Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, de vaste commissie voor Financiën toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 12 september van 11.45 uur tot 15.45 uur over de Nota Boetestelsel in de financiële wetgeving (30125).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. Ik doe u het verzoek om op de plenaire agenda van morgen enige ruimte te maken voor een hoofdlijnendebatje over de WAO. Ik hoop dat daarin de politieke vraag wordt beantwoord of wij doorgaan met de nieuwe WAO. Wij weten al dat werkgevers, werknemers, maatschappelijke organisaties, Raad van State, Centraal Planbureau en verzekeraars kritisch dan wel afwijzend staan tegenover de nieuwe WAO van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Vandaag bereiken ons via de media berichten dat, eufemistisch uitgedrukt, het draagvlak voor de nieuwe WAO bij de coalitiepartijen niet is gegroeid. Zo hebben wij minimaal mogen vernemen.

Het wordt echt tijd dat er politieke duidelijkheid komt. Nemen wij de ontwerp-WIA hier verder in het parlement in behandeling? Blazen wij de boel af? Kiezen wij voor een alternatief? Dat zijn vragen voor het debat dat ik hier morgen wil voeren in aanwezigheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Ik weet dat er voor maandag vanaf 12.00 uur een wetgevingsoverleg is gepland over de ontwerp-WIA, maar de vraag is of dat geen tijdverspilling is als wij niet eerst morgen in een kort debat de politieke hamvraag beantwoorden. Ik weet ook dat er vanmiddag een tweede hoorzitting is gepland over de ontwerp-WIA. In die zin is het verzoek dat ik mede namens mevrouw Bussemaker doe, voorwaardelijk. Ik kan mij voorstellen dat het ook voor fracties prettig is om de uitkomst van die hoorzitting nog te wegen. Wat mij betreft, kunnen wij dan morgen dit verzoek definitief bekrachtigen, maar ik doe nu al het verzoek om op de plenaire agenda ruimte te reserveren voor zo'n debat.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik was eerst geneigd om van verbazing één wenkbrauw op te trekken, maar het zijn er twee geworden. Ik zal u zeggen waarom. In de eerste plaats hebben wij een- en andermaal in de procedurevergadering waarbij de heer Vendrik om hem moverende redenen zelden aanwezig is, afgesproken dat wij dit wetsvoorstel behandelen in onder meer twee wetgevingsoverleggen. Die wetgevingsoverleggen van aanstaande maandag en volgende week vrijdag zijn gisteren in de procedurevergadering nog eens herbevestigd. Dat is de reden waarom ik één wenkbrauw optrok. Ik zou zeggen: laten wij ons daaraan houden, dan kunnen wij de behandeling plenair in de week daarop afronden.

De tweede wenkbrauw ging omhoog toen ik de heer Vendrik hoorde zeggen dat hij de uitkomst van de hoorzitting wilde afwachten om te bepalen of hij dit debat definitief wil aanvragen. Sinds wanneer geeft een zichzelf respecterend parlementariër aan dat hij afhankelijk van hoorzittingen wil bepalen of iets doorgaat? Hoorzittingen zijn er om met elkaar van gedachten te wisselen en te horen hoe de uitvoering is. Het parlement beslist niet afhankelijk van een hoorzitting of het een debat voert.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. Wat de VVD-fractie betreft, kunnen de wetgevingsoverleggen gewoon plaatsvinden, maar wij verzetten ons niet tegen een kort hoofdlijnendebat, omdat ik vermoed dat wij daarmee de wetgevingsoverleggen ten zeerste kunnen ontlasten. De politieke vragen die gaan komen, zijn zeer belangrijk, maar ik heb er geen behoefte aan om wetgevingsoverleggen af te gelasten. Ik weet overigens niet of ik de heer Vendrik heb horen zeggen dat hij dat wil.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. De heer Vendrik heeft het verzoek mede namens mij gedaan. Ik sluit mij er dus bij aan. Ik kan mij voorstellen dat wij morgen bij de regeling definitief bekijken of het hoofdlijnendebatje moet worden doorgezet. Wat mij betreft, moet er in ieder geval morgen ruimte op de plenaire agenda zijn om dat te doen. Ik stel voor om, totdat er een ander besluit over is genomen, de wetgevingsoverleggen gewoon op de agenda te handhaven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het spanningsveld dat collega Vendrik blootlegt is mij ook bekend. Ik lees ook de krant. Het wetgevingsoverleg is uitgeschreven. Gisteren is in de procedurevergadering afgesproken dat wij een meer specifieke agenda zullen maken voor dit wetgevingsoverleg en dat wij het overleg met een algemeen politieke beschouwing zullen beginnen. Dit is wat mij betreft wat wij nodig hebben om te bezien hoe intensief wij ons met de komma's en punten moeten bezighouden. Ik heb daar geen spoeddebat in de Kamer voor nodig.

Overigens neem ik de gelegenheid te baat om te zeggen dat ik het een slechte gedachte vind dat er ook volgende week vrijdag een wetgevingsoverleg wordt gevoerd. Dit is nota bene de tweede keer dat ik dit in korte tijd meemaak. Ik vind dit niet goed. Dit terzijde, want dit is niet het punt dat de heer Vendrik aan de orde stelde.

De heer De Wit (SP):

Mijn fractie steunt het verzoek van de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik constateer dat een meerderheid van de fracties die hebben gesproken, dit verzoek steunt. Dit doet mij deugd.

In de richting van mevrouw Verburg zeg ik nog dat ik niet altijd de procedurevergadering van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hoef bij te wonen, omdat mijn collega mevrouw Van Gent dit regulier voor ons waarneemt. Wij hebben een kleine fractie en dan lukt het niet altijd om twee personen af te vaardigen.

De voorwaardelijkheid van mijn verzoek was bedoeld als een geste aan mijn collega's die misschien de hoorzitting nog even willen afwachten om de uitkomsten ervan te kunnen meewegen in hun oordeel over mijn verzoek. Mevrouw Verburg stelt dit niet op prijs; dat is haar goed recht.

Voorzitter. Ik herhaal mijn verzoek aan u of u ruimte wilt maken voor een plenair debat morgen. Wat mij betreft komt in dit debat echt de politieke hamvraag op tafel. Of dit consequenties heeft voor het wetgevingsoverleg maandag, is een vraag die wij daarna kunnen beantwoorden. Als u daar behoefte aan heeft, zal ik dit verzoek morgen graag opnieuw bevestigen.

De voorzitter:

Deze gang van zaken zit mij niet lekker. De procedure voor de behandeling van wetgeving is duidelijk en wel omschreven. Ik weet niet of wij middenin een wetgevingstraject dit soort debatten over het onderwerp van wetgeving moeten voeren. De heer Van der Vlies heeft dit goed onder woorden gebracht. Een beslissing over de vraag of er al of niet moet worden doorgegaan met een onderwerp, kan ook in het traject van de wetgeving zelf worden genomen.

Ik constateer dat een meerderheid van de Kamer hier anders over denkt. Dit wil zeggen dat het verzoek dat onder voorbehoud is gedaan, wordt goedgekeurd.

De heer Vendrik vraagt mij om ervoor te zorgen dat er morgen ruimte is op de agenda. Dit zal betekenen dat een van de andere onderwerpen, het rapport van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Zorguitgaven, de wijziging van de WW of de Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders, van de agenda moet worden afgevoerd. Ik weet dat de minister verplichtingen heeft waardoor het voor hem onmogelijk is om een groot deel van de dag hier te zijn. Ik zal dit alles bezien en ik zal mijn best doen om een geschikt moment te vinden.

Ik stel voor om het debat te voeren met spreektijden van twee minuten per fractie. Het gaat om een hoofdvraag; die moet toch in twee minuten te verwoorden zijn.

Ten slotte wil ik nog iets zeggen over het onderwerp dat nu niet formeel aan de orde is, maar dat door de heer Van der Vlies naar voren is gebracht. Ik vind dat de Kamer of haar commissies alleen in noodsituaties op vrijdag zouden moeten vergaderen. Vrijdag is de dag waarop wij de leden van het kabinet in staat stellen om een ministerraadsvergadering te hebben. Ik zeg dit niet voor ons, want wij zijn er zeven maal 24 uur, maar de leden van het kabinet moeten kunnen vergaderen.

Kunt u akkoord gaan met mijn voorstel?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. Het moet duidelijk worden of het debat morgen plaatsvindt. Die voorwaardelijkheid zit erin. Mocht er een debat plaatsvinden, dan heb ik op zijn minst behoefte aan een spreektijd van vijf minuten. De materie is zo complex...

De voorzitter:

Daar hebt u nu wetgevingsoverleg voor!

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. Zoals u weet, is een wetgevingsoverleg bedoeld ter ontlasting van het plenaire debat, waarin wij ons vooral richten op de politieke vragen. Het wetgevingsoverleg gaat vooral over artikeltjes, artikeltjes en artikeltjes. Ik kan met u meevoelen, maar hier zit een bredere vraag omheen. Als het debat doorgaat, moet er wat mij betreft een spreektijd van vijf minuten komen en niet van twee, want anders komen wij niet aan politieke vragen toe.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij het betoog van mevrouw De Vries. Wat mij betreft komt er een spreektijd van vijf minuten. Ik ga ervan uit dat vijf minuten redelijk is om de hoofdlijnen van zo'n ingewikkeld wetsvoorstel te bespreken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. De collega's Bussemaker en De Vries wijzen erop hoe nodig het is om hiermee zorgvuldig om te gaan. Dat doen wij met een wetgevingsoverleg; wij doen het bij hoge uitzondering zelfs met twee wetgevingsoverleggen. Dat zou hier dan allemaal in vijf minuten moeten? Het toont de overbodigheid en zelfs de onwenselijkheid aan van dit verzoek. Als het debat er moet komen, zeg ik: twee minuten.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ook wat mij betreft komt er vijf minuten spreektijd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Vijf minuten lijkt mij mooi. Niet om de complexiteit van de WIA uitvoerig te bespreken, want dat kan niet, maar om de niet geringe politieke hoofdvraag op een fatsoenlijke manier aan bod te laten komen in een debat met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dan is vijf minuten wel heel erg welkom.

De voorzitter:

Uw verzoek om van twee naar vijf minuten te gaan, toont mijn gelijk aan dat het in het wetgevingsoverleg had moeten worden besproken. Zoals de heer Van der Vlies zei, hebt u alle gelegenheid gehad om in een algemeen deel tot conclusies en zelfs tot besluiten te komen. U wilt het anders; u krijgt het zoals u het wilt. Er komt een spreektijd van vijf minuten. Als wij er morgenavond om elf of twaalf uur mee moeten beginnen, dan doen wij dat. Dat meen ik serieus, met mijn excuses aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Met inachtneming hiervan wordt overeenkomstig het voorstel van de voorzitter besloten.

Naar boven