Noot 1 (zie blz. 762)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Financiën op vragen gesteld in de eerste termijn van de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2003 (28 600) en van de behandeling van de begrotingen voor het jaar 2003 van het Ministerie van Financiën (28 600-IXB), van de Nationale Schuld (28 600-IXA) en van het BTW-compensatiefonds (28 600-G)

Vraag van het lid Van Dijke(ChristenUnie): Wordt met 2,5% contractloonontwikkeling de achterstand op de arbeidsmarkt van de collectieve sector ingehaald? Is de Minister het eens dat een inhaalslag nodig is?

Het kabinet gaat ervan uit dat een loonontwikkeling van 2,5% in 2003 in de collectieve sector wordt afgesproken. Tevens gaat het kabinet ervan uit dat in overleg met sociale partners in de marktsector eveneens tot loonmatiging wordt gekomen. In dat geval verslechtert de relatieve arbeidsmarktpositie van werknemers in de collectieve sector niet ten opzichte van de markt.

Het kabinet blijft aandacht houden voor arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector. Zo zijn er middelen voor flankerend beleid beschikbaar gesteld. Dit betreft € 55 mln voor de sectoren Onderwijs, Rijk en Rechterlijke Macht. Vanaf 2004 delen ook de sectoren Defensie en Politie in de middelen mee. Voor de Zorg is € 30 mln beschikbaar. Per sector zal in overleg met de vertegenwoordigende centrales worden bezien hoe deze middelen worden ingezet. Daarnaast kan een deel van de beschikbare middelen uit de enveloppen zorg, onderwijs en veiligheid worden aangewend voor het oplossen van specifieke arbeidsmarktknelpunten.

Vraag van het lid Van Dijke (ChristenUnie): Wat vindt de minister van ons voorstel om de vrijstelling voor oude auto's en enkele andere voertuigtypen te schrappen?

Er zijn geen plannen om vrijstellingen in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 te schrappen. Voor de vrijstelling voor motorrijtuigen van 25 jaar en ouder is in het Belastingplan 2003 deel II een voorstel opgenomen om de vrijstelling niet toe te kennen aan vrachtauto's en autobussen van die leeftijd die nog bedrijfsmatig worden gebruikt. In het rapport van de werkgroep Fiscale Vergroening is overigens opgenomen dat vanwege het geringe aandeel van de oude auto's het milieueffect gering zou zijn als alle nu met oude auto's gereden kilometers met moderne auto's zouden worden gereden. Ik zie op dit moment geen reden om het vrijstellingenregime nader in te perken of vrijstellingen te laten vervallen.

Vraag van het lid Van Dijke (ChristenUnie): Kan de minister zeggen of de systematiek van de milieudrukcompensatie blijft bestaan ter handhaving van de ontkoppeling tussen milieu en economie.

Conform het Strategisch Akkoord blijft het kabinet streven naar een ontkoppeling tussen milieudruk en economische groei. Toepassing van de systematiek van de milieudrukcompensatie zoals beschreven in de brief van het kabinet aan de Tweede Kamer in september 2001 is voorlopig niet aan de orde gezien de verwachte lage economische groeicijfers.

Vraag van het lid De Nerée tot Babberich (CDA): De geachte afgevaardigde de Nerée tot Babberich vraagt om een reactie inzake de schadelijke belastingmaatregelen die op de Primarololijst staan. De CDA-fractie roept met klem op geen verdere concessies te doen op dit punt.

Nederland heeft vanaf het begin van het gedragscode proces waarvan de Primarololijst een uitvloeisel is onder vuur gelegen aangezien een aantal Nederlandse fiscale maatregelen in de ogen van andere landen tot schadelijke belastingconcurrentie hadden geleid. Over de vraag of terzake al dan niet verdere concessies zullen worden gedaan merk ik het volgende op. Het gaat hier om een onderhandelingstraject waarbij de Nederlandse positie afhankelijk zal zijn van de concessies van andere EU-lidstaten. Hierbij zal in het algemeen het Nederlandse vestigingsklimaat de hoogste prioriteit worden toegekend. Het is overigens van belang te beseffen dat ons vennootschapsbelastingstelsel een dynamisch karakter heeft waarbij verschillende elementen een rol spelen. Hierbij valt niet alleen te denken aan de internationale invloed vanuit het kader van belastingconcurrentie maar ook aan nationale antimisbruik-overwegingen, nationale jurisprudentie, internationale jurisprudentie van het Hof van Justitie en beschikkingen van de Europese Commissie.

Vraag van het lid De Nerée tot Babberich (CDA): Kan het administratieve lastenprobleem als één project worden gezien? Kan de minister een overzicht geven van de aanpak van administratieve lasten? Kan er één bewindspersoon verantwoordelijk voor worden?

De coördinatie van de kabinetsaanpak ten aanzien van het administratieve lastenprobleem ligt binnen het kabinet bij de minister van Economische Zaken. Het ligt dan ook voor de hand dit onderwerp bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken nader te bespreken. De minister van Economische Zaken zal binnenkort een brief aan uw Kamer toezenden over de aanpak van de administratieve lasten.

Vragen van het lid De Nerée tot Babberich (CDA):

– Kan het sofi-nummer fraudevrij worden gemaakt, zodat dit nummer drager kan worden van nog meer informatie en sleutelposities?

– De bestanden moeten worden geschoond en daaraan gekoppeld moeten rechten vervallen bij gebleken misbruik. Nieuw misbruik moet worden voorkomen door het snel identificeren van gebruikers van sofi-nummers.

Willen de bewindslieden van Financiën, net als die van SZW wat aan deze problemen doen?

De problematiek rond het sofi-nummer is een gevolg van identiteitsfraude. Identiteitsfraude betreft het gebruik van een andere identiteit (met eventueel daaraan gekoppeld het gebruik van het sofi-nummer). Die andere identiteit kan op vele manieren worden verkregen, onder andere na diefstal van (blanco) identiteitspapieren. Het zal duidelijk zijn dat problemen rond identiteitsfraude slechts deels thuishoren op de beleidsterreinen waarvoor de Minister van Financiën verantwoordelijk is. Daarmee zijn die problemen ook maar deels beheersbaar door hem en is adequate samenwerking met andere partners in de handhavingsketen een voorwaarde bij de bestrijding van identiteitsfraude. Fraude met het sofi-nummer is vooral mogelijk als de voorschriften rond de identificatieplicht onvoldoende worden nageleefd.

Van belang is het te realiseren dat aan het sofi-nummer geen rechten verbonden zijn en dat het alleen bedoeld is om uitwisseling van gegevens tussen instanties te vereenvoudigen.

Voorzover de problemen voor de Minister van Financiën wel beheersbaar zijn, is de Belastingdienst al geruime tijd bezig met de aanpak van identiteitsfraude. De voorgenomen plannen voor de periode 2002 tot 2006 zijn de Tweede Kamer der Staten Generaal in april 2002 toegezonden en vormen een uitgebreid onderdeel van de Nota Bestrijding Fraude en Financieel Economische Criminaliteit 2002–2006 (Fraudenota). De uitvoering van deze plannen is reeds ter hand genomen. Zo zijn de procedures rond de uitgifte van sofi-nummers aangescherpt en zijn hulpmiddelen om eenvoudiger en sneller de identiteit vast te stellen, in gebruik genomen. Tevens worden onderzoeken ingesteld bij individuele bedrijven en wordt met andere partners in de keten de problematiek aangepakt, zoals bijvoorbeeld in het Westland Interventie Team. Recent is met het Ministerie van Sociale Zaken een onderzoek gestart naar de wijze waarop uitvoering van de in de Fraudenota opgenomen plannen naar voren kan worden gehaald.

Naast de maatregelen rond de uitgifte en het beheer van sofi-nummers, is de rol van de Belastingdienst vooral gelegen in de controle en analyse van de na afloop van het kalenderjaar ingediende verzamelloonstaten van werkgevers en loonbelastingkaarten van werknemers. Deze analyse dient mede als basis voor bestandsschoning en selectie van onderzoeken. Omdat de belastingheffing pas na afloop van het kalenderjaar mogelijkheden biedt voor de detectie van identiteitsfraude, kijk ik met veel belangstelling uit naar de resultaten van de proef met de eerste-dag melding van de UWV. Invoering van de eerste-dag melding zal een toename van de administratieve lasten voor werkgevers met zich brengen.

Overigens kunnen alleen in de sfeer van de sociale zekerheid rechten vervallen: in de belastingheffing bestaat deze mogelijkheid uiteraard niet.

Vraag van het lid Kant (SP): Graag een reactie op het artikel van Kleinknecht en Naastepad in ESB.

De auteurs pleiten voor een welbewust beleid van forse loonstijgingen om daarmee de groei van de arbeidsproductiviteit te stimuleren. Zij zien ook zelf in dat de werkloosheid daardoor omhoog gaat en suggereren als oplossing verkorting van de arbeidstijd.

Het kabinet deelt deze visie niet. Loonmatiging is geboden om een sterke toename van de werkloosheid te voorkomen. Het voorstel van Kleinknecht en Naastepad om de hogere werkloosheid als gevolg van forse loonstijgingen te bestrijden via arbeidstijdverkorting is opmerkelijk. Hierdoor zou de economische groei, die door de forse loonstijgingen toch al wordt aangetast, immers nog verder omlaag gaan. De groei zal vooral verder afnemen als de werknemers niet bereid zouden zijn tot een dienovereenkomstige looninlevering.

Omdat loonmatiging de arbeidsintensiteit van het productieproces vergroot, kan de arbeidsproductiviteit daardoor inderdaad wat lager uitkomen. Een gematigde loonontwikkeling leidt echter tevens tot hogere winsten en daarmee tot hogere investeringen in kapitaalgoederen, waarin de nieuwste technologie is geïncorporeerd, en meer uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling. Om deze reden stimuleert loonmatiging op den duur juist de vernieuwing van producten en productieprocessen.

Vraag van het lid Kant (SP): Waarom wordt de automobilist gespaard door het bevriezen van de regeling voor de auto van de zaak, terwijl tegelijkertijd de fietser wordt getroffen door het afschaffen van de fietsaftrek?

Er bestaat geen verband tussen het bevriezen van de regeling van de auto van de zaak en het afschaffen van de fietsaftrek. De achtergrond van beide maatregelen wordt hierna toegelicht.

Bevriezen van de regeling van de auto van de zaak

In het belastingplan is vereenvoudiging van het regime met betrekking tot het woon-werkverkeer aangekondigd. In verband met de gevoeligheid van het onderwerp en risico's uit hoofde van onder andere het gelijkheidsbeginsel, verdient dit onderwerp een zorgvuldige analyse en overleg met de betrokken partijen, waardoor vereenvoudiging per 1 januari 2003 niet mogelijk was. In het kader van deze vereenvoudiging zal ook overlegd worden met werkgeversen werknemersorganisaties.

Het afschaffen van de fietsaftrek

Het afschaffen van de fietsaftrek is opgenomen in het strategisch akkoord omdat de fietsaftrek fraudegevoelig is. De zogenaamde fietsverklaring biedt hiervoor geen soelaas, want het blijkt voor de werkgever vaak feitelijk onmogelijk te zijn te controleren of de werknemer daadwerkelijk van de fiets gebruik maakt. Bovendien is de fietsverklaring voor werkgevers een relatief grote administratieve last.

Vraag van het lid Kant (SP): Graag een reactie op de constatering in het Belgische tijdschrift de Financieel-Economische Tijd dat de reële stijging van de arbeidskosten met 1,9% tot de laagste van Europa behoort.

De groei van de arbeidskosten per eenheid product is in Nederland in Europees perspectief hoog, zoals in de MEV en de Miljoenennota is toegelicht. Deze relatief sterke groei verklaart de verslechtering van onze prijsconcurrentiepositie. Die verslechtering is op haar beurt de belangrijkste oorzaak van het flink achterblijven van de groei van de Nederlandse economie bij die van de Europese concurrenten.

De cijfers uit het Belgische blad zijn nog niet getraceerd. Wel is het zo dat de reële loonstijging in Nederland op zich beschouwd wordt gedrukt door de relatief hoge inflatie.

Vraag van het lid Vendrik (GroenLinks): Hoe kunnen de doelstellingen t.a.v. de Ecologische Hoofdstuctuur (EHS) nog overeind staan terwijl er bezuinigd wordt op het milieubeleid.

De lange termijn doelstellingen van de EHS laat het kabinet onveranderd. Het kabinet heeft gekozen voor een andere financieringswijze en niet voor andere doelstellingen.

Vraag van het lid Vendrik (GroenLinks): Hoe taxeert de minister van Financiën de aantasting van de reële economie door de financiële markten en de huizenmarkt?

De malaise op de financiële markten tast de economische groei via verschillende kanalen aan. Dalende beurskoersen beïnvloeden de groei vooral via negatieve vermogenseffecten en aantasting van het consumentenvertrouwen. Ze kunnen voorts tot aanpassing van pensioenpremies of aanpassing van pensioenvoorwaarden nopen. De invloed van financiële markten op de economie is de laatste jaren groter geworden door het toegenomen aandelenbezit van de Nederlandse huishoudens.

Ook sterke mutaties in huizenprijzen hebben via vermogenseffecten invloed op de reële economie. De huizenprijzen zijn op dit moment overigens vrij stabiel.

Deze kwestie is in de Miljoenennota aangestipt. Afzonderlijk wordt aandacht besteed aan de betekenis van financieel toezicht. Dit moet eraan bijdragen dat aandelenkoersen niet onder druk komen te staan door een gebrek aan vertrouwen in de juistheid van financiële informatie.

Vraag van het lid Van As (LPF): Is het niet verstandig gebruik te maken van de kennis van het Actuariële Genootschap bij het oplossen van de pensioenproblematiek?

Het kabinet zal kennis nemen van de opvattingen van het Actuariële Genootschap.

Vraag van het lid Van As (LPF): De heer van As heeft gevraagd welke middelen en mogelijkheden er in het kader van ICES-KIS zijn voor het innovatiebeleid gericht op kansrijke gebieden.

Het budget voor ICES-KIS is nog niet vastgesteld. Wel is er in de periode 2003–2006 circa 400 miljoen euro gereserveerd. Voor de periode tot en met 2010 gaat het in totaal om een budget van 805 miljoen euro. ICES-KIS is gericht op projecten die een versterking van de kennisinfrastructuur ondersteunen. Op dit moment wordt gewerkt aan een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) waarin de volgende kennisthema's zijn geïdentificeerd:

– Systeeminnovatie

– ICT

– Ruimtegebruik

– Duurzaamheid

– Microsysteem- en Nanotechnologie

– Gezondheids-, Voedings- Gen- en Biotechnologische doorbraken (waaronder genomics).

Als de AMvB wordt goedgekeurd kunnen kennisconsortia, mits zij voldoen aan een aantal voorwaarden, in aanmerking komen voor een ICES-KIS 3 bijdrage voor innovatieve projecten op deze kennisthema's.

Vraag van het lid Van As (LPF): Welke effecten heeft de overheveling van taken van DNB naar de ECB op de personeelsformatie van DNB gehad? Is de opgelegde taakstelling van 1% niet aan de magere kant?

Bij de creatie van de EMU is alleen de vaststelling van het monetaire beleid naar het Europese niveau getild. De beleidsvoorbereiding (t.b.v. de President als lid van Governing Council van de ECB) en de uitvoering van het monetaire beleid blijven (in overeenstemming met het zogeheten subsidiariteitsbeginsel) een nationale aangelegenheid. Feitelijk is dan ook tot nu toe geen enkele operationele taak van één van de nationale centrale banken naar Frankfurt overgeheveld. Grosso modo is het effect van de creatie van de EMU op de personeelsformatie van DNB neutraal geweest.

De Europese nationale centrale banken voeren het monetaire beleid uit, conform de statuten van het stelsel, in opdracht van de Governing Council van de ECB, beheren de eigen reserves (en ook die van de ECB zelf), hebben nationale en internationale taken (ook los van de verplichtingen jegens de ECB) op het gebied van de verzameling van statistisch materiaal, betalingssystemen en bankbiljettendistributie. Daarnaast heeft DNB taken die geheel buiten het bereik van het ESCB vallen, zoals het toezicht op het bankwezen en de betrokkenheid bij export- en importgaranties.

De specifiek monetaire taken van DNB (met inbegrip van de uitvoeringstaken, die daarvan het grootste deel uitmaken) betreffen een beperkt deel van het totale personeelsbestand van DNB (in de orde van grootte van 5%). De ondersteunende activiteiten t.b.v. de uitvoeringstaken (b.v. in de sfeer van de automatisering) zijn in dit cijfer niet opgenomen.

In een aantal Europese landen wordt inmiddels een reductie voorzien van de omvang van het personeelsbestand van de nationale centrale bank (b.v. in Duitsland en Frankrijk). Deze reductie houdt met name verband met de inkrimping van het kantorennet en het wegwerken van overcapaciteit bij de drukkerijen, die eigendom zijn van deze nationale centrale banken. Zoals bekend heeft DNB de productie van bankbiljetten en bankbiljettenpapier uitbesteed aan private ondernemingen, en haar kantorennet gedurende de afgelopen jaren substantieel gereduceerd (tot 3 bijkantoren).

DNB heeft in het Strategisch akkoord in het kader van haar ZBO-activiteiten een efficiencytaakstelling van 1% per jaar opgelegd gekregen, oplopend tot 4%. Dit is dezelfde taakstelling die ook aan andere ZBO's is opgelegd. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat de productiviteitsverbetering bij DNB hoger zou zijn.

Vraag van het lid Van Beek (VVD): Kan de ruimte uit de ramingsbijstelling eigen bijdrage inburgering worden ingezet voor de prioriteit veiligheid?

De heer Van Beek ging in zijn inbreng in op de ramingsbijstelling op het budget Inburgering Nieuwkomers die door het kabinet is ingezet voor m.n. het veiligheidsplan. Het is de inzet van het kabinet dat de structurele opbrengsten boven de middelen die al zijn ingeboekt gereserveerd blijven op de Justitiebegroting en daar kunnen worden aangewend voor eventuele toekomstige problematiek.

Vraag van het lid Van Beek (VVD): Is herschikking van non-ODA naar ODA mogelijk om vredesoperaties te bekostigen?

Het Kabinet onderzoekt op dit moment de mogelijkheden voor het onderbrengen van vredesoperaties onder de ODA. Uw Kamer wordt hier binnenkort over geïnformeerd.

Vraag van het lid Van Beek (VVD): Kan de onderuitputting bij Lang-laag worden aangewend voor arbeids- marktbeleid?

Het voorstel van de heer Van Beek om de onderuitputting die ontstaat doordat het wetsvoorstel Lang-Laag met een jaar wordt uitgesteld in te zetten voor het arbeidsmarktbeleid kan positief worden beoordeeld.

Vraag van het lid Van Beek (VVD): Wat zijn de gevolgen voor de Nederlandse begroting van de financiering van het EU-landbouw- beleid?

Gisteren is er een brief verzonden aan uw Kamer, ter beantwoording van de vragen van g.a. Zalm aan de Ministers van Fin en van LNV inzake de uitkomsten van de ER van Brussel (24/25 oktober 2002). In deze brief wordt onder andere uiteengezet wat de middellange termijn gevolgen zijn voor onze begroting van hetgeen in Brussel besloten is (kenmerk: BFB 2002-1018 M d.d. 29 oktober 2002).

Vraag van het lid Giskes (D66): Hoe om te gaan met mensen die langlopende verplichtingen jegens verzekeraars zijn aangegaan in het geval het spaarloon wordt afgeschaft.

Het lid Giskes doelt hiermee naar wij aannemen op langlopende verplichtingen die kunnen bestaan tussen verzekeraars en polishouders met betrekking tot lijfrentepolissen waarvoor de premies gestort worden vanuit het spaarloon. Dit zijn privaatrechtelijke contracten waar de overheid buiten staat. Overigens wordt slechts de ongetoetste lijfrentepremieaftrek beperkt, voor mensen met een pensioentekort blijft lijfrentepremieaftrek mogelijk.

Vraag van het lid Giskes (D66): Wetgeving faillissementen. D66 vindt dat moet worden gekeken naar preferente positie fiscus. Voorstel van D66 naar bewindslieden. Graag reactie.

Faillissementsrecht algemeen

Het faillissementsrecht behoort primair tot het terrein van de minister van Justitie. In december 2001 heeft een MDW-werkgroep (Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit) een omvangrijk advies aan het kabinet uitgebracht. Het kabinet heeft alle adviezen overgenomen. Dat is aan de Tweede Kamer meegedeeld bij brief van 3 december 2001 van mijn ambtgenoot van Justitie. Er komt een groot wetgevingsprogramma. Bij de uitvoering daarvan zal advies worden ingewonnen van een daartoe in te stellen adviescommissie.

Positie van de fiscus

Op één punt heeft de MDW-werkgroep geen overeenstemming kunnen bereiken: de positie van de fiscus. Het betreft hier zowel het hoge voorrecht van fiscale vorderingen als het bijzondere verhaalsrecht van de fiscus. Op advies van de werkgroep heeft het kabinet besloten een onderzoek te laten verrichten naar wat de effecten zouden zijn van afschaffing, handhaving of een alternatief. Dat betreft de vraag wat de budgettaire effecten hiervan zouden zijn, alsmede wat de invloed is op de continuïteit van ondernemingen. Het onderzoek is in volle gang. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek zal het kabinet een beslissing nemen over dit punt. Ook dat is meegedeeld aan de Kamer bij de brief van 3 december 2001. De opmerkingen van D66 lopen hierop dus vooruit.

Vraag van het lid Giskes (D66): Munten worden niet langer gedistribueerd door DNB. Gaat het hier niet om een publieke taak? Graag reactie.

DNB gaat de manier waarop ze aan de muntendistributie deelneemt per 1 januari 2003 aanpassen. In overeenstemming met afspraken op Europees niveau (met ECB) om de verschillende systemen van muntencirculatie te harmoniseren, gaat zij nu uitsluitend een depotfunctie innemen waarbij zij globale tekorten en overschotten (van totale munten in circulatie) gaat opvangen. De publieke taak van de muntvoorziening in het algemeen blijft dus gehandhaafd. Het nieuwe systeem is geheel conform de publieke taak die bij DNB is neergelegd. De muntenrecirculatie, die in het huidige systeem reeds materieel voor het grootste deel door marktpartijen wordt verzorgd, zal ook in het nieuwe systeem op deze manier verzorgd worden, echter niet langer met een formele rol van DNB. Deze aanpassing is conform de praktijk in andere eurolanden.

Vragen van het lid Van der Vlies (SGP): Zijn er al voorbereidingen getroffen voor de afschaffing van de OZB?

Welke substantiële alternatieve financieringsmogelijken zouden de gemeenten krijgen om autonoom hun beleid vorm te geven?

Hoe zit het met de mogelijkheid tot kwijtschelding van de OZB?

Kunnen de gevolgen voor burgers, bedrijven en de gemeenten in kaart worden gebracht?

De voorbereidingen voor de afschaffing van de OZB zijn in volle gang. Gemeenten zullen worden gecompenseerd via een toevoeging aan het gemeentefonds, deze is vooor de gemeenten autonoom besteedbaar. In het verdere wetstraject zal ook aandacht worden besteed aan de gevolgen voor burgers, bedrijven en de gemeenten.

Vraag van het lid Van der Vlies (SGP): Is het mogelijk om met een totaaloverzicht te komen van alle wijzigingsvoorstellen op de begrotingen voor de definitieve stemmingen.

Het is helaas onmogelijk om aan dit verzoek te voldoen aangezien de Kamer haar eigen agenda bepaalt dus ook wanneer er na afronding van een begrotingsbehandeling een stemming plaatsvindt. Ik kan u echter wel toezeggen dat ik zal pogen uw Kamer zoveel mogelijk te ondersteunen met relevante informatie hieromtrent.

Vraag van het lid Teeven (Leefbaar Nederland): Is een korting op de OZB-tarieven 2003 staand beleid van het demissionair kabinet?

Anticiperend gedrag van gemeenten, die in 2003 hun OZB-tarieven extra verhogen om daarmee een hogere compensatie uit het gemeentefonds te ontvangen, wordt niet beloond. De hoogte van de OZB-tarieven in 2002 zal bepalend zijn voor de compensatie via het gemeentefonds.

Vraag van het lid Teeven (Leefbaar Nederland): De heer Teeven vraagt in welke mate de heffing in box 3 moet worden verhoogd om de budgettaire derving gemoeid met een door hem gewenste afschaffing van het successie- en schenkingsrecht per 2003 te kunnen compenseren.

De budgettaire derving gemoeid met de afschaffing van het successie- en schenkingsrecht per 2003 bedraagt naar huidige inzichten € 1,6 miljard. Compensatie van deze derving door middel van een verzwaring van de heffing in box 3 zou naar huidige inzichten bij benadering een verhoging van het tarief in box met 15%-punten noodzakelijk maken. Daarmee zou het tarief in box 3 op 45% komen te liggen.

Noot 2 (zie blz. 793)

BIJVOEGSEL

Toelichting op de budgettaire consequenties van uitstel van de levensloopregeling

Vraag van de leden Vendrik (Groen- Links) enCrone (PvdA): Uitstel van de levensloopregeling levert in 2003 € 82 mln op. De heren Vendrik en Crone hebben gevraagd naar een onderbouwing.

Onderstaand de huidige situatie, stand Miljoenennota 2003.

Tabel 1. Huidige situatie prijzen 2002 in mln €; (+) = ruimtebelastend, (–) = ruimtebesparend

2003
Overgangsregeling Witteveen57
Overgangsregeling ouderschapsverlof20
Overgangsregeling toetrederskorting23
Verlofknip100
Totaal beschikbaar voor levensloop conform SA200

– Inperking van het Witteveenkader conform SA vereist een overgangsregeling die eerbiedigende werking biedt voor bestaande pensioenregelingen. Dit met het oog op bestaande verplichtingen in pensioenregelingen.

– Het kabinet heeft er in eerste instantie voor gekozen de levens- loopfaciliteit aan de aan de uitgavenkant vorm te geven via de verlofknip.

Wanneer besloten zou worden tot uitstel van de levensloopregeling tot 2004 heeft dat de volgende mutaties tot gevolg.

Tabel 2. Uitstel tot 2004 prijzen 2002 in mln €; (+) = ruimtebelastend, (–) = ruimtebesparend

 2003
Verlofknip gaat niet door– 100
Afdrachtvermindering ouderschapsverlof wordt niet per 1-1-2003 afgeschaft31
Overgangsregeling afdrachtvermindering ouderschapsverlof schuift 1 jaar op– 20
Wet Finlo blijft nog 1 jaar bestaan7
Resteert een saldo– 82

Bij de mutaties zijn de volgende veronderstellingen gehanteerd:

– In 2003 komt er geen nieuwe levensloopfaciliteit.

– De in het SA genoemde «subsidies verlof» blijven een jaar langer bestaan (afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof, Wet financiering loopbaanonderbreking (Finlo)). De Wet langdurend zorgverlof wordt echter niet meer voor de duur van één jaar ingevoerd. De afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof en de wet Finlo wordt niet per 1 januari 2003 afgeschaft.

– N.B.: in de bovenstaande tabel is geabstraheerd van de inperking van het Witteveenkader. Het wel of niet inperken van Witteveen heeft per saldo geen budgettaire gevolgen omdat de overgangsregeling in 2003 hetzelfde kost als de inperking oplevert.

Aansluiting met Miljoenennota

Tabel 3.3.2 van bijlage 3 geeft een overzicht van het Strategisch Akkoord en de aanvullende besluitvorming. Onder het kopje Strategisch Akkoord is te zien dat in het SA een fiscale regeling voor de levensloop voorzien was van 206 mln (lopende prijzen). Uit de tabel blijkt voorts onder het kopje «aanvullende besluitvorming» dat besloten is de levensloopfaciliteit niet fiscaal vorm te geven (zie de tegenboeking van 206 mln).

Van de 200 mln (= 206 mln in lopende prijzen) die beschikbaar is voor de levensloop is 100 mln aangewend voor de levensloopregeling aan de uitgavenkant. Deze 100 mln is dan ook niet terug te vinden in de lastentabel 3.2.2. De overige 100 mln is besteed aan overgangsregelingen (zie bovenstaande tabel 1). Dit blijkt uit de 77 mln Witteveen/ouderschapsverlof. De 23 mln overgangsregeling toetrederskorting is in tabel 3.3.2 in de Miljoenennota gesaldeerd in de post Afschaffen en overgangsregeling toetrederskorting.

Noot 3 (zie blz. 796)

In miljoenen euro's20032004200520062007200820092010Cumulatief
Start in 2003 Hanzelijn5505265150150150150
MIT 2003 pp 2002    55505265
Restant5505265951009885
A2 Tunnel Maastricht    52575100
Reductie taakstelling OV252525250000
Totale financieringbehoefte30757790100125173185855
          
Financiering         
Volumetaakstelling RWS2233434343434343
Financiering woningbouw00303030303030 
ICES-KIS middelen3535353555555555
5768108108128128128128853
          
Kasverschuivingen27– 73118283– 45– 57– 2
Naar boven