Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de fractie van D66 benoem ik in het Presidium het lid Dittrich tot plv. lid in plaats van het lid Van der Laan.

Op verzoek van de fractie van de PvdA benoem ik in de commissie voor de verzoekschriften het lid Dubbelboer tot lid in plaats van het lid Kalsbeek.

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde de aangehouden moties 19637, nr. 969, 23645, nr. 100, 24587, nr. 141, 24804, nr. 35, 25883, nr. 61, 25946, nrs. 9 en 10, 26642, nr. 80, 26643, nrs. 68, 69 en 70, 27088, nr. 43, 27659, nr. 59, 28385, nr. 59, 29407, nr. 29, 29754, nrs. 48, 49, 50, 51 en 59, 29892, nrs. 7 en 9, 30096, nr. 22, 30300-IIB, nrs. 5 en 6; 30300-V, nrs. 43 en 56, 30300-VII, nrs. 22 en 28, 30300-VIII, nrs. 90, 98, 99, 122, 123, 130, 132 en 133, 30300-X, nrs. 19 en 21, 30300-XI, nrs. 40, 42 en 48, 30300-XIII, nr. 27, 30300-XIV, nrs. 46, 48 en 49, 30300-XVI, nrs. 52, 57, 65 en 79, 30300, nrs. 49 en 50, 30303, nr. 3, 30306, nr. 52, en 30314, nr. 13, zijn vervallen.

Het woord is aan mevrouw Noorman-den Uyl.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Namens de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vraag ik u om de brief van de minister van BZK van 23 februari over de planning van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de lijkbezorging op de plenaire agenda te zetten. Het gaat daarbij uitdrukkelijk niet om een inhoudelijk, maar om een procedureel debat met korte spreektijden.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan het verzoek van de commissie te voldoen en een kort debat met spreektijden van maximaal twee minuten per fractie toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Voor ik het woord geef aan mevrouw Karimi, verzoek ik voor de zoveelste keer vandaag – het lijkt wel of het lente is buiten – om rust in de zaal. De volgende fase is dat ik de namen ga noemen van degenen die aan het praten zijn, al weet ik nooit helemaal zeker of u dat juist niet prettig vindt.

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb vragen gesteld aan minister Van Ardenne over een verzoek van het Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie om buiten de subsidieregeling voor medefinancieringsorganisaties en ontwikkelingsorganisaties te blijven. De minister schrijft in haar antwoord op deze vragen dat zij van plan is om voor de politieke partijen een aparte subsidieregeling op te stellen. Dat is een buitengewoon belangrijke mededeling. Wij zouden hierover graag met spoed met de minister willen praten. Daarom verzoek ik om het antwoord op de vragen te agenderen voor een spoeddebat met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter:

Bij uitzondering maak ik een opmerking voor ik het woord geef aan een aantal leden. Ik doe een beroep op de Kamer om dit punt in eerste instantie in een algemeen overleg te behandelen. Het kan worden toegevoegd aan een bestaand overleg of in een apart overleg worden behandeld; dat is aan de commissie. De reden van mijn verzoek is dat ik de agenda zo vol zie lopen dat ik niet weet hoe wij dit op een verantwoorde manier kunnen inplannen, ook met het oog op de eindtijd van de vergaderingen 's avonds. De Kamer beslist, maar ik adviseer om dit punt in eerste instantie niet plenair te behandelen en om eventueel afrondend een verzoek te doen om het verslag van het algemeen overleg op de plenaire agenda te plaatsen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb er natuurlijk over nagedacht. Ik dacht ook dat dit onderwerp het beste in commissieverband zou kunnen worden behandeld. Het punt is dat er een deadline is voor de subsidieaanvragen voor verschillende instellingen. Het lijkt mij daarom heel goed om het zo snel mogelijk plenair te behandelen. Dan wordt waarschijnlijk ook een motie ingediend.

De voorzitter:

Volgens mij kan de commissie ook heel snel werken.

De heer Brinkel (CDA):

Voorzitter. Uw beroep valt Voorzitterbij mijn fractie in goede aarde. Ik zie niet in waarom dit onderwerp per se met spoed op de agenda van de plenaire vergadering zou moeten worden gezet. Het kan uitstekend worden behandeld in een algemeen overleg. Er kan, als de fractie van GroenLinks dat nodig vindt, via de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken een spoedprocedure worden gevolgd.

De heer Szabó (VVD):

Het is een belangrijk onderwerp. Het zou zonde zijn om dat in een debatje met spreektijden van twee of drie minuten af te raffelen. De minister zou er dan ook op een makkelijke wijze mee weg kunnen komen. Het is volgens ons de beste oplossing om dit punt begin volgende week te behandelen in een algemeen overleg.

De voorzitter:

Het kan ook deze week worden gehouden, bijvoorbeeld donderdagavond.

Mevrouw Tjon-A-Ten (PvdA):

Voorzitter. Wij steunen uw voorstel om het onderwerp te behandelen in een algemeen overleg.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Als uw voorstel geen belemmering vormt voor wat mevrouw Karimi wil, namelijk dat de subsidietermijnen geen problemen opleveren, kan ik het volgen. Als dat de kern ervan is, wil ik u steunen. Als dat niet het geval is, steun ik mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Bij mijn weten is er echt snelle actie nodig, want de deadline is 1 april. De organisaties moeten zo snel mogelijk weten waar zij aan toe zijn. Juist omdat het om politieke partijen gaat, is het goed om niet de schijn te wekken dat partijen accepteren dat er een uitzonderingspositie wordt gecreëerd voor politieke organisaties. Andere organisaties zitten immers met net zulke grote problemen. Ik handhaaf mijn verzoek dus.

De voorzitter:

Ik constateer op basis van de inbreng van de verschillende leden dat mijn advies de voorkeur heeft van de meerderheid van de Kamer. Ik concludeer dat aan de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken zal worden gevraagd om op zeer korte termijn het overleg te houden, met uiteraard de mogelijkheid daarna een motie in te dienen, waarbij geen definitieve termijnen in de besluitvorming over dit onderwerp zullen worden overschreden. Dit moet de commissie zo organiseren.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik verzoek de voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken vandaag een extra procedurevergadering te beleggen, zodat wij dit kunnen bespreken.

De voorzitter:

De heer De Haan is, als altijd, aanwezig en heeft dit gehoord.

Het woord is wederom aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mijn tweede verzoek gaat over een serie schriftelijke vragen die ik heb gesteld naar aanleiding van een schietincident in Kandahar, waar Nederlandse Special Forces aanwezig zijn. Die vragen zijn enkele dagen geleden gesteld, maar de minister van Defensie heeft ons dit weekend laten weten dat hij behoefte had aan een vertrouwelijk overleg c.q. een vertrouwelijke briefing, morgen. Ik wil deze vragen graag beantwoord zien voorafgaand aan dat vertrouwelijk overleg.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Defensie. Ik heb begrepen dat de vertrouwelijke briefing is gepland voor morgen van 16.00 uur tot 17.00 uur, dus laten wij vragen de informatie te verkrijgen voor de regeling van morgen, dus voor de middagvergadering van de Kamer begint.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Lambrechts.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. De fractie van D66 is buitengewoon verontrust over de positie van de docenten in het hbo. Wij willen hierover op korte termijn een debat met staatssecretaris Rutte, maar ik vraag eerst om een brief. Afgelopen zaterdag hebben wij via de Volkskrant vernomen dat grote onrust is ontstaan onder de docenten in het hbo over een nieuw functiewaarderingssysteem. 80% van de docenten dreigt lager ingeschaald te worden. Dat zijn 20.000 docenten die er soms wel twee tot drie schalen op achteruitgaan. Dit gebeurt niet onmiddellijk, maar pas wanneer de volgende komt, als een soort sluipmoord. Tegelijkertijd komen er meer onderzoeksfuncties, meer lectoren die geen les geven en komt er meer salaris voor de hbo-bestuurders die het inkomen van de premier al lang ver achter zich hebben gelaten. Het beeld is steeds hetzelfde. Eerst wordt docenten hun docenttaken afgenomen en vervolgens worden zij lager ingeschaald.

Voor wij het debat met de staatssecretaris aangaan, heb ik behoefte aan meer informatie van de staatssecretaris. Ik wil allereerst weten hoe het precies zit met dat desastreuze functiewaarderingssysteem. En verder wil ik weten wat onze positie daarin is. Kunnen wij het tegenhouden en, zo ja, hoe? Ik vraag dat temeer omdat wij nog geen halfjaar geleden hetzelfde hebben gezien bij het voortgezet onderwijs. Daarom is er enige urgentie. Toen zijn wij er te laat achter gekomen en konden wij er nog nauwelijks iets aan doen. Toen ging het nog over schaal 12 en in het hbo gaat het nog maar over schaal 10. Er is dus wel enige urgentie om te bezien wat wij kunnen doen om te zorgen dat docenten in het hbo daadwerkelijk goede docenten kunnen zijn. Ik hoop dat wij die brief deze week ontvangen, zodat wij er de volgende week een debat met de staatssecretaris over kunnen hebben.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik steun het verzoek van mevrouw Lambrechts, maar met de aanvulling dat de staatssecretaris, voorzover het zijn verantwoordelijkheid betreft, in de brief vooral ingaat op de vraag hoe hij de waardering van de docenten regelt in de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en hoe hij die waardering van docenten ziet in relatie tot de nieuwe functies die op het hoger beroepsonderwijs afkomen, zoals de ontwerp- en ontwikkelfunctie of het praktijkonderzoek.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik steun het verzoek van mevrouw Lambrechts. Ik voeg er een vraag aan toe, die kan worden beantwoord in de brief van de staatssecretaris. Het is de bedoeling dat er meer docenten in het hbo promoveren. Het kan niet anders dan dat daarbij een salaris hoort. Het hbo moet dit uit de lumpsum betalen. Dat zou ten koste kunnen gaan van andere docenten. Ik wil graag de visie van het kabinet horen.

Mevrouw Roefs (PvdA):

Onze fractie steunt het verzoek van mevrouw Lambrechts. Graag ontvangen wij ook antwoord op de vragen die zijn toegevoegd door de SP- en de CDA-fractie.

De heer Visser (VVD):

Onze fractie steunt het verzoek ook. Ik herinner mij een discussie bij de begroting enkele maanden geleden, waarin wij spraken over de groei van het aantal lectoren. De Kamer heeft toen de staatssecretaris gevraagd daarmee op te passen, omdat de Kamer eerst meer wilde weten over de verhouding tussen onderzoek en onderwijs. Als wij in dat verlengde die discussie verder kunnen voeren, lijkt mij dat uitstekend.

De voorzitter:

Mevrouw Lambrechts mag een korte reactie geven, waarna ik een voorstel doe.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik ben blij met de toevoegingen aan mijn verzoek, want die zullen het debat gerichter kunnen laten plaatsvinden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de staatssecretaris van OCW, de heer Rutte. Ik stel voor om de definitieve besluitvorming over een eventueel debat aanstaande dinsdag te laten plaatsvinden, mits de brief eind deze week is ontvangen. In de planning gaan wij er in elk geval van uit dat het debat zal plaatsvinden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Irrgang.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Donderdag jongstleden werd bekend dat de topman van Essent vorig jaar een salaris van maar liefst € 800.000 heeft verdiend. Ik heb daarover toen onmiddellijk schriftelijke vragen gesteld, die vanochtend zijn beantwoord. Die antwoorden geven mij aanleiding om de minister-president om opheldering te vragen.

De fractie van de PvdA had in eerste instantie ook mondelinge vragen aangemeld. Daarom wil ik mede namens de PvdA-fractie verzoeken om een spoedig plenair debat met de minister-president over het beloningsbeleid van Essent en het standpunt en de voornemens van het kabinet in dezen.

De heer Bakker (D66):

Dat lijkt mij een prima idee.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, u kunt het nóg korter dan de heer Bakker!

De heer Vendrik (GroenLinks):

Schitterend. Maar de vraag is wie daar, behalve de minister-president, bij aanwezig moeten zijn. Volgens mij is dat ook de minister van Binnenlandse Zaken, want die heeft onder de pet een mogelijk wetsvoorstel over het beïnvloeden van de salariëring van de toppers in de semi-publieke sector. Hij zou er absoluut bij moeten zijn, want wij wachten op zijn wetsvoorstel. Ook de heer De Geus...

De voorzitter:

...minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De heer Vendrik (GroenLinks):

...die vorig jaar nogal veel herrie heeft geschopt, is welkom. En als minister Brinkhorst...

De voorzitter:

...minister van Economische Zaken. Ik ondertitel u een beetje!

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dank u. Maar als de minister van Economische Zaken het niet kan nalaten om aanwezig te zijn omdat het zijn beleidsveld is – hij gaat over de energiesector – is hij ook welkom. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.

De heer Jan de Vries (CDA):

Vanuit dat laatste motto – hoe meer zielen, hoe meer vreugd – lijkt het de CDA-fractie wenselijk dat ook de minister van Financiën aanwezig is. Hier is het deelnemingenbeleid aan de orde. En de minister van Financiën heeft een en ander afgestemd met aandeelhouders van provincies en gemeenten. De CDA-fractie wordt voorafgaand aan het debat graag geïnformeerd over de afspraken die tussen de verschillende aandeelhouders zijn gemaakt.

De voorzitter:

Ik denk dat het sneller gaat als de volgende sprekers alleen melden welke ministers zij er níét bij willen hebben.

De heer De Krom (VVD):

Het lijkt mij wat overdreven om dit debat te houden met vijf ministers. Aangezien de minister-president nog steeds een coördinerende taak heeft, lijkt mij een debat met de minister-president meer dan voldoende.

De voorzitter:

De heer Irrgang mag reageren en daarna doe ik een voorstel.

De heer Irrgang (SP):

Ik ben blij met de steun van alle partijen voor een spoedig plenair debat. Wat mij betreft vindt dat debat deze week plaats. Ik zou het schitterend vinden als alle genoemde ministers daarbij aanwezig zouden zijn, maar ik wacht uw concrete voorstel af.

De voorzitter:

Ik stel voor om het debat te houden, bij voorkeur aanstaande donderdagmiddag, met spreektijden van vier minuten per fractie. Verder stel ik voor om het aan de minister-president over te laten welke bewindslieden hem daarbij zullen vergezellen. Uiteraard zal de minister-president in het stenogram kunnen lezen wat de voorkeuren van de verschillende fracties zijn.

De heer Crone (PvdA):

Misschien is het dienstig dat ik via het stenogram laat weten dat ik het voldoende vind om alleen met de minister-president te spreken, al is het maar omdat hij dit debat vorig jaar heeft aangezwengeld. Ik neem aan dat hij nu eindelijk gaat coördineren hoe het beter kan gaan in het land.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. U kent de voorkeur van de CDA-fractie, maar ik vind uw voorstel prima. Ik vraag u nog wel, het kabinet te vragen om voor het debat aan de Kamer te zenden de resultaten van de eventuele afstemming die heeft plaatsgevonden tussen de verschillende aandeelhouders van Rijk, provincies en gemeenten.

De voorzitter:

Ik concludeer dat wij het debat zullen houden op de wijze en met de spreektijden die ik eerder heb voorgesteld. Verder stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering, deels ter informatie en deels voor het vragen van informatie, door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder de minister-president.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Jan de Vries.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. Namens de CDA-fractie vraag ik om het verslag van het algemeen overleg over de vraagsturing van de SLOA-instellingen op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en het punt toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven