Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Samsom aan de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Justitie over het "niet vervolgen van milieuovertredingen bij de reactor in Petten".

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb ook vragen voor de minister van Buitenlandse Zaken, maar naar ik heb begrepen, zal de minister van Justitie namens zijn collega van Buitenlandse Zaken antwoorden. Ik ga daarvan maar uit.

De voorzitter:

De minister van Buitenlandse Zaken heeft zich inderdaad afgemeld, omdat hij in het buitenland is. "Dat hoort zo," hoor ik de minister van Justitie zeggen.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Meer dan een jaar geleden vond een omvangrijke politiecontrole plaats op het terrein van de kernreactor in Petten. Daar bleek nogal wat mis. De staatssecretaris schrijft daarover 15 juni jongstleden in een brief aan de Kamer dat er overtredingen zijn geconstateerd van milieuwetten. Wat heet! In de woorden van een betrokkene zijn er Oost-Europese toestanden aangetroffen. De inmiddels gelekte dagvaarding leest als een schelmenroman. Zwavelzuur wordt bewaard op een onbeschermde bodem, zonder benodigde brandblussers in de buurt; een bak met gif dreigt over te lopen als het regent, omdat het dak lekt; opslagkasten voor gasflessen roesten weg; gebouwtjes zijn niet van het voorgeschreven beton, maar gewoon van hout; opslaggebouwen zijn verdwenen en vervangen door zeecontainers, en afval slingert overal rond.

Laat ik duidelijk zijn, voordat er misverstanden ontstaan: hier dreigt geen nucleaire explosie. Wij hebben het hierbij echter wel over het terrein van een kerncentrale, waar orde, netheid en veiligheid tot in de vezels van de bedrijfsvoering horen te zitten. Dan is het voorgaande dus een zeer zorgelijke constatering. Hoe heeft het zover kunnen komen? De verklaring daarvoor moet in ieder geval voor een deel worden gevonden in de jarenlange slechte handhaving. Illegale schuurtjes worden immers niet in één dag gebouwd. Met regulier toezicht op de reactor had er natuurlijk al veel eerder ingegrepen kunnen en moeten worden. Blijkbaar ontbrak het toezicht. Vandaar mijn eerste reeks vragen aan de staatssecretaris voor milieu. Vindt de staatssecretaris dat hierbij sprake is geweest van adequate reguliere handhaving? Zo nee, waarom heeft hij dan niet eerder ingegrepen vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het tweedelijnstoezicht? De gemeente heeft de staatssecretaris daarom zelfs expliciet gevraagd. Hij wist toen al van de situatie op het terrein en nog steeds heeft VROM geen actie ondernomen. Waarom niet? Is de staatssecretaris van plan om alsnog in te grijpen? Zo ja, op welke manier dan? Of is de bewindsman misschien van mening dat hierbij wel sprake was van adequate handhaving? In dat geval vraag ik hem expliciet of hij handhaving op het terrein van een kerncentrale door één externe consultant, die tegelijkertijd ook degene is die de vergunning opstelt, als een adequate reguliere handhaving beoordeelt.

Hoe het ook zij met de reguliere controle, op 29 september vorig jaar trof justitie een groot aantal overtredingen aan.

De voorzitter:

Mijnheer Samsom, u moet een beetje op uw tijd letten. U heeft nog een halve minuut.

De heer Samsom (PvdA):

Ik zal mijn vragen formuleren.

Voorzitter. Justitie stelde een dikke dagvaarding op en op 25 maart van dit jaar zou de zaak voor de rechter komen. Eind goed, al goed, zou je denken. Maar niets is minder waar, want vóór de zitting werd de dagvaarding door het OM ingetrokken. Tot op heden is zij niet opnieuw uitgeschreven. Zoiets roept vragen op. De afgelopen weken heb ik de feiten eens nauwkeurig onderzocht en op een rij gezet. Ik heb daarover de volgende reeks vragen aan de ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken.

Klopt het dat de Europese Commissie over deze kwestie in februari 2004 contact heeft opgenomen met Buitenlandse Zaken met het verzoek om van vervolging af te zien? Wat is het antwoord van Buitenlandse Zaken op dat verzoek geweest? Klopt het dat het ministerie van Buitenlandse Zaken schriftelijk dan wel mondeling aan Euratom heeft laten weten dat het zich op het standpunt stelde dat de Nederlandse justitie in deze kwestie geen zeggenschap heeft en dat de zaak aan het Europees Hof van Justitie moet worden voorgelegd? Wie heeft er in deze kwestie eigenlijk het laatste woord over die vervolging? Dat is toch gewoon Justitie of – specifieker – het OM, zoals het hoort in een rechtsstaat?

Klopt het dat Justitie na de interventie van Buitenlandse Zaken heeft besloten om de dagvaarding tijdelijk in te trekken of had Justitie daarvoor eigenstandige redenen? Zo ja, welke dan? Waarom heeft Justitie niet gewoon besloten om de zaak door te zetten waarna de Nederlandse rechter eventueel de immuniteitskwestie die zou spelen, zou kunnen voorleggen aan het Europees Hof via een prejudiciële vraag? Klopt het dat op dit moment zelfs wordt aangestuurd op seponering, al dan niet met daaraan verbonden voorwaarden? De hamvraag waar het in dit debat om gaat is natuurlijk de volgende. Is de minister bereid om via een aanwijzing of anderszins alsnog het recht zijn beloop te laten en de dagvaarding gewoon weer in te dienen?

Staatssecretaris Van Geel:

Voorzitter. Allereerst wil ik zeggen dat ik de waarneming van de heer Samsom volledig deel dat hier de nucleaire veiligheid van de centrale niet aan de orde is en dat er geen gevaar voor burgers is ontstaan buiten de locatie. Hij weet dat wij hier de afgelopen jaren buitengewoon veel energie in hebben gestoken en hij wijst ook op de rapportage over de voortgang van de verbetering van de algemene veiligheidscultuur op dit terrein, die ik regelmatig aan de Kamer stuur.

Natuurlijk is het bijna een retorische vraag dat je ervan uit mag gaan dat de rest spic en span is wanneer een bedrijf als dit een grote verbeterslag maakt met de veiligheidscultuur in de centrale zelf. Daar bestaat geen enkele twijfel over. Ik betreur het zeer dat die verantwoordelijkheid niet is uitgebreid naar andere aspecten die te maken hebben met het terrein van de betreffende locatie. Had dit anders gekund en wat heb ik vervolgens gedaan? Tot 1 maart van dit jaar was de handhaving verdeeld over de Kernfysische Dienst, die de nucleaire veiligheidsaspecten handhaafde, en de inspectie, die de overige aspecten op dat terrein handhaafde. Het is helder dat dit een slagje beter had gekund. Daarbij is wel van belang dat het toenmalige kabinet, ook aangespoord door de Kamer, prioriteit heeft gegeven aan toezicht op transporten van kernafval en handhaving ten opzichte van bedrijven die handelen in radioactief besmet schroot. Ik weet echter dat kiezen, verliezen is.

Als je constateert dat er problemen zijn, in dit geval via de milieupolitie, is de vraag relevant wat wij vervolgens hebben gedaan. Ik wijk nu af van de constatering die impliciet in de vraagstelling van de heer Samsom aanwezig is. Wij hebben er vervolgens voor gezorgd dat op die locatie nog maar één instelling aanspreekbaar is voor alle aspecten van handhaving op die locatie. Dat is de Kernfysische Dienst. Deze structuurwijziging hebben wij al in maart van dit jaar doorgevoerd. In januari en februari heeft de inspectie onderzoek gedaan bij de gemeente Zijpe naar de uitvoering van de VROM-taken. Daarbij is ook het handelen van de gemeente Zijpe in relatie tot de locatie en de activiteiten rond deze locatie aan de orde geweest. Wij hebben uitvoerige afspraken gemaakt over verbeterpunten, zoals meer terreincontroles, kritischer controleren, het hanteren van een handhavingsstappenplan, vergunningverlening en het scheiden van handhaving. Na het doorvoeren van deze verbeteracties, die ook zijn uitgevoerd, moet de gemeente in beginsel in staat zijn om dat adequate niveau van vergunningverlening en handhaving te realiseren.

Ik kan mij nog herinneren dat mevrouw Spies tijdens het AO over deze kwestie vragen heeft gesteld over de contacten die wij hebben om juist dit proces te verbeteren. Met respect voor de vragen die vandaag zijn gesteld, constateer ik dat dit echt oud nieuws is. Wij hebben dit met elkaar besproken en de verbeteracties zijn doorgevoerd. Ik heb vervolgens een gesprek met de burgemeester gevoerd om te bekijken hoe wij dat in het vervolg nog beter kunnen doen. Dat persoonlijke gesprek heeft plaatsgevonden om ervoor te zorgen dat er afstemming bestaat tussen het eerstelijns toezicht op de inrichting door de gemeente en de Kernfysische Dienst en ons tweedelijns toezicht op de gemeente.

De afspraak die wij inmiddels met de gemeente Zijpe hebben gemaakt, onmiddellijk nadat wij deze problemen constateerden, is dat er eens per jaar een gezamenlijke inspectie wordt uitgevoerd door de gemeente en de Kernfysische Dienst ter controle van de niet-nucleaire aspecten bij bedrijven op de onderzoekslocatie Petten. Vervolgens vindt er een afstemmingsoverleg plaats tussen de gemeente en de Kernfysische Dienst. Wij hebben afgesproken dat wij elkaar volledig informeren over de bevindingen tijdens de talloze reguliere inspecties die ook van belang kunnen zijn voor andere instanties. Bij wijzigingen in de niet-nucleaire onderdelen van de inrichtingen waarop de gemeente toezicht houdt, zal de Kernfysische Dienst de gemeente adviseren indien de nucleaire veiligheid aan de orde kan zijn. Nadat de overtredingen zijn geconstateerd, is de structuur op een adequate wijze aangepast. Er zijn afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat dit in het vervolg niet meer voorkomt.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik spreek hier namens zowel Buitenlandse Zaken als Justitie. In die hoedanigheid kan ik meedelen dat de Commissie inderdaad contact heeft opgenomen met Buitenlandse Zaken. Er is vervolgens een aantal besprekingen geweest waarin onder andere de vraag over de zetelovereenkomst aan de orde is gekomen. De Commissie heeft het standpunt ingenomen dat het hier om een vervolging gaat van de Europese atoomcommissie. Ik weet niet wat de huidige naam is, want er is sprake van een rechtsopvolging met de recente verdragen. Ik doel op het Euratom-verdrag en de Euratom-organisatie. Wij hebben daar in 1961 een zetelovereenkomst mee gesloten. Die kunt u vinden in het Traktatenblad onder nummer 142 van de jaargang 1961. Ingevolge die overeenkomst geldt immuniteit voor de onderdelen van de Euratom-organisatie in Nederland.

Binnen Nederland speelt nog wel de vraag wie dat vaststelt en op welke wijze dat moet gebeuren. Dat is op dit moment echter niet reëel aan de orde. Het betreft echter wel een overeenkomst met de Nederlandse staat. Als het misgaat, kan de Nederlandse rechter dat eventueel vaststellen. Het is echter primair een zaak van de Nederlandse overheid, want daar is de overeenkomst mee gesloten. Als de overheid van mening is dat dit onder de immuniteit valt, is het aan de overheid om ervoor te zorgen dat er niet wordt vervolgd. Dat is op dit moment nog volstrekt niet aan de orde. Zoals aangegeven, is de dagvaarding tijdelijk ingetrokken. De beslissing of er moet worden doorgezet, is niet aan de orde.

De staatssecretaris heeft al gezegd welke materiële besprekingen er zijn gevoerd. De Commissie heeft gezegd welke maatregelen zij wil nemen en heeft de bereidheid getoond om de gebleken zaken te herstellen. Zij is ook bereid om voor de toekomst afspraken te maken over inspectie en over de wijze waarop men zich houdt aan de Nederlandse vergunningsvoorschriften. Dat zal zijn beslag kunnen vinden in een compliance-overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de instelling zelf waarin dat soort zaken wordt geregeld. Dan is ook voor de toekomst verzekerd dat dit beter kan worden verantwoord dan tot dusver het geval was.

De heer Samsom (PvdA):

De staatssecretaris van VROM zegt dat het oud nieuws is en dat deze zaken zijn opgepakt. Ik heb een brief van de gemeente Zijpe van 1 november 2004 waarin wordt bericht dat de staatssecretaris de gemeente heeft laten weten dat er geen financiële ondersteuning kan worden gegeven voor de noodzakelijke verbetering van de handhaving op dat terrein. Dat is de handhaving die nu plaatsvindt. U zegt dat die adequaat is, maar de belangrijkste partner in dat spel, de gemeente Zijpe, spreekt dat tegen. Dat de handhaving niet in orde is, blijkt ook uit het feit dat de ene externe consultant die verantwoordelijk is gesteld voor de handhaving, ook betrokken is bij het uitschrijven van vergunningen? Wat heet onafhankelijke handhaving! Wat is uw reactie op de brief van de gemeente Zijpe?

De ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie, verenigd in één persoon, hebben mijn vragen samengevoegd en beantwoord. Daaruit maak ik alleen maar op dat u van plan bent om inderdaad te seponeren en dan vervolgens een compliance-overeenkomst over het vervolg te sluiten. Dat juich ik toe. Het ontslaat de Nederlandse rechtsstaat alleen niet van de plicht om ernstige strafrechtelijke feiten te vervolgen. Op mijn vraag daarover is geen antwoord gegeven. U zegt dat het een kwestie van immuniteit is. Ik ken het zelfde Traktatenblad. In bijlage 3, artikel 3 staat dat de Nederlandse Justitie de gelegenheid heeft om binnen het centrum op te treden, zo zij dat redelijkerwijs nodig acht. Op dit terrein is dus helemaal geen sprake van immuniteit. Ik hoor graag van u dat u het recht gewoon zijn loop laat, los van wat er in de toekomst wordt verbeterd. Ook hoop ik dat u deze tijdelijk ingetrokken dagvaarding alsnog indient, zodat vervolging plaats kan vinden.

Drie partijen zijn tegelijkertijd gedagvaard. Als u er een laat lopen, kunt u er zeker van zijn dat de andere drie zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Dan is in Petten dus helemaal niets meer over aan justitiële handhaving. Dat is zorgwekkend.

Staatssecretaris Van Geel:

De heer Samsom brengt twee constateringen met elkaar in verband, terwijl dat helemaal niet hoort. Ik heb gezegd dat ik uitvoerig heb gesproken met het gemeentebestuur van Zijpe om de samenwerking die er tussen verschillende toezichthoudende instanties, gemeenten en Rijk is en moet zijn, te intensiveren en af te stemmen. Ik heb een aantal elementen uit dat gesprek geciteerd. Het was buitengewoon bevredigend. Het heeft tot goede oplossingen en constateringen mijnerzijds geleid. Het gemeentebestuur heeft mij in dat gesprek gevraagd of ik nog wat centen had, aangezien het een kleine gemeente betreft en het hulp nodig heeft bij de uitvoering van de eerstelijnstoezichttaken, niet zijnde kernfysische elementen. Ik ben zeer terughoudend geweest en heb gezegd dat ik daar niet aan kon beginnen vanwege de fundamentele taakverdeling tussen het Rijk en andere overheden ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor handhaving. Ik heb beloofd om na te gaan of subsidie is te verstrekken in het kader van de programmafinanciering Externe veiligheidsbeleid andere overheden. Dat zijn de potjes voor het gladstrijken van moeilijke dingen. Ik heb echter per brief kenbaar moeten maken dat ik had geconstateerd dat de financiële middelen waren uitgeput, althans voor dit jaar. Ik heb gezegd dat er geen financiële middelen meer in dat fonds zaten. Dat heeft niets, maar dan ook niets te maken met de afspraken van afgelopen jaar en de structuurwijziging die wij hebben doorgevoerd én uitgevoerd. Die zijn niet inadequaat geweest. Het gemeentebestuur heeft gewoon gevraagd of ik nog wat centen had om het te helpen, maar die centen heb ik helaas niet.

Minister Donner:

De heer Samsom heeft het verdrag in mijn ogen enigszins lapidair bekeken. De regeling inzake immuniteiten en voorrechten berust op een apart protocol bij het Euratomverdrag. Dat is uitgewerkt in de brief van 25 juli 1961. Toen is er een briefwisseling geweest tussen de Nederlandse regering en de Europese Commissie. De heer Samsom zal het wel hebben gelezen, want het staat in de aanhef van bijlage III. In artikel 3 wordt inderdaad meegedeeld dat, onverminderd het bepaalde, de autoriteiten de gelegenheid krijgen om op te treden indien dat redelijkerwijs kan worden verwacht. Dan gaat het om het geval dat er bij voorbeeld een moord is gepleegd in het reactorcentrum. Die kan dan worden onderzocht. Dergelijke zaken spelen nu niet. In dezen gaat het om een geschil tussen het reactorcentrum en de Nederlandse overheid. Als er een verschil van mening is over de uitleg van de zetelovereenkomst en de immuniteit terzake, geldt artikel 18. Daarin staat dat uitsluitend het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap bevoegd is ten aanzien van elk geschil met betrekking tot de uitleg van dit verdrag. Daar gaat het om bij immuniteiten. Het gelijkheidsbeginsel geldt derhalve ook niet, omdat met de andere bedrijven op het terrein geen sprake is van een immuniteitsovereenkomst. Hier geldt dat wat verschillend is, verschillend behandeld moet worden. Anders discrimineer je. In deze zaak is dát het gelijkheidsbeginsel. Ik heb aangegeven dat de beslissingsvolgorde is: sepot of niet, vervolging of niet. Als sprake is van immuniteit, weet ik zelfs niet of dat formeel een sepotbeslissing is. De vraag is of Nederland wel kán vervolgen. Ik zeg nogmaals dat het een verantwoordelijkheid is van de Nederlandse staat. In die zin is het niet zo dat een strafbaar feit is gepleegd. De Nederlandse staat heeft een afspraak gemaakt. Afspraken zijn er om na te komen.

De voorzitter:

Ik ga over tot een aantal aanvullende vragen.

Mevrouw Spies (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb maar één feitelijke vraag. De heer Samsom beschikt kennelijk over een uitgelekte dagvaarding, maar ik moet mij baseren op een artikel uit de Volkskrant van afgelopen zaterdag. Wat is op dit moment de feitelijke situatie op het terrein? Is het spul opgeruimd nadat de overtredingen zijn geconstateerd? Het gaat mij in eerste instantie om de zorg voor de milieusituatie en de veiligheidssituatie ter plekke.

Staatssecretaris Van Geel:

Nadat de overtredingen zijn geconstateerd, hebben de vier bedrijven die het betreft, verbeterplannen opgesteld. Deze waren volledig gericht op de implementatie van de aspecten van de richtlijnen die te maken hebben met de opslag van – in het bijzonder – chemicaliën en natuurlijk ook op andere veiligheidsvoorschriften die aan de orde zijn. Ik zei al eerder al dat er niets nieuws onder de zon is. In juni heb ik u geïnformeerd. De gezamenlijke inspectie op 20 april van gemeente, arbeidsinspectie en KFD heeft uitgewezen dat de implementatie van de plannen opschoot bij met name NRG en GCO en dat die wat trager verliep bij ECN. Onlangs is geconstateerd dat de verbeteringen met uitzondering van ECN correct waren uitgevoerd. Dit is mijn laatste informatie naar aanleiding van de vraag van mevrouw Spies.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Al jarenlang zijn er grote problemen ten aanzien van wat in het debat rond de kerncentrale in Petten de veiligheidscultuur is gaan heten. Minister Pronk heeft het als zodanig benoemd. In de centrale speelde dit al jarenlang. Nu blijkt het ook buiten de centrale aan de orde te zijn. Het wordt glashelder dat de veiligheidsproblemen alles te maken hebben met gebrekkige handhaving, of gebrekkige mogelijkheden tot handhaving. Wij weten allemaal dat waar niet goed gehandhaafd wordt, de veiligheidscultuur op de loop gaat. Mijn vraag aan de minister van Justitie is, of hij bezig is de handhaving en de sanctiemogelijkheden fors te vergroten. De bazen daar moeten weten dat zij op hun sodemieter krijgen als zij niet echt handhaven. Het kan niet nog jaren zo doorgaan in Petten.

Minister Donner:

In mijn antwoord aan de heer Samsom heb ik al aangegeven dat het Openbaar Ministerie bezig is om terzake afspraken te maken, ook voor de toekomst. Dit gebeurt mede op basis van de gesprekken die hebben plaatsgevonden met de Europese Commissie. Verruiming van de sanctiemogelijkheden is niet mogelijk, omdat de zetelovereenkomst van 1961 geldt. Wij kunnen natuurlijk ten oorlog trekken tegen de Europese Unie. Dat is het enige wat rest. Of wij moeten de verdragen met de Europese Unie opzeggen en eruit stappen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dat is mij toch net even te gemakkelijk. Wij constateren dat er grote problemen zijn om te handhaven bij zoiets cruciaals als een kerncentrale. Wij hadden het in het verleden wel eens over een atoomvrijstaat. Ook als de Kernfysische Dienst gebreken constateert, lopen wij tegen problemen aan. Mijn vraag is, of de minister bereid is de verdragen zodanig open te breken dat wij wel in kunnen grijpen. Op het terrein van kernenergie kunnen wij ons dit niet veroorloven.

Minister Donner:

Zo ziet u hoe sommige dingen met hun woorden weglopen. U heeft hier één betoog gehoord hoe sinds de problemen gebleken zijn, deze opgelost worden. Van een vrijstaat is geen sprake. Er zijn wel geregeld afspraken gemaakt en de Staat zal die moeten handhaven. Ondanks de verdragen worden de problemen opgelost. Wij zullen ook verder afspraken maken. U moet ook niet meteen het hele verleden erbij halen. Natuurlijk zullen er op gezette tijden dit soort problemen zijn. In dit geval was er geen sprake van wat in de kranten werd afgeschilderd als Oost-Europese toestanden. Er zijn een aantal problemen gebleken. Die problemen worden verholpen. Tussen de organisaties worden daarover afspraken gemaakt.

De heer Van der Ham (D66):

Over alles wat ook maar iets met nucleair afval of nucleair materiaal te maken heeft, mag niet de schaduw van de twijfel hangen. Niet in de centrale, maar ook niet erbuiten. Dat moeten wij niet willen. Als wij zien dat relatief kleine overtredingen worden gemaakt in de veiligheidscultuur, dan is het toch logisch om te zoeken naar oplossingen waarbij lik op stuk of direct een tic op de vingers kan worden gegeven. Nu kan dat niet.

De minister verwijst steeds naar het verdrag dat in 1961 is gesloten. Is de regering bereid om dat verdrag aan de orde te stellen en op een aantal punten open te breken, zodat sneller lik op stuk kan worden opgetreden bij een kerncentrale?

Minister Donner:

Het gaat niet alleen om een verdrag met deze instelling. Natuurlijk kunnen wij zeggen dat wij de reactor niet meer wensen en het contract met Euratom opzeggen. Zolang daar echter een vestiging van Euratom, tegenwoordig van de Europese Unie, is, geldt daarvoor het algemene protocol over immuniteit en voorrechten van de organen van de Europese Gemeenschap, die in alle lidstaten immuun zijn voor de strafrechtelijke vervolging van de autoriteiten daar. Dat betekent niet dat zij ongestraft blijven. Het zijn zaken die spelen voor het Hof in Luxemburg. Dat systeem hebben wij geaccepteerd. Dat algemene systeem kan ik niet voor een lik-op-stukbeleid veranderen.

Ik heb zojuist al gezegd dat evenals voor overheden in Nederland, wanneer dit soort problemen blijken, gewerkt wordt aan de correctie ervan en aan afspraken over inspectie in de toekomst op het terrein en een effectieve manier van controle daar. Een ding kan echter niet. Wij kunnen geen sancties opleggen, want dat stuit af op de immuniteit.

De heer Van der Ham (D66):

Nog los van de vraag of het kan, vindt u het wenselijk? U kunt zich daar dan hard voor maken in Europa. U kunt een proces ingaan om dat ter discussie te stellen, zodat wij kleine overtredingen sneller kunnen afstraffen.

Minister Donner:

Ik acht dat niet wenselijk, want de problemen worden opgelost. Ik heb het strafrecht nodig om op een gegeven moment een onwillig paard te laten drinken. Dat is hier echter niet nodig.

Mevrouw Van Velzen (SP):

In 1961 is een overeenkomst getekend tussen Nederland en de Europese Commissie over de vestiging van deze onderzoeksreactor. In 1962 is er een aanvullend verdrag gekomen over de veiligheidsbepalingen. In het verdrag staat van alles en nog wat, maar vooral dat de Europese Commissie zelf kan besluiten of zij een onaangekondigde inspectie accepteert en zelf kan afmeten of het conform de Nederlandse wetgeving is.

De Volkskrant, waarop de vragen zijn gebaseerd, meldt dat Euratom onaangekondigde inspectie blijft weigeren. Vindt de staatssecretaris het acceptabel dat deze instantie zelf bepaalt of zij een inspectie conform de Nederlandse wetgeving vindt en dat zij vervolgens zelf bepaalt of zij de inspectie accepteert?

Staatssecretaris Van Geel:

Wij leggen de laatste hand aan de vergunningverlening. Men weet dat, omdat ik in juni gerapporteerd heb over de stand van zaken. In die vergunningverlening hebben wij geprobeerd om over een aantal punten die nu zijn genoemd, goede en duidelijke afspraken te maken, niettegenstaande de inhoud van het protocol dat de immuniteit regelt. Bij de afspraken zoeken wij de randen op van wat kan, om het in niet-juridische termen te zeggen. In de vergunning staat dat de toegang van de toezichthouders tot de hogefluxreactor te allen tijde verzekerd dient te zijn. En verder: indien vanwege gevaarzetting of dreigend ongeval maatregelen door het bevoegd gezag moeten worden verlangd, dient verzekerd te zijn dat die maatregelen geëffectueerd kunnen worden door de vergunninghouder, in dit geval NRG. In een brief van 11 mei is door het GCO nogmaals aangegeven dat het KFD altijd toegang heeft tot de reactor. Verder is in de vergunningverlening geregeld dat een maand nadat de vergunning van kracht is geworden de vergunninghouder moet meedelen hoe is verzekerd dat de maatregelen die het bevoegd gezag eventueel oplegt, kunnen worden geëffectueerd. Wij hebben, met andere woorden, maximaal getracht om ook in de vergunningverlening een aantal essentiële dingen te regelen, niettegenstaande de inhoud van de immuniteit die in het protocol is geregeld.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Mag ik concluderen dat in de vergunning die nu in wording is het verdrag uit 1962 waaraan ik net refereerde, nietig wordt verklaard?

Staatssecretaris Van Geel:

Niet het formele protocol, en daarmee de afspraken, maar wel de afspraken die daarop vervolgens zijn gemaakt met het bedrijf zelf. Dat is niet ten principale, maar op praktische gronden afgesproken. Dat is iets anders dan een wijziging van het protocol. Thans vinden overigens ook al onaangekondigde inspecties plaats.

De heer Wolfsen (PvdA):

Volgens de minister van Justitie is er een dagvaarding uitgebracht. Het OM heeft zich blijkbaar op het standpunt gesteld dat er wel vervolgd zou kunnen gaan worden. Nu is het debat gaande over de vraag of de immuniteit wel of niet van kracht is. Hoe gaat dat verder? Ik neem aan dat het OM, als het de Commissie niet kan overtuigen, de zaak voorlegt aan het Europese Hof. Als dat niet gebeurt, kan de minister ons dan op de hoogte stellen van de uitkomst van die onderhandelingen, zodat de Kamer de minister eventueel ergens toe kan bewegen?

Minister Donner:

Er vindt nu de discussie plaats over de wijze waarop de problemen kunnen worden opgelost. Het recht is gediend met handhaving van de regels. Als over de reikwijdte van de immuniteit vragen ontstaan, is het aan de Nederlandse overheid om die zaak voor het Europese Hof te brengen, en niet aan het Nederlandse OM om de zaak voor de Nederlandse rechter te brengen. Dit alles is het gevolg van artikel 18 van de zetelovereenkomst. Mijn belang is om die vraag niet op de spits te drijven, want dan zijn we met Prinzipienreiterei bezig. Het gaat mij om de handhaving van de regels die, zoals aangegeven, de goede kant uitgaat.

De heer Wolfsen (PvdA):

Handhaving is prima, maar het vermoeden bestaat dat er ernstige strafbare feiten gepleegd. Vervolging bleek onmogelijk, zodat ik aan u vroeg of u ons wilt berichten van de uitkomst van de discussie.

Minister Donner:

Dat wil ik gaarne doen, maar u kunt dat ook in de krant lezen.

De voorzitter:

Omdat het zonde zou zijn van de intensieve coaching door mevrouw Van Velzen, geef ik de heer De Wit nu de gelegenheid een vraag te stellen.

De heer De Wit (SP):

Terecht alle credits waar ze horen! De uitleg van de staatssecretaris roept een vraag op. Als de verdragen uit 1961 en 1962 in stand blijven, en er worden in een vergunning enkele zaken vastgelegd, dan is die vergunning daarmee in strijd. Wat is dan de waarde van die vergunning?

Staatssecretaris Van Geel:

U stelt dat die vergunning in strijd is met het protocol, maar dat zie ik niet in. In het protocol is aangeven dat toestemming moet worden verleend. Als het bedrijf nu zegt dat die toestemming wordt verleend en dat dat in de vergunningverlening mag worden opgenomen, zie ik niet in waarom dat met elkaar in strijd zou zijn.

De heer De Wit (SP):

U gebruikte het woord "onverlet". U moet heel uitdrukkelijk zeggen dat nu kan worden afgeweken in de vergunning die wordt afgesproken.

Staatssecretaris Van Geel:

Dat klopt in de kern. Ik dacht overigens dat ik het woord "niettegenstaande" heb gebruikt. NRG is de vergunninghouder bij de nieuwe vergunning, en GCO is de eigenaar. De vergunning wordt verleend aan NGR, mede op verzoek van de IAEA. Het protocol geldt voor de eigenaar, maar de vergunning voor de exploitant en daar hebben wij de zojuist genoemde afspraak mee gemaakt.

Naar boven