Noot 1 (zie blz. 3982)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van het wetsvoorstel Wet ambulancezorg (29 835)

1. Is deze wet nadelig voor het ambulancepersoneel? (de heer Slob en mevrouw Kant)

In het Burgerlijk Wetboek zijn regels gesteld omtrent het overnemen van personeel bij overname van bedrijven. Dat hoeft de wet op de ambulancezorg dus niet te regelen.

In het geval dat een bedrijf wordt overgenomen is het gelet op de arbeidsmarkt in deze sector zeer aannemelijk dat een eventuele nieuwe vergunninghouder is aangewezen op het al aanwezige personeel. Het gaat hierom veelal gespecialiseerde verpleegkundigen en chauffeurs met veel ervaring. Binnen de sector is weinig verloop. Enerzijds vanwege de aantrekkelijkheid van het beroep en anderzijds vanwege de relatief goede salariëring.

2. Gaat de kwaliteit achteruit door deze wet? (diverse leden)

Een aantal leden heeft vragen gesteld over de gevolgen voor de kwaliteit van zorg door invoering van de wet ambulancezorg. Conform de vigerende kwaliteitswetgeving stelt de sector zelf het niveau van verantwoorde zorg vast. Binnen de ambulancesector gebeurt dat op dit moment op een goede wijze en wordt er veel werk gemaakt van certificering en het vergroten van de transparantie. Het wetsvoorstel bouwt voort op de resultaten die tot nu toe zijn gerealiseerd. Zo wil ik in het programma van eisen certificering opnemen als expliciete voorwaarde. Verder ontstaat er door het wetsvoorstel een éénduidige landelijke structuur van regionale ambulancevoorzieningen waarvan de prestaties goed onderling zijn te vergelijken. De onderlinge vergelijking zal een opwaartse spiraal van kwaliteit opleveren.

Verder wordt in het programma van eisen opgenomen, om in analogie met de beleidsregels acute zorg van de wet toelating zorg instellingen (WTZi), afspraken te maken met andere acute zorg instellingen in de regio. Deze afspraken zullen verbetering geven van de ketenkwaliteit.

Ten slotte controleert de IGZ de kwaliteit. Als die onvoldoende is, kan ik op grond van de kwaliteitswet zorginstellingen passende maatregelen nemen. In het uiterste geval biedt het wetsvoorstel mij de mogelijkheid de vergunning in te trekken.

3. Heeft de burgemeester gezag over de Regionaal Geneeskundig Functionaris? (de heer van de Vlies)

De regionaal geneeskundig functionaris (RGF) wordt aangesteld door het regionaal bestuur van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. (GHOR) Het bestuur van deze gemeenschappelijke regeling bestaat in de regel uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Voor het dagelijkse werk heeft de burgemeester via dit bestuur gezag over de RGF. De burgemeester heeft bij rampen en grote ongevallen het opperbevel dus ook gezag over de RGF.

4. Wordt de vergunningverlening gefaseerd ingevoerd? (mevrouw Kraneveldt)

Nee, de wet gaat in zijn geheel in voor het hele land tegelijk.

5. Wat is de waarde van de adviezen door verzekeraars en ghor-bestuur en wat als ze afwijken?(de heer van de Vlies)

De adviezen van verzekeraars en ghor-bestuur zijn beide van groot belang. De tegenstelling die wordt gesuggereerd zit niet in de praktijk van de uitvoering. De verzekeraars hebben belang bij een goede voorbereiding op rampen en hebben ook alle medewerking getoond bij rampen in het verleden. Het GHOR-bestuur heeft ook belang bij een doelmatige inzet van de middelen. Ik ga er vanuit dat zorgverzekeraars en GHOR bestuur hun advisering onderling afstemmen. Bij verschillende adviezen zal ik, rekeninghoudend met de onderliggende argumentaties, zelf een besluit nemen.

6. Kunt u het gebruik van defibrillatoren een impuls geven door politie en brandweer hiermee ook uit te rusten? (de heer Buijs)

Ik sta sympathiek tegen over het gebruik van de automatische externe defibrillator (AED) door niet medisch personeel. Er zijn nog de nodige vraagtekens bij de kosteneffectiviteit van de AED. Ik heb dus niet de behoefte om dit voor te schrijven aan politie en brandweer. Bovendien gaat het kabinet niet over de uitrusting. Dit is primair een zaak van de korpsbeheerders en de gemeenten. Het staat politie en brandweer echter vrij om hun wagens uit te rusten met apparatuur waar zij behoefte aan hebben. Ik heb begrepen dat in sommige regio’s dit ook gebeurd. Ik zal de ontwikkelingen op dit dossier volgen.

7. Wat is er gebeurd met de FLO-middelen? (mevrouw Kant en de heer Vendrik)

VWS heeft jaren geleden ingestemd met het verzoek van sociale partners in de ambulancesector om te onderzoeken of en zo ja hoe een harmonisatie in de arbeidsvoorwaarden kon worden vormgegeven. VWS heeft zich toen tegenover de betrokken sociale partners bereid verklaard dat op dezelfde wijze af te handelen als de privatisering van de laatste gemeentelijke en B3-zorginstellingen: een gelijk bekostigingstarief voor iedereen met als VWS-bijdrage voor overgangskosten een aflopende reeks incidentele vergoedingsbedragen, onder de voorwaarde dat alle andere betrokkenen, sociale partners en lagere overheden, ook een aandeel in de meerkosten voor hun rekening zouden nemen. Gezien de grote discrepantie tussen de arbeidsvoorwaarden in de verschillende onderdelen van de ambulancesector, onder andere bij de uittredingsleeftijd, heeft VWS het eerste aanbod omhoog bijgesteld en in plaats van incidentele overgangsbedragen, een structureel bedrag geboden. Vakbonden en gemeenten zijn op dit moment over de problematiek in overleg.

8. Hoe kijkt u aan tegen de aanpassing van de Arbeidstijdenwet zoals voorgesteld door minister De Geus? (de heer Vendrik)

Dit is een complexe wetswijziging die al jaren actueel is met internationale uitwerking. Ik wil de beantwoording van uw vragen graag aan mijn collega overlaten.

9. Is het geen oneerlijke concurrentie als de gemeente geld steekt in de ambulancedienst en wat vindt de NMa hiervan? (mevrouw Schippers)

De wet dwingt niet tot dit soort handelingen. Als in de praktijk een gemeente in strijd handelt met de mededingingswet, is dat een zaak tussen de gemeente en de Nma. VWS staat hierbuiten.

10. Hoe zit het met de opheffing van de search and rescue (SAR) helikopter van het ministerie van Defensie in Leeuwarden? (mevrouw Kant)

Dit is primair een verantwoordelijkheid van de minister van Defensie. Ik heb met hem afgesproken dat hij u binnenkort over de ontwikkelingen en de dienstverlening van deze SAR helikopter nader zal informeren.

Naar boven