Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Gisteren heeft mevrouw Halsema bij de regeling van werkzaamheden het verzoek gedaan om inlichtingen te ontvangen van de informateurs. Na afloop van de regeling heb ik mij gerealiseerd dat ik uit een oude tekst van het Reglement van orde heb geciteerd. Zoals u allen bekend, luidt artikel 139a als volgt: "De Kamer kan na afronding van een opdracht tot kabinets(in)formatie besluiten om een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs uit te nodigen om over het verloop van die kabinets(in)formatie inlichtingen te verschaffen." Dat is dus de tekst die ik had moeten citeren. Ik heb de informateurs in mijn brief van gisteren gevraagd om het verzoek in de zin van de tekst van het Reglement van orde zoals die thans luidt, te beschouwen. "Vergissen is menselijk", zullen we maar zeggen.

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 25, 26 en 27 maart de wetsvoorstellen:

  • - Wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met afschaffing van de bestedingsverplichting ten aanzien van de formatie ten behoeve van het onderwijs aan leerlingen van 4 tot en met 7 jaar (28729);

  • - Regeling van cassatie in Antilliaanse en Arubaanse uitleveringszaken (27797, R1686);

  • - Wijziging van de rijkswet van 20 december 1989, houdende regeling van pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba (Stb. 1990, 15) (28121, R1707);

  • - Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 12) (Uitvoeringswet EG-executieverordening) (28263);

  • - Goedkeuring van de op 29 mei 2000 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie (28350);

  • - Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Wet politieregisters en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht met het oog op de uitvoering van de op 29 mei 2000 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie (28351);

  • - Goedkeuring van het op 16 oktober 2001 te Luxemburg tot stand gekomen protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (28352).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda voor 1, 2 en 3 april de wetsvoorstellen:

  • - Wijziging van de Mediawet met het oog op noodzakelijke verbeteringen van de wet en de uitvoering daarvan (28476);

  • - Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met wijziging van aan buitenslands gediplomeerden te stellen eisen (buitenslands gediplomeerden) (28456);

  • - Wijziging van de Zeevaartbemanningswet (Versoepeling nationaliteitseis kapitein op Nederlandse zeeschepen) (28415);

  • - Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en andere wetten in verband met de aanpassing van de bevoegdheden tot het vorderen van gegevens terzake van telecommunicatie (vorderen gegevens telecommunicatie) (28059);

  • - Wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (aanpassing ontnemingswetgeving) (28079);

  • - Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) (28217);

  • - Goedkeuring van de op 25 juni 2001 te Luxemburg totstandgekomen Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, met protocollen en bijlagen (Trb. 2001, 118) (27918).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 8, 9 en 10 april de wetsvoorstellen:

  • - Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (28277);

  • - Wijziging van de Wet luchtvaart betreffende het veroorzaken van hinder en de compensatie van tekorten voor de LVNL (28068).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 15, 16 en 17 april:

  • - Voorstel van wet van het lid Vendrik tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met het verschaffen van openbaarheid over de hoogte van inkomens van topkader, bestuurders en toezichthouders van ondernemingen (Wet openbaarheid topinkomens) (28163).

Het Presidium heeft de recessen voor de komende periode als volgt vastgesteld:

  • - herfstreces 2003: vrijdag 10 oktober t/m maandag 20 oktober;

  • - kerstreces 2003/2004: vrijdag 19 december 2003 t/m maandag 19 januari 2004;

  • - krokusreces 2004: vrijdag 20 februari t/m maandag 8 maart;

  • - meireces 2004: vrijdag 30 april t/m maandag 17 mei;

  • - zomerreces 2004: vrijdag 2 juli t/m maandag 30 augustus.

Tevens zal in 2004 hoogstwaarschijnlijk niet vergaderd worden op dinsdag 13 april (dag na Pasen), dinsdag 1 juni (dag na Pinksteren) en donderdag 10 juni (verkiezingen Europees Parlement).

Ik stel voor, de volgorde van de ondervoorzitters van de Kamer, de Presidiumleden, als volgt vast te stellen: Verburg, 1e ondervoorzitter, Dijksma, 2e ondervoorzitter, en de volgorde van de overige ondervoorzitters De Wit, Eerdmans, Van Gent, Van der Ham, Slob, Rietkerk, Hamer en Rijpstra.

Aangezien voor de stukken gedrukt onder de nummers 24493 (R1557)-14, 28765, 28766, 28771, 28783 (R1731), 28784 (R1732), 28787 (R1733), 28788 en 28796 (R1734) de termijnen zijn verstreken, stel ik voor dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd. Ik stel voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Aangezien voor de stukken 23490, nr. 261, 28732, 28757, 28758, 28772, 28773 en 28766 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, de stukken 17050, nr. 243, 28600-II, nr. 4, 28600-VII, nrs. 44, 45 en 46, 28600-XV, nrs. 82, 83, 84 en 89, 28600-XVI, nrs. 105 en 106, 28645, 28655 en 28724, nr. 5, voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Buijs.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Ik wil allereerst aan de orde stellen dat wij over de financiëlebouwstenennotitie van het ministerie van VWS, een ambtelijk stuk ten behoeve van de informateurs, graag het standpunt van de regering willen weten, alvorens hierover op 15 april een algemeen overleg te houden. Dit verzoek is mede namens de PvdA.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder de bewindspersonen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De heer Buijs (CDA):

Er is zojuist een procedurevergadering geweest met de woordvoerders die zich belast hebben met het eindrapport van de enquêtecommissie. Besloten is dat wij een debat met de regering willen hebben in de week van 31 maart, dat is week 14. Wij zagen daarbij graag aanwezig: de bewindslieden van EZ, VROM, Justitie en Verkeer en Waterstaat.

De voorzitter:

Als voorzitter van de commissie heeft u indirect laten weten dat de commissie het debat met de regering over het rapport van de enquêtecommissie niet volgende week wil houden, maar in de week na volgende week. Mijn voorstel is om aan dit verzoek te voldoen. Ik zeg dit een beetje aarzelend, daar dit betekent dat de week na volgende week buitengewoon vol wordt, omdat wij de afspraak hebben en houden dat dan ook het debat plaatsvindt met de commissie over het enquêterapport Srebrenica. Met wat passen en meten moet dat lukken. Dat de agenda voor volgende week er dan nogal leeg uitziet, compenseert misschien dat wij de week daarna wellicht wat later in de avond moeten vergaderen, maar niet later dan half twaalf of twaalf uur. Het verzoek van de commissie over de aanwezigheid van bewindslieden zal kenbaar worden gemaakt aan het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. Sinds gisteren wordt door de Arabisch-Europese Liga (AEL) een folder over internet verspreid, met de kop: vrede in het Oosten is vrede in het Westen. In de folder worden AEL-leden en -sympathisanten opgeroepen tot deelname aan de landelijke demonstratie, aanstaande zaterdag op de Dam. De folder vervolgt dat het daarbij niet zal blijven en roept op tot het tonen van afschuw bij het Amerikaanse consulaat en de Amerikaanse ambassade, om zeven uur, op de dag dat de oorlog begint.

Vandaag is de oorlog tegen Irak begonnen. De LPF vreest dat de leus "vrede in het Oosten is vrede in het Westen" gaat uitlopen op: herrie daar is herrie hier. De LPF vreest voor ernstige verstoringen van de openbare orde in Nederland tijdens deze demonstraties.

Ik vraag daarom voor vanmiddag zes uur een brief van de regering, waarin zij ingaat op mijn vrees. Is de regering voorbereid op verstoringen van de openbare orde die kunnen voortvloeien uit deze oproep van de AEL, en heeft zij maatregelen getroffen om deze mogelijke verstoringen tegen te gaan? Ik voeg eraan toe dat wij menen dat de oproep van de AEL escalatie in de hand kan werken in plaats van verzoening te veroorzaken.

De voorzitter:

Wij zijn bezig met de regeling, waarin u een verzoek aan de regering doet, en niet met opvattingen over wat dan ook.

Mevrouw Giskes (D66):

Oproepen tot waakzaamheid kan ik mij altijd heel goed voorstellen. Ik heb alleen langzamerhand het gevoel dat wij door zoveel te praten over wat zich zou kunnen voordoen, het bijna over onszelf afroepen. Daar maak ik toch wel ernstig bezwaar tegen. Als het kabinet er een brief over schrijft, is dat weer aanleiding tot discussie. Als er maar één fout woord in staat, is dat alleen maar nog meer olie op een vuur. Dat zou ik niet willen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Zonder nu een oordeel te hebben over wat in dezen wijsheid is – dat behoren wij wel te hebben, maar dat ben ik nog aan het bedenken voor mijzelf – wil ik hierbij op z'n minst in herinnering houden de publieke mededeling van de minister-president dat de regering al het mogelijke heeft gedaan om binnen onze landsgrenzen alles rustig te houden, om het zo maar samen te vatten. Wij mogen hopen dat dit lukt. Daar zou dit toch bij passen? Dat er een demonstratie voorzien is, is uiteraard ook de regering bekend.

De heer Rijpstra (VVD):

Ik weet dat het eigenlijk niet is toegestaan, maar ik sluit mij hiermee aan bij de wijze woorden van de heer Van der Vlies.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De openbare orde in Amsterdam valt onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester en de politie van Amsterdam en niet die van minister-president Balkenende. Het verzoek lijkt mij dus buiten de orde.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van der Vlies en bij de zeer terechte opmerking van mevrouw Giskes. Er is geen enkel bezwaar tegen om nogmaals een standpunt van het kabinet te vragen. De minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken hebben echter al adequaat gereageerd. Het is geen probleem als het kabinet dit vanmiddag nog een keer wil opschrijven, maar ik heb niet de indruk dat een aansporing van ons nodig is. Het kabinet is al op een goede manier bezig met dit onderwerp.

De heer Atsma (CDA):

De CDA-fractie sluit zich aan bij de woorden van de heer Van der Vlies, met de kanttekeningen die daarbij zijn gemaakt door onder anderen mevrouw Van Nieuwenhoven.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik doe hetzelfde namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Eerdmans (LPF):

De aansporing is nodig omdat de AEL gisteren iets bekend heeft gemaakt wat wij nog niet wisten, namelijk dat zij zich aansluit bij de demonstratie. Wij denken dat dit tot escalatie kan leiden. Het gaat overigens niet alleen om de openbare orde in Amsterdam. Er is ook een demonstratie bij de Amerikaanse ambassade in Den Haag aangekondigd op de dag dat de oorlog begint, dus vandaag. Ik handhaaf mijn verzoek.

De voorzitter:

Ik denk dat hetgeen u weet uit publieke uitingen, bekend is bij het kabinet. Wij mogen ervan uitgaan dat het kabinet ook op de hoogte is van andere zaken op dit terrein. Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op deze manier kan de minister kennis nemen van uw verzoek en van de opmerkingen van de verschillende woordvoerders. Hij zal ongetwijfeld rekening houden met de opmerkingen van de overgrote meerderheid van de Kamerfracties.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven