Aan de orde is de aanbieding van de jaarverslagen over het jaar 2005 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen.

Minister Zalm:

Voorzitter. Vandaag mag ik u een financieel jaarverslag aanbieden over een toch wel bijzonder jaar, een jaar dat heel anders begon dan dat het is geëindigd. 2005 was een echt omslagjaar. Als je door de stapel stukken heen leest, zie je het bijna gebeuren. De conjunctuur sloeg letterlijk om, wij kwamen uit ons economisch dal en de verbetering zette ook door. Ook beleidsmatig maakten wij een omslag van voorbereiding naar uitvoering. Van de plannen en inspanningen van het kabinet werden ook de eerste resultaten zichtbaar. Ik ben verheugd te kunnen melden dat de overheidsfinanciën op weg zijn naar evenwicht. Straks zal ik wat dieper op deze facetten ingaan.

Wat ik u straks mag aanbieden, is naar mijn mening opnieuw een beter leesbaar, helderder en gestroomlijnder verslag. Na zes jaar krijgen wij er toch langzamerhand wat meer handigheid in. Wij hebben weer geprobeerd om doelstellingen en resultaten zo duidelijk mogelijk naast elkaar te zetten. Of wij daarin geslaagd zijn, is uiteraard aan het oordeel van de Kamer.

Mijnheer de voorzitter. Op economisch gebied was 2005 zeker geen topjaar. Wij kunnen nog steeds niet afsluiten met juichende groeicijfers, maar er is wel een duidelijke kentering gekomen in de laagconjunctuur. Sinds het derde kwartaal komen er eigenlijk alleen nog maar positieve berichten over de Nederlandse economie.

Het afgelopen jaar hebben wij veel van de burger gevergd, het kabinet heeft veel veranderingen doorgevoerd en het economisch herstel liet op zich wachten tot de tweede helft van het jaar. Veel mensen gingen ook in koopkracht achteruit. Ik ben wel blij dat ik u vandaag kan melden dat het nu een stuk beter gaat met Nederland. Die eerste tekenen van herstel dienden zich aan het eind van 2005 duidelijk aan. Het aantal vacatures ging stijgen, het aantal werklozen daalde, de groei trok aan en ook de consumptie verbeterde. Alles wijst erop dat dit herstel zich doorzet. Voor 2006 heb ik dan ook goede verwachtingen dat het voor velen een beter jaar zal worden, in het bijzonder voor degenen die op zoek zijn naar een baan.

Ook de overheidsfinanciën bevinden zich in een rustiger vaarwater. Naar schatting komt het tekort over 2005 uit op 0,25% van het bbp. Dat is een forse verbetering als wij ons realiseren dat wij twee jaar geleden nog boven de kritische grens van 3% zaten! Wanneer wij het cijfer schonen voor conjuncturele en incidentele effecten, dan blijkt dat de begroting behoorlijk op weg is naar structureel evenwicht.

Mijnheer de voorzitter. 2005 was het tweede volle jaar van dit kabinet, een jaar waarin veel van onze voorstellen werden behandeld door het parlement en in wetten werden gegoten. Het werd daarmee een jaar waarin wij al heel voorzichtig enkele resultaten van de plannen van dit kabinet te zien kregen. Een omslag van plannen naar uitvoeren. Graag noem ik enkele speerpunten van het gevoerde beleid zonder volledig te kunnen zijn.

Een verandering waarmee iedereen dit jaar te maken heeft gekregen, is de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet. Deze wet is in 2005 door het parlement aangenomen. Ineens bestaan ziekenfonds en particulier niet meer, geen onderscheid tussen ziek en gezond, jong of oud. Een gigantische operatie die gelukkig goed is verlopen. Een vijfde van de verzekerden is veranderd van verzekeraar. Dankzij de concurrentie tussen aanbieders werd de premie lager dan verwacht.

Ook de maatregelen om de kosten in de zorg beheersbaar te houden, zijn effectief geweest. Zo zijn de kosten voor medicijnen met gemiddeld 40% gedaald. Een andere verbetering is de verkorting van de wachtlijsten. De wachttijd voor levensbedreigende aandoeningen hebben wij over het algemeen kunnen wegnemen.

Ook de verhoogde aandacht voor veiligheid werpt zijn vruchten af. Ik kan u voor 2005 goede resultaten presenteren voor het bestrijden van de criminaliteit en overlast. Criminaliteit tegenover burgers en bedrijven is gedaald, net als het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt. Na jaren van cellentekort was er in 2005 eindelijk een evenwicht tussen capaciteit en behoefte. Groot voordeel hiervan is dat wij geen gevangenen eenmalig vervroegd hebben hoeven vrijlaten, opnieuw een unicum vergeleken met de jaren daarvoor. Daarnaast heeft het kabinet de inspanningen voor de aanpak van terrorisme geïntensiveerd. Voor de aanpak hiervan is ook in de komende jaren extra geld uitgetrokken.

Geweldplegers worden helaas steeds jonger. Snel ingrijpen is dan ook van het grootste belang. Daarom ben ik blij mee te kunnen delen dat de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen zijn verkort. Nog beter is het natuurlijk om de kans te verkleinen dat jongeren de criminaliteit ingaan door ze goed onderwijs aan te bieden en te zorgen dat ze hun school afmaken. Daarom maakt het kabinet zich sterk voor het terugdringen van het aantal jongeren dat hun school vroegtijdig verlaat.

Door de hoge olieprijs vloeide er veel extra geld in het Fonds Economische Structuurversterking. Daardoor kon ruim een miljard worden uitgetrokken voor kennis, onderzoek en innovatie. Een groot gedeelte hiervan, zo'n 400 mln., wordt gebruikt voor praktijklokalen in het vmbo en lesmateriaal voor het mbo, want goed onderwijs is de basis van een sterke economie.

Het nee tegen de Europese grondwet was een domper voor het kabinet. Daarentegen kunnen wij terugkijken op succesvolle onderhandelingen over de Financiële perspectieven. Wij hebben de afgelopen jaren in Brussel een korting van 1 mld. op onze afdrachten bedongen. Nederland is daardoor vanaf volgend jaar niet langer een excessieve betaler. Ik geef dit miljard graag terug aan diegenen die het opgebracht hebben: de Nederlandse burgers en bedrijven.

Het kabinet wil de economie ook versterken door te investeren op sociaal terrein. Daarom hebben wij onder meer stappen gezet om het combineren van arbeid en zorg gemakkelijker te maken. Daardoor kunnen meer mensen gaan werken en dat is weer een steuntje in de rug van de economie. En door de Wet kinderopvang kunnen mensen de opvang kiezen die zij wensen.

Ik ben ook blij te kunnen melden dat het aantal mensen met een uitkering in 2005 is gedaald. Dat is bijzonder, gezien de stand van de conjunctuur. Er waren 18.000 minder WW-uitkeringen, 61.000 minder arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en 11.000 minder bijstandsuitkeringen dan in 2004. Met dat laatste cijfer, minder mensen in de bijstand, wil ik de gemeenten graag complimenteren. Met de invoering van de Wet werk en bijstand hebben gemeenten namelijk de verantwoordelijkheid gekregen voor de uitvoering.

Het kabinet heeft de administratieve lasten van bedrijven inmiddels met 9% teruggebracht. Bovenop de reductie van 1 mld. tot en met 2004 kwam nog 0,5 mld. Daarmee ligt de operatie op schema en zijn wij goed op weg om in 2007 de 25%-verlaging te bereiken. Dit jaar en komend jaar worden de meeste maatregelen ingevoerd en zal de verlaging voor ondernemers ook steeds zichtbaarder en voelbaarder worden. Omdat wij de lasten merkbaar willen verlagen, vragen wij ondernemers actief om hun bijdrage. Dat heeft geleid tot een lijst van ergernissen die met voorrang worden aangepakt. Ook hierbij vergeten wij de burgers niet, want mijn collega Pechtold werkt hard aan het verlichten van hun administratieve lasten.

Rest mij nog iets te zeggen over het beheer van de overheidsfinanciën in 2005. Mevrouw Stuiveling zal hierop dieper ingaan, maar ik kan wel alvast een tipje van de sluier oplichten. Het is bij uitstek een onderwerp waarbij geldt: geen nieuws is goed nieuws. Gelukkig kan ik de Kamer hierover weinig nieuws melden: het financiële beheer van het Rijk is op orde en de kwaliteit ervan vertoont een licht stijgende lijn. Het bedrijfsvoeringsjaar is rustig en beheerst verlopen en dat is een prettige constatering. In tegenstelling tot het afgelopen jaar hebben alle departementen een goedkeurende accountantsverklaring gekregen. En zo hoort het ook!

Voorzitter. Hopelijk bent u het met mij eens dat het een lastig jaar was met een gouden staartje. De omslag naar betere tijden is duidelijk zichtbaar. Daarmee kom ik bij het einde van mijn toespraak. Hopend op wederom een jaar van stevige maar vruchtbare debatten met uw Kamer, bied ik u hierbij het financieel jaarverslag van het Rijk en de financiële jaarverslagen van de departementen over 2005 aan. Zoals ik in het begin van mijn toespraak zei: dit is het dunste jaarverslag tot nu toe. Maar het kan altijd kleiner en daarom bied ik u het jaarverslag ook op een USB-stick aan. Als u die per ongeluk in uw auto laat liggen, hebt u geen probleem!

De voorzitter:

Heel veel dank. Ik laat de griffier meteen verifiëren of er niet "ministerie van Defensie" op staat. Prima, het is van het ministerie van Financiën!

Ik geef het woord aan de president van de Algemene Rekenkamer, mevrouw Stuiveling.

Mevrouw Stuiveling:

Mijnheer de voorzitter en geachte leden van de Kamer. De minister van Financiën heeft u zojuist de jaarverslagen van de ministeries, de fondsen en het financieel jaarverslag van het Rijk aangeboden. In zijn toelichting heeft hij aandacht besteed aan de conjunctuur, de Zorgverzekeringswet en de Europese grondwet, om er maar een paar te noemen. Deze onderwerpen vallen, zoals u zich ongetwijfeld zult realiseren, buiten het taakgebied van de Algemene Rekenkamer. Desondanks heb ik geen enkele moeite om de mij gegunde tijd – waarvoor uiteraard opnieuw mijn erkentelijkheid – te vullen met onderwerpen die wel des Algemene Rekenkamers zijn. Mijn toelichting bestaat uit drie onderdelen, parallel aan de onderwerpen waarover onze rapporten gaan bij de u zojuist overhandigde jaarverslagen. Die drie onderdelen zijn: rechtmatigheid, zeg maar de boekhouding van het Rijk; bedrijfsvoering, zeg maar het functioneren van de organisatie van het Rijk; en beleidsinformatie, zeg maar het presteren van de organisaties van het Rijk in termen van maatschappelijke effecten en wat zij daarvoor hebben gedaan.

De boekhouding toetsen wij op rechtmatigheid. Is alles volgens de regels geïnd en volgens de regels uitgegeven? Het gaat voor 2005 over ongeveer 190 mld. aan inkomsten en bijna evenveel aan uitgaven. Over de rechtmatigheid in 2005 kan ik, evenals in voorafgaande jaren, kort zijn. Wij treffen al jaren weinig fouten en onzekerheden aan in de financiële informatie van de jaarverslagen, zo ook dit jaar. Vier van de 25 jaarverslagen voldoen overigens niet geheel. Dat zijn de jaarverslagen van de ministeries van Defensie, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het jaarverslag van het BTW-Compensatiefonds. Op jaarverslagniveau komen de fouten en onzekerheden boven de afgesproken grens uit en dienen wij dus bij u daarvan melding te maken. Tezamen zijn deze fouten en onzekerheden echter niet zo groot dat zij de goedkeuring van de rijksrekening in de weg staan. Kortom, wij keuren de Rijksrekening 2005 dan ook goed.

Het tweede onderdeel betreft de bedrijfsvoering: hoe hebben de ministeries in 2005 gefunctioneerd? Net zoals in 2004 zien wij in 2005 verbeteringen in de bedrijfsvoering van het Rijk. Over de gehele linie is sprake van een lichte vooruitgang, met uitzondering van de bedrijfsvoering van het ministerie van Defensie en van het ministerie van Financiën. Bij Defensie heeft dat alles te maken met grootscheepse reorganisaties en een zwakke ICT. Bij Financiën gaat onze zorg vooral uit naar de Belastingdienst, waar sprake is van stapeling van nieuwe uitvoeringstaken en een zwakke ICT. Voor het Rijk als geheel zijn er dit jaar opnieuw minder onvolkomenheden in de bedrijfsvoering. Het aantal is gedaald van 69 over 2004 naar 58 over 2005. Wat daarbij overigens opvalt, is dat 9 van die 58 al sinds 2000 bestaan en dus kennelijk erg hardnekkig zijn. Wat ook opvalt, is dat 6 van die 58 te maken hebben met informatiebeveiligingen, en dat er van die 6 bovendien 4 tot de categorie "hardnekkig" behoren en dus al sedert 2000 meelopen. U hebt dus niet voor niets een USB-stick gekregen, voorzitter, want de minister van Financiën wist al dat dit een punt in onze presentatie zou zijn. Hij wilde mij waarschijnlijk voor zijn. Dat is openbare informatie, maar wij hebben het uiteraard over niet-openbare informatie.

De regering wil de overheid slagvaardiger, doelmatiger en efficiënter maken. Die ambities liggen onder meer ten grondslag aan het beleid om meer en beter gebruik te maken van ICT, maar ook aan het plan om over te gaan tot vermindering van het aantal specifieke uitkeringen. Dat zijn de financiële relaties van het Rijk met de andere overheden. De verantwoordings- en controlestructuur moet in onze ogen meeveranderen met de veranderende overheid. Als geld gebundeld wordt ingezet, is het nog steeds zo dat elke minister verantwoordelijk blijft voor een rechtmatige en doelmatige besteding daarvan, vanuit de eigen begrotingsverantwoordelijkheid. Wij zullen daarop alert blijven en hopen uiteraard dat de Kamer dat ook zal doen. Bij deze veranderingen hebben informatievoorziening en informatiebeveiliging meer aandacht nodig. De ook in deze Kamer besproken incidenten met verloren laptops en USB-sticks zijn eveneens verontrustend. Lang niet alle ministeries hebben kwetsbaarheidsanalyses gemaakt voor hun belangrijkste bedrijfsprocessen. De minister van Financiën heeft overigens aangegeven dat ook hij hecht aan de herziening van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst. In afwachting daarvan moet in ieder geval het bestaande voorschrift worden nageleefd en gehandhaafd.

De bedrijfsvoering in 2005 geeft geen aanleiding om bezwaar te maken. Dat brengt mij op de beleidsinformatie. In elk rapport bij het jaarverslag van elk ministerie hebben wij een zogenaamde VBTB-toets toegepast op een van de beleidsartikelen. VBTB staat voor: van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording. In "Rijk verantwoord", het overkoepelende deel bij alle jaarverslagrapporten, hebben wij een overzicht opgenomen van het resultaat van de VBTB-toets op alle jaarverslagen. In ons rapport "Staat van de beleidsinformatie 2006", dat wij vanochtend hebben gepubliceerd, hebben wij drie beleidsprioriteiten van dit kabinet onderzocht, om te bezien hoe het gesteld is met de beleidsinformatie en met de bruikbaarheid daarvan. Allereerst constateren wij dat er weliswaar iets meer beleidsinformatie in de jaarverslagen staat, maar dat de groei van de informatie in de begrotingen deels stagneert. Er kan geen groei in de verantwoording worden bereikt, als niet eerst de groei van beleidsinformatie in de begrotingen wordt zekergesteld. Over ongeveer de helft van het beleid in de begroting 2006 heeft de Kamer geen concrete maatschappelijke effecten afgesproken. Daarover kan de Kamer dus ook geen concrete verantwoordingsinformatie krijgen. Ik heb het nu over het volumeprobleem, en dat kunnen wij verder niet onderzoeken. Wij kunnen wel onderzoeken wat de kwaliteit is van de informatie die wel beschikbaar is. Ik hoop echter, dat de Kamer het volumeprobleem niet uit het oog zal verliezen.

Het tweede vraagstuk betreft de kwaliteit van de informatie die wel beschikbaar is. Daarbij gaat het erom of de informatie voor de Kamer bruikbaar is voor haar rol als politieke controleur in het debat met het kabinet. Over het algemeen is de beleidsinformatie deugdelijk tot stand gekomen en voldoet deze aan de verslaggevingseisen. Het is echter nog niet zo dat de informatie dan ook altijd bruikbaar is; de Kamer kan er nog maar beperkt gebruik van maken. Niet zo beperkt dat zij er geen gebruik van kan maken; wij stimuleren u niet om er niet van alles mee te doen. De informatie blijft echter beperkt bruikbaar. Ik geef een voorbeeld. Een ministerie noemt een maatschappelijk effect van beleid, maar geeft niet aan wat men er zelf voor gedaan heeft. Andersom komt het voor dat men aangeeft wat er gedaan is, maar dat er niet bij staat of dit effect heeft gehad. Ook kan het gebeuren dat er informatie staat in de begroting, terwijl die niet terugkomt in de verantwoording. Omgekeerd staat er soms informatie in de verantwoording, maar die blijkt dan niet te gaan over iets wat daarvoor al in de begroting heeft gestaan. Een ander voorbeeld is, dat er informatie staat in de begroting, maar niet in het jaarverslag, terwijl deze informatie wel beschikbaar is op het desbetreffende departement. Er is dan niet zodanig gedisciplineerd gewerkt, dat de informatie in het jaarverslag is opgenomen. Dat is helemaal jammer. Ministers zijn er dus nog niet zo heel erg goed in om aan te geven wat zij met hun beleid precies willen bereiken en of zij dat maatschappelijk ook hebben bereikt.

De drie beleidsprioriteiten van het kabinet die wij hebben onderzocht zijn: het terugdringen van voortijdige schoolverlating, het tegengaan van criminaliteit en ruimtelijk beleid. Op deze beleidsterreinen zijn wij nagegaan of het maatschappelijke probleem dat het kabinet wil oplossen ook daadwerkelijk is verminderd, of het duidelijk is welke bijdrage het beleid daaraan heeft geleverd, of de ministeries binnen de budgetten zijn gebleven, of de beleidsinformatie toereikend is en of de samenhang tussen middelen en prestaties en die tussen middelen en effecten voldoende onderbouwd is. Het zal u niet verbazen dat de belangrijkste conclusie is, dat de verantwoordingsinformatie nog voor verbetering vatbaar is. Het kabinet heeft overigens toegezegd – wij juichen dat enorm toe – dat men het initiatief overneemt dat wij genomen hebben met de 3 van de ruim 50 beleidsprioriteiten van het kabinet. Men gaat zelf een aantal beleidsprioriteiten doorlichten op een manier die vergelijkbaar is met die waarop wij dat doen.

De informatie is dus nog niet helemaal bruikbaar en er blijft qua volume nog veel te wensen over. Toch vinden wij dat de Kamer met wat er nu ligt, en met onze rapporten daarbij, goed aan de slag kan, zowel waar het de verantwoording over 2005 betreft, als waar het de lessen betreft die de Kamer daaruit kan trekken voor de begroting voor 2007. De Kamer staat voor de uitdaging om dit tijdens de komende commissievergaderingen te gaan doen en om op verantwoordingsdag met behulp hiervan een goed en zinvol debat te voeren met het kabinet.

Mijnheer de voorzitter. Met genoegen hebben wij ons werk gedaan en met genoegen bied ik u deze rapporten aan.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Financiën en de president van de Algemene Rekenkamer voor de aangeboden stukken die hier geheel nieuw voor ons liggen. Geconstateerd mag worden dat de derde woensdag in mei inmiddels een bijna even bekend begrip is als prinsjesdag, zij het dat deze dag uiteraard minder ceremonieel van aard is. Ook de leden van de Kamer vinden het afleggen van de verantwoording uiteraard een buitengewoon serieuze en belangrijke aangelegenheid. De vaste commissies zullen de stukken in de komende weken nauwgezet bestuderen en behandelen, tot aan het afrondende plenaire verantwoordingsdebat op 22 juni aanstaande. Tot dat moment zullen de ministers in onzekerheid verkeren of décharge kan worden verleend voor het gevoerde beleid. Zoals altijd, zullen de rapporten van de Algemene Rekenkamer voor de leden van de Kamer zeer behulpzaam zijn bij het beoordelen van het gevoerde beleid in 2005. Nogmaals zeer veel dank daarvoor. Ik wens de leden van de Kamer heel veel succes bij het vele en belangrijke werk dat hen te wachten staat bij de behandeling van deze verslagen.

Er hebben zich geen sprekers gemeld voor de regeling van werkzaamheden.

Dan schors ik nu de vergadering om de leden van de Kamer in de gelegenheid te stellen de heer Krähe te feliciteren met zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer, dat een klein halfuur geleden is aangevangen.

De vergadering wordt van 13.40 uur tot 14.00 uur geschorst.

Voorzitter: Noorman-den Uyl

Naar boven