Aan de orde is de voortzetting van:

de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2006 (30300).

De beraadslaging wordt hervat.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter. De Nederlandse samenleving heeft behoefte aan houvast, aan een beeld, een perspectief. Dit biedt een koopkrachtplaatje niet. Cijfers, schema's en tabellen zijn buiten deze zaal abstracties en die kunnen het gevoel van mensen, om het persoonlijker te maken: mijn gevoel, niet vangen. Wij hebben het hier vaak over megatrends terwijl de mensen te maken hebben met micronarigheid. Je zou haast kunnen zeggen dat het de grote wereld tegen de kleine wereld is. Wij, politici, spreken over globalisering, terrorisme en vergrijzing, maar mensen willen gewoon weten: Behouden mijn kinderen hun baan? Kan ik nog wel veilig met de metro? Wat ga ik volgend jaar aan mijn ziektekosten betalen?

Eén houvast hadden wij altijd: elk jaar wordt het een beetje beter. Dat was sinds de laatste jaren van Paars II ook niet meer vanzelfsprekend. Die zekerheid was ook weggeslagen. Nu wij aan het einde staan van de langste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog, hebben wij gelukkig weer een stijgende lijn te pakken.

Vanochtend is de vraag al aan de orde gesteld, maar mijn fractie heeft er in de afgelopen periode ook mee geworsteld: wat is het probleem van dit kabinet? Wij weten hoe impopulair dit kabinet is. Veel maatregelen van het kabinet stuiten op weerstand. Eergisteravond hebben wij weer tegenvallende enquêtes gezien en de slechte cijfers over het vertrouwen van het Nederlandse volk in het kabinet. En die cijfers werden nog wel gepresenteerd door Netwerk, een programma van een omroep, de NCRV, waarvan de minister-president ooit vice-voorzitter was!

De klassieke houding van regeringspartijen, ook van de VVD – ik zeg het er maar eerlijk bij – is dat wij ons spiegelen aan al die kabinetten in binnen- en buitenland die "tegen de stroom in" doorgaan of doorgegaan zijn met hervormingen. Wij doen dat in het besef dat deze kabinetten er pas achteraf de dankbaarheid voor zullen oogsten. Voor die houding kan de VVD-fractie waardering opbrengen. Bovendien – ik vind dat ik daarover open en eerlijk moet zijn – zitten wij zelf ook in het schip.

Er is echter één maar. Het gevoel tegen de stroom in te moeten roeien omdat het moet, kan alleen effectief zijn en resultaten opleveren, gezien de onzekerheid van veel mensen, als duidelijk is wat het doel van het kabinet is. Collega Bos, collega Marijnissen en collega Verhagen hebben hierover terecht gesproken. Het doel is niet het nemen van maatregelen. Het doel is het land vooruit te helpen. Het doel is het gedeelde besef: daar gaan wij naartoe.

Dat gedeelde besef bereik je niet door meer communicatie, door nog een keer uit te leggen wat je doet of door de bekende voorlichtersveldslagen over beeldvorming. Het gaat om motivatie. Mensen, waarom doen wij dit? Dat vraag ik mijzelf ook af ... Ik hoor nu gelach vanuit de zaal. Deze reactie had ik ingecalculeerd. Ik ben dan ook blij dat de Kamer en het publiek zo reageren. Ik vraag mij dat dus zelf ook af. Waarom doet de VVD dat? Waarom doe ik dat eigenlijk? Ik doe dat, omdat ik, mijn fractie en het kabinet willen dat Nederland een land wordt waar iedereen zich thuis voelt. Nederland moet een land worden waar je je boterham kunt verdienen, waar je huis en je buurt veilig zijn, waar je pensioen veilig is, waar ouderen veilig over straat kunnen gaan en waar kinderen fluitend naar school kunnen fietsen. Mijn fractie gelooft dat dit kan. Gunt u het mij om heel even vooruit te kijken; interrumperen kan daarna dan wel. Welk Nederland staat ons voor ogen in 2015? Waarom zou Nederland niet het New York van de Europese Unie kunnen zijn? Ons land is zelfstandig, energiek, handelsgericht, cultureel toonaangevend; een land waar de inwoners van houden. Rotterdam en Amsterdam zijn hightechcentra en broedplaatsen van talent. Het Groene Hart is ons Central Park, een groene long voor dit land. Eindhoven is het energieke middelpunt van het zuiden van ons land. De verkeersinfarcten in het westen en zuiden van ons land zijn opgelost. Tussen de vier grote steden van dit land ligt een metroverbinding, nadat drie burgemeesters dat tot inzet hadden gemaakt van hun verkiezingscampagne. Een tweede, inherent veilige, kerncentrale is in aanbouw. Nederland heeft een hoofdrol veroverd in de sectoren verzekeringen en pensioenen, entertainment,"life sciences", duurzame energie – en energie sowieso – en water. Dit zijn zomaar enkele voorbeelden. Transport is sterk als vanouds. Men leert Engels en Spaans, maar aan het curriculum van de scholen is ook Chinees toegevoegd. Het is hard werken geblazen om de nieuwe economieën het hoofd te bieden, maar dat lukt, omdat de Nederlanders dat graag doen. Ouders voelen zich echt vrij om te kiezen voor een combinatie van arbeid en zorg.

Ik maak even een uitstapje naar het nu, want wij weten allemaal hoe het op dit moment is. Momenteel is er voor nul- tot vierjarigen kinderopvang van acht uur 's ochtends tot zes uur 's avonds. Zodra kinderen naar de basisschool gaan, begint het spitsuur: brengen om half negen, weer halen om twaalf uur, weer brengen om één uur, en weer halen om half vier. Heel veel ouders moeten buitenschoolse opvang regelen. Dan zwijg ik nog maar over het fenomeen dat wij allemaal wel kennen, namelijk het voetballen, de balletles en alles wat daarbij hoort, en over al die schooldagen die uitvallen door adv of cursussen. Dat moet in 2015 echt helemaal anders zijn. Ik hoop dat wij dan al jaren een heldere afspraak hebben met alle scholen op grond waarvan ouders en leerlingen die dat willen, faciliteiten hebben van half acht 's morgens tot half zeven 's avonds. Over de precieze tijden is een uitgebreide discussie gevoerd binnen onze fractie. Wat in Engeland en Frankrijk en enkele andere Europese landen om ons heen al lang traditie is, gebeurt dan ook eindelijk in Nederland.

Nog belangrijker is het, dat de leraar gewoon weer les geeft. Hij is geen maatschappelijk werker of psycholoog, geen surrogaatvader of -moeder, die het uurtje dat hij over heeft kan besteden aan opwekken tot zelfstudie. Neen, in 2015 is onderwijs onderwijs, en de leraar geeft les. Het prachtige geschiedenisinstituut van Jan Marijnissen, waar de heer Verhagen zich vandaag bij heeft aangesloten, hebben wij dan ook al jaren, hoop ik.

Nederlanders hebben in 2015 ook het vertrouwen van de overheid gekregen. Burgers, buurten en lokale besturen hebben meer ruimte dankzij een nieuwe toets voor het rijksbeleid. Deze bestaat eigenlijk maar uit één dwingende vraag: is geen beleid niet beter dan wel beleid? Dat ruimt namelijk ontzettend goed op. Het aantal beleidsambtenaren is in dat fictieve jaartal tot de helft gedaald, wat mij betreft niet alleen bij de rijksoverheid, maar ook bij de gemeentelijke en provinciale overheden. Minder beleid, betere uitvoering. De belasting kan naar beneden, de administratieve lasten zijn tot eenderde gedaald. ICT wordt daar allang op een breed front voor ingezet. Product- en bedrijfsschappen zijn weg. Er is één gemeentelijk loket voor vergunningen. Volgens mij is er één gemeente in Nederland die dat inmiddels geregeld heeft, namelijk de gemeente Moerdijk, al doe ik daar vast weer heel veel andere gemeenten onrecht mee. Er zit daar overigens geen VVD-wethouder in het college. Dat zeg ik ook maar meteen. Het is, geloof ik, wel een VVD-burgemeester, maar de wethouders die aan de knoppen zitten, hebben dat geregeld. Ondernemen is dus weer leuk geworden.

In de Nederlandse staat zijn de burgers de baas. De staat is terug in zijn hok. Hij heeft zijn maatschappelijke tentakels ingetrokken en is weer magistratelijk geworden – dat is, geloof ik, de enige term die ik daarvoor kan vinden – en daarmee ook aanspreekbaar. Je kunt een politieagent, een rechter, een officier van justitie en elke andere overheidsfunctionaris gewoon op zijn of haar verantwoordelijkheid aanspreken. Je kunt, zoals het ooit was en ik geloof dat dit een van de goede dingen was die wij in de afgelopen jaren hebben gehoord, leunen tegen deze mensen. Dat is volgens mij voor een maatschappij verschrikkelijk belangrijk. Ver achter de horizon ligt dan het gevoel dat ons allemaal, in ieder geval ons van de VVD-fractie, bekroop vorige week in en na de discussie over de Schiedamse parkmoordzaak, die vreselijke kwestie.

Onze kinderen van nu blikken in 2015 met optimisme naar de toekomst. Er is werk. Nederlandse jongeren van Marokkaanse of Turkse komaf zijn immuun voor de lokroep van de imam die de weg is kwijtgeraakt en niemand is nog bang om vanwege zijn naam geweigerd te worden voor een stage, een baan of voor de toegang tot de discotheek. Jongens en meisjes van alle gezindten, van alle kleuren, genieten in een vrije samenleving. Dat zijn – en ik geef toe dat het een tamelijk persoonlijk verhaal is – wat flarden van mijn beeld van 2015. Meer dan flarden zijn het niet, maar zij tonen een nieuw Nederland en een energiek Nederland. Een land, ook die term viel vanochtend al, om trots op te zijn.

Dit beeld van 2015 is geen luchtkasteel. Wij willen daar als VVD-fractie stap voor stap op af. Alleen moeten er dan wel een aantal dingen gebeuren. Dat doet dit kabinet. De maatregelen die dit kabinet neemt, daar wil ik heel helder over zijn...

De voorzitter:

Voordat u van het beeld overgaat naar de maatregelen, krijgt u een interruptie.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik wil één zin nog afmaken.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat vind ik namelijk een belangrijke zin. De maatregelen die dit kabinet voorstelt voor dit jaar, dát perspectief steunen wij dus.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Ik werd even stil toen de heer Van Aartsen met zijn verhaal begon. Toen dacht ik: zou hij ook naar de Efteling zijn geweest? Maar goed, dat laat ik even in het midden. In ieder geval komt zijn verhaal op mij behoorlijk fortuynistisch over. Wellicht heeft hij enige bekering ondergaan. Alleen schuift hij het door naar 2015. Ik hoop dat hij dan nog in het land is, want dan kunnen wij hem daar ook op afrekenen. Ik neem immers aan dat wij hem daarop kunnen afrekenen, als de VVD deel zal blijven nemen in de regeringscoalitie.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het antwoord daarop is natuurlijk ja.

De heer Van As (LPF):

Dan hebt u nog een lange weg te gaan.

De voorzitter:

U krijgt uw antwoord, mijnheer Van As.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter. Ik had dit type reactie eerlijk gezegd min of meer verwacht. Toch is het volgens mij echt belangrijk, vinden wij als fractie, om aan te geven wat voor beeld wij nou eigenlijk hebben van Nederland, wat voor perspectief wij hebben. Ik zou – maar dat staat de voorzitter mij natuurlijk niet toe– daar nog wel een kwartier langer over kunnen praten.

De voorzitter:

U hebt nog een kwartier.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ja, maar ik heb nog een paar andere dingen! Ik wil het ook nog even over het nu hebben. Ik ben heel persoonlijk begonnen. Wij vragen ons steeds af waarom uitgerekend wij dit allemaal doen, wetend wat de kritiek is. Die horen wij dag aan dag. Mijn ervaring is dat wij dat alleen kunnen uitleggen. Dan moet je de mensen zeggen in welk perspectief het past en waar wij naartoe willen. Dat heb ik hier neer willen leggen. Daartussen zit heel veel. U wilt nu een discussie over een intern partijpolitieke kwestie van de VVD.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Ik ben heel serieus. Ik stel het zeer op prijs dat u uw visie presenteert. Ik meen het. Ik steek niet de draak met u, mocht u dat denken.

De heer Dittrich (D66):

Ik vond het perspectief van de heer Van Aartsen zeer wenkend. Er moeten natuurlijk wel daden worden gesteld, willen wij het mooie toekomstbeeld van 2015 verwezenlijkt zien. Ongetwijfeld gaat de heer Van Aartsen het daar nog over hebben. Een ding wil ik vast opmerken. In dat New York van 2015 moet het verkeer kunnen doorstromen en moet de trein kunnen rijden. De mobiliteit moet goed zijn. Nu heeft de commissie-Nouwen waarin de ANWB, werkgeversorganisaties en noem maar op zaten, met het oog daarop een voorstel gedaan. De VVD-fractie heeft dat tot mijn stomme verbazing gezegd niet te willen, ondanks de aanneming van de motie-Hofstra door de Kamer. Waarom zorgt de heer Van Aartsen er niet voor dat hij zijn prachtige toekomstbeeld dichterbij brengt door bijvoorbeeld de kilometerheffing te introduceren?

De heer Van Aartsen (VVD):

Daar heb ik het later nog over. Ik wil eerst nog wat over het nu zeggen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Dittrich daarop wacht. Dan kan hij daar uiteraard op reageren, als hij dat wenst.

De heer Dittrich (D66):

Ik wacht het in spanning af.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik ben aangenaam verrast en vind het moedig van de heer Van Aartsen om zo een schets te geven van het jaar 2015. Pikant was wel dat hij even zei dat het een zeer persoonlijke benadering was. Je zou je haast afvragen hoe zijn fractie erover denkt. Ik had hem hier in ieder geval nog wel een kwartier over willen horen spreken. Maar goed, dat even terzijde. Ik merk dat je gesteund wordt, Van Aartsen! Geweldig.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ja, veel dank voor je vraag!

De heer Marijnissen (SP):

Ja, ik heb het ze tenminste gevraagd. Het is mij niet ontgaan dat de heer Van Aartsen de toekomst van Nederland in de Verenigde Staten plaatst, want hij had het over New York, niet waar? Nu heb ik één prangende vraag. Over tien jaar zit er een kabinet-Van Aartsen. Heeft dat ook 15% vertrouwen van de bevolking?

De heer Van Aartsen (VVD):

Mijnheer Marijnissen, ik ken u als een eerlijk en fair debater. Dat bent u ook; dat weet ik. Dit vind ik alleen niet echt een aardige opmerking. Dat mag, want dat hoort bij de politiek, maar mijn verhaal is zo opgebouwd dat ik uiteenzet hoe wij de toekomst zien. U zit in de oppositie en bekritiseert dat. Dat is uw vak en dat verstaat u op een geweldige manier. Wij weten hoe impopulair dit kabinet is. Wij weten ook dat wij er niet komen door het beter uit te leggen of door de spindoctoren van alle mensen die hier zitten, hun gang te laten gaan. Zo werkt het niet. De vraag is wat voor een type samenleving wij willen. Ik ben ervan overtuigd dat u en ik daarover geheel van mening verschillen. Ik denk dat de VVD-fractie zeer sterk denkt aan groei, presteren en ruim baan voor ondernemers. De VVD is wat dat betreft een echte ondernemerspartij. Dan heb ik het over zowel de kleine – die kent u ook – als de grote ondernemers. Die laatsten moeten wij in mijn ogen niet het land uitjagen met een verhoging van de vennootschapsbelasting, zoals in uw plannen stond. Daarover verschillen wij van mening, maar misschien is het resultaat dat u en ik wensen wel gelijk. Ik weet het niet.

De heer Marijnissen (SP):

Ja, u weet het niet. Daarom moet u ook de demagogische dingen achterwege laten.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb er in ieder geval dat mooie geschiedenisverhaal van u bij betrokken.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ken u ook als een eerlijk debater. Daarom moet u die demagogische dingen even achterwege laten. Laten wij to the point komen. Ik bedoelde natuurlijk iets met mijn vraag, namelijk dat ik het heel erg slecht vind als een regering gedurende vele jaren slechts kan bogen op zo weinig vertrouwen onder haar burgers. Nu ben ik heel oprecht, maar ook to the point. U kunt daar wel aan voorbijgaan en zeggen dat het geen kwestie van uitleggen is, maar eigenlijk zegt u dat het wel zo is. U zegt: de mensen begrijpen niet dat wij visionair bezig zijn. Ik wil absoluut niet flauw doen, maar ik wil wel één voorbeeld geven: het referendum over de Europese grondwet. De overgrote meerderheid van deze Kamer en vak-K vond dat het volk die grondwet maar moest slikken, maar gelukkig had bij het referendum het volk het voor het zeggen. Moet ik nu uit uw woorden afleiden dat u eigenlijk spijt hebt van het referendum? Ik dacht dat dit niet zo was. De correctie van de bevolking op het beleid inzake die grondwet geeft aan dat wij een essentieel probleem hebben als een kabinet gedurende een aantal jaren niet boven de 20% komt, daar gaat het mij om.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb net als mijn fractie geen seconde spijt van het referendum. Wij hebben het mogelijk gemaakt, het zou niet doorgegaan zijn als de VVD-fractie er geen voorstander van was geweest. Wij hebben ook in ons Liberaal Manifest uitgesproken dat wij vóór het instrument van referenda zijn. Maar in het Nederlandse staatsrecht duurt een kabinetsperiode nu eenmaal vier jaar, dus een kabinet moet naar ons oordeel ook vier jaar de tijd krijgen om beleid te vormen, uiteen te zetten en door te voeren, tenzij een van de fracties die het kabinet steunen, het niet meer ziet zitten. Na vier jaar volgt de afrekening, dus als er geen wonderlijke dingen gebeuren, is die afrekening in mei 2007.

De heer Marijnissen (SP):

Ik zal nog wel in ander verband terugkomen op het voorstel dat ik deze week gedaan heb, maar het gaat mij om iets anders. Je moet het als kabinet niet willen dat slechts 15% van de mensen achter je staat. Dat is wat het referendum over de Europese grondwet geleerd heeft, je moet de mensen wezenlijke, grote structuurveranderingen niet door de strot duwen. Vroeg of laat krijg je het op je brood bij de verkiezingen, maar dat is nog het minst erge. Het ergste is dat de bevolking het op haar brood krijgt, zij komt in een land te wonen waar zij niet wil wonen, een land zonder solidariteit, een land waar de publieke voorzieningen worden uitgehold. U kunt nu wel uw schouders ophalen, mijnheer Brinkhorst, maar zo zien de mensen het. U doet niets aan armoede.

De voorzitter:

U bent nu even met de heer Van Aartsen in discussie, u moet niet op elke willekeurige beweging van elke minister letten, want dan kunnen wij wel aan de gang blijven ...

De heer Marijnissen (SP):

Ik geloof ook dat ik wel zo ongeveer gezegd heb wat ik wilde zeggen, voorzitter. Tot de heer Van Aartsen zeg ik dus: u moet het als coalitiefractie niet willen, een kabinet te steunen dat zo langdurig al zo weinig vertrouwen geniet. U vervreemdt de bevolking van haar bestuur, van haar regering.

De heer Van Aartsen (VVD):

Er zijn in 2003 verkiezingen geweest, waarvan de uitslag heeft geleid tot het beeld dat wij nu voor ons zien. De christen-democraten hebben gedurende enige maanden pogingen gedaan om een ander kabinet te vormen dat op een meerderheid in deze Kamer zou kunnen rusten. Dat is niet gelukt. Er zijn een paar mensen in deze zaal die precies weten waarom het niet is gelukt.

De heer Marijnissen (SP):

Vertel maar ...

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik wil mijn analyse wel geven: de PvdA – ik zie de heer Bos achter u al wat zenuwachtig heen en weer schuiven – durfde uiteindelijk de verantwoordelijkheid niet aan. Toen moest er een ander kabinet komen dat zou rusten op een meerderheid in deze Kamer, dat is nu eenmaal onze constitutionele orde.

De heer Marijnissen (SP):

Dus dit is uw reactie op mijn betoog? U zegt dus eigenlijk dat het beter voor het land zou zijn geweest om een kabinet zonder de VVD te vormen, omdat er dan meer vertrouwen zou zijn geweest. Maar u moest wel, want de PvdA wilde niet, en nu zitten wij met een kabinet waarin de bevolking geen vertrouwen heeft. Het is helder, laat het hier maar bij ...

De heer Van Aartsen (VVD):

Wonderlijk hoor, de heer Marijnissen maakt zich er heel makkelijk vanaf. Laat ik voor mijn eigen partij spreken. Wij zijn onder leiding van onze lijsttrekker Gerrit Zalm ongelooflijk helder geweest over wat wij in de periode 2003-2007 willen bereiken. Dat voeren wij dus nu inderdaad uit.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vond het hartveroverend. De heer Van Aartsen dacht even dat wij cynisch waren, verre van! Het kan zijn dat hij daarvan een beetje schrikt, maar het perspectief dat hij schetst, zal niet in álle opzichten maar in een groot aantal opzichten overeenkomen met wat wij ook willen. Ja, absoluut!

De heer Van Aartsen (VVD):

Duitsland is hier zou je haast zeggen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vond de afronding van het betoog van de heer Van Aartsen eigenlijk net zo mooi als het begin. Hij zei namelijk dat hij steunt verleent aan alle maatregelen van het kabinet die dat perspectief dichterbij brengen. Dan geldt volgens mij ook het omgekeerde, namelijk dat alle maatregelen die dat perspectief in de weg staan, niet op zijn steun kunnen rekenen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik ben niet zo'n negativist, ik bekijk het heel anders.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is logica.

De heer Van Aartsen (VVD):

Die discussie ken ik ook wel. Hier zijn wij, naar ik hoop, politiek bezig. In de fractie van de VVD in de Tweede Kamer moeten wij dagelijks afwegen of wij het idee hebben dat het kabinet het perspectief waarin wij geloven, dichterbij brengt ja of nee. Er zijn dingen waarvan ik zal zeggen dat er wel een schepje bovenop mag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil het niet hebben over uw beoordeling van alle kabinetsmaatregelen, mijnheer Van Aartsen, ik wil het hebben over de uitwerking van uw eigen perspectief. Immers, the proof of the pudding is in the eating. U spreekt over kinderopvang, over uitbreiding van tussen- en naschoolse opvang. U heeft het over veel meer werkgelegenheid voor jonge allochtonen en over duurzame energie. Allemaal zaken waaraan dit kabinet verder niet zoveel doet.

Laat ik één voorbeeld nemen. Ik ben echt benieuwd naar uw reactie daarop. U zegt dat u in 2015 een rondje Randstad wilt, een metro in de Randstad. Ik vind het een fantastisch idee, ik had het zelf kunnen verzinnen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het is een heel oud idee!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is het ook, maar toch is het heel goed dat de VVD daarin gaat geloven. Hoe verklaart u dan dat dit kabinet zegt dat tot 2020 er 20 mld. naar asfalt gaat en helemaal niets naar het openbaar vervoer. Het kabinet staat uw rondje Randstad in de weg.

De heer Van Aartsen (VVD):

De ellende is dat dit soort dingen later in mijn betoog aan de orde komen. Wij vinden dus dat dit kabinet nu een aanvang moet maken met twee dingen en ik kom daarop later nog terug. Het moet gaan investeren in wegen. Dat vinden wij nodig. Maar er moet ook vooral tussen de vier grote steden een werkelijk alternatief zijn. Daarvoor zijn schitterende fondsen. Als daarin meer middelen vloeien, zouden die gebruikt kunnen worden om een begin te maken met een metroverbinding tussen de vier grote steden. Dat staat ook in het Liberaal Manifest. Dat willen wij graag omdat daarmee een werkelijk alternatief aangeboden wordt. Naast de auto die men ook kan gebruiken, is er dan zoals in Parijs, Londen, enzovoorts een metro. Wij kennen allemaal die voorbeelden. Mijn collega Hofstra is vooral zeer geverseerd in Shanghai. Daar heb je zelfs een zweefmetro. Welnu, dan is dat gewoon geregeld. Wij vermoeden dat er de komende jaren meer middelen naar het FES vloeien. Daarmee kunnen wij daar iets doen. Het is dus én én. U wilt alleen maar de fiets en de trein, maar ik kan u nu al verzekeren dat de auto blijft!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daar ben ik mij ten volle van bewust, en dat is ook prima: er moet vooral een alternatief komen. Ik wil hier helemaal niet verhinderen dat u een revolutie ontketent. Maar dan ga ik er wel vanuit dat u inderdaad investeert in het openbaar vervoer, wat overigens wel geld kost, en wij houden van controleerbare overheidsfinanciën. Verder ga ik ervan uit dat u komt met maatregelen voor de kinderopvang, arbeidsparticipatie van vrouwen en tussen- en naschoolse opvang, want anders blijft uw algemene perspectief een beetje hangen, zonder dat dat consequenties heeft. Volgens mij bent u daarvoor een veel te praktisch politicus.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik wil iets zeggen over kinderopvang. The proof of the pudding is inderdaad in the eating!

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Voorzitter. Ik neem het betoog van de heer Van Aartsen zeer serieus. Ik denk dat minstens driekwart van de bevolking, en misschien wel de hele Nederlandse bevolking, achter het land dat hij in 2015 schetst zou staan. Maar hoelang zit uw partij al in de regering? Acht jaar Paars, nu weer drie jaar, en dat perspectief wenkt pas in 2015. Het was zo mooi geweest als dat nu was gerealiseerd, en niet pas in 2015. Hoe wilt u de kiezer overtuigen van deze omwenteling bij de VVD?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb het nu eens namens mijn fractie vrij helder neergezet. Dan stel ik me kwetsbaar op en dan krijg ik kritiek, ik weet precies hoe dat gaat. Maar wij vonden het nodig om dat nu eens te doen. Wij hebben op onderdelen van het kabinetsbeleid kritiek, maar stap voor stap probeert dit kabinet toe te werken naar het bereiken van dat perspectief, en de Nederlandse samenleving te motiveren. Wat ik nu heb gezegd wijkt, hoewel wat uitgewerkter, niet veel af van dat wat mijn partij tijdens het congres in Groningen heeft gezegd. Wij zijn bezig met de toekomst, en niet met acht jaar Paars. Dat begrijp ik wel, u heeft zich sindsdien afgescheiden, maar ons interesseert het waar de Nederlandse samenleving in 2015 staat.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Daarin vinden wij elkaar. Er is een taak voor u weggelegd om het Nederlandse volk dat vertrouwen te geven.

De heer Van Aartsen (VVD):

Waarom sta ik hier anders?

Nu een antwoord op de vraag van mevrouw Halsema. Een "haakje" in het kabinetsbeleid voor 2006 is dat men extra middelen voor kinderopvang ter beschikking stelt, namelijk 200 mln., waarvan 130 mln. wordt gebruikt voor de staffel, en 70 mln. voor diverse opvangvormen. Dat is dus goed, het is een opstap naar waar wij willen komen. Maar de VVD zou verder willen gaan om dit doel te bereiken. Nogmaals, het jaartal is niet exact aan te wijzen, het gaat om het volgend decennium, maar het mag ook 2011 zijn. We moeten op dit moment verder gaan om uiteindelijk dat doel te bereiken. Wij willen daarom dat ouders in staat worden gesteld, per 1 januari 2007 scholen te verplichten hetzij naschoolse opvang te bieden voor hun kinderen, hetzij de faciliteiten te bieden waarbinnen mogelijke andere partijen dat doen. Dat kan namelijk in de buurt van de school. Dan denken wij, maar ook dat is voor discussie vatbaar, in de periode van half acht 's ochtends tot half zeven 's avonds. Ik had het daar al over. Het is heel simpel: geen gesjouw met kinderen meer. Ik ben reuze benieuwd naar de reactie van de minister-president morgen tijdens het vervolg van dit debat. Dit is een van de onderwerpen – wij maken een aanvang met de 70 mln. – waarover het kabinet naar onze mening ook voor de komende periode, de komende rijksbegroting, echt zou moeten nadenken. Voor een deel is het ook een kwestie van een wijziging van de Wet op het primair onderwijs. Ik meen dat dat artikel 45 betreft, maar ik heb dat niet goed in mijn hoofd zitten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U blijft mij verbazen. Het is een goed voorstel, maar het kan niet budgettair neutraal. Dat kost geld en volgens mij heeft u net ook al geld uitgegeven aan het openbaar vervoer. Hoeveel stelt u hiervoor beschikbaar en waar gaat dat uit betaald worden?

De heer Van Aartsen (VVD):

Dit is typisch Haags: hoe zit het met de dekking? De heer Rouvoet vroeg ook al waar de motie is. Dat hadden wij ook kunnen doen: dit jaar de motie-Van Aartsen en volgend jaar de motie-Dittrich. Dat hebben wij echter niet gedaan. Ik schets nu dat perspectief en geef aan wat wij willen. Wij willen een eind aan dat gedoe waar ouders en partners met kinderen mee worstelen. Ik vraag het kabinet daarom om eerst eens te regelen dat dat per 1 januari 2007 kan. De eerste opdracht die het kabinet dan volgens mij heeft – zij hebben die 70 mln. als schitterende aanbetaling daarvoor – is het wijzigen van de Wet op het primair onderwijs. Daar zal, wil je dit mogelijk maken, absoluut iets in veranderd moeten worden. De minister van OCW kijkt mij al heel kritisch aan. Ik neem aan dat zij weet waarop ik doel. Dit is echter meer iets voor morgen, want de minister van OCW kan dit ook allemaal bedenken. Ik heb de tekst bij mij.

De heer Van As (LPF):

Als de heer Van Aartsen en mevrouw Halsema het zo met elkaar eens zijn, word ik een beetje wantrouwend. Eerst zei de heer Van Aartsen "laat de onderwijzer, onderwijzen", maar nu is hij met een soort zorgbemiddeling bezig. Staat dat niet een beetje haaks op elkaar?

De heer Van Aartsen (VVD):

Als u even zou praten met al die gezinnen die in de Vinexwijken wonen, weet u precies waar het over gaat. Het gaat om de problemen en de zorgen die zij hebben. Zij hebben namelijk meestal een auto, een huis, een hypotheek. Er is wat kinderopvang en gelukkig wordt die in het komend jaar sterk verbeterd, maar er moet structureel een verandering in worden gebracht. Wij moeten, zoals in andere landen in Europa het geval is, opvang van kinderen op scholen regelen. Dat is in Frankrijk, België en Engeland al normaal. Dat is ons verzoek aan het kabinet. Mevrouw Halsema steunt dat.

De heer Van As (LPF):

Daar ben ik het mee eens, maar het kan niet zo zijn dat je wilt dat de onderwijzer zich bezig houdt met onderwijs en met de opvang.

De heer Van Aartsen (VVD):

Maakt u zich geen zorgen, dat is absoluut geen taak van de onderwijzer. Dat is het nu bij de tussenschoolse opvang ook niet. Dat is geen taak voor onderwijzers, maar vaak voor ouders, vrijwilligers en wat mij betreft ook voor mensen die recht hebben op een bijstandsuitkering en die in ruil daarvoor de plicht hebben om iets voor de samenleving te doen. Dat is dus niet een zaak van het onderwijzend personeel.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De benadering van de heer Van Aartsen spreekt mij aan: grote lijnen en ons niet laten afleiden door details, zoals de vraag waar de dekking vandaan komt. Ik wil hem aanmoedigen op dat spoor verder te gaan. Mag ik aannemen dat hij naar alle voorstellen die vandaag zullen worden gedaan en die dat prachtige perspectief dichterbij kunnen brengen, zal kijken en niet met de Haagse vraag zal komen "waar komt de dekking vandaan"? Wij gaan steunen wat wij goed vinden voor het land. Kunnen wij die afspraak maken?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb de inhoud van de tegenbegroting van de heer Rouvoet begrepen, al weet ik nog niet precies welke naam die draagt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Die staat voorop. De titel is: "Groeien in vertrouwen". Gelet op de inleiding van de heer Van Aartsen, moet die titel hem aanspreken.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik kom op een punt dat zowel mevrouw Halsema als de heer Rouvoet waarschijnlijk zal aanspreken, namelijk de toekomst. Wij willen niet in de val trappen dat wij alles bedisselen. Dat is een liberaal geluid. Als wij te veel plannen, zal de samenleving verzuren. Wij willen mensen vertrouwen geven en hun initiatieven ondersteunen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Van Aartsen kwam juist lekker los van zijn geschreven tekst en heeft toen goede opmerkingen gemaakt. Ik verzoek hem dan ook om op die wijze door te gaan. Er zijn en worden vandaag voorstellen gedaan die het perspectief van de heer Van Aartsen dichterbij brengen. Kunnen wij de afspraak maken dat hij die voorstellen zal steunen, los van de vraag over de dekking?

De heer Van Aartsen (VVD):

Laten wij daarover een afspraak maken. Het is de heer Rouvoet bekend dat er zich wat problemen voordoen met een aantal bijzondere scholen. Ik meen dat het artikel 45 betreft. De heer Rouvoet kan ons ook helpen om ons perspectief dichterbij te brengen. Als wij die afspraak kunnen maken, schieten wij behoorlijk op.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het lijkt mij goed om daarover gezamenlijk te spreken. Ik zal dan het punt inbrengen van de lastenverlichting voor bedrijven, waardoor het ook beter mogelijk wordt om de jeugdwerkloosheid aan te pakken.

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij gaan als liberalen inderdaad uit van de ondernemerszin en de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Wel staat voor ons vast dat de Staat er absoluut moet zijn voor die mensen die hun eigen inkomen niet kunnen verdienen en die hun eigen wereld niet kunnen opknappen. De Staat is er in onze visie vooral voor recht, veiligheid, wegen en onderwijs. Die zaken moeten goed geregeld zijn. Wij geloven in de kracht van het individu en daarom hebben wij ook vertrouwen in de kracht van de samenleving als geheel. De politiek moet ruimte scheppen voor die vrijheid en dat begint in elke straat, in elke flat, in elke buurt, in ieder dorp en in iedere stad.

Op het terrein van de veiligheid in de buurt kan er wel wat meer gebeuren.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vermoed dat de heer Van Aartsen met verbijstering kennis heeft genomen van de situatie met betrekking tot het OM. Hij zegt dat recht en rechtshandhaving kerntaken van liberalen zijn. Dat geldt ook voor ons, dus wij hebben een gezamenlijk punt. Vandaag heb ik gelezen dat er bij de rechterlijke macht gigantische achterstanden zijn. Wat is de verantwoordelijkheid van de heer Van Aartsen op dat punt?

De heer Van Aartsen (VVD):

Vorige week hebben wij een lastig debat gevoerd over die afschuwelijke Schiedamse parkmoord. Wij moesten wat die zaak betreft allemaal een moeilijke afweging maken. Allemaal hebben wij geconstateerd dat er bij de rechterlijke macht en vooral bij het OM enorme problemen zijn. Wij kunnen onze minister van Justitie aanspreken op zaken die binnen het OM gebeuren. Over het functioneren van het OM en de rechterlijke macht maakt iedereen zich zorgen. De heer Marijnissen heeft vorige week overigens evenmin geconstateerd dat deze kwestie tot allerlei onverhoedse maatregelen zou moeten leiden. Wel zijn er tijdens dat debat moties ingediend. Wij hebben vertrouwen in hetgeen de minister van Justitie op dit punt vorige week heeft toegezegd. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt in het debat met de minister van Justitie. Wij zullen de minister van Justitie daar uiteraard zeer aan houden. Wij hebben een heel lang traject te gaan om zowel de rechterlijke macht als het Openbaar Ministerie weer de rol te laten spelen zoals die instituties hadden, met alle nieuwe elementen die daarbij ook om de hoek komen kijken. Wij willen natuurlijk niet terug naar de jaren vijftig, zonder enige technologie. Wel willen wij weer terug naar een magistratelijke houding, opdat de Nederlandse samenleving tegen deze functionarissen kan leunen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik wil hier geen Haags spelletje van maken. Daar is het onderwerp veel te serieus voor. Ik neem echter aan dat de heer Van Aartsen niet gisteravond toen hij zijn toespraak schreef, bedacht dat hij erin zou schrijven dat liberalen de Staat met name nodig hebben voor het recht en de rechtshandhaving. Dat vinden liberalen volgens mij al zolang zij bestaan. Dat is de kleine staat die de VVD nastreeft. Alles goed en wel, dan moet ik toch Paars naar voren brengen en dan moet ik ook de afgelopen drie jaar naar voren brengen. De heer Van Aartsen draagt voor de status-quo zowel bij het OM als bij de gerechtelijke macht mede politieke verantwoordelijkheid.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat mag u zeker doen. U stelt dat terecht aan de orde, maar ik geloof dat mijn fractie in de afgelopen twee jaar in de debatten met dit kabinet heel duidelijk heeft gemaakt welke richting zij op wil. Wij hebben, met u en met de PvdA-fractie, vorige week heel moeilijke afwegingen gemaakt die zijn uitgevallen zoals zij uitvielen. De heer Wolfsen zei vorige week in dit verband: fair is fair. Ik doel op het instellen van een commissie om een aantal gevallen nader te onderzoeken, zoals de heer Weekers bij de minister heeft neergelegd. Dat voert de minister van Justitie uit. Wat dat betreft hebben wij, zo geldt dat nu eenmaal in onze constitutionele orde, vertrouwen in deze minister van Justitie.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil het debat van vorige week niet overdoen. Daar ging het mij niet om. Het ging mij om de politieke verantwoordelijkheid die de VVD mede draagt, omdat deze partij heeft deelgenomen zowel aan de paarse kabinetten als aan de kabinetten Balkenende de afgelopen drie jaar, voor de toestand die wij nu aantreffen bij het OM: Ik heb het er nu niet over dat wij verschillend dachten over minister Donner. Ik vroeg u of u vindt dat er in de paarse periode en in deze periode te weinig oog is geweest voor deze kant van de publieke sector.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik wil daar nog wel eens op ingaan, maar dat zou nu te lang duren. Het gaat mij erom of wij al dan niet vertrouwen hebben in de aanpak van dit kabinet en meer in het bijzonder in de minister van Justitie op dit terrein. Die vraag beantwoorden wij positief, maar wij zijn en blijven – dat hebben wij vorige week ook duidelijk gemaakt – heel kritisch op dit punt. Het gaat daarbij om essentiële staatsinstellingen.

Mijnheer de voorzitter. Dan ben ik aanbeland bij de kwestie van de veiligheid. In eerste instantie gaat het bij veiligheid om een normale omgang met elkaar. Daar schort heel veel aan. Het gaat echter ook om de problematiek van de kleine en grote ergernissen in wijk en buurt: herrie van de buren, glas en vuil op de stoep, illegale prostitutie in woningen, rondhangende en dreigende jongeren, drankmisbruik, drugdealers die woonwijken onveilig maken door de aanloop van allerlei ongure types, heroïneverslaafden en psychisch gestoorden die voor ernstige overlast kunnen zorgen. Deze overlast duurt soms heel lang en kan – ik heb daar zelf de voorbeelden van – mensenlevens ernstig ontwrichten. De tragiek is natuurlijk dat dit vooral de zwakkere wijken en de bewoners daarvan betreft. Daarvoor zijn, naast alles wat het kabinet al heeft gedaan, creatieve oplossingen. De liberale burgemeesters van Leeuwarden en van Rotterdam laten zien hoe het kan. Je moet alles uit de kast halen. Je moet er als een pitbull bovenop zitten. Je moet niet rusten vooraleer de problemen zijn opgelost. De burgemeester van Groningen, de heer Wallage, een van de voorgangers van de heer Bos in deze Kamer, heeft de Leeuwarder aanpak tot onze vreugde enthousiast omarmd. Het zijn natuurlijk lokale problemen, die vooral lokaal moeten worden aangepakt. De lokale bestuurders lopen echter op tegen beperkingen van landelijke wet- en regelgeving. Ik vraag de ministers van VWS en Justitie om dit type knelpunten in kaart te brengen en te komen tot een nationaal gecoördineerde, praktische overlastaanpak, liefst zonder nieuwe wetgeving. Wij moeten deze ellende, waar burgers dag in dag uit mee te maken hebben, met die actieve burgemeesters daadwerkelijk uit de weg ruimen.

Het is belangrijk dat de overheid aanspreekbaar is. De wijkagent, die wij nog steeds hebben, is de eerste. De wijkagent moet ook blijven. Wat ons betreft moet het ook heel wat gemakkelijker worden om aangifte te doen. Als je fiets voor de deur wordt gestolen, als je laptop in de trein verdwijnt of als je op straat een opdonder hebt gehad, dan moet je meteen gehoor krijgen bij de politiepost waar je uiteindelijk naar toe gaat. Ik vraag de minister van Binnenlandse Zaken om met de korpsbeheerders en de spoorwegpolitie om de tafel te gaan zitten. Ik ben zelf een treinenfan. Treinen zijn wat dat betreft ook een groot probleem. De aangifteproblemen moeten werkelijk verbeteren. Een ander thema is preventief fouilleren. In Rotterdam werkt het. Op een uitgaansavond worden er tientallen messen onderschept. Het was een initiatief van de burgemeester van Rotterdam, misschien wel met hulp van collega Eerdmans, die toen in Rotterdam een belangrijke job had. In Groningen is het voorstel weggestemd door de linkse partijen in de gemeenteraad.

De stad moet schoon, groen en veilig worden, zodat iedereen zich erin kan bewegen. Daarvoor zijn mensen nodig. Sinds jaar en dag doen enkele gemeenten in dit land, bijvoorbeeld Helmond en Groningen, goede ervaringen op met het aan het werk zetten van bijstandsgerechtigden, overigens ook tot hun eigen vreugde. Geen recht op een uitkering zonder een plicht tot werken. De staatssecretaris van Sociale Zaken werkt verder aan de uitbouw van de Wet werk en bijstand om mensen die met grote moeite aan de slag komen een kans te geven op de arbeidsmarkt. Ik complimenteer het kabinet daarmee. De FNV staat erachter en volgens mij ook een groot deel van de PvdA, zo niet de gehele PvdA. Alleen GroenLinks is ertegen, zo heb ik geconstateerd uit het stemgedrag in de gemeente Groningen. Het ligt bij de gemeenten en ik roep alle wethouders in dit land op om daarmee aan de slag te gaan. Werk eerst, Work First, het motiveert jongeren geweldig. Kunnen wij de energie die dan loskomt niet beter benutten? Veel van deze mensen doen heel eentonig werk, bijvoorbeeld kerstpakketten inpakken en kleerhangers in elkaar zetten. Staatssecretaris Rutte die eerder verantwoordelijk was voor die post, weet waar ik het over heb. Kunnen wij die energie niet beter vrijmaken voor werk in de buurt en op de scholen? Ik geef dit idee maar mee aan het kabinet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over Work First aan de heer Van Aartsen. Dit betekent overigens een forse uitbreiding van de publieke sector, en ik ben blij dat hij wel degelijk het belang hiervan kan inzien. Die projecten houden in dat mensen de eerste drie tot zes maanden werken op uitkeringsniveau, en dat ze daarna een inkomen krijgen in de vorm van het wettelijk minimumloon. Dat hoort bij Work First. Dat is kostbaar, maar wel uitermate effectief, want heel veel mensen worden dan uit een uitkering gehouden. Stelt de heer Van Aartsen nu aan het kabinet voor om dat landelijk in te voeren? Dat betekent dat wij de gesubsidieerde arbeid weer terug hebben.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het thema is in feite: als je recht hebt op een uitkering – in dit geval bijstand – is er ook de plicht om iets voor de samenleving te doen. Dat is het hele verhaal. Dat lukt in een aantal gemeenten in Nederland vrij goed. Mijn vraag is nu of wij dit zouden kunnen uitbreiden tot meer gemeenten. Het kabinet kan daar uiteraard een belangrijke rol in spelen. Ik heb begrepen dat in Groningen het idee was om Work First uit te breiden met de leeftijdscategorie van 23 tot 30 jaar, maar dat de GroenLinks-fractie in de Groningse raad daartegen was.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hoor mevrouw Van Gent nu "stom" zeggen. Zoiets komt wel eens voor; je hebt niet iedereen onder controle, althans wij niet. In andere partijen is het misschien anders. U zegt dat mensen iets terug mogen doen voor de uitkering die ze krijgen. Kenmerk van Work First is dat mensen een serieus arbeidsperspectief voor het wettelijk minimumloon wordt geboden. In beginsel staat daar wel zes maanden werken met een uitkering tegenover, maar het perspectief van werken voor het minimumloon is onontbeerlijk. De kracht van het voorstel is volledig weg als het alleen maar werken voor een uitkering zou zijn. Dat begrijpt u toch ook? Mijn vraag is daarom: bent u bereid om ook die tweede stap te zetten, of wilt u gewoon dat mensen op uitkeringsniveau gaan werken?

De heer Van Aartsen (VVD):

Zoals ik al zei, willen wij graag dat mensen die recht hebben op een uitkering, ook de plicht hebben om iets voor de samenleving te doen. Wij zijn daar heel helder in. U bent het daar niet mee eens, maar wij vinden dat nodig. Het effect van dit soort maatregelen is dat mensen uiteindelijk weer een normale baan vinden. De ervaring bij al deze experimenten heeft dat geleerd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het zijn mensen die hetzelfde werk blijven doen, collectief gefinancierd. Daarvoor krijgen ze eerst betaald op het uitkeringsniveau, daarna krijgen ze het wettelijk minimumloon. In feite zegt u dat de zweep erover moet en dat moet worden gewerkt voor een uitkering, en zegt u niet dat het uiteindelijk wel degelijk moet gaan om werken voor het minimumloon. Die tweede stap zet u niet en daarmee heeft uw opvatting eigenlijk geen kracht meer.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat ben ik niet met u eens. Heel velen – dat blijkt – vinden daarna gewoon een reguliere baan.

Ik kom tot het thema regels. Het vertrouwen in mensen lijkt wel eens wat zoek als je kijkt naar de hoeveelheid regels in dit land. De heer Verhagen heeft daar vanmorgen ook over gesproken. Je moet haast voor elk tuinhek een vergunning vragen. Het kabinet heeft beloofd om de administratieve lasten voor ondernemers met een kwart te reduceren. Dat levert het bedrijfsleven een bedrag van 4 mld op. Naar ons oordeel gaat het echter niet hard genoeg, en kan er méér. Dat geldt trouwens niet alleen in het bedrijfsleven. Denk maar aan de overlegcultuur op scholen en in ziekenhuizen. Veel arbeids- en levensvreugde lekt daarmee weg. Wég van die vergadertafels en graag voor de klas en aan het bed.

Vanmorgen is het bekende voorbeeld van de zonwering al langsgekomen, ook voor de heer Van As een aangelegen onderwerp. Ik zal nog één ander voorbeeld van regelgeving noemen. Een klein restaurant in Den Haag krijgt op zaterdagavond om half tien controle van de Voedsel- en Warenautoriteit. De ondernemer zegt tegen de controleur dat hij het druk heeft; het restaurant zit helemaal vol en hij moet zelf meewerken, omdat anders mensen in het restaurant geen eten krijgen. De controleur zegt: het spijt mij wel, maar daar kan ik absoluut geen rekening mee houden. Hij eist dat de ondernemer meteen aantoont dat de gordijnen in zijn leuke restaurant brandwerend zijn. Na ongeveer een half uurtje zoeken in de administratie – men weet hoe dat gaat – heeft hij de stukken gevonden en geeft hij de gevraagde informatie. Zo'n restauranthouder vraagt zich terecht af waarom dat niet op maandagochtend kon. Dit is maar één voorbeeld, maar ook hiervan kan ik een middagvullend programma maken. Veel ondernemers geven de voorkeur aan verlaging van de regeldruk en de administratieve lasten boven lastenverlichting. Daar denken wij net iets anders over dan die ondernemers, maar goed. Het kabinet moet op dit punt doorpakken. Er ligt nu een rapport van de commissie-Kraaijeveld met krachtige aanbevelingen. Ons advies aan het kabinet is om die aanbevelingen gewoon uit te voeren. Tussen nu en 1 juli 2006 kan de helft van de 891 vergunningen er gewoon uit! Ik moet helaas constateren dat het kabinet er een hele projectorganisatie op zet, een ministeriële stuurgroep met de minister-president als voorzitter. Er zit ook een staatssecretaris in en er zijn tien ministeries bij betrokken. Zij hebben anderhalf jaar de tijd om conclusies te trekken. Ik zou zeggen: doe het nu gewoon, want het is een teken van vertrouwen in ondernemende mensen.

De heer Verhagen (CDA):

Uw pleidooi is mij uit het hart gegrepen. Minister Zalm, verantwoordelijk voor verlaging van de administratieve lastendruk, was heel blij met uw opmerkingen over die stuurgroep. Is het niet gewoon tijd dat wij dit oppakken? Moet het kabinet er niet voor zorgen dat elk departement zijn bijdrage levert aan het door u geschetste perspectief?

De heer Van Aartsen (VVD):

Het interesseert mij absoluut niet hoe het gebeurt, als het maar gebeurt. Wij praten en wij praten maar. Het kabinet is van goede wil, maar het moet nu echt eens gaan gebeuren. Wij moeten het niet laten weglopen in een ministeriële stuurgroep, tien ministeries enzovoort. Ik weet precies wat er dan gaat gebeuren. In de stukken staat namelijk dat het project uiterlijk 2006 wordt afgerond, maar dat verlenging mogelijk is als blijkt dat dat voor de afronding en bepaalde acties nodig is.

Naast de kwestie van de vergunningen is er nog het probleem van de leges. Voor veel ondernemers zijn leges een boete op investeringen. Daar willen wij ook vanaf. Wij moeten investeren juist aanmoedigen. Ik wil het kabinet vragen om op 1 juli 2006 – dat spoort mooi met die andere job – aan te geven hoe de leges voor de vergunningen die overblijven na het "Kraaijeveld-snoeien" in een periode van maximaal drie jaar kunnen worden afgeschaft.

De heer Van As (LPF):

De opmerkingen van de heer Van Aartsen zijn mij uit het hart gegrepen en ik heb begrepen dat hiervoor ook veel draagvlak is bij het CDA. Als wij willen komen tot een ja-mits in plaats van een nee-tenzij, zouden wij een motie met die strekking kunnen indienen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat lijkt mij een heel goed idee, maar ik wil wel het antwoord van de minister-president even afwachten.

Voorzitter. Ik zou nog de volgende drie suggesties aan het kabinet willen meegeven. Als de reactie van het kabinet ons niet bevalt, zal ik er in mijn tweede termijn op terugkomen. Een nieuwe regel erbij, een oude regel afschaffen. Europa bijvoorbeeld: nieuwe Kaderrichtlijn water, dan kan de Nitraatrichtlijn weg. Je zou trouwens nog iets anders kunnen zeggen. Waarom hebben wij die ongelooflijk ingewikkelde regelgeving voor de aanbesteding? Als je nagaat wat die betekent voor ondernemers en gemeenten. Dit is een drama.

Het tweede beginsel voor mijn fractie is: één controle is goed, met twee gaat het meestal mis. Ook daar kan ik een middagvullend programma over houden. Het gaat mis als je én-én doet. Als je zegt je moet een riem én bretels dragen, daar zakt je broek vanaf.

Het derde beginsel is: is geen beleid niet beter dan wel beleid.

Ik heb het over regels en gedoe in de Nederlandse samenleving, over ergernissen en zo. Autobezitters ergeren zich groen en geel aan de jaarlijkse periodieke keuring van hun auto, beter bekend als de apk. Al na drie jaar moeten wij een auto laten keuren, die is dan overigens meestal nog zo goed als nieuw. Dit moet ieder jaar opnieuw. Als wij dit vergelijken met de situatie in de landen om ons heen, is een auto van tien jaar oud in Nederland acht keer gekeurd, in Duitsland viereneenhalve keer en in Denemarken vier keer. Laten wij dan hier – en misschien ook wel op andere fronten – voor het Deense model kiezen. Wij stellen daarom voor om de eerste keuring na vier jaar te laten plaatsvinden en de herhalingen iedere twee jaar.

De heer Marijnissen (SP):

Het is algemeen bekend dat de kwaliteit van het wagenpark in Nederland door de apk is toegenomen. Daarmee is ook de verkeersveiligheid toegenomen. Ik vind het eerlijk gezegd een beetje gemakkelijk zoals de heer Van Aartsen hier nu mee omgaat. Hij zal dit bij zijn verhaal moeten betrekken. Hij moet eerst onderzoek doen. Ik zie die motie al voor me: de VVD is voor een apk na vier jaar. Ik wil daar graag mee instemmen, maar ik wil ook weten wat de consequenties zijn. Als dit het meest pregnante voorbeeld is dat hij kan geven van die regelgeving, vind ik dat hij zich hier gemakkelijk vanaf maakt. Ik wil de andere kant van het verhaal over de regelgeving naar voren brengen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb het kabinet een aantal concrete voorstellen voorgelegd en drie beginselen opgesomd op het gebied van regelgeving. Ik heb de Europese regelgeving hierbij betrokken. Ik ga ervan uit dat ik hier morgen een helder antwoord op krijg. Als ik naar het autodossier kijk, valt mij dit op. Heus, die auto's in Denemarken zijn echt niet minder veilig dan de auto's die in Nederland rond rijden. Waarom zouden wij het anders doen dan andere landen in Europa? Dat is toch raar? Hier kunnen wij iets aan Europa hebben. Overigens zijn wij niet van plan om hierover een motie in te dienen, maar dit is wel een van die dingen waar de mensen mee zitten.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Van Aartsen kan ook zeggen: laten wij de apk afschaffen. Gelukkig doet hij dat niet, omdat hij ook wel begrijpt dat die keuring ook een aspect van verkeersveiligheid in zich draagt. Misschien is het wagenpark in Denemarken wel minder, ik weet dat niet. Met andere woorden: voordat hij dit soort dingen zegt, zou hij zich eerst moeten oriënteren.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik ken de situatie in Denemarken redelijk en het is niet waar dat daar allemaal onveilige auto's rondrijden.

De heer Marijnissen (SP):

Als dit zo is, heeft de heer Van Aartsen een goed argument, maar dan is het ook een ronde redenering.

De heer Van Aartsen (VVD):

Mevrouw Halsema heeft de vraag geopperd hoe je kunt investeren in zowel het openbaar vervoer als de aanleg van wegen in ons land. Als de energieprijzen daadwerkelijk verder stijgen, willen wij in het voorjaar van 2006 bezien of dat extra geld oplevert voor het FES. Indien dat zo is, moet het kabinet voor prinsjesdag 2006 besluiten om dat geld te besteden aan wegenaanleg. Verder moet dat geld dan ook worden besteed aan de uitbreiding van RandstadRail. In de optiek van mijn fractie zijn dit typisch zaken die onder de verantwoordelijkheid van het Rijk vallen.

Ik hoop dat wij morgen een vruchtbaar debat met de minister-president hebben over de vraag of Nederland in wezen niet te klein is voor tolheffing en rekeningrijden. Tegen de minister van Verkeer en Waterstaat zeg ik: regel het zo dat de infrastructuur in 2015 deugt. Met het kabinet ben ik van mening dat wij nu niet moeten besluiten tot rekeningrijden. De commissie-Nouwen schrijft in zijn rapport dat rekeningrijden te duur is. Het zou toch zeker te gek voor woorden zijn om automobilisten op te zadelen met een extra motorrijtuigenbelasting om het rekeningrijden in te kunnen voeren?

De heer Dittrich (D66):

Wat u nu zegt, stelt mij zeer teleur. In de commissie-Nouwen waren alle belangengroepen vertegenwoordigd en zij pleiten gezamenlijk voor het invoeren van de kilometerheffing. Voor de commissie is rekeningrijden natuurlijk geen doel op zich, maar een middel om al die automobilisten die dagelijks in de file staan, te helpen en de luchtkwaliteit te verbeteren. Het valt mij heel erg van u tegen dat u nu op de rem gaat staan en niet bereid bent om al die mensen te helpen. Waarom voeren wij niet zo snel mogelijk het voorstel van de commissie-Nouwen uit om een kilometerheffing in te voeren rond de grote steden?

De heer Van Aartsen (VVD):

Mijn fractie was heel gelukkig met de reactie van het kabinet op het rapport van de commissie-Nouwen. De commissie heeft namelijk een voorstel gedaan voor een ingewikkeld systeem dat pas na 2013 kan worden ingevoerd. De vice-premier en het kabinet spraken dan ook terecht over science fiction en fata morgana's. Bovendien kost het ook nog eens handen vol geld.

Wij spreken in Nederland al twintig jaar over rekeningrijden en ik denk dat wij nu eindelijk maar eens moeten accepteren dat auto's er zijn en er altijd zullen blijven, omdat ze nu eenmaal nodig zijn. Gezinnen in de Vinexwijken kunnen niet zonder de auto, zeker niet als een van beide partners in A werkt en de andere in B. Deze mensen hebben gewoon een auto nodig! Die auto is er en blijft er.

In antwoord op een vraag van mevrouw Halsema heb ik al gezegd dat ik van het kabinet verwacht dat het meer investeert in openbaar vervoer. Mijn fractie is een groot voorstander van echt goed openbaar vervoer in de Randstad. Dat zijn wij overigens al veel langer, zie het Liberaal Manifest en alles wat ik hier eerder over heb gezegd. Het zal nog jaren duren voordat het openbaar vervoer in de Randstad op orde is, maar dan kunnen mensen eindelijk echt kiezen. Tegen het kabinet zeg ik: ga toch die strijd met de auto niet aan. Accepteer dat de auto een gegeven is!

De heer Dittrich (D66):

Wij pleiten al jaren voor beter openbaar vervoer en het is goed om te horen dat u dat nu ook doet. Laten wij er inderdaad voor zorgen dat de extra FES-middelen worden gebruikt voor verbetering van het openbaar vervoer. Daarmee zouden wij mensen echt helpen! Maar ik wil nu terug naar de auto en de automobilist. U zegt dat u met allerlei ondernemers spreekt. Welnu, ik spreek hen ook, en wat zeggen zij tegen mij? Zij zeggen: wij willen door kunnen rijden en wij willen de kilometerheffing. Waarom gaat u daaraan voorbij? Als er één manier is om op een relatief korte termijn doorstroming te krijgen in het wegvervoer zonder allerlei wegen aan te leggen, is het de kilometerheffing. Allerlei belangengroepen in de commissie-Nouwen zijn het daarmee eens. Waarom geeft de VVD-fractie niet thuis?

De heer Van Aartsen (VVD):

Het simpele antwoord op die vraag is: wij geloven er niet in.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Pardon! U moet een volledig antwoord geven aan de automobilisten. Ik geloof dat u steeds over onze hoofden heen de automobilist toespreekt, want u zegt: de auto is er en de auto blijft er. Maar daar hoort bij: de file is er en de file blijft er. U weet ook dat de kilometerheffing leidt tot 60% minder files. Om die reden heeft uw fractiegenoot de heer Hofstra samen met de PvdA-fractie een motie ingediend met als dictum: verzoekt de regering, nog in deze kabinetsperiode een daadwerkelijke start te maken met beprijzen. Heeft de heer Hofstra het niet begrepen?

De heer Van Aartsen (VVD):

U hebt te maken met de stellingname die ik nu namens mijn fractie verwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Arme mijnheer Hofstra! Hij wordt overruled.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dit is wel heel Haags, hoor.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U zegt dat elke keer als u geen antwoord weet.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ja, maar het is wel waar, dat is het leuke ervan!

De voorzitter:

Niet door elkaar spreken, dat is zeker niet Haags.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het begint mij een beetje te storen dat u keer op keer een wat populistisch verwijt maakt als u geen antwoord weet op een vraag. Het is namelijk een uitermate redelijke vraag. De VVD-fractie pleegt woordbreuk. Zij heeft een motie ingediend, die ook in stemming is gebracht, waarin uitermate duidelijk staat dat er nog deze kabinetsperiode moet worden overgegaan tot beprijzen. Daar zijn heel goede redenen voor: de luchtkwaliteit wordt stukken beter en er komen minder files. Daar helpt u ondernemers mee. U pleegt woordbreuk tegenover de ondernemers, de automobilisten en de Kamer, maar het enige dat u kunt zeggen is: dat is Haags. Dat is niet sterk.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dit kabinet investeert het komende jaar terecht ongelooflijk veel in de verbetering van de luchtkwaliteit. Dit staat los van het vraagstuk van het rekeningrijden. In de motie wordt gevraagd om het werk te gaan doen dat de commissie-Nouwen heeft gedaan. Wij hebben het rapport gelezen en er met de commissie-Nouwen over gesproken. Onder meer op basis van de aannames van het rapport hebben wij de conclusie getrokken dat rekeningrijden geen goede oplossing is voor het probleem waarmee wij nu te maken hebben. Dus zeggen wij: accepteer het feit dat wij in Nederland nu eenmaal de auto hebben en dat die auto zal blijven. In de komende jaren moet worden gezorgd voor de aanleg van meer wegen. De minister van Verkeer en Waterstaat zou daarvoor wat ons betreft in de loop van 2006 extra middelen kunnen vragen. Dan zouden sneller de zes knelpunten kunnen worden opgelost, die overigens niet in het rapport-Nouwen worden genoemd. Ik verzoek het kabinet, dit eens te bezien en het jaartal 2011 naar voren te trekken. Aan de minister van Verkeer en Waterstaat vraag ik: maak nu ook eens duidelijk wat wij op het gebied van het openbaar vervoer in dit land werkelijk kunnen doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kan u wel antwoorden wat er op het terrein van het openbaar vervoer moet worden gedaan, namelijk investeren. Dat bijt echter met het eenzijdig investeren in wegen, want het geld moet ergens vandaan komen.

Ik heb nog één vraag. Bij stijgende energieprijzen wilt u dat het geld dat vrijkomt in het FES aan wegen wordt besteed. Begrijp ik goed dat hierover een conflict bestaat in de coalitie? De CDA-fractie wil namelijk compenseren, maar dat voorstel steunt u dus niet?

De heer Van Aartsen (VVD):

U begint nu over een heel ander thema. Ik wil daar ook wel op ingaan, maar het is een heel ander onderwerp.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Over de kilometerheffing kwamen wij er niet uit, omdat u blijft zeggen: wij blijven de komende jaren stil staan. Ik gaf het even op.

De voorzitter:

Die vraag over een ander onderwerp sta ik op dit moment niet toe, omdat ik denk dat de heer Verhagen en de heer Rouvoet nog wel over het vorige onderwerp iets willen vragen en dat lijkt mij logischer in het debat.

De heer Verhagen (CDA):

Het kabinet heeft in lijn met Nouwen geconstateerd dat er eerst gezocht moet worden naar goedkopere en efficiëntere vormen van beprijzen, voordat je überhaupt kunt overgaan tot beprijzen. Dat zei Nouwen ook. Er moet eerst een snellere, goedkopere manier van registratie komen. De commissie-Nouwen schetste echter ook een toekomstperspectief. U bent de algemene beschouwingen vandaag begonnen met uw toekomstperspectief. Daar wil ik dan toch even naar kijken. Het toekomstperspectief is dat mensen niet meer gaan betalen voor het bezit van hun auto zoals zij nu doen, maar dat zij gaan betalen voor het gebruik. Beprijzen van gebruik in plaats van beprijzen van bezit. Dat was het aardige van Nouwen en dat was volgens mij ook het aardige van het beleid van het kabinet, of de visie van het kabinet. Als je dus de auto laat staan, ben je niet handenvol geld kwijt aan wegenbelasting en bpm. Hoe vindt u het toekomstperspectief: afschaffen wegenbelasting, afschaffen bpm, bezit van de auto goedkoper en gebruik belasten?

De heer Van Aartsen (VVD):

Nou ja, ik constateer dat het kabinet een ander besluit heeft genomen. Het kabinet heeft een besluit genomen over de zogeheten eerste fase van Nouwen. Dat ging over een aantal knelpunten die er zijn. Daar hebben wij een wat andere gedachte over en wij zeggen: laat het kabinet, indien er mogelijkheden zijn, investeren in wegen. Daar gaat de overheid ook over. Doe dat, regel dat. De tweede fase van Nouwen, de beroemde fase van het rekeningrijden, daarover heb ik u gezegd dat wij daar niet zo in geloven.

De heer Verhagen (CDA):

U wijst dus het toekomstperspectief af dat mensen niet meer voor het bezit, maar voor het gebruik van een auto moeten betalen?

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij voelen niets voor de kilometerheffing.

De heer Verhagen (CDA):

Iemand die meer vervuilt, iemand die meer gebruik maakt van de wegen, hoeft in uw optiek niet meer te betalen? Terwijl mensen wel meer moeten betalen voor hun auto, ook al staat deze stil?

De heer Van Aartsen (VVD):

Nou, de meeste mensen gebruiken hun auto vrij intensief.

De heer Verhagen (CDA):

Sommige mensen gaan er wel bewust mee om.

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij vonden het heel verstandig dat het kabinet over die beroemde tweede fase heeft gezegd: nu even niet.

De heer Verhagen (CDA):

Sluit u hem uit voor de toekomst?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ja, eigenlijk wel. Dat heb ik al eerder gedaan, in mijn antwoord aan mevrouw Halsema.

De heer Verhagen (CDA):

Goed. Wij niet, dus dan verschillen wij inderdaad op dat punt van mening.

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij verschillen waarschijnlijk niet van mening op het punt... Nee, dat mag niet, want de heer Rouvoet is er.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil het niet hebben over de weinig benijdenswaardige positie van de heer Hofstra, maar over de geloofwaardigheid van de VVD-fractie. Het is immers nogal een dossier, met nogal een geschiedenis. Halverwege de jaren negentig begon mijn partijgenoot Dick Stellingwerf over een kilometerheffing. De VVD-fractie wilde er niet aan. Na veel duwen en trekken is zij meegegaan. Afgelopen begrotingsjaar komt er een motie – mevrouw Halsema wees er al op – waarin het kabinet werd gevraagd om er nog in deze regeringsperiode een begin mee te maken. Nota bene is toen door de minister gezegd: wacht u nu eventjes op het rapport-Nouwen. Nee, zei de heer Hofstra, want wij willen per se dat het gebeurt. En nu komt u ons zeggen: wij hebben er nog eens over nagedacht, een fractievergadering gehad, en nu moeten jullie het doen met de boodschap die ik u kom brengen. Ik wil van u weten wat dit te betekenen heeft voor de geloofwaardigheid van de VVD-fractie in dit soort grote vraagstukken. Het is niet niets wat u afschiet.

De heer Van Aartsen (VVD):

Nee, dat weet ik. Ik ben daar ook heel open over. De heer Rouvoet gebruikt hele grote woorden, maar ik hoop dat hij ook onze afwegingen wil respecteren. Ik constateer dat wij daar niet alleen in zijn. Van een aantal aspecten van de commissie-Nouwen heeft een aantal mensen gezegd: dat kan ook wel anders. Denk u maar aan de hele eerste fase, die door het kabinet gans anders wordt ingevuld dan wat de commissie-Nouwen op dat punt heeft beschreven. Wij hebben daar inderdaad nog eens over nagedacht. Wij hebben het rapport gelezen, er met de commissie over gesproken, er gesprekken met anderen over gevoerd. Daarbij zijn wij – dat mag toch? – tot deze afweging gekomen. U mag doen wat u wilt, maar ik geef u dit antwoord. Ik geef in alle openheid de discussie weer die bij ons heeft plaatsgevonden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer Van Aartsen zei dat ik grote woorden gebruik. Het grootste woord dat ik gebruikt heb, is geloofwaardigheid en daar gaat de heer Van Aartsen zelf over. Dat geef ik hem. Hij vraagt ons, de VVD-fractie te respecteren in haar afwegingen. Maar ik wil ook wel graag weten of wij er in dit soort vraagstukken nog op aan kunnen dat VVD-woordvoerders de VVD-lijn vertolken. Als iemand namens de fractie van de VVD op een gegeven moment over een vraagstuk met een lange voorgeschiedenis een motie indient en daarin het kabinet aanspoort om – tegen de wil van de zittende minister – iets te doen, mogen wij er dan nog van uitgaan dat dit de VVD-lijn is? Dan moeten de fractievoorzitters natuurlijk niet een halfjaar later zeggen dat zij nog eens hebben nagedacht en hebben besloten om het toch maar niet te doen. U maakt daarmee de positie van de Kamer en de wetgever in haar geheel niet sterk. Dat zijn grote woorden, maar u bent degene die op dit moment de stekker eruit trekt. De heer Dittrich gebruikt het woord blokkeren. U bent degene die blokkeert.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het spijt mij wel, mijnheer Rouvoet, maar ik vind dat u heel grote woorden gebruikt. In wezen hebben wij vorig jaar aan het kabinet gevraagd om met ideeën te komen. Daarop heeft het kabinet de commissie-Nouwen ingesteld. Wij hebben kennis genomen van het advies van die commissie. Dat kwam vlak voor de zomer, als ik mij niet vergis. Het kabinet heeft erover beraadslaagd en heeft zich een mening gevormd die op een aantal fronten sterk afwijkt van die van de commissie-Nouwen, net als de onze. Het is natuurlijk niet voor niets dat het kabinet afwijkt van de zogeheten tweede fase van de commissie-Nouwen. Bij nader inzien bedachten ook wij dat dit niet de goede oplossing voor de toekomst van het land was.

Ik heb al gezegd dat de overheid in dit land te zorgen heeft voor recht en voor veiligheid, maar ook voor een goede infrastructuur. In dat opzicht verschillen wij van de landen om ons heen. De vervuiling en auto's kunnen op allerlei manieren worden aangepakt. Dat doet het kabinet dit jaar bijvoorbeeld via de roetfilters. De minister van Economische Zaken heeft veel middelen ter beschikking gesteld voor de verbetering van de luchtkwaliteit. Wij maken deze afweging en verzoeken het kabinet vriendelijk doch dringend om te investeren in het openbaar vervoer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Van Aartsen zou mij een plezier doen als hij zei dat de overheid en de politiek niet alleen voor recht en wegen moesten zorgen, maar ook voor betrouwbaarheid.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Eerlijk gezegd, is er bij de SGP-fractie ook wel wat verbazing over de ommezwaai van de VVD-fractie, maar goed, dat is een afweging geweest en die heeft de heer Van Aartsen zojuist verantwoord. Toch wil ik het hebben over zijn visie hierop. De naoorlogse periode in ogenschouw nemend, evenals de ontwikkelingen van zowel de infrastructuur als de mobiliteit, constateer je dat het als het ware communicerende vaten zijn: meer asfalt is meer mobiliteit en meer wegen betekent meer auto's en meer kilometers. Nu is uw boodschap aan het kabinet dat er metroverbindingen in de vier grote steden moeten komen en dat er meer wegen moeten worden aangelegd. Dat signaal geeft u. Hoe gaat het dan met de mobiliteit? Is dit niet een herhaling van zetten?

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij draaien in Nederland eindeloos om de hete brij heen. Laten wij nu gewoon accepteren dat die mobiliteit blijft.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

En stilstaat!

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik wil niemand de auto afpakken, maar wel een selectiever gebruik bevorderen. Als ik een auto heb en gebruik om stil te staan of langzaam te rijden, schieten wij er ook niet echt iets mee op, toch?

De heer Van Aartsen (VVD):

Vandaar dat het terecht is dat dit kabinet al die knelpunten in de Nederlandse infrastructuur aan het wegnemen is. De minister van Verkeer en Waterstaat is daar met veel enthousiasme mee aan de slag gegaan. Wij vinden dat er meer in moet worden geïnvesteerd. Er moet ook worden geïnvesteerd in de beroemde zes knelpunten die volgens het rapport van de commissie-Nouwen pas vanaf 2011 aan de orde komen. Dan is de vraag of wij eventueel iets als een heffing gaan invoeren, dus gewoon tol gaan heffen, want zo heet dat. Daar neemt het kabinet geen besluit over. Ons hele verhaal is dat het kabinet de extra middelen die eventueel in de loop van volgend jaar – dit jaar is dit niet gebeurd – binnen het Fonds Economische Structuurversterking ter beschikking komen, aan de weginfrastructuur in dit land moet besteden. Dat is een keuze. Daar kunt u het niet mee eens zijn, maar wij hebben die gemaakt.

De heer Bos (PvdA):

De flip-flop van de heer Van Aartsen is indrukwekkend, maar vooral ook verbijsterend, niet in de laatste plaats omdat hij terecht zegt dat ons er allemaal iets aan gelegen zou moeten zijn om mobiliteit in stand te houden in dit land. Volgens mij betekent mobiliteit vooral dat auto's kunnen bewegen en dat je ervoor zorgt dat ze kunnen blijven bewegen. Dit is de tweede keer in vier jaar dat de VVD-fractie de grootste remmende kracht blijkt te zijn bij het bevorderen van de mobiliteit: een aantal jaren geleden stemde zij tegen de verkeersplannen van – toen nog – minister Netelenbos, waardoor er een enorme vertraging ontstond, nu wijst zij de kilometerheffing af terwijl die eindelijk een keer breed gedragen wordt. Maar mijn verbijstering geldt ook voor nog iets anders, want eigenlijk kiest de VVD-fractie vandaag voor iets wat voor alle belastingbetalers in dit land gewoon duurder uitpakt. Als wij kiezen voor een kilometerheffing, kiezen wij voor een systeem waarmee het autogebruik gematigd wordt, waardoor er minder extra infrastructuur nodig zal zijn, wat ons minder zal kosten. Maar de heer Van Aartsen zegt nu tegen de belastingbetaler: je blijft gewoon motorrijtuigenbelasting, bpm en accijnzen betalen, ongeacht hoeveel je rijdt, en daar bovenop ga je ook nog belasting betalen voor alle extra infrastructuur die wij gaan aanleggen. Tel uit je winst!

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik hoop dat u de mooie staatjes in het rapport van de commissie-Nouwen hebt gezien. Daaruit blijkt dat de techniek voor de kilometerheffing nog verre van rond is. Terecht heeft de minister van Financiën hiervoor de term "science fiction" gebruikt. Bovendien kost het 3 à 4 mld. om het systeem in te voeren. Ik heb het in uw tegenbegroting, uw Beterbegroting niet gezien, maar daar moet u dan ook geld voor zien te vinden. Dat vertelt u er niet bij.

De heer Bos (PvdA):

Ik zou willen dat u net zo visionair, net zo weinig bezorgd was over de kosten en over de organisatorische problemen bij de kilometerheffing en de filebestrijding als bij het prachtige idee van scholen die van half acht tot half zeven open moeten blijven.

De heer Van Aartsen (VVD):

Volgens mij was dit geen vraag, dus ik rond mijn betoog af.

De VVD-fractie is blij dat minister Zalm heeft besloten, de accijns van autobrandstof dit jaar niet te indexeren, maar dit is naar ons oordeel niet genoeg. Wij stellen voor, de belastingvrije kilometervergoeding te verhogen van 18 naar 19 cent. Deze vergoeding voor de variabele kosten is in 2004 vastgesteld en niet meer verhoogd, terwijl daar nu alle reden voor is. Wij willen hierbij een signaal geven door een verhoging van 5,5% voor te stellen. Een cent per kilometer betekent voor iemand met een auto die 1:15 rijdt, 15 cent per liter. Deze verhoging is trouwens niet alleen van belang voor de automobilist – dat is nu eenmaal de systematiek van de kilometervergoeding – maar voor iedereen die dagelijks naar zijn of haar werk gaat, want deze systematiek wordt ook gehanteerd voor woon-werkverkeer, reizen per openbaar vervoer en gebruik van de fiets. Wij vinden bovendien dat de indexatie van de brandstofaccijns voor onbepaalde tijd achterwege zou moeten blijven, niet alleen voor 2006. Mocht het kabinet overwegen om deze indexering toch weer uit de kast te halen, dan dient dit hand in hand te gaan met een verhoging van de belastingvrije vergoeding. Graag een reactie hierop.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Na uw hele betoog over automobiliteit en de manier om die goedkoper te maken, moest ik even denken aan een van de prachtige volzinnen die u in het begin van uw betoog gebruikte om een perspectief te schetsen, namelijk dat ook de VVD wil dat in 2015 alle kinderen fluitend buiten kunnen spelen. Wij kunnen het er toch allemaal over eens zijn dat de automobiliteit een van de grootste bedreigingen voor de veiligheid van kinderen is? Daar doet u dan toch niets aan?

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat is echt onzin, kijk maar naar wat daar in gemeenten, in buurten en wijken aan gedaan wordt met drempels et cetera. Dit heeft er helemaal niets mee te maken. Ik begrijp de demagogie wel die erachter zit, maar het slaat echt helemaal nergens op.

Ten slotte nog een paar opmerkingen over Europa. Op 1 juni jongstleden ging het bij het referendum om de vraag of Nederland het Verdrag van Rome zou moeten ondertekenen. De Nederlandse samenleving heeft daarop een heel duidelijk antwoord gegeven: nee, liever niet. Dat is heldere taal geweest. Wij zien daarom heel weinig in een brede maatschappelijke discussie over Europa. Die brede maatschappelijke discussie hebben wij immers net gehad. Op 1 juni stond er bovendien iets op het spel. Dat hebben de kiezers ongelooflijk goed begrepen. Nu staat er helemaal niets op het spel. Dus waar moet dit toe leiden? Niemand zit te wachten op nieuwe folders, nieuw chatsessies of een podcast van de heer Bos over Europa. Het is namelijk duidelijk wat de mensen willen: een Europa waarop zij greep kunnen hebben! Een vormeloze brede maatschappelijke discussie zal verzanden in weer een uitlegoperatie. Als het bovendien een project is van Kamer én kabinet, zal daarover constitutioneel ook nog wel iets op te merken zijn. Bij de BMD over kernenergie en biotechnologie ontstond een beetje het idee dat het Haagse establishment de mensen ging uitleggen hoe het zat. De mensen in het land verdienen beter. De uitslag van het referendum was helder en die moeten wij serieus nemen, niet via een mistige discussie maar via meer greep op Brussel door regering en parlement. Wij moeten hier gewoon ons werk doen.

Tijdens het debat op 2 juni heeft mijn fractie de regering verzocht om een advies te vragen aan de Raad van State over de inwerking van onze constitutionele orde op de Europese Unie en omgekeerd. Is dat advies al ontvangen? Wij hebben gevraagd om dat zo spoedig mogelijk aan onze Kamer te doen toekomen. Indien dat advies er al is, wanneer kan de Kamer dat dan tegemoet zien?

De heer Wilders (Groep Wilders):

Nog belangrijker dan vergezichten over 2015, zijn dingen die wij vandaag de dag met elkaar kunnen doen. De heer Van Aartsen sprak terecht over de burger die meer greep wil hebben op Europa. Eerder in zijn termijn sprak hij over de wenselijkheid van referenda. Ik heb fantastisch nieuws voor hem. Ik zal in mijn termijn een initiatiefwetsvoorstel indienen om te komen tot een raadplegend referendum over de wenselijkheid van een Turkse toetreding. Zoals u weet, gaat dat proces 3 oktober toch beginnen. Voegt de heer Van Aartsen nu de daad bij het woord en steunt hij dat wetsvoorstel zodat de burger greep krijgt op Europa en op de uitbreiding?

De heer Van Aartsen (VVD):

Vindt u het heel erg als ik zou zeggen dat ik eerst uw betoog wil horen? Ik vind het namelijk belangrijk om daarnaar te luisteren. Ik ben zeer zeker bereid om morgen daarop uitvoerig in te gaan.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Dank u zeer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Van Aartsen heeft natuurlijk een punt als hij erop wijst dat de VVD-fractie indertijd tegen de motie heeft gestemd die over de brede maatschappelijke discussie ging. Ik geef hem dat na. Het is in de parlementaire geschiedenis echter wel vaker voorgekomen dat met name de VVD bijvoorbeeld tegen een parlementaire enquêtecommissie was en dan na aanvaarding van de motie en instelling van zo'n commissie royaal meedeed. Zo hoort dat in een democratie. Nu krijg ik persberichten onder ogen waarin staat dat de heer Van Aartsen zegt dat de VVD niet mee gaat doen aan zo'n brede maatschappelijke discussie. Dat zou ik heel slecht vinden. Ik zou de heer Van Aartsen daarover willen horen. Een van de argumenten die de woordvoerder van de VVD, de heer Van Baalen, op 2 juni noemde, was dat het niet zo moet zijn dat over de toekomst van Europa en over een nieuwe versie van die grondwet in een nieuwe conventie of in Brussel wordt besloten. Wij krijgen nu signalen, zowel uit Europa als van de kant van het kabinet, dat wij misschien toch op een of andere manier die grondwet weer voorgelegd krijgen. Moeten wij dat niet juist voorkomen door de bevolking hier wel bij te betrekken?

De heer Van Aartsen (VVD):

De heer Rouvoet heeft een terecht punt. Het is inderdaad moeilijk, ook wij hebben het daarmee niet eenvoudig gehad. Ik ook niet omdat een meerderheid van de Kamer die motie heeft gesteund. Wij zijn ervan overtuigd dat het gewoon niet goed is om nu een brede maatschappelijke discussie te beginnen. Bovendien is het voor ons echt niet duidelijk hoe het er allemaal gaat uitzien. Ik weet dat mevrouw Hamer daarover interessante ideeën heeft, want ik ben uiteraard aanwezig geweest bij het gesprek dat wij onder leiding van onze voorzitter hebben gehad. Het signaal van de Nederlandse samenleving, die op 1 juni heeft aangegeven het nieuwe verdrag niet te willen, was zo helder, met zo'n hoge opkomst en zo'n duidelijke uitslag, dat wij dat absoluut serieus moeten nemen. Dus beginnen wij niet aan een discussie over een nieuw verdrag. In de memorie van toelichting bij de begroting van Buitenlandse Zaken staan een aantal passages die ik niet geheel kan doorgronden, waarbij ik mij aansluit bij een artikel in één van de ochtendbladen vandaag. Wij voelen er niets voor, gelet op de uitspraak van de Nederlandse kiezer. Wij zijn ervan overtuigd dat wij geen brede discussie moeten entameren, want dat werkt zo niet. De Nederlandse samenleving wil dat Europa werkt. Laten wij dat toch gewoon serieus nemen!

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik begrijp uw redenering. Wij steken ook onze nek uit, wij waren tegen die grondwet, evenals de Nederlandse bevolking. Als wij dit niet doen, loopt u dan niet het risico dat wij straks linksom of rechtsom de oude grondwet, hier en daar wat aangepast, krijgen voorgelegd? Geeft u het signaal aan het kabinet af om dat niet te doen?

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat signaal hebben wij al aangegeven: wij willen dat niet. Begin dan ook niet zo'n heel ingewikkelde discussie, waarvan niet geheel duidelijk is wat er op het spel staat. Dit is een zaak van ons, van deze Kamer en het kabinet! Dat is nu precies de achtergrond van het verzoek aan het kabinet om een advies te vragen aan de Raad van State over de verhoudingen tussen de constitutionele orde EU en de Nederlandse Grondwet. Wij denken namelijk dat Brussel in Den Haag begint. Wij als Tweede Kamer kunnen veel meer doen door gewoon op te letten dat er in Brussel geen richtlijnen en wetgeving tot stand komen die wij niet willen. Dat is óns werk! Wij vermoeien een samenleving met iets waar wij over moeten gaan. Terecht hebben wij aan de Nederlandse samenleving gevraagd of zij dat verdrag wil. Wij nemen de mening van de Nederlandse samenleving volstrekt serieus: zij wil dit niet.

De heer Bos (PvdA):

Het is wat vervelend en droog dat ik dit moet doen, maar ik wil een feitelijke opmerking maken over iets wat u zei. U sprak net over de interessante ideeën van mevrouw Hamer. Het gaat hier om de interessante ideeën van een werkgroep van het Presidium, waarin ook de VVD is vertegenwoordigd door middel van – het spijt mij dat ik het weer moet zeggen – de heer Hofstra.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dit is iets van onze eigen huishouding, maar als wij het besluit nemen om niet mee te doen aan deze discussie – daar zijn wij dichtbij – zal de heer Hofstra zich uiteraard uit die werkgroep terugtrekken. Dat vinden wij netjes.

De Nederlandse sporters moeten op de Olympische Spelen in 2008 in Beijing kunnen excelleren. Het zou goed zijn als wij dan ook zouden kunnen investeren in extra trainingsfaciliteiten voor die Nederlandse Olympische ploeg. Zou het kabinet daarvoor extra middelen ter beschikking kunnen stellen?

Excelleren kan dit land ook in cultuur. Voor datzelfde Beijing 2008 ontwerpt de Nederlandse architect Rem Koolhaas de nieuwe televisietoren. Als succesvol cultureel ondernemer heeft hij ons daarvoor overigens niet nodig, dat doet hij allemaal zelf. Maar oude cultuur moet soms wel worden gesteund. Zou het kabinet kunnen overwegen, het project Hermitage aan de Amstel, waarmee kunst uit de Hermitage uit Sint Petersburg toegankelijk wordt in de Amstelhof, met een aantal andere partners te ondersteunen?

Ik ben begonnen met New York en ik merk nu dat ik eindig bij Sint Petersburg. Dat zijn twee wereldsteden uit de zeventiende eeuw, allebei gebouwd door Nederlandse kolonisten, Nederlandse timmerlieden, Nederlandse ondernemingskracht en Nederlandse ondernemingszin. Die energie en die ondernemingszin en die open blik op de wereld, zijn en blijven voor ons een model.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil, enigszins ongebruikelijk, allereerst de heer Van Aartsen complimenteren met zijn bijdrage. Hij begon in New York en eindigde in Sint Peterburg. Ik heb twee uur naar hem geluisterd en ik vind het knap dat hij Nederland heeft weten over te slaan. Het is een afleidingsmanoeuvre waar het CDA nog veel van zou kunnen leren. Hij is erin geslaagd bij de begrotingsbehandeling niet de rijksbegroting te beoordelen, de inkomensverhouding, het economisch herstel enzovoort. Het is niet aan de orde geweest.

Nu begin ik aan mijn eigen termijn. Land van duizend meningen, land van nuchterheid, land wars van betutteling, land vol van verdraagzaamheid. Het land dat zorgt voor iedereen. Kent u het nog? Dit liedje ging over Nederland en was niet ironisch bedoeld. Het liedje heet "15 miljoen mensen". Die moeten niet een keurslijf in, die laat je in hun waarde. Dat liedje was ooit ongekend populair. Het stond voor velen symbool voor een identiteit waarop wij ontspannen trots waren. Alleen een handjevol conservatieven, dat nu de zaal verlaten heeft, vond het wat frivool en weinig law and order. Nog geen decennium later hebben zij hun zin gekregen, want dit Nederland raakten wij kwijt. Het lied klinkt voor mij inmiddels als een wonder van vrijzinnigheid. Nuchterheid, verdraagzaamheid, ze zijn vaak ver te zoeken. Er wordt betutteld en de keurslijven liggen klaar. Voor wie wordt er nog goed gezorgd? Wie laten wij in hun waarde?

GroenLinks heeft met heel veel Nederlanders pijn van de verslechtering in Nederland. Premier Balkenende, u wilt het vandaag niet over de cijfertjes hebben, maar over onze nationale trots. Eerlijk gezegd, begrijp ik dat best, gezien de beroerde cijfers. Als ik u was, zou ik dit schoolrapportje ook diep onder mijn bed verstoppen. Maar helpen doet het u niet, want met onze nationale trots gaat het even slecht. Wat heeft u het land gegeven om trots op te zijn? U wilde weder opbouwen na Paars, maar na drie jaar gaat het slechter. U wilde mensen laten meedoen, meer werk bieden, minder regels, maar u zorgde voor uitsluiting, werkloosheid, slechte nieuwe regels en onbegrijpelijke bureaucratie. Ik zal een voorbeeld noemen. Wij worden een zorgtoeslag rijker, waarvan alleen de uitvoering al 60 mln. kost en 450 nieuwe ambtenaren. Het is de tunnelvisie van uw hervormingsagenda, waaraan elke elan ontbreekt. Het kabinet oogt rafelig en uitgeblust. Kijkt u nu eens. Minister Donner, minister zonder vertrouwen. Staatssecretaris Van Geel, staatssecretaris zonder macht. Minister Pechtold, minister zonder agenda. Minister De Geus, minister zonder ambitie, uitgeregeerd. Staatssecretaris Van der Laan, onder curatele en pootje gelicht door haar eigen partij. Daar kunt u toch niet trots op zijn?

En dan u zelf. U spreekt graag van normen en waarden, maar u heeft zich vooral ontpopt als een waardenfluisteraar. Soms spits ik mijn oor en dan vang ik iets op over duurzame, sociale en tolerante waarden, maar in de praktijk schreeuwen de daden iets geheel anders. Wiens premier bent u? U bent naar mijn idee niet de premier uit het lied over die 15 miljoen Nederlanders, laat staan die van de huidige 16 miljoen Nederlandse burgers. Bent u dan de premier van uw eigen achterban, of van een deel daarvan? Bent u trots op een land dat zich terugtrekt achter de dijken, waar cijfers belangrijker zijn dan mensen, waar burgerlijke normen en waarden voor iedereen gelden, waar law and order heersen en waar de wegen goed zijn geasfalteerd? Ik ben trots op een ander Nederland. Ik doel dan op een land met een open blik naar de wereld, waar gelukkige mensen wonen, met goede sociale voorzieningen en met een gezond milieu. Ik ben gelukkig met een land waar mensen trots zijn op hun onderlinge verschillen. Mijn trots wordt niet belichaamd door de vlag, het volkslied of door laffe blokjes kaas. Dat is de culturele armoede van de oranje klomp of van de roeptoeter op het hoofd. Nederland is meer, namelijk het land van Annie M.G. Schmidt, Martinus Nijhof, de Zuiderzeeballade, rap, Frans Bruggen, Karel Appel en 't Barre Land.

In de politiek telt het beleid. De vraag is of het beleid de bevolking het goede leven geeft. Daarnaast is de vraag van belang wat de politici onder het goede leven verstaan. Welke cultuur verdedigen zij? Waarop zijn zij trots? Waarop is de premier eigenlijk trots? Ik was altijd trots op dit land vanwege de wijde horizon: de internationale oriëntatie. Wij hebben ons vaak opengesteld voor andere culturen en voor vluchtelingen. Nu wordt het internationalisme verdrongen door pro-functionalisme. Ons buitenlands beleid wordt in Amerika gemaakt: wij volgen klakkeloos in Afghanistan, in Irak, in Iran en in het Midden-Oosten. De wereldwijde spanningen lopen op. Er is geen sprake van willekeur. Het Midden-Oosten is het knooppunt van een internationaal conflict. Het is niet denkbaar dat daar een oplossing zal worden gevonden voordat Israël een einde maakt aan zijn bezetting. Israël zal de Palestijnse politiek een kans moeten geven, zonder Israëlische inmenging. Sharons dreiging met de verkiezingsboycot van Hamas is onaanvaardbaar. Oud-premier Van Agt heeft een schreeuw om recht voor de Palestijnen laten horen. Hij was vorige week een inspirerende gast tijdens ons festival met de titel: "De Linkse Lente". Ik kan hem overigens ook bij de fractie van het CDA van harte als gast aanbevelen. Misschien kunnen die fractieleden dan ook bewijzen dat zij niet, zoals de heer Van Agt zegt, als fossielen zijn opgesloten in het gesteente van hun vooroordelen. Van Agt vraagt de politiek om jonge Palestijnen één reden te geven om te leven. Dat betekent dat wij politieke druk op Israël moeten uitoefenen. Wanneer schorten wij de handelsverdragen met dat land op vanwege de schending van de mensenrechten? Ik vraag de premier opnieuw om zich daarvoor in Europa hard in te zetten. Een wijde horizon houdt ook armoedebestrijding in om conflicten te voorkomen. Dat armoede in deze rijke wereld voorkomt, is beschamend. Bijna elke seconde sterft er iemand als gevolg van die armoede. Hoe kan het dat wij daarover zo gelaten zijn? Waarschijnlijk zal de reactie zijn dat Nederland zijn plicht doet. Naar mijn idee is het echter niet meer dan dat. Waarom zouden wij niet eens onbeschaamd het beste jongetje van de klas kunnen zijn? Tijdens de VN-top heeft de premier opgemerkt dat wij de politieke wil moeten hebben om onschuldige kinderen te redden. Wij dienen de aids te bestrijden. Dat ben ik met de premier eens, maar ik vraag mij af wat hij zelf op dat terrein gaat doen. Onmiskenbaar is er vooruitgang geboekt, bijvoorbeeld in Azië en in Latijns Amerika. Dat geeft hoop en inspiratie. Hetzelfde geldt voor de Live 8-concerten. Zelfs de G8 was daarvoor gevoelig. De volgende ochtend werden 280 miljoen Afrikanen voor het eerst in hun leven wakker zonder dat zij geld aan het rijke westen verschuldigd waren. Het kan dus wel. Helaas was de VN-top van vorige week geen top om trots op te zijn. Wij kunnen niet wachten tot de internationale organen beter gaan werken. Wij moeten coalities sluiten met koplopers en bondgenoten. Ik vraag de regering om Chirac te steunen als hij via een vliegbelasting de armoede wil verminderen. Follow Tony: schaf de exportsubsidies af en hervorm de landbouwsubsidies. Sloop meteen de tariefmuren en verhoog de Nederlandse hulp.

Ik heb een concreet voorstel dat aansluit bij Sjakie en de Chocoladefabriek. Ik ben ervan overtuigd dat de premier die film al gezien heeft. Het tv-programma Keuringsdienst van Waarde toonde onlangs nog aan dat bijna alle chocola door kinderslaven wordt gemaakt. Het gaat om zo'n vierhonderdtachtigduizend kinderen. De producerende landen krijgen te weinig voor de chocola die wij hier consumeren. Ik stel voor om drie dingen te doen. In de eerste plaats moet een importverbod worden ingevoerd voor chocola die met slavenarbeid is gemaakt. In de tweede plaats moet het verplichte percentage cacao in chocola verhoogd worden. Daar hebben de producenten baat bij. In de derde plaats moeten wij vervolgens heel veel chocola eten. Want, lief kabinet, dat geeft troost als alles tegenzit.

"Ach Europa", zei Enzensberger jaren geleden. Toch kunnen wij niet zonder voor onze internationale ambities. Wij wilden Europa verbeteren met de grondwet, maar de kiezer was niet overtuigd. Sindsdien ligt het stil en is het stil. Wat nu, premier? Stilte is het slechtst denkbare antwoord op de nee-stem van de kiezer. Men stemde geen "nee" om alles te laten zoals het is. Het was, laten wij wel wezen, vooral een linkse tegenstem. Het was geen "nee" tegen democratische vernieuwing, tegen de aanpak van grensoverschrijdende problemen of tegen de solidariteit met de armere lidstaten. Het was wel een "nee" tegen Europese liberaliseringsdwang en tegen het dogma van de marktwerking die ook onze volkshuisvesting tiranniseert. Als wij het aan Kroes overlaten, wordt Europa geen superstaat, maar een supermarkt.

De regering geeft nu dezelfde draai aan de tegenstem, want zij wil vooral de Bolkesteinrichtlijn doorzetten. Dat zal het nee-kamp toch niet zo bedoeld hebben, lijkt mij. Wij kunnen de tegenstem recht doen door te democratiseren en grensoverschrijdende problemen aan te pakken. Nederland moet zich daarvoor inzetten. Ik ben benieuwd naar de visie van het kabinet hierop.

De premier wil over nationale trots spreken. Graag! Hij kan echter niet trots zijn op het mondiale broeikasprobleem. Internationale ellende ontstaat niet alleen door handelsbarrières, armoede of foute regimes. De klimaatverandering maakt steeds meer slachtoffers, vooral in arme landen. Ook in het rijke Westen zijn de eerste slachtoffers armen. Dat toonde de ramp in New Orleans aan. Uiteindelijk bedreigt de klimaatverandering iedereen in zijn bestaan. Wij zagen deze zomer het brandende Zuid-Europa en het overstroomde Midden-Europa. "Utrecht aan zee" klinkt misschien aantrekkelijk voor degenen die in Utrecht wonen, maar niet voor de inwoners van Zuid-Holland.

Ik ben trots op Nederland als het internationaal vooroploopt, niet in het veroorzaken van de klimaatverandering, maar in het oplossen van deze problematiek. Ik ben trots als wij nationaal het goede voorbeeld geven en groen leiderschap tonen. Twee weken geleden hadden wij een teleurstellend debat over duurzaamheid. Volgens de premier doet Nederland al genoeg en de rest zou bij prinsjesdag bekend gemaakt worden. Dat was nieuws dat ik wel eens had willen laten lekken. Wat is de stand van zaken? Borssele blijft open, de kilometerheffing is van de baan – of het CDA moet alsnog bereid zijn om met de PvdA en GroenLinks de motie-Hofstra opnieuw in te dienen; ik sluit dat overigens niet uit – 23 mld. naar nieuw asfalt en geen cent naar het OV. De premier maakt het land niet klaar voor de toekomst, zoals hij beweert. Mensen hebben recht op gezonde lucht. Zij moeten zorgeloos kunnen wonen, zonder voortdurend vieze lucht in te ademen. Mensen moeten ongestoord kunnen wandelen, fietsen en skaten en niet overal stuiten op auto's en bebouwing. Kinderen moeten buiten kunnen spelen. Wie is er trots op een land van wegen, bedrijventerreinen en parkeerplaatsen? Dat is niet het uitzicht dat schilders, schrijvers en mensen inspireert en rust geeft. De premier kan niet trots zijn op de aanblik van Nederland. Hij kan niet trots zijn op de lucht die hij inademt.

In onze tegenbegroting laten wij zien dat het anders kan. GroenLinks investeert 75 mln. voor de ecologische hoofdstructuur en 75 mln. voor groen in en om de stad. Wij willen veel meer geld voor het openbaar vervoer en veel minder voor wegen. Dat is de consequentie, zo zeg ik tegen de heer Van Aartsen. Wij hebben dit jaar een Groene toegift gemaakt, een plan voor betere lucht. De uitkomsten zullen de premier verheugen. De Europese normen voor luchtkwaliteit komen bij ons in zicht. Alle knelpunten voor stikstofdioxide verdwijnen. Wij verminderen het aantal knelpunten voor stikstof met tientallen procenten. Met lokaal maatwerk en internationale afspraken pakt die score nog veel gunstiger uit. Als Nederland meer doet, kunnen wij ook meer van de omringende landen vragen. Nederland hoeft dan ook niet op slot voor de woningbouw. Die kans kunnen wij niet laten liggen. Ik verwacht een reactie van het kabinet op onze plannen.

Onze nationale trots gaat misschien wel in essentie over omgangsvormen, over tolerantie jegens anderen, over ons respect voor de individuele waardigheid van mensen. Dan kun je toch niet trots zijn op het toegenomen groepsdenken? Verschillen in religie, cultuur en seksuele geaardheid worden opgeblazen. Verschillen in sociaal-economische positie, keuze- en kansenvrijheid worden genegeerd.

Recent toonde GroenLinks aan dat werkgevers Marokkaanse stagiaires in de bouw discrimineren. Elco Brinkman reageerde beschamend. Hij zei: Marokkanen willen gewoon niet in de bouw werken. Dat is "blaming the victim". Het ligt aan jezelf als je wordt gediscrimineerd. Discriminatie bestaat niet, volgens minister Verdonk. Dat is het goedpraten van uitsluiting en vernedering.

Wat wij nodig hebben, is wederkerigheid en gelijkwaardigheid. Of zoals de socioloog Walzer zegt: "aardappel & vlees multiculturalisme". De kracht van de ene groep, van het ene individu, dwingt op vreedzame wijze het respect af van de andere groep, het andere individu. Dat vraagt om een versterking van de civiele samenleving. Daar leren mensen om te gaan met verschillende vormen van sociaal conflict. Achterstanden en stigma's sluiten mensen van de samenleving uit. Als dat hele groepen treft, staan of vallen zij samen. Dan kunnen juist de meest kansrijke groepsleden het hardste vallen en radicaliseren.

Jessica Stern, een internationaal gerespecteerd terrorisme-expert, laat overtuigend zien dat vernedering en uitsluiting een voedingsbodem zijn voor radicalisme en geweld. Daar helpen geen nieuwe terreurwetten tegen, juist niet. Wij offeren onze persoonlijke vrijheid op, terwijl het gevaar van stigmatisering groeit. Daar worden wij niet veiliger van. Het verbetert de samenwerking met de lokale autoriteiten ook niet. De kennis van mensen die dagelijks werken met jongeren in de marge wordt er ook niet door versterkt.

Om stigmatisering en radicalisering tegen te gaan, moeten wij eerlijke kansen geven. Wij moeten allochtonen maximaal ondersteunen in het leren van de taal, het vinden van werk en het vreedzaam beslechten van conflicten. Daarvoor hebben wij een actieve overheid nodig, geen minister die blind is voor discriminatie. Dit vraagt om geld, docenten en voldoende plekken voor het leren van onze taal en niet om een ideologisch prestigegevecht rond de inburgeringswet.

De wet lijkt er eindelijk te komen, maar er is nog grote onzekerheid en er is veel te weinig geld. Mensen die het niet kunnen missen, moeten straks duizenden euro's betalen. Er zijn nog grotere wachtlijsten. Waar is, zeggen wij nu terugkijkend, de exercitie van de commissie-Blok dan goed voor geweest? Waar blijft ook de verontwaardiging van de coalitiefracties over het volledig uitblijven van ambitie om integratie te versnellen? Ik wil daadkracht en ik wil een harde toezegging van de premier. Ik zou willen zien dat dit kabinet nu die 300 mln. voor oudkomers beschikbaar stelt. In onze tegenbegroting is dat bedrag gedekt.

Voorzitter. Wij hebben het over trots. Sinds 2002 neemt de maatschappelijke ongelijkheid weer toe, aldus het Sociaal en Cultureel Planbureau in de Sociale Staat van Nederland. Het SCP noemt 2002 een keerpunt in de ontwikkeling van de leefsituatie van huishoudens. Laat dat nu toevallig samenvallen met het aantreden van dit kabinet. Dat lijkt mij nu niet iets om trots op te zijn! Steeds meer mensen hebben moeite om rond te komen. De werkloosheid groeit, het aantal miljonairs stijgt, net als het aantal kinderen dat in armoede opgroeit. Het kabinet probeert van deze begroting een goednieuwsshow te maken. Her en der worden cadeautjes uitgedeeld, maar zijn de snoepjes nu werkelijk zo zoet? Bovendien, ik heb als kind geleerd dat ik geen snoepjes van vreemde mannen mag aannemen, en zeker niet als je de bijbedoelingen van die mannen niet kent! Mannen die tekenen voor de grootste denivelleringsoperatie sinds decennia! Het geld gaat vooral naar bovenmodale kostwinners, rijke ouderen en hogere inkomens. De klappen van de structurele hervormingen vallen ergens anders. Tweemaal modaal van € 2000, alleenstaanden met het minimumloon, krijgen niets, niks, nada, mijnheer Verhagen. Het kabinet begiet een tuin in de regen, maar vergeet de planten die binnen droogstaan water te geven. Waarom doet het dat? Eerlijk gezegd, zou een buitenlandse waarnemer wel eens kunnen denken dat het bewust stimuleert dat de hogere inkomens kinderen krijgen en de lagere inkomens daarvan afzien, of dat de gezinnen waar de vrouw thuisblijft kinderen krijgen en de gezinnen waar de vrouw werkt niet! Het kabinet brengt bloemen aan de voordeur maar neemt de tv mee via de achterdeur.

2006 wordt voor veel mensen een heel slecht jaar. GroenLinks vreest voor de lagere inkomens, de chronisch zieken, de gehandicapten en het is jammer dat het CDA dat niet doet. Het nieuwe zorgstelsel zorgt voor een ravage in de inkomens en in de uitvoering. Burgers worden geconfronteerd met onbegrijpelijke bureaucratie. 4 miljoen mensen snappen de folders niet! Garandeert u, premier, dat het aantal onverzekerden in 2006 niet toeneemt. Ik zou van u wel een cijfer willen horen. Wat is voor u een grens?

Uw hervormingsbeleid heeft geleid tot een tunnelvisie waarbij u blind bent voor de feiten en voor uw eigen fouten. Tal van doelen zijn niet gehaald, het beleid zorgde voor verslechtering. Het aantal werkende vrouwen, allochtonen, jongeren, laagopgeleiden is gedaald! Bijvoorbeeld de arbeidsparticipatie van ouderen is gestegen maar dat doet hij al sinds 1994. Daar hebt u dus helemaal niet aan te pas hoeven komen! Doelstellingen die wel zijn behaald, daar is het kabinet met andere woorden helemaal niet voor nodig geweest. Het economisch herstel, aldus het CPB in de Macro-economische Verkenningen, is niet aan het kabinetsbeleid te danken. Successen zijn er vooral ondanks het kabinet, falen is er vooral dankzij het kabinet. Premier, daar kunt u toch niet trots op zijn?

Onze tegenbegroting klopt het kabinet op alle punten: 50.000 nieuwe banen, een hogere en duurzame economische groei, gemiddeld gaan burgers er bij ons 4% in koopkracht op vooruit en de lagere inkomens meer! Bovendien, minister Zalm, is ons financieringstekort lager dan het uwe! Wij bieden vooral nieuw perspectief voor groepen die nu langs de kant staan: jongeren en allochtonen geven wij toekomst. Wij maken laaggeschoolde arbeid goedkoper en trekken 1,4 mld. extra uit voor onderwijs, 1,7 mld. extra voor zorg. Wij helpen vrouwen aan het werk met betere kinderopvang en een verplichte werkgeversbijdrage. Ik ben overigens benieuwd naar de reactie van het kabinet hierop. Minister De Geus heeft werknemers al opgeroepen om te gaan staken om bij werkgevers betere kinderopvang af te dwingen. Dat vind ik niet sterk; je kunt die ook gewoon verplichtstellen, dat lijkt mij veel beter en helderder.

De heer Verhagen (CDA):

Ziet u überhaupt een rol hierin voor de vakbeweging en voor het sociaal overleg?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Vanzelfsprekend, maar het is misschien niet opgevallen dat de vakbeweging...

De heer Verhagen (CDA):

U hoeft geen lang antwoord te geven, u mag het gewoon in één woord doen. Ik weet dan voldoende voor mijn vervolgvraag. U ziet daar dus een rol voor. Ik ben zo blij dat u helder geantwoord heeft!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Meneer Verhagen, is dat ook de reden waarom u zelf zulke lange betogen houdt als antwoord op anderen, omdat u geen ja of nee kunt zeggen?

De heer Verhagen (CDA):

Mijn vervolgvraag: in het overleg over arbeidsvoorwaarden kan toch gewoon worden gevraagd om een werkgeversbijdrage aan kinderopvang?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, en dat is dan ook de manier waarop het nu geregeld zou moeten worden, maar je ziet dat de verplichte werkgeversbijdrage sinds de nieuwe Wet kinderopvang achteruitholt. Daar gaat het dus heel slecht mee. Om die reden is ook de vakbeweging groot voorstander van een verplichte werkgeversbijdrage.

De heer Verhagen (CDA):

Ja, dat is immers makkelijk voor de vakbeweging, dan hoeft zij die vraag niet te stellen!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb al horen zeggen dat ook de werkgevers er zo langzamerhand voorstander van zijn.

De heer Verhagen (CDA):

Als de vakbeweging vindt dat werkgevers zelf een bijdrage moeten leveren – wat ik ook vind – dan moet zij dat aan de werkgevers vragen, niet aan Den Haag. Ook dát is verantwoordelijkheid: bij een eigen verantwoordelijkheid voor onderhandelingen over collectieve arbeidsvoorwaarden hoort dat je de werkgevers daarop aanspreekt. De vakbeweging vindt het blijkbaar niet belangrijk om de werkgevers hierop aan te spreken. Nou, dan moet ze niet naar ons kijken, maar naar zichzelf.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik denk dat u hierover maar in debat moet gaan met Agnes Jongerius, die neemt namelijk een andere positie in dan ik. Maar hier ligt inderdaad een groot verschil van mening tussen GroenLinks en het CDA. U repareert alleen de inkomens van gezinnen waarin alleen de man werkt, eenkostwinnergezinnen, en niet van gezinnen waarin zowel man als vrouw werken. Daarmee hecht u overduidelijk veel minder waarde dan wij aan de arbeidsparticipatie van vrouwen. In de arbeidsparticipatie van vrouwen ligt een grote emancipatieopdracht voor de Nederlandse overheid. Om die te bevorderen, is het onvermijdelijk om de kinderopvang beter te regelen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik weet niet waar u bent geweest, maar als iemand een pleidooi heeft gehouden voor kinderopvang en de verantwoordelijkheid daarvoor van de werkgevers, dan was ik dat wel. Als een vakbeweging in de onderhandelingen niet de werkgevers aanspreekt, bijvoorbeeld om meer loonruimte of iets anders te kunnen eisen, dan moet zij niet naar ons kijken, maar naar zichzelf. Zij heeft de mogelijkheid om werkgevers aan te spreken. Dat moet ze dan ook doen. Het is een kwestie van vertrouwen. U vertrouwt de vakbeweging kennelijk niet en ook de werkgevers niet. Ik heb dat vertrouwen wel, maar zij moeten hun verantwoordelijkheid wel zelf invullen. Als dat uw nieuwe lente is ...

Op mijn eerste vraag antwoordde u zonet bevestigend: wilt u een rol voor de vakbeweging bij het arbeidsvoorwaardenoverleg of wilt u alles vanuit Den Haag regelen?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben heel blij dat u de sociale partners inmiddels weer belangrijk vindt; de afgelopen jaren was dat immers wel anders, toen werden ze door Den Haag permanent gepasseerd. Ik vind het heel goed dat u hen hierin weer een plaats toedicht. Voor mij zijn ze van groot belang, ik geef ze een grote zelfstandige positie in de onderhandelingen, maar tegelijk wil ik op basis van de ervaringen van de afgelopen tijd dat de werkgeversbijdrage wettelijk wordt geregeld. Sinds de invoering van de nieuwe wet zie je de werkgeversbijdrage immers dalen van 60% naar 30%. Dat is heel slecht. U dient daarvoor ook verantwoordelijkheid te nemen.

De heer Verhagen (CDA):

Dat komt misschien doordat de overheid compenseerde voor de lagere inkomens als de vakbeweging haar verantwoordelijkheid niet nam en de werkgevers niet aansprak. Wij nemen die verantwoordelijkheid nu, ik heb het kabinet daarin gesteund.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vind het heel goed hoor dat werkgevers werknemers erop aan moeten spreken, maar ik stel vast dat ook dan een groot aantal werkgevers zich daarvan distantieert. Op een gegeven moment moeten prioriteiten worden gesteld en het is heel jammer dat het CDA dat niet doet. De verslechterde toegang tot de kinderopvang leidt ertoe dat meer vrouwen huiswaarts keren. Ik dacht dat het CDA het gezin definieerde als een modern gezin, maar schijnbaar is de partij terug bij af en wordt het gezin gezien vanuit de rol van de man als kostwinner.

De voorzitter:

U bent aan uw afronding toe?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik doe mijn best.

De voorzitter:

De rolverdeling is als volgt: als ik het denk, dan gebeurt het ook.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb nog een paar minuten nodig.

De voorzitter:

U krijgt twee minuten. U profiteert van de heer Van Aartsen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U bedoelt waarschijnlijk de heer Verhagen.

De voorzitter:

Nee, de heer Van Aartsen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U bedoelt de heer Van Aartsen, die hier twee uur heeft gestaan? Ik dank u.

Ik verzoek het kabinet om een toezegging op het punt van de verplichte werkgeversbijdrage want anders dien ik een initiatiefwetsvoorstel in.

GroenLinks zorgt voor een nieuw perspectief en eerlijkere inkomensverdeling. Mijn fractie nivelleert en kiest voor een sociaal zorgstelsel. De premie bedraagt € 400 in plaats van € 1100. Dat is belangrijker voor de inkomensverhoudingen dan de gestegen olieprijs. Ik zou het betreuren als de olieprijs de cliffhanger wordt van dit debat. Dat punt is maar een klein onderdeel van de volledig uit het lood geslagen inkomensverhoudingen. Er voltrekt zich een revolutionaire denivellering. Deze moet als eerste bestreden worden, ook in het debat over de koopkracht dit najaar. Is de premier het met mij eens dat extra compensatie voor chronisch zieken en gehandicapten zwaarder weegt dan een kleinere energiecompensatie voor iedereen? De GroenLinks-fractie houdt in de tegenbegroting rekening met de hogere energierekening door een algemeen en goed koopkrachtbeleid te voeren. De ecotaks en de benzineprijs worden niet verlaagd. Dat zou slecht zijn voor het milieu en de normale marktwerking verstoren. GroenLinks verlaagt echter ook niet de btw op treinkaartjes als de treinen weer eens duurder worden.

Het verschil tussen de GroenLinks-fractie en het kabinet is groot. Voor mijn fractie bestaat er geen verschil tussen trots en cijfers. Mijn fractie presenteert cijfers waar je trots op kunt zijn. De paar correcties die het kabinet aanbrengt, wegen daar niet tegenop. Het overheidsbeleid is structureel verkeerd en ondermijnt de toekomst. Dat is ook de kritiek van Bert de Vries. Hij kreeg pek en veren van zijn eigen partij over zich gestort. De premier zegt dat wij over 30 jaar wel zullen zien wie gelijk heeft gekregen. Dat is gemakzuchtig en onzinnig. Ik gun Bert de Vries een lang leven, maar dit kabinet niet. Wij hebben goede ervaringen met afgezwaaide CDA-leiders, maar de premier ontloopt zijn huidige verantwoordelijkheid. Wie heeft over 30 jaar de prijs betaald van de fouten van deze regering? De alternatieven die Bert de Vries aanreikt of de alternatieven van de oppositie bewijzen zich als zij worden uitgevoerd. Ik realiseer mij dat dit alleen kan met een andere regering die een einde maakt aan deze rechtse winter. Het land is gebrand op een linkse lente.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Net als veel andere landen in West-Europa heeft Nederland moeilijke jaren achter de rug, in economisch maar ook in sociaal opzicht. Onze maatschappelijke verhoudingen zijn door zaken als individualisering, migratie en vergrijzing grondig veranderd. Het gevolg was een versplintering in onze samenleving. Ook de economie begon de afgelopen jaren te haperen. Veel van wat wij produceerden, kan tegenwoordig elders in de wereld, bijvoorbeeld in China, goedkoper worden gemaakt. Nederland is te duur en te ouderwets geworden, met als gevolg een lage economische groei. De politiek, de overheid en de collectieve voorzieningen zijn niet zodanig georganiseerd dat zij voldoen aan de verwachtingen van geëmancipeerde, zelfstandige, goed geïnformeerde en mondige mensen. Het gevolg is een algemeen gebrek aan vertrouwen.

Deze ontwikkelingen zijn niet nieuw. Als mensen wel de kosten van het levensonderhoud maar niet hun inkomen zien stijgen, dan groeit de ontevredenheid. Als zij zien dat de stem die zij uitbrengen geen echte zeggenschap oplevert en de belasting die zij betalen niet wordt omgezet in een soepel werkende overheid en goede, betaalbare voorzieningen, dan valt het draagvlak onder politieke beslissingen weg. Er ontstaat onvrede over vandaag en onzekerheid over morgen. De economie hapert, de samenleving hapert, de overheid hapert. Mensen voelen het in hun portemonnee en merken het in hun dagelijkse leven. Er is grote behoefte aan houvast, aan nieuw vertrouwen en aan nieuwe solidariteit. Nederland zit in een overgangsfase.

Voor herstel van het vertrouwen en het aanbrengen van nieuw evenwicht in de samenleving is het nodig dat wij een aantal onvermijdelijke ontwikkelingen niet langer als een bedreiging zien maar als een kans benutten. Wij moeten niet alleen het oude beschermen maar ook proberen om Nederland zo in te richten dat wij gebruik kunnen maken van de kansen die de toekomst biedt. De globalisering vereist dat wij onze economie vernieuwen. Veel mensen zien in globalisering, "Europa" of migratie een bedreiging. Als wij ons instinctief verstoppen in de hoop daarmee de wereld buiten te houden, dan bewijzen wij daarmee onszelf en toekomstige generaties geen dienst. In plaats daarvan moeten wij het zelfvertrouwen tonen om onszelf gereed te maken voor de toekomst. Wij moeten een nieuw evenwicht in de samenleving scheppen en een vernieuwde, veerkrachtige economie creëren. Een economie die ook in de toekomst zorgt voor werk en goede en toegankelijke publieke voorzieningen.

Voor D66 is het duidelijk wat er moet gebeuren. Er is verandering nodig om te komen tot nieuw vertrouwen en nieuwe solidariteit. Nederland moet als het ware boven zichzelf uitstijgen. Wij moeten weer een samenleving worden van initiatiefrijke, ondernemende en optimistische wereldburgers. Wij moeten de individualisering als gegeven accepteren en uitgaan van de kracht van mensen. Wij moeten ondubbelzinnig kiezen voor duurzaamheid en een schone, kennisintensieve economie. Wij moeten vastbesloten de strijd aangaan met vervuiling en verspilling. De sociaal-economische verhoudingen moeten worden hervormd en op moderne, individuele leest worden geschoeid. Wij willen de overheid en de publieke dienstverlening zo organiseren dat zij voldoen aan de veranderende wensen en behoeften van de mensen.

Om Nederland klaar te maken voor die toekomst heeft D66 zijn verantwoordelijkheid genomen. Wij zijn zelfbewust in dit kabinet gestapt. Waarom? Omdat anders hoognodige hervormingen van bijvoorbeeld de sociale zekerheid zouden uitblijven. Omdat wij de gezondheidszorg en andere collectieve voorzieningen bij de tijd wilden brengen. Omdat wij de overheid en het politieke bestel wilden moderniseren. Omdat wij een kans zagen om te investeren in onderwijs, kennis, innovatie en duurzame ontwikkeling. Wij hebben die verantwoordelijkheid genomen, ondanks dat wij niet zo groot zijn, ondanks de miljarden aan bezuinigingen die nodig waren. Wij kozen er niet voor om slapende rijk te worden in de oppositie terwijl anderen de kastanjes uit het vuur zouden halen.

Het kabinet is nu halverwege. De afgelopen twee jaar is veel tot stand gebracht. Er zijn veel, soms pijnlijke, maatregelen genomen. Sommige van de maatregelen die in de eerste twee jaar zijn genomen, beginnen nu al hun positieve effect te sorteren. Ik denk bijvoorbeeld aan de Wet werk en bijstand. Andere maatregelen moeten hun beslag nog krijgen.

Het kabinet heeft er de afgelopen jaren met succes voor gezorgd dat Nederland in economisch opzicht weer naar de toekomst kan kijken. De overheidsfinanciën zijn onder controle en er zijn tal van noodzakelijke maatregelen genomen in de sociale zekerheid, de zorg en het vroegpensioen. Het komt er nu op aan dat wij de sprong voorwaarts maken. De arbeidsmarkt moet echt flexibeler worden gemaakt. De tijd dat een werknemer veertig jaar voor dezelfde baas werkte, is voorbij. Er moeten veel minder regels komen in de verstikkende bureaucratie waar ondernemende mensen in Nederland last van hebben.

Een ander voorbeeld van een manier om de arbeidsmarkt open te breken en te dynamiseren, is de motie die mevrouw Lambrechts in april 2004 in de Kamer heeft gepresenteerd over de voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang in het kader van de brede school. Die motie is aanvaard. De opdracht aan het kabinet was om het voorstel te stroomlijnen en om met goede plannen te komen. Tot mijn teleurstelling is deze door de Kamer aanvaarde motie van de fractie van D66 nog niet uitgevoerd. Wanneer krijgt de Kamer een mooi plan over voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang zodat werkende ouders hun kinderen naar school kunnen brengen? Dat is met name voor vrouwen belangrijk.

Wij moeten ons land omhoogstuwen, zowel als handelsnatie als op het gebied van de kenniseconomie. Nederland heeft hier een grote traditie in en die moeten wij voortzetten. Investeringen in onderzoek, innovatie en ICT zijn nodig om de concurrentiepositie van Nederland op de langere termijn te versterken. Het goede nieuws dat blijkt uit de begrotingsstukken is dat voor het eerst in decennia scholen, studenten en onderzoekers geen bezuinigingspost meer zijn en dat er daadwerkelijk in hen wordt geïnvesteerd, ook op de langere termijn. Er wordt zelfs veel in geïnvesteerd. Ondanks de noodzaak tot bezuinigen waar dit kabinet mee te maken kreeg, investeert het meer in onderwijs en kennis dan de drie grootste partijen PvdA, CDA en VVD in hun verkiezingsprogramma's durfden te beloven in 2003. Dat is bij elkaar opgeteld, wel te verstaan. Dit kabinet doet echt een heel grote stap voorwaarts op het gebied van kennis en onderwijs.

D66 streeft naar een samenleving waarin mensen de ruimte hebben om het beste uit zichzelf te halen, naar een samenleving van zelfstandige, mondige en verantwoordelijke burgers. Daarom wil D66 ook een onderwijspartij zijn. Op school worden immers de kennis en vaardigheden bijgebracht die mensen in staat stellen om zo goed mogelijk mee te doen in de samenleving. De initiatieven van de fractie van D66 hebben ertoe geleid dat dit kabinet fors investeert in de kwaliteit van het onderwijs. Er komen honderden miljoenen bij en dat is mooi, maar wij zien nog te weinig resultaten waar het gaat om bijvoorbeeld het terugdringen van de schooluitval en het voorkomen van het dreigende lerarentekort.

Wij willen de positie van de leraar versterken door zijn vakkennis weer centraal te stellen in de opleiding en door de leraar meer te betalen. Nu kan een leraar eigenlijk alleen carrière maken als hij doorstudeert om manager te worden, dus door roosters te maken en de organiseren in plaats van voor de klas te staan. Wij willen dat goed lesgeven carrièreperspectieven biedt. Coördinerende taken en management zijn belangrijk, maar zij zouden ondersteunend moeten zijn aan het voor de klas staan.

Een kenniseconomie en een kennissamenleving beginnen natuurlijk met goed en degelijk onderwijs. Goed onderwijs valt of staat met goede, professionele mensen voor de klas. Als wij nu, anno 2005, niets doen, dan loopt de situatie vanaf 2007 gigantisch uit de hand. Er is dan op bijna elke Nederlandse school elke dag wel een klas zonder leraar. Dat zal ongetwijfeld opgevangen worden door grotere klassen te maken of extra vrije dagen te geven. Het zal dan wel weer een verlaging van de kwaliteit betekenen voor mensen om voor de klas te staan.

Wat D66 betreft, is dat een nachtmerriescenario. Immers, elk kind in Nederland heeft recht op goed onderwijs. Daarom wil ik aan u, mijnheer de voorzitter, een onderwijsplan overhandigen, dat D66 geschreven heeft. Het heeft als titel: lerarentekort, zonder goede leraar geen goed onderwijs. Ik vraag u om dit plan aan de Handelingen toe te voegen. Als dat niet mogelijk is, kan het misschien rondgedeeld worden, zodat alle leden kunnen zien wat ons onderwijsplan behelst.

De voorzitter:

Ik zal het plan graag laten ronddelen aan alle leden, zoals ook met de overige, qua vorm vergelijkbare documenten is gebeurd, die door collega's van u vandaag zijn aangeboden.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Ik hoop dat de minister-president morgen uitgebreid bij het volgende verzoek van mij wil stilstaan. Waar blijft het nationale aanvalsplan om de schooluitval daadwerkelijk effectief tegen te gaan? Wij zijn namelijk geschrokken van de cijfers die hierover in de rijksbegroting staan. Welke maatregelen gaat het kabinet in dit opzicht nemen? Willen wij de Lissabondoelstellingen halen, dan zal minister Van der Hoeven er echt een flinke schep bovenop moeten doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het onderwijsplan van D66 was al uitgelekt en stond in de kranten. Ik vraag mij overigens af wie dat gedaan heeft. Ik weet er dan ook al wat van. Het lijkt mij een uitstekend plan. De vraag is evenwel of u dat hier als initiatiefnota wilt verdedigen. Zo ja, dan zal het kabinet bij uitvoering daarvan met geld over de brug moeten komen. Het is namelijk een kostbaar plan. U zult dat plan tegenover het kabinet moeten gaan verdedigen. Daartoe bent u bereid? U hebt ook in een dekking voorzien?

De heer Dittrich (D66):

Natuurlijk, want ik sta hier niet zo maar en voor niets te praten. Om u te helpen, kondig ik nu al aan dat ik overweeg om in tweede termijn hierover een motie in te dienen, waarin een dekking is aangegeven. De bedoeling is met name om het probleem van het dreigende lerarentekort aan te pakken. Dat kost veel geld. Wij als D66 vinden dat echt belangrijk. Ik hoop ook op uw steun, want goed onderwijs is eigenlijk de bakermat van de Nederlandse samenleving. De kinderen in Nederland hebben namelijk recht op een goede leraar voor de klas.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat ben ik met u eens. Daarom is het ook belangrijk dat er veel meer aan gedaan wordt dan dit kabinet nu doet. Ik ben blij dat u dit ook vindt. Toch wil ik wel weten hoe u dat wilt betalen.

De heer Dittrich (D66):

Wij hebben daar een aantal dekkingen voor op het oog. Zoals gezegd, zal ik hierover zo nodig in tweede termijn moties indienen. Een deel van de dekking halen wij uit de uitgavenreserve.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is de 200 mln. reserve, waarop minister Hoogervorst al een aanspraak heeft gedaan voor de zorgcompensatie, evenals anderen? U zegt hiermee eigenlijk dat u, ondanks dat de premies in de zorgsector gaan stijgen, het lerarentekort belangrijker vindt. U vindt dus niet dat stijgende premies gecompenseerd moeten worden?

De heer Dittrich (D66):

Ik stel voor dat u in tweede termijn mijn motie met de dekkingen afwacht. Dan kunnen wij hierop ingaan. Ik heb goede hoop dat ik een meerderheid in de Kamer voor dit D66-voorstel krijg. De regering heeft die motie, als die is aangenomen, gewoon uit te voeren.

Mijnheer de voorzitter. Ik kom te spreken over natuur en milieu. Het kabinet investeert flink in duurzame energie en in luchtkwaliteit. Daar hebben wij de afgelopen jaren ook steeds voor gepleit. Het is dus goed dat wij onze zin krijgen. Wij hopen echter wel dat het kabinet bij toekomstige milieu-investeringen het niet opnieuw zo hoog laat oplopen en pas zo laat de portemonnee trekt. Immers, de strijd tegen vervuiling en verspilling moet veel krachtiger gevoerd worden dan het kabinet nu doet.

Ik moet eerlijk zijn: wat dat betreft, stelt het kabinet de fractie van D66 teleur. Dat geldt voor de opstelling over de kilometerheffing. Terwijl steeds meer mensen in de file staan en hun tijd verliezen – tijd, mijnheer Van Aartsen, kost geld – en de lucht smeriger en smeriger wordt, vergaderen minister Peijs, de VVD, het CDA en de LPF over de vraag hoe de noodzakelijke maatregelen zo lang mogelijk kunnen worden uitgesteld. Wij vinden dat dit niet past bij een kabinet dat zich laat voorstaan op draagkracht. Ik heb mij onder andere laten inspireren door wat de mensen in Londen hebben gedaan. Zij hebben bij zoveel problemen in het autoverkeer beprijzing in het verkeer mogelijk gemaakt. En het werkt ook! Er was moed nodig om dat te doen en het blijkt te werken. Ik roep het kabinet toch nog op om de kilometerheffing rond de grote steden zo snel mogelijk in te voeren.

De heer Verhagen (CDA):

Waar betaalt de heer Dittrich dat van? Het mooie van het kabinetsbesluit is dat het op basis van het rapport van de commissie-Nouwen vaststelt dat de kilometerheffing een langetermijnperspectief is, maar nu te duur om in te voeren. Daarom wordt de tweede fase nu niet ingevoerd. In het kader van het Mobiliteitsplan wordt geld uitgetrokken voor het oplossen van knelpunten, maar de kilometerheffing wordt pas ingevoerd als dat efficiënt, maar ook betaalbaar is. De bedoeling is dat de kilometerheffing in de plaats komt van de wegenbelasting en de bpm.

Waar wil de heer Dittrich de kilometerheffing van betalen? Als hij die nu wil invoeren, moet hij ofwel de automobilist € 152 vragen of hij moet er zo'n 10 mld. voor uittrekken. Dat bedrag is er niet, zelfs niet in de uitgavenreserve.

De heer Dittrich (D66):

De heer Verhagen vraagt wie gaat betalen. Ik constateer dat nu de ondernemende mensen van Nederland het in de file staan betalen. Dat doen mensen die op tijd op hun werk willen zijn en hun tijd verdoen in de file. Bij hen is de rekening neergelegd. Die mensen, plus al hun organisaties in de commissie-Nouwen, hebben gevraagd ermee te beginnen. In 2012 moet de kilometerheffing zijn ingevoerd. Zij hebben gevraagd om dat te vervroegen. Wij willen dat graag doen. Indien bedrijven de opdracht krijgen om door kennisinnovatie een slim systeem te bedenken, kan de invoering worden vervroegd en kan de mensen een perspectief worden geboden. Er zijn voorbeelden in andere landen. Er zijn zelfs ondernemers in Nederland mee bezig, zoals Roel Pieper. In Duitsland zijn er allerlei ervaringen mee opgedaan. D66 wil het naar voren halen en beginnen bij de knelpunten in de Randstad.

De heer Verhagen (CDA):

Als het goedkoper kan, zijn wij best bereid om erover te praten. Maar zelfs de commissie-Nouwen en alle organisaties die het advies steunen zeggen dat het op dit moment nog te duur is. Zij pleiten voor een alternatief. Zij zeggen dat het systeem nu niet moet worden ingevoerd, gelet op de kosten. Als de heer Dittrich het alternatief niet heeft en toch tot invoering in de huidige kabinetsperiode wil komen, moet hij boter bij de vis doen. Wij kunnen wel een mooi inverdieneffectje berekenen, maar zo kan de invoering niet gefinancierd worden.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb gezegd dat het kabinet een daadkrachtig kabinet is, maar niet op dit punt, dat essentieel is voor de Nederlandse economie en overigens ook voor het milieu. Alle vieze auto's in de file tasten de kwaliteit van de lucht aan. Dat is een enorme tegenslag. Het kabinet had daarom met voorstellen moeten komen. Het stelt mij teleur dat het dat niet heeft gedaan. De heer Verhagen zegt dat de commissie-Nouwen uitstel prima vindt, maar de ondernemers die ik spreek vragen om er alsjeblieft iets aan te doen. Zij wijzen ook allemaal op wat in Londen is gebeurd. Dat is een inspirerend voorbeeld. Waarom durft het kabinet dat niet aan? Ik hoor graag morgen een uitgebreid antwoord daarop.

De heer Verhagen (CDA):

Ik pleit niet voor uitstel, maar ik zeg dat de tweede fase pas kan worden ingevoerd op het moment dat het goedkoper kan. Anders moet er voor 2012 niet aan worden begonnen. Dat is ook gezegd in de commissie-Nouwen. Wij kunnen niet over ons graf heen regeren. De heer Marijnissen wil nu al verkiezingen houden, maar wij willen de volgende verkiezingen afwachten alvorens besluiten te nemen voor 2012.

De heer Dittrich (D66):

Ik hoop maar niet dat het op de rem trappen bij de fracties van VVD en CDA te maken heeft met verkiezingen die eraan komen. Wat Nederlanders nodig hebben, is dat wij ook op dit dossier durven door te pakken en laten zien dat wij de moed hebben om soms dingen te doen die misschien in het begin impopulair zijn, maar die voor de structuur en de economie van Nederland van essentieel belang zijn. Ook dat moeten wij durven te aanvaarden, net zoals de mensen in Londen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik trap niet op de rem; ik houd het perspectief van die tweede fase. Ik wil naar een systeem toe waarin het gebruik belast wordt en niet het bezit. Dat moet echter wel op een efficiënte en fatsoenlijke manier kunnen worden ingevoerd; op dit moment is het nog te duur.

De heer Dittrich (D66):

Uw boodschap is dat het op dit moment te duur is en dat u daarom iedereen in de file laat staan. Dat is doodzonde!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U noemt vol enthousiasme het voorbeeld van Londen en de maatregelen die daar getroffen zijn. U weet wellicht dat mijn collega Duyvendak een initiatiefwetsvoorstel heeft ingediend dat inmiddels gereed is voor behandeling en waarin precies dit Londense model voor de Nederlandse grote steden wordt gelanceerd. Steunt u dat?

De heer Dittrich (D66):

Ik ken ook de voorstellen van mijn collega Boris van der Ham, die eveneens geïnspireerd is door Londen. Hij is in Londen geweest en heeft daar met allerlei mensen gesproken. Hij is er zeer enthousiast over en de D66-fractie dus ook. Wij moeten over de grenzen heen kijken en leren van wat er in andere steden gebeurt. De precieze details van het plan ken ik niet, maar de grote lijn steunen wij zeker en Boris van der Ham heeft daar ook voorstellen over gedaan.

Mijnheer de voorzitter. Milieu en natuur zijn geen abstracties maar raken direct de leefkwaliteit van mensen. Natuur wordt steeds minder goed bereikbaar voor mensen en de Randstad versteent, letterlijk. Het Natuur- en Milieuplanbureau heeft ongeveer twee weken geleden gesteld dat de nationale landschappen die het kabinet heeft aangewezen, meer steun behoeven, juist daar waar mensen wonen. Daarom wil de fractie van D66 meer groen en meer natuur voor de mensen in de Randstad. Ik vraag het kabinet om op dit voorstel te reageren, namelijk dat het Groene Hart, het nationale landschap dat het meest onder druk staat, versterkt moet worden. Ik vraag het kabinet daar morgen op te reageren. Zou het antwoord niet zodanig zijn dat wij daarmee uit de voeten kunnen, dan zullen wij met een motie op dit punt komen. Wij vinden het heel belangrijk dat al die mensen in de Randstad daadwerkelijk van de natuur kunnen genieten.

Over Europa nu een kort woord. De les die de fractie van D66 heeft getrokken uit het referendum ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik constateer dat u overstapt naar een geheel ander onderwerp en dat u het onderwerp natuur en milieu heeft afgesloten. Ik heb u echter helemaal niet gehoord over Borssele en dat vind ik een beetje gek, want daarin heeft de fractie van D66 toch een grote draai gemaakt. Sterker, de fractie van D66 heeft voordat de onderhandelingen afgerond waren die staatssecretaris Van Geel voerde, al gezegd dat zij ermee instemde de kerncentrale tot 2033 open te houden. Hoe legt u dat uit?

De heer Dittrich (D66):

Wij hebben daar in de partij over gesproken en wij zien, als het gaat om Borssele, dat het veel belangrijker is om te investeren in duurzame energie. Wij hebben ons laten inspireren, alweer, door over de grenzen te kijken. Wij hebben gekeken naar de Groenen en de SPD in Duitsland. De mensen daar in de regering hebben gezegd: wij sluiten de kerncentrales wat later en wij gaan investeren in duurzame energie. Dat is de lijn die wij hier in het Kamerdebat hebben ingezet. Wij zien nu dat het kabinet 250 mln. daarvoor heeft uitgetrokken en in onderhandeling is met de eigenaren van de kerncentrale Borssele. Wij hebben goede hoop dat het bedrag dat gestoken zal worden in duurzame energie, tot 0,5 mld. zal oplopen.

Mijnheer de voorzitter. De les die de fractie van D66 getrokken heeft uit het referendum over de Europese grondwet, is dat elke stap die wordt gezet op weg naar verdere Europese samenwerking helder en eerlijk moet worden gedeeld met de bevolking. Maar ik zeg er uitdrukkelijk bij dat D66 voluit vóór verdergaande Europese samenwerking is.

Ik wil vervolgens spreken over het onderwerp integratie. Bij het Nederland dat wij willen vormgeven, past een nuchtere kijk op integratie. Solidariteit is niet het in hokjes stoppen van mensen. De nieuwe solidariteit die D66 voorstaat, betekent: iedereen in Nederland met respect en ook als individu benaderen. Daar past niet een gemakzuchtig groepsdenken bij.

In het Nederland van 2005 is het woord allochtoon eigenlijk een verkeerd begrip. Het woord allochtoon sluit mensen buiten en het doet ook geen appèl op mensen om mee te doen. Sommigen vragen zich misschien af: wat maakt een woord nu uit? Amos Oz, de Israëlische schrijver, heeft afgelopen zaterdag tijdens een bespreking van zijn boek "Een verhaal van liefde en duisternis" gezegd: elk woord heeft zijn betekenis, elk woord roept een reactie op, elk woord creëert zijn eigen geschiedenis. Een sociaal-liberale partij als D66 wil mensen aanspreken op hun persoonlijke mogelijkheden en verantwoordelijkheden en ze niet als allochtoon in een uitzonderingspositie plaatsen. Ter illustratie: 40% van de studenten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam bestaat uit tweede of derde generatie Nederlanders. Zij zijn de artsen, de advocaten en de wetenschappers van morgen. Het is hoog tijd dat wij het over meer hebben dan alleen integratieproblemen. Laten wij, zonder te ontkennen dat er problemen zijn, iedere Nederlander op zichzelf bezien en serieus nemen. Wij willen dus een aanpak die mensen erbij betrekt en insluit in plaats van uitsluit. Wat dat betreft heeft de fractie van D66 kritiek op de manier waarop minister Verdonk de integratie aanpakt. Wij vinden dat het kabinet niet meer gebruik moet maken van oude, gevestigde structuren met de overbekende minderhedenorganisaties. Vaak zijn zij geen vertegenwoordiging meer van de tweede en derde generatie Nederlanders. Wij vinden het heel erg gek dat wij proberen om jonge Marokkaanse Nederlanders via de imam te bereiken. Als wij Nederlandse probleemjongeren willen bereiken, gaan wij toch ook niet naar de bisschop van Haarlem of van Utrecht. Wij zijn voor een aanpak die zich richt op het individu. Wij zien dat in de samenleving nieuwe netwerken zijn ontstaan en dat er nieuwe sleutelfiguren zijn. Wij vragen het kabinet om die veel meer te betrekken bij de beleidsvorming en de beleidsvoorbereiding. Laten wij ons echter realiseren dat integratie wel kan worden gestimuleerd, maar nooit kan worden afgedwongen.

Dan kom ik toe aan mijn opmerkingen over veiligheid. Er is een trendbreuk bereikt, maar wij zijn er nog lang niet. Er moet extra aandacht komen voor preventie en voor nazorg, want repressie alleen helpt de samenleving niet vooruit. D66 vindt dat de huidige departementale organisatie voor veiligheid haar langste tijd heeft gehad. Wij zijn voor het creëren van twee ministeries: een ministerie van openbaar bestuur en rechtsstaat en een ministerie van veiligheid. De aanslagen in Londen in juli hebben ons geleerd dat veel onnodig leed kan worden voorkomen wanneer alle bij de veiligheid betrokken diensten goed op elkaar zijn ingespeeld en goed met elkaar samenwerken. D66 vindt dat wat dat betreft in Nederland nog veel te leren valt. Wij menen dat met een nieuwe opzet beter kan worden geopereerd. Echter, welke structuur je ook kiest, de professionals in Nederland zullen hun werk goed en gewetensvol moeten doen, anders verspilt de rechtsstaat zijn geloofwaardigheid. Dat heeft de Schiedamse parkmoord geleerd.

De heer Bos (PvdA):

U pleit voor een herschikking zodat twee nieuwe ministeries ontstaan. Onder welk ministerie zou het OM moeten vallen? Ik stel deze vraag mede naar aanleiding van de Schiedamse parkmoord.

De heer Dittrich (D66):

Wij vinden dat het Openbaar Ministerie thuishoort bij de diensten die de veiligheid verzorgen. Wij weten dat het Openbaar Ministerie op afstand van het departement staat. Het zal ook op afstand van het nieuwe departement staan. Het Openbaar Ministerie heeft ook zijn eigen regels en er zijn aparte wetten voor aangenomen. Als je het Openbaar Ministerie niet onderbrengt in een ministerie van veiligheid, dan krijg je allerlei coördinatieproblemen die wij juist willen oplossen.

De heer Bos (PvdA):

Hebben wij uit de debatten van de afgelopen weken juist niet moeten leren dat het niet in alle opzichten goed gaat met het hanteren van checks and balances in de wereld van vervolging, onderzoek en opsporing? Was dat niet een van de lessen die wij hebben geprobeerd te leren?

De heer Dittrich (D66):

Absoluut!

De heer Bos (PvdA):

Als je het Openbaar Ministerie in dezelfde organisatie onderbrengt waarbinnen ook de opsporing en het politieonderzoek plaatsvinden, bemoeilijkt dat dan niet de checks and balances? Dringt dat dan het Openbaar Ministerie niet in de rol van crimefighter? Wij hebben vorige week gezegd dat het van belang is dat waarheidsvinding het belangrijkste doel blijft van het Openbaar Ministerie en dat men niet te snel en te veel tegen de veiligheidsdiensten, politie en andere diensten aanschurkt.

De heer Dittrich (D66):

Het woord "crimefighters" levert een heleboel onduidelijkheid op. D66 vindt dat het Openbaar Ministerie goed moet opsporen en boeven achter de tralies moet krijgen. Maar een goede crimefighter moet wel zijn zaken op een evenwichtige, magistratelijke manier aan de rechter presenteren. Wij zeggen natuurlijk niet dat een crimefighter blind moet zijn voor waarheidsvinding. Wij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor de wetgeving op basis waarvan het Openbaar Ministerie zijn werk doet. Professionals in Nederland moeten hun werk goed en gewetensvol doen. Het Openbaar Ministerie staat op afstand van het ministerie en zal dat in de toekomst moeten blijven. De checks and balances kunnen heel goed vanuit dat andere ministerie richting het ministerie van veiligheid plaatsvinden. Ik stel voor dat wij verder hierover spreken, als er concrete voorstellen van het kabinet komen. Wat D66 betreft, verdient de veiligheid in Nederland beter. Dan heb ik het echt niet alleen over terrorisme, maar ook over "gewone" misdrijven.

De heer Marijnissen (SP):

Mag ik de heer Dittrich dezelfde vraag stellen die ik de heer Van Aartsen heb gesteld? U draagt met uw partij toch al een poosje medeverantwoordelijkheid. Bent u zich niet rot geschrokken van Posthumus en alles wat naar aanleiding van de vreselijke moord op Nienke is losgekomen aan inzichten hoe er bij het OM wordt gewerkt? In de aanbevelingen staat dat men professioneler moet omgaan met het beheer van de dossiers. Als mensen die in het strafproces worden gehoord eerder op een andere manier bij de opsporing betrokken zijn geweest, dan moet dat nadrukkelijk worden gezegd. Bent u als oud-rechter niet vreselijk geschrokken van datgene wat de rechterlijke macht nu zegt: wij stapelen achterstand op achterstand en daardoor komt de kwaliteit onder druk? Ik verwijs naar de NRC van afgelopen zaterdag.

De heer Dittrich (D66):

Het is een heel lange vraag ...

De heer Marijnissen (SP):

Dit is de inleiding; de vraag komt nu pas. Hoe hebt u het zo ver laten komen?

De heer Dittrich (D66):

Het is een heel lange vraag met een toetje aan het eind. Ja, ik ben mij inderdaad rot geschrokken. Ik zit vanaf 1994, overigens gelijktijdig met u, in de Kamer. Niet één zaak heeft mij zo beroerd als de Schiedamse parkmoord. Het is vreselijk wat daar is gebeurd en ook vreselijk om te zien hoe iedereen – al die professionals, van de kinderpsycholoog, de technische recherche en het Openbaar Ministerie tot de rechters – op zijn terrein dingen heeft laten liggen en sterker nog, grote fouten heeft gemaakt. Ik ben daar erg van geschrokken. Ik kan mij de discussies herinneren die wij hier in 1994, 1995 en 1996 hebben gevoerd. Wij zagen toen dat het Openbaar Ministerie niet goed werkte en er moesten allerlei veranderingen komen. De parlementaire enquête-Van Traa is geweest. Wij hebben hier toen wetgeving gemaakt om dat te verbeteren. Ik zie ook dat er verbeteringen hebben plaatsgevonden. Maar gelet op de wijze waarop individuele ambtenaren hun werk doen – ik verwijs naar het rapport van Posthumus – is er vooral op het gebied van de cultuur nog ontzettend veel te veranderen. Daarom heeft mijn collega Lousewies van der Laan vorige week in het debat gepleit voor de commissie die ook andere zaken gaat beoordelen. Wij hebben de maatregelen gesteund die minister Donner heeft voorgesteld om te proberen er echt iets aan te veranderen, want dat willen mensen in Nederland gewoon weten. Wij staan daarachter.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind uw antwoord prima, maar ook te gemakkelijk. Ik stel namelijk de vraag hoe het zover heeft kunnen komen. U bent met uw partij tien jaar lang medeverantwoordelijk voor het ontstaan van deze situatie. Gaat u nu niet zeggen dat datgene wat rond het OM aan het licht is gekomen, enkele professionals betreft. Iedereen die er nadrukkelijk naar gekeken heeft, ziet dat er een cultuuromslag moet komen. Waarheidsvinding staat als een vanzelfsprekendheid op nummer één. In een van de aanbevelingen staat dat de officier zich ervan bewust moet zijn dat rechter en verdediging mede afhankelijk zijn van wat hij inbrengt. Dat is natuurlijk een open deur. Over de rechtelijke macht heb ik hier heel vaak gezegd dat die enorme opstapeling en die lange wachttijden afbreuk doen aan onze rechtsstaat. Heeft dit niet te maken met de stiefmoederlijke behandeling die de hele publieke sector de afgelopen tien jaar heeft gekregen?

De heer Dittrich (D66):

Ik kan daarop antwoorden dat D66 voor een sterke overheid is. Ik heb al aangegeven hoe wij denken over zo'n ministerie van veiligheid. Wij willen de mensen in Nederland laten zien dat wij die veiligheid verbeteren. Als wij terugkijken, dan zien wij dat er in de afgelopen jaren heel veel incidenten zijn geweest. In het debat hebben wij gezegd dat wij helaas vermoeden dat het een structureel iets is. Dat moet verbeterd worden. Er zijn allerlei voorstellen voor gedaan die wij steunen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik stel vast dat de heer Dittrich zijn verantwoordelijkheid ontloopt. Ik heb het nu drie keer gevraagd en eigenlijk vind ik het van de gekke. Wij hebben een schandelijke situatie bij het OM moeten vaststellen. Wij stellen grote problemen vast bij de gerechtelijke diensten, bij de rechtbanken, enzovoort. Ik vraag drie keer of er ook nog sprake is van een politieke verantwoordelijkheid en drie keer gaat hij er niet op in. Dan zal ik zelf maar een conclusie trekken: het is mede dankzij uw politiek, mijnheer Dittrich, dat de problemen zo groot hebben kunnen worden.

Voorzitter: Hamer

De heer Dittrich (D66):

Natuurlijk is er een politieke verantwoordelijkheid en die neem ik ook. Daarom doen wij hier in de Kamer ook allerlei voorstellen om de situatie te verbeteren in plaats van te zeggen dat wij overal tegen zijn.

Het kabinet is voorstander van één nationale politieorganisatie. De fractie van D66 ziet daar veel bezwaren tegen. Wij vinden dat het lokale gezag van burgemeesters over de politie niet zonder zeggenschap over het beheer kan. Het beheer moet efficiënter en centraler op allerlei onderwerpen, bijvoorbeeld ICT, geregeld worden, maar de politie moet dichtbij de mensen blijven staan, middenin de buurt. De preventieve taken van de politie mogen niet ondergesneeuwd raken in repressieve opdrachten vanuit Den Haag, van bovenaf.

Op 1 januari 2006 zal de nieuwe Zorgverzekeringswet worden ingevoerd. Het is een megaoperatie, nadat er tientallen jaren over is gesproken in de Kamer, maar ook daarbuiten. Eindelijk komt dat nieuwe stelsel er. Ik constateer dat er een grote groep van studenten zonder aanvullende beurs is, die er door het nieuwe systeem ongeveer € 200 per jaar op achteruit zal gaan. Wij vinden dat onredelijk en willen deze groep van studenten compensatie bieden door de basisbeurs te verhogen met € 150 voor alle studenten. Daarmee krijgen zij compensatie voor de nieuwe Zorgverzekeringswet.

Mijn laatste thema is dat van het leiderschap. Het kabinet is niet populair. Een kabinet hoeft ook niet populair te zijn, want juist politici die tegen de stroom in zwemmen, oogsten eerst vooral hoon, maar uiteindelijk waardering als blijkt dat de genomen maatregelen Nederland daadwerkelijk verder hebben geholpen. Leiderschap is niet het vermijden van scherpe keuzes om een gunstige situatie in de opiniepeilingen te bereiken, leiderschap is het nemen van maatregelen waarvan je ook echt de innerlijke overtuiging hebt dat ze nodig zijn voor de toekomst van Nederland. Leiderschap is het tonen van visie, het maken van keuzes en daarvoor staan.

Toch zou het juist ook het kabinet moeten opvallen dat de onvrede over het beleid soms wel een heel bijzonder scherp karakter heeft. Ik geloof niet dat dit simpelweg verklaard kan worden door te verwijzen naar de pijnlijke maatregelen of de lastige bezuinigingen. Die onvrede manifesteert zich al veel langer, ook onder het tweede paarse kabinet toen het juist heel goed leek te gaan met de economie. Er moet een dieperliggende oorzaak zijn. Mensen hebben zich de afgelopen decennia steeds meer verantwoordelijkheden en een grote mate van zelfstandigheid verworven op vrijwel alle terreinen van het leven. Ook het kabinet draagt daar door zijn keuzes aan bij. Er is echter één bolwerk van conservatisme dat buiten de veranderingen wordt gehouden en dat is het politieke bestel zelf. Dat bolwerk weet mensen effectief buitenspel te zetten. Mensen kunnen één keer per vier jaar hun stem uitbrengen. Met die ene stem bepalen zij alleen de samenstelling van de Tweede Kamer. Kiezers hebben geen invloed op de vorming van een kabinet.

De minister-president heeft gisteren rechtstreeks met de kiezers gechat. Dat is natuurlijk prachtig. Zo'n veertig jaar geleden hadden wij dergelijke communicatiemogelijkheden niet. Het is echter treurig dat dezelfde kiezers met wie de minister-president aan het chatten was, nog steeds niet kunnen beslissen wie premier van Nederland wordt. Dat soort keuzes blijft voorbehouden aan de politieke kaste, aan de mensen binnen het systeem. Ook keuze van de burgemeester vertrouwt de politiek nog steeds niet toe aan de inwoners van een stad of van een dorp. Ik kan heel goed begrijpen dat veel mensen zich buitenspel gezet voelen. Ik kan mij voorstellen dat zij denken dat de politiek alleen maar over hen beslist, maar niet naar hen luistert.

Het is dan ook verklaarbaar dat mensen niet langer bereid zijn om politici die verantwoordelijkheid dragen het voordeel van de twijfel te gunnen, ook niet wanneer er moeilijke keuzes moeten worden gemaakt gericht op de lange termijn. De politiek is immers niet meer van hen, maar een op zichzelf staand systeem dat is losgezongen van de samenleving. Wij moeten dat gevoel bij de kiezers zeer serieus nemen, want anders wordt Nederland steeds lastiger te regeren.

Gelet op deze analyse, maak ik mij zorgen over de opmerkingen van premier Balkenende in Elsevier van vorige week. Hij zei met zoveel woorden dat wat het democratische systeem betreft, alles maar bij het oude moet blijven. Ik denk dat dit echt niet meer kan. Daarom hoor ik graag van de minister-president wat zijn analyse is van de huidige onvrede in de samenleving en welke relatie die in zijn optiek heeft met het democratisch systeem. Ik kan mij slecht voorstellen dat de leider van een hervormingskabinet zich op dit punt zo conservatief opstelt als hij de afgelopen week in de media leek te doen. Minister-president Balkenende, welke erfenis op het punt van het vernieuwen van de democratie wilt u nalaten?

De heer Marijnissen (SP):

Hoe staat het trouwens met de bestuurlijke vernieuwing door dit kabinet? De gekozen burgemeester gaat even niet door.

De heer Dittrich (D66):

Dat kwam onder andere door de Eerste-Kamerfractie van de SP.

De heer Marijnissen (SP):

Dat ging over de rechtstreeks gekozen burgermeester. Wij zijn sterk voor een door de raad gekozen burgemeester. Het volk kiest de raad en wat ons betreft, is het volk aan de macht.

Hoe zit met het minister Pechtold? Wat heeft hij nog te doen? U zegt zelf dat hij al min of meer is afgeschreven door de minister-president. Wat blijft er nog over voor die minister?

De heer Dittrich (D66):

De heer Marijnissen was bij de troonrede aanwezig. Voordat de koningin haar moeder in herinnering riep, las zij voor dat het kabinet allerlei voorstellen over bestuurlijke vernieuwing naar de Kamer zal sturen. Over die voorstellen zijn afspraken gemaakt. Wij wachten die voorstellen met spanning af.

De heer Marijnissen (SP):

Dit kabinet zit er al twee jaar. Moeten wij zo lang wachten op een voorproefje van wat het kabinet gaat brengen?

De heer Dittrich (D66):

Het was de SP-fractie, samen met de fracties van GroenLinks en PvdA, die in de Eerste Kamer de rechtstreeks door de burger gekozen burgemeester naar de prullenbak heeft verwezen. De argumentatie van de heer Marijnissen was dat hij zo lang in de gemeenteraad van Oss had gezeten dat hij beter dan de bevolking van Oss wist wie de burgemeester zou moeten kiezen. Ik vond dat een heel autoritaire houding. Nadat het voorstel was weggestemd, zijn de coalitiefracties bij elkaar gaan zitten en hebben het Paasakkoord gesloten. De voorstellen van dat akkoord komen naar de Kamer.

De heer Marijnissen (SP):

In twee jaar tijd is dus niets anders gedaan dan de rechtstreeks gekozen burgemeester voor elkaar krijgen, die vervolgens in het politieke spel is kwijtgeraakt.

De heer Dittrich (D66):

Dat is geen juiste conclusie.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Dittrich dacht gisteren nog dat de SP tegen referenda was. Ik heb hem gisteren moeten bijpraten op dat punt. Hij blijkt slecht geïnformeerd. De SP is voor referenda, voor correctieve referenda en voor referenda afgedwongen door de bevolking. Er is een nieuwe loot aan de stam. Wij willen dat de bevolking via referenda kan beslissen om een verkiezing uit te schrijven. De macht ligt dan niet bij D66, die overigens het kabinet kan opblazen zodat wij ook verkiezingen krijgen. Wij moeten het besluit tot vervroegde verkiezingen democratiseren. Wij zijn beiden voor een referendumwet. Met die wet moet het mogelijk worden dat, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan zoals een miljoen handtekeningen, er een referendum komt met de vraag of er vervroegde verkiezingen moeten komen. Wat vindt de heer Dittrich van dit plan?

De heer Dittrich (D66):

D66 is voor referenda. Wij zijn ook voor bestuurlijke vernieuwing. Ik ben blij dat de SP meedenkt over hoe het democratische systeem in Nederland te verbeteren is. Het voorstel van de heer Marijnissen is echter erg oppervlakkig en is bovendien geen verbetering van de democratie. Als in deze zaal een besluit wordt genomen met de regering waarvan de bevolking zegt het er niet mee eens te zijn, kan de bevolking aan de noodrem trekken door handtekeningen te verzamelen voor een correctief wetgevingsreferendum. Daar zijn wij een groot voorstander van. De heer Marijnissen stelt een soort zapcultuur voor. Als uit opiniepeilingen blijkt dat er weinig vertrouwen is in een kabinet, dat overigens maatregelen voor een lange termijn neemt, moeten volgens de heer Marijnissen meteen via een referendum verkiezingen worden gehouden. Dan ligt het land weer plat en zijn wij maanden bezig met campagne voeren. De heer Marijnissen is daar erg goed in. Ik snap dan ook waarom hij het idee aantrekkelijk vindt. Hij helpt het systeem echter om zeep. Ik ben voor een concreet referendum, een referendum op een bepaald onderwerp.

De heer Marijnissen (SP):

Een Afrikaans spreekwoord luidt: Geef een hond een slechte naam en maak hem af. De heer Dittrich verkracht mijn voorstel en zegt vervolgens het niks te vinden. Zoals hij het voorstel neerzet, vind ik het ook niks. Het is een aaneenrijging van platitudes.

Ik wil simpel aangeven wat hier aan de orde is. Na twee jaar met dit kabinet zegt de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk dat de lijn van het kabinet niet de lijn is waar twee jaar geleden voor is gestemd. Mensen kunnen in een referendum aangeven of zij vervroegde verkiezingen willen of niet. Heeft de heer Dittrich zo weinig vertrouwen in de Nederlandse burger dat hij denkt dat die bij elke scheet die dwars zit om een referendum vraagt? Denkt hij dat de Nederlandse burgers zo dom zijn? Mensen zijn verstandig. Mensen zullen alleen naar dit wapen grijpen als er ernstige zaken aan de orde zijn. Mensen zijn niet tegen forse ingrepen als die nodig zijn en als die tot iets leiden. De heer Dittrich onderschat de burger heel erg. Dat verbaast mij omdat D66 altijd de burger op de troon wil zien.

De heer Dittrich (D66):

Ik onderschat de Nederlandse burger helemaal niet, maar als er beslissingen worden genomen voor de lange termijn, dan zullen daar ongetwijfeld ook beslissingen bij zijn die in het begin verkeerd vallen en die zich moeten zetten. Als men steeds opnieuw met handtekeningen gaat proberen om zo'n kabinet naar huis te sturen, dan ontneem je de betekenis aan de verkiezingen die in beginsel eens in de vier jaar plaatsvinden en maak je het besturen van een land als Nederland in feite onmogelijk. Kijkt u eens naar de economie. Het is heel belangrijk dat er fundamentele hervormingen plaatsvinden, maar dat zou nooit mogelijk zijn met een voorstel als het uwe. Nogmaals, ik onderschat de burgers helemaal niet, maar meer uw intellectuele capaciteit met dit voorstel!

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De heer Dittrich zei zojuist dat D66 voor referenda is. Ik vroeg mij toen even af of dit zo langzamerhand geen achterhaald standpunt is. Immers, de heer Staal, de heer Dittrich zeker niet onbekend, commissaris der Koningin in een van onze schone provincies, heeft afgelopen zaterdag in NRC Handelsblad een heel ander geluid laten horen en een heel ander voorstel gedaan. Hoe kijkt de heer Dittrich daar tegen aan?

De heer Dittrich (D66):

Ik vind het prima dat er in mijn partij flink over wordt gediscussieerd, maar ik vermeld hier de lijn van D66. Dat de heer Staal daar anders over denkt, is prima, hij komt ook met kracht van argumenten. Zoals u weet, is D66 een opendebatpartij, iedereen kan zijn mening geven. Er zijn misschien wel meer mensen dan de heer Staal die tegen bepaalde vormen van referenda zijn!

De heer Van der Vlies (SGP):

U hebt hiermee nog geen reactie gegeven op zijn argumenten en die houden volgens mij toch op zijn minst steek!

De heer Dittrich (D66):

Ik heb zijn artikel hier niet ter sprake gebracht. U kent onze verkiezingsprogramma's, u weet dat het een- en andermaal op onze congressen is bevestigd, overigens altijd in aanwezigheid van de heer Staal die weliswaar de discussie opzocht, maar door de meerderheid werd overruled die onze argumentatie belangrijker vindt. Wij vinden het belangrijk dat mensen in Nederland aan de noodrem kunnen trekken als ze het niet eens zijn met een beslissing die hier wordt genomen. Zij kunnen veel handtekeningen verzamelen en de politiek duidelijk maken wat er anders of opnieuw moet. Een correctief wetgevingsreferendum, prima. Bij de Europese grondwet hebben wij samen met enkele andere partijen het initiatief voor een referendum genomen dat geen correctief referendum was, maar een raad vroeg aan de Nederlandse bevolking. U ziet wij dat onderwerp daarvoor belangrijk genoeg vonden. Wij hebben op dit punt een heel gedachtegoed dat ik hier naar voren zal blijven brengen en heel belangrijk is, ook voor het gevoel van mensen dat hun stem er ook toe doet. Als je kijkt naar het systeem dat ik zojuist beschreef, dan hebben veel mensen toch dat gevoel dat hun stem er niet toe doet. Eens in de vier jaar mogen zij naar de stemlokaal en that's it! Wij willen dat al veertig jaar lang doorbreken. Alstublieft, mijnheer Van der Vlies, steun ons daarbij. Hoe meer partijen hoe beter. Dan kunnen wij eindelijk ook eens die hobbel van die tweederde meerderheid in de Eerste Kamer nemen!

De heer Van der Vlies (SGP):

U zult toch niet verwachten dat ik u blij ga maken? De argumentatie van de heer Staal is toch dat het contraproductief is, dat het de vaart van het besluitvormingsproces stolt! Dat lijkt mij nogal wat!

De heer Dittrich (D66):

Ik ben het daar helemaal niet mee eens. Als Nederlanders de mogelijkheid van een correctief referendum hebben, dan denk ik zelfs dat politici hun werk beter gaan doen. Zij zullen zich altijd afvragen of zij de burgers wel goed kunnen uitleggen waarom bepaalde beslissingen zijn genomen en dan zullen zij in de campagne rond dat referendum ook echt met de billen bloot moeten. Zij zullen dan ook moeten zeggen waarom zij die beslissing hebben genomen. Ik zie het dus als een versterking, een verrijking van de Nederlandse democratie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U verwees even naar het denkproces. U zei dat u heel diep had nagedacht over de vraag waar nu die onvrede bij burgers vandaan kwam. Dat moest diep liggen, u had er heel diep over nagedacht en u concludeert dan eigenlijk dat er maar een reden voor kan zijn, namelijk dat geen van de D66-wensen door het kabinet is uitgevoerd.

De heer Dittrich (D66):

Dat heb ik niet gezegd, u verdraait mijn woorden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Volgens mij is dit een logische conclusie uit wat u zei. Maar ik heb een andere vraag voor u. Ik sluit helemaal niet uit dat er veel onvrede is over de politieke kaste, waarvan u overigens net als ik deel uitmaakt. Vanzelfsprekend is er onvrede over de wijze waarop de politiek functioneert; dat zal ik niet ontkennen. Het lijkt me echter nogal smal om alle onvrede daarop toe te spitsen. Ik heb u helemaal niet gehoord over de inkomensverhoudingen, de denivellering. Ooit kon D66 worden aangesproken op solidaire inkomensverhoudingen. Ik heb u niet gehoord over de snel stijgende jeugdwerkloosheid, de gebrekkige arbeidsparticipatie van vrouwen, de grote problemen in de kinderopvang. Ik zou een meer diepgaande, wat intellectuelere analyse van u verwachten van de oorzaak van het weinige vertrouwen van mensen in dit kabinet dat u steunt.

De heer Dittrich (D66):

Ik zie een zure regenbui in deze linkse lentegeluiden voorbijtrekken. U verdraait echt mijn woorden en zo ken ik u niet. U zegt dat ik alles gooi op het gebrek aan democratische vernieuwingen in de politiek tot nu toe. Dat is helemaal niet waar. Ik heb een analyse gegeven en een van de oorzaken is inderdaad dat mensen geen invloed kunnen uitoefenen op de politiek, behalve één keer in de vier jaar. U somt een heleboel zaken op waarover u mij niet hebt gehoord. Ik ben er ontzettend blij om dat dit kabinet als eerste over kinderopvang is begonnen. U kunt zich vast wel herinneren dat iedereen een halfjaar geleden over mijn collega Bert Bakker heen viel toen hij zei dat er meer geld naar kinderopvang moest om vrouwen meer aan het arbeidsproces te kunnen laten deelnemen. Net haalde ik nog de motie-Lambrechts van anderhalf jaar geleden naar voren, die vroeg om uitgebreide voor-, tussen- en naschoolse opvang. Die motie heeft u volgens mij ook nog gesteund. Ik heb allerlei onderwerpen dus wel degelijk besproken. U komt op het eind aanzetten met de opmerking dat u mij daarover niet hebt gehoord. Dit kabinet doet een aantal voorstellen, bijvoorbeeld over jeugdwerkloosheid. Natuurlijk vinden wij jeugdwerkloosheid vervelend. Daarom doen wij voorstellen om de arbeidsmarkt vlot te trekken, om alles soepeler te maken. Dat helpt jongeren in Nederland om aan de slag te komen. En daarbij gaat het dan om echte banen in de markt, niet bij de overheid; wij vinden dat er al voldoende ambtenaren zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dank u voor dit betoog, daar had ik inderdaad even behoefte aan. Ik weet niet of u het bewust doet, maar u mist wel een deel: de solidaire inkomensverhoudingen. Ik kan me niet anders voorstellen dan dat het een sociaal-liberale partij als D66 moet steken dat mensen op het minimum er niets bij krijgen en dat kostwinnersgezinnen die € 60.000 of meer verdienen, er € 2000 bij krijgen. Die onrechtvaardigheid in de inkomensverhoudingen moet u toch steken? Verder spreken het CDA en het kabinet expliciet een voorkeur uit voor gezinnen waarin maar een van de partners werkt.

De voorzitter:

Meneer Dittrich, ik verzoek u omwille van de tijd kort te antwoorden.

De heer Dittrich (D66):

Zo'n uitgebreide vraag verdient toch een uitgebreid antwoord? Daar heeft mevrouw Halsema recht op.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zou het inderdaad wel willen horen.

De heer Dittrich (D66):

Laten we teruggaan naar de Zorgverzekeringswet: waarom vonden wij die noodzakelijk? Omdat in het oude systeem met de Ziekenfondswet en de particuliere verzekeraars ontzettend veel groepen veel te veel betaalden. Dat wordt nu allemaal afgeschaft, alles wordt opnieuw geformuleerd. Daarom ook ziet u in de plaatjes sommige groepen erop vooruitgaan met 5,4%. U vindt het een schande dat zij er zoveel op vooruitgaan, maar vergeet te vermelden dat zij in het verleden altijd zoveel hebben betaald. Het wordt dus als het ware rechtgetrokken. De koopkrachtplaatjes waarover u het steeds hebt, bestaan uit zoveel andere elementen dan alleen de Zorgverzekeringswet. Graag wil ik hierover in tweede termijn verder praten.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een goed voorstel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Werken aan vertrouwen in een veilige toekomst. Wij debatteren vandaag met het kabinet dat volgens bureau Intomart een gevaar vormt voor onze samenleving. Een meerderheid van de bevolking, 52%, beschouwt het kabinet als een bedreiging voor de gewone mens. Wij spreken nu niet over terroristen, criminelen of het Chinese gevaar maar over onze eigen overheid. Die overheid moet de belangen van de burger beschermen en voor hen opkomen. Waarom is iedereen zo bang voor het kabinet? Heeft het kabinet-Balkenende last van een gigantisch imagoprobleem? Naar mijn mening speelt dat zeker een rol. Recentelijk heeft de premier de media een en ander verweten. Het is in elk geval een kwalijke zaak omdat een kabinet en een premier gezag, ontzag en respect dienen uit te stralen.

De LPF-fractie heeft bij de algemene beschouwingen van 2003 al gewaarschuwd voor een afnemend draagvlak onder de bevolking. Het woord "vertrouwen" kwam toen nog niet voor in het woordenboek van het kabinet. Mijn fractie vindt dat er eenvoudigweg een grens is aan wat de burger aan opeengestapelde maatregelen kan verwerken. Wij mogen niet vergeten wat vooraf ging aan de huidige ingrepen: de invoering van een dure euro, de beperking van de hypotheekrenteaftrek, de afschaffing van de aftrekbaarheid van het consumptief krediet en het niet teruggeven van het kwartje van Kok. Aan de hand van een soort op hol geslagen pluk-ze-wetgeving zijn de burgers, vooral de middengroepen, door het kabinet financieel tot op het bot uitgekleed. In de Miljoenennota wordt erkend dat de koopkracht van met name de middeninkomens met kinderen in de afgelopen jaren sterk is verslechterd. Lonen zijn bevroren en lokale en andere lasten zijn de pan uit gerezen. Ook de energieprijs heeft een recordhoogte bereikt. De overheid incasseerde gretig de accijnzen en de aardgasbaten. Dat geld komt naar de mening van mijn fractie de burger toe.

Vertrouwen in de toekomst is hard nodig om de ontspoorde economie weer op de rails te krijgen. Het kabinet rekent erop dat de burgers in 2006 meer uitgeven, maar waarop is dat vertrouwen gebaseerd? Het moet haast wel gebaseerd zijn op dagdromen. Volgens onderzoeksbureau Motivaction meent 63% van de Nederlanders dat zij er in het afgelopen jaar financieel op achteruit zijn gegaan, 35% verwacht geen veranderingen op dat punt en 43% rekent op een verdere verslechtering. Eenderde van onze bevolking heeft naast de hypotheek lasten een schuld van niet minder dan € 30.000. Maar liefst 84% van de bevolking zegt enigszins of heel terughoudend te zijn met het doen van grote aankopen. Als klap op de vuurpijl lezen wij in de laatste kabinetsplannen dat elke burger in 2006 niet € 180 aan de Europese Unie moet bijdragen maar € 250 of zelfs € 300. Er is geen enkele zekerheid dat het in 2006 beter wordt. Gelooft de premier na het horen van deze cijfers nog steeds dat de burgers weer meer gaan uitgeven?

De middeninkomens en de jonge gezinnen hebben de hardste klappen gehad. De maatregelen van het kabinet verdampen door de torenhoog gestegen energiekosten, de peperdure brandstofprijzen en hoge gemeentelijke lasten. Het kabinet wil 2,5 mld. besteden aan koopkrachtverbetering. Volgens mijn fractie is dat niet genoeg. De Lijst Pim Fortuyn heeft een tegenbegroting opgesteld om aan te tonen dat het beter kan. Deze is doorberekend door het CPB. De voorstellen daarin leiden tot een verbetering van de koopkracht met 1% en tot een afname van de inflatie. De gezinnen krijgen er 2,15 mld. extra bij en bedrijven 0,15 mld. In onze plannen gaat niemand erop achteruit, terwijl het begrotingstekort even groot is als in de Miljoenennota. Nog belangrijker is misschien dat in onze begroting werken lonender wordt gemaakt. Alle werkenden krijgen er bijna € 300 bij door een verhoging van de arbeidskorting. Hoe kijkt het kabinet tegen deze voorstellen aan? Wij verbeteren niet alleen de inkomens maar doen ook iets aan de prijzen. Het wordt hoog tijd dat het kwartje van Kok wordt teruggegeven. Nederland heeft de duurste benzine van heel Europa. Van iedere liter gaat € 1 naar de schatkist. Dat kwartje is allang niet meer nodig om die te spekken. Het past een betrouwbare overheid om het dan terug te geven aan de burger; het was immers een tijdelijke maatregel. De onbelaste kilometervergoeding zou moeten worden verhoogd van 18 naar 22 eurocent. Met de hoge brandstofprijzen is de huidige vergoeding allang niet meer dekkend voor de werkelijke kosten.

Wij zien niets in de plannen van het kabinet om 1 mld. in windmolens te steken. Studies wijzen uit dat windenergie niet rendabel is, en daardoor juist slechts is voor het milieu. Bovendien belemmeren de uitgaven aan windenergie de mogelijkheden voor onderzoek naar echt duurzame alternatieven. De aandacht kan beter worden gericht op de productie van kernenergie, zodat wij die niet meer hoeven te importeren. Waarom zou Nederland geen nieuwe kerncentrale bouwen? Laten wij die discussie met elkaar aangaan. Daarmee wordt geïnvesteerd in de werkgelegenheid en de kenniseconomie. Verder draagt het bij aan het halen van de CO2-doelstellingen uit het Kyotoverdrag.

In plaats van te zorgen voor vertrouwen bij de consument wakkert het kabinet juist angstgevoelen aan en zorgt het voor onrust door de burgers op te zadelen met de onzekerheden van een nieuw ziektekostenstelsel. Het toont zich bovendien ongevoelig voor de financiële pijn van de gestegen energieprijzen. Zonder een herstel van vertrouwen houdt de burger de hand op de knip. Het kabinet moet de mensen in het land meer zekerheden bieden, waarvan ik enkele voorbeelden zal geven. Geef de extra overheidsinkomsten door de gestegen aardgasprijzen terug aan de burgers en het bedrijfsleven. Is het kabinet bereid een plafond aan te geven, bijvoorbeeld een olieprijs van $50 per vat, waarboven de meeropbrengsten worden teruggegeven aan de burger? De heer Verhagen heeft dit punt vanochtend ook al naar voren gebracht. Hopelijk kunnen de fracties in deze Kamer tot zaken komen. Geef de mensen die geen recht hebben op een zorgtoeslag de garantie dat hun ziektekostenpremies in het nieuwe stelsel niet boven € 1200 per jaar uitkomen. Kan het kabinet garanderen dat chronisch zieken zich aanvullend kunnen verzekeren? Verder mag het bedrijfsleven niet opdraaien voor de kostenstijgingen door het nieuwe zorgstelsel. De stijging van de lokale lasten moet aan banden worden gelegd. Dat kan bijvoorbeeld door sancties te nemen tegen gemeenten met een lastenstijging van meer dan 1 procentpunt boven de gemiddelde inflatie. Is de premier bereid tot deze handreikingen aan de bezorgde burger?

Het kabinet legt veel nadruk op normen en waarden. Wat zijn die vrome woorden waard wanneer gevangenen het doorgaans beter hebben dan mensen in een verpleeghuis? In verpleeghuizen hebben onze ouderen pyjamadagen en doorligplekken en krijgen zij onvoldoende aandacht. Recent viel te lezen dat in de gevangenis Esserheem in Veenhuizen moordenaars en andere zware criminelen feestvierden in hun zelf gemaakte "grand café" Club 91, waar zij na een lekker partijtje tennis buiten op kosten van de belastingbetaler bier drinken en sushi eten. Zijn dit de normen en waarden waar minister-president Balkenende en minister Donner voor staan? Wij vinden het ronduit beschamend. Een land waarin gevangenen beter af zijn dan mensen in verpleeghuizen, is eigenlijk een onbeschaafd land, een land zonder normen en waarden.

Ik kom bij de bestuurlijke vernieuwing, of eigenlijk het totale gebrek daaraan. Het kabinet wil niet verder met het referendum, een gemiste kans om burger en politiek dichter bij elkaar te brengen. Hoe diep de kloof tussen dit kabinet in de burger inmiddels is geworden, blijkt wel uit de manier waarop de regering is omgegaan met de uitslag van het referendum over de Europese grondwet. Zo blijft een krachtig nee tegen het starten van onderhandelingen met Turkije uit, ondanks dat dit land EU-lid Cyprus niet erkent. Erger nog, het kabinet lijkt van plan om de brede maatschappelijk discussie over Europa te gaan misbruiken om de Nederlanders de Europese grondwet alsnog door de strot te duwen; alsof er geen referendum heeft plaatsgevonden. De minister-president moet beloven dat Nederland het Europese grondwettelijke verdrag niet zal ratificeren, zelfs niet als alle andere lidstaten van de EU dat wel doen. Minister-president, laat u wat betreft de bestuurlijke vernieuwing leiden door de bredere visie op de toekomst van onze staat en maatschappij, net als Pim Fortuyn. Toon eens moed door in eigen overheidsvlees te snijden. Geef de gemeenten terug aan de burger, schrap de provincies als bestuurslaag en verminder eindelijk eens het aantal departementen. Waarom moet er nog twee jaar worden gewacht met het zo gewenste ministerie van veiligheid waarvoor de LPF al meer dan drie jaar pleit?

In de Miljoenennota staat dat een krimpende overheid een groeiimpuls geeft aan de economie. Er wordt daarbij verwezen naar de succesvolle Scandinavische landen waar de overheden de afgelopen tien jaar zijn gekrompen met niet minder dan 13 tot 20%. Kan het kabinet aangeven met welk percentage de Nederlandse overheid in dezelfde periode is gekrompen of juist gegroeid? Wat is de prognose voor 2006? De Raad van Economisch Adviseurs van de Tweede Kamer heeft voorgerekend dat de overheid met tientallen procenten zou kunnen krimpen. Tussen de 30.000 en 90.000 ambtenaren zouden kunnen verdwijnen bij Rijk, provincies en gemeenten. Wil het kabinet deze handschoen nu echt eens oppakken en er werk van maken?

Wij moeten gaan snijden in eigen vlees. Wij hebben nota bene in november 2002 een motie ingediend om alle overheidstaken te gaan herijken. Ik heb toen van minister Zalm begrepen dat hij de zaak zou oppakken, maar die is weer ondergebracht in ibo's. Daar komt volgens ons te weinig uit. Het gaat niet snel genoeg. Ik denk dat in deze tijd ook met het oog op de aflossing van de staatsschuld, waar wij nog maar weinig over horen, het snijden in eigen vlees gewoon onontkoombaar is. Dat verdient een structurele aanpak van het kabinet. Kijk eens over de horizon van vier jaar heen en durf eens maatregelen te nemen. Laat de rijkstaken opnieuw herijken. Zet de taken tegen het licht en kijk waar werkelijk op kan worden bezuinigd, ook die gelddoorpompmachines.

Dat geldt ook voor mobiliteit. De fractie van de LPF is tegen de kilometerheffing. Wij willen ook dat de bpm wordt afgebouwd. Het is belachelijk om een systeem in het leven te roepen waarin 3 mld. moet worden geïnvesteerd en waarvan de exploitatie en het beheer jaarlijks 800.000 mln. tot 1 mld. gaan kosten. Dat kan gewoon worden ingekapseld in de benzineprijzen. Dan kan de motorrijtuigenbelasting ook worden afgeschaft. Het is veel logischer om nu eens praktisch te werk te gaan.

Ik heb van de heren Verhagen en Van Aartsen het voorstel gehoord om ervoor te zorgen dat het aantal regels wordt verminderd. Er moet daadwerkelijk iets gebeuren. Er moet worden gewerkt aan het vereenvoudigen en waar nodig afschaffen van regels. Ik verwacht dat het kabinet met maatregelen komt, dat het de zaak tegen het licht houdt en dat het de handschoen eens durft op te pakken. Het moet ook voor het bedrijfsleven in Nederland een keer beter worden gemaakt. Er moet voor worden gezorgd dat ondernemen wordt beloond en dat het niet leidt tot enorme frustraties over vergunningen en toezicht. Dat zijn zaken die dingen behoorlijk remmen als een ondernemer bijvoorbeeld wil uitbreiden.

Het ontslagrecht moet meer worden geflexibiliseerd zodat het voor ondernemers mogelijk wordt om snel mensen aan te trekken als hun bedrijf goed loopt en de winsten toenemen en dat zij niet allemaal kunstgrepen hoeven te verzinnen of mensen hoeven af te houden. Wij vinden dat daar een visie aan ten grondslag moet worden gelegd. Het kabinet moet met maatregelen komen op dit terrein. Wij erg benieuwd naar zijn visie hierop.

Wij delen met de fractie van D66 de zorg over het tekort aan leraren in het onderwijs. Wij zijn erg benieuwd op welke wijze het kabinet de dekking denkt te gaan aanbrengen. Wij wachten het antwoord van de premier af. Kan hij ook zeggen hoe het zit met onderwijskrachten die in de WAO verzeild zijn geraakt? Is dat structureel of is daar iets aan te doen? Zijn die mensen nog bruikbaar? Wat is de visie van het kabinet hierop?

Wij hebben met onze tegenbegroting laten zien dat het beter kan en dat het beter moet als Nederland er weer bovenop wil komen. De LPF is een constructieve partij, maar ons geduld is, net als dat van de burger, grotendeels op. Wij verlangen dat de regering zich niet langer tegenover, maar naast de burger opstelt. Hierbij hoort ook dat beloften dienen te worden nagekomen, zoals de teruggave van het kwartje van Kok. Neem nu eens bij alle maatregelen en voorstellen de menselijke maat in acht. Het kabinet hoeft er niet op te rekenen dat de fractie van de LPF maatregelen zal steunen die daarmee in strijd zijn. Wij zullen het kabinet daar ook de komende periode op blijven beoordelen.

Voorzitter: Weisglas

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik mag graag naar een voetbalwedstrijd kijken. Een spannend moment vind ik altijd als de spelers na de rust weer het veld opkomen om aan de tweede helft te beginnen, zeker als zij op verlies staan. Je vraagt je dan af wat er in de kleedkamer is besproken. Heeft de coach de ploeg een duidelijke en nieuwe opdracht meegegeven? Gáán ze er echt voor of vinden ze het wel best en zijn ze al blij als ze de wedstrijd zonder verdere blessures kunnen uitspelen?

Dit kabinet is ook halverwege. We weten niet wat er "in de rust" binnenskamers precies is besproken. We kennen wel de commentaren van de pers en het publiek op de tribune. Dat voorrecht delen voetbal en politiek: iedereen heeft er verstand van en weet precies wat eraan scheelt ... Die commentaren zijn intussen niet mals: de tevredenheid over de prestaties in de eerste helft en het vertrouwen dat het in de tweede helft beter wordt, zijn zorgwekkend klein. En dat terwijl de problemen van onze samenleving zorgwekkend groot zijn ...

Wat is de missie van dit kabinet voor de tweede helft? Welke uitdagingen ziet de ploeg voor zichzelf? Wat zíjn eigenlijk de problemen van nu en sluit de agenda van het kabinet daar wel op aan? Is er wel een echte agenda of is de strategie erop gericht om zonder verdere schade het eindsignaal in 2007 te halen?

Laat ik eerst zeggen dat er in de eerste helft het nodige is gebeurd. Geconfronteerd met wat Lans Bovenberg heeft genoemd de kater van het paarse feestje, heeft het kabinet sterk ingezet op grootscheepse hervormingen. Hoewel de ChristenUnie de noodzaak daarvan steeds heeft onderschreven, waren wij – zacht gezegd – niet altijd blij met de uitwerking; zo hebben wij met overtuiging tegen de Wet werk en bijstand en de nieuwe WAO gestemd en zijn wij met de vormgeving van de Zorgverzekeringswet in meer dan één opzicht nog steeds ongelukkig.

Een ander prominent agendapunt uit de eerste helft was het veiligheidsbeleid. Daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde: een stevig pakket maatregelen was beslist noodzakelijk. Bescherming van de burgers tegen terrorisme en criminaliteit heeft ook voor de ChristenUnie hoge prioriteit en daarom hebben we het kabinet in dit opzicht veelal gesteund, op een enkele overbodige maatregel, zoals de uitgebreide identificatieplicht, na. Dat blijkt ook echt een buitenproportionele maatregel te zijn, die ons land er niet veiliger op maakt, maar wel veel ergernis oproept.

Op andere terreinen is echt te weinig gebeurd. Ik denk aan een voor ons belangrijk thema als de bescherming van het leven. Zeker, de beloofde evaluaties zijn in gang gezet, maar laat ik het zo zeggen: als het tempo maatgevend is voor de ambitie en de prioriteit, dan is het niet best. Of neem het milieubeleid; het is typerend dat, toen onlangs van de zijde van de milieubeweging aan het ministerie van VROM werd gevraagd wat de belangrijkste milieuprestaties van de afgelopen twee jaar zijn geweest, daar geen antwoord op kon worden gegeven. Het was nota bene de fractie van D66 die in het duurzaamheidsdebat vaststelde dat dit land in milieuopzicht "kapot wordt gemaakt" door de reservecoalitie van VVD, CDA en LPF! En is het niet het kabinet dat de kilometerheffing op de lange baan schuift, dan zijn het wel de coalitiefracties die tegen windmolens vechten ...

Wordt de tweede helft beter? Het kabinet denkt van wel, in elk geval financieel-economisch; 2005 is nog een slecht jaar, maar vanaf 2006 komt er beweging in de economie. Dit wordt geclaimd als vrucht van het herstelbeleid. Dit gebeurt ten onrechte, aldus het Centraal Planbureau. Niet de hervormingen van het kabinet, maar, zo staat er op pagina 82, distributie en transport als gevolg van de aantrekkende wereldhandel zijn bepalend voor het herstel van de economie. Garanties zijn er intussen niet; het is veelzeggend dat de troonrede niets zegt over koopkrachtverbetering. Geen feestbegroting, zei minister Zalm. En inderdaad: dit is vooral een begroting van goede bedoelingen en weinig zekerheid. Het Nibud zegt: eerst zien, dan geloven. Dit zal voor de meeste mensen ook gelden.

Begrijp mij niet verkeerd: er staan goede voorstellen in de "prinsjesdagstukken", zoals herstel van de koppeling, lastenverlichting voor gezinnen, investeringen in onderwijs, zorg, veiligheid en werkgelegenheid. Die zullen wij als ChristenUnie zeker steunen. In onze tegenbegroting doen wij er, waar dat nodig is, de nodige scheppen bovenop. Maar de grote vraag is of dit kabinet wel diep genoeg steekt en een antwoord geeft op het fundamentele probleem van het brede onbehagen in de samenleving en de vertrouwenskloof tussen de politiek en de gewonemensenwereld. Het NOS-journaal van gisteravond vatte prinsjesdag 2005 kernachtig samen als "een optimistische regering van een wantrouwende bevolking". Het wantrouwen blijkt uit alle onderzoeken, uit de achterblijvende bestedingen en pijnlijk uit het referendum over de Europese grondwet.

Tot mijn verbijstering lees ik dan in de stukken van prinsjesdag dat er niet een lagere afdracht, waarvoor wij ons sterk zouden maken, aan de Europese Unie komt, maar dat er zelfs een gigantische naheffing komt uit Brussel? Hoe zit dat met andere landen? Waarom de terugwerkende kracht tot 2001? Als wij spreken over herstel van vertrouwen, heeft het kabinet hier wat uit te leggen.

Herstel van vertrouwen is de grote opgave waar wij voor staan, het vertrouwen van de burger in de politiek, het vertrouwen van de consument in de economie, kortom het vertrouwen van gewone mensen dat het in het land weer beter kan gaan. Let wel, dat is niet alleen een probleem van het kabinet, al zijn de waarderingscijfers voor deze ploeg en zijn beleid onthutsend laag. Het is ook het probleem van dé politiek, van ons, van kabinet en Kamer, van coalitie en oppositie. Eén ding weet ik zeker. Als de politieke agenda vooral bepaald wordt door de peilingen, de gemeenteraadsverkiezingen of de behoefte om ook eens goed nieuws te brengen, wordt de kloof niet kleiner maar groter. Wie denkt dat een burgerpanel of een serie referenda het antwoord vormen, zal van een koude bestuurlijkevernieuwingskermis thuiskomen. Wie de desastreuze vertrouwenscijfers laconiek afdoet met de constatering dat zijn buurman hem gelukkig nog wel vertrouwt, mijnheer Verhagen, onderschat de ernst van het probleem. Inmiddels is dat vertrouwen overigens nog maar bij een op de vijf mensen aanwezig.

In het licht van het herstel van vertrouwen schiet ook de Miljoenennota hopeloos tekort. Alle uitleg over de noodzaak van economisch herstelbeleid ten spijt pikken de mensen het niet dat de politiek vooral bezig lijkt te zijn met allerlei stelsels en grote projecten, uitdagingen van de globalisering en de economische toestand in 2040, maar dat wij hier in Den Haag geen idee hebben hoe hun dagelijks leven er uitziet. Vorige week zei iemand letterlijk tegen mij: als een politicus de Tweede Kamer binnenstapt, stapt hij de echte werkelijkheid uit. Dat is het gevoelen van de mensen. Dat is de wortel van veel scepsis, distantie en wantrouwen. "Ach, ze doen maar". Wat moeten oma Jonker en bijstandsmoeder Goossen uit Netwerk van gisteravond met een langetermijnherstelbeleid, als zij jaar na jaar erop achteruitgaan? Wat moet een chronisch zieke van 70 jaar die de ene na de andere klap in de zorg te verstouwen heeft gekregen en nu met angst en beven de maand januari en de nieuwe zorgpremie tegemoet ziet met een verhaal over de Lissabonstrategie? Vertrouwen win je niet door het ene jaar te dreigen met doemscenario's over vergrijzing en werkloosheid en alle voorstellen van de oppositie voor een eerlijke lastenverdeling als onverantwoord van tafel te vegen en één jaar later opgewekt mede te delen dat het langetermijnbeleid zijn vruchten heeft afgeworpen en dat er nu ruimte is voor koopkrachtverbetering. Dat is fijn voor de mensen die wat extra's krijgen. Wij gunnen ze dat, maar het maakt wel wantrouwig. Heeft het kabinet de zaken het vorig jaar niet veel te zwaar aangezet? Of doet het nu te laconiek, met het oog op het komende verkiezingsjaar? In beide gevallen wordt eerder het wantrouwen dan het vertrouwen gevoed.

Vertrouwen win je ook niet door voortdurend verantwoordelijkheden over de schutting te gooien, met een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Echt vertrouwen win je met een aansprekend verhaal, een inspirerende visie, met krachtig leiderschap en door vertrouwenwekkende maatregelen, waardoor mensen worden gestimuleerd en toegerust voor het dragen van verantwoordelijkheden. Dat vraagt om meer dan: na het zuur nu wat zoet, met een schuin oog naar twee verkiezingen. Zeker, na alle ingrepen van de afgelopen jaren is het hoog tijd voor gerichte lastenverlichting, voor de bedrijven, voor de middeninkomens, maar eerst en vooral voor de lage inkomens, de gezinnen, de alleenstaanden met kinderen, de chronisch zieken en gehandicapten en de ouderen, die de afgelopen jaren heel wat te incasseren hebben gekregen. In onze tegenbegroting doen wij daar aanvullende voorstellen voor.

Belangrijker nog is dat achter alle maatregelen een verhaal zit, dat mensen inspireert en meeneemt, zo nodig door moeilijke tijden heen. Daar zit bij het kabinet het probleem. Er wordt wel voortdurend gesproken over integrale visie en toekomstgericht beleid, maar het visioen ontbreekt. Heeft het kabinet er nu zicht op wat de mensen in het land werkelijk bezighoudt?

Het SCP-rapport "In het zicht van de toekomst", van vorig jaar, toonde aan dat Nederlanders door de bank genomen tevreden zijn met hun eigen leventje maar – dat was het verontrustende – tegelijkertijd zeer bezorgd zijn over de samenleving en voor de toekomst hopen op meer solidariteit en gemeenschapszin, veiligheid, herstel van normen en waarden en behoud van de verzorgingsstaat. Die bevindingen, waar de koningin in de troonrede naar verwees, hebben iets heel tegenstrijdigs en ik heb mij meer dan eens afgevraagd of er niet een sterke samenhang is met de conclusies uit dat andere SCP-rapport dat in dezelfde periode verscheen, over de voortgaande secularisatie en ontkerkelijking. Velen verheugen zich erover dat religie en geloof aan publieke betekenis hebben verloren, maar ik vraag mij af of wij daarmee niet ook een onmisbare pijler voor een gezonde publieke moraal, voor sociale samenhang en voor maatschappelijke deugden zijn kwijtgeraakt.

Onlangs werd aan de achterban van het Christelijk-Sociaal Congres de vraag voorgelegd wat de belangrijkste thema's van vandaag zijn ofwel – met een verwijzing naar de beroemde rede van Abraham Kuyper bij het eerste Christelijk-Sociaal Congres – wat "de sociale kwestie" van 2005 is. Daar kwam de volgende top vijf uit naar voren:

  • 1. afnemende gemeenschapszin en toename van egoïsme;

  • 2. spanningen tussen wereldgodsdiensten;

  • 3. ongelijke verdeling van welvaart tussen Noord en Zuid;

  • 4. verlies van sociale verbanden;

  • 5. afbraak – de term is van het Christelijk-Sociaal Congres – van sociale zekerheid en gezondheidszorg.

Dat is nogal wat! Mijn concrete vraag aan de minister-president is of zijn kabinet deze "sociale kwesties" boven aan de agenda zet voor de tweede helft en ervoor gaat zorgen dat het beleid echt bijdraagt aan de oplossing ervan. Welke concrete maatregelen kunnen wij daartoe verwachten? Niet de mensen door een stapeling van bezuinigingen de mogelijkheden ontnemen om verantwoordelijkheid te dragen, maar hen juist toerusten tot verantwoordelijkheid. Niet mensen ontmoedigen om zich in te zetten als mantelzorger of als vrijwilliger in een asielzoekerscentrum, maar hen helpen en faciliteren om maatschappelijk nuttige en gewenste werkzaamheden op te pakken. Niet alleen mooie woorden spreken over solidariteit, rentmeesterschap en internationale gerechtigheid, maar ook de politieke moed hebben om daar de daden bij te voegen.

Een geweldige uitdaging ligt er in de spanningen tussen godsdiensten en bevolkingsgroepen, spanningen die zich ook in ons land nadrukkelijk manifesteren. Hoe komen wij van polarisatie en vervreemding tot tolerantie en vreedzaam samenleven? In de "Kroonbedebijeenkomst" van vorige week werd terecht opgemerkt dat tolerantie vaak niet meer is dan een elegante manier van langs elkaar heen leven. Hoe buigen wij dat om naar een echte samen-leving, waarin wezenlijke verschillen in geloof en levensbeschouwing niet in de weg staan aan werkelijke betrokkenheid op elkaar?

Laten wij overigens niet de vergissing begaan om hier uitsluitend naar één groep te kijken, bijvoorbeeld de nieuwe Nederlanders met een islamitische achtergrond. Ook in verlichte humanistische kring ontbreekt het maar al te vaak aan verdraagzaamheid en respect voor andermans overtuigingen, zo bleek het afgelopen jaar uit de heftige debatten over godsdienstvrijheid, het verbod op smalende godslastering, het scheppingsgeloof en de islam. Het waren vaak uitgerekend ministers en Kamerleden die met hun uitspraken de zaken nodeloos op scherp zetten en tegenstellingen aanwakkerden. De troonrede bevatte een mooie passage over tolerantie en respect in een samenleving die zich kenmerkt door verscheidenheid. Maar wat gaat het kabinet nu doen om daar handen en voeten aan te geven? Graag verkrijg ik hierop een reactie van de minister-president.

Dit raakt allemaal aan het cruciale proces van herstel van vertrouwen. Nederland heeft niet alleen een groei van de economie nodig, minstens zo vitaal is het dat wij groeien in vertrouwen. Dat is dan ook de titel waaronder de fractie van de ChristenUnie vandaag haar christelijk-sociale alternatief voor de kabinetsplannen presenteert. Vorig jaar hebben wij met ons inkomensplan bewezen dat het mogelijk is om binnen dezelfde randvoorwaarden als de regering hanteert, betere resultaten en rechtvaardiger inkomenseffecten te realiseren. Dit jaar hebben wij onze inspanningen verbreed tot een heuse tegenbegroting, waarin ook thema's als de kwaliteit van de samenleving, werkgelegenheid, het milieubeleid en de ontwikkelingssamenwerking zijn meegenomen. Onze voorstellen zijn gericht op het groeien van vertrouwen – vertrouwen in de samenleving, in elkaar, in de economie en in de politiek. Daartoe hebben wij een zestal beleidspakketten ontwikkeld met als kernpunten:

  • - het stimuleren tot het invullen van de eigen verantwoordelijkheden door het bevorderen van het verrichten van gemeenschapstaken;

  • - het tegengaan van de verschraling van de publieke sector, onder meer door extra geld vrij te maken voor de verpleeghuizen, maar ook door het scheppen van extra banen in de sectoren onderwijs, zorg en veiligheid;

  • - het verlichten van de lasten voor de lage en middeninkomens via de zorgtoeslag, de halvering eigen bijdrage thuiszorg, de huurtoeslag, de introductie van de aftrek onderhoud eigen woning en via een eerlijke lastenverdeling;

  • - het bieden van meer steun dan het kabinet doet aan gezinnen, waaronder alleenstaanden met kinderen, het verhogen van de kinderbijslag en het meer rechtvaardig verdelen van de kinderopvanggelden via het kindgebonden budget;

  • - het geven van gerichte werkgelegenheidsstimulansen voor ouderen en jongeren, ook via lastenverlichting voor ondernemers;

  • - het verduurzamen van de economie en het vergroenen van het belastingstelsel en

  • - het opstellen van een pakket aan maatregelen voor het nemen van onze internationale verantwoordelijkheden.

Wat het laatste punt betreft: het kabinet is gelukkig teruggekomen op zijn voornemen om ons aandeel in de schuldkwijtschelding na de G8-top van 30 mln. uit het ODA-budget te halen, maar gelet op de immense problematiek willen wij "meer dan het gewone doen" en 100 mln. extra vrijmaken.

Voorzitter. Op al deze terreinen kan beslist meer gebeuren. Het kabinet wil dat ouderen langer doorwerken; prima, maar waarom komt er dan geen positieve prikkel voor de werkgevers in de vorm van een specifieke ouderenkorting? Staatssecretaris Wijn heeft mij vorig jaar beloofd daarop terug te komen bij de behandeling van het Belastingplan, maar ik heb zijn opmerkingen daarover gemist. Waarom is hiervoor geen voorstel gedaan?

Het kabinet wil een evenwichtige lastenverdeling. Da's mooi, maar waarom komt er geen correctie op de zorgmaatregelen van de afgelopen jaren? Het kabinet wil iets doen aan vergroening van het beleid; dat werd tijd, maar waarom worden huishoudens niet gestimuleerd om aan energiebesparing te doen?

Ons pakket trekt de lijnen door. Dat leidt volgens het Centraal Planbureau tot een beter koopkrachtbeeld over de hele linie en voegt iets toe aan de koopkracht die het kabinet realiseert. Daarnaast wordt op deze manier met name iets gedaan voor de lage en middeninkomens. De werkgelegenheidsgroei doet zich dan specifiek voor bij moeilijke groepen: de jongeren en de oudere werknemers. Verder schept ons voorstel structureel condities voor groei van de economie en de werkgelegenheid. Bovendien legt het verantwoordelijkheden echt waar ze horen, stelt het mensen in staat om te investeren in maatschappelijk nuttige zaken en zorgt het ervoor dat de sterkste schouders ook echt de zwaarste lasten dragen. Vanzelfsprekend hebben ook wij ervoor gezorgd dat het financieringstekort net als in de kabinetsvoorstellen in 2006 de 1,8 – in CPB-termen: 1,7 – niet overschrijdt.

Voorzitter. Onze tegenbegroting is meer dan een aanvulling op de kabinetsplannen. Door de onderliggende visie op overheid en samenleving betekent zij ook een koerswijziging. Wij moeten van sanering in de platte betekenis van bezuinigen naar sanering in de zin van gezondmaking van sociale verhoudingen. Wij moeten van een ethiek van de individualiteit naar een ethiek van de gemeenschap. Van "ik" naar "wij". Van een afgeplatte eigen verantwoordelijkheid naar echte solidariteit. Van marktwerking en vraagsturing als maat naar wederzijdse betrokkenheid en menselijkheid als maat. Kortom: van een overwegend neoliberale politiek naar een overtuigend christelijk-sociale politiek. Onze voorstellen zijn erop gericht om die omslag mogelijk te maken. Laat ik er maar meteen bij zeggen dat de minister-president wat mij betreft mag shoppen in onze tegenbegroting. Ik zou zeggen: pik de krenten er maar uit, er zitten er genoeg in!

Voorzitter. Ik rond af. Mijn fractie is zich er terdege van bewust dat dit kabinet geen gemakkelijke taak heeft. Wij onderschatten niet de omvang en de complexiteit van de problemen waar de minister-president en zijn ploeg zich mee geconfronteerd zien. Wij miskennen niet dat het op orde brengen van het nationale huishoudboekje een grote verantwoordelijkheid is. Ik houd echter staande dat de eerste opgave van een regering niet is de economie te stimuleren, maar om recht en vrede te dienen. Niet de groei van de economie, maar de groei van mensen dankzij de economie dient centraal te staan. Onmisbaar daarvoor is herstel van vertrouwen van de samenleving in de politiek, zodat voorkomen wordt dat de wereld van Den Haag en die van de rest van Nederland verder uit elkaar groeien. Dat gaat niet vanzelf. Dat begint met een wenkend perspectief, een inspirerend visioen, een relevante agenda en vertrouwenwekkende en rechtvaardige maatregelen. Ik ben begonnen met de vraag wat de missie van het kabinet voor de tweede helft is. Namens mijn fractie heb ik getracht aan de formulering daarvan een bijdrage te leveren. Het is aan het kabinet om de uitdagingen aan te gaan. Ik wens alle bewindslieden daarbij van harte Gods zegen toe.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Quo vadis? Met deze indringende vraag begint Cicero zijn eerste rede tegen Catilina. Quo vadis: waarheen gaat gij? Vertaald naar dit debat: wat willen wij met dit land?

Wij willen natuurlijk een vreedzame samenleving, waarin iedereen gerust en veilig leeft. Wij willen een zorgzame samenleving, waarin ouderen, gehandicapten, chronisch zieken, gezinnen met kinderen en jongeren de helpende hand wordt gereikt. Wij willen een rechtvaardige samenleving, waarin goed en kwaad concreet worden benoemd door heldere en gehandhaafde normen. Wij willen een sociale samenleving, waarin de lusten en lasten van wonen, werken, leren en recreëren eerlijk verdeeld zijn. Wij willen een eerbare samenleving, waarin hoogstaande zedelijke waarden en normen de boventoon voeren. Wij willen een mooie en schone samenleving, waarin natuur en milieu de aandacht krijgen die zij verdienen vanuit een goed rentmeesterschap. En laten wij eerlijk zijn: wij willen ook een welvarende samenleving, een land waarin door ijver, toewijding en vernuft voldoende wordt verdiend om het geheel op een fatsoenlijke manier draaiende te houden. Al deze dingen willen wij in ons land en liefst ook internationaal.

Ik zag een krantenkop: "Premier: ik heb een droom". Wij dachten: zou dat dezelfde zijn als die wij hebben? Die droom bleek echter te gaan over de impasse bij de VN-top over de Veiligheidsraad. Onze droom, geen resultaat van welke dommeligheid ook, maar uit onze overtuiging, is een samenleving met de genoemde kenmerken, die dan wel glans moeten krijgen door een worteling in de voluit bijbelse kaders van liefde en trouw, van offerbereidheid en dienstbetoon. Als aan die voorwaarden is voldaan, zal er ongetwijfeld ook meer inzet zijn voor zondagsrust, beschermwaardigheid van het leven, huwelijk en gezin en dergelijke.

De klemmende vraag is natuurlijk hoe wij dit ideaal kunnen bereiken. De rijksbegroting voor volgend jaar zou ons een stap in de goede richting moeten brengen. Niet alles kan tegelijk; dat beseft iedereen. Wij hebben jaren achter de rug waarin het financieel-economisch goed tegen zat. Om allerlei voorzieningen toekomstbestendig te doen zijn, moest drastisch worden ingegrepen. Dat was het zuur. Er is nu weer ruimte voor het zoet! Dat is het rooskleurige beeld dat de Miljoenennota schetst. Laten wij het hopen. Het is in elk geval te begrijpen dat aan de vooravond van verkiezingen leuke dingen voor mensen moeten komen, die wij de mensen na alle pijn in de knip van de achterliggende jaren natuurlijk graag gunnen.

De SGP-fractie ontkent niet dat hier en daar goede en urgente impulsen worden voorgesteld: extra geld naar onderwijs, verpleeghuizen, jeugdhulp en wat dies meer zij. Wel hebben wij onszelf de vraag gesteld of met het totale gepresenteerde pakket van de regering nu maximaal wordt ingespeeld op de grootste noden in onze samenleving. Wij menen daarbij kanttekeningen te kunnen plaatsen. Ik geef een enkel voorbeeld. De politieke herkomst van de afschaffing van het gebruikersdeel in de ozb is ons duidelijk, maar slaan de lastenverlichtende effecten nu vooral neer waar de lastendruk het hoogst is? Voor de kinderopvang wordt 200 mln. extra beschikbaar gesteld. Wie profiteren daar nu van: niet de mensen die de zorg voor hun kinderen in eigen en informele sfeer weten op te vangen, wel de mensen die doorgaans in een tweeverdienerssituatie zitten. Onze lijn is altijd geweest dat ouders zelf behoren te zorgen voor de eventuele combinatie van werk en zorgtaken. Als er dan een taak is voor de overheid om de beschikbaarheid van ouders voor de arbeidsmarkt te bevorderen, kan dat veel beter en vooral eerlijker door een door ons al lang bepleit kindgebonden budget.

Ook het sportbeleid krijgt een extra impuls. Wij begrijpen dat nog wel vanuit de invalshoek van de integratieproblematiek, maar het ontgaat ons volstrekt waarom de topsport opnieuw een extra impuls moet krijgen. Wordt daarmee nu werkelijk een urgente nood van de hele samenleving verholpen, nog los van ons principiële bezwaar van de zondagsport? Dat is toch niet vol te houden.

De grootste breed ervaren noden in onze samenleving liggen naar ons oordeel op andere terreinen: jeugd en gezin, leven en gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. En ook in onze ogen is er alle reden om gerichte maatregelen te treffen in het kader van het inkomensbeleid voor de lagere en middeninkomens. Deze constatering vormde voor ons inspiratie om met alternatieve voorstellen op onderdelen te komen, totaal belopend een bedrag van – schrik niet – een kleine 2,5 mld. Voorzitter. Bij deze gelegenheid bied ik u de opstelling van een en ander aan. Ik reken op een inhoudelijke reactie.

De voorzitter:

Dank u.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik maak een enkele opmerking over de keuzes die in het stuk zichtbaar worden. Gelukkig gaat het met de meeste jongeren redelijk tot goed, maar te veel jongeren hebben problemen. Zie de Sociale staat van Nederland 2005. Eén op de drie jongens en één op de tien meisjes in de leeftijd van tien tot twintig jaar heeft een drankprobleem. Eén op de drie vijftienjarigen is maandelijks dronken. Het zijn dolende jongeren van helaas ook vaak dolende ouders. Daarom een beleidsaccent bij jeugd en gezin. Het is vooral een kwestie van aandacht, opvoeding, mentaliteit, waarden en normen, en niet allereerst van geld. Wij beseffen dat, maar wij moeten er wel veel serieuzer mee omgaan.

Wij denken ook aan de media, videoclips en dergelijke. In een recente zaak van een groepsverkrachting wees een daarbij betrokken advocaat op de samenhang van het delict met het beeld dat jongeren krijgen als zou het normaal zijn als je je gang maar gaat op seksueel gebied. Wij kunnen die indringende signalen toch niet langer blijven negeren? In enkele ons omringende landen zijn er aanzetten tot beteugeling van de meest perverse uitingen in de media, vooral gewelddadige internetporno. Wij roepen de regering opnieuw op tot daadkracht op dit terrein. De morele verwarring waaraan onze samenleving lijdt – minister Donner riep in dit verband op tot een inderdaad zeer urgente ethische bezinning – moet overtuigend worden afgelegd. Ik stel een inhoudelijke reactie op prijs.

In ons voorstel wordt verder aandacht besteed aan digitale recherche, verkeersveiligheid, opvang en reïntegratie van ex-prostituees en ex-gedetineerden, investeringsaftrek voor concrete beveiliging in het mkb, mantelzorg, palliatieve zorg, verslavingszorg, brandstofprijzen, enzovoort.

De SGP-fractie had en heeft zorg over de koopkrachteffecten van de tot nu toe getroffen maatregelen voor de lagere en middeninkomens. Dezer dagen kregen wij een brief van de regering die de laatste stand van zaken over 2004 in kaart brengt in reactie op mijn motie van december 2003. De stukken overziende is de hamvraag hoe onze systematiek van koopkrachtinterventie in de brede zin van het woord zo is in te richten, dat degenen bereikt worden die het echt nodig hebben. Het gaat om de trefzekerheid van onze corrigerende maatregelen: bijzondere bijstand, buitengewonelastenaftrek, zorgtoeslag. Het is zaak om deze problematiek verder en innovatief te doordenken. Wellicht moeten nieuwe instrumenten worden ontwikkeld met als scharnierpunt de zorgtoeslag. Ik vraag de regering om de toezegging dat wij hierover in het najaar vervolgstappen kunnen zetten.

Op het thema van de bestuurlijke vernieuwing gaat het om het herstel van vertrouwen in de overheid. Naar onze overtuiging is dat herstel meer te bereiken door gezag, daadkracht en onkreukbaarheid uit te stralen dan dat het een kwestie zou zijn van organiseren en dergelijke. Het is meer een kwestie van mentaliteit dan van organisatie.

Quo vadis? Die vraag geldt ook Europa. De burger heeft een oorverdovend nee doen horen. Wat is ons antwoord? Een brede maatschappelijke discussie, maar het kan vanuit vak-K niet oorverdovend stil blijven. Dat is ook niet zo, zie de besluitvorming over Turkije. Daar zit echter juist het punt. Wij kunnen niet doen alsof er niets is gebeurd. Welke lessen en consequenties worden getrokken? Niet meer bijles, maar een daadkrachtiger inzet voor een afgeslankt Europa dat zijn grenzen kent, zowel inhoudelijk als geografisch. Ik sluit mij aan bij de vraag van collega Rouvoet naar de reactie van de minister-president op de berichten over de spectaculair hogere EU-afdrachten.

Quo vadis? Die vraag is niet goed te beantwoorden als wij onvoldoende zicht hebben op onze nationale identiteit. Wat is onze identiteit? Deze vraag gaat weer meer leven. Dat biedt kansen. Op bladzijde 22 van de Miljoenennota wordt uitbundig gerefereerd aan de Gouden Eeuw als een succesvolle periode voor ons land. Daarin werd de basis gelegd voor de spreekwoordelijke combinatie tussen de koopman en de dominee als de beide dragers van de Nederlandse staat en cultuur; niet alleen de dominee, maar al helemaal niet alleen de koopman. Mensen die er meer dan gemiddeld verstand van hebben, wijzen vervolgens op trekken van onze historisch verankerde identiteit in de kenmerken: calvinistisch, tolerant, bereid tot overleg, gastvrij, vrijheidlievend, ongedisciplineerd en egoïstisch. Duidelijk is – en de geschiedenis bewijst dat – dat deze "natuurlijke" eigenschappen binnen onze volksaard kunnen leiden tot ontsporingen die fundamenteel misstaan. Zij moeten worden doortrokken van en tegelijk worden gebreideld door een innerlijke overtuiging en beschaving. Zij kunnen naar onze overtuiging alleen goede vruchten afwerpen als zij onder de tucht van Gods Woord en Wet zijn geplaatst; als inspiratiebron en normatief kader tegelijk.

De prangende vraag is of de Nederlandse identiteit niet te zeer is veruitwendigd. De vrijheid van meningsuiting wordt in de hedendaagse cultuur te gemakkelijk opgevat als mocht niemand haar aan de geringste beperking binden. Wij denken aan de commotie rondom een slapend wetsartikel over smalende godslastering. En wat te denken van de opgewonden discussies naar aanleiding van het dilemma scheppingsverhaal versus evolutietheorie? Wee degene die over het vermeende kunstwerk voor Rotterdam, de sekskabouter, kritische vragen durft te stellen. Waarom is dit kunst? Waarom moet de gemeenschap € 280.000, exclusief sokkel, neertellen voor dit beeld? Al te snel schiet men in de stress bij zo'n vraag, terwijl een echt debat op zijn plaats zou zijn. Zo zijn meer voorbeelden te bedenken. De schrijver Geert Mak spreekt ergens over een"leegte aan cultuur, traditie, innerlijke waarde en een volkomen gebrek aan gepaste trots". Existentialistische vertwijfelingen en frustraties zetten de toon. Zelfreflectie is dan gauw bedreigend en culturele diversiteit wordt uit gemak ontkend. Het gevolg is dat de bronnen van godsdienstige opvattingen en ideeën niet worden geaccepteerd in het cultureel-politieke debat; een "antitraditionele houding", een gebrek aan erkentelijkheid jegens het gemeenschappelijke, soms zelfs recente verleden.

Ik vraag voor het vonnis in het proefproces tegen de SGP in dit debat geen expliciete aandacht, maar het zou vreemd zijn als juist wij er totaal over zwijgen. Dat hier een fundamentele kwestie aan de orde is, zal iedereen duidelijk zijn. De vraag gaat over de consequenties van de botsing van grondrechten. Als dit vonnis in hoger beroep overeind blijft, zijn verregaande gevolgen te verwachten, niet alleen voor de SGP. Ik durf de stelling te verdedigen: als de SGP valt, valt er meer.

Geen misverstand: ons land staat of valt niet met het wel of niet voortbestaan van de SGP. Ons land staat of valt met de erkenning van de zegenrijke waarden en normen van de Bijbel. Dat is de kern van de boodschap die de SGP al meer dan tachtig jaar in uw midden heeft. Daartoe roept de SGP-fractie dan ook in grote bewogenheid op. Alleen door het gehoorzamen van Gods geboden valt Zijn zegen voor tijd en eeuwigheid te verwachten. Dat is geen draai om iemands oren, maar juist een opwekking en een vriendelijke uitnodiging. Hij heeft recht op ons hoofd en hart.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wilde mij terughoudend opstellen. De heer Van der Vlies agendeert het onderwerp echter toch. Ik ben het met hem eens dat het een zeer fundamentele kwestie is. Wij moeten zeer terughoudend zijn met het stellen van beperkingen aan politieke partijen. De heer Van der Vlies kan echter het dilemma oplossen door alsnog vrouwen tot de partij toe te laten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat wordt moeilijker naarmate meer mensen zich buiten onze partij daarmee bemoeien. Het zou immers angsthazerij zijn om bij het vooruitzicht van het dichtdraaien van de geldkraan even de vlucht vooruit te nemen, met loslating van het gedachtegoed. Dat zijn wij niet van plan. Er loopt overigens een discussie in mijn partij. Eenieder die zich daarin verdiept weet dat. Die discussie voeren wij op inhoudelijke gronden. Wij brengen die tot een conclusie op het moment dat dit goed en door de partij gedragen kan. Wij kunnen ons niet onder druk laten zetten. Dat wil mevrouw Halsema toch niet?

Het kabinetsbeleid is over de hele kabinetsperiode wel gekenschetst als: eerst het zuur, dan het zoet. De eerste jaren door de zure appel heen bijten, dan kunnen wij ons in de tweede helft laven aan het zoet. Dit spreekwoord heeft een herkomst. Wie denkt dan niet aan een couplet uit de 77ste psalm, waarin na de verwoording van diepe beproevingen de jubel in dankbaarheid doorbreekt: "De Allerhoogste maakt het goed, na het zure geeft Hij het zoet"? Deze troostrijke gedachte komt in het negende couplet van ons aller volkslied het Wilhelmus terug: "Nae 't suer sal ick ontfangen van God den Heer' oock 't soet". Voorondersteld wordt een levende geloofsbetrekking op Jezus Christus, de Zaligmaker Gods en der mensen. In Hem is rust. Wij wensen de regering en ieder zo Gods zegen toe over het beleid en het nieuwe parlementaire jaar.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Voorzitter. Verleden week stond ik bij een benzinepomp in Zoetermeer. Een jonge vrouw, die ik nog kende, sprak mij aan. Deze bijstandsmoeder moest de kinderen met de auto naar school brengen. Zij had nog slechts € 3 om twee liter benzine te kopen. Daarmee kon zij haar kinderen nog net naar school brengen en weer naar huis rijden. Deze tragische situatie is exemplarisch voor veel mensen in Nederland die slachtoffer zijn van verborgen armoede. De heer Van As heeft een aantal cijfers genoemd uit de Netwerkenquête. Het kabinet stelt dat de vermogenspositie van gezinnen is toegenomen. Ik vraag mij dat af, omdat het gemiddelde Nederlandse gezin € 14.000 schuld heeft. Ik vraag mij af hoe het kabinet tot deze uitspraak heeft kunnen komen.

De heer Van As (LPF):

Heeft de heer Nawijn die vrouw nog wat gegeven?

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

€ 20.

Waar maken de mensen zich op dit moment zorgen over? De hoge benzineprijzen en de stijging van de ziektekosten. Het kabinet straalt optimisme uit, terwijl de bevolking uiterst somber is. Het kabinet zegt dat morgen alles beter zal worden. Dat doet mij denken aan de werkeloze die boven zijn bed een bordje heeft hangen met: Morgen ga ik werken. Het kabinet baseert zich op cijfers voor 2006. De bevolking is veel somberder dan het kabinet. Het valt het kabinet te prijzen dat men optimistisch blijft. Doe er dan ook wat aan!

De mensen in Nederland maken zich zorgen over de benzineprijzen. Dat is terecht omdat het de hoogste benzineprijzen ter wereld zijn. Waarom kan in Nederland niet wat in Frankrijk en België kan, namelijk een accijnsstilstand of terugbetaling van de accijns aan de burger? Waarom neemt het kabinet niet een dergelijke beslissing als dat in Frankrijk en België wel kan? Graag een reactie van de minister-president.

De mensen maken zich terecht zorgen om de hoge ziektekosten. Mensen met alleen een AOW, die Nederland na de oorlog mede hebben opgebouwd, zijn niet meer zeker van een verantwoorde medische behandeling. Ook de kleine ondernemer ziet zijn ziektekostenpremie fors stijgen. Kan het kabinet aangeven hoeveel dat die kleine ondernemer gaat schelen?

De winstgevendheid van het bedrijfsleven is volgens het kabinet verbeterd, maar hoe komt het daarbij? Praat eens met mkb'ers. Zij gaan gebukt onder slechte economische omstandigheden en komen bij de overheid niet eens aan bod bij aanbestedingen. Het is vandaag al eerder gezegd dat de Europese aanbestedingsprocedures funest zijn voor het mkb en zullen leiden tot de ondergang van veel kleine bedrijven. Wat wil het kabinet daaraan doen? Het zijn weliswaar Europese regels, maar het lijkt mij toch goed als het kabinet zich inzet voor die mkb'ers. Zeker een partij als de VVD die zegt altijd voor de ondernemers op te komen, zou moeten opkomen voor mkb'ers en hen een kans moeten geven bij het aanbestedingsbeleid van de overheid!

Waar gaat wij nu heen met Europa? Wij geven nog steeds 3 mld. uit aan de Europese Unie zonder dat wij daar iets voor terugkrijgen! Wat is de reactie van de minister-president op het standpunt van de CDU/CSU van mevrouw Merkel over wat Turkije in de Europese Unie moet? Mevrouw Merkel heeft daar wel een heel speciale visie op. Waarom neemt het kabinet die niet over? Dat zou het allemaal toch wat gemakkelijker maken en zal Turkije geen volwaardig lid worden van de Europese Unie!

Op dit moment staan er op grote schaal banen op de tocht. Bij Defensie 12.000 man, maar ook bij UWV. Wordt er op dit moment nog wel gewerkt bij UWV? Ik heb pas enkele gesprekken met UWV gehad en kreeg daar te horen dat zij de zaak niet meer aan kan omdat er bezuinigd moet worden en er 10.000 mensen uit moeten. Door de strengere WAO zullen velen opnieuw werk moeten zoeken, maar waar zijn de banen? Het kabinet komt in de Miljoenennota niet verder dan te verwijzen naar de flexibele arbeidsmarkt, maar wat betekent het voor de mensen in het land, mensen die 56 of 59 jaar zijn en na dertig jaar hun baan moeten opgeven? Heeft het kabinet daar een antwoord op?

Het kabinet verwijst naar de stijging van de export – dat is op zichzelf natuurlijk een heel goede zaak – en de verhoogde vraag naar uitzendkrachten, maar bedoelt het dan soms de Poolse arbeiders die Nederland overspoelen en zo de Nederlandse bedrijven kapot maken? Wat te denken als straks Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie toetreden?

Het kabinet spreekt over lastenverlichting en verlaging van de vennootschapsbelasting. Die lastenverlichting wil het realiseren door onder andere het gebruikersdeel van de ozb af te schaffen. Wat vindt het van het standpunt van de VNG, vanmorgen nog vertolkt door haar voorzitter de heer Deetman, een partijgenoot van de minister-president, namelijk dat door deze maatregel de lokale democratie in Nederland wordt vermoord? Als je de lokale overheden geen geld meer geeft en geen mogelijkheden meer biedt om belastingen te heffen, dan gaat het natuurlijk niet goed met die lokale overheden, maar nog steeds werkt de lokale democratie in dit land nog steeds beter dan de Haagse democratie. Waarom gaat de rijksoverheid niet eens snijden in de Haagse ambtenarij? Waarom geen voorstel om de Ambtenarenwet nu eens af te schaffen? Het kabinet zegt steeds dat de arbeidsmarkt flexibel moet zijn, maar waarom dan ook niet voor de ambtenaren? Maar dan zul je toch eerst aan de Ambtenarenwet moeten tornen!

Voorzitter. Ik zie het lampje branden, maar wat vindt het kabinet van de opvatting van de NMa over de monopoliepositie van het ABP? Op de particuliere markt kan er goed worden geconcurreerd met dat ABP. Zou de minister-president eens kunnen zeggen of er inderdaad geen eind moet komen aan de monopoliepositie van dat ABP?

Dat de vennootschapsbelasting omlaag gaat, klinkt natuurlijk wel leuk, maar ...

De voorzitter:

U zei dat u het lampje zag branden en dat betekent dan wel dat u moet gaan afronden!

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Dat doe ik zo, maar dit hebt u overigens niet tegen de anderen gezegd! Die zijn ook over hun tijd gegaan, maar ik rond af!

Welke mkb'er maakt nu nog winst? Waarom is niet gedacht aan verlaging van de loonbelasting? Daar hebben werkgever en werknemer beiden voordeel van en zal tot koopkrachtverhoging leiden.

Voorzitter. Ik zal de andere punten maar niet meer noemen, want u staat mij dat niet meer toe.

De voorzitter:

De klok staat u dat niet meer toe!

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Neen, u niet!

Kortom, de Nederlandse samenleving zal een nieuwe frisse start moeten maken en daarvoor geeft deze Miljoenennota geen juiste aanzetten. Er moeten rigoureuze maatregelen worden genomen. Daarom heeft het kabinet helaas weer een kans gemist!

De voorzitter:

U heeft zes minuten gesproken.

Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Voorzitter. Er moet veel veranderen in Nederland. Ons land en de Nederlandse burger verdienen veel beter dan dit kabinet te bieden heeft. Wij verdienen niet de middelmatigheid waartoe wij nu veroordeeld lijken, niet het fatalistische "soms zit het mee, soms zit het tegen" zoals letterlijk in de Miljoenennota staat vermeld; niet de politiek van de lage verwachtingen.

Deze Miljoenennota ademt de geest van de boekhouder en de technocraat. Dat moet anders. Nederland moet weer excelleren, moet weer het beste jongetje van de klas worden. Nederland verdient hoop en optimisme: een ambitieus economisch programma dat solide groeicijfers laat zien en nieuwe kansen biedt voor een Nederland dat hunkert naar vooruitgang.

In de Miljoenennota licht het kabinet zijn keuzes en prioriteiten toe. Maar zijn die echt een antwoord op de kwesties die momenteel in Nederland leven? Wie zijn oor te luisteren legt bij de samenleving, merkt dat er een fundamentele vertrouwensbreuk is tussen de bevolking en dit kabinet. Op tal van punten verkeren Nederlanders in onzekerheid: mensen zijn onzeker over hun baan, over hun pensioen, over hun veiligheid, over het oprukkende islamisme, over de zorg voor hun ouders in verpleeghuizen, over te hoge belastingen en premies die ze moeten betalen en ga zo maar door. Dit verdient een eerlijk antwoord en daadkracht. Het verdient meer dan vergezichten naar hoe het er over tien jaar in ons land uit zal moeten zien. Het vergt concrete verbeteringen, nu in 2006 en de jaren meteen daarna.

Het gaat immers niet goed met onze economie. De magere lastenverlichting die het kabinet in petto heeft voor burgers en ondernemers belooft weinig goeds. Nederland kent maar liefst een half miljoen werklozen en een jeugdwerkloosheid van 14%. De banenmotor van Nederland, het midden- en kleinbedrijf, vertoont al bijna drie jaar een omvangrijk banenverlies. Ook het consumentenvertrouwen is ongekend laag. Dat moet allemaal veranderen. Daar zijn heldere en eerlijke keuzes voor nodig, een duidelijke visie op hoe Nederland er weer bovenop moet komen en een duidelijk beleid.

Dat is niet het beleid van dit kabinet. Het beleid dat ik bedoel, een agenda van hoop en optimisme, begint met een fors kleinere overheid die zich concentreert op haar kerntaken. De Groep Wilders vindt dat de overheid juist veel meer van haar eigen overtollige vet moet gaan snijden. Bespaar tientallen miljarden euro's op onzinnige uitgaven, zoals onze financiële bijdrage aan Europa: bijna 5 mld. per jaar, en dat wordt alleen nog maar meer omdat onze bijdrage nota bene verder stijgt van € 180 tot misschien wel€ 300 per inwoner. Dat is de wereld op zijn kop: tweederde van de Nederlandse kiezers stemde eerder dit jaar tegen de Europese grondwet en wij zouden meer dan tweederde per inwoner meer aan Europa gaan betalen! Een grotere zotheid is nauwelijks denkbaar.

We moeten ook veel minder betalen aan ontwikkelingssamenwerking. Schaf handelsbarrières af in plaats van 4 mld. per jaar aan ontwikkelingshulp te bieden. Stuur honderdduizenden overbodige bureaucraten naar huis. Maak een einde aan veel onzinnige subsidies die het Rijk jaarlijks uitdeelt. Geef al dat geld vervolgens terug aan de burgers en bedrijven door premies en belastingen fors te verlagen. Minder geld voor de overheid, meer geld voor de bedrijven, meer geld voor de burgers is wat dit land nodig heeft. Dat en niets anders leidt tot economische groei, tot banen en tot consumentenvertrouwen. Dat economische beleid staat de Groep Wilders voor, met een grote streep onder het woord "belastingverlaging". Dat kan allemaal snel, als de politieke wil er maar is – maar die ontbreekt bij het kabinet.

Ik noem twee voorbeelden voor 2006; er zijn er natuurlijk veel meer, maar ik heb niet al te veel spreektijd. Ten eerste de overschotten in de sociale fondsen. Volgens het UWV zit daar 10 mld. in; geld betaald door werkgevers en werknemers. Twaalf jaar geleden diende de heer Bolkestein een motie in die zei dat die premies kostendekkend moesten worden vastgesteld. Waarom gebeurt dat niet? Het volgende voorbeeld betreft het kwartje van Kok. Het is nu echt tijd om dat terug te geven. De dekking voor beide voorstellen is te vinden in het FES, in de reïntegratiegelden en in de gelden voor ontwikkelingssamenwerking. Teruggave mag in elk geval niet ten koste gaan van het overheidstekort.

Het afgelopen jaar was ook het jaar van het referendum over de Europese grondwet. De Nederlandse bevolking liet weten niets te zien in die Europese superstaat. Brussel werd te machtig en Europa werd te groot. Die grondwet moet dus de prullenbak in. Wij hoeven daar niets meer van terug te zien van dit kabinet. De Europese Unie staat op het punt om de onderhandelingen met Turkije te beginnen, namelijk op 3 oktober. Misschien wil een meerderheid van de Nederlandse bevolking dat helemaal niet. De beste manier om dat te peilen is door het houden van een referendum. Laat de Nederlandse kiezer zeggen of Turkije moet toetreden tot de Europese Unie of niet. Ik beloofde eerder een initiatiefwetsvoorstel hierover in te dienen, de wet raadplegend referendum toetreding Turkije. Het is mij een groot genoegen om dat wetsvoorstel nu in te dienen.

De voorzitter:

Het zal ten behoeve van het debat zo snel mogelijk worden rondgedeeld. Het is al gedrukt als Kamerstuk.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Ik hoop op steun voor dit voorstel van alle fracties die steun gaven aan het initiatiefwetsvoorstel tot het houden van een raadplegend referendum over de Europese grondwet. Het gaat om daden, niet alleen om woorden. Er mogen geen excuses worden verzonnen om de betrokkenheid van de burger, die door de meeste fracties in dit huis gewenst wordt, af te wijzen. Stellingen dat het niet gaat om een correctief referendum maar over een raadgevend referendum of dat het gaat over Turkije, zijn niet steekhoudend. Met het initiatiefvoorstel wordt de betrokkenheid van de Nederlandse burger bij het Europese dossier vergroot en ik hoop daarom dat het referendum met steun van de Kamer snel gehouden kan worden.

Te veel ontwikkelingen in Nederland wijzen in de verkeerde richting. De immigratie van niet-westerse allochtonen is nog steeds niet gestopt. Er is sprake van een half miljoen werklozen en van onzekerheid. De dreiging van het islamitisch extremisme groeit en het kabinet heeft daar geen antwoord op. Deze problemen vergen een nieuwe aanpak. De keuze is aan ons. Kiezen wij voor meer van hetzelfde en dus voor achteruitgang of kiezen wij voor het recht in de ogen zien van de problemen en voor verandering? De problemen en de verwarring in Nederland zijn niet te wijten aan anderen. De politiek is verantwoordelijk, wij zijn verantwoordelijk. De Groep Wilders kiest in dezen voor een ander beleid.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb mij lange tijd ingehouden, maar toch heb ik de behoefte om een vraag te stellen. De heer Wilders verwijt het kabinet een boekhouders- en technocratenmentaliteit; de Groep Wilders zou een agenda van hoop en optimisme bieden. Vervolgens schrapt hij met een pennenstreek, als een boekhouder, 4 mld. ontwikkelingssamenwerking met de aanbeveling om dat geld in de Nederlandse economie te stoppen. Vindt hij dat zelf ook niet een beetje schaamteloos?

De heer Wilders (Groep Wilders):

Nee, hoop en optimisme betekent dat wij gaan voor economische groei en lagere belastingen. Het enige dat substantieel helpt om het consumentenvertrouwen en de economische groei te waarborgen, is het beperken van de overheidsuitgaven. De heer Rouvoet heeft een voorbeeld genoemd en ik heb nog veel andere genoemd. Als in de komende jaren het vertrouwen in burgers en bedrijven niet groter wordt en de overheid niet gigantisch afslankt, dan wordt Nederland er economisch niet beter op. Ik heb meer vertrouwen in burgers en bedrijven en geef het belastinggeld liever aan hen dan aan de grote, logge en bureaucratische overheid.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Op zijn verzoek geef ik kort het woord aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Vanochtend maakte ik tijdens de bijdrage van de heer Bos een gebaar dat niet past bij mijn functie of dit debat. Ik maak daarvoor mijn verontschuldigingen aan uw Kamer en in het bijzonder aan de heer Bos.

Sluiting 19.18 uur

Naar boven