Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 november 2005 over Windfall profits.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Twee weken terug hebben wij een belangrijk overleg gehad over de monopoliewinsten in de energiesector. Te elfder ure kwam de minister in het debat met een interessante opmerking dat hij een kosten-plusregeling overwoog, om in te grijpen in de elektriciteitsprijzen. Hij heeft er nadrukkelijk bij gezegd dat dit geen toezegging was. De SP-fractie is van mening – dat gevoel leefde breed in de Kamer – dat er moet worden ingegrepen in de elektriciteitsprijzen, voorzover er sprake is ven monopoliewinsten. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de elektriciteitsproducenten extra winsten ("windfall profits") incasseren door hun prijzen te verhogen na de invoering van CO2-rechten, terwijl zij deze rechten voor 95% gratis ontvangen hebben;

  • - de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet op dit moment geen mogelijkheden zouden bieden om dergelijke praktijken aan te pakken;

van mening dat deze ontwikkeling duidelijk maakt dat het wettelijk instrumentarium ter bescherming van afnemers tegen prijsopdrijving door de energieproducenten tekortschiet;Irrgang

verzoekt de regering, binnen zes maanden een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen dat afnemers van elektriciteit, gas en warmte effectief beschermt tegen prijsopdrijving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(28982).

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter...

De heer Hessels (CDA):

De heer Irrgang begon zo sterk door de minister te citeren uit het algemeen overleg van vorige week, namelijk dat hij eerst gaat onderzoeken of er windfall profits zijn en vervolgens een gereguleerd kostensysteem te overwegen. Waarom dient de heer Irrgang dan toch deze motie in? Ik heb de heer Van Bommel gisteren een gloedvol betoog horen houden dat wij geen overbodige moties zouden moeten ondersteunen en zeker niet zouden moeten indienen. De heer Irrgang zegt niets meer dan de minister.

De heer Irrgang (SP):

In de eerste plaats is mij de toezegging niet duidelijk voorzover het een toezegging is, omdat deze pas te elfder ure in het debat aan de orde is gekomen. Het is mij niet duidelijk geweest in hoeverre zowel de minister als de DTe tot de conclusie komt dat er monopoliewinsten zijn. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat hij bij conclusie daadwerkelijk met de kosten-plusregeling komt. Dat heeft hij niet duidelijk toegezegd.

In de tweede plaats, zelfs al zou er nu geen sprake zijn van monopoliewinsten, dan nog schiet ons wettelijk instrumentarium tekort, en dan nog is het van belang dat wij dat instrumentarium aanpassen, zodat wij in het vervolg toch kunnen ingrijpen, als er wel sprake is van windfall profits.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ook de CDA-fractie spreekt schande van energieproducenten die gratis verkregen emissierechten desondanks kapitaliseren en verrekenen in hun prijzen. De overheid moet met alle mogelijke middelen dergelijke woekerwinsten bestrijden als wordt aangetoond dat die woekerwinsten er inderdaad zijn. Wij hebben daarover gedebatteerd, de minister heeft toegezegd dat hij daarnaar onderzoek zal laten uitvoeren door de DTe, een onafhankelijke instantie. Dan zullen er dus wetgevingsmaatregelen moeten worden genomen. Wij hebben in een eerdere fase in een spoeddebat gezegd gebruik te maken van artikel 95b van de Elektriciteitswet en van artikel 44 van de Gaswet. Wij zien dat daarmee helaas alleen de handelaren in energie kunnen worden aangepakt, dus alleen de distributiebedrijven maar niet de productiebedrijven. Dat is een tekortkoming in de wet. Daar zullen wij naar moeten kijken. Het mag hier niet bij blijven.

De CDA-fractie pleit voor het reguleren van de energieproductie via een vergunningensysteem, waarbij voor de winstgevendheid het kosten-plusprincipe wordt toegepast, minst de windhandel wordt aangetoond. De CDA-fractie pleit voor het reguleren van de energieproductie via een vergunningensysteem waarbij voor de winstgevendheid het kosten-plusprincipe wordt toegepast, mits die windfall profits – ofwel windhandel, want dat is hetzelfde – wordt aangetoond. De CDA-fractie is blij dat de minister in het algemeen overleg heeft toegezegd dit principe serieus te overwegen indien blijkt dat die windhandel daadwerkelijk plaatsvindt.

Het DTe-onderzoek moet met de grootst mogelijke spoed worden uitgevoerd. Ik vraag daarom de minister een datum te noemen waarop wij over die cijfers kunnen beschikken en waarop wij in de Kamer kunnen spreken over de beleidslijnen die de minister daaruit afleidt en de initiatieven die hij wil ontplooien.

De minister heeft positief gesproken over een gereguleerde cost-plussystematiek. Toen enkele maanden geleden de initiatiefwet Ten Hoopen/Hessels werd behandeld – de zogeheten Warmtewet – was deze systematiek nog een obstakel voor de minister om in te stemmen met deze Warmtewet. De minister spreekt positief over een gereguleerd kosten-plussysteem. Kijkt hij nu ook anders aan tegen datzelfde systeem in de Warmtewet?

De heer Vendrik (GroenLinks):

De ergernis over het ontstaan van windfall profits bij energiebedrijven als gevolg van de gratis uitgifte van CO2-rechten delen wij. Wat mijn fractie bezighoudt, is hoe dit probleem is ontstaan. Daarvoor moeten wij terug naar Europa, toen werd afgesproken op welke wijze de CO2-rechten werden verdeeld en gedistribueerd onder industrie- en energie-intensieve sectoren en energiebedrijven.

De kwestie hoe om te gaan met de uitgifte van de CO2-rechten in Europa, wil ik straks bespreken. Om 12.30 uur spreken wij met deze minister ter voorbereiding van de komende Transport-, Telecom- en Energieraad. Daar staat het op de agenda en daar kunnen wij meer in detail bespreken wat de inzet is van de minister. Tijdens het laatste overleg heb ik mij daar zeer druk over gemaakt. Ik zou het onbestaanbaar vinden dat voor de tweede ronde, de periode 2008-2012, opnieuw 90% van de CO2-rechten gratis wordt weggegeven, want dan wordt het probleem met de windfall profits niet aangepakt, maar gaan wij gewoon door met het subsidiëren van de energieproducenten. Dat zou een onbestaanbare uitkomst zijn. Dat bespreken wij straks, en mocht het nodig zijn dan zal ik naar aanleiding van dat overleg opnieuw een VAO aanvragen om de daartoe strekkende motie in te dienen, maar eerst verdient de minister natuurlijk kans om zijn beleid uit te leggen en mij te volgen in de wens om dit Europees heel anders aan te pakken.

Minister Brinkhorst:

Ik sta voor een dilemma. Er is een motie ingediend en er zijn interessante vragen gesteld door de heer Hessels en de heer Vendrik, maar zoals zij beiden hebben aangegeven wordt precies over vijf kwartier een algemeen overleg gehouden over de inzet voor de VTE-raad. Ik zou dat algemeen overleg overbodig kunnen verklaren en er nu een discussie over kunnen voeren, zodat het onderwerp windfall profits verdwijnt, maar ik kies liever voor een geserreerde behandeling, waarbij ik alleen inga op de motie en de andere vragen behandel bij het algemeen overleg. Ik kan er nu wel een uur over spreken, maar dan zal ik de orde van de vergadering in de war sturen. Ik ben altijd als was in uw handen.

De motie van de heer Irrgang vind ik buitengewoon voorbarig. Hij verzoekt namelijk de regering om binnen zes maanden een wetsvoorstel aan de Kamer voor te leggen, dat afnemers van elektriciteit, gas en warmte effectief beschermt tegen prijsopdrijving. Hij koppelt dat allemaal aan de windfall profits. Die windfall profits is een zaak die zowel de Kamer als de regering zeer ter harte gaat. Ik heb er afgelopen maandagavond In Brussel over gesproken tijdens de informele Raad voor Concurrentiekracht. De volgende ochtend heeft het voorzitterschap zijn conclusie getrokken, ik kom daar zo meteen op terug. Gister heb ik de kwestie aan de orde gesteld in mijn gesprek met commissaris Piebalgs en ik heb erover gesproken met commissaris Verheugen. Morgenochtend om half acht heb ik een ontbijtgesprek met de vijf energieministers van de Benelux, Frankrijk en Duitsland en daarna volgt die dag de Energieraad. De discussie over windfall profits is nu ook in Europees verband in gang gezet. Dat was het eerste verzoek aan mij.

Verder vind ik het ongewenst om nu op nationaal niveau maatregelen te nemen omdat de oorzaak van het probleem een Europese is. Het is de prijs die destijds betaald is om uiteindelijk te komen tot een Europees emissiehandelssysteem. Dat betekent dat alle Europese landen ermee geconfronteerd worden. Het gaat ook over het level playing field, dat was de reden waarom dit probleem überhaupt in de richtlijn is terechtgekomen. Door de nationale aanpak is Nederland op het punt van de elektriciteit al een duurte-eiland, het zou dan ook slecht zijn om te bevorderen dat de Nederlandse energiemarkt nog verder geïsoleerd raakt van Europa. De Kamer spreekt mij daar ook op aan als wij discussiëren over de prijs van de energie voor de grote verbruikers in Nederland.

De heer Hessels vroeg mij of ik nu anders aankijk tegen de kosten-plusvariant in de Warmtewet dan voorheen. Het antwoord is nee; ik heb van de heer Hessels geen nieuwe informatie daarover gekregen, dus mijn standpunt daarover is nog precies dezelfde. Het DTe-onderzoek is begin maart afgerond.

Ik spreek zo geserreerd mogelijk omdat ik de vergadering niet in de war wil sturen. Ik heb een antwoord op de vragen gegeven, maar ik realiseer me dat het een veel bredere uiteenzetting vereist. Die kan ik nu geven, maar nogmaals, ik laat het aan de Kamer over of ik op dit ogenblik voldaan heb aan het verzoek om in het VAO een antwoord te geven op de vragen en te reageren op de motie die is ingediend. Ik moet het aannemen van de motie sterk ontraden.

De heer Irrgang (SP):

De minister gebruikt het woord voorbarig, maar daarbij verwijst hij eigenlijk voornamelijk naar de Europese context. Er komt misschien ooit een functionerende Europese energiemarkt, maar volgens mij is die veronderstelling ook zeer voorbarig. Het zal nog jaren duren voordat die Europese energiemarkt er is, als die er al ooit komt. De minister kan de motie toch niet op grond daarvan afwijzen? Totdat die Europese markt er zal zijn, als die er ooit zal komen, zitten wij in Nederland met het probleem van de monopoliewinsten.

Minister Brinkhorst:

Het verschil tussen de heer Irrgang en mij is dat de heer Irrgang een aartsconservatief is. Hij gelooft niet in vooruitgang in Europees verband, hij denkt dat een en ander nog jarenlang gaat duren en dat wij nog jaren op een eiland blijven wonen. Hij denkt dat wij nog jarenlang in Nederland een eigen energiepositie zullen hebben, waardoor Nederland veel duurder zal zijn dan de rest van Europa. Dat zijn voor mij allemaal inhoudelijke argumenten. Vandaar dat ik snelheid wil. Ik wil ervoor zorgen dat wij op een level playing field komen en dat de Europese energiemarkt er zo snel mogelijk komt. Dat zijn allemaal zaken die de heer Irrgang niet wil. Daarom vind ik het echt voorbarig om de Kamer aan te raden om zijn wetvoorstel zo snel mogelijk tot stand te laten komen. En daarom wil ik de Kamer het aannemen van deze motie krachtig ontraden. Dit zijn geen procedurele argumenten, het zijn opmerkingen die te maken hebben met de inhoud. Aan de ene kant wil het kabinet voortgang maken bij het Europese energiebeleid, aan de andere kant is er een fractie die dit sterk wil afremmen en het in een nationaal kader wil behandelen.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter...

De voorzitter:

Dit is een VAO, u heeft antwoord gekregen op uw vragen en u heeft ook een oordeel over uw motie gehoord.

De heer Irrgang (SP):

Ik word voor aartsconservatief versleten, voorzitter, en daar wil ik toch wel even op reageren. Het probleem met deze minister is dat hij, zodra het serieus wordt, nooit inhoudelijk op mijn opmerkingen ingaat.

Minister Brinkhorst:

Het is kennelijk niet serieus, voorzitter, dat is het probleem van de heer Irrgang.

De heer Irrgang (SP):

Deze minister leeft in een ivoren toren, hij gaat uit van een Europese energiemarkt die niet bestaat.

De voorzitter:

Ik roep u toch op om over de inhoud te spreken en geen persoonlijke opmerkingen te maken, want dit is een politiek debat.

Minister Brinkhorst:

Ik heb er niets aan toe te voegen, voorzitter.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven