Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

In vervolg op de verklaring van de fractievoorzitter van de SP gisteren bij de regeling van werkzaamheden, stel ik vast dat de heer Lazrak geen deel meer uitmaakt van de fractie van de SP. Ik deel de Kamer mee dat de heer Lazrak mij heeft laten weten dat hij als eenmansfractie in de Kamer verder gaat. Ik deel u verder mee dat zijn groep zal worden aangeduid als de Groep Lazrak. Het Presidium zal de noodzakelijke praktische maatregelen nemen die het gevolg zijn van deze afsplitsing en die uiteraard aan de Kamer bekend maken.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb hier een taalkundige vraag over. Hoe kan een groep uit één iemand bestaan? Kan hij niet op een andere manier aangeduid worden?

De voorzitter:

Ik heb mij die vraag ook gesteld toen ik mij vanochtend voorbreidde op deze mededeling aan de Kamer. Taalkundig heeft u volledig gelijk, maar het is gewoonte. Dit is niet een echt sterk antwoord, maar ik zie niet een andere manier om het te doen. Als u wilt, zoeken wij, uiteraard in overleg met de heer Lazrak, naar een andere benaming. Laten wij vooralsnog echter de aanduiding "Groep Lazrak" gebruiken.

Ik stel voor, de stukken 22112, nr. 298, 27841, nr. 14, 27879, nr. 8, 29200-XII, nrs. 96 en 105, 29200-XIII, nrs. 38 en 39 voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil het verzoek doen om een interpellatiedebat te kunnen houden met de staatssecretarissen Schultz en Van Geel over een uitspraak die vanochtend door de Haagse rechtbank is gedaan in kort geding, waarin de Staat der Nederlanden – dat zal gematerialiseerd moeten worden door beide staatssecretarissen – alsnog opgeroepen wordt, spoed te maken met wetgeving rondom Schiphol, de bescherming van de bewoners en het veiligheidsrisico. Ik zou graag over de consequenties van die uitspraak en de wijze waarop zij die uit gaan voeren, als het kan nog deze week met beide staatssecretarissen een interpellatiedebat voeren.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Wij kunnen natuurlijk naar aanleiding van iedere teletekstregel een spoeddebat aanvragen, maar ik vind dit meer iets voor een procedurevergadering. Ik ben niet door het bericht, maar wel door dit verzoek overdonderd. Ik denk dat het verstandig is eerst in een procedurevergadering te kijken of tijdens een van de zeer vele debatten over Schiphol dit onderwerp ook kan worden behandeld.

De heer Van Bommel (SP):

Nu deze uitspraak is gedaan, denk ik dat het noodzakelijk is dat er op korte termijn duidelijkheid komt over de gevolgen daarvan. Een interpellatiedebat lijkt mij daarvoor de aangewezen weg.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij mijn collega van het CDA.

De heer Samsom (PvdA):

Ik sluit mij aan bij het verzoek van de heer Duyvendak. Ik heb over dit onderwerp al schriftelijke vragen gesteld. Als het spoeddebat plaatsvindt, heb ik er geen bezwaar tegen, mondeling met de staatssecretaris over die vragen van gedachten te wisselen.

De voorzitter:

U hebt die vragen met de heer Verdaas gesteld. Die vragen zijn overigens later gesteld dan de aankondiging van de heer Duyvendak dat hij dit verzoek wilde doen. U bent al ingehaald door de procedure. Het resultaat is hetzelfde, als het debat doorgaat.

De heer Van der Ham (D66):

Er is nog beroep mogelijk. Ik vraag mij af in hoeverre het echt nodig is, nu een interpellatiedebat te voeren. Ik zie de urgentie van het onderwerp, maar is het wel het juiste moment?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De rechtbank heeft uitgesproken dat er nu onverwijld moet worden begonnen. Een hoger beroep kan afgewacht worden, maar heeft geen opschortende werking. De rechter heeft een aantal termijnen genoemd en een aantal oordelen uitgesproken. Mij lijkt het belangrijk daarover onverwijld met beide staatssecretarissen te spreken. Het gaat om een zaak van groot belang. In de regio Schiphol bestaat daarover veel onrust. Het werk aan de wetgeving heeft op beide ministeries maandenlang stilgelegen. Volgens de rechter moet nu zo snel mogelijk begonnen worden met de uitwerking van hetgeen in de wet staat.

Ik blijf bij mijn verzoek en ik hoop dat wij nog deze week het debat kunnen voeren.

De voorzitter:

Ik doe een mededeling en een voorstel.

Ik deel mee dat ik inmiddels heb gehoord dat de staatssecretaris van VROM in een ver buitenland is en pas op 11 februari in Nederland terug is. Dat wil uiteraard niet zeggen dat het kabinet niet vertegenwoordigd kan zijn in deze zaal. De minister van Justitie gebaart dat hij bijna permanent hier aanwezig is, waarvoor onze waardering.

Ik stel voor, dat de commissies naar aanleiding van het verzoek zich over de kwestie buigen. Ik merk dat een aantal leden zich letterlijk ietwat overvallen voelt bij deze regeling. Het is uiteraard een officiële regeling, maar niet dé regeling van de dinsdag. Het is geen formeel, maar wel een praktisch argument. Mijn voorstel is dus dat de commissies zich over de kwestie buigen en dat het punt zo nodig morgen in de regeling opnieuw naar voren komt. Kunt u daarmee akkoord gaan?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Nee, eigenlijk niet. Ik zie twee fracties die er problemen mee hebben. Een groot aantal fracties wil dit debat deze week voeren. Staatssecretaris Schultz is de eerstverantwoordelijke voor deze wetgeving. In afwezigheid van staatssecretaris Van Geel kan dat debat ook heel goed gevoerd worden. Ik blijf dan ook bij mijn verzoek.

De voorzitter:

De afwezigheid van de staatssecretaris is niet mijn argument om u voor te stellen de kwestie eerst in de commissies te bespreken, maar het feit dat een aantal woordvoerders naar voren heeft gebracht dat er behoefte is aan enig nader beraad in de commissies over de procedure en dat sommige fracties op dit moment niet aanwezig zijn. Als u bij uw verzoek blijft, zie ik geen andere mogelijkheid dan het verzoek om een interpellatiedebat over een kwartier in stemming te brengen. Het is aan u. Mijn voorkeur heeft het niet. Het is zo gecompliceerd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Mijn voorkeur heeft het ook niet. De collega's van de fracties die een probleem hebben met mijn voorstel...

De voorzitter:

Nee, het is nu mijn voorstel. Zelfs als de fracties van CDA en VVD zeggen dat zij over vijf minuten willen interpelleren, blijft mijn voorstel dat over dat verzoek eerst in de commissies gepraat moet worden. Dat staat nu vast als mijn voorstel. Als iemand over dat voorstel een stemming wenst, is dat prima.

De heer Van der Ham (D66):

Wij moeten het daar niet op aan laten komen. Er is een gerechtelijke uitspraak waar het kabinet nog over moet nadenken. Als wij nu om een debat met het kabinet vragen, krijg je een wat algemeen commentaar. De vraag is wat wij daaraan hebben.

Ik vind het heel goed om hier zo snel mogelijk een debat over te voeren, maar dat kan van mij ook volgende week. Een verzoek in die zin zou ik van harte steunen.

De heer De Krom (VVD):

Ik sluit mij hierbij aan, voorzitter. Wij hebben nog nauwelijks de tijd gehad om kennis te nemen van de uitspraak van de rechter en het kabinet zal zich nog beraden op zijn reactie, zoals collega Van der Ham al zei. Ik vraag collega Duyvendak dan ook om zijn verzoek te heroverwegen in de zin zoals collega Van der Ham heeft aangegeven.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik sluit mij aan bij de twee vorige sprekers.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. U zet mij nu voor het blok met de vraag of ik stemming wil over uw voorstel.

De voorzitter:

Inmiddels hebben de hier aanwezige fracties zich wel uitgesproken en is duidelijk hoe de meerderheid van die fracties erover denkt.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Mijn probleem hiermee is dat het in de Kamer een goede traditie is dat verzoeken om een debat of een interpellatie niet bij meerderheidsbesluitvorming worden afgehandeld. Het is gebruik om een interpellatie toe te staan als een substantieel deel van de fracties het verzoek daartoe steunt. Ik zou nu de volgende uitweg willen kiezen: ik zal dit verzoek morgen bij de regeling van werkzaamheden herhalen. Dan kan iedereen zich er nog op bezinnen en kunnen wij morgen kijken of wij hier afspraken over kunnen maken.

De voorzitter:

Dan verzoek ik de betrokken commissie om voorafgaand aan die regeling van werkzaamheden bij elkaar te komen. Dat lijkt mij een ordelijke procedure. De commissievoorzitter zal uiteraard via de griffier direct op de hoogte worden gebracht van mijn verzoek. Verder heb ik er behoefte aan te zeggen dat het inderdaad een goede gewoonte is om een interpellatieverzoek toe te staan. U kent mij ook als voorzitter die deze goede gewoonte vrijwel altijd volgt. Dat wil echter niet zeggen dat het niet mogelijk is om, als daar goede gronden voor zijn, eens een keer nog even na te denken en de commissie bijeen te laten komen. Maar goed, het resultaat is hetzelfde: ik vraag de commissie om bij elkaar te komen en u hebt aangekondigd dat het verzoek morgen zal worden herhaald. Dan wordt daar morgen over beslist.

Naar boven