Aan de orde is de behandeling van:

het Verslag van een algemeen overleg gehouden op 26 januari 2006 over de nota "Het Rijk rond schulden" (24515, nr. 73), alsmede het debat naar aanleiding van een vervolg-algemeen overleg op 23 maart 2006 over de nota "Het Rijk rond schulden".

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Het debat over de schuldenproblematiek is een debat met grote urgentie. Het aantal mensen dat te maken heeft met toenemende schulden groeit nog steeds. Dat komt omdat de eerste ambitie van het kabinet om problematische schulden terug te dringen uit het Nationaal actieplan armoedebestrijding niet geschrapt is, maar tot nu toe geen invulling heeft gekregen. Mede naar aanleiding van het debat heeft de PvdA-fractie behoefte om de Kamer om een uitspraak te vragen om helderheid te krijgen. Gezien de wijze waarop het debat is verlopen, ga ik ervan uit dat de 25 mln. die bij de begroting van SZW beschikbaar was gesteld door een meerderheid der Kamer als volgt besteed gaat worden. Via de gemeente zouden de minnelijke regeling, de preventie, het budgetteren, het helpen van mensen om ze – soms blijvend – met geld te laten omgaan en de nazorg na schuldsanering moeten worden gefinancierd uit die 25 mln. Dit dient een structureel karakter te hebben en bij voorkeur in eerste instantie gedurende vier jaar plaats te vinden via een specifieke uitkering. Ik vraag de staatssecretaris of hij met deze benadering van het geheel kan instemmen. Dat zou ik toch prettig vinden.

Ik heb de eer om de volgende motie aan de Kamer voor te leggen.

DeNoorman-den Uyl Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in tegenstelling tot de oorspronkelijke bedoeling de schuldsanering via de WSNP voor veel schuldeisers de voorkeur heeft boven de minnelijke regeling;

constaterende dat het totale aantal geslaagde schuldsaneringen via de minnelijke regeling via de gemeenten in 1997 rond de 17.000 lag en dat in 2005 het geslaagde aantal schuldsaneringen 17.000 was, waarvan de WSNP 12.500 realiseerde en de minnelijke regeling 3500;

van mening dat de door of via de gemeenten uit te voeren minnelijke schuldsanering als voorliggende voorziening driekwart van alle schuldsaneringen moet realiseren en dat de route via de WSNP als uiterste regeling en vangnet niet meer dan een kwart van de schuldsaneringen mag realiseren;

verzoekt de regering, de minnelijke schuldsanering door of via de gemeenten te bewerktuigen en wettelijk in te bedden zodat het resultaat daarvan is dat de minnelijke regeling ten minste driekwart van de schuldsanering realiseert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Noorman-den Uyl, Koomen en Huizinga-Heringa. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74(24515).

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik wil nog twee opmerkingen maken. Het debiteurenrecht zoals gedefinieerd in de aanhef van de WSNP is inmiddels verworden tot een crediteurenkeuze. Die moeten wij niet hebben, vandaar deze motie. Ook zou ik nog willen zeggen dat tijdens het debat over de schuldsanering de rol van agressieve reclame aan de orde is. De PvdA-fractie en waarschijnlijk de hele Kamer wil daarvan af. Hetzelfde geldt voor de mate waarin zulke reclame in de media te zien is en de manier waarop die mensen verleidt tot onverstandige keuzes. Ik weet dat twee collega's met voorstellen daarvoor zullen komen. Het standpunt van de PvdA-fractie zit een beetje tussen die twee voorstellen in.

De PvdA-fractie vindt ten slotte dat het dringend noodzakelijk is dat er een certificering komt, waardoor de mensen die een beroep moeten doen op de schuldhulpverlening en de schuldsanering dat alleen nog maar hoeven te doen bij mensen, organisaties of overheden die daarvoor gecertificeerd zijn.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Wij hebben uitvoerig gesproken met de staatssecretaris over de schuldenproblematiek. De SP-fractie vindt dit een buitengewoon ernstige en serieuze aangelegenheid. In het rapport van de staatssecretaris staat dat er 250.000 huishoudens zijn met problematische schulden. De Kamer kreeg gisteren een brief van de Groep Gerechtsdeurwaarders Nederland waarin een heel ander aantal naar voren komt. In deze brief wordt gesproken over 1 miljoen mensen die in financiële problemen zouden zijn. Deze problemen worden met name veroorzaakt door het consumptief krediet. Wij kunnen hierover lang en breed praten, maar het is een feit dat hier een ernstig probleem ligt.

Een van de belangrijkste oorzaken waardoor problematische schulden ontstaan, is het gemak waarmee in Nederland geleend kan worden. Dagelijks zien wij op de televisie en horen wij op de radio spotjes over leningen en het gemak van leningen. Mensen worden verleid om als oplossing van hun financiële problemen nog maar een keer een lening af te sluiten. Die leningen zijn op het eerste gezicht heel verleidelijk en aanlokkelijk, maar in de praktijk blijken het in feite wurgcontracten te zijn, omdat er een hoge rente moet worden betaald, men langdurig vastzit aan het contract en men in feite een veelvoud terugbetaalt van het bedrag dat men heeft geleend.

De SP-fractie is op grond van deze ernstige problematiek van oordeel dat wij de reclame op radio en televisie voor het afsluiten van leningen voor consumptief krediet zouden moeten verbieden. Ik wil mij in eerste instantie tot deze media beperken, omdat reclames via deze media de meest indringende en verleidelijke zijn, waar mensen direct mee worden geconfronteerd en die hun kennelijk in de praktijk ook het meest aanspreken. Het is onmogelijk om mensen via radio en televisie uitgebreid te informeren over de essentie van zaken als de juiste rente, de kosten en de aanvullende voorwaarden. Daarom vindt mijn fractie dat reclame op deze manier verboden zou moeten worden. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het afsluiten van consumptieve kredieten een belangrijke oorzaak is van het grote aantal mensen met problematische schulden;

overwegende dat het aangaan van een consumptief krediet sterk wordt gestimuleerd door de frequente, vaak agressieve en misleidende reclame voor dit product;

verzoekt de regering, een verbod uit te werken voor het maken van reclame voor consumptief krediet op televisie en radio en de Kamer hierover nader te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75(24515).

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Heeft de heer De Wit overwogen om reclame tijdelijk, bijvoorbeeld voor drie maanden, te verbieden en daardoor een echte breuk te maken met de huidige praktijk, die wij allemaal verwerpelijk vinden? Tijdens die drie maanden zou dan de mogelijkheid onderzocht kunnen worden of mensen op een andere, meer serieuze en objectieve wijze voorgelicht kunnen worden over deze kredieten, wellicht ook via radio en tv. Ik zit er een beetje tussenin.

De heer De Wit (SP):

Nee, dit heb ik niet overwogen. Dit komt op mij over als een nieuw idee. Ik denk echter dat je binnen een periode van drie maanden nauwelijks kunt overzien wat het effect van zo'n verbod is. Ik zou daar dan ook niet voor zijn. Ik vind dat wij heel duidelijk moeten zeggen: wij doen het niet op deze manier, juist vanwege de indringendheid van het medium, en juist vanwege de onmogelijkheid om in de korte tijd dat men via radio en televisie reclame maakt de nuances naar voren te brengen. Daarom heb ik de motie algemeen geformuleerd.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Wij zijn het er met elkaar over eens dat de agressieve reclame, waardoor mensen op oneigenlijke gronden worden verleid tot onverantwoorde beslissingen, van radio en televisie af moet. Deze reclame moet trouwens ook uit de bladen. De vraag is, hoe wij overeind kunnen houden dat mensen de kans krijgen om keuzes te maken. Als de termijn geen drie maanden, maar zes maanden bedroeg, zou u daarin mee kunnen gaan? Ik wil wel een breuk met de reclame; wij willen dat niet meer. Ik wil echter ook een normale objectieve voorlichting en normale reclame, zonder valse voorwendsels. Zou u daar voorstander van zijn?

De heer De Wit (SP):

In het debat dat wij de afgelopen weken hebben gevoerd, heb ik aanvankelijk het standpunt ingenomen dat er een algeheel verbod moet komen, dat wil zeggen ook voor de gedrukte media als dagbladen en tijdschriften. Ik ben daarvan afgestapt, omdat juist die media wel mogelijkheden bieden om de nuance aan te brengen. Op grond van de Wet financiële dienstverlening kunnen wij mogelijkerwijs in de toekomst nadere voorschriften vaststellen. Juist vanwege dit verschil heb ik gekozen voor radio en televisie. Ik voel er op dit moment niet voor om dit aan een termijn te binden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ook anderen hebben al gezegd dat wij een stevig debat met elkaar hebben gevoerd over de schuldenproblematiek. Kamerbreed zijn wij het er met elkaar over eens dat het een groot probleem is en dat de diepe ellende waarin mensen door schulden terecht komen preventief optreden urgent maakt. Als mensen in de schulden terecht komen, moet er zo snel mogelijk hulp worden verleend en moet er worden opgetreden om iets aan die schuldenproblematiek te doen. Voor de fractie van GroenLinks is het van groot belang dat er iets wordt gedaan tegen de verleiding en de opdringerigheid van reclame voor leningen. Soms worden hele reclameblokken op radio en televisie hierdoor gedomineerd. Het dendert maar door, met zogenaamde aantrekkelijke aanbiedingen. Ik ben ervan overtuigd dat deze reclame redelijk agressief en misleidend is. Het is onmogelijk om op radio en televisie genuanceerde en adequate informatie te geven; in korte tijd wordt mensen met opgewonden stemgeluid een aantrekkelijke badkamer of keuken of wat dan ook opgedrongen. Om de kleine lettertjes die in beeld verschijnen te kunnen lezen, heb je wel heel goede ogen of een heel goede bril nodig. Je moet ook nog snel kunnen lezen. Het is dus heel lastig om genuanceerde en adequate informatie te geven, met name in radiospotjes en in televisiereclame. Daarom heb ik samen met de heer De Wit een motie ingediend om te komen tot een verbod op radio- en televisiereclame voor consumptief krediet. Wij moeten er echt mee ophouden en elkaar niet voor de gek houden door te denken dat via deze media genuanceerde reclame mogelijk is.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Ik ben het met u eens dat de waarschuwingen en de tabellen in de banners op internet volledig onleesbaar zijn. Die waarschuwingen zijn er echter mede dankzij uw fractie gekomen. Uw collega Vendrik heeft er keihard voor gepleit. Kan ik ervan uitgaan, dat wij bij de behandeling van de Wet op het financieel toezicht, waar de Wet financiële dienstverlening deel van zal uitmaken, kunnen rekenen op de steun van de fractie van GroenLinks voor het schrappen van dit soort onzinnige regels?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Neen, zeker niet. Ik heb de zaak goed met de heer Vendrik besproken, want binnen de fractie van GroenLinks bepalen wij samen in goed overleg onze lijn. Onze lijn is dat wij primair voor een verbod zijn van de radio- en tv-spotjes over het aangaan van leningen, omdat wij het toch als probleem zien dat daarin geen genuanceerde en adequate informatie gegeven kan worden. Tot nu toe schat ik de Kamer in als verstandig, maar mocht de motie van de heer De Wit en mij het onverhoopt niet halen, dan zullen wij natuurlijk kiezen voor de op een na beste oplossing. Het kan, wat ons betreft, beter, maar als de motie niet wordt aangenomen, kiezen wij ervoor die informatie alsnog te geven. U noemt dat onzinnig. Ik vind het heel zinnig om mensen zo goed mogelijk voor te lichten over problemen die zij kunnen krijgen bij het aangaan van leningen. Ik ben heel benieuwd wat de VVD-fractie daarmee doet, want ik denk toch niet dat u voorstander bent van het geven van agressieve, misleidende, ongenuanceerde en niet-adequate informatie.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb een vraag over de reclame, al dan niet in verschillende media. Vindt u dat de aan te prijzen lening vergezeld moet gaan van het bedrag in dezelfde lettergrootte als wat je daar uiteindelijk voor moet betalen? Dan kun je namelijk voor jezelf een serieuze afweging maken of wat er geboden wordt ook opweegt tegen de lasten waartoe je je verbindt. Vindt u dat kleine lettertjes of bedragen met sterretjes niet meer toegestaan moeten zijn?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat ben ik helemaal met u eens. Alleen blijf ik van mening dat het onmogelijk is om dat soort informatie in zeer korte tijd op de radio of op tv te geven. Wij zijn niet voor een totaal reclameverbod, al wil ik daar best eens over praten met u. In andere media, in tijdschriften en kranten, kan er wat ons betreft nog geadverteerd worden, maar wel conform de nieuwe regels en zo helder mogelijk. Het liefst geschiedt dat in hetzelfde lettertype, zodat mensen goed weten waar zij aan toe zijn. Het mag ook niet alleen gaan om procenten, het moet ook in centen duidelijk zijn wat je werkelijk moet gaan betalen. Ik merk dat u worstelt, mevrouw Noorman. Dat zij zo, maar ik zou zeggen: denkt u er nog eens over na. Volgens mij weet u in diep in uw hart eigenlijk ook wel dat je op radio en tv geen genuanceerde informatie kunt geven.

Er is nog een probleem dat ik wil aankaarten en waar ik een motie over wil indienen: de professionele schuldhulpverleners en de budgetbeheerders. Wij merken steeds vaker dat daar toch problemen ontstaan. Deze mensen gaan ook wel eens failliet. Onder slechte voorwaarden wordt die hulp verleend. Mensen die al diep in de problemen zitten, raken nog dieper in de ellende als de particuliere schuldhulpverleners zelf failliet gaan, omdat zij hun zaakjes niet op orde hebben. Ik vind dat daar een aantal heldere regels voor gesteld moet worden. Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat de GroenLinks-fractie voorstander is van een snelle certificering van deze schuldhulpverleners en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huishoudens met problematische schulden gebaat zijn bij betrouwbare en professionele schuldhulpverleners en budgetbeheerders;

constaterende dat de particuliere schuldhulpverleners nog geen werk gemaakt hebben van certificering in hun bedrijfstak;

overwegende dat het hierdoor voor particulieren onmogelijk is om te kiezen voor betrouwbare en professionele ondersteuning bij sanering van hun schulden;

verzoekt de regering, de bedrijfstak op te roepen om uiterlijk op 1 januari 2007 een systeem van certificering operationeel te hebben en bij het uitblijven daarvan wettelijke kwaliteitseisen te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76(24515).

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Realiseert u zich dat het aan maar heel weinig instellingen in Nederland is toegestaan om schulden te saneren en dat iemand die budgetbegeleiding doet, iemand die schuldhulp doet, geen schulden mag saneren? Dat mogen alleen maar banken of kredietbanken. Ik wil niet zeggen dat u in uw motie zaken door elkaar haalt, maar hebt u het in uw motie over de certificering van de schuldsaneerders – die is volgens mij al geregeld in de Wet op consumentenkrediet – of hebt u het over de certificering van schuldhulpverleners en van mensen die anderen helpen, met hun budget om te gaan? Dat is echt een andere bedrijfstak.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

In principe heb ik het over beide, maar ik wil best nog met u kijken naar de precieze formulering van mijn motie. Daarna hoop ik natuurlijk op uw steun.

Mijn laatste motie gaat over de Autoriteit Financiële Markten. Tijdens het algemeen overleg hebben wij uitgebreid gediscussieerd over de mogelijkheid om de AFM een soort preventieve toets op reclame-uitingen te laten verrichten. Vooral de CDA-fractie is daarover begonnen. Wellicht dient zij daar nog een motie over in. Voor de zekerheid dien ik vast de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kredietverstrekkers in reclames voor consumptieve kredieten hun potentiële klanten op een rustige, duidelijke en eerlijke manier dienen te informeren over de voorwaarden en mogelijke risico's van de aangeprezen lening;

overwegende dat zowel kredietverstrekkers als consumenten gebaat zijn bij een preventieve toets op mogelijke misleiding in reclame-uitingen;

verzoekt de regering, de Autoriteit Financiële Markten een dergelijke preventieve toets te laten verrichten voordat reclame-uitingen worden uitgezonden of anderszins gepubliceerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77(24515).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik beschouw dit als een soort second-bestoplossing. Het best is het in mijn ogen om reclame-uitingen op radio en tv te verbieden. Mocht hier onverhoopt geen meerderheid voor zijn, dan kan voor deze oplossing worden gekozen.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Voorzitter. Mevrouw Van Gent heeft het over radio en televisie, maar vergeet het internet. Er zijn ook nog tijdschriften en kranten. Waarom beperkt zij zich tot radio en televisie?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb het over alle reclame-uitingen en heb een uitgebreide toelichting gegeven op mijn motie en die van de heer De Wit en mij. Het lijkt mij onmogelijk om in het korte tijdsbestek van die spotjes genuanceerde en adequate informatie te geven. Per 1 mei aanstaande gelden er nieuwe regels. Ik denk dat mensen via geschreven media en wellicht ook internet dergelijke informatie rustiger tot zich kunnen nemen dan in 30 seconden, doorgaans de tijdsduur van een spotje.

Mevrouw Koomen (CDA):

Voorzitter. Bedoelt mevrouw Van Gent met haar motie dat de AFM alle reclames voor radio en televisie preventief moet toetsen? Realiseert zij zich hoeveel administratieve lasten dit meebrengt?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ja, dat realiseer ik mij. Mevrouw Koomen zou alleen eens moeten nagaan hoeveel administratieve lasten en werkzaamheden het oplevert als mensen diep in de schulden komen te zitten. Ik voel nu toch een enigszins kritische houding bij de CDA-fractie, terwijl ik haar de afgelopen weken week in week uit heb horen zeggen dat er iets moest worden gedaan aan de agressieve en misleidende reclame en dat de AFM er wellicht een toets op moest uitvoeren. Ik wil geen toets achteraf, dus als die rotzooi al op de buis of op de radio is geweest. Ik wil dat vooraf wordt getoetst of er eerlijke en adequate informatie wordt verstrekt en dat het niet op de buis of de radio komt als er geen stempel van de AFM op zit.

Mevrouw Koomen (CDA):

Voorzitter. Over het onderwerp van de wettelijke en minnelijke schuldenregeling heeft mevrouw Noorman-den Uyl de nodige woorden gesproken. De CDA-fractie steunt die. Mevrouw Huizinga-Heringa gaat straks op de certificering van de schuldhulpverlening in. Zij dient daartoe ook een motie in die mijn fractie van harte ondersteunt. Ik beperk mij tot de leenreclames.

De heer De Wit heeft een motie ingediend, waarmee wordt beoogd, op dit moment een compleet verbod op alle reclames voor televisie en radio uit te vaardigen. Bovendien wordt er een onderscheid in gemaakt tussen die reclames en informatievoorziening en reclames in magazines, bladen en internet. Dat lijkt de CDA-fractie niet reëel. Daarom steunt zij de motie niet. Ik benadruk nogmaals dat de CDA-fractie wil dat alle onverantwoorde, misleidende en agressieve reclames worden geweerd, niet alleen van radio en televisie, maar ook uit bladen, van internet en uit alle overige geschreven media. De CDA-fractie is ervan overtuigd dat de Wet financiële dienstverlening daar op dit moment voldoende middelen toe biedt. In het debat is uitvoerig aan de orde gekomen dat de AFM hier vanaf 1 mei aanstaande mee aan de slag gaat. De CDA-fractie wil afwachten of dat voldoende resultaat oplevert. Als dat niet zo is, doet zij absoluut aanvullende voorstellen.

Wij vinden dat de AFM zo snel mogelijk repressief aan de slag moet. Dat zal per 1 mei gebeuren. Mocht dat onvoldoende vruchten afwerpen, dan zullen wij met nadere voorstellen komen.

Daarnaast vinden wij ook dat de AFM op verzoek vooraf reclames moet kunnen toetsen. Dat is een verschil met de motie van mevrouw Van Gent. De financiële instellingen kennen de regels. Mochten zij twijfels hebben of een reclame wel aan alle eisen voldoet, dan vinden wij dat de AFM preventief moet kunnen toetsen, maar wel op verzoek. Wij willen niet dat er een gebod komt dat iedere reclame voor alle media, in welke vorm ook, vooraf bij de AFM moet worden neergelegd. Wij willen de administratieve lasten reduceren. Juist wanneer instellingen vooraf een toetsingsverzoek bij de AFM kunnen indienen, verwacht ik dat daardoor administratieve lasten worden gereduceerd. Dan hoeft de AFM niet naderhand nog met reclames bezig te zijn. Alles vooraf toetsen lijkt mij een enorme administratieve ballast. Ik dien de volgende motie in, mede namens mevrouw Huizinga-Heringa.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de schuldenproblematiek, mede ten gevolge van overmatig leengedrag, steeds grotere vormen aanneemt;

overwegende dat er op dit moment nog steeds misleidende en agressieve leenreclames worden vertoond op tv, ten gehore gebracht op de radio en te lezen zijn in de geschreven media;

overwegende dat de Wet Financiële Dienstverlening per 1 januari 2006 in werking is getreden en de mogelijkheden biedt om misleidende en agressieve reclames te weren;

verzoekt de regering, naast de repressieve toetsing de Autoriteit Financiële Markten op verzoek van een financiële instelling preventief te laten toetsen of een reclame voldoet aan het kader waaraan een verantwoorde leenreclame moet voldoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koomen en Huizinga-Heringa. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78(24515).

Mevrouw Koomen (CDA):

Voorzitter ...

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Deze motie doet mij toch denken aan de slager die zijn eigen vlees keurt doordat instellingen er zelf voor mogen kiezen een reclame te laten toetsen waaraan zij twijfelen. Degene die twijfelt, kan dan net zo goed besluiten de reclame eerst op radio of tv te brengen of in de krant te zetten, om daarna dan maar verder te zien. Als de consument daarin trapt, is het al te laat. Dan krijgen wij toch ook achteraf te maken met administratieve lasten? Wat is nu voor u belangrijk: een klein beetje meer administratieve lasten – dat is goed te organiseren bij de AFM – of nog steeds grote problemen? Ik hoor uw vice-fractievoorzitter mevrouw Verburg in de publiciteit zeggen dat zij een preventieve toets wil bij de AFM, maar niet op verzoek van degene die de agressieve reclame maakt.

Mevrouw Koomen (CDA):

Dit is een preventieve toets, inderdaad op verzoek. De financiële instellingen die twijfelen over een reclame, zullen die voorleggen aan de AFM. Zij zitten er niet op te wachten om achteraf met het boetestelsel en het sanctiemechanisme waarover de AFM inmiddels beschikt te maken te krijgen. Dan lopen zij het risico op negatieve berichten in de pers, een negatief imago en boetes. Wij zijn ervan overtuigd dat deze manier van werken helpt. Wij willen een balans vinden tussen administratieve lasten en effectief optreden. Met deze preventieve toets moet dat lukken. Op dit moment doet de AFM dat niet, terwijl wij dat juist wel willen.

De heer De Wit (SP):

Wat nu als een instelling voor consumptief krediet niet vraagt om een toetsing vooraf, terwijl u van mening bent dat een reclame agressief en misleidend is? Wat gebeurt er dan met die reclame?

Mevrouw Koomen (CDA):

Wij hebben bij de behandeling van de Wet financiële dienstverlening afgesproken dat de Autoriteit Financiële Markten dit toetst. En los hiervan is er nog het Burgerlijk Wetboek, dat de nodige artikelen bevat waarvan burgers gebruik kunnen maken om zaken voor de rechter te brengen. Ook is er nog de Reclame Code Commissie en bovendien hebben wij in de Wet financiële dienstverlening opgenomen dat er extra regels gesteld worden aan het informeren van de klant in reclame-uitingen. Ik heb het al vaak gezegd, het staat in artikel 31 van de wet: alle informatie moet feitelijk juist, begrijpelijk en niet misleidend zijn. En wij hebben de AFM ingesteld om dit te toetsen, het is aan haar om alle reclame-uitingen, dus niet alleen die via radio en televisie, maar ook die op internet en in alle geschreven media, aan deze regels te toetsen. Ik heb ook heel nadrukkelijk gezegd dat er in onze fractie volledige eensgezindheid heerst over de wens om agressieve en misleidende reclames te laten verdwijnen, overal. Maar wij hebben ook gezegd dat de huidige regelgeving hiertoe mogelijkheden biedt en dat wij, mochten deze niet de gewenste effecten hebben, nog scherpere regels zullen stellen. En bovendien willen wij nog een preventieve toets, die opgenomen is in de motie die ik mede namens de fractie van de ChristenUnie heb ingediend.

De heer De Wit (SP):

De regels gaan tot nu toe alleen over misleidende reclame, maar u spreekt steeds van agressieve en misleidende reclame. Ik ben het met u eens dat beide vormen moeten worden aangepakt, maar hoe wilt u dan agressieve reclame bestrijden, die overigens misschien niet eens misleidend is? Wilt u de burgerlijke rechter, de Reclame Code Commissie en de AFM inschakelen, terwijl de belangrijkste slag wordt gemaakt via radio en televisie?

Mevrouw Koomen (CDA):

Wij kunnen een enorme semantische discussie gaan voeren over wat onverantwoord, misleidend, agressief, vervelend enzovoort is, maar dit lijkt ons niet nodig. Volgens mij is er brede overeenstemming in de Kamer over dat alle vormen van dit soort reclame moeten worden aangepakt, welke aanduiding wij er ook aan geven. De term "misleidend" staat in de wet en die zegt genoeg over alle reclames die wij niet willen. Die reclames moeten verdwijnen en wij willen dat de AFM ze aanpakt. En als het met de huidige regelgeving niet lukt, zullen wij er nog scherpere regels voor moeten afspreken. Daarnaast zal de preventieve toets die wij voorstellen, ook helpen om financiële instellingen duidelijkheid te geven over wat zij al dan niet kunnen publiceren. Daarin hebben zij dan een eigen verantwoordelijkheid.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Vindt u het misleidend als een bedrijf aangeeft dat men € 20.000 kan lenen en dat men uiteindelijk maar € 24.000 hoeft terug te betalen, zij het met een klein sterretje waarbij vermeld wordt dat het om een aflossingsvrije lening gaat en dat men het bedrijf uiteindelijk in totaal € 44.000 schuldig is? Zou een reclame in deze vorm door de AFM verboden moeten worden? En als er sprake is van misleidende of agressieve reclame, moet de AFM dan ook een klacht van een individuele burger onderzoeken? Of vindt u dat het om meer dan één klacht moet gaan, om een trend of een klacht van de Consumentenbond? Hoe ziet u de rol van de AFM hierbij? En als een bedrijf toetsing vooraf heeft nagelaten, krijgt het dan een hogere boete als de AFM oordeelt dat de reclame misleidend, onjuist of wat dan ook is? Bevat het systeem dat u kiest, ook prikkels om aarzelende bedrijven zo'n toets te laten doen?

De voorzitter:

Dit was toch wel een heel betoog, een korte reactie graag.

Mevrouw Koomen (CDA):

Ik vind dat het niet aan de Kamer of aan mij is om te beoordelen welke reclame al dan niet door de beugel kan. Ik denk dat wij ons allemaal wel zo'n beetje aan dezelfde reclames ergeren, van welk bedrijf dan ook. Wij willen gewoon eerlijke en begrijpelijke informatie voor de klant. Ik denk dat hierover grote overeenstemming in de Kamer heerst. De rol van de AFM is nu ook al vastgelegd; iedere burger, ieder bedrijf en iedere instelling kan de AFM klachten, vragen of opmerkingen voorleggen over reclames waarvan men vindt dat ze niet deugen. De AFM gaat daar ook op haar eigen wijze mee om. Het is duidelijk hoe wij de AFM zien. Wij hebben dat hier zelfs vastgelegd.

De laatste vraag betrof de prikkels en of er een hogere boete of dergelijke zou moeten zijn. Er is hier een Nota boetestelsel besproken. Het boetestelsel zal volgend jaar in de Wet op het financieel toezicht worden opgenomen. In dat stelsel zijn juist en mede op aandringen van de fractie van de PvdA hogere boetes, meer publicatiemogelijkheden en meer sanctiemechanismen voor de AFM en andere financiële toezichthouders afgesproken, om overtredingen aan te pakken en naar buiten te treden.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Ik begrijp dit niet goed. Wij hebben onlangs de Wet financiële dienstverlening behandeld. Mevrouw Koomen wil nu een wijziging aanbrengen waardoor de Wet financiële dienstverlening helemaal aangepast moet worden. Zij zegt dus ook dat het Besluit financiële dienstverlening onvoldoende is, want niet op verzoek van ieder maar alleen op verzoek van de banken kan een dergelijk preventief onderzoek worden ingesteld. Zij wil in twee zaken, een wet en een algemene maatregel van bestuur die zij onlangs heeft goedgekeurd, nu een wijziging aanbrengen omdat zij die onvoldoende vindt. Begrijp ik dat goed?

Mevrouw Koomen (CDA):

Volgens mijn fractie is het niet nodig om hiervoor de wet aan te passen. Ik hoor hierop graag de reactie van de staatssecretaris. Het gebeurt op meer fronten dat men met elkaar brainstormt hoe de regels geïnterpreteerd moeten worden. Wanneer de instellingen naar de AFM komen met de vraag of een reclame die zij willen maken, door de beugel kan en voldoet aan het kader dat de AFM en de wetgever hebben gesteld, lijkt het ons dat daar geen wetswijziging voor nodig is en dat het gewoon aan de AFM kan worden gevraagd. Als er wel een wetswijziging voor nodig is, hoor ik dat graag. Wij vragen geen verplichte toets op alle vormen van informatievoorziening en reclame op radio, televisie, internet, kranten, magazines en dergelijke. Het gebeurt alleen op verzoek van de financiële instelling zelf.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. De staatssecretaris weet dat mijn fractie zich steeds erg druk heeft gemaakt over het certificeren van de particuliere schuldhulpverleningsorganisaties. In het debat dat wij daarover onlangs hebben gevoerd, hebben wij de staatssecretaris gevraagd hoe het ermee stond en of het geen tijd werd om wat meer met de vuist op tafel te slaan. Er ligt nu een motie van mevrouw Van Gent en de heer De Wit waarin een einddatum wordt genoemd. Daarin wordt de staatssecretaris gevraagd om in te grijpen als het januari 2007 niet voor elkaar is. Wij voelen voor de motie en zullen haar steunen. Er zal echter meer moeten gebeuren. De staatssecretaris zal ook de particuliere schuldhulpverleners een steun in de rug moeten geven. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat personen met schulden goede hulpverlening zouden moeten verkrijgen als zij cliënt worden van een instantie ten behoeve van de schuldhulpverlening;

overwegende dat er naast de leden van de NVVK vele verschillende organisaties in de particuliere schuldhulpverlening operationeel zijn;

overwegende dat er geen keurmerk is voor dit soort bureaus;

verzoekt de regering, € 100.000 beschikbaar te stellen voor certificering, zodat de sector schuldhulpverlening zelf zorg kan dragen voor zijn certificering;

roept de sector zelf op dat nog dit jaar te regelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Koomen en Noorman-den Uyl. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79(24515).

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Ik stel mij voor dat ik in mijn antwoord de volgorde aanhoud waarin de verschillende sprekers het woord hebben gevoerd.

Ik begin dan met de inbreng van mevrouw Noorman-den Uyl, die een nadere duiding vroeg omtrent het bedrag van 25 mln. in het kader van de schuldhulpverlening. Het is mij duidelijk wat zij beoogt met de inzet van dit geld en dat het daarbij om structureel geld zou moeten gaan. Zij weet dat op dit moment – dat zijn de procedures die wij hanteren, als het gaat om de financiën van het land – het overleg binnen het kabinet plaatsvindt over de invulling met het oog op de toekomst. Ten aanzien van haar amendement betreffende het bedrag van 25 mln. gaat het dan wat mij betreft niet om een eenmalige maar om een structurele inzet. Mevrouw Noorman zal mij echter nog even de tijd moeten geven. Ik hoop dat ik de uitwerking kan laten zien bij de Voorjaarsnota, die volgende maand naar de Kamer wordt gezonden.

Ik kan mij iets voorstellen bij de bestedingsdoeleinden die zij noemt, in de zin van het faciliteren van de minnelijke regeling en van preventie en nazorg. Wij hebben in het algemeen overleg al gewisseld dat het mijn voorkeur heeft om na te gaan of wij deze geldstroom als een geoormerkte geldstroom kunnen organiseren. Ik zou het bij deze uitspraak willen houden. Ik zie aan de non-verbale reactie van mevrouw Noorman dat zij het wel herkent zoals ik het nu aangeef.

Ik kom vervolgens bij de motie van mevrouw Noorman betreffende de minnelijke schuldhulpverlening. Zij wil dat er meer afgehandeld wordt via het minnelijke traject dan via het wettelijke traject. Ik wil daar de volgende kanttekening bij maken om recht te doen aan enig realisme. Mevrouw Noorman weet dat om in de richting van het wettelijke traject te kunnen komen, een zogenoemde artikel 285-verklaring van de Faillissementswet nodig is. Het bijzonder daarvan is dat deze wordt afgegeven door het college van B en W. Als zij een verschuiving ziet van het minnelijke traject, dat meer onder de gemeenteparaplu plaatsvindt, naar het wettelijke, WSNP-traject, dan is mijn vaststelling dat kennelijk de colleges van B en W ook die kant uit sturen. Zij beginnen, met andere woorden, met een bepaling in de richting van het WSNP-traject. Het is een waarneming en het betekent dat op het moment dat je er iets meer aan zou willen doen, je dáár ook aandacht aan zou moeten besteden. Ik hoop dat de commissie-Kortmann, die bezig is een advies te formuleren over de toekomstige inrichting van de schuldsaneringsregelingen, ook aan dit aspect de nodige aandacht zal geven.

Tegelijkertijd wijs ik erop dat ik samen met de collega van Justitie bezig ben om een aantal gemeenten, schuldhulpverleners, kredietbanken, bewindsvoerders en anderen die in dit traject actief zijn, bij elkaar te brengen met de bedoeling om gezamenlijk aandacht te besteden aan zaken als budgetbeheer, begeleiding, het schuldsaneringstraject, procesafspraken enz. Daarbij zal worden gekeken naar daarin aan te brengen verbeteringen. Ik denk dat er aldus een aantal trajecten loopt, niet in de laatste plaats het traject van de commissie-Kortmann.

Ik begrijp de bedoeling van wat mevrouw Noorman zegt en bij motie vraagt. Ik zou haar tegelijkertijd willen vragen om even de adviezen die daarover op dit moment worden geformuleerd en de gesprekken die erover plaatsvinden, af te wachten. Op een later moment kan zij dan, zoals ik het mij voorstel, haar punt hernemen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik reageer op de opmerking dat de colleges hun handtekening moeten zetten als er een schuldsanering naar de WSNP gaat. De WSNP is echter opgezet als een recht van debiteuren, terwijl die wet is verworden tot een vrije keuze van de schuldeisers. Die vrije keuze moet om zeep worden geholpen. Dit ligt ten grondslag aan het feit dat de goedkopere middellijke regeling is ondergraven door de WSNP, wat nooit onze bedoeling, noch die van de regering is geweest.

De staatssecretaris adviseert mij mijn motie aan te houden, na ommekomst van het advies van de commissie-Kortmann. Maar dat advies komt pas in mei, terwijl tegelijkertijd de WSNP bij de Kamer ligt, waarmee wij gewoon haast hebben. De bedoeling van de motie is om als een schot voor de boeg aan te geven dat de wijze waarop de minister van Justitie zich opstelt bij de WSNP niet bevorderlijk is om het doel te bereiken dat de middellijke regeling opnieuw een voorliggende voorziening wordt. Ik hoor in de stem van de staatssecretaris niet iets van "ik ben er echt tegen", maar ook niet "ik ben er echt voor". Het laatste hoor ik zo graag!

Staatssecretaris Van Hoof:

Wat u hoort in mijn stem is precies wat ik zeg, namelijk dat het kabinet een deskundige club mensen heeft gevraagd hiernaar te kijken. Dan vind ik het te verwachten dat het kabinet vindt dat dat advies eerst op tafel moet komen, voordat er een standpunt wordt ingenomen. Tegelijkertijd begrijp ik wel wat u zegt, namelijk dat u WSNP en advies bij elkaar wilt betrekken. Ik realiseer mij dat dat een probleem is, maar ik wacht graag tot het advies van de commissie-Kortmann. U beschouwt de motie als een schot voor de boeg voor het debat. Daar neem ik dan op die manier kennis van. Blijft overeind dat ik het verstandiger vind om te wachten op het rapport van de commissie-Kortmann. Tegelijkertijd heb ik met mijn opmerking over die verklaring niets meer en niets minder bedoeld te zeggen dan dat aan het verworden van het systeem in de richting van de WSNP wordt meegewerkt door de desbetreffende colleges. Als je dat wilt veranderen, kom je aan de bevoegdheid van de gemeentes. Ik vind nog steeds dat de motie van mevrouw Noorman moet worden aangehouden. Zo niet, dan komt de motie te vroeg, althans op een verkeerd moment.

Mevrouw Koomen (CDA):

Vindt de staatssecretaris dat wij eerst het advies van de commissie-Kortmann moeten afwachten, voordat wij beginnen met de behandeling van de WSNP?

Staatssecretaris Van Hoof:

Terwijl ik reageerde, heb ik geaarzeld of ik daarover iets zou zeggen, omdat ik mij dan bemoei met de gang van zaken in deze Kamer, iets wat ik niet wil. Wanneer de Kamer dit element zo belangrijk vindt dat zij het advies van de commissie-Kortmann bij de behandeling van de WSNP wil betrekken, moet zij kijken hoe zij dat organiseert. Ik blijf daar weg van, maar ik vind niet dat het voorwaardelijk is.

Ik kom toe aan de motie van de leden De Wit en Van Gent op stuk nr. 75, waarin wordt gevraagd een verbod uit te werken op het maken van reclames voor consumptief krediet op radio en televisie, en de Kamer daarover te rapporteren. Door verschillende woordvoerders is verwezen naar die reclames, waarbij duidingen zijn gebruikt als misleidend, ongenuanceerd en agressief. Ik wil daar één term uitlichten, namelijk de term "misleidend". In de Wet financiële dienstverlening is een basisregel opgenomen waarin staat dat die reclame-informatie niet misleidend mag zijn. Ik wijs erop dat de AFM daar sinds 1 januari al toezicht op houdt. Ik hoop hiermee een eventueel misverstand op dit punt weggenomen te hebben.

Er is al het nodige gebeurd als het gaat om reclame in het algemeen. Bij de Kamer ligt de uitwerking van mijn collega van Financiën naar aanleiding van een verzoek van de heer Vendrik. Ik wijs ook op wat ik daarover tijdens het algemeen overleg gezegd heb, namelijk dat ik bij de minister van Financiën zal nagaan of het toezicht op de WFD, dat nu gepland is voor 1 mei, naar voren te halen is. Tijdens dat overleg heb ik aangegeven de zelfregulering onder de aandacht van het veld te brengen en na te gaan of er iets te doen is aan agressieve reclames. Daarbij komt uiteraard direct de vraag naar voren wat onder agressief wordt verstaan. Vervolgens heb ik tijdens het overleg aangegeven dat ik met de minister van Financiën wil nagaan of er aanknopingspunten zijn om kredietverstrekkers die risicovol krediet verstrekken een deel van de kosten mee te laten betalen. Ik hoop de Kamer hierover medio april nader te informeren.

Uit de reacties en interrupties van de diverse woordvoerders heb ik gehoord welke bezwaren er leven tegen een reclameverbod. Men vraagt zich af hoe geregeld kan worden dat mensen wel degelijk een vergelijking kunnen maken om te kunnen kiezen. Daarbij speelt een rol dat die reclame voor een deel van de mensen schadelijk is, maar voor een deel van de mensen niet. Het is zaak daarin genuanceerd op te treden en niet rücksichtslos vergaande maatregelen te nemen. In dit verband verwijs ik naar wat ik eerder schetste over het verbod op misleidende reclame per 1 januari, waarop de AFM toezicht houdt. Daarnaast wijs ik op de regelingen voor het registreren, het vooraf bij de BKR informatie inwinnen, de wettelijke renteverlaging, enz. Alles overziend, meen ik dat een reclameverbod te ver gaat en dat het zijn doel voorbijschiet.

Mevrouw Van Gent heeft een motie ingediend op stuk nr. 76 met het verzoek de bedrijfstak op te roepen om uiterlijk per 1 januari 2007 een systeem van certificering te hebben. Duidelijk mag zijn dat ik aanvaarding van de motie van de heer De Wit op hetzelfde punt ontraad. De motie van mevrouw Van Gent kan ik omschrijven als een versoepeling van de lijn die ik in het algemeen overleg aan de Kamer heb voorgelegd. Ik heb gezegd dat ik van plan ben om op korte termijn met de private schuldbemiddelaars rond de tafel te gaan zitten. Ik kan nu vertellen dat dit gesprek gepland is voor 20 april. Het is de bedoeling om daarbij deze kwestie aan de orde te stellen evenals de kwestie van de vrijwillige certificering. Dat betekent dat ik ergens in mei zal weten wat de sector al dan niet van plan is te gaan doen. Van de zijde van het ministerie van Economische Zaken zal daarbij de benodigde kennis ingebracht worden. In het algemeen overleg heb ik gesteld dat ik uiterlijk per 1 oktober wil weten hoe de vork in de steel zit en dat ik maatregelen zal nemen als die vrijwillige certificering er niet komt. Je zou kunnen zeggen dat mevrouw Van Gent met haar motie mijn toezeggingen wat oprekt, maar in feite bedoelen wij hetzelfde.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb dit natuurlijk ook gehoord tijdens het algemeen overleg. Op welke datum moet die certificering dan geregeld zijn? Is dat 1 oktober? Als u deze vraag met ja beantwoordt, trek ik meteen de motie in. Dan zal ik de motie van mevrouw Huizinga steunen, waarin zij om geld vraagt om dit te regelen. Ik wil gewoon een datum horen. Dat lijkt mij ook handig voor de sector. Dan weet iedereen waar hij aan toe is.

Staatssecretaris Van Hoof:

Wij spreken partijen aan op hun verantwoordelijkheid en hun inzet en ik vind dat je daar gefaseerd in moet werken. Het is van groot belang dat de partijen vandaag van mij horen dat op 1 oktober duidelijk moet zijn of zij het zelf gaan doen. Ik geef daar de voorkeur aan. Ik vind ook dat de sector daar zelf geld in moet steken, maar daar kom ik op terug als ik de motie van mevrouw Huizinga bespreek. Als de sector het niet doet, zal ik per 1 oktober het besluit nemen om het op te leggen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Per 1 januari?

Staatssecretaris Van Hoof:

Dat weet ik niet. Ik kan u op dit moment niet vertellen hoeveel tijd ik nodig heb om dat verplicht te organiseren. Als ik daar op 1 oktober voor kies, dan zal ik het proces niet traineren. Ik moet nog eens kijken wat ik daarvoor nodig heb, hoeveel tijd het kost en hoe het zit met wetgeving, maar ik hoop dat ik u tegen die tijd een reëel antwoord kan geven op deze vraag. Ik wil geen dingen beloven die ik straks niet kan waarmaken, maar volgens mij zijn wij het volledig eens over de weg naar de certificering.

Voorzitter. In haar motie verzoekt mevrouw Van Gent om een preventieve toets. Het probleem is alleen dat die verplichte toets voor extra problemen en lasten zorgt. Daar heeft mevrouw Koomen ook al op gewezen. Ik kan ook niet overzien in hoeverre dat aansluit bij de taak van de AFM. Ik wijs haar erop dat zij daarmee veel verantwoordelijkheid bij de kredietverstrekker weghaalt. Het is voor de kredietverstrekker dan heel gemakkelijk om zich te verschuilen achter de AFM. Hij maakt een filmpje of een reclame, waarbij hij precies de grenzen opzoekt. Dan wordt het onduidelijk waar de grens ligt en wanneer de AFM optreedt. Op die manier neem je niet alleen de verantwoordelijkheid weg bij de sector, maar ook de aansprakelijkheid. Ik ben daar op het eerste gezicht geen voorstander van. Dan kies ik er liever voor om de AFM achteraf scherp te laten optreden. Ik moet aanneming van de motie van mevrouw Van Gent dus ontraden.

De vraag van mevrouw Koomen was of wij het zo kunnen regelen dat de AFM op verzoek een toets vooraf doet. Een deel van mijn bezwaar tegen de verplichting gaat ook daarvoor op. De instanties die het goed bedoelen, zullen hun reclames zodanig aanpassen dat er geen problemen ontstaan. De vraag is dus hoe functioneel het is. Ik heb echter nog een andere toezegging gedaan in het overleg, namelijk dat ik met de sector om de tafel zou gaan zitten om na te gaan of de sector een eigen code kan organiseren. Als ik de motie van mevrouw Koomen zo mag uitleggen dat ik in het overleg met de sector en later met de AFM kan nagaan in hoeverre dit een werkbaar instrument is, dan heb ik niet zo'n bezwaar tegen de aanneming daarvan. Dan wil ik het meenemen als een mogelijke optie.

Dan blijft over de motie van mevrouw Huizinga.

De voorzitter:

Omdat ik het debat wat heb laten uitlopen, heeft mevrouw Huizinga zich moeten verontschuldigen, maar uiteraard zal zij het antwoord lezen.

Staatssecretaris Van Hoof:

In feite heb ik al een reactie op deze motie gegeven toen ik reageerde op een opmerking van mevrouw Van Gent. Ik vind dat de verantwoordelijkheid voor de certificering primair ligt bij de sector zelf. In het overleg dat ik met de sector hoop te hebben, zal ik zeker het kostenaspect aan de orde stellen. Op dit moment ben ik nog niet geneigd om er geld in te stoppen. Bovendien weet ik dat op dit moment meer instanties naar certificering kijken, zoals de NVVK. Het wordt dan wel heel ingewikkeld om te bezien welke van de twee wij moeten doen. Ik zou dit in ieder geval nog even boven de tafel willen laten hangen en er op dit moment geen toezegging over willen doen.

Mevrouw Koomen (CDA):

Dit zou eenmalig uit die structurele 25 mln. kunnen.

Ik zou er geen bezwaar tegen hebben om dit nog even boven de komende besprekingen te laten hangen, dat de staatssecretaris dit meeneemt en ons erover rapporteert. Als hij daartoe bereid is, willen wij de motie nog wel even aanhouden.

Staatssecretaris Van Hoof:

Dat lijkt mij een goede werkwijze!

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Huizinga-Heringa stel ik voor, haar motie (24515, nr. 79) van de agenda af te voeren.

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven