arbeidsmarkt en kunnen zij bijdragen aan de economische groei in Nederland.

De heer Aptroot (VVD):

Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag en zal die daarom anders formuleren. Op dit moment doet het probleem zich voor dat ondernemers verplicht afdrachten moeten doen aan fondsen. Ik geef een voorbeeld. Een ondernemer heeft een medewerker in dienst die graag een opleiding wil volgen omdat dit noodzakelijk is. Eerstgenoemde moet dan vragen of men bereid is om uit het opleidingsfonds een deel van de contributie terug te betalen voor het volgen van de betreffende opleiding. Als de werkgever in aanmerking wil komen voor subsidie, wordt verwezen naar een door dat fonds erkende opleiding. Het komt voor dat het opleidingsinstituut dat die opleiding geeft aan de andere kant van Nederland is gevestigd en dat de betreffende medewerker zich niet kan vinden in de lesuren. Ik word voortdurend geconfronteerd met de vraag of ondernemers voortaan zelf mogen bepalen welke opleidingen geschikt zijn en of het niet mogelijk is af te zien van de verplichting om geld in fondsen te storten. Waarom zouden wij de werkgevers die vrijheid niet geven? Die werkwijze is veel flexibeler en daardoor zal de bureaucratie verminderen.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Als er sprake is van bureaucratie, moeten wij die inderdaad wegnemen. Het gaat mij om de vraag of wij deze gelden actief kunnen inzetten ten gunste van de versterking van de kracht en de concurrentiepositie. Als er sprake is van belemmeringen, moeten wij die wegnemen. Het gaat er echter om dat wij investeren in mensen, zodat onze concurrentiekracht toeneemt.

Tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft de CDA-fractie gepleit voor afschaffing van veel belemmerende regelgeving en vergunningsstelsels. Zij heeft voorgesteld om te komen tot één inspectie van handhaving. Het punt is namelijk dat ondernemers dol worden van allerlei verschillende inspectieteams die op de meest ongelegen momenten bij bedrijven binnenvallen. Soms stellen die tegenstrijdige eisen. Tijdens de algemene beschouwingen hebben wij daarvan een prominent punt gemaakt en dat op de agenda geplaatst met als doel te komen tot een integrale inspectiedienst waarin de overheidsinspecties door alle geledingen heen worden gebundeld. Ik begrijp dat de VVD het nu met dit idee eens is. Het CDA vult het echter in. Het CDA stelt voor om die gebundelde inspectiedienst de bedrijven één tot maximaal twee keer per jaar te laten bezoeken. Zo komen wij tot een echt effectieve slag.

Voorzitter. Inmiddels ligt er een advies van de commissie-Stevens en is er een taskforce vergunningen ingesteld. Wat zijn de resultaten tot nu toe? Wat staat er nog te doen? Welke vergunningen zijn er afgeschaft? Hoe staat het met het introduceren van het Spaanse model? Bij ambities om te ondernemen gaat het om versterking van het vestigingsklimaat. Dat streeft het CDA na.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het CDA wil één inspectiedienst, die een handboei aankrijgt, want die mag maximaal twee keer langskomen bij de ondernemers. Zo begrijp ik het. Dat is een interessant voorstel! Hoe snel moet het gerealiseerd worden? Ik geloof dat het kabinet niet erg opschiet met dat idee, of zie ik dat verkeerd?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ten eerste heb ik het niet over handboeien gehad. Ik had het over een bundeling van inspectiediensten. Dat betekent een sterke coördinatie, waarbij de ondernemer niet te pas en te onpas met tegenstrijdige adviezen van inspecties te maken heeft. De inspectiedienst komt namelijk eenduidig één of twee keer voorbij. Ervaringen uit eigen praktijk hebben mij geleerd dat de inspectie soms maar één keer per jaar of één keer in de twee jaar langskomt bij ondernemers die zich aan de regels houden. Bij ondernemers die fout zijn, komt de inspectie wel drie, vier of vijf keer per jaar langs. Volksgezondheid en veiligheid zijn van eminent belang, maar dat moet niet belemmerend werken voor de ontwikkeling van goede, goedwillende en verantwoordelijke ondernemers.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is helder. Wie goed is, krijgt een snoepje en wie fout is...

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik deel niets uit, mijnheer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Goed, het punt is gewisseld. Dan een vraag die ik net ook al stelde. Wanneer moet dat allemaal plaatsvinden? Als ik het goed begrijp, moeten alle inspectiediensten die ondernemers controleren samengevoegd worden tot één algemene inspectiedienst. Dat gaat over VROM, Sociale Zaken, milieu, arbeidsinspectie, brandweer, etc. Het zal vermoedelijk een hele lijst zijn. Hoe snel moet dat gebeuren? Gaat het inderdaad om al die toezichthouders die in die ene toezichthouder definitief een plaats krijgen?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Misschien weet u dat een aantal inspecties op de bedrijfsvloer plaatsvindt. Ik noem de brandweer, Warenwet, etc. Over die inspecties heb ik het. Wat ons betreft moet de bundeling zo snel mogelijk ingaan. Ik ben erg benieuwd of de bewindslieden dit voorstel willen en kunnen realiseren, tegen welke belemmeringen zij aanlopen en welke mogelijkheden er zijn. Op basis daarvan zal ik tot een conclusie komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit is niet nieuw. De heer De Nerée sprak een paar weken geleden toen het vooral over de financiële sector ging over het zelfrijzend bakmeel. Dat was heel heftig.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Hij was bij mij daarvoor in het bedrijf geweest.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is dus niet nieuw voor het CDA. Het zit het CDA kennelijk zo hoog dat ik vind dat er een termijn aan gekoppeld moet worden dat dit kabinet tot actie komt. Dus "zo snel mogelijk" vind ik een beetje vrijblijvend. Noemt u mij eens een datum waarop dit kabinet dat gewoon geregeld moet hebben, zodat die ondernemers op een fatsoenlijke maar niet overdadige manier geïnspecteerd worden door de overheid.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik begrijp uit de intentie van de vraag dat u het voorstel straks in uw bijdrage van harte zult ondersteunen. Ik heb u geantwoord zoals ik heb geantwoord. Morgen zullen wij tot een conclusie komen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb met belangstelling naar het gepassioneerde betoog van mijn collega Ten Hoopen geluisterd. In de snelheid hoorde ik één keer in een bijzin het woord scheepsbouw vallen. Daarover hebben wij vandaag een brief gekregen van de staatssecretaris, echt op het allerlaatste moment.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Daar heb ik aan gerefereerd.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wat is uw oordeel over die brief? Bent u daarmee tevreden? Ik ben zeer benieuwd naar uw reactie.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Dan heb ik waarschijnlijk te snel gesproken. Ik refereerde aan de brieven die vanmorgen zijn binnengekomen. Ik heb gezegd dat de uitkomst daarvan voor het CDA geen begaanbaar pad is. Als wij accepteren dat er geen level playing field is gerealiseerd, dient er meer te gebeuren.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben het met de heer Ten Hoopen eens, dat wat wij hebben ontvangen niet acceptabel is. Ik begrijp dat wij deze twee dagen hierover met de regering moeten spreken en dat wij tot andere conclusies zullen moeten komen.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Het punt is gemarkeerd. Ik heb het gezegd, zoals ik het heb gezegd. Ik heb gevraagd om acties waardoor per 1 januari 2006 een level playing field wordt gerealiseerd. Ik ben erg benieuwd welke acties er komen.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Ik heb met interesse geluisterd naar het verhaal van de heer Ten Hoopen. De rode draad daarin is innovatie, die hij van enorm belang noemt. Dat is helder. Graag hoor ik van hem hoe hij aankijkt tegen het plan van de PvdA-fractie om te komen met marketingvouchers als "toef" op de innovatievouchers om ervoor te zorgen dat de innovatie er daadwerkelijk komt.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik hoor graag van de regering op welke wijze de vouchers zoals die zich nu ontwikkelen tot nieuwe bedrijvigheid hebben geleid. Ik ben het met u eens dat het kenmerk van het Innovatieplatform is dat het laagdrempelig is en als zodanig als succes kan worden gekwalificeerd, maar ik wil van de bewindslieden horen welk probleem er blijkbaar is en door u met uw plan wordt opgelost. Op basis daarvan kunnen wij morgen ons gesprek voortzetten.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik weet niet of de heer Ten Hoopen wel eens het televisieprogramma heeft gezien waarbij Rob de Geus gaat kijken of het frituurvet goed is in zo'n snackbar. Dat is ook een inspectie. Het probleem is dat de inspectiediensten heel verschillende dingen doen. Heeft de heer Ten Hoopen daarmee rekening gehouden bij zijn voorstel om de inspectie door één dienst te laten doen? Moet straks de brandweer het frituurvet gaan controleren?

De heer Ten Hoopen (CDA):

U maakt het heel concreet. Het gaat mij erom dat wij in Nederland een goed stelsel van wetten en regels hebben waarvan een aantal tegenstrijdig is en sommige overbodig zijn. Het aanpakken daarvan is het proces dat wij hebben ingezet. Daarnaast gaat het in onze optiek erom dat je ondernemers, in wie je zoals ik heb gezegd vertrouwen kunt hebben, de ruimte moet geven om te ondernemen. Uitgangspunt blijft dat voedselveiligheid, veiligheid en gezondheidszorg elementaire onderdelen zijn die primair in het ondernemerschap liggen en dat degenen die over de schreef gaan, fors worden beboet.

De heer Irrgang (SP):

U gaat eigenlijk niet in op wat ik vroeg. Er zijn verschillende inspectiediensten met eigen en verschillende expertise. De Arbeidsinspectie bijvoorbeeld heeft heel veel verstand van zaken die met arbeid te maken hebben. Moet de brandweer straks in de kassen gaan inspecteren of er illegale Polen werken? U begrijpt het probleem toch wel?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ja, want anders had ik het voorstel niet gedaan.

De heer Irrgang (SP):

U wilt dat straks één inspectiedienst alle verschillende controles gaat doen, terwijl er verschillende terreinen van expertise zijn.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Met alle respect, misschien heb ik het niet goed gezegd, maar ik heb gesproken over bundeling van een aantal diensten waardoor eenduidigheid voor de bedrijven ontstaat. Vanzelfsprekend is de expertise waarnaar u vraagt dan ook op die manier beschikbaar.

De heer Irrgang (SP):

Ik moet blijkbaar begrijpen dat er verschillende inspectiediensten blijven die dan gebundeld gaan inspecteren. Moet de Arbeidsinspectie dan eerst met de Voedsel en Waren Autoriteit bellen om te vragen of die al twee keer dit jaar bij een bedrijf langs is geweest , omdat de Arbeidsinspectie, als het antwoord bevestigend is, geen inspectie bij dat bedrijf mag uitvoeren?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Waarschijnlijk hebt u bij deze dienst gewerkt. U probeert allerlei problemen op te roepen die er in mijn optiek niet zijn. Ik heb in mijn eigen bedrijf veel te maken gehad met de Arbeidsinspectie en ook met de Warenwet. De Arbeidsinspectie voert een papieren controle uit. Voor de Warenwet worden de producten meegenomen en in het laboratorium gecontroleerd. Los van al deze praktijkvoorbeelden, gaat het er mij om dat al die inspecties belemmerend werken op het ondernemerschap. Ten bate van de concurrentiepositie en van ondernemerschap dat nieuwe werkgelegenheid schept, kunnen wij de inspecties efficiënter en doelmatiger laten zijn en de verantwoordelijkheid beter verdelen.

De heer Aptroot (VVD):

U zegt dat u veel als ondernemer met de Arbeidsinspectie te maken hebt gehad. Als ondernemer met honderd mensen in dienst heb ik er maar weinig mee te maken gehad. Het kan zijn dat de branche anders was.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Wij werkten ook in de nacht, mijnheer Aptroot.

De heer Aptroot (VVD):

Daarin zal het verschil zitten en niet in het ondernemerschap. Ik begrijp dat u niet één inspectie- en controledienst wilt, maar dat u de huidige diensten beter wilt bundelen.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Ik houd mij aanbevolen voor betere voorstellen, maar vooralsnog denk ik dat het gebundeld zou moeten worden. De coördinatie moet niet de zorg van de ondernemer maar van de inspecterende diensten zijn. Er moet sprake zijn van een of twee bezoeken per jaar.

De heer Aptroot (VVD):

Mij is duidelijk dat u veel minder ver gaat dan de VVD. Ik kom er nog op terug.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb van de heer Ten Hoopen iets anders begrepen, namelijk dat hij aanstuurde op één algemene inspectiedienst, dus een daadwerkelijke integratie van alle inspectiediensten die nu nog onder de diverse departementen hangen. Moet daar bovenop nog weer een coördinerend inspectieorgaan komen?

De heer Ten Hoopen (CDA):

Wij willen komen tot integratie en daar waar het niet kan tot bundeling.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Het is verstandig om bij het maken van plannen zoveel mogelijk te leren van het verleden. De afgelopen tien jaar is onder het leiderschap van het ministerie van EZ op tal van terreinen geliberaliseerd en geprivatiseerd en het is goed om eens te zien welke ervaringen wij daarmee hebben opgedaan.

Ik begin met de taximarkt. Sinds 2001 kan iedereen een taxivergunning krijgen en is het aantal vergunningen in de grote steden explosief gestegen. Het aantal taxi's in Amsterdam bedraagt nu ruim 3000. Daar staat tegenover dat op het platteland het taxi-aanbod is verminderd. Voor 2001 gold een 24-uursplicht voor vergunninghouders. Op alle tijden moest op alle plekken taxivervoer mogelijk zijn. Sinds 2001 bepaalt de markt of taxivervoer mogelijk is. Vrije marktwerking bij de taxi's heeft opvallend genoeg niet, zoals beloofd, tot goedkoper taxivervoer geleid. In vergelijking met andere Europese hoofdsteden is de taxi in onze hoofdstad erg duur. De taxiprijs is gemiddeld 14% gestegen sinds de markt is geopend. Moordende concurrentie leidt tot veel stilstaande taxi's wat hoge kosten en onzekerheid bij de taxichauffeurs over de omzet met zich meebrengt. Werkelijk niemand is er beter van geworden.

Zes jaar geleden werd bij het notariaat de marktwerking ingevoerd en werden de tarieven vrijgegeven. De commissie-Hammerstein presenteerde onlangs de uitkomsten van haar onderzoek naar de gevolgen van deze marktwerking. De marktwerking moest leiden tot lagere tarieven en efficiënter optredende notarissen. Gebleken is dat die lagere tarieven een hoge prijs hebben. Notarissen concurreren elkaar kapot, de kwaliteit van de dienstverlening is gedaald en notarissen zijn veel vatbaarder geworden voor manipulatie en beïnvloeding door grote marktpartijen, zoals de vastgoedsector. Ook het CPB betoogde onlangs dat de doelstellingen van de liberalisering in het notariaat bepaald niet zijn bereikt, maar terwijl de kritiek op de gevolgen van deze beslissing toeneemt, wordt alweer vrolijk gesproken over verdergaande marktwerking. Daarmee onderscheidt Nederland zich van bijna alle andere Europese landen waar vaste notaristarieven gemeengoed zijn en de marktwerking wordt onderdrukt in plaats van bevorderd.

Dat minister Brinkhorst graag voor de troepen uitloopt, zien wij ook terug bij de liberalisering en privatisering van de energiemarkt. Hoewel hij de liberalisering van de energiemarkt als voltooid beschouwt, denkt menige consument er anders over. De overstapbereidheid is laag. De rompslomp en de tijd die het kost om over te stappen, houdt mensen tegen, zo blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond en het CPB. De meeste mensen zitten dan ook gewoon nog bij hun oude energieboer. Sommigen zijn onder valse voorwendselen naar een andere gelokt. Dat heet met een duur woord"colportage". Dat fenomeen duikt steeds meer op, zo ondervindt ook de DTe. Soortgelijke afpersingspraktijken zien wij op de kabelmarkt waar de prijzen de afgelopen jaren verdubbeld zijn. Dat kan ook best, want de consument heeft toch geen keuze en van de toezichthouders hoeven de kabelaars ook niets te vrezen. Zo las ik gisteren tot mijn grote verbazing dat Brussel ons land wil verbieden om in te grijpen in de kabeltarieven. Ik kon dat niet geloven! Heeft Brussel dan helemaal niets geleerd van de uitslag van het referendum? Ik vind het onderwerp te belangrijk om er nu zo kort op in te gaan. Daarom zou ik de volgende week graag een spoeddebat of een spoed-AO zien om dit onderwerp tot op de bodem uit te spitten. Ik vind dat wij moeten kunnen ingrijpen als monopolisten als UPC de tarieven in een paar jaar met eenderde tot de helft kunnen verhogen.

Laten wij vooral de marktwerking in de zorgsector niet vergeten. Deze is nog niet volop in gang gezet, maar de bruto-uitgaven voor reclame op televisie, radio en in de gedrukte media zijn in de eerste maanden van 2005 al bijna vervijfvoudigd naar 33 mln., zoals blijkt uit gegevens van Nielsen Media Research. Wie betaalt dat, denkt u? Dan heb ik het nog niet eens over de sowieso al toenemende bureaucratie, de onverzekerden en de macht van de zorgverzekeraars. Hoezo vrije keuze? De kans bestaat dat ik als patiënt straks niet eens meer naar mijn vertrouwde ziekenhuis kan, omdat mijn zorgverzekeraar er geen contract mee heeft afgesloten!

De theorie klinkt altijd zo mooi, maar de praktijk is in de regel een stuk weerbarstiger. De overdaad aan keuzes op de vrije markt is voor velen geen vooruitgang maar een nachtmerrie. Mensen beschikken over beperkte tijd en beperkte capaciteiten en zoeken niet naar de beste oplossing voor problemen maar naar iets dat goed genoeg is. Meer keuzes leiden dus niet noodzakelijkerwijs tot meer welzijn. Sterker nog, uit wetenschappelijk onderzoek van psychologen blijkt dat mensen depressief worden van te veel keuzevrijheid. Mensen willen graag hun partner kiezen, hun baan en zo zijn er nog wel enkele andere belangrijke beslissingen te noemen waar je graag de vrijheid voor wil hebben, maar uit het stopcontact moet gewoon stroom komen en tegen ziekte wil je verzekerd zijn.

Voorzitter. Zijn er dan helemaal geen positieve geluiden? Toch wel. Ik begon mijn verhaal al met de taximarkt in Amsterdam. Interessant detail is dat hier in slechts een gebied geen sprake is van een vrije markt, namelijk op Schiphol. Daar willen veel taxichauffeurs op rijden, maar is 75% van de taxistandplaatsen gegund aan enkele taxibedrijven. De overheid stelt hier namelijk de kwaliteit van taxi's en de 24-uursbeschikbaarheid voorop. Dat is alleen mogelijk met een overeenkomst met een beperkt aantal partijen, aldus de minister van Verkeer en Waterstaat. Al met al is kennelijk regulering door de overheid nodig om te zorgen voor goed taxivervoer. Met de volledige liberalisering en privatisering in de energiesector, in de zorg en in de post in het verschiet pleit mijn fractie daarom voor een onderzoek naar de gevolgen van dit beleid in de brede zin van het woord. De ABVAKABO pleit vandaag in Het Financieele Dagblad zelfs voor een moratorium op verdere liberalisering en privatisering en een nadere bezinning op dit beleid. Zo'n onderzoek zou wat mij betreft in opdracht van de Kamer moeten worden gedaan. Zo nodig zal ik hierover in tweede termijn een motie indienen.

Voorzitter. Verleden jaar zei staatssecretaris Van Gennip in het Reformatorisch Dagblad dat het Innovatieplatform ons nog eens zou gaan verrassen. Staatssecretaris, kunt u mij verrassen? Wat hebben het Innovatieplatform, het innovatiebeleid, de extra innovatiesubsidies ons nu eigenlijk opgeleverd?

Dit kabinet maakt zich vooral sterk voor de grote ondernemers: verlaging van de vennootschapsbelasting. Mijn fractie heeft in haar tegenbegroting een alternatief gepresenteerd. Verlaag de vennootschapsbelasting voor kleine ondernemers in het midden- en kleinbedrijf en verhoog de investeringsaftrek voor startende ondernemers. De minister-president had daar wel sympathie voor, zo bleek bij de algemene politieke beschouwingen. Ik hoor graag of dat ook voor deze minister telt!

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Hoe wil de VVD dat de Nederlandse economie er in de toekomst, in 2015, uitziet? Belangrijk voor de VVD is dat ondernemen dan weer leuk en lonend is. Jongeren dromen niet meer van een carrière bij een grote onderneming of de overheid, maar van de uitdaging en het succes als ondernemer. De administratieve lasten voor ondernemers zijn gehalveerd. Vergunningen zijn alleen nodig voor zwaarwegende zaken. Wet- en regelgeving zijn fors afgenomen en volstrekt duidelijk. Ondernemers hebben nog te maken met twee controlerende instanties; de Belastingdienst voor belastingen en premies en een algemene inspectie en controledienst voor alle overige wet- en regelgeving. Elkaar tegensprekende overheden bestaan niet meer. Er is een volstrekt duidelijke taakverdeling tussen gemeenten, provincie, Rijk en Europese Unie zonder overlappingen. Familiebedrijven gaan zonder belastingheffing over van moeder en vader op dochter en zoon. De product- en bedrijfschappen zijn opgeheven. De kamers van koophandel heffen nog slechts enkele tientjes per onderneming. In cao's staan alleen de primaire voorwaarden. Heffingen voor allerlei fondsen zijn verdwenen. Geen versluierde subsidiering van werkgevers- en werknemersorganisaties of het rondpompen van geld voor opleidingen waarbij veel aan de strijkstok blijft hangen. Arbeid is door scholing en opleiding en soepeler ontslagrecht mobieler en flexibeler. De werkgelegenheid is mede daardoor fors toegenomen.

In dit Nederland gedijt de ondernemer en zijn werkgelegenheid en welvaart verzekerd. In dit Nederland staat het bedrijfsleven op de eerste plaats want al het andere is mogelijk als het verdienen van de kost verzekerd is. Eerst verdienen, dan uitgeven. Als het bedrijfsleven goed draait, kunnen wij politieagenten, onderwijzers en verpleegkundigen betalen. Het jaar 2015 is dichtbij, over tien jaar. Het geschetste wensbeeld is haalbaar. Dat vraagt wel om een stevige aanpak. Het kabinet heeft een aantal stappen gezet. De administratieve lasten nemen deze kabinetsperiode af met 25% maar ondernemers merken er nog weinig van. De regeldruk kan goed worden aangepakt. Voer de suggesties van de commissie-Kraaijeveld en de motie-Van Aartsen, waarin het kabinet gevraagd wordt om het aantal vergunningen in het komende jaar te halveren, voortvarend uit. Ook de commissie-Stevens geeft goede handvatten om regeldruk en ergernissen voor ondernemers fors te verminderen. Doen dus, wat de VVD-fractie betreft. Dat is ook de boodschap die de VVD-fractie meegeeft en de opdracht aan het kabinet voor 2006: aanpakken en afschaffen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp dat bij de VVD bedrijven op de eerste plaats komen. Mensen zijn misschien ook nog belangrijk? Mijn vraag gaat echter over een ander punt.

De heer Aptroot (VVD):

Dit is een vreemde opmerking. Mensen werken in bedrijven. Wat gek dat u dat anders ziet. Bedrijven bestaan uit ondernemers of bedrijfsleiding en mensen die eraan werken. Uw partij verliest dat wel eens uit het oog.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn vraag ging hier niet over maar ik kon het niet laten om die opmerking te maken. U begrijpt dat ook wel. U zei dat bedrijven op de eerste plaats komen en dat daarna onderwijzers en verplegers betaald kunnen worden. In een land zonder onderwijzers en verplegers is er echter ook geen bedrijfsleven. Is dat ook niet een beetje waar?

De heer Aptroot (VVD):

Dat is volstrekt waar. Mijn opmerking moet in de context van mijn verhaal worden gezien. Als iemand de kost verdient, kan hij zich een heleboel permitteren. Omdat wij onderwijzers, verpleegkundigen en politieagenten zo belangrijk vinden, plaatsen wij het bedrijfsleven op de eerste plaats. Wij moeten de kost verdienen zodat wij de noodzakelijke voorzieningen in ons land kunnen realiseren. Ik begrijp dat u de VVD-aanpak steeds meer steunt en dat is fijn. Mevrouw Halsema heeft al gezegd dat GroenLinks liberaler moet worden en u beweegt zich nu ook in onze richting. U kunt uw fractie straks opheffen en u aanmelden bij de VVD-fractie. Dat is een prima zaak.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik wacht daar in elk geval nog even mee. U houdt een visionair betoog. U bent halverwege uw spreektijd. Ik verzoek u vriendelijk om in het vervolg van uw beschouwingen in te gaan op de schaal waar het vrije bedrijfsleven naar toe groeit. Is dat de schaal van deze tijd of moet er gewerkt worden naar grotere bedrijven? Ik stel een serieuze vraag. Toen ik uw betoog beluisterde, dacht ik even aan de winkeldichtheid in de stedelijke agglomeraties van twintig jaar geleden vergeleken met die van nu.

De heer Aptroot (VVD):

U zult merken dat in de rest van mijn verhaal een groot accent ligt op het midden- en kleinbedrijf. Juist de strijd tegen regelgeving, veel te veel inspectiediensten en controleurs is belangrijk voor het midden- en kleinbedrijf. De grote bedrijven regelen het wel. Zij hebben allerlei specialisten in dienst. Juist de mensen in het midden- en kleinbedrijf hebben te lijden onder een overheid die te veel zaken regelt en die betuttelt. De strijd die de VVD op dit punt voert, kan ervoor zorgen dat het midden- en kleinbedrijf kan groeien en bloeien. Ik zeg er eerlijk bij dat grote bedrijven daar zeker geen last van zullen hebben. Daarmee wordt alleen maar winst geboekt.

De VVD-fractie vindt dat de product- en bedrijfschappen moeten verdwijnen. Deze organisaties worden betaald door ondernemers via verplicht opgelegde heffingen, maar de ondernemers hebben geen enkele zeggenschap of inspraak. Ondernemers kunnen prima zelf bepalen wie hun belangen behartigt en of zij collectieve reclame willen. De VVD-fractie vindt dat deze stalinistische organisaties moeten worden opgeheven en de hoge lasten voor ondernemers moeten komen te vervallen. Laat het kabinet onderzoeken hoe de wettelijke taken die nu nog door de productschappen worden uitgevoerd, kunnen worden ondergebracht. De minister en de staatssecretaris behoren op te komen voor het bedrijfsleven en de ondernemers en zouden zich daarom in deze discussie moeten mengen.

De kamers van koophandel moeten terug naar hun basistaak, met een beperkte verplichte heffing. De evaluatie geeft aan dat de kamers organisaties zijn met een waterhoofd vol bestuurders en te hoge lasten voor ondernemers. Waarom aarzelt het kabinet nog? Ingrijpen is geboden.

De heer Van den Brink (LPF):

De VVD-fractie vindt dat de productschappen kunnen worden afgeschaft. Stel echter dat de leden van de dragende organisaties iets anders vinden. Wat zegt u dan?

De heer Aptroot (VVD):

De leden van de dragende organisaties zijn niet alle ondernemers. Grote aantallen ondernemers zijn geen lid van werkgeversclubs; dat kan ik jammer vinden maar dat is hun eigen keuze. De dragende organisaties zijn een minderheid. Indien de dragende organisaties bepaalde taken gezamenlijk willen aanpakken, dan is dat prima. Organisaties als Koninklijk Horeca Nederland en de Koninklijke Metaalunie hebben meer dan tienduizend, sommige zelfs twintigduizend leden. Zij zeggen: wij kunnen dat werk van die product- en bedrijfschappen zelf doen. De praktijk is dat de product- en bedrijfschappen werk dubbelop doen en dat de kwaliteit onvoldoende is. Ondernemers hebben geen inspraak en het zijn dure organisaties. Er worden heffingen opgelegd aan bedrijven terwijl zij niks te vertellen hebben. Het is een ondemocratisch, stalinistisch systeem. Wij moeten daarvan af. U bent een beetje bekend in de agrarische sector. Ook bij de agrarische ondernemers is het verzet zeer groot. De lasten variëren van een paar duizend tot soms wel € 10.000 of € 20.000 per ondernemer. Deze onredelijk hoge lasten dragen eraan bij dat bedrijven failliet gaan. Ondernemers kunnen heel goed zelf bepalen of zij zich bij een organisatie willen aansluiten, of zij gezamenlijk hun belangen willen laten behartigen en of zij gezamenlijk reclame willen maken.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik ben inderdaad bekend in agrarisch Nederland, misschien zelfs beter dan u. Vandaar mijn vraag: wat als de leden van de dragende organisaties anders denken dan u? Er zijn nog steeds meer agrariërs wel dan niet lid van de dragende organisaties.

De heer Aptroot (VVD):

Als de dragende organisaties bepaalde taken op zich willen nemen, dan kunnen zij dat doen. Dat is de vrijheid van vereniging en organisatie in dit land. De overheid moet ondernemers echter niet verplichten zich aan te sluiten bij organisaties terwijl zij dat niet willen en geen inspraak hebben in activiteiten en heffingen. Jaar in jaar uit wordt er maar van alles van boven opgelegd. De mensen worden monddood gemaakt en moeten gigantische bedragen betalen; dat moet afgelopen zijn. Indien bepaalde verenigingen of (werkgevers)organisaties zelf iets wil aanpakken, dan zijn zij daar natuurlijk vrij in.

De heer Van den Brink (LPF):

Nog één keer kort, want je kletst eromheen. Ik stel de vraag heel duidelijk. Stel dat een meerderheid (van de agrarische wereld) lid is van een dragende organisatie en dat de meerderheid daarvan het productschap in stand wil houden. Wat zegt u dan als VVD-fractie?

De heer Aptroot (VVD):

Dan mag die meerderheid zich zelf organiseren. Een meerderheid – als die er al zou zijn – mag volgens mijn fractie een minderheid echter geen verplicht lidmaatschap en geen verplichte bijdragen opleggen. Overigens bestaat er grote twijfel over het draagvlak. In de detailhandel is het draagvlak zelfs bijna nul, maar wij blijven het als overheid maar opleggen.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Binnenkort komen wij met de staatssecretaris nog te spreken over de kamers van koophandel; op dat moment kunnen wij er verder over in debat gaan. De heer Aptroot zegt eigenlijk: afschaffen die handel, met uitzondering van het registreren. Wat moet er dan echter gebeuren met het startersbeleid? Dit is een belangrijke taak. Wie gaat die dan uitvoeren?

De heer Aptroot (VVD):

Als ik kan doorpraten kom ik over enkele seconden op wat er volgens ons moet gebeuren voor startende ondernemers. Dat is een nuttige taak, die echter anders moet worden geregeld.

Heffing 1, 2 en 3 kunnen dus vervallen bij de kamers. Additionele taken zijn mogelijk, maar de basis moet zijn dat de gebruiker betaalt. Regionaal economisch beleid en handelsmissies met burgemeesters en wethouders, de commissaris van de Koningin en gedeputeerden zijn prima, maar dan moeten gemeenten, provincies en andere belanghebbenden die zelf betalen. Voorlichting aan startende ondernemers is nuttig, maar moet worden betaald uit de financiële bijdrage van het ministerie van Economische Zaken. Waarom zouden bestaande ondernemers moeten betalen om er nieuwe collega's of concurrenten bij te krijgen? Het betreft een algemeen economisch belang en moet dus uit de algemene pot worden betaald. Gaat het kabinet dit zo aanpakken of wordt het toch pappen en nathouden met een beetje minder, een wat kleiner bestuur en dus te hoge lasten voor bedrijven? De VVD-fractie wil dat laatste niet. In de motie-Van Aartsen staat dat binnen een jaar het aantal vergunningen moet zijn gehalveerd en dat de leges moeten verdwijnen.

De VVD-fractie wil ook af van de vele controlerende instanties die uitblinken in het produceren van regels en onredelijke bemoeizucht. Wij moeten investeringen van bedrijven en burgers aanmoedigen en niet ontmoedigen. De Leidse sigarenhandelaar die na dertig jaar opeens een vergunning moest aanvragen voor de kleur van zijn zonnescherm, is een voorbeeld van absurde bemoeizucht van een gemeente. Dat geldt ook voor de Voedsel en Waren Autoriteit die het in haar hoofd haalt om het naast elkaar op voorraad houden van twee of drie rijen van een sigarettenmerk aan te merken als ongeoorloofde reclame. Het is lachwekkend, maar ook treurig, dat kersenbonbons uit de schappen van benzinestations worden gehaald omdat langs de snelweg geen alcohol mag worden verkocht.

Minstens zo hinderlijk is het langs elkaar werken en elkaar tegenspreken van de instanties en het stapelen van verplichtingen en eisen. De VVD-fractie wil niet langer dat de ondernemers met de VWA, de Arbeidsinspectie, bouw- en woningtoezicht, de milieudienst, de brandweer en andere instanties te maken hebben. De landelijke diensten moeten opgaan in één algemene inspectie- en controledienst. Er moet één balie zijn voor ondernemers. Deze dienst moet samen optrekken met de gemeentelijke instanties. Ondernemers krijgen één loket, één contactpersoon en één controlebezoek. Het ontstaan van tegenstrijdige regels en stapeling van regels zijn dan uitgesloten. De VVD-fractie wil dat in 2006 hierover besluiten worden genomen en de eerste stappen worden gezet. Ik het kabinet daartoe bereid?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik las maandag De Telegraaf en ik kon niet onder het nieuws uit dat de heer Aptroot maakte. Hij herhaalt het hier en dat is stoer en dapper van hem. Ik heb wel één vraag hierover. Al de inspectiediensten waar hij zo op afgeeft, zijn ingesteld bij wet. Al die wetten zijn hier langsgekomen. Nu is er één partij die de afgelopen 25 jaar het meest aan de macht is geweest, namelijk de VVD. Zegt de heer Aptroot dan ook dat het stom is wat de VVD-fractie heeft gedaan en dat het allemaal anders had gemoeten? Is dat politieke conclusie die ik uit zijn bijdrage mag trekken?

De heer Aptroot (VVD):

Dat hoeft helemaal niet de conclusie te zijn. Ik zeg niet dat niet van fouten uit het verleden kan worden geleerd. Dat is ook de reden dat wij bijvoorbeeld als enige fractie tegen de Wet arbeid en zorg hebben gestemd omdat dit belachelijke regelgeving was. Daarom zijn wij ook blij dat dit kabinet de Wet SAMEN met een belachelijke registratie van allochtone werknemers en rapportageverplichting heeft afgeschaft. Daar doet de fractie van GroenLinks niet aan mee. Wij zeggen vooral dat naar de praktijk moet worden geluisterd. Als blijkt dat het uit de hand dreigt te lopen met al die wetten en regels die in de loop van de jaren zijn vastgesteld, al die uitvoeringsorganisaties die de neiging hebben om te groeien, dat ondernemers zo niet meer kunnen ondernemen en dat werkenden in de bedrijven niet behoorlijk kunnen werken, moet men even stilstaan bij de situatie. Dan moet de balans worden opgemaakt en worden gezegd dat het anders moet. In plaats van het maken van nieuwe regels, moet er worden geschrapt. In plaats het instellen van meer inspectie- en controlediensten, moet er één dienst worden gemaakt. De fractie van GroenLinks zou dat eigenlijk ook moeten steunen als het ondernemerschap in Nederland haar lief is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik sta hier om de opvattingen van de heer Aptroot te vernemen, maar ik begrijp dat hij nu opnieuw afstand neemt van het initiatief van de fracties van de VVD, D66 en GroenLinks van een aantal jaren geleden dat heeft geleid tot de Wet SAMEN. Ik begrijp dat hij daar ook spijt van heeft. Daarmee blijft de vraag staan wat de VVD-fractie dan wel doet tegen de zware oververtegenwoordiging van allochtonen in de werkloosheidscijfers. Die cijfers gaan sterk omhoog, maar dat is een ander debat. Ik begrijp dus dat er volgend jaar spijkers met koppen moeten worden geslagen. Het kabinet moet met een plan van aanpak komen en op 1 januari 2007 moet het zover zijn. Is dat de tijdslijn die de heer Aptroot in gedachten heeft?

De heer Aptroot (VVD):

Mijnheer Vendrik, ik moet goed luisteren, al is dat voor u vaak moeilijk. De Wet SAMEN die tijdens Paars is aangenomen, was een waardeloos stuk wetgeving. Dat constateren wij ook achteraf. Wij zijn dan niet zo dat wij die tot in de eeuwigheid in stand willen houden omdat wij eraan hebben meegewerkt. Dit kabinet heeft, gesteund door de coalitiepartijen, deze slechte wetgeving ingetrokken. De wet bevorderde overigens de werkgelegenheid voor allochtonen helemaal niet. Allereerst hadden veel werknemers er bezwaar tegen dat zij in een hokje werden gedrukt. Voorts kreeg men in de bedrijven de pest aan het feit dat er elk jaar gerapporteerd moest worden over het aantal allochtonen dat men in dienst had en dat men bereid was aan te nemen. Bedrijven nemen mensen aan als zij een goede bijdrage aan dat bedrijf kunnen leveren. In ieder geval werkte die wetgeving averechts.

Zelfs als wij in het verleden aan wetgeving hebben meegedaan, kijken wij nu naar de praktijk. Als een wet slecht werkt, willen wij die intrekken. Het kabinet heeft dat vervolgens gedaan, maar de heer Vendrik was tegen, omdat links nooit wetgeving en/of regeldruk wil verminderen. Hij, behalve inmiddels zijn fractievoorzitter, gelooft in al maar meer wetgeving en meer controle van bedrijfsleven en werkenden.

Voorzitter. Ik vind dat wij het komende jaar besluiten moeten nemen over één algemene inspectie- en controledienst. De tijdsplanning daarvoor moeten wij ook vastleggen. Namens de VVD-fractie zeg ik dat ik er niets voor voel om even gemakkelijk de invoeringsdatum te noemen van bijvoorbeeld 1 januari 2007. Van tevoren zeg ik dat, als ons plan gesteund wordt, men met ons de weg van zorgvuldigheid gaat volgen. Zoiets moet namelijk goed gepland worden. Het is best mogelijk dat er, wanneer vijf inspectiediensten worden samengevoegd, met twee of drie wordt begonnen. Als dat goed werkt, kan met de volgende gestart worden. Het einddoel moet dan wel vaststaan. Ik denk dat zo'n proces best twee à drie jaar kan duren. Dat kan niet binnen enkele maanden geregeld zijn.

De heer Irrgang (SP):

De brandveiligheidsinspectie wordt door de brandweer verzorgd. Dat zal ermee te maken hebben dat de brandweer daar verstand van heeft. Trekt de Voedsel en Waren Autoriteit of de Arbeidsinspectie bij de brandweer in? Hoe moet ik mij dat voorstellen?

De heer Aptroot (VVD):

U moet het omdraaien. U bekijkt alles weer met de ogen van de overheid die alles gedetailleerd wil regelen. Probeert u als SP'er in de schoenen te staan van een ondernemer in de horeca. Die ondernemer heeft te maken met 27 vergunningen en ontheffingen. Die krijgt van de voedsel en waren autoriteit enorme pakketten met regels, die vaak echt flauwekul zijn. Ik ben mee geweest op controle. Er kan op 120 punten gecontroleerd worden, maar in werkelijkheid gebeurt dat op zeven of acht punten, want de rest kan men niet controleren. Vervolgens komen Bouw- en Woningtoezicht, de milieudienst en de Arbeidsinspectie.

Een ondernemer moet ook nog de inkoop en de verkoop doen, een personeelsbeleid voeren en hij moet verstand van financiën hebben. Waarom zou één mkb'er al die regelingen wél moeten kunnen beheersen en op vragen daarover antwoord kunnen geven en waarom zou een ambtenaar die van al die andere aspecten is vrijgesteld, dat niet hoeven? Natuurlijk zal een algemene inspectie- en controledienst een clubje met specialisten hebben op het gebied van arbo en een voor voedselveiligheid, alsook een clubje met milieuspecialisten, enzovoorts. Als een ondernemer dat alles moet kunnen, is één controleur/inspecteur toch ook mogelijk? In een bijzonder geval neemt die controleur een collega mee. Het gaat dus om één dienst die controleert en inspecteert. De heer Ten Hoopen wil ook één controlebezoek. Als de overheid met al die deskundigen en specialisten met een hoog salaris het niet kan, hoe moet een mkb'er het dan wél doen? Draait u het dus eens om.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb nog niet echt antwoord op mijn vraag gekregen. Ik noem het voorbeeld van de brandweer, omdat die niet de hele dag bezig is met inspecteren. Ik zou overigens willen dat dit vaker gebeurde. Wij hebben gezien wat de gevolgen kunnen zijn, als de inspectie niet goed uitgevoerd wordt.

De heer Aptroot (VVD):

Dat zijn wij met elkaar eens.

De heer Irrgang (SP):

Is het de bedoeling dat enkele brandweermannen gedetacheerd worden bij de centrale inspectiedienst?

De heer Aptroot (VVD):

Bij die algemene inspectie- en controledienst zijn er specialisten voor de belangrijke terreinen. Misschien ergert u zich wel eens aan bedrijven met een slechte dienstverlening. Als u evenwel naar een bedrijf gaat dat heel veel goederen of diensten aanbiedt, is het vaak heel gewoon dat u contact hebt met één contactpersoon of accountmanager. Die klantbehandelaar regelt de zaken of die komt bij je langs. Waarom zou zoiets niet mogelijk zijn bij een algemene inspectie- en controledienst? Als wij vinden dat de wet- en regelgeving zo duidelijk moet zijn dat één ondernemer in het midden- en kleinbedrijf zich aan alle verschillende regels moet kunnen houden, moet een ambtenaar het zeker kunnen, wanneer die alleen dat werk hoeft te doen en niet de andere ondernemers- en werknemersactiviteiten. Als je overigens vindt dat iemand iets niet kan behappen, doe je het verkeerd.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Wij zijn het met de VVD eens dat mkb'ers vaak klagen over de inspectiediensten, ook omdat die vaak tegenstrijdige adviezen geven. Is één groot bureaucratisch apparaat dan de oplossing? Wij zullen er overigens jaren op moeten wachten voordat het zover is, want ik kan mij voorstellen dat dit een heel verre horizon heeft. Echter, als het dan zover is, hebben wij werkelijk een gigadienst. Waarom kiest u niet voor een regionale samenwerking waarin het aan de brandweer, aan de milieu-inspectie of aan de arbeidsinspectie is om te zorgen voor teams met elk een eigen discipline, teams die naar de mkb'er gaan? Is dat niet een veel betere oplossing? Immers, dan komen wij ook tegemoet aan de kritiek die ik hier hoor en waar ik het mee eens ben, waarbij als voorbeeld werd gegeven: hoe kun je bijvoorbeeld de brandweer het frituurvet laten controleren? Op die wijze kun je daaraan tegemoet komen en tevens kan het dan veel sneller.

De heer Aptroot (VVD):

Wij zijn elkaar nu een heel eind genaderd; u komt een aardig eind in onze richting. Als u denkt dat wij een groot bureaucratisch geheel willen, dan is het antwoord: nee. Dit sluit aan bij ons tweede doel. Ons eerste doel is om het ondernemen in Nederland gemakkelijker, beter mogelijk en leuker te maken, maar het tweede doel houdt in dat een heleboel overhead kan verdwijnen. Al die instanties hebben regionale kantoren en dat wordt nu één regionaal kantoor voor die ene algemene inspectie- en controledienst. Natuurlijk kan het zich voordoen dat er een keer een specialist mee moet, maar dan is het er één van die ene dienst. Dit moet mogelijk zijn. Het zal ongetwijfeld betekenen dat een heleboel kantoren kunnen worden gesloten en dat er in de overhead – niet misschien bij de echte vakkennis, maar wel in de administratie en in de leidinggevenden – heel veel gesneden zal kunnen worden. Welnu, dat is prima.

U zegt dat zij beter moeten samenwerken, maar als zij goed kunnen samenwerken en kunnen coördineren, kun je deze instanties net zo goed bij elkaar zetten. Waarom kan het midden- en kleinbedrijf vaak zo goed functioneren en bovendien, als de overheid het niet te veel lastigvalt, goed concurreren tegen het grootbedrijf? Dat is omdat bedrijven daar één geheel zijn, waar één leidinggevende is die ook het besluit neemt. Dat moet de overheid eens leren van het mkb! Laten wij nu niet van allerlei diensten zeggen dat zij een beetje beter moeten coördineren. Die opdracht hebben zij jaren geleden al gekregen. Dat doen wij altijd zo, maar laten wij nu eens doorpakken: niet de bezwaren zien, maar de gigantische mogelijkheden. Wij raken een boel overhead en ellende kwijt en het ondernemen in Nederland wordt weer gestimuleerd en wordt weer aantrekkelijker.

Voorzitter. In december praten wij over de voortgang in de vermindering van de administratieve lasten. Het voortouw ligt bij Financiën. Voor de VVD-fractie is dit een punt in het regeerakkoord dat uit ons verkiezingsprogramma kwam. De vermindering van 25% waar het om gaat, willen wij in deze kabinetsperiode gerealiseerd hebben. Het is een keihard punt.

Daarnaast hebben wij gevraagd ook de uitvoeringskosten van wet- en regelgeving aan te pakken. Hiervoor is Economische Zaken de eerstverantwoordelijke, maar het is akelig stil. Wanneer komt het kabinet nu echt met een voorstel en een plan van aanpak? Wij willen meetbare resultaten en één systeem voor alle ministeries. Neem uw verantwoordelijkheid en kom met een forse taakstelling! De VVD-fractie denkt aan 10% vermindering in deze kabinetsperiode en plannen voor 30% vermindering aan het einde van de volgende kabinetsperiode. Daar gaan wij nu niet over, maar laten wij de plannen klaarleggen voor een volgend kabinet. Ik spreek daarbij de hoop uit dat het volgende kabinet géén links betuttelkabinet wordt maar een kabinet met liberale inslag zoals het huidige, dat daadwerkelijk mensen en bedrijven de ruimte wil geven en dus fors snoeit in regels.

Het kabinet geeft maar beperkt gevolg aan de motie-Aptroot die de statistische verplichtingen voor het bedrijfsleven wil beperken en voor het mkb geheel wil laten vervallen. Ondernemers leveren al veel informatie via aangiftes btw, loonbelasting, vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting. Daarom kan voor het mkb de verplichte invulling van formulieren voor statistieken vervallen. Als extra informatie nodig is, dán op basis van vrijwillige medewerking, eventueel tegen betaling. De VVD-fractie wil volledige uitvoering van de motie, wat betekent het geheel laten vervallen van statistische verplichtingen voor het mkb. Wij verwachten nu een keiharde toezegging van het kabinet en voortvarende realisatie.

Alle overheden voeren economisch beleid. Meestal is het ieder voor zich, zoals gemeenten, regio's, provincies en het Rijk. De VVD-fractie wil dat het ministerie van Economische Zaken met de andere overheden de prioriteiten bepaalt en komt tot één gezamenlijke inspanning. Essentieel is dat het gaat om kansrijke initiatieven waaraan het bedrijfsleven deelneemt. Laten wij initiatieven van onderop selecteren en steunen en niet alles zelf bedenken.

Bij een werkbezoek, deze zomer, aan de watersportindustrie in Friesland merkte ik dat er sprake is van teruggang, terwijl er een enorme potentie is. Toerisme en recreatie vormen een sector met grote toekomst. Het Friese merengebied is uniek in ons land en in Europa. Waarom neemt EZ niet het initiatief ertoe dat bedrijfsleven, gemeenten, provincie Friesland en het Rijk samen een toeristisch en recreatief ontwikkelingsplan gaan opstellen en uitvoeren, waarbij inspanningen en budgetten worden samengevoegd? Voor andere regio's kan hetzelfde gebeuren, zoals voor Limburg, dat te kampen heeft met een slechte economie en een hoge werkloosheid. Waarom niet samen met de provincie, de gemeente en het bedrijfsleven de Limburgse versnellingsagenda uitvoeren, waarbij ik denk aan het project Center for Molecular Medicine en het Innovatiecentrum Goede Voeding, een project samen met Wageningen Universiteit? Dit is innovatie die niet in Den Haag bedacht hoeft te worden. Wij moeten stimuleren, faciliteren en ondersteunen en dus samen met Brabant optrekken om van brain port Eindhoven en Zuidoost-Nederland nog meer de toptechnologische regio te maken. Ik weet dat de staatssecretaris er is geweest. Ik meen dat zij net zo enthousiast is als ik. Ik ben er dit jaar twee keer geweest. Deze regio geeft nu al 4% uit aan research and development, meer dan de 3% van de Lissabondoelstelling en ongeveer het dubbele van wat in Nederland op dit moment normaal is. Twee keer heb ik dit jaar de High Tech Campus Eindhoven bezocht: een voorbeeld van goede samenwerking tussen bedrijfsleven en andere partners, zoals onderwijsinstellingen en lokale en regionale overheden. Er zijn volop startende, innovatieve bedrijven. Zulke initiatieven moeten wij steunen. Die hoeven wij zelf niet te bedenken.

Nederland blijft overigens nog steeds achter bij de economische ontwikkeling, mede vanwege de stroperigheid van procedures. De Holland Acht, vier burgemeesters van grote steden en vier Commissarissen van de Koningin, willen een onafhankelijk onderzoek naar de herschikking van de rollen van de overheden. Nu bemoeien veel overheden zich met veel zaken: veel gepraat weinig actie. Dat moet echt anders. De VVD-fractie steunt het voorstel van de Holland Acht. Wil deze minister zich er hard voor maken dat het bij het onderzoek straks niet gaat om de structuur en de belangen van overheidsorganisaties, maar dat er in de Randstad een betere overheid voor het bedrijfsleven komt? Ik zeg tegen de minister: laat het niet alleen over aan het ministerie van Binnenlandse Zaken.

De VVD-fractie en het kabinet willen ondernemerschap en langer doorwerken stimuleren. Dus is het gek dat voor zelfstandige ondernemers vanaf de 65-jarige leeftijd de ondernemersaftrek vervalt. Het handhaven van die aftrek is ook leeftijdsdiscriminatie. Wij willen dat de zelfstandigenaftrek voor alle ondernemers geldt, ongeacht de leeftijd. Vindt het kabinet dat ook en vindt het dus dat deze beperking moet komen te vervallen?

Innovatie is essentieel voor onze toekomst. Deze jonge minister is het daar volstrekt mee eens.

Mevrouw Smeets (PvdA):

U sprak over het stimuleren van ondernemers van 65 jaar en ouder. Wilt u zeggen dat mensen gestimuleerd moeten worden om na hun 65ste een bedrijf te starten? Wij hebben in dit land inderdaad behoefte aan starters, maar ik wijs erop dat mensen van 65 jaar altijd de basisuitkering hebben en zij hoeven geen AOW-premie te betalen. Zij hebben dus al een aantal voordelen ten opzichte van andere starters.

De heer Aptroot (VVD):

Dat is waar, maar wij hebben het niet alleen over starters. Wij vinden dat iedere ondernemer van 65 jaar en ouder de faciliteit moet genieten die hij voorheen had. Dat stimuleert om door te gaan en het stimuleert ook nog een keer om te starten. Dat is alleen maar geweldig.

De heer Irrgang (SP):

Als fractiemedewerker heb ik mee mogen helpen aan de opstelling van een amendement om de zelfstandigenaftrek voor mensen van 65 jaar en ouder mogelijk te maken. Ik kan mij herinneren dat de VVD-fractie destijds tegen aanneming van dat amendement stemde. Bent u inmiddels van gedachte veranderd?

De heer Aptroot (VVD):

U kent de parlementaire geschiedenis op dit punt beter dan ik. Ik weet in ieder geval dat deze fractie vindt...

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit is dus een andere fractie.

De heer Aptroot (VVD):

Je loopt wel eens tegen iets aan waar je dan anders over denkt dan de fractie. Overigens, dit is het aardige van de VVD. Daar gaat het denken altijd door. Sommige partijen zijn heel star en daar ontwikkelt het denken zich nooit verder. Ik begrijp in ieder geval dat de SP-fractie dit voorstel steunt en dan zal het kabinet het zeker willen uitvoeren.

De heer Irrgang (SP):

Volgende week wordt het Belastingplan behandeld. Ik kan in ieder geval op dit punt op de steun van de VVD-fractie rekenen. Ik hoop dat de verschillende leden van die fractie dan weer een geheel vormen.

De heer Aptroot (VVD):

Bij de behandeling van het Belastingplan zit u hier toch niet als medewerker.

De heer Irrgang (SP):

Nee, ik ben woordvoerder voor financiën. Dus volgende week kan ik op de steun van de VVD-fractie rekenen.

De heer Aptroot (VVD):

Wij kunnen het nu regelen en het Belastingplan daarna uitvoeren. Het economisch beleid bepalen wij nu. Het Belastingplan is wat dat betreft volgend.

Voorzitter. Op het punt van het Innovatieplatform zijn wij kritisch, maar daarover willen wij binnenkort apart spreken. Over energie zal ik het nu niet hebben. Daarvoor zijn veel andere overleggen geschikt.

Conclusie: veel van de daden en plannen van het kabinet zijn goed voor ondernemend Nederland, maar zij zijn nog niet voldoende. Forsere maatregelen zijn nodig om de regel- en lastendruk voelbaar te verminderen. Daarom doet de VVD-fractie na het 26-puntenplan van dit voorjaar nu aanvullende voorstellen. Laat het kabinet die overnemen en uitvoeren. Dan wordt ondernemen in Nederland weer leuk en lonend en daar zal de hele bevolking wel bij varen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik noteer aan het begin van mijn bijdrage dat het zegenrijke werk van generaties liberale bewindslieden – Linschoten, Dijkstal, Van Aartsen, De Grave, De Korte, Koning, Nijpels, Kroes, Jorritsma en zo kunnen wij nog wel even doorgaan – hier in een minuutje of vijf door de heer Aptroot de grond in wordt geboord. Misschien kan het kabinet er nog wat nuance in aanbrengen, want zo slecht waren die bewindslieden nu ook niet.

De heer Aptroot (VVD):

Zo slecht waren die bewindslieden niet, zegt de heer Vendrik. Ik zou het op prijs stellen dat hij de goede dingen noemt. Wij zijn heel effectief bezig. Wij willen al het goede vasthouden wat in het land is bereikt en willen juist de punten aankaarten die moeten worden verbeterd. Ik ben benieuwd of de heer Vendrik ook zo'n positieve bijdrage levert aan het debat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik geef een voorbeeld. Wij hadden toen nog een minister van Milieu, maar die is er tegenwoordig niet meer. Dat vond ik wel goed aan bijvoorbeeld Winsemius en Nijpels. Ik denk er met een warm hart aan terug.

Het departement van Economische Zaken is nog niet opgeheven, maar mijn spreektijd is ongeveer gehalveerd. Ik heb drie minuten, dus het gaat van de hak op de tak. Mijn excuus aan de bewindslieden.

Minister Brinkhorst was medegastheer van de heer Poetin. Ik begrijp dat er in Rusland geld te verdienen valt. Onze wenkbrauwen fronsen. Gaat deze minister mee met minister Bot, die gisteren in de Kamer liet weten de handelsmissie naar Iran te overwegen?

Ik heb een paar punten over het energiebeleid. Net als tijdens het laatste debat over het energierapport zie ik onvoldoende urgentie bij deze minister voor de broodnodige revolutie in de energievoorziening; zie ook de recente evaluatie klimaatbeleid van staatssecretaris Van Geel. Doelen worden gehaald, zo zegt hij, maar alleen met behulp van vaag beleid dat nog in de pijplijn zit. Hier moet dit kabinet alles uit de kast halen. Zal dit ook gebeuren?

Ik vind dat de motie-Blok, die inmiddels is aangepast, niet moet worden uitgevoerd. De minister vond de motie al onuitvoerbaar, dus dan moet je dat ook niet doen. Ik hoop dat de minister daaraan vasthoudt.

Ik geef nog een tip om meer geld te besparen voor echte duurzame energie. CO2-opslag wordt gesubsidieerd, maar volgens ons is dat niet nodig. Het is nu al renderend. De minister kan het afdwingen met regelgeving. Dat bespaart hem de iets meer dan 100 mln. die ervoor is gereserveerd.

Wat is de inzet in Europa van deze minister op het gebied van energiebesparing? Is hij het met ons, het Europees Parlement en de Europese Commissie eens dat alle EU-lidstaten een hard energiebesparingsdoel moeten krijgen? Zie het verslag van de Raad voor Transport en Energie van 13 juli jongstleden. Of is zijn energie een vaag vrijwillig streefcijfer? Dat is dus pappen en nathouden. Ik vind dat het veel sterker en strakker moet.

Het plafond van de CO2-emissierechten voor de industrie na 2008 was tijdens het laatste debat nog niet helemaal uitgediscussieerd. Ik neem toch aan dat de Kamer eerst hierover kan oordelen voordat deze minister zijn handtekening zet onder wat, zo vrees ik, een handjeklapakkoord zal worden met de industrie. Als je de nota Evaluatie klimaatbeleid serieus neemt, moeten de CO2-emissierechten van de industrie omlaag en niet gelijk blijven.

Wij spreken binnenkort zeer uitgebreid over de WTO met de bewindslieden. Hier wil ik een punt naar voren brengen. Volgens staatssecretaris Nicolaï in het algemeen overleg over de RAZEB van vorige week is werkgelegenheid in Europa het primaire doel van deze WTO-ronde. Ik plaats hier vraagtekens bij, want in Doha is beloofd dat ontwikkelingskansen van arme landen het primaire doel van deze WTO-ronde waren. Hoe zit dat? Dit is een fundamenteel punt. Wat is de visie van het kabinet?

Een klein, maar zeer belangrijk punt is de vraag wat de economische consequenties zijn, indien de vogelpestcrisis zich daadwerkelijk aandient. Liggen er scenario's voor klaar? Wij vrezen dat de kans groot is dat deze crisis echt uitbreekt, want met de symboolpolitiek van vandaag komen wij er niet. Komen straks bijvoorbeeld internationale handelsstromen ten dele of misschien wel geheel stil te liggen? Wat zijn de scenario's? Deze minister is ingehuurd om er kritisch en op tijd preventief over na te denken.

Een ander punt betreft zwangerschap bij vrouwelijke ondernemers. Deze staatssecretaris wil meer kleine ondernemers, dit kabinet wil dat iedereen gaat werken en deze minister wil meer vrouwen aan de top. GroenLinks wil een goede collectieve zwangerschapsregeling voor ondernemers. Is de staatssecretaris het daarmee eens? Ik denk dat het moet kunnen. De minister zei ooit dat er zo veel geld uit het FES naar de kinderopvang gaat. Dan kan hier ook nog wel wat geld naartoe. Hierover heeft ons een schitterende brief bereikt, die ik graag aan de Handelingen zou toevoegen.

Een week geleden maakte de minister een opmerking over vrouwen aan de top. Zij zouden volgens hem niet in deeltijd moeten werken. Is dat ook de mening van de staatssecretaris? Als mannen op leeftijd iets gaan zeggen over dames zonder leeftijd, dan moet je echt uitkijken.

Ik kom op het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Kunnen de OESO-richtlijnen een meer verplichtend karakter krijgen en niet alleen gaan over investeringen, maar ook over handelsrelaties?

In 2002 heb ik een motie aangenomen weten te krijgen over open source. Er was unanieme steun, ook van de VVD-fractie van de heer Aptroot. Ik hoop dat die steun vandaag nog geldt, maar daar ga ik vooralsnog wel van uit. Met de motie heeft het kabinet de opdracht gekregen dat in 2006 alle software in de publieke sector voldoet aan open standaarden. Het jaar 2006, het jaar van de afrekening, nadert. Gaat de minister mij uitleggen dat de motie volledig en compleet wordt uitgevoerd?

Mijn laatste vraag: minister, wie wordt de nieuwe directeur van het Centraal Planbureau?

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Als de voortekenen niet bedriegen, staan wij aan de vooravond van een economische opleving. En als wij iets kunnen leren van de vorige periode van hoogconjunctuur, dan is het wel dat een kabinet ook in zo'n tijd juist moet doorgaan met hervormen en met initiatieven. Ik ken de minister en staatssecretaris goed genoeg om te weten dat zij niets anders willen dan dat. De staatssecretaris voegt zelfs heel concreet de daad bij het woord. Zeg tegen haar: groei! En zij groeit. Dat betekent wel dat wij haar weer een poosje moeten missen, hetgeen op zichzelf natuurlijk heel jammer is. Ik heb een aantal concrete, gevarieerde punten, die allemaal geplaatst moeten worden tegen de achtergrond van de razendsnel veranderende situatie in de wereld. Het beeld van een paar jaar geleden was nog dat de lagelonenactiviteiten Nederland verlieten, terwijl de activiteiten met hoge toegevoegde waarde en de kennis in Nederland zouden blijven. De Lissabonagenda is daarop gebaseerd. Inmiddels weten wij beter. Ook in Azië gaat het in hoog tempo om die hoge toegevoegde waarde en om die hoogtechnologische ontwikkeling.

In dat licht is kennis in Nederland nodig. Wij kennen een zogenaamde kennismigrantenregeling, die erop gericht is om kenniswerkers makkelijker Nederland binnen te krijgen. Er zijn echter nog steeds knelpunten, terwijl het een direct economisch belang is, ook voor de ontwikkeling van standaarden op het terrein van onderzoek en onderwijs, om zulke mensen binnen te krijgen. Je zou kunnen zeggen dat de nukkige bureaucratie van minister Verdonk de ambitieuze groeiagenda van Brinkhorst en Van Gennip in de weg zit. Het gaat dan om nieuwe bedrijven die nog geen track record hebben en die daarom geen beroep kunnen doen op de kennismigrantenregeling. Het gaat dan om werknemers van niet-Nederlandse bedrijven, die buiten de wet zouden moeten vallen. Het gaat om studenten, docenten en onderzoekers bij universiteiten. Het gaat om al die mensen die toegang willen hebben tot de internationale instituten die wij in Den Haag en elders herbergen. Ik zou graag zien dat de minister van Economische Zaken, net na zijn reis naar India, op dit punt zou opstaan en zou zeggen: ik heb er genoeg van, wij hebben in ons aller belang gewoon een soepele toelating nodig. Ik zou graag zien dat Economische Zaken dit punt agendeert.

Ik kom op de kabel. Toen ik het nieuws hoorde van mevrouw Kroes uit Brussel, dacht ik: dat is de zoveelste VVD'er die de kabel de hand boven het hoofd houdt. Gelukkig hebben wij de heer Aptroot, dus wij hoeven niet meer zo bang te zijn. Het is de vraag hoe het dossier verder gaat lopen. Het zal toch niet zo zijn dat wij volgend jaar opnieuw niets kunnen doen aan de kabeltarieven?

Voorzitter. Vervolgens wil ik over het FES nog een aantal opmerkingen maken. Zoals bekend, is er wat discussie over de voeding van het FES. Wij kennen allemaal de 42%, maar er wordt wel eens gezegd dat wanneer er lage aardgasinkomsten zijn, dat percentage hoger zou moeten zijn en dat dit percentage lager zou kunnen zijn bij hoge aardgasinkomsten. Daar wordt binnen de boezem van het kabinet over gedacht. Ik zou graag willen weten wat op dat punt de stand van zaken is. Ik heb overigens veel waardering voor de bestedingen vanuit het FES dit jaar. Die gaan namelijk in hoge mate naar duurzaamheid, milieu, energie, kennis etc. Ik denk dat daarin de verlegde prioriteiten tegen de achtergrond van de veranderende wereld, heel goed tot uitdrukking komen.

Bij de besteding van de FES-middelen vind ik het wel van belang om een aantal dingen te combineren. Voor de zogenaamde "creative industries" worden middelen vrijgemaakt. Er wordt nu door OCW onderzoek gedaan naar het opzetten van een door D66 eerder bepleit topkennisinstituut op dit terrein. De huidige middelen daarvoor zijn niet toereikend. Kunnen wij wat betreft de besluitvorming op dit punt de komende tijd wat verwachten en zo ja wanneer precies?

Voor duurzame energie is veel geld beschikbaar vanuit het FES. Niet alleen voor subsidies om windmolens en dergelijke neer te zetten, maar ook om op het gebied van onderzoek tot de beste landen van de wereld te gaan behoren.

Waardering heeft mijn fractie voor de grotere aandacht in de begroting voor de garantiestellingen en de extra mogelijkheden die op dat punt zijn geschapen. Wel valt het ons op dat er nog heel veel onbekendheid over bestaat bij bedrijven en in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf en banken. Het is van groot belang om de promotie van dat instrument ter hand te nemen.

Gelet op het vlammende betoog van de heer Aptroot over de PBO kan ik kort zijn over dat onderwerp. Hij noemde het stalinistisch, volgens mij is het meer corporatistisch, maar wij zijn het erover eens dat het in ieder geval ondemocratisch is. Aan niet-democratisch gelegitimeerde besturen van slechts een deel van de sectoren, zijn publieke heffingsbevoegdheden gegeven die daar evenwel niet thuishoren in deze tijd. Dat wil niet zeggen dat alles wat daar gebeurt onzin is, maar dat kan ofwel in eigen initiatief ofwel op een andere manier ondergebracht worden.

Wat betreft de launching customer lijkt het mij verstandig om het VAO daarover alsnog te houden. Wellicht kan dat volgende week en anders moeten wij het morgen maar integreren in de verdere begrotingsbehandeling.

Over het regionaal economisch beleid zou ik nog het volgende willen opmerken. Het valt mij steeds meer op dat regio's te maken hebben met tal van verschillende agenda's. Ik noem de Nota Ruimte, de Lissabon Agenda, de Europese structuurfondsen en de nota Pieken in de Delta. Dat is veel werk voor consultants en dergelijken, maar het is wellicht beter om dat hier in Den Haag ook in de richting van de verschillende provincies en gemeenten beter te bundelen. Hoe is die afstemming beter te regelen?

Regio's die in staat zijn om krachten te bundelen en dit ook daadwerkelijk doen, zoals de regio Limburg aan de hand van de Versnellingsagenda, moet je wat ons betreft belonen. Waarom? Omdat men zijn huiswerk doet en spirit en commitment organiseert. Ik sluit mij dan ook aan bij de suggestie van de heer Aptroot om ten aanzien van het Center for Molecular Medicine en het Innovatiecentrum voor gezonde voeding te bezien of er snel mogelijkheden terzake kunnen worden gecreëerd. Een regio waar ik wat betreft het ministerie van EZ niets van terugzie maar waarvan ik wel een en ander merk in de regio zelf, is Twente. Ik herinner mij ook dat er nog moties liggen ten aanzien van die regio. In het besef dat er in deze Kamer nog de nodige gesprekken zullen plaatsvinden over dit onderwerp, houd ik mij uitdrukkelijk het recht voor om later dit jaar terug te komen op de regio Twente. Ik vind eerlijk gezegd dat van de gecoördineerde aanpak, waar bezuinigingen van het Rijk een gat slaan in de sociaal-economische structuur van een regio, nog niet zo heel veel terechtgekomen is. Het enige echt concrete is nota bene door het ministerie van Defensie gedaan. Daarvoor overigens alle waardering maar ik vind dat EZ hierin een beetje achteraan loopt.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Vendrik over de zwangerschapsregeling. Ik voeg daar de levensloop aan toe. Ook daarvan is gezegd dat het niet meteen, maar wel snel geregeld moet worden. Hetzelfde geldt voor de zelfstandigenaftrek. Die is vorig jaar al aan de orde geweest. Misschien moet die nu worden geregeld.

Mevrouw Smeets (PvdA):

De heer Bakker zegt dat samenwerking door de regio's beloond moet worden in het licht van Pieken in de Delta. Hij noemt de regio's belangrijk. Bij Pieken in de Delta is het uitgangspunt dat de basiskwaliteit op orde is. Wij geven vervolgens geld aan die programma's die nationaal rendement opleveren. Vindt de heer Bakker dat de basiskwaliteit in alle regio's op orde is?

De heer Bakker (D66):

Ik heb een beetje moeite met het jargon bij het begrip basiskwaliteit. De belangrijkste ingrediënt van die basiskwaliteit is echter wat mij betreft samenwerking in een regio gericht op de toekomst. Ik zie te veel regio's en gemeenten die tegen een probleem oplopen en direct naar Den Haag gaan. Regio's en gemeenten moeten echter zelf nadenken over kracht en nieuwe perspectieven. Pas daarna moeten zij naar Den Haag komen. Mevrouw Smeets stelt een algemene vraag, namelijk of de basiskwaliteit op orde is. Er zijn natuurlijk tal van problemen in het land. De oplossing daarbij ligt echter niet in verdelende rechtvaardigheid maar in het steunen van de mensen die wat willen. Limburg en Twente laten zien wat zij willen. Zo zijn er nog een paar regio's te noemen. Op andere plekken is het vaak angstig stil. De mensen die voorop lopen, moeten de ruimte krijgen om een en ander in te vullen. Dat is van algemeen belang.

Mevrouw Smeets (PvdA):

De heer Bakker vindt dus dat er juist oog moet zijn voor regio's zoals Limburg en het noorden die bij de staatssecretaris en de minister aankloppen. Die regio's hebben immers de handen ineengeslagen. Die moeten wij dus steunen.

De heer Bakker (D66):

Dat klopt. Ik teken daarbij aan dat ik ten aanzien van het noorden van het land vindt dat er na de goede Langman-discussie maar weinig dynamiek en spirit te zien is. Er wordt vooral heel veel geklaagd. Ik wil daar meer dynamiek zien.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Ik heb juist het idee dat deze regio ook de handen ineen slaat. Onlangs hebben zij prachtige plannen gepresenteerd. Ik heb daar de heer Bakker overigens niet bij gezien.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij weten met de brief van de staatssecretaris hoe in haar ogen de uitwerking van Pieken in de Delta moet verlopen. De heer Bakker heeft samen met mevrouw Snijder-Hazelhoff een motie ingediend waarin uitgesproken wordt dat de nota Pieken in de Delta voor de economische kerngebieden niet als blauwdruk moet worden gehanteerd. Er is bijvoorbeeld aandacht gevraagd voor de Stedendriehoek. Er zijn nog meer gemeenten te noemen. Vindt de heer Bakker dat de motie is uitgevoerd met de brief van de staatssecretaris?

De heer Bakker (D66):

Nee. Die is op dit punt heel mager. Wij komen daarover nog te spreken. De heer Slob overvraagt mij een klein beetje op dit moment.

De heer Slob (ChristenUnie):

In de schriftelijke vragen en antwoorden bij de begroting wordt ook gesproken over Pieken in de Delta. De heer Bakker spreekt van een magere brief op dit vlak. Ik heb de indruk dat de motie helemaal niet is uitgevoerd. Ik kom er in mijn termijn op terug. Misschien kunnen wij hier een slag maken. Deze belangrijke motie moet uitgevoerd worden.

De heer Bakker (D66):

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat in het geval van Route Mobiel een uitdager op de markt op een buitengewoon unfaire manier het werken moeilijk wordt gemaakt. Wij staan weer vlak voor de datum van 15 november, de opzegdatum. Ik zou graag de situatie van verleden jaar herhaald zien. Er is toen een quick scan uitgevoerd en ik wil de bewindslieden daartoe opnieuw uitdagen om te bezien of niet meer ruimte moet worden geboden aan concurrentie die ten goede komt aan de consument, financieel en qua dienstverlening.

Het tweede punt is een soortgelijk punt, maar ook totaal anders. Ik heb een e-mail gekregen over de telefoongids. Die moet worden uitgegeven door de vroegere PTT, nu KPN. Dat is een universele dienst. Iedereen moet standaard gratis in die gids worden vermeld. Omdat iedereen zo'n gids in de bus krijgt, willen ondernemers daar ook wel graag in staan. Als je de tarieven daarvoor van de afgelopen jaren bekijkt, is er toch iets vreemds aan de hand. De tarieven voor die extra vermelding van bedrijven in de gewone telefoongids zijn in 2004 met 42% gestegen, in 2005 en in 2006 met ongeveer hetzelfde percentage. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Volgens mij kan daartegen op basis van artikel 24 van de Mededingingswet – verbod op misbruik van een economische machtspositie – wel degelijk worden opgetreden. Tal van ondernemers worden hiermee geconfronteerd, nu niet met prijsstijgingen van enkele procenten per jaar, maar van enkele tientallen procenten!

Al met al is er veel te winnen; in de PBO-heffingen, bij de kamers van koophandel en ook bij de telefoongids. Ook het kleine leed verdient het om te worden aangepakt!

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Toen ik op de middelbare school zat, werd mij geleerd dat economie de wetenschap is die bestudeert hoe de mens streeft naar welvaart. Later is wel geprobeerd mij andere definities in het hoofd te prenten, maar ik kwam steeds weer tot de conclusie dat er geen een completer was dan die eerste: economie is de wetenschap die bestudeert hoe de mens in al zijn facetten streeft naar welvaart. Als ik dus naar het ministerie van Economische Zaken kijk, zou zijn eerste taak moeten zijn om te doorgronden hoe de Nederlandse burger streeft naar welvaart. Als je dat weet en je zou dat kunnen toepassen op Europa, dan heb je al een vracht problemen opgelost. Alleen, ik denk dat het heel moeilijk is om erachter te komen wat de mens precies bezielt. Daar moet tijd in worden gestoken.

De LPF-fractie constateert – hoe jammer zij dat ook vindt – dat de burger nog steeds geen vertrouwen heeft in onze economie. Net als ieder ander die dit als profeet verkondigt, zou ook zij wel willen zeggen dat er in het volgende jaar groei zal zijn of dat wij aan de rand staan van een ontwikkeling waardoor de groei weer zal beginnen. Ik zou dat wel willen, maar wij moeten jammer genoeg constateren dat de burger dat nog niet gelooft, want die laat zijn geld nog niet rollen. De burger houdt de hand op de knip. Economie is toch de wetenschap die bestudeert hoe de mens streeft naar welvaart? De gemiddelde Nederlandse burger meent dat op dit moment nog te kunnen doen met de hand op de knip waardoor de economie niet groeit. Is de minister het met mij eens dat de burger de hand op de knip houdt? Is hij het met mij eens dat daardoor de economie niet groeit? De meest relevante vraag luidt: hoe wil de minister de burger in Nederland ervan overtuigen dat hij het geld moet laten rollen? Wij zijn ervan overtuigd dat de economie daarmee op korte termijn aan de gang gebracht kan worden. Onze fractie meent dat enerzijds langetermijnbeleid nodig is om de economie te stimuleren. Anderzijds geldt, ook voor bedrijven: als ik de avond niet haal, heb ik geen interesse in de morgen. Zonder beleid voor de korte termijn is het langetermijnverhaal hartstikke leuk maar komt het voor velen te laat. Daarom moet ook beleid voor de korte termijn ontwikkeld worden.

Ik zal echter beginnen met het beleid voor de lange termijn want dat zal de minister aanspreken. Wij hebben al veel gesproken over innovatie, kennis, kennisoverdracht et cetera. Wij kunnen heel dicht bij huis blijven. Twee kilometer hiervandaan ligt de Noordzeekust. Wij horen steeds dat die er niet best aan toe is. Wij horen dat door de klimaatsveranderingen de zeespiegel stijgt. Waarom maken wij van dit mogelijke probleem geen kans? Waarom stelt de minister zich niet op als koning Willem I eind vorige eeuw door te zeggen: ons land heeft een probleem, dus nemen wij grote structurele maatregelen en lossen wij het verhaal aan de Noordzeekust op door de dijken te versterken en door grote bedrijventerreinen aan te leggen zodat wij ook in de toekomst veilig zijn voor het eventueel stijgende water? Zou het niet prachtig zijn als deze minister een tweede koning Willem I wordt? Ik zeg het wat lachend. Ik weet dat er al veel plannen zijn ontwikkeld en in de la terecht zijn gekomen. Er doet zich echter een kans voor om Nederland in de grootte die het vandaag heeft veilig te houden en in de komende eeuwen structureel op de kaart te houden. Dus het plan is des konings waardig.

Wat de zaken op korte termijn betreft, er is vandaag veel gesproken over het midden- en kleinbedrijf. Wij hebben het kleinbedrijf vandaag omarmd. Wij hebben het gezoend. Ze zouden er verlegen van zijn geworden. Ik wil dat op de korte termijn concreet maken. Waarom versoepelen wij niet het ontslagrecht voor het midden- en kleinbedrijf tot vijftien werknemers? Niet om werknemers te pakken te nemen, maar om te zorgen dat zij veel gemakkelijker nieuwe werknemers aannemen. Zo kunnen degenen die op korte termijn hebben te overleven, ook zin in morgenvroeg hebben. Wat zou de minister ervan vinden om de zelfstandigenaftrek fiscaal intact te laten, maar er ook een zelfstandigenkorting van te maken, wat in de praktijk uitwerkt als een toeslag? Wat zou de minister ervan vinden om de gemeentelijke baatbelasting af te schaffen? Hierdoor worden bedrijfjes aan een mooie straat soms in een keer met € 70.000 opgezadeld. Wat zou de minister ervan vinden om op korte termijn de loonsom naar beneden te brengen door de loonbelasting die de werkgevers betalen te verminderen? Zo kunnen zij op lange termijn overleven.

Over energie kan ik kort en krachtig zijn. Duurzame energie is belangrijk. De LPF-fractie vindt dat er te weinig wordt gedaan aan het bezuinigen op energie. Hoe gaat de minister dit stimuleren?

Wij hebben heel lang en heel veel gesproken over regelgeving, lastendruk, tegenstrijdige regels etc. Ik heb een vraag, die ik het beste als volgt kan samenvatten. Wat zou de minister c.q. de staatssecretaris ervan vinden als wij eens per jaar, bijvoorbeeld in de week van 21 maart wanneer de lente begint, een dag in het parlement houden waarop wij met het kabinet bespreken welke tegenstrijdige regels wij gaan afschaffen? Ik doel dus op een zogenaamde grote schoonmaak van overbodige en tegenstrijdige regels. Waarom stel ik dat zo voor? Ik ben benieuwd wat de bewindspersonen ervan vinden. Wij hebben het gevoel dat mensen de verminderde regeldruk niet ervaren en dat het de Kamer tussen de vingers door glipt. Wij hebben een gehaktdag, maar die is ergens in mei. Laten wij zoals de huisvrouw doet – een prachtig beroep – in het voorjaar het huis schoonmaken. Zodra de lente begint moeten wij er als parlement voor zorgen dat het kabinet oude onnodige en tegenstrijdige regels afschaft.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Het voorstel van de heer Van den Brink klinkt sympathiek omdat er zo meer aandacht komt voor het probleem. Wij spreken echter al twee of drie keer per jaar met de minister van Financiën en de staatssecretaris van Economische Zaken over die administratieve lastendruk. Op die momenten wordt bezien hoe ver wij zijn en wat wij nog kunnen doen. Hoe past die dag van de heer Van den Brink binnen dit kader? Wat is meerwaarde ervan voor het mkb?

De heer Van den Brink (LPF):

Mijn ervaring als parlementslid is misschien te klein, maar ik zie het als volgt. Wij organiseren één keer per jaar samen met het kabinet een dag in het parlement over het afschaffen van (tegenstrijdige) regels. Ik houd mij aanbevolen voor een ieder die goede ideeën heeft over de invulling. Dit onderwerp mag ons echter niet tussen de vingers door glippen. Er is niks fnuikender dan wanneer ik, u, de heer Aptroot, de man van de SP of van het CDA, morgenavond ergens in het land komt en hoort: jullie kletsen best, maar wij merken er niks van.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De eerste termijn van de behandeling van de EZ-begroting valt dit jaar samen met de dankdag voor gewas en arbeid, zoals die vandaag in veel protestants-christelijke kerken wordt gevierd. Het is een oude gewoonte met een ook voor vandaag nog steeds diepgaande betekenis. Veel burgers van dit land danken God vandaag voor het feit dat de akkers weer mochten bloeien en oogst konden geven, voor fabrieken waar geproduceerd kon worden, voor het werk dat in de dienstverlenende sector verricht mocht worden, voor het feit dat er voor veel mensen in ons land werk was om in hun dagelijks levensonderhoud te voorzien. Ik hoop dat het kabinet ook vanuit dat perspectief deze EZ-begroting heeft opgesteld en naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Over deze begroting heb ik een paar vragen.

In de memorie van toelichting wordt lovend gesproken over het profijt dat Nederland zou hebben van economische integratie, zowel binnen de EU als in het kader van de WTO. Het is onmiskenbaar waar dat economische integratie voordelen biedt. De vraag is echter wel of het kabinet niet te optimistisch is. Naast kansen zijn er namelijk ook bedreigingen en de kansen die ontstaan, moeten wel worden benut. Ik vraag dit met in mijn achterhoofd de uitkomsten van een recent onderzoek – dit dateert van oktober 2005 – van de Erasmus Universiteit Rotterdam naar de Nederlandse concurrentiepositie. Hieruit blijkt dat na toetreding van de tien nieuwe lidstaten in mei 2004 de internationale concurrentiepositie van Nederland aan het verslechteren is. Het mkb laat te veel potentiële exportkansen onbenut. Het benutten van de typisch Nederlandse koopmansgeest is minder eenvoudig dan voorheen, zo valt te lezen in het rapport. Willen de bewindsleden van EZ morgen in hun termijn op dit onderzoek ingaan, in het bijzonder op de vele aanbevelingen die voor een deel aan de Nederlandse overheid zijn gericht? Dit rapport mag niet zomaar onder het stof verdwijnen.

Kennis en innovatie zijn belangrijke onderwerpen voor de hoogontwikkelde Nederlandse economie. Bij alle aandacht voor innovatie is het echter belangrijk om blijvend aandacht te hebben voor de effectiviteit van beleidsinstrumenten. In dat kader wil ik toch aandacht vragen voor de WBSO, de oude benaming voor de technologiesubsidie. In 2001 heeft het CPB reeds een studie het licht doen zijn naar de maatschappelijke kosten en baten van technologiesubsidies zoals de WBSO. Hieruit werd duidelijk dat de maatschappelijke opbrengsten in potentie groot zijn, maar dat de effectiviteit in de praktijk minder groot is. Wij zien dat de WBSO-budgetten voortdurend stijgen; ook komend jaar komt er weer 25 mln. bij waarmee het totaal op ruim 400 mln. komt. Dan is het toch goed om die vraag naar de effectiviteit te stellen. Willen de bewindslieden daarop ingaan? Wat is er met die CPB-studie gebeurd?

De NMa ziet toe op een eerlijke concurrentie. In een economie waarin de vrije marktwerking hoog in het vaandel staat, is het een goede zaak dat er een dergelijke autoriteit is. Wij constateren echter ook dat de NMa soms vergaande uitspraken doet. Zou het niet goed zijn als zij ook de specifieke kenmerken van een markt betrekt in haar oordeel? Ik vraag dat met de concrete casus in het achterhoofd van de boete voor de garnalengroothandel en -visserij uit 2003. Die uitspraak heeft desastreuze gevolgen gehad voor deze sector. Dient de NMa zich aan het einde van de rit niet af te vragen of bereikt is wat haar voor ogen stond? Ik heb die vraag al eens gesteld aan de minister van LNV, maar dit onderwerp moet ook aan de orde worden gesteld bij de behandeling van de begroting van EZ.

Ik vraag opnieuw aandacht voor het versterken van vakmanschap in ons land. Al eerder heb ik EZ opgeroepen om samen met OCW actief te participeren in het initiatief Euroskills. Wij hebben een brief hierover ontvangen waarin de staatssecretaris aangeeft dat zij wacht op een nader uitgewerkt projectplan op basis waarvan zal worden besloten op welke wijze de beide ministeries zullen participeren waarbij een positieve grondhouding het vertrekpunt is voor besluitvorming. Dat is prachtig, maar kan de staatssecretaris aangeven waaruit deze positieve grondhouding blijkt in de begroting? Er is nergens een reservering opgenomen voor dit onderwerp.

De Kamer heeft de brief over de scheepsbouw met een uitwerking van de motie die ik een aantal maanden geleden heb ingediend pas vanmorgen ontvangen. Ik vind dat heel erg laat en ik vind, net als de heer Ten Hoopen, de inhoud van de brief teleurstellend. De conclusie is in feite dat er geen level playing field is waar het gaat om de Nederlandse scheepsbouw. Er wordt verwezen naar een aantal bestaande regelingen en dat is het dan. Wij zijn dus geen millimeter opgeschoten ten opzichte van maanden geleden. Dat vinden wij niet acceptabel. Ik wil daar morgen een toelichting op van de staatssecretaris. Wij moeten het er verder over hebben. Ik ben het met de heer Ten Hoopen eens dat er per 1 januari 2006 iets geregeld moet zijn. Het is dan wel zaak dat wij opschieten.

Een volgend punt betreft de nota Pieken in de Delta. Ik heb in een interruptie tijdens de inbreng van de heer Bakker gevraagd of conform de uitwerking van de motie-Snijder-Hazelhoff/Bakker gebieden die geen nadrukkelijke plek hadden gekregen mee mogen profiteren, net als de nationale stedelijke netwerken. Ik vraag daarnaar omdat in de Nota Ruimte een aantal gebieden en plaatsen die geen nationaal stedelijk netwerk vormen, mogen beschikken over het instrumentarium daarvan. Dat moet natuurlijk ook een doorvertaling krijgen in de EZ-documenten. Ik zie dat niet terug in Pieken in de Delta. Is er ruimte en mogen deze gebieden en steden dan straks ook eventuele projecten aandragen voor de programmacommissies die nog moeten worden ingesteld? Ik vraag dat ook met het oog op de structuurfondsen 2007-2013 die straks gaan komen waarin deze gebieden en steden ook een plaatsje moeten krijgen.

Er komt een evaluatie van de Winkeltijdenwet. Het is zorgelijk dat op dit moment in Nederland veel gemeenten zijn die zichzelf tot toeristische zone bestempelen en daardoor onder het maximum van twaalf koopzondagen per jaar kunnen uitkomen. Dat speelde bijvoorbeeld onlangs in Almere. Dat lijkt ons in strijd met de Winkeltijdenwet. Dit moet worden meegenomen bij de evaluatie.

Mijn laatste punt betreft radio frequency identification (rfid), de chips ter grootte van een zandkorrel die nogal wat mogelijkheden hebben. Ik heb daar vorig jaar bij BZK aandacht voor gevraagd. Wij zouden er een notitie over krijgen, maar die hebben wij tot op heden niet ontvangen. De ontwikkelingen gaan echter door. De ChristenUnie heeft zelf een notitie gemaakt, maar de overheid staat erbij en kijkt ernaar. Dat is niet acceptabel omdat er heel veel privacyaspecten aan deze technologie vastzitten. Ik vraag de bewindslieden hoe het staat met de modelgedragscode voor het gebruik van rfid. Waar baseren zij hun veronderstelling op dat zelfregulering bij toepassing van deze technologie afdoende is, zoals in de memorie van toelichting van de begroting is te lezen?

Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Bakker over de compensatie voor Twente.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Veel mensen klagen erover hoe slecht zij het hebben. Ook hier, in "Den Haag", hebben wij het meestal over de dingen die niet goed gaan. Wij hebben het ook over een economie die niet echt op gang wil komen, althans die te traag groeit. Tevens hebben wij het over de werkloosheid.

In de protestantse kerk is het een goede traditie om op de eerste woensdag in november, dus vandaag, dankdag te houden. Veel mensen hebben werk en vrijwel iedereen heeft, gelukkig, voldoende te eten. Wij leven in een al met al welvarend land. Dit is genoeg om dankbaar te zijn voor wat God ons geeft. Die dankbaarheid is echter geen alternatief voor achterover leunen. Wij mogen en moeten ook de handen uit de mouwen steken. In die zin steunen wij een ambitieuze agenda om de economie te stimuleren.

Een belangrijke doelstelling van het kabinetsbeleid is om de lasten van het bedrijfsleven te verlichten. In het programma daarvoor lijkt de aandacht vooral uit te gaan naar het grote, internationale bedrijfsleven. Daar is natuurlijk niets mis mee, zo lang dat maar in evenwicht is met de lastenverlichting bij de kleinere bedrijven. Immers, zij vormen de ruggengraat van onze economie. Wij vinden de uitkomst van een en ander toch wat eenzijdig: meer prominente sectoren wel aandacht ten koste van bedrijven die weliswaar misschien onopvallend zijn, maar wel nuttig voor het draagvlak van de economische activiteit in onze samenleving. Met andere woorden: mag ik over die benadering en het evenwicht daarin eens wat vernemen van de bewindslieden?

Mijn motie inzake beveiliging van mkb-bedrijven van verleden jaar wordt niet uitgevoerd. Toch wil ik dit thema op de agenda houden. Er is ooit afgesproken dat dit onderwerp aan de orde zou komen in een verzamel-AO, maar het is er nog niet van gekomen. Het is echter een aangelegen punt. Het zal mij dus een lief ding waard zijn, als de staatssecretaris ter zake een heldere visie en een constructieve aanpak presenteert.

De heer Aptroot (VVD):

Als ik u hoor praten over de investeringen die ondernemers moeten maken tegen diefstal, denk ik dat u een goede vriend bent van de ondernemers en wat dat betreft van mij. Ook ik vind het antwoord van de staatssecretaris teleurstellend. Zou de oplossing kunnen zijn dat er in plaats van aparte regelingen een vrije afschrijving voor de ondernemers mogelijk is? Zij kunnen dat in één jaar afschrijven. Als u daartoe het initiatief neemt, steun ik dat graag namens de VVD. In ieder geval biedt dit de ondernemers mogelijkheden qua liquiditeit. Immers, zij kunnen die investering direct van de belasting aftrekken. Op de lange termijn maakt dit dan niets uit voor de belastingen. Wij kunnen de ondernemers op deze manier helpen, stimuleren en het financieel wat makkelijker maken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik noteer met erkentelijkheid dat ook de heer Aptroot namens de VVD-fractie de brief van de staatssecretaris over dit onderwerp teleurstellend heeft gevonden. Dat was ook expliciet mijn ervaring. De vraag is wat de eerste de beste gelegenheid is om dat aan de orde te stellen. Ik ben gewend om in het parlementaire verkeer netjes op te treden. Ik geef deze staatssecretaris dan ook alle kansen om met constructieve ideeën te komen. U hebt een voorbeeld genoemd en wellicht zijn er nog enkele andere te bedenken. Als dat niet tot een daadkrachtige aanpak leidt ten behoeve van het mkb, dat veel te lijden heeft onder allerlei winkelkraken en wat dies meer zij, moeten wij als Kamer maar activiteiten gaan ontwikkelen. Ik ben dan graag bereid om daarin het voortouw te nemen. Ik begrijp dat de heer Aptroot daar belangstelling voor heeft, evenals wellicht andere collega's. Laten wij dan een daad stellen; dat zou heel goed zijn voor de winkelstand in de ruime zin van het woord, die hier echt onder lijdt. Dit was overigens ook de intentie van mijn motie van verleden jaar. U herinnert zich dat. Gezien de brief van de staatssecretaris is het er echter niet van gekomen.

Voorzitter. Ook bij het thema innovatie is de tendens van grotere bedrijven, prominente sectoren en kleinere, meer onopvallende sectoren te bespeuren. Kennisontwikkeling, de meer zichtbare poot, staat voorop en die krijgt een groot deel van het beschikbare budget. Kennistoepassing, het nuttig gebruikmaken van nieuwe methoden, staat op het tweede plan. Wij kunnen echter toch niet blijven ontwikkelen zonder dat wij ook werkelijk nuttig gebruikmaken van nieuwe methoden? Zijn de beide bewindslieden bereid om tegen deze achtergrond de beschikbare regelingen nog eens kritisch tegen het licht te houden? Opnieuw geldt hier: heb toch ook alle aandacht voor het mkb!

Er is een afspraak om de Winkeltijdenwet te evalueren. Dat is loffelijk en hard nodig. Ook mijn fractie ziet de laatste tijd steeds meer de tendens – collega Slob sprak er zojuist ook over – om de winkeltijden vooral op zondag te verruimen. Diverse plaatsen beginnen zich opeens toeristisch te noemen, terwijl zij dat feitelijk niet zijn of althans nooit zijn geweest. Niet voor niets is bij de behandeling van de Winkeltijdenwet gesteld dat het toeristische regime niet betekent dat de open zijnde winkels als zodanig dé toeristische factor zijn. Dat is een omkering van wat wij bij die wetgeving in beeld hadden. Grotere gemeenten gaan te gemakkelijk mee in de vragen van grootwinkelbedrijven tot het maar altijd open kunnen zijn en dat terwijl bijvoorbeeld in Utrecht de uitslag van het referendum over koopzondagen zeer heldere taal sprak.

De heer Aptroot (VVD):

De economie is in beweging. Er zijn sectoren die minder sterk worden, maar toerisme en recreatie vormen een groeisector. Dan is het toch geweldig dat allerlei gemeenten zeggen dat daar kansen liggen voor ondernemers en dat zij die ondernemers ook de ruimte geven. Het moet de SGP-fractie, die er ook zo aan hecht dat mensen een baan hebben, zich daarin kunnen ontwikkelen en zelf de kost kunnen verdienen, aanspreken dat dit mogelijk wordt gemaakt. U zou het moeten toejuichen dat wij nu een groeisector hebben in dit land, toerisme en recreatie, en dat de ondernemers in de detailhandel dit actief oppakken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Wij hebben daar indertijd bij de behandeling van de wet uitvoerig over gesproken; ik herinner mij de minister die de wet verdedigde, nog heel goed. Er is toen op het regime een uitzondering gemaakt voor de expliciet toeristische centra. Het voorbeeld van de boulevard in Scheveningen was toen hét voorbeeld dat werd gehanteerd. Wij hebben een heel andere opvatting over de zondag dan de wijze waarop het in die wet terecht is gekomen, maar dat zou je dan moeten gedogen. Ik heb daar moeite mee, maar vooruit. Iets anders is het om de aantrekkelijkheid van je gebied te bevorderen door de winkels open te stellen en daarmee de belangstelling van burgers te wekken, in samenhang met het naar je toe halen van attracties enz. Dat is een omkering van de wereld. Het kan bijvoorbeeld niet zo zijn dat de gemeente Den Haag – het speelt hier in de gemeenteraad – heel het stedelijke gebied van Den Haag tot toeristisch gebied verklaart. Dat hebben wij toch nooit zo bedoeld? Nu, misschien de heer Aptroot wel, maar de meerderheid in deze Kamer heeft dit toen niet zo bedoeld. Kijk maar naar de wetsgeschiedenis. Natuurlijk waren er fracties die het allemaal veel ruimer wilden, maar de meerderheid van de Kamer heeft het heel helder afgebakend. Wat ik nu zie, is dat die grenzen worden opgerekt. Er worden allerlei pogingen gedaan, in de vorm van U-bochtconstructies en dergelijke, om de winkels maar open te krijgen, terwijl de burgers er nota bene niet eens belangstelling voor hebben. Dit blijkt althans uit het referendum dat in Utrecht is gehouden. U zult het zich herinneren: dat was een heldere uitspraak.

Waar gaat het ons om? Ik wind er geen doekjes om dat het mij gaat om het karakter van de zondag. De zondag wil ik liever niet aan de commercie uitleveren; dat moet je er niet voor over hebben. Ik wijs erop dat wat op zondag in de kerken wordt aangeboden, veel kostbaarder is; je krijgt het bovendien voor niets. Laten wij dat koesteren.

Je moet daarbij ook eens kijken naar de supermarktoorlog, de prijzenslag. Je ziet dan twee dingen. Enerzijds is er onder de grotere bedrijven de wens de supermarkten vaker open te hebben; anderzijds wil men vermijden dat onder de kostprijs moet worden gewerkt. Dat zijn twee tegenstrijdige lijnen. Graag verkrijg ik op dit punt een daadkrachtige reactie van de bewindslieden.

Over bedrijfsoverdrachten merk ik het volgende op. Dit is iets wat veelvuldig gebeurt; het gaat om tienduizenden bedrijfsoverdrachten op jaarbasis. Door het kabinet zijn diverse verruimende maatregelen genomen om bedrijfsoverdrachten binnen de familie eenvoudiger en voordeliger te maken. Prima, dat streven heeft onze steun. Tegelijk vragen wij wel aandacht voor de signalering van MKB Nederland dat steeds vaker bedrijven worden overgedragen aan medewerkers, niet zijnde familieleden. Zou het nu geen aanbeveling verdienen om overdrachten ook gemakkelijker te maken voor deze categorie, waarbij de mate van trouw aan het bedrijf en de bindendheid natuurlijk wel parameters zouden kunnen zijn?

Voorzitter. Als de voorspellingen uitkomen – dat moet je natuurlijk nog maar afwachten – krijgen wij midden volgend jaar te maken met de Wet op de maatschappelijke ondersteuning. De gemeenten krijgen dan nieuwe, publieke taken. Zowel de dienstenrichtlijn en de mededingingswetgeving als de aanbestedingsregels kunnen hierbij belemmerend werken voor de gemeentebesturen die die nieuwe functies moeten gaan uitzetten. Zijn deze bewindslieden bereid om deze regelingen kritisch te bezien, zodat deze taken niet onnodig worden verzwaard? Een vergelijkbare problematiek doet zich voor bij kleine zorgverleners die moeten opboksen tegen regionaal machtige verzekeraars. Ook hiervoor vraag ik graag aandacht.

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vragen van collega Bakker over het FES. Voor de scheepsbouw moet per 1 januari aanstaande een gelijk speelveld gelden in Europa. Ik steun een daadkrachtige aanpak om dit doel te bereiken. Ten slotte herinner ik aan de vraag die ik afgelopen maandag in het debat met minister Hoogervorst stelde. Wij hadden toen een wetgevingsoverleg over zijn begroting. De vraag betrof het Topinstituut Farma. Minister Hoogervorst zei in het overleg dat ik mijn vraag deze week in het debat met de minister van EZ moest stellen. Dat doe ik dan maar. Het gaat om de voortgang der dingen en om de financiering.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Het debat over de begroting van Economische Zaken wordt morgen voortgezet.

De vergadering wordt van 18.04 uur tot 19.30 uur geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

Naar boven