Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 44, pagina 2838-2841 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 44, pagina 2838-2841 |
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Duyvendak.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Voorzitter. De Kamer heeft gisteren een brief gekregen van minister Peijs naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State over de Maasvlakte. De Kamer heeft afgelopen donderdag bij de regeling om die brief gevraagd. Wij zouden hier vervolgens bespreken of de brief aanleiding zou zijn voor een spoeddebat over deze uitspraak en de positie van de minister. Mijn fractie heeft grote behoefte aan een spoeddebat over de Maasvlakte naar aanleiding van de letterlijk vernietigende uitspraak van de Raad van State en de in onze ogen teleurstellende brief van de minister. Zij lijkt in haar brief de scherpte en de ernst van de uitspraak te miskennen. Zij zegt zelfs te verwachten dat de uitspraak niet zal leiden tot vertraging bij de uitvoering van het project. De minister geeft geen enkele hint dat zij bereid is om te kijken naar alternatieven voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Zij gaat ook niet in op de verklaring van deze uitspraak van de Raad van State. Mijn fractie vraagt om een spoeddebat over het vonnis en de brief, liefst nog deze week.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Ik denk dat het inderdaad goed is dat wij over niet al te lange tijd met de minister spreken over de brief. Wij onderschrijven als fractie niet het spoedeisende karakter van een debat. Er is morgen een procedurevergadering waarin wij goede afspraken kunnen maken over een overleg op korte termijn.
Mevrouw Gerkens (SP):
Voorzitter. Ik steun het voorstel van de heer Duyvendak, ook het voorstel om het debat snel te houden. Het is nu namelijk business as usual; de gang van zaken bij de Tweede Maasvlakte gaat gewoon door. Er is veel onrust over, dus ik denk dat het verstandig is er snel duidelijkheid over te krijgen.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):
Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de CDA-woordvoerder dat wij morgen in de procedurevergadering nadere afspraken maken over een overleg.
Mevrouw Dijksma (PvdA):
Voorzitter. Wij steunen het voorstel van de heer Duyvendak.
De heer Hermans (LPF):
Voorzitter. Ik kan mij kortheidshalve bij de heer Van Hijum aansluiten. Ik voeg daaraan toe dat wij in de procedurevergadering natuurlijk nog een schriftelijke vragenronde kunnen inlassen, waarbij de heer Duyvendak opheldering kan vragen over de onduidelijkheid in de brief.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Ik houd vast aan mijn verzoek. Er zijn veel vragen niet opgehelderd die heel goed in een debat duidelijk beantwoord kunnen worden. Ik denk dat het houden van een debat de goede manier is. Ik wil dus graag nog deze week een spoeddebat met de minister over de Tweede Maasvlakte.
De voorzitter:
Ik merk op dat de procedure vorige week plenair is ingezet. De Kamer heeft bij die gelegenheid besloten om eerst een brief te vragen. Het lijkt mij redelijk om de procedure plenair voort te zetten wanneer die brief eenmaal ontvangen is. Tegen die achtergrond doe ik, ook gezien het aantal leden dat het verzoek heeft gedaan, het voorstel om het verzoek van de heer Duyvendak in te willigen. De minister van Verkeer en Waterstaat is in het buitenland, maar ik denk dat het mogelijk is om het debat aanstaande donderdagmiddag te houden met spreektijden van 4 minuten per fractie.
Daartoe wordt besloten.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Ik heb nog een aanvullend verzoek. Ik heb minister Peijs schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van wat laatdunkende opmerkingen van haar over Europese milieuwetgeving. Het lijkt mij van belang dat die schriftelijke vragen beantwoord worden voorafgaand aan dit debat, omdat ze een directe relatie hebben met de uitspraak van de Raad van State.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van Velzen.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Voorzitter. Het Korps Landelijke Politiediensten heeft een onderzoek naar de aard en omvang van grijze milieucriminaliteit in Nederland uitgevoerd. Het rapport daarover was vertrouwelijk, maar is gisteren op straat beland. Er staat een aantal alarmerende feiten in. 54% van de ondervraagde milieuambtenaren meldt een gebrek aan integriteit bij gemeentelijke en provinciale ambtenaren. Aangegeven wordt dat de overheid zich als dader opstelt en dat economische belangen worden verheven boven bestuurlijke correctheid. In de afvalsector zijn valsheid in geschrifte en fraude meer regel dan uitzondering. Ik kan nog een hele pagina van dit soort uitspraken voorlezen ...
De voorzitter:
Daar komt wellicht een debat over.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Ik had het rapport al een halfjaar in handen en heb herhaaldelijk aan de betrokken bewindslieden gevraagd om een inhoudelijke reactie. Zij bleven zich echter verschuilen achter de vertrouwelijkheid van het rapport. Ik vraag om een interpellatiedebat met in ieder geval minister Donner en staatssecretaris Van Geel.
De heer Waalkens (PvdA):
Voorzitter. Wij steunen op zich het verzoek van mevrouw Van Velzen, maar wij houden liever een spoeddebat met de minister van LNV, de staatssecretaris van VROM en de minister van Justitie toegespitst op het veevoerspoor. De Kamer heeft daar zelf onderzoek naar gedaan. Dit onderzoek lag toen al op de plank, maar de Kamer heeft er geen kennis van kunnen nemen. Dit rapport werpt absoluut een nieuw licht op hetgeen indertijd is besproken met de ministers van LNV en VWS.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter. Ook wij steunen het verzoek om een debat. In dit rapport komen zeer ernstige feiten boven water, met name in de veevoersector. Dat mag niet zo doorgaan. Evenals de heer Waalkens pleiten wij voor een spoeddebat. Wij willen graag dat de ministers van Justitie, LNV en VWS en de staatssecretaris van VROM daarvoor worden uitgenodigd.
De heer Koopmans (CDA):
Voorzitter. Het is verstandig om een spoeddebat te houden over het veevoederspoor. Mevrouw Van Velzen heeft het rapport al uitgedeeld aan de deelnemers van een algemeen overleg van eind november met staatssecretaris Van Geel. Om het overleg goed te kunnen voeren, lijkt het mij goed om eerst een brief van het kabinet te vragen over hetgeen in het rapport over het veevoederspoor staat.
De heer De Krom (VVD):
Voorzitter. Mijn fractie sluit zich aan bij het voorstel van de heer Koopmans. Onze voorkeur gaat uit naar een spoeddebat, maar dan over het rapport in zijn geheel. Er is veel meer aan de hand dan alleen misstanden bij het veevoer.
De heer Van den Brink (LPF):
Voorzitter. Ik ondersteun hetgeen de heer Koopmans heeft gezegd.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Ik blijf bij mijn verzoek om de regering te mogen interpelleren. Door dit rapport komt het beeld van Nederland als fraudeland weer sterk naar voren, maar het kabinet verschuilt zich achter de vertrouwelijkheid van de informatie. Daar wil ik het voornamelijk over hebben. Daarna kunnen er aparte debatten worden gevoerd over de asbestbranche, de afvalsector en de veevoedersector. Ik wil het debat niet op voorhand vernauwen tot delen van het rapport.
De heer Waalkens (PvdA):
Ik handhaaf mijn pleidooi voor een spoeddebat over het veevoerspoor. In de vaste commissie voor VROM is een procedure afgesproken voor de agendering van het gehele rapport. Door het openbaar maken van dit rapport is vooral de veevoedersector in de aandacht gekomen. Daarom willen wij met de ministers van LNV, VWS en Justitie daarover verder spreken in een spoeddebat.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik steun het verzoek van de heer Waalkens, vooral omdat in het rapport sprake is van verwevenheid van de veevoersector met de politiek. Op dat punt is de bestuurlijke integriteit in het geding en daarom moeten wij het spoeddebat daarop toespitsen.
De heer De Krom (VVD):
De rode draad van het rapport is de problematiek van de opsporing en de handhaving. De veevoederproblematiek is daar maar een onderdeel van.
De heer Koopmans (CDA):
Mede gelet op de opmerking van de heer De Krom ben ik het eens met het verzoek van de heer Waalkens. Ik wil het debat echter vooraf laten gaan door een brief van het kabinet. In het rapport staat namelijk buitengewoon weinig over het veevoederspoor.
De voorzitter:
Met inachtneming van de verhoudingen in de Kamer over (onderdelen van) de verschillende voorstellen stel ik het volgende voor. Onder enig voorbehoud, afhankelijk van de agenda's van de bewindslieden, stel ik voor om deze week, bijvoorbeeld morgenmiddag, een spoeddebat te houden over het onderwerp dat door de heer Waalkens en mevrouw Vos het "veevoerspoor" is genoemd en om dat als kern van het debat te nemen. Ik constateer dat daarvoor het grootste draagvlak is. Ik realiseer mij dat de aanvrager van een interpellatiedebat op een breder spoor zit, maar dat een meerderheid van de leden op een ander spoor zit. Ik stel dus voor wat de heer Waalkens naar voren heeft gebracht.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Ik betreur dat besluit. Ik meende in de PvdA-fractie steun te vinden voor een interpellatiedebat. Met de keuze voor dit enkele spoor wordt voorbijgegaan aan de opmerkingen in het rapport, die verder strekken dan de veevoersector. Ik zal hierop later terugkomen. Ik heb het idee dat niet alle leden het rapport hebben gelezen, waardoor zij het inhoudelijk niet op zijn waarde kunnen schatten.
De voorzitter:
Ik constateer dat u kunt instemmen met mijn voorstel. Ik voeg daar nog aan toe dat twee fracties hebben gevraagd om een brief voor het debat. Dat is kort dag, maar door middel van toezending van dit deel van het stenogram aan de betrokken bewindslieden, in dit geval van Justitie, Landbouw, VWS en VROM, vragen wij om nadere informatie die nuttig is voor het debat.
De heer Koopmans (CDA):
Het gaat met name over de mogelijke risico's voor de volksgezondheid. Daarnaast hecht mijn fractie eraan dat het kabinet nadere mededelingen doet over de beweringen in het rapport over de integriteit van de politiek en de verwevenheid met de veevoedersector. Wij willen weten waarop die zijn gebaseerd.
De voorzitter:
Ten aanzien daarvan stel ik voor dat zij zo mogelijk voor het debat gevraagd wordt, want deze informatie is wel erg breed. Wij zullen het stenogram ook aan de ministers van BZK en VWS sturen, zodat alle betrokken bewindslieden over het stenogram beschikken.
De heer Koopmans (CDA):
Mijn fractie hecht er met name aan dat het kabinet de Kamer informeert over de opmerkingen over de integriteit. Die zijn zeer zwaarwegend.
De voorzitter:
Vandaar dat het stenogram ook wordt toegestuurd aan de minister van BZK. Om misverstanden te vermijden, herhaal ik nogmaals welke bewindslieden worden uitgenodigd. Dat zijn de minister van Justitie, de minister van Landbouw, de staatssecretaris van VROM en de minister van VWS. De minister van BZK wordt gevraagd, schriftelijk te reageren.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Ik wil graag ten behoeve van de brief de vraag toevoegen waarom in de drie debatten waarin ik dit aan de orde heb gesteld, niet is gereageerd op mijn vraag wat te doen met de constateringen rond gebrek aan integriteit en fraude. Waarom heeft het kabinet daar niet op gereageerd? Wat heeft het in de tussentijd heimelijk wel gedaan om dit tegen te gaan?
De voorzitter:
Dit staat nu ook in het stenogram, waarmee dit punt kan worden afgesloten. Het stenogram wordt toegezonden aan de eerdergenoemde bewindslieden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Bos.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Mede namens de heer Van Aartsen vraag ik om het tijdstip voor het debat over normen en waarden alsnog te heroverwegen. Ik realiseer mij dat vorige week is besloten om dit debat volgende week te doen plaatsvinden. Er zijn twee redenen om toch te vragen dat tijdstip te verschuiven naar een nader te bepalen datum na het reces. De eerste reden is dat de actualiteit geen enkele reden geeft om hiermee nu haast te maken. Het gaat om een rapport en een regeringsstandpunt van een jaar geleden. De tweede reden is dat enkele collega's en ik graag iets meer tijd hebben om een en ander zodanig voor te bereiden dat het debat op het vereiste niveau kan worden gevoerd.
De voorzitter:
Hierover hebben wij inderdaad vorige week gesproken. Toen was een kleine meerderheid voor uitstel, maar een meerderheid is een meerderheid. Ik heb de Kamer toen enkele redenen voorgelegd voor mijn voorkeur om het debat te houden, maar die zal ik niet herhalen. Toen is een besluit genomen, maar het is uiteraard mogelijk om nu wederom over dit punt te spreken en dat doen wij nu.
De heer Verhagen (CDA):
De heer Bos vraagt om het debat over normen en waarden uit te stellen en pleit tegelijkertijd voor meer tijd om het debat voor te bereiden. Dat kan ik mij voorstellen, want het gaat om het waarden-en-normendebat. Voor die voorbereiding wil ik hem graag enige tijd geven, maar het is wel een urgent debat. Ik pleit daarom niet voor eindeloos uitstel. Als wij zeker kunnen stellen dat wij dit debat de eerste week na het krokusreces kunnen voeren, ben ik bereid om de fractievoorzitters van de andere partijen die daarom vragen, ter wille te zijn.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb vorige week al aangegeven hoe ik hierover denk. Eerlijk gezegd begrijp ik de argumentatie niet zo goed. De heer Bos geeft aan dat het over een rapport en een kabinetsstandpunt van een jaar geleden gaat. Desalniettemin heeft hij meer tijd nodig om dit debat voor te bereiden. Dat vind ik curieus. Hij heeft een heel jaar de tijd gehad. Dat moet voldoende zijn, ook voor de heer Bos. Daar komt nog bij dat de urgentie om erover te spreken niet afneemt, maar toeneemt, juist omdat het een jaar geleden is dat het rapport is verschenen. Ik vind beide argumenten curieus. Ik ga er niet voor liggen, maar ik vind het weinig chique.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Uit hoffelijkheid jegens de VVD-fractie hebben wij vorige week het verzoek om uitstel gesteund. Toen werd daar vooral door de CDA-fractie de opmerking bij gemaakt dat je dat geestelijk en lichamelijk maar aan moest kunnen. Ik moet dus nu vaststellen dat de heer Verhagen misschien toch een klein fysiek probleempje heeft.
De heer Verhagen (CDA):
Nee, gelet op het verzoek van de heer Bos constateer ik dat hij zichzelf nog niet in staat acht om het debat in die week te voeren. Mijn fysieke gesteldheid kan wel van dien aard zijn dat ik twee debatten per week aankan, maar je moet ook rekening houden met collega's.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Dit debat hebben wij inderdaad eerder gevoerd. Ik heb scherp geluisterd of nieuwe feiten of omstandigheden een reden zijn om terug te komen op de discussie van vorige week. Eerlijk gezegd zijn er naar onze mening geen overwegende argumenten naar voren gebracht waardoor wij moeten terugkomen van de eerder genomen beslissing. De voorbereidingstijd speelde toen ook een rol. Het onderwerp is de afgelopen week zeker niet minder urgent geworden. Als ik de heer Bos op zijn eigen toespraken mag nagaan, denk ik dat hij er wel behoefte aan heeft om met het kabinet over normen en waarden te spreken.
De heer Dittrich (D66):
Ik ben eigenlijk ook niet zo'n voorstander van uitstel. Sterker nog, toen premier Balkenende beter was hebben de fractievoorzitters die dat toen belangrijk vonden, bij de begrotingsbehandeling over normen en waarden gesproken. Ik geef er zelf de voorkeur aan het debat nog voor het krokusreces te houden. Ik zal er niet heel erg moeilijk over doen als het wordt uitgesteld, maar ik vind het wel jammer. Ik vind de argumentatie die de heer Bos geeft, niet echt overtuigend.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. Het voorstel van de heer Bos betekent dat hij ons iets nieuws gaat vertellen en dat wij dus niet worden getrakteerd op een gastcollege over het nieuwe beginselenprogramma van de Partij van de Arbeid. U begrijpt dat ik het met zijn voorstel in dit geval eens ben.
De heer Bos (PvdA):
Na deze laatste bijdrage heb ik hier werkelijk helemaal niets meer op niveau aan toe te voegen.
De voorzitter:
Dan doe ik een voorstel.
Na ampele overweging komt naar voren dat sinds vorige week een bredere Kamermeerderheid voorstander is van uitstel. Het feit dat het punt voor de tweede keer naar voren wordt gebracht, is voor mij ook een overweging om de Kamer voor te stellen het agendapunt te schrappen van de agenda van volgende week. Wat mij betreft kunnen wij het de week daarna, dus in het reces, behandelen.
De heer Dittrich (D66):
Ik zou het debat graag voeren in de tweede week na het krokusreces en dus niet in de eerste week na het reces.
De voorzitter:
Ik meen het serieus. Wat mij betreft, had het debat in het reces gehouden kunnen worden. Ik zie echter dat daarvoor onvoldoende steun is.
Ik stel voor, het onderwerp toe te voegen aan de agenda van de eerste of de tweede week na het reces. Ik moet een voorbehoud maken vanwege de agenda van de minister-president, die nu geconfronteerd wordt met een onverwachte, nieuwe planning. U hoort zo snel mogelijk in welke week na het reces het debat zal worden gehouden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Cornielje.
De heer Cornielje (VVD):
Voorzitter. Namens de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vraag ik het verslag van het algemeen overleg over Weer samen naar school, leerlinggebonden financiering en onderwijsachterstandenbeleid volgende week op de agenda te plaatsen.
De voorzitter:
Ik stel voor, het punt toe te voegen aan de agenda van volgende week.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Arib.
Mevrouw Arib (PvdA):
Voorzitter. Vorige week donderdag is een algemeen overleg gehouden over het geneesmiddelenbeleid. Ik vraag u, het verslag van dit algemeen overleg volgende week op de plenaire agenda te zetten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en het punt toe te voegen aan de agenda van volgende week.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Aptroot.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg van de vaste commissies voor Financiën en voor Economische Zaken over administratieve lasten volgende week op de agenda te plaatsen.
De voorzitter:
Ik stel voor, dit punt toe te voegen aan de agenda van volgende week.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-2838-2841.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.