Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 60, pagina 3944-3949 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 60, pagina 3944-3949 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Regeling van de inwerkingtreding van het Legkippenbesluit 2003 (28968).
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Mevrouw Van Velzen en de heer Slob hebben zich verontschuldigd voor deze tweede termijn. De heer Eerdmans vraagt nu aan mij of ik weet of de heer Herben komt. Ik weet dat niet, maar als de heer Herben niet komt, neem ik aan dat de heer Eerdmans het woord zal voeren.
De heer Waalkens (PvdA):
Voorzitter. Ik ben uitermate teleurgesteld over de reactie van de minister en over de bijdragen van de mensen die de kooihuisvesting willen continueren door dit besluit in werking te laten treden. Het is uitermate treurig om te moeten constateren dat wij geen stap voorwaarts kunnen zetten op het terrein van dierenwelzijn. Het is ook teleurstellend dat de minister zegt dat het punt van dierenwelzijn niet een collectieve verantwoordelijkheid is en dat de overheid meer moet kijken naar de markt, dan naar zijn eigen verantwoordelijkheid. Wij kunnen de warme omhelzing van het verschuiven van de verantwoordelijkheid op het punt van dierenwelzijn voor de implementatieverplichting van de richtlijnen van Europa naar een maatschappelijke organisatie en publiekrechtelijke verordeningen, absoluut niet ondersteunen. Natuurlijk is er een gemeenschappelijke markt en natuurlijk doet de WTO ertoe, maar wij willen echt een sprong voorwaarts maken en de kooihuisvesting verbieden. Daarom moet je degene die vooruitloopt en investeert in alternatieve huisvestingssystemen als scharrel en volière, de kans geven en niet plaatsen in een concurrentiepositie met iemand met een systeem van "verrijkte" kooien. Ik zou overigens eerder willen spreken over "verarmde" kooien, want het is een systeem dat wij eigenlijk niet moeten willen.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat veel mensen van andere partijen die een warm hart toedragen aan het dierenwelzijn, uitermate teleurgesteld moeten zijn over de opstelling van hun fracties in de Tweede Kamer. Ik zie niemand van D66, maar ik kan mij niet voorstellen dat Jan Terlouw, als voorzitter van de stichting Varkens in nood, blij zou zijn met de opstelling van D66 dat de kooihuisvesting moet worden gecontinueerd. Van den Bos heeft verder geprobeerd om middels de actie Red de kip voor D66 in het parlement te komen. Hanja Maij-Weggen heeft zich in het Europees Parlement uitgesproken tegen bontproductie en wordt nu geconfronteerd met een politieke fractie die kooihuisvesting voor kippen – zeer sociale dieren – wil continueren.
Binnen de VVD zijn ook veel mensen die een warm hart toedragen aan dierenwelzijn. Paul Cliteur zal zich omdraaien en ik hoop dat hij de VVD in een column in Buitenhof tot de orde roept. Zo zou ik wel door kunnen gaan.
De voorzitter:
De uitdrukking "zich omdraaien in..." wordt meestal gebruikt voor iemand die niet meer onder ons is.
De heer Waalkens (PvdA):
Hij kan zich ook in de ruimte omdraaien.
Het kan niet zo zijn dat ministeriële verantwoordelijkheid doorgeschoven wordt naar maatschappelijke organisaties en dat de markt bepaalt wat er gebeurt. Wij stellen normen vast in de Kamer en daar moet het politieke debat over gaan. Wij houden dan ook vast aan het amendement dat wij hebben ingediend om het besluit in werking te laten treden, met uitzondering van het artikel dat gaat over de mogelijkheid om kooihuisvesting tot ver na 2012 te faciliteren vanuit wetgeving.
De ondernemers die vooruitlopen, die willen investeren in een forse stap ter bevordering van het dierenwelzijn, moeten wij steunen. Mijn fractie wil de ondernemers die op een kwalitatieve betere manier willen werken, een kans geven. Niemand heeft overigens geïnvesteerd in de verrijkte kooien. Degenen die willen anticiperen, hebben zich gericht op de alternatieve systemen en daar moeten wij mee verder. Als wij de pluimveesector een dienst willen bewijzen, zullen wij de moed moeten hebben om de verrijkte kooien te verbieden. Dan kunnen wij overgaan tot de orde van de dag.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Het zal duidelijk zijn dat de conclusie van de minister door de SGP-fractie wordt gevolgd. Omarmt mijn fractie daarmee het kooisysteem? Nee, zo wil ik niet ingedeeld worden. Ik meen dat ik dat vanmorgen duidelijk heb gemaakt. Wij hebben echter te maken met de Europese richtlijn. Dat kun je betreuren, maar op dit moment is dat een gegeven. Het dilemma is of wij de ondernemer een keuze laten maken naar aanleiding van de door hem onderkende mogelijkheden in de markt – die gunstig lijken volgens de door de minister verstrekte gegevens – of vooruitlopend op de besluitvorming door de relevante internationale gemeenschap van bovenaf een verbod moeten uitvaardigen. In dat dilemma kiest de SGP-fractie voor de lijn zoals verwoord.
Ik hoop dat de ondernemers een deel van de innovatie van de voortrekkers overnemen en niet terugvallen op de gemakkelijke route van een kleine aanpassing van de bestaande systemen. Daar hangt overigens wel een prijskaartje aan.
Ik zeg tegen de minister dat er mogelijkheden liggen in het flankerend beleid. Daartoe moet hij zich niet al te afwachtend opstellen. Zijn beleid moet stimulerend en ondersteunend zijn. Na dit debat mag niet de conclusie zijn dat wij op het punt van het dierenwelzijn pas op de plaats maken. Wij dienen zoveel mogelijk landen om ons heen mee te krijgen in de vorderingen die wij maken.
De uitvoering van de beide moties-Stellingwerf die ik als tweede heb ondertekend, verloopt moeizaam. Als er geen sprake is van bedrijfsbeëindiging, maar van een vervangingsinvestering, wordt het als staatssteun gezien. Ik roep de minister op, om elke mogelijkheid te beproeven om in die lijn nog iets te ondernemen. Ik heb tenminste begrepen dat de minister zich hiervoor wil blijven inzetten binnen de gestelde marges. Wij moeten op dit terrein niet te snel met de armen over elkaar blijven zitten. Het is nog bij lange na geen 2012.
De voorzitter:
Vervolgens is het woord aan mevrouw Vos, die zich wederom vergezeld van haar gekooide kip tot de Kamer zal richten. Ik verheug mij al op het moment dat de Kamer over olifanten spreekt.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Dat lijkt mij een mooie uitdaging, voorzitter. Op uw dringend verzoek en ook dat van de bodes heb ik de kip nogmaals van stal gehaald! Maar alle gekheid op een stokje, voor ons is het een symbool voor de wijze waarop niet met dieren mag worden omgegaan. Wij mogen dieren niet in zo'n kleine ruimte opsluiten. Het is niet letterlijk een verrijkte kooi, maar de ruimte is gelijk aan die van een verrijkte kooi. Wij vinden die onder de maat.
Mijn fractie vindt de gehele geschiedenis rond het Legkippenbesluit een beschamende vertoning. Kil en kortzichtig marktdenken overheerst uiteindelijk. Het normen-en-waardendebat is blijkbaar niet van toepassing in deze Kamer en bij dit kabinet als het om dieren gaat. De rol van de overheid bij het welzijn van dieren wordt willens en wetens geminimaliseerd door het kabinet, met steun van de meerderheid van de Kamer. Wij vinden dat bijzonder teleurstellend.
De minister gaf aan dat wij nu eenmaal in een productiesysteem leven waarbij er geen verbinding is tussen de consumenten, de productie en de producenten. Ik vind dat de overheid de taak heeft om die verbinding weer tot stand te brengen. Ik leg de Kamer dan ook een motie voor met het doel om juist de pluimveehouders die naar diervriendelijker systemen toe willen, via een aantal maatregelen een steuntje in de rug te geven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een belangrijk deel van de eieren en eiproducten die gebruikt worden in de verwerkende industrie en de horeca nog steeds kooi-eieren zijn, vaak ook uit het buitenland;
overwegende dat kippen in kooien enorme welzijnsproblemen kennen en het welzijn van dieren in alternatieve scharrelsystemen vele malen groter is;
overwegende dat betere communicatie en publieksvoorlichting kunnen bijdragen aan een diervriendelijker consumptiepatroon;
overwegende dat convenanten tussen producenten, verwerkende industrie, horeca en supermarkten kunnen bijdragen aan het uitfaseren van kooi-eieren;
verzoekt de regering, middels publieksvoorlichting en communicatie te stimuleren dat er meer producten met scharreleieren geproduceerd en geconsumeerd worden, dan wel initiatieven hiertoe te ondersteunen;
verzoekt de regering voorts, actief te stimuleren dat convenanten worden gesloten tussen betrokken partijen teneinde het aantal producten dat gemaakt is met kooi-eieren, fors te verminderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10(28968).
De heer Waalkens (PvdA):
Duidt u alleen op scharreleieren of ook op biologisch geproduceerde eieren?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik duid uiteraard op scharreleieren en biologisch geproduceerde eieren. Op dat punt heb ik in feite om twee acties aan het kabinet gevraagd, zoals verwoord in deze motie.
Mijn fractie steunt uiteraard het amendement van de heer Waalkens. De minister heeft gezegd dat hij geen reactie op de advertentie zou geven, gezien de aard ervan. Ik begrijp dat hij de toon niet geheel prettig vond, maar de inhoud doet toch een appèl op hem. Omdat het om zeven gerenommeerde dierenbeschermingsorganisaties gaat, vraag ik de minister om op enigerlei wijze toch te reageren op deze advertentie.
De heer Koopmans (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Mijn fractie steunt zijn consistente en vooral effectieve inzet voor de verbetering van het dierenwelzijn in Nederland en in Europa. Er worden op deze manier echte stappen in den brede in Europa gezet.
Ten aanzien van mijn voorstel inzake de verantwoordelijkheidsverdeling, dank ik de minister ook voor de sympathie die hij ervoor uitsprak en voor de achterliggende motieven, die hij mede onderschreef. Doch de wijzigingen die de minister voorstelde in zijn becommentariëring van mijn voorstel zijn zo fundamenteel dat wij daarover nog even moeten spreken. De CDA-fractie heeft niet het doel, het parlement buitenspel te zetten. Mijn fractie wil een vermaatschappelijking van het debat over dierenwelzijnregelgeving en het parlement in die zin dus op afstand zetten. Ik denk aan het debat in de productschappen, met de retailers, met consumenten en dierenbeschermingsorganisaties, op de stoep van het productschap, op de stoep van de supermarkt. Vermaatschappelijking en marktwerking zullen binnen de Europese normen een versnelling van de verbetering van dierenwelzijn met zich brengen.
De heer Waalkens (PvdA):
Bij mijn weten zijn maatschappelijke organisaties niet breed vertegenwoordigd in de productschappen.
De heer Koopmans (CDA):
In de productschappen zijn een heleboel maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd. De productschappen hebben bij de vaststelling van hun verordening met betrekking tot kalkoenen en vleeskuikenouderdieren laten zien dat het hun heel goed lukt om verordeningen te maken die zelfs een brede maatschappelijke ondersteuning hebben ondervonden. De dierenbescherming heeft haar instemming daarmee betuigd.
De heer Waalkens (PvdA):
U zegt dat het debat vermaatschappelijkt moet worden. Dat willen wij helemaal niet. De dierenbescherming zit echter niet aan tafel bij de productschappen.
De heer Koopmans (CDA):
De CDA-fractie is voorstander van een bepaalde verantwoordelijkheidsverdeling. Indien de productschappen met een verordening komen waarin maatschappelijke organisaties zoals de Dierenbescherming en de Consumentenbond zich totaal niet kunnen vinden, zal een gesprek tussen de minister en de productschappen moeten plaatsvinden. De CDA-fractie is van mening dat de handtekening van de minister onder een verordening moet worden gezet. Uit dien hoofde zal dus een gesprek tussen de minister en het desbetreffende productschap moeten plaatsvinden.
De heer Waalkens (PvdA):
Wat is dan de rol van de Kamer daarin? Uw fractie wil het parlement niet buitenspel zetten. Men komt in gemeen overleg binnen het productschap tot een verordening, al of niet gedragen door maatschappelijke organisaties. Vervolgens zal de minister ernaar kijken. Wat is dan onze rol om de normen maar ook de waarden met elkaar te bediscussiëren?
De heer Koopmans (CDA):
De rol van de Kamer is als volgt geformuleerd. Wij stellen de kaders vast. Ik heb die ook al in eerste termijn genoemd. Dat zijn Europese normen, dus de normen die zijn vastgesteld in Europese richtlijnen. De Kamer is er in onze ogen niet voor om detaildiscussies te voeren, zoals die hier in huis zo vaak worden gevoerd, door iedereen, vanwege het feit dat de bevoegdheid hier zit en vanwege het feit dat er sprake is van een voorhang. Dat is in onze ogen niet de rol van de Kamer.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
U vindt dus dat dit Legkippenbesluit niet in deze Kamer had moeten worden vastgesteld? Bedoelt u dat?
De heer Koopmans (CDA):
In onze ogen is het ideale systeem een Legkippenbesluit dat met instemming van de betrokken organisaties door het productschap is vastgesteld. Dat wordt naar de minister gestuurd en die zet er zijn handtekening onder. Ik wil derhalve de volgende motie aan de Kamer voorleggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor verbetering van dierenwelzijnseisen een breed draagvlak van groot belang is;
verzoekt de regering, wetgeving voor te bereiden om de implementatie van Europese normen inzake dierenwelzijn in medebewind te kunnen geven aan de productschappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Oplaat. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11(28968).
De heer Oplaat (VVD):
Voorzitter. Ik heb in eerste termijn gezegd dat het amendement van de heer Waalkens niet getuigt van enig realisme. Ik betreur het dat ik hem niet heb kunnen overtuigen. Ik had gehoopt dat ik hem ervan had kunnen overtuigen dat het welzijn van de kip verbeterd moet worden. De heer Waalkens gebruikte in zijn tweede termijn zes keer het woord "betreurt". Hij kiest, enigszins verzuurd, op korte termijn voor het politieke gewin, terwijl de welzijnswinst om zeep wordt geholpen. De kip is hiervan de dupe. Het is beter om iedere slag te maken die een verbetering van het dierenwelzijn inhoudt. De VVD kiest voor stappen voorwaarts. Elke stap voorwaarts is er één! Door alleen maar verzuurd ertegen te willen zijn en het oude te willen handhaven, daarmee heeft hij de kip niet voortgeholpen.
De heer Waalkens heeft gezegd dat de kooien uit het zicht zouden moeten verdwijnen. Dat zal inderdaad ook gebeuren, want wij zien de kooien hier niet meer. Wij hebben de productie, de kennis en de systemen naar andere landen verplaatst en wij zouden het leed vervolgens weer gaan importeren. Dat is jammer. Dat is een gemiste kans als het gaat om stappen voorwaarts op het gebied van dierenwelzijn. De VVD-fractie wil vooruit. Er moet een dierenwelzijnoffensief komen op Europees niveau. Dan doe je werkelijk iets voor de verbetering van het dierenwelzijn: geen symboolpolitiek, maar vooruit met de dierenwelzijndiscussie. Daarom steunt de VVD-fractie de minister in zijn stappen voorwaarts.
De heer Waalkens (PvdA):
Als het besluit in werking is getreden, is het mogelijk dat de kooihuisvesting in Nederland doorgaat nadat het batterijverbod is ingegaan. Kooihuisvesting blijft dus doorgaan na 2012.
De heer Oplaat (VVD):
Het antwoord is: ja, maar in de verbeterde versie. Anders verdwijnen de kooien wel uit het zicht en uit Nederland, maar zijn ze aan de andere kant van de grens nog mogelijk. Wij hebben het even gecheckt: in Duitsland is er geen verbod op het houden van kippen in kooien. Dat verbod zal er voorlopig ook niet komen, omdat de vertegenwoordigers van de deelstaten in de Bundesrat hebben gezegd er niet mee in te stemmen. Daar heeft de CDU de meerderheid.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen van vanochtend. Wat ons betreft, zijn er twee punten blijven hangen. Een van die punten betreft de PBO's. Wij zijn in het algemeen voorstander van inschakeling in de PBO's, mede omdat deze een veel bredere taak hebben dan het letten op het dierenwelzijn waarover wij het vandaag hebben gehad. Dat is natuurlijk maar één aspect van de veehouderij. De minister zegt: laat het maar aan mij over; die voorhangprocedure kan worden afgeschaft. Dat is mij een stap te ver. Wij houden de voorhangprocedure liever in stand. Wij willen graag alles wat de wetgeving betreft zien. Wij willen de productschappen alleen meer ruimte geven bij de detailregelgeving. Ik doel op zeer detaillistische uitvoeringsbepalingen die een deskundige in de praktijk beter kan beoordelen.
Ik zie dat college Slob er niet is. Ik herinner aan de motie waarin was opgenomen, wat de minister vanmorgen al min of meer heeft toegezegd, dat de sloopregeling voor de legbatterijen ook in Europees verband aan de orde moet worden gesteld. Ik had begrepen dat de heer Brinkhorst dat niet zozeer nodig vond. Wij vinden dat wel nodig. Wij willen niet dat er hier een sluiproute ontstaat waarbij eieren van legbatterijen elders Nederland in komen.
Minister Veerman:
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn. Ik loop kort de verschillende inbrengen langs en zal een oordeel geven over de moties.
De heer Waalkens en ik hebben vanmorgen ook al van gedachten gewisseld over zijn stelling dat het geen stappen voorwaarts zijn. Daarover kun je van mening verschillen. De heer Oplaat heeft dat goed onder woorden gebracht. Ik wijs er nogmaals op dat de vraag of het zal worden toegepast een vraag is van ondernemerschap in de sector en dat die vraag daar ook thuishoort. Door middel van dit besluit zijn wij EU-conform, maar of deze mogelijkheid worden toegepast is een zaak van ondernemersinzicht. Ik heb bevorderd dat er onderzoeksmateriaal beschikbaar is dat de concurrentiekracht van dit type huisvesting ten opzichte van andere huisvestingssoorten als minder kansrijk kwalificeert. Ik wijs er nogmaals op dat ondernemers die de blik op de toekomst hebben gericht, zich zullen afvragen of dit voor hen de aangewezen manier is gelet op het feit dat hun concurrentiekracht toch zal moeten liggen in het bedienen van de markt die andere eisen stelt. Het is een open vraag wat de effectiviteit is van het systeem ten opzichte van de mogelijkheden die de markt biedt. Het blijft van belang om dat in te zien. Het is van belang dat te onderkennen wanneer wij het hebben over een stap voorwaarts of een stap terug. Of het een stap voorwaarts of een stap terug is, zal in hoge mate afhangen van de wijze waarop ondernemers hierop inspelen. Dat laat ik graag aan die ondernemers over. Daar hoort het thuis en ik denk dat toekomstgerichte ondernemers zich wel een paar keer zullen afvragen of dit voor hen een aantrekkelijke mogelijkheid is.
De heer Waalkens (PvdA):
Als ondernemers in dit traject stappen, is dat dan een stap terug of een stap voorwaarts?
Minister Veerman:
Een minister heeft niet te oordelen over ondernemersgedrag. Hij moet ervoor zorgen dat Nederland opereert conform de EU-regelgeving en dat door middel van onderzoek duidelijk wordt wat de toekomstmogelijkheden van de diverse houderijsystemen zijn. Welnu, aan beide voorwaarden voldoe ik. Het is vervolgens aan de ondernemers om een verstandige keuze te maken.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
De minister speelt nu toch een beetje verstoppertje. Hij heeft op verschillende momenten gezegd dat hij niet ziet hoe verrijkte kooisystemen succesvol kunnen zijn en dat ondernemers met het oog op de toekomst beslissingen moeten nemen. Uit zijn woorden proef ik dus dat hij dat geen verstandige keuze vindt.
Minister Veerman:
Ik ben geen consultant en ik zal daarom beslissingen van ondernemers niet becommentariëren. Ik heb ervoor te zorgen dat de Nederlandse regelgeving in overeenstemming wordt gebracht met de EU-regels. Verder draag ik bij aan onderzoek naar de marktpotentie van dit type houderijsystemen, ook in het licht van de discussie over de intensieve veehouderij. Het is aan de ondernemers om vervolgens een keuze te maken. Dat is niet aan de dienaar van de Kroon. Overigens hoop ik te zijner tijd ook weer eens ondernemer te zijn.
De heer Van der Vlies heeft gewezen op de noodzaak voor ondernemers om te innoveren. Daar sluit ik mij graag bij aan. Het is ook in overeenstemming met wat ik zojuist zei. De overheid stimuleert dat een weloverwogen analyse wordt gemaakt van de mogelijkheden van de diverse houderijsystemen. Waar zij dat kan doen via onderzoek en voorlichting zal dat zeker gebeuren. Als ik in gesprek ben met pluimveehouders zal ik dat ook niet onder stoelen of banken steken. De beide moties-Stellingwerf zullen voor zover mogelijk worden uitgevoerd binnen de smalle marges die ons ter beschikking staan.
Mevrouw Vos heeft gevraagd of de normen en waarden hier niet van toepassing zijn. Ik denk dat wij ondertussen wel van elkaar weten welke positie wij innemen. Ik ben onverminderd van oordeel dat wij geen gelegenheid voorbij moeten laten gaan om te werken aan een verbetering van het dierenwelzijn. Wij verschillen van mening over de manier waarop en het tempo waarin dat gelet op de EU als referentiekader mogelijk is.
Ingaande op de motie van mevrouw Vos wil ik opmerken dat er veel manieren zijn waarop ik de productie en de afzet van "alternatieve eieren" stimuleer. Ik zie eerlijk gezegd geen nieuwe manieren. Misschien bedoelt zij dat ook niet als ik haar vertel wat ik al doe. Ik financier onderzoek naar alternatieve houderijsystemen en naar de concurrentiekracht van de diverse houderijsystemen in de sector. Ik stimuleer de consumptie van biologische producten. Ik stimuleer het debat over de toekomst van de pluimveehouderij. Ik overleg met de captains of industry om te bezien welke stappen in de verwerkingssector kunnen worden gezet om het dierenwelzijn te verbeteren. Ik overleg met enige regelmaat met de sector. Wat nieuw is en u wellicht in uw motie tegemoet kan komen, is dat in februari de regeling voorlichting afzetacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt is opengesteld voor voorlichtingscampagnes over het consumptie-ei. Die acties moeten erop gericht zijn om consumenten informatie te geven over de verschillende houderijsystemen, de nieuwe etikettering van eieren en/of bestaande traceringsystemen. Ik kan u meedelen dat er tot op heden slechts één aanvraag is ingediend.
De convenanten, waaraan u refereert in de slotzin van uw motie, wil ik wel faciliteren. Eigenlijk doe ik dat al. Partijen vinden elkaar al. Als datgene wat ik heb opgenoemd, de bedoeling is van uw motie, met name de laatste regeling voorlichting afzetacties voor landbouwproducten, dan kan ik deze motie als een ondersteuning van mijn beleid beschouwen. Als u meer wilt, dan moet ik de motie ontraden. Ik laat dit dus graag aan u over.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik kan nu natuurlijk niet de gehele reikwijdte van uw campagne overzien. Ik ben blij dat u dit nu meldt. Mijn vraag is of het departement dit snel op papier zet, zodat de Kamer dit snel kan inzien. Concreet wil ik campagnes die zijn gericht op het kopen door de consument van scharreleieren en biologische eieren. Vallen die ook onder uw publieksgerichte acties?
Minister Veerman:
Het lijkt me het meest praktisch als ik de regel ter beschikking van de Kamer stel, zodat u kunt beoordelen of die binnen de kaders van de bedoeling van uw motie valt.
Ik kom bij de bijdrage van de heer Koopmans. Ik wil even terugkomen op de rol van de productschappen en enige verduidelijking aanbrengen om misverstanden te voorkomen. Eerst de voorhangprocedure. Die discussie wordt met name gevoerd als gevolg van de GWWD, die eist dat uitvoeringsbesluiten in dit Huis en de Eerste Kamer worden voorgehangen. In de praktijk blijkt dat daar altijd feitelijke debatten aan worden gekoppeld. Als dit de kwintessens is, dan stel ik voor om de voorhangprocedure gewoon af te schaffen; dat zei ik vanmorgen al. De Kamer kan de minister te allen tijde ter verantwoording roepen als hij een AMvB heeft afgekondigd. Het medebewind van de PBO is iets anders. De GWWD kent de mogelijkheid al om productschappen in medebewind te roepen. Volgens mij hoeft de wet daarvoor niet te worden gewijzigd, maar ik zal dat onderzoeken. Voor de EU-implementatie is medebewind de aangewezen figuur. Autonomie past hiertoe niet, want de EU-wetgever richt zich tot de lidstaat en daarmee tot de eerstverantwoordelijke bewindspersoon; die blijft te allen tijde volledig verantwoordelijk. In beginsel is die overdracht in medebewind in de GWWD niet geclausuleerd, maar daarover moet de minister beslissen. Hij kan te allen tijde hier ter verantwoording worden geroepen. We hebben het hier echter wel over het welzijnsdeel van de GWWD, waardoor ik de medebewindsdiscussie over het veterinaire deel hier niet bij betrek. Maar dat was ook niet de insteek.
Voor de modaliteiten van de bevoegdhedenoverdracht zijn er in theorie nogal wat verschillende mogelijkheden. Er zijn een aantal varianten, en dat vergt keuzes. Ik laat dat nu even rusten; mij gaat het om de vraag of de minister normen inzake dierwelzijn in medebewind zou kunnen geven aan het productschap. Welnu, ik heb betoogd dat ik daartoe bereid ben, omdat daarvoor de mogelijkheid wordt geopend, maar daarmee nog niet de verplichting bestaat. Die ruimte voor afweging voor de minister is verstandig. Ik kan deze motie dus als ondersteuning van mijn beleid overnemen.
De heer Koopmans (CDA):
Dat betekent dus dat u daadwerkelijk met wetsvoorstellen naar de Kamer komt waarin de mate, de voorwaarden en criteria worden vastgelegd? We kunnen er dus nog nader over spreken?
Minister Veerman:
Voor zover de implementatie van uw verlangen, neergelegd in de motie, zou moeten leiden tot wetswijziging of wetsaanpassing, is mijn antwoord ja. Ik heb gezegd dat ik er nog geen volstrekte duidelijkheid over heb of dat het geval is. Ik denk dat het binnen de bestaande kaders al kan. Dan spitst de discussie zich dus toe op de vraag welke wel en welke niet. Dat kan natuurlijk steeds een onderwerp van discussie in dit huis zijn.
De heer Koopmans (CDA):
Wordt de Kamer geïnformeerd over hoe u er tegenaan kijkt?
Minister Veerman:
Ja. Ik zal de Kamer ook laten weten of zaken worden overgedragen.
De heer Koopmans (CDA):
Voorzitter, dan trek ik de motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Koopmans/Oplaat (28968, nr. 11) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Veerman:
Voorzitter. Ik heb de bijdrage van de heer Oplaat ervaren als een warme ondersteuning, zonder dat daarop veel nader commentaar hoeft te worden geleverd. De heer Herben heeft nog eens aandacht gevraagd voor de Slobregeling. Ik heb daarover in mijn beantwoording aan de heer Van der Vlies al iets gezegd. De heer Herben heeft gezegd dat hij de voorhang in stand wil houden. Welnu, ik heb in mijn beantwoording duidelijk gemaakt dat ik dit aan de Kamer laat.
De heer Waalkens (PvdA):
Ik kom nog even terug op de publiekscampagne. Het is essentieel dat de consument eerlijke voorlichting krijgt over het etiket dat op het ei komt. Mocht de verrijkte kooi onverhoopt worden toegestaan, komt dan op het ei te staan dat het een kooi-ei is? Er kan toch geen etiket met het woord "scharrel" op worden geplakt? Het blijft dan toch een kooi-ei?
Minister Veerman:
Ik heb vanochtend al iets gezegd over de verwachting of de mogelijkheid om verrijkte kooien toe te passen, zal worden overgenomen. De kwalificatie van het ei verandert niet.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik wens u allen nuttige activiteiten, werkbezoeken en andere werkzaamheden in het land toe in de komende dagen, met uitzondering van de zondag.
Sluiting 18.20 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20032004-3944-3949.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.