Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels met betrekking tot de productie, de keuring en de exploitatie van kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (Wet kabelbaaninstallaties) (28843).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Hofstra (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat toevallige passanten denken: waar hebben ze het hier over, hebben die lui niks beters te doen? Ik kijk nu ook even naar de minister. Wij hebben in Nederland geen bergen. Veel Nederlanders vinden dat jammer. Zij gaan in de wintermaanden in groten getale naar de bergen. Dat doe ik zelf af en toe ook. Dan zie je majeure installaties, gondels waar heel veel mensen tegelijk in kunnen. Onlangs is een kabelbaan geopend van bijna 3 kilometer lengte. Dan is het terecht dat je daaraan veiligheidseisen stelt. Maar nogmaals, wij hebben in Nederland geen bergen. Het is nog erger: wij zitten voor een groot deel onder de zeespiegel. Wij hebben ook helemaal geen kabelbaaninstallaties, althans niet in enige aantallen.

In artikel 2 van het wetsvoorstel staat ook nog dat zes of zeven denkbare types, die over het algemeen weinig voorkomen, worden uitgesloten, waaronder de attractieparken. Onze fractie heeft een paar gevallen bedacht waarvan wij ons afvroegen of die er dan wel onder zouden vallen. Ten eerste: de glazenwasserlift. Nee, zegt de minister, die valt er niet onder. Ten tweede: de gehandicaptenliften langs trappen. Nee, die vallen er ook niet onder. Zelfs het aanlieren van zweefvliegtuigen valt er niet onder. Ook een installatie om waterskiërs op voort te bewegen, valt er niet onder. Onze vraag bij dit wetsvoor stel is dan ook: waar hebben wij het eigenlijk over? Er blijft naar onze smaak heel weinig over.

De minister zei dat het om personenvervoer gaat. Wij hebben in ons land installaties bij kunstmatige skihellingen aangelegd. Als je dan van beneden naar boven wilt, kun je zo'n liftje gebruiken. Dat is volgens de minister personenvervoer en dat valt onder het wetsvoorstel. Maar bij het waterskiën, waar je over het algemeen geen hoogteverschil hebt door het gegeven dat het water zich waterpas gedraagt, is het dan geen vervoer. Dat snap ik niet. Misschien kan de minister uitleggen waarom het in dat ene geval wel vervoer is en in dat andere geval niet.

Wij begrijpen niet waarom dit wetsvoorstel überhaupt gemaakt is. Het is een voorstel met maar liefst 41 artikelen. Er ligt een rapport onder van de Raad van State waar verschillende mensen misschien wel dagenlang aan gewerkt hebben. Wij begrijpen niet dat wij dat op deze manier doen. Dan komt er ook nog een inspectie, die waarschijnlijk hulp uit het buitenland moet halen om haar taak te kunnen uitvoeren. Dat is althans voorzien. De kwintessens is dat de eigenaar en de exploitant verantwoordelijk zijn voor die paar liftjes in Nederland. Ook dat verandert met het wetsvoorstel dus niet.

De heer Haverkamp (CDA):

Een aantal van die mensen hebben tijd en energie gestoken in de nota naar aanleiding van het verslag. Een groot deel van de vragen die u nu stelt, wordt daarin beantwoord. U begon uw inleiding met de opmerking, dat u niet begreep waarom u vandaag over dit wetsvoorstel moest spreken. U heeft zelf het onderwerp aangemeld. De CDA-fractie was daar verbaasd over, want zij dacht dat het een hamerstuk kon zijn. Ik had wel verwacht dat u ook vragen ging stellen die niet in het verslag staan. Anders zou het extra bureaucratie zijn.

De heer Hofstra (VVD):

Ik begrijp deze opmerking niet helemaal. Wij zijn nog geen vijf minuten bezig, en dat valt in het niet bij al die uren die ambtelijk in het ontwerp zijn gestoken. Maar wij hebben het op de agenda gezet, omdat wij problemen hebben met het wetsvoorstel, wat wel duidelijk is geworden uit wat ik tot nu toe heb gezegd.

De heer Haverkamp (CDA):

Net als de CDA-fractie hebt u tijdens de schriftelijke behandeling heel duidelijk aangegeven, wat voor u de kritische kanttekeningen zijn. Daarop zijn duidelijke antwoorden gekomen. Dit zijn precies dezelfde vragen als die, welke eerder zijn gesteld. Wij hebben die antwoorden voor kennisgeving aangenomen, omdat wij dachten: het is nu eenmaal gebeurd, dus laten we hieraan geen extra tijd besteden. Vervolgens gaat u dezelfde vragen nog eens stellen. Ik vind dat extra bureaucratie.

De heer Hofstra (VVD):

Er kan worden voorgesteld ergens een hamerstuk van te maken. Maar zodra iemand intekent, heeft hij of zij in deze zaal het recht om over dat wetsvoorstel te spreken. Wij als VVD zitten nog zo solide in elkaar dat wij bij een hamerstuk niet gewoon tegenstemmen, want dan zou de minister verbaasd kunnen zijn; wij willen hierover eerst nog een debat hebben, want misschien komt de minister nog tot inkeer.

De regeling geldt alleen maar voor nieuwe gevallen, wat de reikwijdte nog verder beperkt. Wat dat betreft verwijs ik graag naar de slogan van het kabinet: meedoen, meer werk, minder regels, waarbij ik een streep zet onder het laatste. 25% Minder administratieve lasten! Dit wetsvoorstel staat daar in mijn ogen volledig haaks op. Wij zijn ook heel erg bang voor precedentwerking. Om een internationale vergelijking te maken: wanneer de Zwitserse regering aan onze Zwitserse collega's zou voorstellen om bij wet te regelen dat in het hooggebergte één waterpeil in stand wordt gehouden, zouden onze collega's daar niet meer bijkomen van het lachen. Op dat vlak ligt dit wetsvoorstel. De VVD heeft er de grootst mogelijke moeite mee. Ik hoor graag van de minister of zij toch nog kans ziet, dit simpeler te regelen, en niet via deze zeer uitgebreide wetgeving.

De heer Verdaas (PvdA):

Ik gun de heer Hofstra natuurlijk zijn feestje. Maar is het niet onzinnig om nu te vragen, het wetsvoorstel weer in te trekken? Dat zou immers pas echt verspilling zijn. Dan vraag ik de minister liever, of het misschien zin heeft om in de toekomst in Europa dit type regelgeving aan de kaart te stellen. Het enige wat hier gebeurt, is dat wij ons houden aan Europese afspraken, waarvan de VVD bij mijn weten groot voorstander is.

De heer Hofstra (VVD):

Dat lijkt mij een verstandige vraag om aan de minister te stellen. Maar ik overdrijf niet als ik zeg dat niet alleen de VVD-fractie verbaasd was toen dit wetsvoorstel op onze burelen belandde.

Minister Peijs:

Voorzitter. De heer Hofstra vergeet één ding te vertellen, iets wat hij erg goed weet – hij weet namelijk erg veel van Europa – namelijk dat wij het hier hebben over een richtlijn die ons is geworden vanuit de Europese Unie. Hij weet natuurlijk ook dat, als er een richtlijn is van de Europese Unie, een land een bepaalde tijd heeft om de richtlijn te implementeren, en dat is het dan. Toen wij over tijd waren, omdat wij evenals de heer Hofstra dachten dat onze kabelbanen op de vingers van één hand waren te tellen, dreigde de Europese Commissie ons met een inbreukprocedure, en dat is niet gezellig. We hebben dus enige haast gemaakt, en we hebben de richtlijn één op één omgezet in Nederlandse wetgeving.

Is die richtlijn helemaal onzin? De heer Hofstra weet alles van personenvervoer, dus hij moet ongetwijfeld weten dat nog niet zolang geleden Nijmegen het plan had, de Waalsprong te voorzien van een grote kabelbaan voor personenvervoer, in plaats van de brug die er nu zal worden gebouwd. Die kabelbaan, mijnheer Hofstra, zou duidelijk onder de richtlijn zijn gevallen, als ze nog niet klaar was geweest. Zoals bekend, wordt bij dit soort richtlijnen als iets klaar is bij de beoordeling daarvan de wetgevingstoestand aangehouden van het moment waarop die installaties zijn gebouwd. Als de uitbater echter tot een grote verbouwing van zijn kabelbaaninstallaties wil komen, dan krijgt hij de tijd en de kans deze aan te passen aan de nieuwe wetgeving.

Ik ben het eens met het gestelde door de heer Hofstra dat deze richtlijn voor Nederland niet de grootste prioriteit had. Wij kunnen er alleen niet onderuit. Een Europese richtlijn moeten wij omzetten. Neem de Haveninstallatierichtlijn voor Luxemburg. Dat is er net zo een. De Luxemburgers begrepen dat ook niet, maar het hoort er nu eenmaal bij.

Omdat wij nog niet genoeg kennis en ervaring hebben met grote kabelbanen, al bouwen we langzamerhand wel iets op, halen we de expertise vooralsnog voornamelijk uit het buitenland, De Divisie rail van de IVW zal zich hiermee bezighouden. Wanneer is iets een kabelbaan of een attractietoestel? Dat is niet eenduidig. Als je van A naar A gaat, als je dus een rondje maakt, is dat duidelijk geen vervoer van personen. De conducteur knipt dan onderweg echt geen kaartjes. Als je de skilift in Oostenrijk neemt, hoef je echter niet altijd te gaan skiën. Je kunt boven ook lekker zuurkool gaan eten of op een terrasje gaan zitten. Dat valt onder het vervoer van personen. Deze liften vallen er dus wel onder. Wij hebben in Valkenburg een kabelbaan. Die valt onder de richtlijn als de uitbater gaat verbouwen. De Nederlandse kunstskibanen vallen er ook onder als ze worden verbouwd. Andere liften hebben wij nog niet. Ik was deze week toevallig in Nijmegen. Daar hebben ze nog steeds spijt dat ze de baan niet hebben aangelegd. Mocht men er ooit nog toe komen, dan valt die baan onder deze prachtige richtlijn.

Er is gevraagd waarom de wet zo uitgebreid moet zijn. Dat komt, omdat wij niets hadden om de Europese richtlijn aan op te hangen, dus moest er iets worden opgesteld. Omdat het om personenvervoer gaat, hebben wij bovendien een aantal technische veranderingen meegenomen, ook in de Spoorwegwet, zodat een en ander zo snel mogelijk in werking kan treden. Dit is overigens de enige wet waar wij een en ander aan konden ophangen, zonder een aparte procedure te hoeven volgen. De directe veiligheid van de Nederlandse burger is niet in gevaar. Het laatste restje onveiligheid is met deze richtlijn weggenomen.

De heer Hofstra (VVD):

Waarom is dit via een ministeriële regeling gebeurd? Het had een heel simpel besluitje kunnen zijn.

Minister Peijs:

Het gaat niet alleen om de kabelinstallaties, maar ook om de vervaardiging daarvan. Dat betreft internemarktwetgeving. Dat kan alleen met een wettelijke basis.

De voorzitter:

Wenst de heer Hofstra nog een tweede termijn?

De heer Hofstra (VVD):

Dat lijkt mij, gelet op het onderwerp, niet noodzakelijk. Ik zie bij de stemming ook af van een stemverklaring. De minister weet wat ik daarmee bedoel.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag aanstaande over het wetsvoorstel te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 14.15 uur tot 14.30 uur geschorst.

Naar boven