Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Aangezien voor de stukken gedrukt onder de nummers 24493 (R1557), nrs. 24 en 25, 30157 (R1792), 30158 (R1793), 30586, 30591, 30592 en 30593 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd.

Ik stel voor deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Aangezien voor de stukken 23490, nrs. 412, 416 en 425, 27659, nr. 66, 30300-VIII, nr. 235, 30383, 30384, 30589, 30590, 30616, 30617 en 30641 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde de aangehouden moties 24515, nrs. 76 en 79, 26959, nrs. 115 en 116, 29237, nr. 43, 29259, nr. 28, 29835, nr. 34, 30252, nrs. 7 en 8, 30300-X, nr. 79, 30313, nr. 24, en 30467, nr. 8, zijn vervallen.

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Sinds gisteren hebben de vaste commissies voor Defensie en voor Buitenlandse Zaken enkele discussies gevoerd over het verzoek van de fractie van GroenLinks om een spoeddebat te voeren met minister Kamp over de ontwikkelingen in het zuiden van Afghanistan. Ik heb geprobeerd de instemming van de commissies te verkrijgen voor een spoed algemeen overleg om de plenaire agenda te ontzien, maar dit is helaas niet gelukt.

Gelet op de ontwikkelingen in Afghanistan en vooral op het feit dat er nu 100 Nederlandse militairen buiten Uruzgan zijn gestationeerd en dat de NAVO een stevig offensief heeft ingezet waaraan ook Nederland deelneemt, is het naar onze mening meer dan gerechtvaardigd dat wij deze week daarover met minister Kamp kunnen debatteren. Tijdens de procedurevergadering is echter voorgesteld om pas op 26 september aanstaande hierover een algemeen overleg te houden. In de commissie was daar een meerderheid voor. Wij vinden dit met het oog op de situatie in Afghanistan onacceptabel. Ik heb al aangekondigd dat ik daarom bij deze regeling van werkzaamheden een spoeddebat zou aanvragen. Zoals u weet, heb ik daarvoor de steun van 30 collega's nodig.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Wij hebben vanochtend in de procedurevergadering afgesproken dat er zo spoedig mogelijk een algemeen overleg met drie ministers zal worden gehouden. Ik wil dit staande houden, opdat wij niet alleen een debat op basis van incidenten voeren, maar een regelmatig weerkerend structureel debat. Daar willen wij aan vasthouden. Als het mogelijk is om dat overleg eerder dan 26 september te houden, is dat prima. Van een spoeddebat deze week zijn wij echter geen voorstander.

De heer Van Baalen (VVD):

Ook de VVD-fractie wil geen plenair spoeddebat. Er is in de procedurevergadering gesproken over de mogelijkheid van een spoed-AO. Inmiddels circuleert het bericht dat dit overleg wellicht niet 26 maar al 18 september kan worden gehouden. Mijn fractie kan daarmee leven. Wel willen wij dat daarbij zo veel mogelijk ministers aanwezig zijn. In ieder geval moeten wij proberen om de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie aanwezig te laten zijn. Als dat mogelijk is, kan ik mij goed vinden in het idee om 18 september een spoed-AO te houden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook de SGP-fractie heeft geen behoefte aan een plenair spoeddebat deze week. Ik hecht eraan te beklemtonen dat er in de procedurevergadering weloverwogen voor is gekozen om zo snel mogelijk een overleg te houden met alle betrokken ministers, zodat niet alleen dit incident, maar alle ontwikkelingen in Afghanistan in samenhang kunnen worden besproken. Ik zou het ongelukkig vinden om deze beslissing van een meerderheid van de commissie te doorkruisen met een plenair spoeddebatje. Laten wij dus alles op alles zetten om tegemoet te komen aan de wens van de GroenLinks-fractie door de datum van het beoogde algemeen overleg zo veel mogelijk naar voren te halen. Ik zou er zelfs geen enkele moeite mee hebben om een maandag voor dit overleg te gebruiken. Maar alles liever dan de procedure doorkruisen met een spoeddebat.

De heer Samsom (PvdA):

Wij sympathiseren met het verzoek om op korte termijn een debat te houden. Mijn fractie geeft er echter de voorkeur aan dat het geen plenair spoeddebat wordt. Wij willen dat binnenkort een algemeen overleg wordt gehouden. Voor ons is 26 september echt te ver weg en gelukkig proef ik uit de bijdragen van andere leden dat zij dat ook vinden. Laten wij dus naar een andere datum zoeken, bijvoorbeeld 18 september. Bij dit spoed-AO zullen wel de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken aanwezig moeten zijn, waarbij de minister voor Ontwikkelingssamenwerking eventueel de minister van Buitenlandse Zaken kan vervangen. Aanvullend op de brief van de ministers hebben wij om extra informatie gevraagd. Die informatie heeft ons tot op heden niet bereikt, terwijl wij die wel bij dit overleg willen betrekken.

De heer Van Bommel (SP):

De Kamer wordt geconfronteerd met voldongen feiten, die zij ook nog eens uit de media moet vernemen. Het verzoek om deze week een debat te houden is dan ook alleszins redelijk. Mijn fractie vindt het in ieder geval ongewenst om nog eens weken te moeten wachten. Houden wij het debat op 26 september, dan moeten wij nog drie weken wachten en als wij het op 18 september houden, dan moeten wij nog steeds twee weken wachten. Dat is veel te lang, want wat nu nog een incident is – optreden buiten Uruzgan – is dan structureel. Dat is onwenselijk en juist daarom moeten wij zo snel mogelijk over dit incident debatteren.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Mijn fractie heeft geen behoefte aan een spoeddebat deze week. Wij denken dat de zaak gediend is met een goede voorbereiding en een degelijke bespreking. Daarvoor leent zo'n plenair debat zich echter niet. Er is ook geen reden om nu een spoeddebat te houden. Wel kunnen wij ons vinden in de wens van de GroenLinks-fractie om hierover zo snel mogelijk met de regering te spreken. 26 september is voor ons dan ook wel heel ver weg. Laten wij dus alle mogelijkheden benutten om desnoods alleen met minister Kamp of met minister Kamp en minister Van Ardenne eerder dan 26 september over deze zaak te spreken.

De heer Herben (LPF):

Wij zitten de komende twee jaar in Afghanistan en wij moeten voorkomen dat wij bij iedere gebeurtenis daar een spoeddebat houden. Daarom is besloten om iedere twee maanden de situatie te bespreken. Er kan natuurlijk een omstandigheid zijn die ons dwingt om eerder bijeen te komen. Daarvoor is nu echter geen aanleiding. Het idee dat wij ons nu opeens buiten de grenzen van Uruzgan bevinden, is een fictie. Wij bevinden ons immers ook in Kaboel en Kandahar. De militaire logica schrijft verder dwingend voor dat je de uitvalsbasis van je konvooien omwille van je eigen veiligheid veiligstelt. Er is dus geen enkel argument om nog deze week een spoeddebat of een spoed-AO te houden. Ik sluit mij daarom aan bij het verzoek van de heer Samsom van de PvdA-fractie om bij de eerstkomende gelegenheid, wellicht de 18de, te overleggen met de betrokken ministers.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik dank de heer Van Bommel voor zijn steun aan mijn voorstel. Ik ben verder verbaasd over de reacties van mijn andere collega's.

De procedure die is afgesproken houdt in dat er minimaal één keer per twee maanden een brief komt en overleg plaatsvindt. Dit wil echter niet zeggen dat wij ons buitenspel laten zetten als de noodzaak bestaat om een besluit te nemen.

Wij hebben alle mogelijkheden besproken in de procedurevergaderingen. Het verbaast mij dat de PvdA-fractie nu 18 september uit de hoge hoed tovert. Op deze datum, de dag voor Prinsjesdag, wil zij een vergadering beleggen, opnieuw zonder minister Bot en alle andere betrokken ministers. De aanwezigheid van minister Bot is voor sommige fracties een belangrijk argument. Ik had niet verwacht dat de PvdA-fractie met deze datum zou instemmen. Ik handhaaf mijn verzoek dan ook, want anders vrees ik dat wij de vergadering op 26 september moeten beleggen. Deze datum is over bijna een maand en het is de dag voor de algemene beschouwingen. Dan zijn er inmiddels vergaande besluiten genomen door het ministerie. De Kamer wordt dan geconfronteerd met voldongen feiten en wordt buitenspel gezet. De fractie van GroenLinks wil dat niet.

De voorzitter:

Ik stel voor om vandaag de vaste commissies voor Defensie en voor Buitenlandse Zaken bijeen te roepen aangezien ik constateer dat er niet voldoende steun is voor uw voorstel. Mijn voorstel is om het voorstel dat door een aantal leden is gedaan en dat breed wordt gedragen, als zodanig aan de commissie voor te leggen. Ik wacht het antwoord van de voorzitter van de vaste commissie voor Defensie af.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Dat zal ik uiteraard doen. Er was gekozen voor 26 september, omdat dan alle betrokken ministers aanwezig zouden kunnen zijn. Er was eerder vandaag geen meerderheid in de commissie te vinden om de vergadering een week daarvóór te houden. Ik begrijp dat er nu wel een meerderheid is, en ik zal zonder meer uw voorstel volgen en vandaag nog een procedurevergadering voor beide commissies uitschrijven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik betreur het ten zeerste dat nu niet het besluit is genomen om het met de minister over de inhoud te hebben. Ik vrees dat wij nu blijven steken in procedureel gesteggel. Ik verzoek de voorzitter om de mogelijkheid van een extra regeling in overweging te nemen als daartoe na de procedurevergadering voor mij aanleiding zou zijn.

De voorzitter:

Als de commissie vanmiddag bijeenkomt en een besluit neemt, mag ik er toch van uitgaan dat wij dit ook ten uitvoer leggen. Wij moeten elkaar niet constant met procedures bestoken.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat ben ik met u eens.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Mastwijk.

De heer Mastwijk (CDA):

Voorzitter. Er heeft schriftelijk overleg plaatsgevonden tussen de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat en de minister over het onderwerp leer-werktraject in het contractvervoer in de taxibranche. Ik verzoek u, het verslag van dit schriftelijk overleg op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen en daarbij de vragen van mevrouw Gerkens over hetzelfde onderwerp te betrekken, evenals de antwoorden van de minister daarop, die inmiddels binnen zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en het onderwerp volgende week op de agenda te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Koopmans

Naar boven