Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen donderdag 10 oktober bij het begin van de vergadering het wetsvoorstel Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met het opheffen van de afzonderlijke kas van het Algemeen Ziekenfonds voor Zeelieden (opheffing kas zeelieden) (28478).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de VVD-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Justitie het lid Monique de Vries tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid De Grave.

De commissies hebben de afgelopen dagen hun voorzitters en hun ondervoorzitters gekozen. De bijzonderheden daarvan zullen in de Handelingen worden opgenomen.

Ik neem aan, dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik stel voor, de stukken 28265, 28281 en 28469 voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, te besluiten dat de motie-Marijnissen over inzage in de correspondentie tussen de ministeries van VWS en EZ over tabaksreclame (27437, nr. 1) opnieuw wordt aangehouden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, genoemde termijn van 60 dagen voor de hiervoor genoemde motie opnieuw is gaan lopen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rehwinkel.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Voorzitter. Zoals bekend, heeft het kabinet het voornemen om de Tijdelijke referendumwet in te trekken. Nu is er discussie ontstaan over de vraag of je een referendum zou moeten houden over het intrekken van die referendumwet. In die referendumwet staat limitatief opgesomd wanneer je wel en wanneer je niet een referendum kunt houden. Tot onze grote verbazing gaat het kabinet nu opeens de intrekking van die Tijdelijke referendumwet niet referendabel verklaren. Dat lijkt ons gelegenheidswetgeving van de bovenste plank. Daarom wil ik mede namens de fracties van GroenLinks, de SP, D66 en Leefbaar Nederland toestemming vragen voor het houden van een interpellatie.

De heer De Graaf (D66):

Namens mijn fractie steun ik het verzoek van de heer Rehwinkel. Wat ons betreft hoeft de interpellatie niet vandaag nog gehouden te worden. De actualiteit is er weliswaar mee gediend dat wij vrij snel duidelijkheid krijgen, maar het mag ook begin volgende week.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Daar kan ik mij bij aansluiten.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik wijs erop dat een interpellatie gaat over spoedeisende zaken. Het zou dan ook mijn wens zijn om die interpellatie vandaag te houden. Ik begrijp echter dat er praktische bezwaren zijn tegen het ideaal dat ons voor ogen staat.

De voorzitter:

Ik stel inderdaad voor om, mede gezien de opmerking van de heer De Graaf, in te stemmen met het verzoek van de heer Rehwinkel en om de interpellatie aan de agenda van volgende week dinsdag toe te voegen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Als een nieuwe fractie haar intrede doet in het parlement is het te verwachten en ook te begrijpen dat zij geconfronteerd wordt met een aantal aanloopproblemen. Als die nieuwe fractie dan ook nog eens zeer omvangrijk is en direct geconfronteerd wordt met regeringsverantwoordelijkheid is het begrip daarvoor alleen maar groter. Terughoudendheid is dan gepast. Bij de crisis die we de afgelopen dagen in de fractie van de LPF, vervolgens in de partij en naar verluidt mogelijk ook in het kabinet hebben zien plaatsvinden, is er geen sprake meer van een aanloopprobleem naar het oordeel van mijn fractie. Het wordt dan een politieke kwestie. Als wij de recente uitlatingen van de minister-president op ons laten inwerken dat hij ook gesprekken heeft gehad met leden van zijn kabinet over deze kwestie, dan ís er sprake van een politieke kwestie.

Voorzitter. Dat de tweede partij van het land zo omgaat met het vertrouwen van 1,6 miljoen kiezers, vinden wij diep triest. Nauwelijks aanwezig en volop aanwezig in het conflict. In die zin hebben wij begrip voor de opmerkingen die u gisteren als voorzitter namens de Kamer heeft gemaakt.

Voorzitter. Dat brengt mij tot het verzoek. De minister-president heeft na 15 mei en vanaf het moment dat hij de facto minister-president was, de noodzaak van rust en stabiliteit in het kader van het bestuur van het land benadrukt. Nu is er vooral onrust en instabiliteit. Dat brengt mij ertoe via u de minister-president te vragen om een brief waarin hij een beoordeling van de ontwikkelingen geeft, zoals deze zich de afgelopen dagen hebben afgespeeld. Valt dit nog binnen de definitie van rust en stabiliteit, waarover hij zo vaak met passie heeft gesproken? Deelt hij de opvatting van minister Bomhoff dat de Majesteit hem heeft benoemd tot vice-premier en dat hij dat vier jaar wenst te blijven?

Voorzitter. Zou de minister-president, die zijn passie met betrekking tot normen en waarden niet onder stoelen of banken heeft gestoken, een relatie willen leggen tussen zijn opvattingen op het terrein van normen en de wijze waarop politici daarmee moeten omgaan? Ik hoop die brief na de ministerraad van aanstaande vrijdag, waarin ongetwijfeld over deze kwestie gesproken zal worden, te mogen ontvangen. Wij behouden ons uiteraard het recht voor om, als de commotie de komende dagen onverhoopt – dat meen ik uit de grond van mijn hart – zou doorgaan, daar volgende week in de Kamer over te spreken met de collega's en met de regering.

De voorzitter:

Ik merk wellicht ten overvloede op dat wij nu de regeling van werkzaamheden hebben en dat wij nu niet welk debat dan ook gaan houden.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van de heer Rosenmöller. Ik doe dat niet alleen omdat het mogelijk een politieke kwestie zou zijn in het kabinet, want dat is een belangrijke overweging van de heer Rosenmöller, maar ook om de visie van de minister-president te horen op de schade die wordt aangebracht aan het aanzien van de politiek in het algemeen en ook aan de Kamer door de gebeurtenissen van de afgelopen weken. Ik zou het buitengewoon belangrijk vinden dat dit in de brief wordt meegenomen. Het lijkt me bijna vanzelfsprekend dat er naar aanleiding van die brief een debat wordt gevoerd.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Ik begrijp het verzoek van de heer Rosenmöller niet. Er is over eventuele schade aan het aanzien van de Kamer een uitspraak gedaan door de voorzitter. Hij heeft namens de Kamer onder andere uitlatingen gedaan over het optreden van kamerleden in dit gebouw. Ik heb me daar als fractievoorzitter van het CDA achter geschaard. Ik vind dat de voorzitter op dat punt namens de Kamer is opgetreden. Als er ontwikkelingen zijn in het kabinet of ten aanzien van de coalitie die aanleiding geven om de Kamer daarover te informeren, dan acht ik het kabinet mans genoeg om dat te doen. Op het moment dat er aanleiding zou zijn om te twijfelen aan de steun van fracties ten opzichte van het kabinet, is het aan die fracties om daarover een debat te voeren. Ik vind het onbegrijpelijk dat de heer Rosenmöller dit verzoek doet aan het kabinet, aangezien ik ervan uitga dat het kabinet eensgezind is zolang wij daarover geen berichten van het kabinet krijgen.

De heer Palm (LPF):

Voorzitter. De heer Verhagen was mij net iets voor. Ik begrijp de onrust van de heer Rosenmöller niet helemaal. Ik kan me voorstellen dat hij min of meer reageert op berichten die naar buiten komen, maar het lijkt me rijkelijk voorbarig. Ik zou de heer Rosenmöller willen adviseren om enige ontwikkelingen even af te wachten.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb meer begrip voor het verzoek van de heer Rosenmöller. Ik ondersteun het. Ik wil er nog een punt aan toevoegen. Als wij een brief van de minister-president zouden ontvangen, stel ik het op prijs als daarin ook wordt aangegeven wat in de opvatting van de minister-president de effecten zijn van de ontwikkelingen van de afgelopen weken op het in het Strategisch akkoord en in de Kamer meermalen aangekondigde dualisme. Dat is een punt van zorg wat onze fractie betreft. Ik wil graag weten welke effecten de ontwikkelingen en de verstrengeling van problematiek tussen fracties in dit huis en kabinet hebben op het dualisme.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. Ik begrijp het verzoek van de heer Rosenmöller heel goed. Nu er gezegd wordt wat er gezegd wordt, begrijp ik de opstelling van de heer Verhagen helemaal niet. In het Strategisch akkoord wordt inderdaad over dualisme gesproken. Als je nu al een ring wilt leggen om wat de minister-president wel en niet aan de Kamer mee zal delen, vergaderen wij wel heel raar met elkaar. Ik benadruk extra dat ik het verzoek van de heer Rosenmöller heel goed begrijp en dat ik het graag ondersteun.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook de SGP-fractie steunt het verzoek, maar met de toespitsing dat het ons gaat om de gevolgen van de perikelen voor het kabinet en het door hem voorgestane beleid. Het gaat vanzelfsprekend niet om een beoordeling van de interne aangelegenheden van een of meer fracties.

De heer De Grave (VVD):

Voorzitter. Het komt mij toch voor dat dit verzoek wat prematuur is. Het is geen zaak om nu via een brief dit punt ook bij het kabinet neer te leggen. Ik heb de neiging om te adviseren, dit verzoek niet te honoreren.

De voorzitter:

Mijnheer Rosenmöller, ik denk dat u wilt reageren op wat er is gezegd.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Uw veronderstelling is juist; ik wil wel reageren. Ik dank de collega's Van der Staaij, Rouvoet, De Graaf en Van Nieuwenhoven voor hun steun aan het verzoek. Ik ben het ook met hen eens. De heer Van der Staaij heeft gesproken over een toespitsing. Anderen hebben het weer over enigszins uitbreiden van het verzoek, maar dat komt wel voor elkaar. Zowel mevrouw Van Nieuwenhoven als de heer Rouvoet heeft het aspect dualisme genoemd. Dat is een belangrijk aspect. Ik ben het ook wel eens met wat collega De Graaf daarover heeft gezegd. Hoewel iedereen natuurlijk wel ziet dat het een crisis is in één partij die lijkt over te slaan naar het kabinet, en daarmee dus politieke proporties heeft gekregen, ben ik er stellig van overtuigd dat de wijze waarop de afgelopen dagen in een fractie en tussen fractie en partij met elkaar wordt omgegaan, uiteindelijk de gehele politiek naar beneden trekt. Ik word niet aangesproken op de ellende, maar ik word wel aangesproken als politicus. Af en toe heb je een gevoel van plaatsvervangende schaamte, dat je dit vak uitoefent. Dat is in essentie een van de achtergronden van het verzoek, hetgeen naadloos aansluit bij wat collega Thom de Graaf heeft gezegd.

Ik begrijp dat wat de heer Verhagen, de heer Palm en de heer De Grave hebben gezegd totaal, maar dan ook totaal niet. De heer Verhagen zegt dat, zolang het kabinet geen andere mededelingen laat horen, het eensgezind is, ofwel: geen bericht, goed bericht. Maar dat hebben wij van hem de afgelopen acht jaar toch nog nooit gehoord, en de tachtig jaar daaraan voorafgaand weer wel en dat is hem nu juist zo slecht bevallen.

De voorzitter:

Wilt u tijdens de regeling niet te ver in de geschiedenis gaan?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat zal ik niet doen. Het was ook slechts één zin, maar blijkbaar wel treffend voor de heer Verhagen, want ik zie aan zijn reactie dat hij er iets in herkent.

Ik vind het werkelijk onbegrijpelijk dat gesteld wordt dat wij "nu al" om een brief vragen van de regering, terwijl de minister-president zegt dat hij inderdaad met die ministers heeft gesproken. Ik zou wel eens willen weten wat voor effect dat heeft en wanneer wij dat mogelijkerwijs kunnen zien. Heeft hij mogelijkerwijs angst dat die ellende, want dat is het, op zichzelf als minister-president en als leider van de ploeg terug kan slaan? Ik voel mij geenszins aangesproken door in dit geval de eenheid van woordvoerders van coalitiepartijen. Dat kan ook bijna geen toeval zijn. Maar desalniettemin ben ik het er ook inhoudelijk hartgrondig mee oneens. Het lijkt mij ook haaks te staan op wat de afgelopen maanden "nieuwe politiek" heet.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Ik sluit mij aan bij wat door de heer Rosenmöller is opgemerkt. Ik heb deze week in het kader van dualisering een vraag gesteld over een minister die wordt teruggeroepen om partijpolitiek orde op zaken te stellen. Misschien kan deze vraag aan het verzoek worden toegevoegd?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder aan de minister president. Daarmee wordt dus aan het verzoek van de heer Rosenmöller voldaan. Ik heb de reactie op het verzoek van de heer Jense nog niet gezien. Als die reactie er inderdaad nog niet is, kan dat eerder gedane verzoek worden gekoppeld aan het verzoek van vandaag. Kunt u daarmee akkoord gaan?

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ik daar niet mee akkoord kan gaan. Ik vind dit het creëren van een probleem waar geen probleem is. Op het moment dat er een probleem is in het kabinet, horen wij dat van het kabinet. De suggestie die van het verzoek van de heer Rosenmöller uitgaat, wordt dus niet gedeeld door nota bene de drie fracties die de regering als zodanig steunen. Ik heb geen behoefte aan die brief en aan een debat over mogelijke speculaties. Ik heb er behoefte aan dat er intern conclusies worden getrokken in partijen, in fracties, over zaken die henzelf aangaan. Ik begrijp dat de heer Rosenmöller nieuwsgierig is. Laat hij zich gewoon buigen over de gang van zaken in GroenLinks, ik doe dat ten opzichte van het CDA en ik ga ervan uit dat de heer Wijnschenk dat doet ten opzichte van de LPF.

De voorzitter:

Ik stel voor om met mij te constateren dat alle opvattingen waarschijnlijk gewisseld zijn. Ik vraag aan de heer Verhagen, omdat hij na mijn voorstel heeft gesproken, of hij wil dat mijn voorstel in stemming wordt gebracht.

De heer Verhagen (CDA):

Ja.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Mag ik daar nog iets over zeggen?

De voorzitter:

U mag als aanvrager nog iets zeggen en vervolgens gaan wij stemmen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Hier raken wij wel een buitengewoon essentieel punt. Het gaat hier immers om informatie over een politiek probleem dat zich voordoet en waarvan ik de indruk heb, uit alles wat ik de afgelopen dagen gelezen en gehoord heb, dat het over lijkt te slaan naar het kabinet. Staatssecretaris Van Leeuwen heeft zijn geestverwante fractievoorzitter uitgemaakt voor gek. Vice-premier Bomhoff meent te moeten zeggen, bij Twee Vandaag...

De voorzitter:

Nee, nee.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Maar ik moet dat zeggen.

De voorzitter:

Nee, u moet niets zeggen. U loopt nu echt vooruit op een mogelijk debat.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het is straks wel makkelijk om met 90 handen omhoog hier de meerderheid te vormen en informatievergaring door de Kamer te blokkeren. En dát neem ik de CDA-fractie kwalijk. Er wordt geen besluit genomen over een debat, er wordt een besluit genomen over informatievergaring van de regering door de Kamer. En wie dat blokkeert, die zou nog eens bij zichzelf te rade moeten gaan met betrekking tot dualisme!

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. De heer Verhagen heeft inmiddels zijn keuze gemaakt. Ik wil met name de fracties van de LPF en de VVD, die wij nog niet hebben gehoord, nadrukkelijk vragen om niet alleen rekening te houden met de oppositie maar ook met een open houding van de hele Kamer ten opzichte van het kabinet. Ik verzoek hun om als door een grote minderheid van de Kamer een brief wordt gevraagd, dat niet te blokkeren omdat er coalitiebelangen in het spel zouden zijn. Dat is nu net de politiek die wij verlaten zouden hebben.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil hier graag iets over zeggen. Het is volgens mij zonder precedent dat een gevraagde brief bij stemming voorkomen zou worden. Wij kennen wel de stelregel in dit huis dat zeer terughoudend wordt opgetreden als het gaat om de blokkering van een verzoek tot het houden van een interpellatiedebat. Wij kennen de stelregel: je hoeft niet mee te doen aan het debat als je dat niet wilt. Ik zou bijna zeggen, die parallel doortrekkend: je hoeft de brief niet te lezen als je al weet wat erin staat of als je er niet in geïnteresseerd bent. Ik doe een klemmend beroep op de andere fracties om het vragen van informatie via een brief niet te blokkeren. Laten zij dan, als er een debat komt, aangeven dat zij er geen behoefte aan hebben. Dat horen wij dan wel. Maar het weerhouden van een collega-fractie van het vragen van informatie waartoe zij nota bene op grond van de Grondwet het recht heeft, dat zou wel heel ver gaan in dit huis!

De heer De Grave (VVD):

Voorzitter. Zeker nu de heer Rosenmöller het met zijn woorden zo scherp stelt, is het goed om even gelegenheid te hebben om daar dieper over na te denken en misschien ook breder over door te praten. Dat hoort immers niet alleen maar even in een debat over de orde plaats te vinden. Mijn voorstel zou zijn dat u de vergadering schorst, zodat wij de gelegenheid krijgen om daar nader over te praten. Ik heb er behoefte aan om daar met mijn fractie over te spreken. Er worden zware woorden geuit die het debat in het kader van de orde overstijgen. Ik stel voor, dat wij de vergadering schorsen, althans dat wij niet stemmen voordat er gelegenheid is geweest om daar nader over te spreken.

De voorzitter:

Alvorens een nader voorstel te doen naar aanleiding van hetgeen de heer De Grave vraagt, geef ik het woord aan mevrouw Van Nieuwenhoven. Ik vraag de heer Van Heemst om er niet altijd doorheen te praten, zeker niet als zijn eigen fractievoorzitter het woord gaat nemen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Daarom durft hij het te doen. Zo werkt het met de heer Van Heemst. Daar kan ik uitgebreid over vertellen. Goed, dat ontspant iedereen weer even.

Voorzitter. Ik vind dat de heer Rosenmöller niet zulke zware woorden gebruikt. Hij vraagt om een brief en daar heeft een aantal fracties in de Kamer zich bij aangesloten. Hij vraagt om informatie en dat is omdat wij als Kamer de regering controleren. Ik neem nog steeds aan dat het hem daarom te doen is. Daarom steun ik ook het voorstel van de heer Rosenmöller. Wij moeten in gesprek kunnen komen met de regering over informatie die de regering verschaft. Als men daar fractieberaad over nodig heeft, vind ik dat prima. Als dat nodig is, moet u er ook maar van uitgaan dat er hoofdelijk gestemd zal moeten worden.

De heer Palm (LPF):

De heer Rosenmöller is bezig om een vuurtje op te stoken en dat bevalt ons niet zo. Ik steun hetgeen de heer De Grave naar voren heeft gebracht. Ik voel er heel weinig voor om het kabinet om een brief te vragen. Hij heeft iets naar voren gebracht wat wij eventueel hier in de Kamer kunnen bespreken, hoewel dat niet mijn voorkeur heeft.

De heer Verhagen (CDA):

Ik reageer nog even op hetgeen gezegd is in reactie op mijn stellingname. Ik blokkeer geen debatten. De heer Rosenmöller heeft blijkbaar behoefte aan een debat over de houding en de opstelling van fracties en daar heb ik geen probleem mee. Hij suggereert alleen dat er een probleem is in het kabinet. Daar wil hij een brief over hebben. Mijn stelling is dat het kabinet eensgezind is. Als dat niet zo is, zal de minister-president ons daar ongetwijfeld van op de hoogte stellen. Met het oog daarop heb ik geen behoefte aan informatie van het kabinet. Als de heer Rosenmöller een debat in de Kamer wil hebben over de gebeurtenissen in de afgelopen tijd in een bepaalde fractie, laten wij dat debat dan voeren op de wijze die de LPF zelf voorstelt. Maar laten wij die partij eerst de gelegenheid geven om de interne discussie af te ronden. Ik vind een debat dus prima, maar het verzoek aan het kabinet om te komen met een reactie op een interne zaak van het parlement vind ik niet juist.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

De suggestie van het opstoken van een vuurtje werp ik verre van mij. Ik heb zeer geserreerd, precies en zorgvuldig formulerend een verzoek gedaan. Het is een verzoek om informatie. Ik heb inderdaad gezegd dat mijn indruk is dat er sprake is van een probleem in het kabinet. Daar wil ik door het kabinet over geïnformeerd worden. Terecht sloeg ik aan toen de fractievoorzitter van de grootste regeringspartij zei dat hij dat niet wilde en dat hij er een stemming over wilde in de Kamer. Daarmee beoogt hij natuurlijk dat de regering geen informatie aan de Kamer stuurt, terwijl wij allemaal weten dat de minister-president morgenavond de pers wel informeert en niet de Kamer. Zo gaat het altijd en dat betreur ik. Het gaat dus niet om een debat, maar om informatie. De nadere afweging of er een debat moet komen, zal ongetwijfeld volgende week plaatsvinden. Ik heb begrepen dat er een fractie is die wil schorsen om zich te beraden over dit eenvoudige bezoek. Dat recht wil ik die fractie absoluut niet ontnemen. Het maakt het verzoek alleen maar zwaarder en daar spreek ik mijn dank voor uit.

De voorzitter:

Ik handhaaf mijn voorstel om te voldoen aan het verzoek van de heer Rosenmöller om dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet. Tevens heb ik nota genomen van het verzoek van de heer De Grave en stel derhalve voor, de regeling van werkzaamheden straks te schorsen en later vanmiddag voort te zetten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Afgelopen dinsdag, tijdens het mondelinge vragenuurtje, heb ik vice-premier minister Remkes vragen gesteld over de quota die aan de politie in Haarlem en Rotterdam worden opgelegd. Hij zegde toen een brief aan de Kamer toe. Deze brief is vanmiddag uitgereikt. Hij laat veel vragen onbeantwoord en de vragen die worden beantwoord, zijn op sommige onderdelen voor D66 wat onbevredigend beantwoord. Daarom verzoek ik u, mede namens de heer Van Heemst van de PvdA, om voor volgende week een spoeddebat in te roosteren naar aanleiding van deze brief over de politiequota.

De heer Rietkerk (CDA):

Dinsdag stelde ik de aanvullende vraag of die afspraken in de afgelopen twee jaar zijn gemaakt. Dat miste ik in de brief. Als de Kamer die informatie kan krijgen vóór het debat, dan heb ik verder geen opmerkingen.

De heer Dittrich (D66):

Ik ben het eens met de heer Rietkerk dat ook die vraag niet in de brief is beantwoord.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet. Ervan uitgaande dat de Kamer de door de heer Rietkerk gevraagde informatie op tijd zal ontvangen, stel ik voor om het debat te houden op een nader te bepalen moment in de volgende week, met spreektijden van drie minuten per fractie.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zou graag het verslag van het algemeen overleg Kleine ziekenhuizen op de plenaire agenda zetten voor volgende week.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en te bezien of dit aan de plenaire agenda kan worden toegevoegd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Wij zetten de regeling van werkzaamheden straks voort.

Naar boven