Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 9, pagina 527-538 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 9, pagina 527-538 |
Noot 1 (zie blz. 458)
Schriftelijke antwoorden van de bewindslieden van Financiën, op vragen gesteld in de eerste termijn van de algemene financiële beschouwingen
Reactie op de diverse tegenbegrotingen
Door zes partijen zijn voor de door het kabinet ingediende begroting 2006 tegenbegrotingen ingediend of uitgewerkte tegenvoorstellen gedaan, in een aantal gevallen inclusief een volwaardige doorrekening door het Centraal Planbureau (PvdA, GroenLinks, SP, LPF, ChristenUnie en SGP). Dit is een arbeidsintensief proces, waarin net als door het kabinet keuzes worden gemaakt. Dat deze keuzes in veel gevallen niet de keuzes van het kabinet zijn, mag duidelijk zijn. In zijn algemeenheid vallen de volgende opmerkingen te plaatsen bij de tegenbegrotingen:
• In zijn algemeenheid lijkt er steun voor een financieel deugdelijk beleid, waarbij in ieder geval in 2006 het tekort gelijk blijft, of in geringe mate daalt of stijgt.
• Op onderdelen, met name daar waar het de extra's betreft zijn deze tegenvoorstellen vaak sympathiek, extra lastenverlichting, ruimte voor schuldhulpverlening, versoepeling kenniswerkers, maatschappelijke stage en preventie jeugdzorg. En natuurlijk vooral extra uitgaven voor onderwijs, zorg en veiligheid. Ook in de kabinetsplannen zijn deze prioritaire sectoren groeiers en is ook bij Miljoenennota extra geld vrijgemaakt voor met name deze sectoren (kinderopvang, verpleeghuizen, lesgelden, scholenbouw, veiligheid). Verhoging van de kinderkorting is sympathiek. Via een motie van de kamer bij de APB is deze wens inmiddels (gedeeltelijk) gehonoreerd. Verlagen schoolkosten is al het nodige aan gedaan door het afschaffen van de lesgelden voor de 16- en 17-jarigen.
• De tegenvoorstellen leggen vaak een forse rekening bij de hogere inkomens.
• De dekking op langere termijn is met meer onzekerheden omgeven. Het CPB benoemt veel mitsen en maren en betwijfelt of de resultaten zullen beklijven.
• Waar de pensioenopbouw wordt afgetopt (PvdA, GroenLinks en SP) wordt een hypotheek genomen op de toekomst. De rekening wordt doorgeschoven en belastingontvangsten worden voor een bedrag van € 2,3 mld. naar voren gehaald, waardoor koopkrachtbeeld in het algemeen positief uitvalt.
• De tegenvoorstellen leunen zwaar op de overheid, behoudens de LPF die zeer fors wil snijden in de bureaucratie. Zo fors dat dit zeker ook ten koste zal gaan van de dienstverlening door de overheid (politie, verpleging etc.).
• De banen die worden gecreëerd met de tegenbegrotingen zijn vooral overheidsbanen. In de marktsector komen er amper banen bij.
• Het arbeidsaanbod aan de onderkant van de arbeidsmarkt wordt ontmoedigd, vooral aan de onderkant. De loonkosten nemen toe en de marginale druk loopt op.
• De tegenbegrotingen maken gebruik van instrumenten als loonkostensubsidies en gesubsidieerde arbeid waarvan eerder is bewezen dat ze niet werken.
• Opvallend is dat de tegenbegrotingen in veel gevallen de fundamentele hervormingen van het kabinet niet of slechts gedeeltelijk terugdraaien. Denk bijvoorbeeld aan de maatregelen rond VPL en de WW. Kennelijk ziet ook de oppositie de gunstige gevolgen van deze structuurversterkende maatregelen in.
Onderstaand wordt ingegaan op de hoofdlijn en enkele maatregelen per tegenbegroting.
De PvdA dekt op zichzelf veelal sympathieke voorstellen met maatregelen die niet kunnen worden gesteund.
Het niet langer aftrekbaar zijn van pensioenpremies leidt op korte termijn tot meer belastingopbrengsten. Op lange termijn echter betekent dit een derving van belastinginkomsten. Deze maatregel leidt dus tot het inzetten van incidenteel hogere belastingontvangsten voor structurele uitgavenverhogingen. Van een arbeidsparticipatiebevorderend effect zal – in tegenstelling tot de kabinetsplannen – geen sprake zijn.
Een goede infrastructuur is onontbeerlijk voor een goede economische ontwikkeling in ons land. Wegen die in slechte staat verkeren leiden uiteindelijk tot files, logistieke problemen en bedrijven die of weg trekken of besluiten niet te komen. Op termijn schaadt dat de economische ontwikkeling. Het zorgt voor minder banen en minder belastinginkomsten.
Naast bovenstaande maatregelen wil de PvdA de WIA terugdraaien, inclusief het nieuwe schattingsbesluit. Voor 2006 kost dit terugdraaien geen geld, maar op termijn leidt dit tot een derving van € 1,3 mld.
Het verhogen van de vennootschapsbelasting zal op termijn een nadelig effect hebben op Nederland als vestigingsland voor internationale bedrijven. Dit leidt tot schadelijke gevolgen voor de structurele economische groei en tot minder belastinginkomsten op termijn.
De SP komt met een aantal plannen die veelal op zichzelf genomen sympathiek zijn. De dekking die de SP levert is echter niet altijd even solide.
Het niet langer aftrekbaar zijn van pensioenpremies leidt op korte termijn tot meer belastingopbrengsten. Op lange termijn echter betekent dit een derving van belastinginkomsten. Deze maatregel leidt dus tot het inzetten van incidenteel hogere belastingontvangsten voor structurele uitgavenverhogingen.
De concurrentiepositie van Schiphol zal negatief worden beïnvloed door een dergelijke heffing.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het reïntegratiebeleid is gedecentraliseerd naar de gemeentes. Korten op dit budget betekent derhalve dat we de gemeentes de kans ontnemen gericht arbeidsmarktbeleid te kunnen voeren zoals hen dat het meest effectief lijkt. Dit budget is bedoeld om mensen weer te laten participeren in de maatschappij en te verzekeren van een inkomen. De beste inkomensgarantie is namelijk het hebben van een reguliere, betaalde baan. Korten op dit budget en inzetten van dit geld voor gesubsidieerde banen in de collectieve sector leidt er niet toe dat werklozen en bijstandsgerechtigden doorstromen naar een reguliere baan, dat heeft het verleden aangetoond.
Een goede infrastructuur is onontbeerlijk voor een goede economische ontwikkeling in ons land. Wegen die in slechte staat verkeren leiden uiteindelijk tot files, logistieke problemen en bedrijven die of weg trekken of besluiten niet te komen. Op termijn schaadt dat de economische ontwikkeling. Het zorgt voor minder banen en minder belastinginkomsten.
Naast bovenstaande maatregelen wil de SP de WIA terugdraaien, inclusief het nieuwe schattingsbesluit. Voor 2006 kost dit terugdraaien geen geld, maar op termijn leidt dit tot een derving van € 1,3 mld. Het verhogen van de vennootschapsbelasting kan op termijn een nadelig effect hebben op Nederland als vestigingsland voor internationale bedrijven. Dit leidt tot schadelijke gevolgen voor de structurele economische groei en tot minder belastinginkomsten op termijn.
In diverse opzichten is begroting GroenLinks sympathiek, onder meer omdat de extra uitgaven voor onderwijs de potentiële groei van de economie kunnen versterken. Ook wordt per saldo het arbeidsaanbod van vrouwen gestimuleerd. Ten aanzien van de dekking zijn de nodige vraagtekens te stellen, belastinggeld wordt naar voren gehaald en het bedrijfsleven wordt zwaar belast. Voorts is het de vraag of de lastenmaatregelen een bijdrage leveren aan het bevorderen van de structurele groei. De koopkrachteffecten bij GroenLinks zijn fors en is er sprake van een sterke nivellering. Zo gaat een alleenstaande werknemer die tot 150% van het minimumloon verdient er 15,5% op vooruit. Verdient deze alleenstaande 250% van het minimumloon dan daalt zijn koopkracht met 6%. Overigens vinden alle huishoudens nadeel van de hogere inflatie.
EITC, terugdraaien WAO en belasten bedrijfsleven
De invoering van een EITC leidt tot extra werkgelegenheid voor het lageropgeleide deel van de beroepsbevolking, maar wordt tegelijkertijd de marginale wig in het afbouwtraject wordt verhoogd, met negatieve effecten op het arbeidsaanbod en de arbeidsproductiviteit. Ook wordt de evenwichtswerkloosheid negatief beïnvloed doordat koppeling-plus leidt tot een verhoging van de replacement rate. Ook het terugdraaien van het schattingsbesluit bij de WAO leidt tot een lastenverzwaring (derving € 1,3 mld. op lange termijn), vergroting van de wig en vermindering van het arbeidsaanbod. Daarnaast leiden hogere milieuheffingen, via hogere prijzen tot een verslechtering van de concurrentiepositie. Daarnaast merkt het CPB bij het aftoppen van de fiscale aftrekbaarheid van pensioenpremies boven 1,5 * modaal op dat dit ertoe kan leiden dat als werknemers de lagere netto pensioenuitkeringen willen compenseren dat dan de premie-inleg omhoog zal moeten wat zal leiden tot hogere arbeidskosten en een geringere koopkracht. Door de forse lastenverzwaring voor het bedrijfsleven (vennootschapsbelasting – inclusief grondslageffecten, dieselaccijns, kilometerheffing) wordt het bedrijfsleven internationaal op achterstand gezet.
Het kabinet heeft de afgelopen jaren de subsidies voor o.a. bedrijven al zodanig fors verminderd dat een extra besparing van € 300 mln. niet realistisch is. Daarbij zijn de subsidies voor 2006 al in belangrijke mate verplicht.
Bij de invoering van een vaarbelasting op recreatievoertuigen dient rekening te worden gehouden met aanzienlijke uitvoeringskosten waardoor besparing mogelijk lager zal uitvallen (of de lastenverzwaring hoger zal uitvallen dan € 0,1 mld.).
GroenLinks wil de kilometerheffing invoeren waarbij echter voorbij wordt gegaan aan de hoge invoeringskosten en lange invoeringstermijnen hiervoor. Tevens kan getwijfeld worden aan het draagvlak hiervoor omdat Groenlinks niet een budgettair neutrale invoering voorstelt.
Er wordt een flinke besparing ingeboekt van € 250 mln. door een verhoging van de heffingsbijdrage van woningbouwcorporaties voor het Centrale Fonds Volkshuisvesting. Het heffingsinstrument van de CFV is bedoeld om rijke corporaties bij te laten dragen aan arme corporaties steunen. Dit levert echter geen besparing op voor de rijksbegroting.
De voorstellen van de LPF zijn soms sympathiek maar schieten door zeker waar het de dekking aangaat.
Verhoging van de arbeidskorting
Het kabinet ondersteunt de gedachte om werk meer lonend te maken. Het kabinet heeft daarvoor al verschillende maatregelen genomen. Zoals een verhoging van de arbeidskorting per 1 januari met € 56. In plaats van een verdere verhoging van de arbeidskorting kiest het kabinet voor meer gerichte instrumenten zoals de verhoging van overheidsbijdrage aan de kinderopvang en de verhoging van de aanvullende combinatiekorting.
De LPF kort het reïntegratiebudget met € 0,5 mld. Het betreft een korting op de gemeentelijke reïntegratiebudgetten voor werklozen en mensen in de bijstand. Hierdoor neemt het beroep op de bijstand met 4000 personen toe. Deze budgetten zijn ondergebracht bij de gemeenten. Een korting beperkt de mogelijkheid tot lokaal en maatgericht arbeidsmarktbeleid aanzienlijk. Zie ook het commentaar bij tegenbegroting van de SP.
De LPF stelt voor fors te snijden in de bureaucratie. Een extra volumetaakstelling voor 2006 van 1% en algemene efficiencykorting met een besparing van € 0,25 mld. Het kabinet heeft de afgelopen jaren al forse maatregelen genomen van meer dan € 1 mld. om het ambtenarenapparaat af te slanken. Deze zaken zijn echter een kwestie van maatvoering. In de voorstellen van de LPF gaat de extra afslanking al snel ten koste van de dienstverlening door de overheid en kan niet zonder gedwongen ontslagen. De grenzen van wat via natuurlijk verloop kan worden opgevangen zijn al bereikt. Het idee dat 90 000 ambtenaren kunnen verdwijnen zonder gevolg voor de publieke dienstverlening, zoals de REA zou beweren, is onrealistisch. Het totaal aantal beleidsambtenaren in Den Haag is nog geen 10 000.
Korting ontwikkelingssamenwerking
De LPF kort € 0,5 mld. op ontwikkelingssamenwerking. Daarmee komt de ontwikkelingsinspanning uit onder de 0,8% doelstelling van het kabinet.
Het «kwartje van Kok» wordt aan de pomp teruggegeven. De LPF gaat hiermee beduidend verder dan de bevriezing van de benzineaccijns door het kabinet en geeft in feite het kwartje van Kok voor de tweede keer terug aan de burger. Het kabinet heeft dit eerder al gedaan in de vorm van investeringen in infrastructuur. Net als de LPF maakt het kabinet zich zorgen om de energierekening van de burger. Zo heeft het kabinet voorkomen dat de vaste kosten voor het aansluittarief met € 50 zou oplopen per huishouden. Bij de APB is afgesproken dat in december de gevolgen van een blijvend hoge olieprijs zullen worden bezien en voorts wordt n.a.v. een APB-motie de belastingvrije kilometervergoeding van verhoogd van 18 naar 19 cent.
De tegenbegroting van de ChristenUnie zoekt aansluiting bij de randvoorwaarden van de begroting van Kabinet en komt uit op eenzelfde EMU-saldo. De ChristenUnie onderschrijft hiermee het streven van het Kabinet voor gezonde overheidsfinanciën. De structurele dekking van de tegenbegroting is beter op orde dan die van de andere partijen, niet in de laatste plaats omdat de ChristenUnie zich geen voorstander toont van het aftoppen van de fiscale aftrek van de pensioenpremies vanaf 1,5 x modaal.
De plannen van de ChristenUnie leiden wel tot een toename van de contractlonen. Hiermee verslechtert onze concurrentiepositie. Een ontwikkeling die de afgelopen jaren juist heeft bijgedragen aan de economische neergang. Daarnaast levert de tegenbegroting van de ChristenUnie een fors hogere inflatie op.
De voorstellen van de ChristenUnie leiden niet tot extra werkgelegenheid in de marktsector wel bij de overheid (5000). Het kabinet wil deze weg niet inslaan.
Beperking hypotheekrenteaftrek tot € 250 000
Het kabinet wijst ingrepen in de hypotheekrenteaftrek ten principale af, gezien de effecten voor de inkomens van huishoudens en de effecten op de woningmarkt.
Niet afschaffen van het gebruikerdeel van de OZB
Technisch is deze maatregel mogelijk. In de praktijk betekent het een aanzienlijke lastenverzwaring ten opzichte van de maatregelen van het kabinet vooral voor mensen die in verhouding tot hun inkomen duur wonen.
De concurrentiepositie van Schiphol wordt negatief beïnvloed door een dergelijke heffing.
Bezuinigen op wegen (€ 0,2 mld.)
Een goede infrastructuur is onontbeerlijk voor een goede economische ontwikkeling in ons land. Wegen die in slechte staat verkeren leiden uiteindelijk tot files, logistieke problemen en bedrijven die of weg trekken of besluiten niet te komen. Op termijn schaadt dat de economische ontwikkeling. Het zorgt voor minder banen en minder belastinginkomsten.
De SGP komt met een aantal alternatieve voorstellen van een forse omvang, een kleine € 2,5 mld. De voorstellen zijn van dekking voorzien, het zuur en het zoet uit het negende couplet van Wilhelmus houdt elkaar in evenwicht zo gezegd. De voorstellen zijn sympathiek waar het gaat om de aandacht die het vraagt voor kwetsbare groepen, veiligheid, duurzaamheid en immateriële zaken. Voor de jeugdzorg is door het kabinet in de Miljoenennota al extra geld uitgetrokken.
Verhoging van de kinderkorting en vergoeding woon werkverkeer
In een APB-motie is inmiddels voor een deel tegemoet gekomen aan de wens de kinderkorting te verhogen. Tevens is in een APB-motie gevraagd om de belastingvrije kilometervergoeding te verhogen van 18 naar 19 cent.
Beperking hypotheekrenteaftrek tot € 320 000
Het kabinet wijst ingrepen in de hypotheekrenteaftrek ten principale af, gezien de effecten voor de inkomens van huishoudens en de effecten op de woningmarkt.
Niet afschaffen van het gebruikerdeel van de OZB
Technisch is deze maatregel mogelijk. In de praktijk betekent het een aanzienlijke lastenverzwaring ten opzichte van de maatregelen van het kabinet vooral voor mensen die in verhouding tot hun inkomen duur wonen.
1
Precies die huishoudens, die het het meest nodig hebben, kunnen de kinderkorting en ouderenkorting niet verzilveren. Bent u bereid deze kortingen te verzilveren?
Het fiscale stelsel is primair bedoeld om geld op te halen. Beter dan belastingvrij is er niet via de fiscus.
Overigens zal mede door de motie Verburg het verzilveringsprobleem van de ouderenkorting in 2006 naar verwachting aanmerkelijk dalen. In het standaard koopkrachtbeeld hebben ouderen geen probleem om de kortingen te effectueren.
2
Wordt de aanvullende beurs voor arme studenten als dekking gebruikt voor verhoging studiebeurs voor alle – ook rijke – studenten?
Nee. De verhoging van de basisbeurs met € 150 heeft voor geen enkele student, arme of rijke ouders, een negatief inkomenseffect. Uitvoering van de motie Dittrich betreft slechts een uitbreiding van de doelgroep. Studenten met lagere inkomens werden oorspronkelijk via de aanvullende beurs gecompenseerd voor koopkrachteffecten voortvloeiende uit het zorgstelsel. Met de motie Dittrich worden alle studenten gecompenseerd maar nu via de basisbeurs. Het betreft dus verschuiving van compensatie van de aanvullende beurs (alleen lagere inkomens) naar de basisbeurs (voor iedereen). Dekking van de motie is aangegeven via het reeds per brief verschafte financieel overzicht bij aangenomen moties.
3
Is de minister bereid Kamer invloed te geven bij o.a. adviesaanvraag studiegroep?
De Kamer is in de gelegenheid gesteld om zich tijdens de AFB uit te spreken over de adviesaanvraag aan de Studiegroep Begrotingsruimte zoals deze op 30 september jl. in de Ministerraad is vastgesteld. De Kamer krijgt deze gelegenheid zodat de Studiegroep bij haar advisering rekening kan houden met de wensen en ideeën van de Kamer.
4
Hoeveel personen werken er nu bij AFM en wat is verwachting voor 2006? Graag verneem ik van de minister hoeveel personen er nu werken bij de AFM en wat de verwachting is voor 2006.
Per eind augustus waren er, omgerekend naar voltijdsbanen, 387 personen bij de AFM werkzaam. Naar verwachting zal dit aantal eind volgend jaar zijn opgelopen tot net onder de 500. Die toename is voor een belangrijk deel te zien in samenhang met de inwerkingtreding van nieuwe toezichtwetten, zoals de Wet financiële dienstverlening, toezicht op accountants en financiële verslaggeving.
5
Gaarne een bevestiging van de minister dat het accres aan personeel bij DNB in 2004 kan worden toegeschreven aan de (fusie met de) PVK.
Het door de heer De Nerée genoemde aantal van 1714 heeft betrekking op het gemiddeld aantal personeelsleden, omgerekend naar voltijdsbanen, in de 2 laatste maanden van 2004. Voorafgaand aan de fusie, d.w.z. gedurende de eerste 10 maanden van dat jaar, waren die aantallen voor DNB en PVK 1552 respectievelijk 236. Een totaal aantal derhalve van 1788. Voor 2003 bedroeg het vergelijkbare aantal 1903. De vorig jaar opgetreden daling is mede het gevolg van een bij DNB doorgevoerde reorganisatie.
6
De kosten van de PVK stijgen van € 16,6 mln. in 2000 naar € 34,8 mln. in 2003. Uitgesplitste gegevens over 2004 ontbreken vanwege de fusie. Gaarne informatie hierover van de minister met ook de gegevens over 2005 en een prognose voor 2006.
Vorig jaar is het totaalbedrag van de kosten van de toezichttaken die onder de (voormalige) PVK vielen, uitgekomen op € 35,4 mln. Als gevolg van het fusieproces is dit bedrag achter gebleven bij het bedrag dat ten tijde van het opstellen van de begroting 2004 was voorzien (€ 40,8 mln.). In de begroting voor dit jaar is een bedrag ad € 40,8 mln. opgenomen terwijl de conceptbegroting voor volgend jaar een kostenniveau indiceert van € 45 mln. De stijging voor volgend jaar heeft voor € 2 mln. betrekking op het toezicht op zorgverzekeraars.
7
Regelgeving toezichthouders dient Actal toets te krijgen.
De regelgevende bevoegdheden van toezichthouders worden geregeld in kaderstellende wetgeving die wordt opgesteld door het ministerie. De kaderstellende wetgeving wordt altijd getoetst door ACTAL. ACTAL kijkt daarbij kritisch naar de regelgevende bevoegdheden die de toezichthouders krijgen en brengt daarover ook advies uit naar de betreffende vakminister, de Ministerraad en het parlement.
Vakministers kunnen daarnaast met hun toezichthouders afspreken dat zij te allen tijde hun beleidsregels voorleggen aan ACTAL. Ik ben daar groot voorstander van en heb dan ook zelf met de AFM en DNB afgesproken dat zij hun concept-toezichthoudersregels aan ACTAL voorleggen. We beginnen hiermee bij de Wet op het financieel toezicht.
Op dit moment werkt het kabinet verder aan een instrument waarmee toezichthouders op eenvoudige wijze hun toezichtlasten kunnen meten en vereenvoudigingen in kaart kunnen brengen. De uitkomsten kunnen de toezichthouders ook aan ACTAL voorleggen.
8
De CDA-fractie verzoek de regelgeving zo te wijzigen dat boetes opgelegd door de toezichthouders altijd in de schatkist zullen vloeien.
Voor wat betreft de financiële toezichthouders vloeien de boetes die zij opleggen in de kas van de toezichthouder. AFM en DNB kunnen de boetes die zij opleggen niet vrij besteden. De boeteopbrengsten worden niet toegevoegd aan hun uitgavenruimte maar worden verrekend met de in rekening te brengen toezichtkosten bij de financiële instellingen. De veronderstelling dat er verkeerde prikkels uitgaan van het feit dat de boeteopbrengsten naar de toezichthouder vloeien, is dus onjuist. De toezichthouder profiteert niet van de boeteopbrengsten, maar de «braven» profiteren juist van de «boeven».
Dit is anders bij bijvoorbeeld de NMa. De NMa wordt door het Rijk betaald, dus vloeien de boetes ook in de Staatskas.
9
Volgens de jaarverslagen krijgt de voorzitter van de AFM inmiddels € 468 265. Over 2003 was dat € 417 188. De president van de Nederlandsche Bank kreeg over 2004 € 390 900. Hetzelfde bedrag als over 2003. Hoe kan dat?
Om harmonisatie aan te brengen in de bezoldiging van de top van de financiële toezichthouders is enkele jaren geleden met de Raad van Toezicht van de AFM afgesproken om (i) de bezoldiging van de voorzitter van het bestuur van de AFM gelijk te doen zijn aan de bezoldiging van een gewoon lid van de directie van DNB (inclusief vakantiegeld en dertiende maand) terwijl (ii) de bezoldiging van de andere bestuursleden van de AFM gelijk zou worden gesteld aan 80% van de bezoldiging van de bestuursvoorzitter van AFM. De gelijktrekking van de bezoldiging is in twee stappen uitgevoerd (in 2004 en in 2005). De laatste stap is gezet op 1 januari van dit jaar. Sindsdien bedraagt de beloning van de voorzitter van de AFM € 312 500, gelijk de beloning van de directeuren van DNB en dus niet meer dan de beloning van de president van DNB.
Over 2004 bedroeg het salaris van de voorzitter van de AFM nog € 300 168 terwijl de president van DNB in datzelfde jaar € 390 900 verdiende (exclusief sociale lasten en pensioenpremies). Het in het jaarverslag van 2004 opgenomen bedrag van € 468 265 voor de voorzitter van de AFM betreft diens beloning, met daarbij opgeteld de werkgeversbijdrage in de reguliere pensioenpremie (€ 118 071), de werkgeversbijdrage in de sociale lasten en onkostenvergoeding (samen € 50 026).
In juli heb ik de Kamer geïnformeerd over het nieuwe beloningsbeleid dat ik in samenspraak met de Raad van Commissarissen voor de directie van DNB heb vastgesteld (Kamerstukken II, 29 411, nr. 16). Het nieuwe beloningsbeleid voor de directie van DNB heeft ook consequenties voor de beloningen van het bestuur van de AFM. Momenteel overleg ik met de Raad van Toezicht van de AFM over een nieuw vast te stellen beloningbeleid voor het AFM-bestuur. Ik zal de Kamer van de uitkomst van dat overleg en mijn uiteindelijke besluit op de hoogte stellen.
10
Wordt het geen tijd dat kabinet en parlement cijfers CPB en CBS kunnen laten verifiëren door derden?
Het kabinet is overtuigd van de onafhankelijkheid en de kwaliteit van het CPB en het CBS. Wat betreft het CPB is deze overtuiging onder andere gebaseerd op de uiterst zorgvuldige manier waarop het CPB zijn kwaliteit bewaakt. Zo wordt het werk van het CPB eens in de vijf tot zes jaar beoordeeld door een internationale onafhankelijke Visitatiecommissie, bestaande uit gerenommeerde wetenschappers. De rapporten die naar aanleiding van deze visitaties worden opgesteld, zijn op de website van het CPB beschikbaar (http://www.cpb.nl/nl/general/org/cpb/externe_toetsing_en_advi sering.html). Een van de aanbevelingen van de laatste visitatiecommissie Zimmerman is om het CPB zijn quasi-monopoliepositie te laten behouden. «While in general the Committee supports competition among analytic/research institutes it does not recommend a break-up of the quasi-monopoly position of the CPB. Dutch society would stand to lose from such devolution.» Ook kent het CPB de Centrale Plancommissie (CPC), een onafhankelijk adviesorgaan dat het CPB adviseert over het werkprogramma en de daarin gestelde prioriteiten. De transparantie van het CPB blijkt tevens uit de bereidheid om vragen van uw kamer naar aanleiding van de Miljoenennota te beantwoorden. Het CPB controleert ook zelf de kwaliteit van haar ramingen, en de uitkomsten daarvan worden door het CPB openbaar gemaakt. Internationale instanties zoals de Europese Commissie en het IMF hebben zich in lovende bewoordingen uitgelaten over de kwaliteit en de onafhankelijkheid van het CPB (zie http://www.cpb.nl/nl/nieuwsbrief/2005_3/contents.pdf).
Ook het CBS wordt gecontroleerd door onafhankelijke derden. De Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS) is een onafhankelijke commissie die waakt over de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het CBS. Verder worden de statistieken van het CBS gecontroleerd door Eurostat. Ook het CBS zelf doet er alles aan om met zijn statistieken een zo realistisch mogelijk beeld te geven van (onder andere) de Nederlandse economie. De meest recente revisie Nationale Rekeningen is daar een bewijs van.
Het kabinet ziet daarom geen enkele reden voor controle door additionele onafhankelijke partijen.
11
Is in de Miljoenennota rekening gehouden met de doorwerking herziening cijfers CBS 2005 en 2006?
De Miljoenennota is gebaseerd op de ramingen van het CPB. Het CBS produceert alleen realisatiecijfers die uiteraard pas in een later stadium beschikbaar zullen zijn. Het CPB neemt overigens wel de CBS-cijfers als vertrekpunt van de ramingen voor 2005 en 2006.
12
Wil het kabinet de koopkracht van chronisch zieken in 2006 laten zien?
Het koopkrachtbeeld 2006 voor chronisch zieken ziet er naar verwachting gelijk of beter uit dan de standaard koopkrachtplaatjes. De invoering van de no claim voor particulier verzekerden kan nadelige effecten hebben voor chronisch zieken (nadeel van € 91 t.o.v. standaard koopkrachtplaatjes). Dit effect wordt voor die particulier verzekerden echter ruimschoots gecompenseerd door de grotere daling van de nominale zorgpremie (voordeel van ruim € 500 t.o.v. standaard koopkrachtplaatjes); thans betalen zij de hoogste premie via de Standaardpakketpolis. Daarnaast wordt er op dit moment nagegaan op welke manier er invulling gegeven kan worden aan de motie Halsema/Verhagen om de BU-regeling te herschikken ten gunste van de doelgroep.
13
Kan de minister garanderen dat er geen mensen in inkomen op achteruit gaan door het omzetten van de huursubsidie in de huurtoeslag?
In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) is geregeld dat de huurtoeslag per 1 januari 2006 op een aantal punten zal worden aangepast. Zo vervalt de correctie op het verzamelinkomen en wordt er gekeken naar het inkomen in het lopende jaar in plaats van het voorgaande jaar. De huurtoeslag wordt hiermee transparanter en gemakkelijker uitvoerbaar. Wel hebben deze wijzigingen inkomenseffecten tot gevolg. Gemiddeld genomen hebben de wijzigingen een positief inkomenseffect omdat voor de compensatie voor het vervallen van de correctie op het verzamelinkomen extra budget beschikbaar is gesteld. Voor specifieke huishoudens kunnen wel negatieve inkomenseffecten optreden. Hier is bij de behandeling van de Wet AWIR uitgebreid op ingegaan.
14
Tijd om CPB concurrentie te geven – graag reactie.
Zie vraag 10.
1
Kan in adviesaanvraag Studiegroep worden meegenomen: hoe zorgen we voor toekomstige productiviteitsgroei?
Deze vraagstelling ligt meer in de sfeer van de Centraal Economische Commissie, die ook een advies ten behoeve van de kabinetsformatie zal uitbrengen. Wat betreft de budgettaire dimensie het volgende: een hogere productiviteitsgroei geen oplossing voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de langere termijn. Een hogere productiviteitsgroei leidt volgens het CPB namelijk tot een min of meer evenredige stijging van de overheidsuitgaven (bijv. door de koppeling tussen sociale uitkeringen en ambtenarensalarissen aan de contractloonstijging in de marktsector). Pas als wordt besloten om de overheidsuitgaven (incl. uitkeringen en ambtenarensalarissen) niet mee te laten groeien met de stijging van de welvaart (ontkoppelen), biedt productiviteitsstijging een oplossing voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn.
16
Hoe kunnen we voorkomen dat de uitspraak in de zaak BeFra niet een precedent vormt? Aansprakelijkheid AFM kan immers niet een vangnet worden voor alle beleggers.
Ik ben het met de VVD eens dat het niet de bedoeling kan zijn dat beleggers via de omweg van de toezichthouder de belastingbetaler gebruiken als vangnet voor hun gedrag. Het bestaan van financieel toezicht ontslaat niemand van een eigen verantwoordelijkheid bij het deelnemen aan het (rechts)verkeer op de financiële markten. Het aansprakelijkheidsrecht heeft als functie dat deelnemers aan het rechtsverkeer scherp worden gehouden. Indien er desondanks ongelukken gebeuren, zorgt het aansprakelijkheidsrecht ervoor dat de veroorzaker de schade betaalt. Dit geldt voor alle deelnemers aan het rechtsverkeer. Ik vind dit een goede zaak. Het oordeel van de rechtbank in de zaak BeFra kan in dit licht worden bezien. De rechtbank heeft naar de rol van alle betrokkenen gekeken en heeft gemeend dat alle betrokken partijen in deze zaak een eigen verantwoordelijkheid hebben en dus een deel van de schade dragen. Of een rechter de AFM en DNB in een ander concreet geval aansprakelijk houdt voor de ontstane schade, zal steeds afhangen van de omstandigheden van het geval. In die zin valt niet te verwachten dat de AFM en DNB na de uitspraak in de zaak BeFra eerder aansprakelijk zullen worden gehouden.
17
Waarom draait OS-begroting op voor kwijtschelding schulden bedrijfsleven?
Met betrekking tot de opmerking dat kwijtschelding op Nigeria niet zou moeten worden toegerekend aan het ODA-budget, kan (nogmaals) gesteld worden dat dit conform de regels van de OESO is, waar het kabinet zich aan gecommitteerd heeft. Hiernaast zijn er ook daadwerkelijke ontwikkelingsmotieven die de toerekening ondersteunen.
Met de kwijtschelding wordt het huidige bestuur dusdanig ondersteund dat het land niet direct weer afglijdt naar een slechte bestuurssituatie en wellicht een dictatoriaal regime (volgend jaar zijn er verkiezingen in Nigeria), met alle mogelijke gevolgen voor (stabiliteit in) de regio.
Waar het hier verder om gaat is een kwijtschelding van vorderingen tussen de Staat der Nederlanden en een andere staat, in dit geval Nigeria. De herkomst van de vordering (met uitzondering van militaire goederen) heeft geen invloed op de toerekening aan het ODA-budget.
Als een van de weinige landen voldoet Nederland met haar ODA-budget, 0,8% BNP zoals bepaald in het Hoofdlijnenakkoord, aan de in de VN afgesproken internationale ODA-streefcijfer van 0,7% van het Bruto Binnenlands Product. Dit is wederom bevestigd tijdens de VN-top afgelopen september.
Tegenover de toerekening van de kwijtschelding aan Nigeria staat een forse ophoging van het ODA-budget ten gevolge van de CBS-revisie. De recente revisie van de CBS van de groeiraming heeft er toe geleid tot een forse positieve bijstelling van het ODA-budget.
18
De participatie van allochtonen/vrouwen/ouderen is onder dit kabinet gedaald. Graag een reactie van de minister.
• De heer Vendrik heeft specifiek gevraagd naar een reactie van de regering omtrent de dalende participatiecijfers van ouderen, allochtonen en vrouwen.
• Ik zou daarbij als eerste willen opmerken dat volgens de netto participatie cijfers de participatie van ouderen (55–64 jaar)stijgt1. [ Netto participatie: werkzame beroepsbevolking als percentage van de totale bevolking van 15 tot 64 jaar ]. Het SCP stelt dat dat het gevolg is van het beleid, waarbij uittreedroutes voor ouderen worden beperkt (VPL, WAO). Deze cijfers zijn terug te vinden in het recent gepubliceerde SCP rapport «de Sociale Staat van Nederland».
Kerncijfers arbeidsmarkt2 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 |
---|---|---|---|---|---|
Nettoparticipatie (%) | 65 | 65 | 66 | 65 | 64 |
Vrouwen | 52 | 54 | 54 | 55 | 54 |
55–64-jarigen | 34 | 35 | 38 | 39 | 40 |
15–24-jarigen | 44 | 45 | 44 | 43 | 40 |
niet-westerse allochtonen | 48 | 50 | 50 | 49 | 48 |
• De participatiegraad van vrouwen en niet westerse allochtonen daalt. Daarin heeft de heer Vendrik gelijk. Dat heeft voornamelijk te maken met de conjunctuur; ook de algemene participatie daalt. Dat bevestigt het SCP ook. De toegenomen werkloosheid en de druk op de werkgelegenheid vertaalt zich ook – en waarschijnlijk in sterkere mate – voor deze groepen door in deze participatiecijfers. De regering heeft hier ook aandacht voor. Zo wordt bijvoorbeeld extra geïnvesteerd om het aantal drop outs te verminderen en de startkwalificaties te laten stijgen.
• Met name met betrekking tot de participatie van vrouwen kunnen de extra middelen die de regering ter beschikking heeft gesteld voor kinderopvang helpen om de lichte daling een halt toe te roepen en om te buigen.
19
Bevalt de tweedeling tussen jong en oud (met betrekking tot de afschaffing van fiscale steun voor VUT en prepensioenregelingen)?
• De regering heeft in overleg met uw parlement en de sociale partners het wettelijke kader vastgesteld waar binnen regelingen voor vervroegde uittreding afgebouwd moeten worden. Het afschaffen van de faciliëring van vervroegde uittreding is daarbij het uitgangspunt geweest. Onderdeel van het wettelijke kader is een overgangsregime. Daarmee wordt voorkomen dat de fiscale faciliëring van de ene op de ander dag ophoudt te bestaan voor individuen die weinig mogelijkheden hebben om zich nog adequaat aan te passen aan de gewijzigde regelgeving.
• Kenmerk van een overgangsregime is dat het op een bepaald moment ophoudt te bestaan. Daarvoor moet een grens worden getrokken. De leeftijdsgrens bij zo'n overgangsregime zal altijd in zekere mate arbitrair zijn. Dat is ook het geval bij de overgangsregeling voor fiscale faciliëring van regelingen voor vervroegde uittreding. De grens voor het wettelijke kader VPL is getrokken bij 56 jaar.
• Dit toegestane overgangsregime brengt, als dat wordt benut, onvermijdelijk met zich mee dat de huidige ouderen worden bevoordeeld ten opzichte van toekomstige ouderen. Met de vaststelling van het wettelijke kader ligt vervolgens de verantwoordelijkheid voor de vertaling daarvan in het precieze arbeidsvoorwaardenpakket bij werkgevers en werknemers. Zij onderhandelen over de loonruimte, over de verdeling van lasten over (groepen van) werknemers en werkgever en over de mogelijke doelen waarvoor de loonruimte gebruikt kan worden. Zo kan invulling worden gegeven aan de behoefte aan maatwerk en flexibiliteit, en aan de verdeling van lusten en lasten over jong en oud. Niemand is verplicht het toegestane overgangsregime volledig te benutten.
20
Verzoek om drie vragen toe te voegen aan de adviesaanvraag Studiegroep Begrotingsruimte:
1. Worden er ook psychologen toegevoegd?
2. Kan beter onderscheid worden gemaakt tussen conjunctuurgevoelige en conjunctuurongevoelige uitgaven?
3. Kan Studiegroep ingaan op paradox 3 in de oratie van Minister Zalm; zorgt FES er niet voor dat we nu meer uitgeven aan infrastructuur dan bij een zuivere economische afweging?
Er zullen geen psychologen worden toegevoegd aan de Studiegroep. Voor manische depressiviteit zijn psychiaters overigens meer geschikt, maar die zijn te schaars en te duur om in de Studiegroep te benoemen.
In de adviesaanvraag van de Studiegroep Begrotingsruimte is expliciet aandacht voor de evaluatie van de begrotingssystematiek van de afgelopen jaren en de conjunctuurgevoeligheid van de begroting. Verder zal de Studiegroep Begrotingsruimte ingaan op het FES ten principale. Uw vragen lijken mij relevant voor de analyse van de Studiegroep. Het is goed gebruik dat de Studiegroep verder onafhankelijk haar werk kan doen. We zullen de analyse van de Studiegroep op deze punten dus verder moeten afwachten.
21
Graag een overzicht van de complete marginale druk vanaf WML tot 4x modaal, inclusief werkgeverslasten en toeslagen.
Naar aanleiding van de motie Omtzigt (29 764–29 765, nr. 26) wordt door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een inventarisatie gemaakt van armoedevallen en marginale drukken. Deze wordt binnenkort naar de Kamer gestuurd. Voorzover wij kunnen overzien dekt deze inventarisatie een groot deel van uw vraag. Indien er toch nadere vragen zijn kunt u deze betrekken bij de schriftelijke voorbereiding van de begrotingsbehandeling SZW.
22
Gaarne toelichting waarom het voorstel om € 11 mln. te korten op de VWA voor dekking van de (APB-)moties niet is overgenomen?
Zoals reeds aangeven in de brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer is het kabinet van mening dat de voorgestelde korting op het VWA-budget onevenredig hoog is en niet gemotiveerd kan worden door een vermindering van de regeldruk. De regels die de VWA moet handhaven worden voor een zeer groot deel bepaald door Europese regelgeving. Van vermindering van die regels is vooralsnog geen sprake. Voorts moet worden bedacht dat een deel van de baten van de VWA afkomstig zijn van het bedrijfsleven dat een kostendekkend tarief betaalt voor bepaalde diensten. Dit beperkt de opbrengst van een eventuele efficiencykorting voor de Rijksbegroting. Het kabinet heeft overigens wel ingestemd met een beperktere korting op het budget van de VWA.
23
Waarom wordt het bedrag van € 29 mln. om bovenformatief leerkrachten aan te nemen (motie Dittrich) gespreid over 2 jaar?
Het kabinet voert de motie Dittrich uit, maar kiest er wel voor om dat bedrag niet in één jaar ineens, maar gespreid over twee jaar beschikbaar te stellen. Allereerst zal het lerarentekort zich niet in één keer in volle omvang voordoen in 2007, maar geleidelijk oplopen. Daarnaast houdt het kabinet rekening met het feit dat aanstellingen doorgaans per schooljaar en niet per kalenderjaar geschieden. Het kabinet stelt dus het totaal aan middelen in één schooljaar beschikbaar. Als voor het schooljaar 2006/2007, in lijn met de motie, leraren boven de formatie kunnen worden aangesteld, dan leidt dit voor het begrotingsjaar 2006 tot een budgettair beslag van € 12 mln. en voor het begrotingsjaar 2007 € 17 mln.
Op 13 oktober vindt een algemeen overleg plaats tussen de Kamer en de minister van OCW. Over de concrete uitvoering van deze motie zal, zoals toegezegd tijdens de APB, de minister van OCW met de Kamer van gedachten wisselen. Hierbij zal ook het tweede deel van de motie worden betrokken, te weten de doorstroom van docenten van het basis- naar het voortgezet onderwijs.
24
Beperking topinkomens: wat gaat kabinet doen?
24
Wat gaat het kabinet doen aan de beperking van de inkomens bij ZBO's?
Op 29 april 2005 heeft de minister van Sociale Zaken aan de Tweede Kamer een brief gezonden over het beleid van de regering inzake topinkomens (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 111, nr. 1). Deze brief bevat een overzicht van initiatieven die in het verleden zijn beslag hebben gekregen, alsmede een overzicht van toekomstige activiteiten. Op 29 september jl. heeft naar aanleiding van deze brief een algemeen overleg met de Tweede Kamer plaatsgehad op uitnodiging van verschillende vaste commissies.
In de bovengenoemde brief van het kabinet en tijdens het algemeen overleg is aangegeven dat het kabinet op tal van terreinen acties onderneemt. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen:
• de publiek gefinancierde en de semi-publieke sector
• de private sector, die kan worden ingedeeld in
1. ondernemingen waarbij de overheid volledig of gedeeltelijk aandeelhouder is
2. ondernemingen waarbij de overheid geen aandeelhouder is.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft afgelopen zomer het wetsvoorstel openbaarmaking topinkomens in de publieke en uit overwegend publieke middelen gefinancierde topinkomens naar de Tweede Kamer gestuurd. Het kabinet hoopt dat het wetsvoorstel voor het einde van het jaar zal worden aangenomen, zodat vanaf volgend jaar de salarissen hoger dan die van een minister in de jaarverslagen openbaar worden gemaakt. Daarnaast zal naar aanleiding van het advies van de commissie Dijkstal zo spoedig mogelijk een aantal (wets)voorstellen worden gedaan, waardoor het ministerssalaris weer de maatstaf wordt voor de top van het loongebouw in de publieke sector.
Voor wat betreft de publiekrechtelijke ZBO's die ressorteren onder de vakdepartementen wordt op dit moment een inventarisatie uitgevoerd van het beloningsbeleid. Deze inventarisatie zal worden gebruikt door de commissie Dijkstal, die thans ondermeer bezig is met een vervolgadvies voor de ZBO's. Het eindadvies van de commissie Dijkstal wordt eind van dit jaar verwacht.
Betreffende de acties inzake het beleid van de overheid aangaande de private sector is het goed aan te geven dat het beleid gericht is op het herstel van «checks and balances» inzake het bestuur van ondernemingen. Het beleid dat hierbij centraal staat betreft het zelfcorrigerende vermogen van een onderneming. Aandeelhouders krijgen vanuit deze gedachte meer rechten en meer inzicht in belangrijke bedrijfsprocessen waaronder de vaststelling van het beloningsbeleid. De Nederlandse Corporate Governance Code (Code Tabaksblat) die vorig jaar wettelijk is verankerd weerspiegelt deze gedachte.
Zoals aangegeven tijdens het algemeen overleg van 29 september jl. zullen de praktijkbevindingen over toepassing van de Code Tabaksblat in december worden gepubliceerd door de Monitoring Commissie Corporate Governance. De resultaten van die Commissie zullen aan de Tweede Kamer worden gestuurd.
Voor wat betreft ondernemingen waar de Staat (gedeeltelijk of volledig) aandeelhouder is, stelt de Staat zich als aandeelhouder kritisch op bij de vaststelling van het beloningsbeleid. De Staat hanteert daarbij drie hoofduitgangspunten:
• Uitkomsten in individuele gevallen mogen niet verassend zijn (maximale omvang vaste beloning en variabel als percentage van vast moeten duidelijk zijn). Aandeelhouder moet kunnen beoordelen of targets ambitieus genoeg zijn. Wat betreft pensioenen gaat de Staat uit van een zuiver middelloonstelsel.
• Beleid moet evenwichtig en gemotiveerd zijn (bij peergroups niet alleen naar boven kijken).
Staatsdeelnemingen hoeven niet voorop te lopen (mediaan peergroup is maximum).
25
Waarom corrupt land als Nigeria € 600 mln. kwijtschelden, terwijl onze eigen mensen tekort worden gedaan? Stelt voor het niet te doen en ODA te korten.
In het kader van de G8 onderhandelingen, zijn er meerdere initiatieven ondernomen om de schulden van de armste landen te saneren. Nigeria behoort niet tot de landen die hier gebruik van kunnen maken, maar heeft wel een zeer hoge externe schuld. Nigeria heeft daarom de Club van Parijs een algehele herstructurering van de schuld verzocht. De onderhandelingen met Nigeria moeten nog plaatsvinden, maar de Club van Parijs crediteuren zijn onderling tot een principe akkoord gekomen. Dit akkoord houdt in dat Nigeria eerst alle achterstanden onder de reeds bestaande regelingen betaalt, alsmede de zogenaamde levelling up, die er voor zorgt dat alle crediteuren op eenzelfde betaalniveau komen. Daarna wordt in twee fases 67% van de op dat moment uitstaande schuld kwijtgescholden. Het resterende bedrag wordt tegen marktwaarde teruggekocht door Nigeria.
Dit schuldenakkoord met Nigeria heeft een tweetal voordelen. In de eerste plaats is het vanuit incasso perspectief positief om de schuldrelatie met Nigeria, dat te boek staat als een slechte debiteur, in één keer af te wikkelen. Nigeria heeft de afgelopen jaren niet aan al haar betalingsverplichtingen voldaan, en onder dit akkoord in 2005 en 2006 betaalt het land ongeveer € 500 mln. terug aan Nederland.
Een tweede voordeel van het schuldenakkoord is de conditionaliteit die eraan verbonden is. Voordat Nigeria überhaupt in aanmerking komt voor een daadwerkelijk schuldenakkoord, moet het een Policy Support Instrument van het IMF krijgen. Hierdoor wordt er zorg voor gedragen dat het geld dat vrijkomt door de kwijtschelding wordt aangewend voor armoedebestrijding en ter bevordering van de macro-economische groei. Het totaal kwijt te schelden bedrag is ongeveer € 600 mln. Dit bedrag wordt toegerekend aan ODA en komt in drie fases ten laste van het OS budget: € 150 mln. in 2005, € 200 mln. in 2006 en € 250 mln. in 2007. Het kabinet heeft afgesproken dat kwijtscheldingen op ontwikkelingslanden worden toegerekend aan het OS budget en dus binnen de 0,8% BBP die Nederland jaarlijks aan ontwikkelingshulp besteedt vallen.
26
Klopt het dat FES-bedrag windmolens al is vastgelegd?
Van het totale FES-bedrag voor windmolens op zee, windmolens op land en kleinschalige biomassa is € 477 mln. reeds vastgelegd in beschikkingen; het overige bedrag ad € 517 mln. is nog niet vastgelegd in beschikkingen maar de hiermee te produceren Kwh zijn wel nodig voor het behalen van de voor Nederland in Europa afgesproken 9% duurzame elektriciteit in 2010 (EU-richtlijn duurzame elektriciteit 27-9-2001). De ideale mix voor het realiseren van de doelstelling voor duurzame energie kan desgewenst bij de begrotingsbehandeling van Economische Zaken aan de orde komen.
27
Verneem graag visie van minister op de functie van het overheidsbudget in een beweeglijke conjunctuur en dan met name met het oog op het verwachte conjuncturele herstel in 2006.
De regering streeft naar een begrotingsoverschot op de middellange termijn, onder andere met het oog op de kosten die de vergrijzing met zich brengt.
Dit biedt de beste garantie voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en daarmee voor duurzame economische groei.
De doelstelling voor het tekort aan het eind van de kabinetsperiode luidt daarbij in structurele termen. Het feitelijk tekort kan daar van afwijken afhankelijk van de stand van conjunctuur. Binnen vooraf bepaalde grenzen heeft dit kabinet gekozen voor het laten werken van automatische stabilisatoren aan de inkomstenkant om de conjuncturele golven te dempen. Dit om te voorkomen dat er «fine-tuning» van het begrotingsbeleid plaatsvindt. De ervaring leert immers dat de verwachtingen ten aanzien van de economische groei vaak niet uitkomen.
Daarbij kan wat de regering betreft worden aangetekend dat het voorspelde conjuncturele herstel voor 2006 nog niet betekent dat de economisch goede tijden zijn aangebroken met betrekking tot de overheidsfinanciën. Het geraamde feitelijk BNP ligt nog beneden het potentiële in 2006, wel wordt het gat verkleind.
Tot slot, de regering heeft de studiegroep gevraagd bij haar advies over de begrotingssystematiek expliciet rekening te houden met de conjunctuurgevoeligheid van de begroting – ook gezien de ervaringen in de afgelopen jaren waarin bleek dat zelfs het bereiken van een ruim begrotingsoverschot in economisch goede tijden nog geen garantie biedt voor het vermijden van ingrepen in economische slechte tijden.
28
Wil toezegging geen FES-ronde meer op de oude manier (verwijst naar aanbeveling TCI)?
Het kabinet heeft in zijn reactie van maart (29 283 nr. 22) en juni 2005 (29 283 nr. 31) en het debat van 7 en 8 juni 2005 toegezegd de betrokkenheid van de Tweede Kamer bij de besluitvorming te vergroten. Zo zal het kabinet de Tweede Kamer twee keer per jaar informeren over de inzet van FES-middelen, waarbij het kabinet de argumentatie voor de keuzes zal aangegeven. De FES besluitvorming wordt aangesloten bij de reguliere besluitvormingsmomenten en rapportages rond de begroting (Miljoenennota en Voorjaarsnota). Indien aanwezig worden ook de adviezen van de planbureaus meegestuurd. Dat is ook het geval geweest bij de onderbouwing van de besteding van de recente FES-meevaller. Tevens is meer dan voorheen een uitgebreide uiteenzetting gegeven in de FES-begroting en de begrotingen van de vakdepartementen over de inzet van FES-middelen. Op basis hiervan kan de kamer het debat met het kabinet aangaan. Voorts heeft het kabinet positief gereageerd op de door de TCI voorgestelde fasering van de besluitvorming van grote projecten en de wijze van betrokkenheid van de kamer in de verschillende fasen. Het lijkt mij dat de juiste maatregelen zijn genomen om de FES-ronden in de toekomst beter te kunnen laten verlopen.
29
Afdracht EU – hoe gaan andere landen om met revisie statistieken?
Box 4.2.1 van de Miljoenennota bevat de nodige informatie over de achtergrond van de revisie van de nationale rekeningen en over de financiële gevolgen ervan voor de afdracht eigen middelen aan Brussel en voor het budget voor ontwikkelingssamenwerking. In aanvulling op deze box kan gemeld worden dat ook andere landen een revisie hebben afgerond c.q. nog bezig zijn met een revisie van de Nationale Rekeningen.
30
Graag visie op oplopend EMU-tekort lokale overheid.
Op dit moment is geen sprake van een oploop in het EMU-tekort bij lokale overheden. Het CPB verwacht een daling van het EMU-tekort in de komende jaren. Het EMU-tekort van de laatste jaren bij lokale overheden is met name veroorzaakt door verschillen tussen het door de lokale overheden gehanteerde baten lasten stelsel en het EMU-stelsel (b.v. bij investeringen, boekwinsten bij aandelen, afschrijven op historische kosten) en door tegenvallende grondopbrengsten. Gemeenten en provincies dienen in baten lasten termen een sluitende begroting in te leveren. Dit betekent dat geschoond voor incidentele baten en lasten er sprake moet zijn van tenminste een structureel evenwicht. Echter door bovengenoemde definitieverschillen kan ondanks de eis van een sluitende begroting er toch sprake zijn van een aanzienlijk EMU-tekort.
Los hiervan geldt dat nieuwe taken (b.v. WMO) voor de lokale overheden «schoon aan de haak» worden overgeheveld door het Rijk. Eveneens heeft het geval van de wet werk en bijstand in beginsel geen effect op het EMU-tekort omdat de macrocompensatie voldoende is voor de gemeenten. Er vindt derhalve geen afwenteling plaats van EMU-tekort van het Rijk naar lokale overheden.
Uitgangspunt bij het beheersen van het EMU-saldo van de lokale overheid is dat de lokale overheden niet onevenredig bijdragen aan het totale EMU-tekort. In de wet FIDO is een bepaling opgenomen die de mogelijkheid biedt voor de minister van Financiën om nadere maatregelen te treffen als het totale tekort de 3%-tekortgrens bedreigt en de lokale overheden daar onevenredig aan bijdragen. In 2004 is een bestuurlijk akkoord beheersing EMU-saldo lokale overheid gesloten met de gemeenten, provincies en waterschappen. Dit akkoord hield ondermeer in dat voor 2005 een maximum tekort voor lokale overheden geldt van 0,5% BBP, lokale overheden hun EMU-saldo zullen opnemen in de begroting en de informatievoorziening zullen verbeteren. Tevens is de afspraak gemaakt om een structureel systeem te ontwikkelen waarbij ook in de toekomst kan worden voldaan aan de Europese verplichtingen op het gebied van het EMU-saldo. Dit laatste loopt overigens mee in de evaluatie van de normeringssystematiek gemeente- en provinciefonds die in de zomer van 2006 advies zal uitbrengen.
In het voorjaar van 2005 is tijdens regulier bestuurlijk overleg Rijk/lokale overheden geconcludeerd dat het EMU-saldo van de totale overheid beneden de 3%-tekortgrens uit zal komen en dat het EMU-tekort van de lokale overheden in 2005 onder het plafond van 0,5% BBP zat. Op basis hiervan is geconcludeerd dat in 2005 maatregelen achterwege konden blijven. Wel zal het bestuurlijk overleg nauw monitoren of het tekort in 2006 onder de 0,5% BBP zal blijven. Het CBS zal hiertoe het verloop van enkele begrotingsposten (b.v. investeringen) die een grote invloed kunnen hebben op het EMU-saldo nauw volgen. Ook zal het CBS de informatie over het EMU-saldo uit de begrotingen verzamelen ten behoeve van het bestuurlijk overleg.
31
Toekomst financiën lokale overheid onzeker o.m. dankzij afschaffing OZB – graag reactie.
Er zijn geen duidelijke redenen om te veronderstellen dat de financiën van lokale overheden in de toekomst onzekerder of slechter zullen zijn dan zij in de afgelopen jaren waren. Net als voor het rijk zijn de financiële vooruitzichten voor de lokale overheden voor 2006 e.v. goed: door hogere rijksuitgaven neemt het accres van het gemeente- en provinciefonds toe en daarnaast profiteren lokale overheden van de extra uitgaven die het rijk doet t.a.v. b.v. VMBO, VSO en brede scholen. Voor de afschaffing van het gebruikersdeel OZB op woningen worden gemeenten zodanig gecompenseerd dat zij er niet op achteruitgaan. Ik verwijs u daarvoor naar de uitkomst van de behandeling van de wetswijziging OZB waarover afgelopen week met de kamer is gedebatteerd. Bij grote decentralisatieoperaties zoals de WMO worden middelen «schoon aan de haak» overdragen en gezorgd voor een toereikende financieringssystematiek ten aanzien van de groei van de taken die gemeenten krijgen.
De algemene veronderstelling dat de financiën van lokale overheden voorlopig geen reden tot zorg zijn wordt verder ondersteund door de cijfers in de begroting van het Gemeentefonds 2006. In het Financieel Overzicht Gemeenten (FOG) dat daarin is opgenomen (paragraaf 3.3) is te zien dat het eigen vermogen van gemeenten in de periode tot en met 2003 (laatste jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn) fors is toegenomen:
Ontwikkeling eigen en vreemd vermogen en voorzieningen 1998–2003 (in miljarden €)
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Eigen vermogen | 16,5 | 18,4 | 22,3 | 24,1 | 25,0 | 25,4 |
waarvan algemene reserve | 4,2 | 4,3 | 6,9 | 5,4 | 5,4 | 5,3 |
waarvan bestemmingsreserve | 12,0 | 13,6 | 14,3 | 18,0 | 19,0 | 20,1 |
waarvan resultaat | 0,4 | 0,5 | 1,1 | 0,7 | 0,6 | 0,0 |
Vreemd vermogen | 41,6 | 40,2 | 38,4 | 39,4 | 40,1 | 40,6 |
Voorzieningen | 3,4 | 4,0 | 4,3 | 4,8 | 5,2 | 6,7 |
Bron: CBS
Verder bevat het FOG een aantal cijfers over de financiële ruimte voor gemeenten, die is berekend op € 998 mln. cumulatief voor de periode 2006–2009. Dit is het saldo van de kosten- en de inkomstenontwikkeling, waarin de nu bekende beleidswijzigingen zoals de afschaffing van het gebruikersdeel OZB op woningen reeds zijn verwerkt.
Tot slot kan worden opgemerkt dat de ontwikkeling van de financiële positie van gemeenten jaarlijks wordt gevolgd (Periodiek Onderhoudsrapport, Financieel Overzicht Gemeenten) en dat de financiële verhouding voldoende veiligheidskleppen kent (artikel 12-status, ontheffing van de OZB-maximering) om te waken voor financiële problemen van gemeenten.
32
Waarom werken volgens minister loonkostensubsidies niet?
• Een aantal tegenbegrotingen gebruikt ook het instrument van de loonkostensubsidie om daarmee de vraag naar arbeid te vergroten. Bovendien heeft de heer Rouvoet hier gisteren ook een vraag over gesteld.
• Zoals u weet is de regering geen voorstander van het instrument loonkostensubsidies3. De regering is van mening dat loonkostensubsidies een weinig effectief instrument zijn in de bestrijding van de langdurige werkloosheid. Zij kennen een grotedeadweight loss. Zeker wanneer zij niet tijdelijk worden ingezet.
• In het verleden heeft de invoering van loonkostensubsidies tot effect gehad dat groepen die ook zonder subsidie aan de slag waren gekomen, gebruik maakten van deze subsidies. Dit leidt tot een ongewenste verstoring van de arbeidsmarkt.
• Bovendien leiden loonkostensubsidies tot verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
33
Er zou bezuinigd zijn op rechterlijke macht.
Er hebben de afgelopen jaren geen bezuinigingen plaatsgevonden op het budget van de rechterlijke macht. Er zijn juist extra middelen ter beschikking gesteld, o.a. als onderdeel van de intensiveringen in veiligheid. In de Justitiebegroting 2006 wordt ook extra budget vrijgemaakt (ca. € 20 mln.) voor de meerproductie in 2006 en verder. Daar bovenop wordt door het kabinet voorgesteld € 10 mln. structureel beschikbaar te stellen als reactie op de kamerbreed aanvaarde motie-Marijnissen bij de APB.
Toch kent de bijdrage van Justitie aan de Raad voor de rechtspraak een daling in het verloop, van € 757 mln. in 2006 tot € 744 mln. structureel. Deze daling wordt echter geheel veroorzaakt door de daling van het aantal asielzaken dat bij de gerechten instroomt. Dit is derhalve geen bezuiniging maar een neerwaartse bijstelling op basis van lagere productieaantallen.
34
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen, onder verwijzing naar de zogenoemde mecenasregeling in hun tegenbegroting, naar een reactie op het voorstel voor een spaargift.
Het voorstel waaraan deze leden refereren houdt in dat werknemers maandelijks € 2,50 van het brutoloon apart kunnen laten zetten, waarna dit bedrag zonder belastingheffing aan het eind van het jaar in overleg tussen werkgever en werknemer aan een goed doel wordt geschonken. Het voorstel van deze leden is op zich sympathiek. Zoals bekend, zijn na de tsunami-ramp vergelijkbare initiatieven ontstaan. Gegeven het uitzonderlijke karakter van die ramp hebben wij daar een bijzondere oplossing voor geboden. Dat kan echter geen structurele maatregel zijn, omdat het voorstel vooral zal leiden tot administratieve lasten voor de werkgevers die vermoedelijk niet in verhouding staan tot het beoogde resultaat.
Het voorstel van de leden van de fractie van de ChristenUnie leidt ertoe dat werknemers meer fiscale mogelijkheden zouden krijgen om te schenken aan goede doelen dan mensen met ander inkomen, zoals bijvoorbeeld ondernemers. De giftenaftrek in haar huidige vorm, die het mogelijk maakt aftrek te verkrijgen tot 10% van het genoten inkomen, geldt voor iedereen ongeacht het soort inkomen. Naar ons oordeel verdient een dergelijke gelijke behandeling toch de voorkeur.
35
De heer Van der Vlies (SGP) roept op om zijn motie over een fiscale tegemoetkoming ten behoeve van mantelzorgers alsnog uit te voeren en vraagt om een eerste reactie van de minister.
Het kabinet heeft in de notitie Mantelzorg (TK 2004–2005, 30 169, nr. 1). Aangegeven de doelstellingen van de motie van de heer Van der Vlies te onderschrijven om waar dat nodig is mantelzorgers een adequaat vangnet te bieden. Het kabinet is met de heer Van der Vlies van mening dat mantelzorgers een zeer waardevolle bijdrage leveren aan het welzijn in onze samenleving. De heer Van der Vlies heeft zijn voorkeur uitgesproken voor een generieke fiscale tegemoetkoming. Het kabinet kiest in de notitie Mantelzorg echter onder meer voor versterking van gerichte mantelzorgondersteuning op lokaal niveau en niet voor het fiscale instrument. Dat doet niet af aan het feit dat ook het kabinet de noodzaak erkent dat mantelzorgers soms gerichte ondersteuning van de maatschappij, de overheid nodig hebben. De keuze van het kabinet om geen nieuwe fiscale tegemoetkoming in het leven te roepen dan wel de bestaande mogelijkheden uit te breiden is dan ook op de allereerste plaats ingegeven door het feit dat een fiscale faciliteit, die per definitie een meer generieke werking heeft, onvoldoende recht zou doen aan de in de praktijk gevoelde behoefte van gerichte (financiële) ondersteuning van mantelzorgers.
36
Is de minister bereid om met collega VROM een belasting op vuurwerk in te voeren?
• Door EIM is in 2002 een onderzoek gedaan naar een belasting op vuurwerk. De onderzoekers concludeerden dat een belasting op vuurwerk vooral bij jongeren zal leiden tot aanschaf van vuurwerk in buurlanden of in het illegale circuit. Omdat illegaal vuurwerk gevaarlijker is dan legaal vuurwerk, zal een belasting op vuurwerk naar verwachting dan ook leiden tot een groter risico op zwaardere vuurwerkongevallen.
• Daarnaast zal volgens de onderzoekers substitutie van siervuurwerk naar het goedkopere knalvuurwerk plaatsvinden. Dit brengt ongewenste gevolgen met zich mee, aangezien knalvuurwerk relatief veel zwerfafval oplevert en tot meer ongevallen leidt dan siervuurwerk.
• Het kabinet heeft indertijd in een brief aan de TK laten weten dat zij de conclusie van de onderzoekers onderschrijft dat door belastinggewenning en door de negatieve neveneffecten een belasting op vuurwerk naar verwachting weinig effectief is.
• Alles afwegend bestond er geen aanleiding tot invoering van een belasting op vuurwerk.
• Het huidige kabinet onderschrijft deze conclusies.
1 Het brutoparticipatiecijfer is over de kabinetsperiode 2003–2004 voor 55–64-jarigen gelijk gebleven.
2 Cijfers uit SCP-rapport: Sociale Staat van Nederland, pagina 85, tabel 4.2 op basis van CBS- en CPB-cijfers.
3 Zie ook Eindrapport van de werkgroep Toekomst van het arbeidsmarktbeleid «Aan de slag».
Noot 2 (zie blz. 485)
De Commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft de eer het volgende te rapporteren.
In handen van de commissie is gesteld, behalve de geloofsbrieven van de heer E. Irrgang te Amsterdam, de volgende missive van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal:
een afschrift van zijn besluit van 5 oktober, waarbij in de vacature die is ontstaan door het ontslag van de heer P. de Ruiter te Delft wordt benoemd verklaard de heer E. Irrgang te Amsterdam. Uit de bij de geloofsbrieven gevoegde stukken blijkt, dat hij de vereiste leeftijd heeft bereikt. Voorts blijkt uit een verklaring van de benoemde, dat hij geen betrekkingen bekleedt welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap der Kamer, terwijl aan de commissie ten aanzien van hem niet is gebleken van enige omstandigheid welke zijn Nederlanderschap in twijfel zou moeten doen trekken, noch van enige omstandigheid, ten gevolge waarvan hij op grond van artikel 54 der Grondwet van het kiesrecht ontzet zou zijn.
De commissie stelt derhalve voor, als lid der Kamer toe te laten, nadat hij de bij de wet van 27 februari 1992, Stb. 120, voorgeschreven verklaringen en beloften zal hebben afgelegd, de heer E. Irrgang te Amsterdam.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-527-538.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.