Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 maart 2005 over de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. De fractie van het CDA heeft dit VAO aangevraagd samen met de fracties van de VVD en D66 omdat wij een meerwaarde zien in een Kamerbrede uitspraak, de regering op te roepen tot een spoedige ondertekening en ratificatie van het facultatief protocol bij het VN-verdrag tegen foltering door Nederland. Alhoewel minister Bot in het algemeen overleg over mensenrechten van 9 maart 2005 niet onsympathiek stond tegenover een Kamerbrede wens om te ondertekenen, blijft het een feit dat spoedige ondertekening en ratificatie al jarenlang wordt toegezegd door de regering. Tot op heden is dat echter nog niet gebeurd.

Eveneens was de beantwoording van schriftelijke vragen hierover niet bevredigend, omdat de opgegeven redenen niet voldoende waren onderbouwd. Nederland heeft internationaal een voorbeeldfunctie te vervullen op het gebied van de uitbanning van marteling en kan het daarom niet maken om op dit punt achter te blijven.

Tevens is de strijd tegen marteling een van de belangrijkste thema's op het gebied van mensenrechten, zo ook tijdens de eenenzestigste bijeenkomst van de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens, die nu plaatsvindt. Naar onze mening bestaan er geen goede gronden om niet tot ondertekening van het protocol over te gaan. Daarom zijn wij van mening dat door middel van deze motie het kabinet de urgentie voelt van de waarde die de Kamer eraan hecht om tot spoedige ondertekening over te gaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland tot op heden nog niet is overgegaan tot ondertekening van het Facultatief Protocol bij het VN-verdrag tegen foltering;

voorts constaterende dat de regering zich op verscheidene momenten, waaronder in het Jaarbericht van 2002 van het ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft uitgesproken voor een voorspoedige ratificatie van dit Protocol;Çörüz

overwegende dat Nederland een voorbeeldfunctie heeft te vervullen op het gebied van de uitbanning van marteling wereldwijd;

van mening dat er geen goede gronden bestaan om niet tot ondertekening en ratificatie van het Protocol over te gaan;

verzoekt de regering, op korte termijn het Protocol te ondertekenen en te ratificeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çörüz en Van der Laan. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88(29800 V).

Mevrouw Van der Laan heeft zich in verband met activiteiten elders moeten verontschuldigen.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg over de mensenrechten heeft mijn fractie behoefte aan het indienen van twee moties over twee verschillende onderwerpen die op de agenda staan van de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens. De eerste motie betreft het onderwerp "mensenrechtennormen voor het bedrijfsleven". Zoals u weet is tijdens de zestigste zitting van de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens over het thema "mensenrechten en bedrijfsleven" unaniem een resolutie aangenomen waarin onder meer werd voorgesteld de standpunten van de betrokken partijen te inventariseren. Daarin heeft Nederland actief geparticipeerd.

Inmiddels is ook een consultatieproces op gang gekomen, waarin Nederland en de Europese Unie zich hebben uitgesproken. Toch meent mijn fractie dat het nu nodig is door te pakken wat dit onderwerp betreft. Wij vinden de activiteiten van het Nederlandse kabinet iets te timide, vooral omdat het gezien de OECD-mensenrechtenclausule over maatschappelijk verantwoord ondernemen en multinationals ook van belang is internationaal een fair playing field te hebben en de VN in dat kader verder op de agenda te zetten. Daarover gaat mijn eerste motie. Deze luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen breed wordt gedeeld;

van mening dat het thema verantwoordelijkheden van bedrijven ten aanzien van mensenrechten op de agenda van de VN-Mensenrechtencommissie dient te blijven;

constaterende dat Nederland actief geparticipeerd heeft in het consultatieproces tot op heden;

constaterende, met het rapport van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens inzake "Responsibilities for transnational corporations regarding human rights", dat het consultatieproces hierover voortgang dient te hebben;

verzoekt de regering, zich daartoe door middel van concrete initiatieven actief in te zetten om de VN-mensenrechtennormen voor bedrijven op de agenda van de VN-Mensenrechtencommissie te houden en verdere ontwikkeling van deze normen, onder meer door de benoeming van een speciaal adviseur, te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koenders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89(29800 V).

De heer Koenders (PvdA):

Mijn tweede motie namens de PvdA-fractie gaat over een belangrijk onderwerp dat ook in het overleg aan de orde is geweest, namelijk "terrorismebestrijding en mensenrechten". Tijdens de vorige zitting van de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens is met consensus een resolutie aangenomen over de bescherming van mensenrechten bij de bestrijding van terrorisme, waarbij onder meer is verzocht om de instelling van een independent expert die de secretaris-generaal van de VN moet assisteren bij het opstellen van rapportages hierover voor zowel 2004 als 2005. Voor de strijd tegen het terrorisme en gelet op de noodzaak om deze binnen de internationale rechtsorde te laten plaatsvinden vinden wij het van belang om dit beleid te identificeren en te intensiveren. Ik dien hiertoe een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat legitieme terrorismebestrijding binnen de normen van het internationale recht en de standaards voor internationale mensenrechten dient plaats te vinden;

van mening dat de situatie en de behandeling van gevangenen in verschillende gevangenissen, zoals die in Guantanamo Bay, Afghanistan en Irak, niet volgens de normen van internationale mensenrechten is;

verzoekt de regering, de oproep van de speciale VN-rapporteurs van 25 juni 2004 om deze gevangenissen als onafhankelijke experts te mogen bezoeken actief te ondersteunen;

verder constaterende dat antiterrorismemaatregelen van staten een grote impact op de naleving van internationale mensenrechten kunnen hebben;

verzoekt de regering:

  • - zich in te zetten voor verlenging en uitbreiding van het mandaat van de "independant expert", met inbegrip van het uitwisselen van kennis met het "Counter Terrorism Committee", in lijn met het rapport van de High Level Group over de noodzaak van mainstreaming van mensenrechten binnen de Verenigde Naties;

  • - zich in te zetten voor het beschikbaar stellen van voldoende middelen om deze activiteiten uit te voeren en daaraan een bijdrage te leveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koenders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90(29800 V).

Minister Bot:

Voorzitter. Ik begin met de motie van de leden Çörüz en Van der Laan. Ik ben mij ervan bewust dat ratificatie van het protocol door Nederland een belangrijke signaal werking zal hebben. Dit heeft dan ook mijn volle aandacht, zoals ik al een keer heb gezegd. Wij buigen ons nog wel over een aantal vraagpunten, waarbij het met name gaat om het voorkomen van overlappingen en van een dubbele werklast; ik meen dat ik dit ook al bij een vorige gelegenheid uiteen heb gezet. Nederland is ook al partij bij het vergelijkbare inspectieregime van de Raad van Europa. Wij willen onderzoeken of er geen verdubbeling van de werkzaamheden optreedt als zowel de Raad van Europa als de in de motie genoemde VN-organisatie inspecties uitvoert. Ik heb ook al toegezegd dat ik de besluitvorming wil bespoedigen, maar ik vraag de Kamer wel, mij de tijd te gunnen om deze zaken eerst in de ministerraad aan de orde te stellen. Onmiddellijk daarna zal ik de Kamer schriftelijk berichten.

De eerste motie van de heer Koenders gaat over de mensenrechten en het bedrijfsleven. Ter nadere illustratie wil ik aangeven dat dit rapport tijdens de 61ste mensenrechtencommissie zal worden besproken. De Europese Unie zal aandringen op het aanstellen van een door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties te benoemen onafhankelijke expert. Deze zal de opdracht moeten krijgen meer duidelijkheid te creëren in de minimum-mensenrechtenstandaarden die bedrijven in acht behoren te nemen en over de grenzen van de verantwoordelijkheid van bedrijven. Met andere woorden, deze motie past precies in de activiteiten van de regering. Ik voeg er wel aan toe dat dit een initiatief is. Wij zullen eerst moeten kijken of dit initiatief het ook daadwerkelijk zal halen. Ik beschouw de motie dus als een ondersteuning van het beleid.

De heer Koenders (PvdA):

Als de minister bereid is om te rapporteren wat daaruit komt, zal ik de motie intrekken.

Minister Bot:

Dat zal ik zeker doen. Dit is een volledige ondersteuning van hetgeen wij ook nastreven.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Koenders (29800-V, nr. 89) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Minister Bot:

Ik zeg gaarne toe dat wij de Kamer zullen inlichten over het verdere verloop en de uitkomst van de beraadslaging hierover.

Voorzitter. De tweede motie van de heer Koenders gaat over het terrorisme. Nederland kijkt uit naar de uitkomsten van de onderzoeken van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten en van de onafhankelijke expert. Het gaat daarbij om de mate waarin de bestaande instrumenten in staat zijn om de situatie in de verschillende landen te monitoren en met name hoe daarbij de mensenrechten kunnen worden gewaarborgd. Dat is een kwestie van het bestrijden van het terrorisme. Ten aanzien van de ideeën over een mogelijke instelling van een nieuw monitoringsmechanisme vind ik het beter om eerst het rapport van de onafhankelijke expert af te wachten. Ik voeg daaraan toe dat wij in het algemeen geen voorstander zijn van het creëren van nieuwe organen en procedures als de noodzaak daartoe niet duidelijk is komen vast te staan. Wij willen eerst kijken wat het rapport van de onafhankelijke expert precies oplevert en wat zijn aanbevelingen zijn, voordat wij nieuwe commissies instellen of nieuwe mandaten verlenen. Als hij van mening is dat hiermee voldoende inhoud is gegeven aan zijn mandaat en als dat ook blijkt uit het rapport, denk ik dat wij in een andere situatie verkeren, dan wanneer hij zegt dat er meer nodig is en aangeeft wat de voorwaarden zijn.

Wij zijn overigens wel voorstander van een betere afstemming van de antiterreur- en mensenrechtenactiviteiten binnen de relevante VN-organisaties en verdragscomités. Daar zetten wij ons ook voortdurend voor in. Ik wil de tweede motie van de heer Koenders ontraden. Ik doe dat niet omdat ik het niet eens ben met de inhoud, maar omdat ik haar prematuur vind.

De heer Koenders (PvdA):

Er zitten twee elementen in de motie. Misschien kan de minister nog reageren op het eerste verzoek namelijk om de oproep van de speciale VN-rapporteurs om de gevangenis als onafhankelijke experts te bezoeken, actief te ondersteunen. Verder begrijp ik de minister niet goed. Het is duidelijk dat er spanning is tussen mensenrechten en contraterrorisme. Dat is elke dag in de krant te volgen. Er moet voor gewaakt worden dat deze zaken plaatsvinden binnen de internationale rechtsorde. Het lijkt mij dan ook voor de hand te liggen dat een minister die daarvan doordrongen is juist nu alle zeilen bijzet om te zorgen dat zo iemand blijft en zijn activiteiten kan versterken.

Minister Bot:

Het is natuurlijk de grote vraag of dat ertoe bijdraagt dat zaken beter lopen. Vaak is het verstandiger om beter gebruik te maken van bestaande instrumenten, dan om iedere keer nieuwe instrumenten en nieuwe benoemingen goed te keuren. Daarom ben ik van mening dat wij eerst even moeten afwachten wat deze onafhankelijke expert zelf te melden heeft. Dan kunnen wij verder zien of wij de stappen moeten nemen die de heer Koenders hier voorstelt. Op dit moment zijn wij van mening dat wij dat eerst af moeten wachten en dat de bestaande instrumenten voldoende gelegenheid bieden. Du moment dat het rapport uitgekomen is, zal ik gaarne nader overleggen wat er gedaan moet worden. Ik vind het moment echter nog niet gekomen om dat al toe te zeggen. Daarom ontraad ik, uitsluitend om die reden, aanvaarding van de motie.

De heer Koenders (PvdA):

In de VN-Mensenrechtencommissie is discussie over de vraag of langer moet worden doorgegaan. De mening van de Nederlandse regering daarover moet toch duidelijk zijn?

Minister Bot:

Die kunnen wij pas geven als wij kennis hebben genomen van het rapport van de expert, dat binnenkort wordt uitgebracht, waarin ook wordt ingegaan op de beste wijze van voortgang. Pas dan weten wij of uw voorstel gewenst is.

De heer Koenders (PvdA):

Wordt gerapporteerd aan de Mensenrechtencommissie?

Minister Bot:

Precies.

De heer Koenders (PvdA):

Dan houd ik mijn motie tot dat moment aan. Ik wil vervolgens door de regering worden geïnformeerd over de uitkomst, zodat de motie eventueel in stemming kan worden gebracht.

Minister Bot:

Daar kan ik heel wel mee leven.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Koenders stel ik voor, zijn motie (29800-V, nr. 90) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Het kwartje moest bij mij nog even vallen. Ik kan de minister volgen als hij de motie mee wil nemen naar het kabinet, maar niet zijn argument dat overlap voorkomen moet worden, want juist om dat te ondervangen, is artikel 31 in het bewuste protocol opgenomen. Ik handhaaf mijn motie.

Minister Bot:

Artikel 31 opent de mogelijkheid van een betere coördinatie, maar dat neemt niet weg dat overlap kan optreden, omdat beide organisaties hun inspectieregimes zullen willen handhaven. Nagegaan moet worden op welke wijze, conform artikel 31, afstemming het beste kan plaatsvinden. Dat is de achtergrond van mijn opmerking.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om over de motie-Çörüz/Van der Laan volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Door de droevige omstandigheid van de minister van VROM kan een groot debat deze week niet doorgaan. Daarnaast is vorige week besloten om het debat over waarden en normen, dat deze week zou plaatsvinden, van de agenda af te voeren. Rest mij niets anders voor dit moment dan de vergadering tot morgenmiddag te sluiten.

Sluiting 14.32 uur

Naar boven