Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 maart 2005 over toerisme en recreatie.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Het spreekwoord zegt boter bij de vis. Toen wij spraken over de toerismebelasting zei de minister dat ondernemers de ruimte gegeven moet worden. Ondernemers moeten wij niet belemmeren. Toen wij over het toerisme spraken, is vastgesteld hoe belangrijk het is om met name het platteland een nieuw economisch elan te geven en een nieuwe economische pijler. Wie boter bij de vis wil geven, kan niet eindeloos spreken over: misschien een beetje hier en misschien een beetje daar. Wie dat zegt, moet gewoon de toeristenbelasting afschaffen. Ik kan mij voorstellen dat het kabinet stelt dat volledige afschaffing van de toeristenbelasting een gat in de begroting veroorzaakt. Vandaar een motie met een tussenoplossing, waarin de toerismebelasting alleen op het platteland wordt afgeschaft. In onze ogen is de bedoelde economische pijler het meest noodzakelijk. Ik ben overigens altijd bereid om de motie zodanig aan te passen dat die voor heel Nederland geldt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de toeristenbelasting door de administratieve en financiële druk al jaren het ondernemen in de toeristische sector, waar vooral het MKB actief is, frustreert;

constaterende dat 63% van de gemeenten toeristenbelasting heft;Van den Brink

voorts constaterende dat de regering streeft naar het bevorderen van toerisme en recreatie op het platteland;

van mening zijnde dat daarmee naast landbouw een belangrijke tweede economische drager op het platteland tot stand kan komen;

verzoekt de regering, startende en bestaande ondernemingen in de toeristische sector een extra impuls te geven en daartoe de toeristenbelasting op het platteland af te schaffen en vervolgens mogelijkheden te creëren om de desbetreffende gemeentes te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Brink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(26419).

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

U bent raadslid in de prachtige plattelandsgemeente Putten, waar veel toerisme en recreatie is. Gaat u daar ook het voorstel neerleggen om de toeristenbelasting af te schaffen?

De heer Van den Brink (LPF):

Waarom zou ik dat voorstel neerleggen als de overheid de gemeenten compenseert op de manier waar ik om vraag? Putten is de gemeente met de laagste OZB. Aangezien de OZB is gekoppeld aan de toeristenbelasting heeft Putten ook de laagste toeristenbelasting.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter. In het algemeen overleg op 29 maart zijn de nadelen van de toeristenbelasting uitgebreid aan de orde gekomen. De tarieven zijn hoog en stijgen jaarlijks sterk en er zijn grote verschillen tussen gemeenten. De heffingsgrondslag is willekeurig en treft alleen ondernemers in de verblijfsrecreatie. De administratieve lasten die gepaard gaan met deze belasting zijn exorbitant hoog, rond 30% van de totale opbrengst, hetgeen strijdig is met de uitgangspunten van het regeerakkoord. Wij zijn tevreden met de toezegging dat gewerkt wordt aan grotere transparantie van deze belasting en de toezegging dat de staatssecretaris ernaar zal streven de genoemde knelpunten rond de toeristenbelasting te betrekken bij de lopende verkenning van minister Remkes naar de samenstelling van het decentrale belastinggebied.

Bij de behandeling van het punt toeristenbelasting is de kwestie van de administratieve lasten al genoemd als belangrijkste knelpunt. De administratieve lasten drukken sectorbreed. De CDA-fractie is dan ook van oordeel dat de geplande administratieve lastenreductie van 9% voor de horeca inclusief verblijfsrecreatie te ver verwijderd ligt van het streven van het kabinet om deze kabinetsperiode tot een algemene reductie te komen van 25%. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het doel van het kabinet is de administratievelastendruk voor bedrijven in de huidige kabinetsperiode (2003-2007) met 25% te verminderen ten opzichte van het niveau op 1 december 2002;

overwegende dat de nu voorgenomen administratievelastenreductie voor de horeca, waaronder begrepen de verblijfsrecreatie, in de periode 2003-2007 slechts 9% zal bedragen;

overwegende dat 79% van het totaal van de administratieve lasten drukt op het kleinbedrijf en dat de administratieve lasten respectievelijk 3 en 13% bedragen van de toegevoegde waarde van het midden- en kleinbedrijf waardoor het rendement van betrokken bedrijven relatief zwaar onder druk staat;

verzoekt de regering, met aanvullende voorstellen te komen om de administratievelasten- en regeldruk voor de horeca, waaronder begrepen de verblijfsrecreatie, verder te verlagen, en de Kamer daarover binnen een halfjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schreijer-Pierik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(26419).

De heer Blom (PvdA):

Er wordt veel gezegd over het terugbrengen van de administratieve lastendruk. Ook deze motie gaat daarover. Aan welke maatregelen denkt u zelf? Wij weten allemaal op welke manier de toeristenbelasting wordt geheven. Dat is in ongeveer alle gemeenten verschillend. Betekent dit dat er een regeling vanuit Den Haag moet komen waar de gemeenten zich aan moeten houden? Is dat niet in tegenspraak met het idee om de belastingen te decentraliseren? Deze belastingmaatregel leidt tot minder inkomsten voor de gemeenten. Het gaat om een bedrag van ruim 100 mln per jaar. Voor sommige gemeenten zijn de inkomsten meer dan 4 mln. Dat is dus heel belangrijk voor die gemeentelijke begrotingen. Stel dat de druk afneemt. Welke maatregelen gaat u dan voorstellen om de gemeenten te compenseren?

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Op het compenseren van gemeenten ga ik niet in, want daar hebben wij vorige week al heel uitvoerig over gesproken. Het gaat om lastenreductie, ondernemers en regeerakkoord. De toeristenbelasting is een onderdeel van het totale pakket en dat zal de staatssecretaris gaan bespreken met minister Remkes. Wij vinden dat de totale lastendruk moet worden verminderd. Als je praat over 1% lastenreductie, dan heb je het al over 9,8 mln! Ik hoop dan ook dat de staatssecretaris voortvarend aan het werk zal gaan.

De heer Blom (PvdA):

Ik stoor mij altijd zo aan die vage verhalen over het terugdringen van de lastendruk. Ik zou zo graag eens horen in welke richting het CDA dat dan gaat zoeken in plaats van dat over te laten aan het kabinet!

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Ik laat dat graag over aan het kabinet en dat zal daar, zoals de staatssecretaris verleden week al heeft gezegd, in overleg met het bedrijfsleven naar moeten streven. Ik wacht het antwoord van de minister af.

De heer Van den Brink (LPF):

Oud-minister Wijers heeft ooit eens onderzoek gedaan naar nut en noodzaak van toeristenbelasting. Conclusie was: geen nut en geen noodzaak! Indertijd was het CDA het daarmee eens. Wat is er sindsdien veranderd dat u vandaag zo'n gruwelijk vage motie indient? Waarom zegt u niet ronduit dat u de motie van de LPF steunt?

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Ik wacht graag de reactie van de minister op uw motie af. U hebt het debat verleden week ook gevoerd en toen heb ik al gezegd dat ik van de fractie geen ruimte heb gekregen om in te stemmen met het afschaffen van de toeristenbelasting vanuit Den Haag. Ik wil daar niet omheen draaien en dat helder uitspreken.

In de tijd van minister Wijers was het mijn oud-collega Gert Leers, de huidige burgemeester van Maastricht, die heeft gezegd op dit punt met een initiatiefvoorstel te komen. Nogmaals, mijn fractie roept de staatssecretaris op om in overleg met de minister van Binnenlandse Zaken te bezien hoe daar verder vorm aan kan worden gegeven binnen het totale belastingpakket voor gemeenten.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik neem aan dat u wel eens gehoord hebt hoe mensen elkaar bezig kunnen houden met het ene na het andere onderzoek? Ik neem aan dat u wel door hebt dat u dat nu ook doet!

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Dat is meer een opmerking, maar het laatste is echt niet aan de orde.

De heer Van den Brink (LPF):

Het was geen opmerking maar een vragende opmerking waar ik graag antwoord op krijg.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Met mijn opmerking heb ik u antwoord gegeven!

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg gehad. Dat recreatie en toerisme heel belangrijk zijn en een potentiële groeisector zijn in ons land, daar zijn wij het met elkaar wel over eens.

Op zich hoeft toeristenbelasting geen probleem te zijn, want als een gemeente kosten maakt, of omdat de grote stroom toeristen grote kosten veroorzaken of omdat een gemeente investeert in promotie, het aantrekkelijk maken van de gemeente, het uitnodigen van mensen om te komen, dan mogen er tegenover die kosten ook best opbrengsten staan. Het kan wel een probleem zijn omdat de administratieve lasten en de inningskosten van gemeenten en bedrijven samen ruim 30% van de belastingsopbrengst zijn. Dat is echt veel. Bovendien hebben ondernemers her en der het gevoel dat zij een beetje de sluitpost van de begroting zijn. De gemeente doet allerlei leuke dingen voor haar inwoners, maar aan het eind komt ze geld tekort en gaat de toeristenbelasting maar weer omhoog. Niet overal is er sprake van een fatsoenlijke koppeling met de gemaakte kosten of stijging van de lasten voor de eigen inwoners, zoals de OZB, zoals dat kennelijk in Putten wel het geval zou zijn. Wij vinden dan ook dat het kabinet toch nog eens kritisch naar de toeristenbelasting zou moeten kijken, enerzijds in het kader van het onderzoek dat minister Remkes toch laat doen, anderzijds gezien de administratieve lasten en de perceptiekosten. Hierover wil ik de Kamer de volgende uitspraak voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de berekeningen ondernemers jaarlijks 22 mln euro aan administratieve lasten en de gemeenten ruim 10 mln euro aan perceptiekosten kwijt zijn aan de toeristenbelasting, die 105 mln euro per jaar opbrengt;

constaterende dat de administratieve lasten en perceptiekosten samen méér dan 30% bedragen van deze belastingopbrengst;

overwegende dat de minister van Binnenlandse Zaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de mogelijkheden onderzoeken voor een herkenbaar eigen belastinggebied voor de gemeenten;

overwegende dat bij de behandeling van de begroting 2005 in de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Van Beek (29800-VII, nr. 25) onder andere is vastgelegd dat de grondslag voor gemeentelijke belastingen zoveel mogelijk objectief moet zijn, er zo laag mogelijke perceptiekosten aan verbonden dienen te zijn en dat deze dient te passen binnen een overeen te komen bandbreedte van voor burgers en bedrijven vastgestelde lastenniveaus;

voorts overwegende dat volgens het kabinetsbeleid administratieve lasten voor onder andere ondernemers met 25% moeten worden teruggebracht;

verzoekt het kabinet, de toeristenbelasting te betrekken bij het onderzoek naar het gemeentelijk belastinggebied en daarbij rekening te houden met objectiviteit, lage perceptiekosten en het lastenniveau voor burgers en bedrijven;

verzoekt voorts het kabinet, daarbij tevens in overleg met de branche te komen tot een forse vermindering van de administratieve lasten voor ondernemers ten gevolge van de toeristenbelasting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Aptroot en Örgü. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(26419).

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

De heer Aptroot is het toch wel met mij eens dat de toeristenbelasting eenzijdig bij één categorie bedrijven is neergelegd, namelijk vooral de verblijfsrecreatie. Ik heb het dan over de campings en de gezinsbedrijven die te maken hebben met die 13%. Heel veel bedrijven profiteren van de toeristen in een gemeente. De hoge kosten hebben echter alleen betrekking op de overnachtingen bij de verblijfsrecreatie en op de campings.

De heer Aptroot (VVD):

Dat is juist. De gemeente heeft twee mogelijkheden om te proberen de kosten te dekken, namelijk toeristenbelasting en vermakelijkheidsbelasting. Overigens is vermakelijkheidsbelasting veel ingewikkelder. Toeristenbelasting dekt inderdaad niet alles op het terrein waarvoor de gemeente kosten maakt. Het voordeel is wel dat het een objectieve maatstaf is die, als je het goed doet, simpel te administreren zou zijn. Dat lukt in de praktijk niet altijd, maar het kan wel.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter, je moet hier kort zijn. Anders zou ik een opmerking maken over de vermakelijkheidsbelasting toen ik vroeger als vrijwilliger toneel speelde. Maar dat zal ik niet doen. De motie van de heer Aptroot is op zich helemaal niet gek. Ik heb alleen niet de indruk dat de motie ergens anders om vraagt dan wat oud-minister Wijers al heeft uitgezocht en wat wij al weten. Ik ben geen minister, maar in mijn ogen is de motie overbodig.

De heer Aptroot (VVD):

Het zou prettig zijn als de motie overbodig was. Gezien de tariefstijgingen van de laatste jaren heb ik de indruk dat het onderwerp actueler is dan ooit. De laatste jaren zijn de administratieve lasten, vooral door het huidige kabinet, duidelijk in beeld gekomen. Het laatste jaar merken wij steeds meer dat de gemeenten de lasten met veelvouden van de inflatie verhogen, terwijl de overheid juist probeert de lasten te drukken. Daarom denk ik dat dit onderwerp in alle opzichten superactueel is.

De heer Van den Brink (LPF):

Dat zou inhouden dat je toegeeft dat er een verslechtering is opgetreden ten opzichte van het kabinet of de kabinetten hiervoor en dat de motie vandaag relevant is. Dat laatste geloof ik niet. De motie kan nooit relevant zijn.

De heer Aptroot (VVD):

Wij verschillen van mening.

De heer Blom (PvdA):

De motie richt zich op de hoeveelheid administratieve lasten die is gekoppeld aan het heffen van toeristenbelasting.

De heer Aptroot (VVD):

Het ene deel van de motie.

De heer Blom (PvdA):

Maar de motie is niet gericht op de hoogte van de toeristenbelasting. Als ik minister zou zijn, dan zou ik zeggen: ik adviseer de gemeenten om hun toeristenbelasting met 100% te verhogen, want als dat gebeurt, dalen mijn administratieve lasten met de helft. De administratieve lasten blijven dan gelijk, maar de opbrengst wordt hoger, zodat de administratieve lasten een kleiner deel van de opbrengst uitmaken. Dat is een heel simpele uitkomst. Waarom komt de VVD-fractie niet met een motie om de toeristenbelasting bijvoorbeeld af te toppen?

De heer Aptroot (VVD):

De redenering die u volgt, zou wellicht de redenering zijn van linkse gemeentebestuurders, maar ik denk dat liberalen en christen-democraten de administratieve lasten niet relatief willen verlagen door de belasting te verhogen. Uw redenering is te gek voor woorden. Ik hoop niet dat gemeenten met een rode meerderheid dit soort afschuwelijke dingen doen, want dat zou ik zeer verfoeilijk vinden. Ik praat bovendien niet alleen over de administratieve lasten. Dat doe ik slechts in een deel van de motie. In het andere deel staat dat het een duidelijk objectieve maatstaf moet zijn en dat moet worden nagegaan of de toeristenbelasting voor de toerist die naar de gemeente komt, maar ook voor de ondernemer die geen oneindig elastische prijs heeft, reëel is met het oog op het totale lastenpakket. Ook moet worden nagegaan hoe het met de concurrentieverhoudingen zit. Dit is dus een brede motie. De heer Blom zei tijdens het algemeen overleg duidelijk dat hij tegen afschaffing was, maar tegelijkertijd zorgen had en vond dat het in redelijke verhouding moest staan. Ik verwacht daarom dat hij zegt dat hij deze motie een goede vondst vindt uit het oogpunt van de administratieve lasten en de objectiviteit qua draagbaarheid van de lasten. De heer Blom zei zelf al dat de toeristenbelasting hoog is voor mensen met een beperkte portemonnee. Hij zou deze motie dus moeten ondersteunen.

De voorzitter:

Ik geef de heer Blom de gelegenheid om heel kort te reageren. Ik stel voor, de termijn van de Kamer daarna te beëindigen.

De heer Blom (PvdA):

Ik word uitgedaagd.

De voorzitter:

Daarom bied ik u de gelegenheid om te reageren.

De heer Blom (PvdA):

De Partij van de Arbeid is heel simpel. Zolang het huidige kabinet geen enkele compensatiemogelijkheid biedt aan de gemeenten, kan ik het als lid van de fractie van de Partij van de Arbeid niet voor mijn rekening nemen dat zij met een financieel probleem komen te zitten. Vandaar dat mijn fractie expliciet tegen maatregelen is om de toeristenbelasting af te schaffen.

De heer Aptroot (VVD):

Dit is interessant. Wij hebben het over een objectieve belasting die in redelijke verhouding staat en draagbaar is. De woordvoerder van de PvdA-fractie, de heer Blom, gaat ervan uit dat dit betekent dat uit het onderzoek zal blijken dat een aantal gemeenten de toeristenbelasting fors moet verlagen. Zodoende loopt hij vooruit op wat uit het onderzoek komt dat uit deze motie volgt. Hij heeft kennelijk weinig vertrouwen in de gemeenten. Of hij nu erkent dat de huidige situatie niet goed is of niet, wij moeten die aanpakken, linksom of rechtsom. Ik zou dus zeggen: recht vooruit, mijnheer Blom, u kunt niet anders dan deze motie steunen.

Minister Veerman:

Voorzitter. Ik ga allereerst in op de motie van de heer Van den Brink met betrekking tot de afschaffing van de toeristenbelasting. In het algemeen overleg heeft mevrouw de staatssecretaris wier waarnemer ik op dit moment ben, duidelijk gemaakt dat het standpunt van het kabinet is dat er geen wijzigingen moeten worden aangebracht in de rijkskaders waarbinnen de toeristenbelasting wordt geheven. De staatssecretaris heeft er ook nog op gewezen dat daar een aantal kanttekeningen bij horen. In de eerste plaats is die heffing natuurlijk een verantwoordelijkheid van de gemeente. Daar willen wij niet aan tornen; wél willen wij bij de verkenning van het gehele decentrale belastingbeleid waar minister Remkes mee bezig is, de toeristenbelasting betrekken. Als ik het goed begrijp, vormt die de kwintessens van de motie-Aptroot. Dit is herhaaldelijk gezegd.

De tweede opmerking die hierover is gemaakt en die ik herhaal is dat de gemeenten transparanter moeten worden over de toeristenbelasting. Burgers en bedrijven moeten weten waarom dat geld wordt opgebracht en wat ermee gebeurt, zodat het niet naast hondenbelasting en OZB een pure inkomstenbron is zonder duidelijke bestemming of bestemming die verband houdt met de toeristenbelasting. Daar hebben sommigen van u op gewezen. Om die transparantie te bewerkstelligen en daaraan bij te dragen, bereiden de ministeries van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën samen met de VNG een brochure voor. De problematiek van de heffingskosten en de administratieve lasten zal de staatssecretaris in detail uitzoeken. Het compenseren heeft natuurlijk consequenties voor het budget. Daar hebben de heer Blom en anderen op gewezen. Ik kan die niet overzien. Dat ligt ook niet binnen mijn competentie. Ik denk dus dat minister Remkes bij de verkenning zal nagaan hoe en wanneer wij de toeristenbelasting als zodanig beoordelen en het verband daarvan met diensten of tegenprestaties die worden verleend. Daar kan ik dus niet op vooruitlopen.

In de motie van de heer Van den Brink wordt over "afschaffen" gesproken, zij het van een bepaald deel. Hoewel de intentie en de achterliggende stimulans mijn sympathie hebben, gaat deze motie toch een stap te ver. De sympathie van de regering gaat natuurlijk duidelijk uit naar versterking van het toerisme op het platteland. De motie loopt echter vooruit op het onderzoek waar minister Remkes de eerstverantwoordelijke voor is. De motie treedt voorts in de verantwoordelijkheden van de decentrale overheden. Om die reden moet ik de aanneming van de motie van de heer Van den Brink ontraden.

De heer Blom (PvdA):

De minister zegt dat de geldstromen van de toeristenbelasting naar de gemeentekas niet transparant genoeg zijn. Zegt hij daarmee dat wij moeten denken aan een systeem waarbij wij de belastingheffing gaan oormerken? Worden gemeentes vervolgens gecontroleerd op het oormerken van de inkomsten in de begrotingen?

Minister Veerman:

Nee, want dan zou dit het karakter van een retributie hebben. En dat is niet aan de orde. Ik bedoel met transparantie evenwel dat het draagvlak voor toeristenbelasting toeneemt, wanneer duidelijk is dat daar bijvoorbeeld materiële verbetering van voorzieningen tegenover staat. In dat kader moeten er dus stappen gezet worden. Dit moet ook gebeuren in verband met de discussie over de vraag of toeristenbelasting ook in de toekomst nodig is. Ik neem aan dat ook dit bij het onderzoek van de heer Remkes wordt betrokken.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik ben het ermee eens dat dit een zaak van de gemeente is. Dit kabinet heeft de gemeentes echter in hun uitkering gekort. Veel gemeenten hebben dit gecompenseerd via onder andere de toeristenbelasting. De overheid is er dus mede schuldig aan dat ondernemers voor hogere kosten zijn geplaatst. Tegen die achtergrond heb ik mijn motie ingediend. De overheid kan dit probleem dus oplossen, maar ik begrijp dat de minister dat niet wil.

Minister Veerman:

Wij kunnen als overheid alles oplossen, als wij maar geld geven. Het probleem is alleen dat wij het geld niet hebben. Dit weet de heer Van den Brink als ondernemer ook. Wat je niet hebt, kun je niet uitdelen en van te veel geven gaat de geit dood. Dit zijn heel duidelijke uitdrukkingen, waarover wij elkaar heel goed verstaan. De heer Van den Brink zegt dat de lasten verschoven zijn. Het is overigens de keus van de gemeente om te bepalen waar de lasten gelegd worden. De heer Van den Brink kan dan ook niet zonder meer zeggen dat doordat er op het Gemeentefonds is gekort, de toeristenbelasting dus is verhoogd. Dat is te kort door de bocht en dat weet de heer Van den Brink ook.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik weet zeker dat ik niet zo kort door de bocht ga als de minister, wanneer hij zegt dat van te veel geven de geit dood gaat. Ik heb gezegd dat als gevolg van de korting op de gemeenten de toeristenbelasting is verhoogd en dat de rijksoverheid daar mede schuldig aan is. Dit is niet kort door de bocht zoals "van te veel geven gaat de geit dood".

Minister Veerman:

De heer Van den Brink maakt het nu een tikkeltje te bont. Hij legt een rechtstreeks verband tussen de korting op het Gemeentefonds en de verhoging van de toeristenbelasting. Nogmaals, dat is een autonome keuze van de gemeentebestuurders geweest. Daar treedt het Rijk helemaal niet in. De gemeenten hadden evengoed de WOZ kunnen verhogen of de hondenbelasting dan wel een andere gemeentelijke belasting. De gemeenten hadden ook de uitgaven kunnen beperken. De heer Van den Brink maakt de regering dus onterecht het verwijt dat zij de lasten voor de toeristen en voor het bedrijfsleven heeft verhoogd. Dat is dus te kort door de bocht.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Het klopt dat dit een bevoegdheid van de gemeenten is. De minister is verantwoordelijk voor toerisme en recreatie. Dit is een sector die gigantisch groeit. De minister kan op grond hiervan er wel op aandringen dat de kip met het gouden ei niet geslacht wordt.

Minister Veerman:

Om maar in de beeldspraak van mijn departement te blijven: wij zullen natuurlijk nooit kippen met gouden eieren slachten, maar dat is niet een uitsluitende verantwoordelijkheid van het Rijk. De verantwoordelijkheid van het Rijk strekt op dit moment tot het doen van een onderzoek naar de gemeentelijke belastingen als zodanig, dat minister Remkes aan het ondernemen is. Bij dat onderzoek moet ook de transparantie betrokken worden die noodzakelijk is met betrekking tot gemeentelijke belastingen, in het bijzonder de toeristenbelasting. Ik heb ook gezegd dat ik mij kan voorstellen dat in dat onderzoek ook wordt betrokken op welke wijze de budgettaire consequenties zouden moeten worden gedragen wanneer het Rijk tot een afschaffing van die belasting zou willen komen. Daar kan ik echter niet op vooruitlopen. Daarom is de motie van de heer Van den Brink een tikkeltje te direct, door te bepleiten dit nu af te schaffen.

Ik kom bij de motie van mevrouw Schreijer, die zeer terecht heeft opgemerkt dat de administratieve lasten problematisch zijn bij de verblijfsrecreatie en de horeca, en in verhouding buitengewoon hoog. Wij hebben allemaal de plicht om de administratieve lasten sowieso te verlagen. Daar slagen wij al aardig in, met 25% over de hele linie en waar het kan zeker meer. Minister Zalm en staatssecretaris Van Gennip hebben al aan de Kamer gemeld dat er ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf nog een extra zweepslag nodig is om daartoe te komen. De horecasector heeft staatssecretaris Van Gennip meegenomen in het project modelbedrijven, waarin vanuit het perspectief van de ondernemer de stapeling van regels wordt bezien. Een inventarisatie van de knelpunten is inmiddels afgerond. Daar komen zaken uit naar voren die wij als kabinet concreet voor de horecasector gaan oplossen. De staatssecretaris heeft mij verzekerd dat zij voor de zomer voor nadere informatie dienomtrent aan de Kamer zal zorgdragen.

Als ik de motie van mevrouw Schreijer moet kwalificeren, is dat als een duidelijke ondersteuning van het beleid van de regering, maar tegelijkertijd ook als een aansporing – om niet te zeggen een zweepslag – in de richting van diegenen die met de verantwoordelijkheid belast zijn om de administratieve lasten te verlagen. Dat geldt niet alleen voor het Rijk, maar ook voor de provincie en de gemeenten. Ik zie deze motie als een ondersteuning van het beleid.

Ten slotte kom ik bij de motie van de heer Aptroot en mevrouw Örgü. Door de nuance die in vrijwel elke zin van deze motie te bespeuren valt, kan ik die motie evenzeer kwalificeren als een ondersteuning van het beleid.

De heer Aptroot (VVD):

Het is natuurlijk altijd fijn als de minister zegt dat een motie een ondersteuning is van het beleid van het kabinet, maar bij mijn weten maakte de toeristenbelasting eigenlijk helemaal geen onderdeel uit van het onderzoek dat de minister van Binnenlandse Zaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten houden. Zij vinden eigenlijk dat het daar een beetje buiten kan vallen, terwijl ik vind dat het juist absoluut onderdeel daarvan moet uitmaken. Als de minister daar positief over is, sturen wij het beleid in deze zin op een verstandige manier een beetje bij.

Minister Veerman:

Ik heb net gezegd over de motie van de heer Van den Brink dat ik mij kan indenken dat het onderdeel toerismebelasting, dat in uw Kamer zozeer onderwerp van discussie is, toch ook bij het onderzoek wordt betrokken. Dat onderzoek strekt zich immers uit over de rijkskaders en over de evenwichtigheid van verschillende belastingen. Ik wil dat ook nog wel eens met minister Remkes opnemen. Dan kunnen ook de budgettaire consequenties daarvan hierbij worden betrokken. In die zin is ook deze motie een aansporing om dit nog eens bij de minister van Binnenlandse Zaken te bepleiten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de drie ingediende moties aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 14.05 uur tot 14.45 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven