Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Aanpassing van de Tabakswet aan richtlijn nr. 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PbEG L 194) (28401).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over een wijziging van de Tabakswet in verband met de implementatie van een Europese richtlijn over de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten. Dit is nodig, want roken is ongezond, zoals wij allen weten. Een tabaksontmoedigingsbeleid is dus gewenst, daar wil ook mijn fractie geen misverstand over laten bestaan. Behalve met het volksgezondheidsaspect wordt de richtlijn gemotiveerd met de stelling dat er op dit terrein te grote verschillen bestaan tussen de Europese lidstaten en dat de werking van de interne markt hierdoor wordt belemmerd. Dus naast het volksgezondheidsaspect wordt zowel de richtlijn als het wetsvoorstel gedragen door een harmoniseringsaspect.

Met dit implementatievoorstel van de regering wordt tabaksfabrikanten verplicht, over hun producten gerichte informatie aan de minister te verstrekken en medewerking te verlenen aan metingen en onderzoeken. Ook mogen op verpakkingen geen teksten, namen, handelsmerken en figuratieve of andere tekens staan die de suggestie wekken dat een tabaksproduct minder schadelijk zou zijn dan een ander tabaksproduct. Dit lijkt mij terecht, want aanduidingen als "mild", "light" of "medium" kunnen de indruk wekken dat het om minder schadelijke tabaksproducten zou gaan, terwijl dit inderdaad niet het geval is. Het is dan ook logisch dat dit in de richtlijn wordt verboden.

Maar op een enkel punt gaat de regering wat ons betreft wat verder dan noodzakelijk is en verder dan hetgeen waartoe de richtlijn haar verplicht. Daardoor wordt de interne markt veeleer belemmerd dan dat er sprake zou zijn van het wegnemen van belemmeringen, terwijl dit laatste toch wordt beoogd. Ik doel nu op het verbod op kleurverschillen in verpakkingen van hetzelfde merk tabaksproducten, dat overigens nog door de vorige minister van Volksgezondheid, mevrouw Borst, is verzonnen. Het is dus niet afkomstig van deze minister, die volgens mij ook veel meer kleur heeft.

Mevrouw Arib (PvdA):

U zegt dat u geen moeite heeft met een verbod op het gebruik van teksten als "light" en "medium", maar wel met een verbod op kleurverschillen. Waarom denkt u dat de tabaksindustrie zo veel waarde hecht aan kleur? Wat zit daar volgens u achter?

De heer Wilders (VVD):

Dat zult u aan de tabaksindustrie moeten vragen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Nee, u pleit ervoor de mogelijkheid voor kleurverschillen open te houden.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Ik ben net met mijn inleiding begonnen en zal zo op de motivering komen waarom ik daar vóór ben.

De voorzitter:

Goed, dan moeten de interrupties maar even wachten tot de heer Wilders met zijn motivering is gekomen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Als u het mij toestaat, wil ik een vraag stellen over de grondslag. Klopt het dat de heer Wilders er begrip voor heeft dat in dit wetsvoorstel wordt geregeld dat alles wat de indruk wekt dat het product minder schadelijk is, niet meer mag?

De heer Wilders (VVD):

Ik heb gezegd dat ik het ermee eens ben dat het gebruik van woorden als "light" en "medium" wordt verboden omdat daarmee ten onrechte de indruk wordt gewekt dat de bewuste producten minder schadelijk zijn. Dat is de motivering van degene die de richtlijnen heeft opgesteld en de motivering van deze regering, nog daargelaten of zij al een mogelijkheid zou hebben om van de richtlijnen af te wijken.

Mevrouw Kant (SP):

Het gaat mij erom of u de motivering onderschrijft die u zojuist aangaf voor het niet meer mogen afdrukken van de tekst "light".

De heer Wilders (VVD):

Precies, en ik zie dat dus anders als het gaat om kleurverschillen. Daar kom ik zo op terug.

Voorzitter. Ik zei al dat voormalig minister Borst meende dat kleurverschillen tussen pakjes van hetzelfde merk verboden zouden moeten worden. Dat blijkt overigens niet uit de wet, maar uit de memorie van toelichting op het in deze zomer door de vorige regering ingediende wetsvoorstel. De regering schiet hiermee door, want de richtlijn verplicht hiertoe naar mijn mening niet en ze biedt op zijn minst de nodige ruimte voor eigen interpretatie. Ook in de toelichting bij de richtlijn staat nergens een verbod op kleurverschillen vermeld. Als de raad van ministers van de EU een verbod op kleurverschillen had beoogd, dan was dit wel letterlijk vermeld. Ik heb op dit punt ook de handelingen van het Europees Parlement erop nageslagen. Het EP heeft er ongeveer anderhalf jaar over gedaan, maar men heeft er uiteindelijk niet toe besloten om expliciet een verbod op kleuren in de richtlijn op te nemen en dat terwijl het EP recht van amendement heeft. Wij hebben dat niet op het punt van een precieze formulering van de richtlijn.

Was de interpretatie van mevrouw Borst dan toch de juiste? Had zij gelijk toen zij zei dat logischerwijze uit de richtlijn zou voortvloeien dat met andere tekens, en dat is de tekst waarover het in de richtlijn gaat, door de Europese wetgever, de raad van ministers en het EP, zou worden bedoeld dat kleurverschillen moesten worden verboden? Ik meen dat dit niet het geval is, omdat voor zover ik heb kunnen nagaan in geen enkel ander Europees land de richtlijn zo extensief is geïnterpreteerd en geïmplementeerd in de nationale wetgeving dat kleurvlakken van de pakjes tabak van hetzelfde merk zouden worden verboden. Ik wil hierover enige feiten geven en ik hoor graag van de minister of zij juist zijn.

Als ik goed ben geïnformeerd is de richtlijn al geïmplementeerd in België, Zweden en Denemarken, waarbij door geen van deze drie landen een verbod op kleurverschillen in de nationale wetgeving is opgenomen. Frankrijk, het VK, Griekenland, Oostenrijk en Finland zijn, net zoals wij vandaag, doende met de implementatieprocedure, maar geen van deze regeringen heeft bij de in die parlementen ingediende wetsvoorstellen het voornemen op tafel gelegd dat ook een verbod op kleuren van dezelfde pakjes tabak inhoudt. Ik meen dus dat ik het bij het rechte eind heb, ook als wij kijken naar de Europese context. Geen enkel ander land heeft zo gehandeld als mevrouw Borst van plan was. Ik meen om de volgende redenen dat het niet gewenst is als wij dit doen.

De eerste reden is dat ik het een overdreven voorstel vind. De tweede reden is dat het ongewenst is als Nederland als enig land overgaat tot het verbieden van kleurverschillen op pakjes. Het wetsvoorstel wordt namelijk – ik zei het al eerder – mede gemotiveerd door de wens en de noodzaak om verschillen tussen de landen van de Europese Unie weg te werken, waardoor belemmeringen voor de interne markt worden opgeheven. Als Nederland als enig land kleurverschillen verbiedt, helpt dat juist mee aan het instandhouden van verschillen tussen lidstaten en wordt daardoor de interne markt belemmerd. Van de beoogde standaardisering van productienormen die eveneens in het wetsvoorstel staat, zie de memorie van toelichting, kan dan geen sprake meer zijn. Naast het feit dat ik het een overdreven voorstel vind, is het ook tegengesteld aan het doel van harmonisatie dat in het wetsvoorstel is opgenomen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mag ik de heer Wilders vragen wanneer dat inzicht bij hem is doorgebroken? Hij zet zijn argumentatie nogal zwaar aan, terwijl wij kunnen vaststellen dat toen het wetsvoorstel door mevrouw Borst met de memorie van toelichting waar hij terecht naar verwijst werd ingediend, de Kamer het met uitzondering van de fractie van D66 niet nodig vond om daar kritiek op uit te oefenen. Het werd zelfs als hamerstuk aangemerkt. De zware argumentatie die de heer Wilders nu ten tonele voert, had hij niet op het moment van bestudering van het wetsvoorstel toen de Kamer het ontving, neem ik aan?

De heer Wilders (VVD):

U hebt gelijk dat wij bij de schriftelijke voorbereiding, net zoals alle fracties behalve D66, een blanco verslag hebben ingeleverd. Dat was misschien niet een goede gang van zaken. Op het moment dat wij zagen dat het wetsvoorstel op de plenaire agenda stond, heb ik het als nieuwe woordvoerder volksgezondheid nogmaals gelezen. Ik zag dit punt en ik hoorde bovendien geluiden vanuit de industrie die daar eveneens op wezen. Misschien wil collega Rouvoet daarheen: mijns inziens is het geen schande om te luisteren als welke sector dan ook, al is het de tabaksindustrie, met goede argumenten komt. Als een sector met slechte argumenten komt, luister ik daar niet naar. Er is niets mis mee als de VVD-fractie naar goede argumenten luistert. Luisteren is ook een beginsel van behoorlijk bestuur en dat geldt voor iedere fractie in dit huis. Wij zijn ook voorstander van het terugdringen van roken omdat het slecht is voor de volksgezondheid, daar hoeft u mij niet van te overtuigen, maar toch luisteren wij naar goede argumenten van wie dan ook.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is boeiend dat de heer Wilders zich al begint te verdedigen tegen het eventuele verwijt van mij dat hij te veel zou luisteren naar de lobby van de tabaksindustrie. Het tekent hoe hij in dit debat staat. Mijn vraag was feitelijk en die houd ik hem met enige klem voor. Ik vind het een beetje een vertoning. Er wordt een belangrijk wetsvoorstel in het kader van het tabaksontmoedigingsbeleid ingediend. Alle fracties kunnen dat bestuderen en krijgen de gelegenheid om daarop schriftelijk te reageren. De fractie van de VVD en mijn fractie hebben daaraan geen behoefte, omdat wij het een goed plan vinden. De vragen van de enige fractie die vragen heeft ingediend, hadden ook niet op dit punt betrekking. De VVD-fractie heeft toen gezegd dat het een goed wetsvoorstel is en dat zij geen behoefte had om daarover opmerkingen te maken.

De voorzitter:

U herhaalt uw eerdere interruptie, waarop u ook al antwoord hebt gekregen.

Mevrouw Arib (PvdA):

De heer Wilders geeft aan dat hij het ontmoedigen van roken steunt ...

De heer Wilders (VVD):

Zo is dat.

Mevrouw Arib (PvdA):

_door teksten als "light" te verbieden. U steunt het verbieden van de kleurverschillen echter niet. Wat is volgens u het verschil tussen het weglaten van de teksten en het handhaven van de kleur? Waarom – en dan kom ik terug op mijn eerste vraag – pleit de tabaksindustrie voor handhaving van de kleuren?

De heer Wilders (VVD):

Ik zeg nogmaals dat u dat aan de tabaksindustrie moet vragen; ik geef daar geen antwoord op.

Mevrouw Arib (PvdA):

U luistert ook naar het argument van de industrie, zoals u zo-even hebt gezegd.

De voorzitter:

U hebt een vraag gesteld, u krijgt nu antwoord.

De heer Wilders (VVD):

Met een vraag aan de tabaksindustrie moet u bij de tabaksindustrie zijn en, voor de derde keer, niet bij mij.

Voor het overige verplicht de richtlijn niet tot het verbieden van verschillende kleuren en – ik wil het woord "pesterijen" niet gebruiken – dient deze maatregel geen enkel doel. Wij moeten niet te veel op details ingaan, maar de kleuren en opdrukken verschillen ook nog per merk. Het is niet zo dat een bepaalde kleur bij elk merk dezelfde betekenis heeft. Wanneer wij in Europa deze richtlijn hebben geïmplementeerd, hebben wij op dit terrein de strengste en meest vergaande wetgeving van de wereld. Nederland moet niet, nota bene als enige, tegen de wens tot harmonisatie verder gaan met iets waarvan niet is aangetoond dat het leidt tot ongewenste ontwikkelingen. Integendeel, ik vind het een slecht en ook slecht gemotiveerd voorstel.

Mevrouw Arib (PvdA):

Bent u het met mij eens dat de industrie op zoek is naar een nieuw marketing instrument door de kleuren te houden zoals zij nu zijn?

De heer Wilders (VVD):

U kunt zich voor een antwoord het beste tot de industrie wenden. Ik ga echt niet op dergelijke onzin in.

Mevrouw Van Geen (D66):

Ik begrijp dat de heer Wilders niet wil dat een verpakking suggereert dat een sigaret onschuldig is. Is dat juist?

De heer Wilders (VVD):

Voor zover ik weet, heeft dat ook nooit op een verpakking gestaan.

Mevrouw Van Geen (D66):

Of iets rood of blauw is, is niet interessant. Belangrijk zou kunnen zijn dat je door een kleurverschil suggereert dat een sigaret onschuldiger is en dat kan bijvoorbeeld als een verpakking donkerbruin is en ...

De voorzitter:

Ik verzoek de leden om korte vragen te stellen. Het is een debat met spreektijden van 2 minuten voor de meeste fracties. Men moet geen interrupties plegen die langer zijn dan de gehele spreektijd. Stelt u gewoon een korte vraag.

Mevrouw Van Geen (D66):

Bedoelt de heer Wilders dat de verpakking niet mag suggereren dat een sigaret onschuldiger is dan een andere? Betekent dit dat lichtbruin en donkerbruin niet mag, maar rood en blauw wel?

De heer Wilders (VVD):

Ik heb heel duidelijk aangegeven wat ik bedoel. Ik snap overigens de vraag niet. Als bij amendement kleurverschillen mogelijk worden gemaakt, kan dus alles. Dan is niets verboden wat te maken heeft met alleen de differentiatie in kleuren. Daarmee heb ik u toch antwoord gegeven op uw vraag.

De heer Buijs (CDA):

Is de heer Wilders met mij van mening dat het verbod op kleurverschillen betekent dat de industrie twee soorten verpakkingen moet aanmaken, één voor binnenlands gebruik en één voor de export, en dat derhalve de kostenpost voor de fabricage hoger wordt? Is dat niet één van de redenen waarom de heer Wilders dit amendement heeft ingediend?

De heer Wilders (VVD):

Wij hebben dit amendement samen ingediend. Inderdaad, mijnheer Buijs, zou het ook vanwege de handelsbelemmeringen zeer onhandig zijn als de productienormen in het ene land anders zijn dan in het andere land. Dat is ook in strijd met de wens tot harmonisatie. Dat is dus een extra reden om het niet te doen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat het een dure verpakking is voor de industrie vind ik niet zo erg. Zo zielig is men niet. Dan maken zij toch één verpakking?

De voorzitter:

Uw vraag aan de heer Wilders is?

Mevrouw Kant (SP):

Dan maken zij gewoon één verpakking zonder verschillen. Dan volgen ze Nederland en maken ze de verpakkingen in andere landen hetzelfde. Dat lijkt mij dus niet zo'n probleem.

Heeft de heer Wilders echter wel oog voor de werkelijkheid? Ik weet niet of hij in zijn omgeving mensen kent die roken dan wel of hij zelf rookt, maar het is toch algemeen bekend dat lightsigaretten herkenbaar zijn aan de kleur van het pakje. Aan de kleur is wel degelijk de suggestie gekoppeld dat het lichtere sigaretten zijn, zij het ten onrechte. Erkent u dat?

De heer Wilders (VVD):

Dat is nog maar de vraag. Er zijn namelijk ook pakjes sigaretten waarbij het bijvoorbeeld niet gaat om lichtere kleuren, maar om andere kleuren. Dat is dus niet eenduidig. Mijn belangrijkste argumenten zijn dat, als wij willen dat de regels bij elkaar komen, Nederland niet voorop moet lopen met een regel die nergens anders in Europa bestaat. Verder heb ik nog geen onderzoek gezien waaruit blijkt dat puur en alleen het kleurverschil en dus niet de tekst de associatie oproept die tot het negatieve effect leidt. Als u mij die onderzoeken kunt laten zien, hoor ik het graag.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Dat onderzoek heb ik niet nodig. Ik ga dagelijks om met mensen die roken en die weten het lightpakje perfect uit het schap te pakken: juist de kleur geeft aan dat het lightsigaretten zijn. Dat is gewoon de werkelijkheid, dus het onderzoek heb ik daarvoor niet nodig. De kleur speelt een rol bij het herkennen van lightsigaretten. Erkent u dat dan niet?

De heer Wilders (VVD):

Ik erken dat van geen kant. Nogmaals, nergens is aangetoond dat de kleur ook maar iets uitmaakt. Wij kunnen ook zeggen dat alle pakjes sigaretten zwart of blauw moeten zijn, maar dat is volstrekte onzin. U moet ook zelf in de realiteit blijven en alleen voorstellen doen die zinnig zijn en ergens op slaan. Je kunt jezelf sowieso afvragen of wij soms niet te ver gaan met wetgeving. Wij kunnen wat de implementatie van deze richtlijn betreft een heel eind meegaan, maar laten wij het niet in het belachelijke trekken. Laat het wat de kleurverschillen betreft zoals het is. Dat doet men ook in de rest van Europa. Wij hoeven wat dat betreft niet roomser te zijn dan de paus.

De heer Van der Vlies (SGP):

Collega Wilders refereert aan het gedrag van andere landen en aan de rendementspositie van de industrie. Maar past zijn voorstel in de letter en geest van de richtlijn zelf? Ik heb daarover in de media ambtenaren horen en zien optreden die dat ontkennen.

De heer Wilders (VVD):

Om te beginnen heb ik niets met ambtenaren te maken. Ik debatteer met de minister en ben zeer geïnteresseerd in zijn antwoord. In mijn interpretatie van de richtlijn valt er geen verbod op kleurverschil onder. Ik heb gezien en gecontroleerd dat in alle andere landen in Europa waar de richtlijn al is geïmplementeerd dan wel waar men bezig is met het implementatieproces geen sprake is van een verbod.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het is natuurlijk waar dat wij hier discussiëren met de minister. Dat is mij in al die jaren niet ontgaan. Ik heb het over een signaal in de media dat mij voldoende aanleiding geeft om te vragen naar uw interpretatie van de letter en geest van de richtlijn.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Wat mij betreft kunnen wij de discussie op dit onderdeel aanmerkelijk bekorten. Als de discussie over de kleuren niet zou deugen, hebben wij nog altijd een orgaan dat toeziet op misleidende reclame en dat een verbod uitvaardigt om zodanig te werken. Is de heer Wilders dat met mij eens?

De heer Wilders (VVD):

Ik zou graag verder gaan in die zin dat de wetgever die richtlijn niet zodanig implementeert en uitlegt dat het wordt verboden. Dan is uw stap niet nodig. Voorkomen is ook hier de beste weg.

Voorzitter. Ik hoop dat ik de minister heb kunnen overtuigen van de onwenselijkheid van het verbod op kleurverschillen op pakjes tabak in Nederland. Het ziet ernaar uit dat wij daarin de enige zijn in de Europese Unie. Ik heb dan ook samen met collega Jukema van de LPF-fractie en collega Buijs van de CDA-fractie een amendement op stuk nr. 7 ingediend om het gebruik van onderscheidende kleurvakken op de verpakkingen van tabaksproducten mogelijk te laten zijn. Nogmaals, ik hoop dat ik de minister ervan kan overtuigen dat hij niet aan zo'n verbod moet beginnen. Ik heb begrepen dat je met de indiening van een amendement formeel niet altijd een richtlijn mag wijzigen. De heer Van der Vlies heeft ook aan die juridische bezwaren gerefereerd. Ik hoor dat graag. Wanneer de minister toezegt dat hij het anders zal doen dan mevrouw Borst, heb ik het amendement niet meer nodig. Anders debatteer ik er graag over, maar natuurlijk hebben wij er ook oog voor dat het juridisch goed gaat.

Ik hoop dat wij dit debat ermee beëindigen dat kleurverschillen op pakjes tabak mogelijk blijven, niet omdat wij iets willen afdoen aan een ontmoedigingsbeleid tegen roken, maar omdat wij geen onzinnige voorstellen willen doen en evenmin de harmonisatie van deze wetgeving in Europa in de weg willen staan door als enige iets te doen wat niemand anders doet.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. De fractie van de PvdA was aanvankelijk niet van plan een debat over de Tabakswet te voeren. In mei vorig jaar is hierover uitvoerig met het vorige kabinet gedebatteerd. De voorgestelde wetswijziging van de Tabakswet zien wij als een uitvoering van de eerder gemaakte afspraken en steunen wij van harte. Ik wil het debat van mei vorig jaar niet dunnetjes overdoen, maar het lijkt of de redenen waarom wet- en regelgeving in dit geval noodzakelijk zijn uit het oog zijn verloren. Het vergaand reguleren van het gebruik van tabaksproducten is van levensbelang voor het versterken van het tabaksontmoedigingsbeleid en daarmee het bevorderen van de volksgezondheid. Dergelijke maatregelen zijn nodig om een positief effect te kunnen bereiken op het ontstaan van ziekte en het optreden van sterfte. Van de 13/14-jarigen rookt 20% regelmatig, oplopend tot 40% van de 15/16-jarigen en 47% van de 17- tot 19-jarigen.

Zoals ook blijkt uit de memorie van de toelichting is de tabaksproblematiek bezig zich te ontwikkelen tot de grootste epidemie die de mens ooit over zichzelf heeft afgeroepen. De tabaksindustrie probeert door het vermelden van teksten, namen, handelsmerken en door termen te gebruiken als "licht", "laag teergehalte", "light", "mild" of door het gebruik van lichtere kleurvakken te laten zien dat er een verschil is. Maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat dit niet juist is en dat roken schadelijk is. Dergelijke teksten en kleuren zijn ook misleidend voor de consument. Ten onrechte wordt de suggestie gewekt dat deze tabaksproducten minder schadelijk zijn. Ik begrijp niet waarom wij hier nog over moeten praten. Nederland heeft altijd voorop gelopen in Europa als het gaat om maatregelen die het roken ontmoedigen. Waarom zouden wij dat niet zo houden? In Europees verband is afgesproken dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen "light" en "gewoon". Dat is helder. Al deze sigaretten zijn immers slecht voor de gezondheid. Het belang van de volksgezondheid zou toch voorop moeten staan. Helaas denken VVD, LPF en CDA daar anders over. Kennelijk ligt hun sympathie meer bij de tabaksfabrikanten. Ik zie geen enkele goede reden om deze maatregelen niet te implementeren en ik ben ontzettend benieuwd naar de reactie van de minister op het ingediende amendement.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Onder de vorige minister is er een "Beste Els"-campagne gevoerd door de tabaksindustrie. Dat gebeurde naar aanleiding van de discussies over het teergehalte. Ik was het met de vorige minister van Volksgezondheid vaak oneens, maar op dit punt niet. De minister heeft standgehouden en zich niets aangetrokken van de tabakslobby. Ook deze minister is meteen bij zijn aantreden geconfronteerd met "Beste Eduard"-briefjes. De stoel was nog niet warm of de lobbybriefjes dwarrelden al binnen. Ik heb het idee – en ik hoop dat het klopt – dat de tabaksindustrie ook bij deze minister met een "Beste Eduard"-campagne van een koude kermis thuiskomt. Ik heb een aantal kamervragen gesteld. Het antwoord van de minister daarop heeft mij hoop gegeven op dat punt. Hij heeft geantwoord dat de gewijzigde Tabakswet onverkort uitgevoerd zal worden en verwijst daarbij naar het regeerakkoord: preventie is beter dan genezen. Ik hoop dan ook dat wij het wetsvoorstel zoals het er ligt, dus zonder het amendement, maar inclusief het verbod op de onderscheiden kleurvakken, snel kunnen aannemen. Die kleurvakken zijn wel degelijk in de marketing tot nu toe gebruikt om ook lichtere sigaretten te symboliseren. Met name de lichtere kleuren zijn gekoppeld aan het light-imago. Ik vind alles misleidend wat suggereert dat deze sigaretten lichter zijn en daardoor minder schadelijk.

Uit een artikel uit het NTVV van vorig jaar blijkt dat het adeno-carcinoom, een zeer levensbedreigende longkanker, steeds vaker voorkomt. Als mogelijke verklaring gaven de wetenschappers een toename in het roken van steeds lichtere filtersigaretten. Rokers van filtersigaretten inhaleren meestal dieper, waardoor meer rookdeeltjes in de longen terechtkomen. Veel rokers zijn juist uit gezondheidsoverwegingen overgestapt op lichtere sigaretten. Ik geef nog een voorbeeld: in Finland is adenocarcino al een van de meest voorkomende vormen van kanker bij vrouwen. Volgens de Nederlandse Kankerbestrijding heeft de Finse gezondheidssector in de jaren zeventig een fatale vergissing gemaakt door rokers aan te bevelen voortaan lichtere sigaretten te roken. Het is heel belangrijk om dit soort wetenschappelijke gegevens mee te wegen. Ik vraag de minister om hierop te reageren.

De verplichting tot het jaarlijks indienen van een lijst van ingrediënten en de verplichting tot het meewerken aan metingen en onderzoeken door de tabaksindustrie zijn heel goede maatregelen. Als de wet er eenmaal is, moeten wij er ook iets mee doen. Wat is de minister voornemens te doen? Heeft hij al plannen? Komt er bijvoorbeeld onderzoek naar toevoeging van verslavende stoffen en smaakstoffen die sigaretten aantrekkelijk maken, met name voor de jeugd?

Er zijn in de Kamer meerdere discussies gevoerd over het tabaksontmoedigingsbeleid. Daarbij ging het ook altijd om de economische belangen en de gezondheidsbelangen. Dit zijn botsende belangen. Volgens de SP-fractie trok de commercie, via de minister van Economische Zaken, daarbij al te vaak aan het langste eind. Te vaak werden zaken uitgesteld. Ik hoop dat deze minister zijn rug recht houdt door vast te houden aan het antwoord op mijn vragen en dus niet gevoelig is voor de "Beste Eduard"-briefjes. In reactie op mijn vragen stelt hij dat de tabaksproblematiek inmiddels al vele jaren is besproken, in en buiten het parlement, en dat verdere vertraging bij het primaatstellen bij de volksgezondheid van dit dossier niet past bij het kabinetsbeleid, dat uitgaat van het herstel van het vertrouwen van de burger in de taken die de overheid in elk geval dient uit te voeren. Ik hoop dat dit de leidraad van de minister blijft voor dit onderwerp. Heeft de minister de indruk dat dit in het verleden niet zo is geweest en dat economische belangen het in het kabinet hebben gewonnen? Is hij er zelf niet in geïnteresseerd om nog eens nader onderzoek te doen naar dat verleden?

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie gaat akkoord met deze aanpassing van de Tabakswet. Wij zijn medeondertekenaar van het amendement-Wilders en delen de argumentatie, die verband houdt met de Europese context. Verder zijn wij van mening dat het kleurverschil dat zou ontstaan wel degelijk nadelige gevolgen heeft voor onze exportpositie. Ook de CDA-fractie betwijfelt of de bewuste maatregel iets toevoegt aan het ontmoedigingsbeleid.

Ik kom daarmee eigenlijk op de crux van een en ander. In het verleden hebben wij veelvuldig gesproken over de Tabakswet en over een ontmoedigingsbeleid. Wij zijn van mening dat roken slecht is voor de volksgezondheid en dat het ten strengste ontmoedigd moet worden, maar wij willen behalve repressie ook preventie. Wij hebben vanaf het begin van de vorige kabinetsperiode iedere keer voorstellen daartoe gedaan, zoals de introductie van de preventieconsulent. Laatstelijk hebben wij nog gevraagd om 15 mln euro extra voor een intensieve campagne gericht op preventie. Onze motie, gesteund door de VVD, heeft het toen niet gehaald.

Vervolgens is de Tabakswet in de Eerste Kamer behandeld. Ik heb daarover met de minister nog een appeltje te schillen. De Tabakswet is namelijk onder voorwaarden aangenomen. In de Eerste Kamer is alsnog de motie-Werner ingediend, ondertekend door bijna alle partijen, waarin wordt gesteld dat de Tabakswet de Eerste Kamer kan passeren onder de voorwaarde dat alsnog 15 mln euro beschikbaar wordt gesteld, conform ons betoog in deze Kamer. Minister Borst heeft dat toen toegezegd. Bovendien stelde de minister destijds dat het bedrag van 15 mln euro, nodig voor preventie, vrijgemaakt zou worden uit de 400 mln extra die bij Voorjaarsnota beschikbaar is gesteld, of via de Zorgnota of via de begroting voor 2003. En wat lees ik in de begroting? Nog steeds "zal worden gekeken of". Er wordt bezien of middelen ter uitvoering van de motie kunnen worden vrijgemaakt. Wat dat betreft heb ik het idee dat de minister met een toezegging is opgezadeld van de vorige minister. Ik wil van de minister weten hoe hij omgaat met de wens van een breed gedeelte van deze Kamer – de steun hiervoor in de Eerste Kamer is nog groter – om de toegezegde preventiemiddelen alsnog te realiseren. In dat kader vraag ik de minister om voor de begrotingsbehandeling met een duidelijk voorstel te komen, zodanig dat wij kunnen zien dat de beloftes die in een vorige kabinetsperiode zijn gedaan ook in deze kabinetsperiode van toepassing zijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Geldt ook voor de CDA-fractie dat het wetvoorstel toen het werd ingediend niet gelezen is door de fractie? Of had de fractie geen bezwaren tegen wat er toen in stond en wat er nu nog in staat? De CDA-fractie heeft toen geen bezwaar gemaakt in de schriftelijke procedure. Bent u van mening veranderd of had u het wetsvoorstel toen niet bestudeerd?

De heer Buijs (CDA):

Nee. Ik had het wel degelijk bestudeerd. Het ging over een wetsvoorstel over productie, presentatie en verkoop. Ik heb mij op dat moment onvoldoende gerealiseerd dat het voor de industrie een andere context had in het kader van het moeten produceren van twee verschillende kleuren. Ik heb dat net ook bij een interruptie bij de heer Wilders aangevoerd. Dit betekent dat men bij de exportfunctie wel degelijk nadelen ondervindt. Wij gaan ervan uit dat het werken met kleurverschillen in verband met verslaving geen rechtvaardiging is om deze maatregelen in te vullen. Dat is voortschrijdend inzicht.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Wilders zei dat het in de memorie van toelichting stond en niet in het wetsvoorstel. De heer Buijs heeft zich een en ander gerealiseerd en heeft besloten er kritiek op uit te oefenen nadat hij er door de industrie op geattendeerd was dat het negatieve consequenties had. Dat zegt de heer Buijs mij hier.

De heer Buijs (CDA):

Ik doel op onderlinge consultatie van collega's en consultatie van degenen die het amendement hebben voorbereid. Wat dat betreft gaat het zeker niet om de industrie. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat wij van mening zijn dat er een evenwicht moet zijn tussen repressiemaatregelen en preventiemaatregelen. Dat evenwicht dreigt bij dit wetsvoorstel, bij de begroting en in de Zorgnota verloren te gaan. Vandaar dat ik er de aandacht voor vraag.

Mevrouw Arib (PvdA):

Vindt de heer Buijs dat het handhaven van kleurverschillen op sigarettenpakken wel of niet misleidend is? Ik wil graag een antwoord vanuit de invalshoek van de volksgezondheid en niet vanuit de invalshoek van de industrie of procedurele wetgeving in het kader van Europa.

De heer Buijs (CDA):

Ik ga ervan uit dat iedere burger in dit land in staat is om goed te kunnen beoordelen of roken al dan niet slecht is. Daar begint het mee. Het begint er niet mee dat de kleurverschillen uitnodigen tot roken. Het begint ermee dat iemand gaat roken. Dat moet een halt toegeroepen worden. Het moet teruggedrongen worden. Het al of niet bestaan van kleurverschillen maakt niet veel uit in het kader van roken als verslaving. Iemand gaat roken. Vervolgens komt iemand, of het nu zware, lichte of middelzware sigaretten zijn, op een zeker moment onder de invloed van een bepaalde verslaving.

Mevrouw Arib (PvdA):

Waarom vindt u dat de teksten afgeschaft moeten worden?

De heer Buijs (CDA):

Teksten afgeschaft? In welk opzicht?

Mevrouw Arib (PvdA):

De verschillen tussen "light" en "medium", enz.

De heer Buijs (CDA):

Dat zijn kleuren en geen teksten. Alle andere maatregelen die in dezelfde Tabakswet zijn opgenomen steunen wij.

Mevrouw Arib (PvdA):

In het begin van uw betoog zei u de voorgestelde wetswijziging te steunen. Daarin wordt voorgesteld om de misleidende teksten weg te halen.

De heer Buijs (CDA):

Ik weet niet waarover u het heeft. Ik sluit mij wat dat betreft aan bij de heer Wilders. Het gaat mij er uitsluitend om dat wij Nederland in het kader van een Europees beleid – dat wat mij betreft stringenter mag worden – niet in een uitzonderingspositie moeten plaatsen. Meer wil ik niet. Mijn intentie is duidelijk. Ook wij willen een terugdringing van ongewenste reclame en ongewenste verkooppunten. Daarnaast willen wij dat voorkomen wordt dat iemand gaat roken. Of iemand nu light- of mediumsigaretten gaat roken, de verslaving zal hetzelfde zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Erkent de heer Buijs dat lightsigaretten even schadelijk zijn als andere sigaretten zo niet schadelijker dan andere sigaretten door een ander type inhaleren?

De heer Buijs (CDA):

Roken is schadelijk voor de volksgezondheid. Dat staat met koeienletters op ieder pakje. Of je nu lichte sigaretten rookt of zware sigaretten rookt, het is en blijft schadelijk.

Mevrouw Kant (SP):

Erkent de heer Buijs dat door de imagocampagnes van lightsigaretten de suggestie wordt gewekt dat zij minder schadelijk zijn en dat dit drempelverlagend kan werken voor het beginnen met roken?

De heer Buijs (CDA):

Dat is niet aan de orde. Iemand gaat roken of niet. Iedere Nederlander in dit land die gaat roken, zou zich dus laten misleiden. Ik betwijfel dat. Men zal het ook in de portemonnee voelen. Je moet immers twee keer zo veel roken om dezelfde hoeveelheid nicotine binnen te krijgen. Als mensen twee keer zoveel geld kwijt zijn, zal dat wel degelijk een rol spelen. De Nederlandse burger is niet zo dom als u denkt, mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Daar gaat het even niet om. Het gaat erom dat de tabaksindustrie heel slim is. Als u uw redenering doortrekt, zou het u ook niets moeten uitmaken of het begrip "light" op een pakje wordt omschreven. U bent op dit punt niet consequent.

De heer Buijs (CDA):

Ik heb in navolging van de heer Wilders uitvoerig betoogd dat wij in de internationale context niet te veel afwijkingen moeten verzinnen. Laten wij nu proberen tot een Europees antirookbeleid te komen. Daarin past niet hetgeen u wilt. Dan gaan wij weer uit de pas lopen en moeten er twee verschillende soorten kleuren worden gereproduceerd. Dat betekent extra kosten en wellicht ook het een en ander voor de werkgelegenheid. Nogmaals, wij verschillen niet van mening over het feit dat roken schadelijk is voor de volksgezondheid. Ik ben echter meer gericht op het voortraject: voorkomen dat de jeugd gaat roken. Daarom ook heb ik de minister opgeroepen om nog voor de begrotingsbehandeling duidelijk te maken hoe zijn ontmoedigingsbeleid zal zijn. Daar geloof ik meer in. Voorkomen is beter dan genezen.

Mevrouw Van Geen (D66):

Voorzitter. Verslaving is een probleem voor de verslaafde en voor zijn omgeving. Om die verslaving terug te dringen, zijn regels heel belangrijk. Minstens zo belangrijk is de implementatie van die regels. Ik ben astmapatiënt en met mij hebben ruim 1 miljoen Nederlanders last van de luchtwegen. Wij worden van allerlei sociale gebeurtenissen buitengesloten omdat de regels niet worden gehandhaafd. Een adequate implementatie vereist draagvlak en daarom moeten regels helder en logisch zijn. Iedereen moet het nut ervan begrijpen. Het lijkt mij echter moeilijk uit te leggen waarom er geen kleurverschil mag zijn. Mijn fractie wil zeker niet dat een verpakking ten onrechte suggereert dat een sigaret minder schadelijk is. Als dat al gebeurt, zou dat misleidende reclame zijn. Wij vertrouwen erop dat de Reclamecodecommissie erop zal toezien dat er geen misleidende reclame is. Op basis van dat vertrouwen en ook de behoefte om de wet goed te kunnen uitleggen, kan mijn fractie het amendement van de heer Wilders steunen.

Gezegd is dat verschillende verpakkingen de werkgelegenheid in de tabaksindustrie kunnen schaden. Ik wijs erop dat het terugdringen van roken de werkgelegenheid in de branche van begrafenisondernemers schaadt. Ik vind het dus geen goed argument om mensen door te laten roken. Ook het argument dat het aanbrengen van verschillende kleurvlakken zoveel extra productiekosten met zich meebrengt, vind ik niet serieus te nemen. Er is immers geen enkel probleem als op het pakje Nederlandse teksten met betrekking tot de belastingen en de prijs moeten worden vermeld. Laten wij de discussie zuiver houden en niet met onzinnige argumenten aankomen.

De heer De Graaf (LPF):

Voorzitter. De LPF is natuurlijk ook tegen roken. Wij zijn vooral tegen roken omdat wij weten dat longkanker bij mannen doodsoorzaak nummer 1 is. Door de emancipatie is deze doodsoorzaak bij vrouwen ook al gestegen naar de tweede plaats en de verwachting is dat het ook bij vrouwen de belangrijkste doodsoorzaak wordt. Wij weten natuurlijk allemaal dat roken longkanker veroorzaakt. Dat is zo langzamerhand wel bekend. Van het feit dat tweederde van de andere doodsoorzaken ook een relatie heeft met roken, zijn evenwel maar weinig mensen op de hoogte.

Mijn fractie denkt dan ook dat het goed is om deze strengere EU-richtlijnen om te zetten in Nederlandse wetgeving. Extra strenge regels alleen voor Nederland zijn echter niet nodig. Mijn fractie is van mening dat die niet helpen. Een goede voorlichting is beter om het roken te laten afnemen of te voorkomen dan het uithalen van allerlei manipulaties met kleuren. Daar geloven wij niet in. Wij steunen derhalve het amendement van de heer Wilders.

Voorzitter: Rehwinkel

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over de implantatie van een Europese richtlijn, primair gericht op de harmonisatie van de interne markt op het gebied van tabaksproducten en de verkoop daarvan. Dat past, dunkt mij, perfect binnen het tabaksontmoedigingsbeleid van achtereenvolgende kabinetten in dit land; een beleid dat door de ChristenUnie altijd van harte is gesteund in verband met de belangen van de volksgezondheid die hierbij in het geding zijn. Ik heb de indruk dat dit uitgangspunt vandaag niet ter discussie staat.

Het leek een probleemloos wetsvoorstel, een probleemloze implementatie van de Europese richtlijn. Het stond zelfs als hamerstuk in deze Kamer geagendeerd. Wij waren het er dus allemaal mee eens. Alleen de fractie van D66 had een aantal vragen geformuleerd, zij het dat die geen betrekking hadden op het hoofdpunt van dit debat. Toch heeft de D66-fractie recht van spreken als het gaat om het bestuderen van het wetsvoorstel en het stellen van vragen daarover. Het was evenwel een hamerstuk en wij waren het er dus kennelijk allemaal mee eens.

Ik denk dat het debat dat wij nu voeren en het amendement dat er nu ligt, toch schoolvoorbeelden zijn van een politiek die zich dreigt te laten sturen door een lobby van de industrie. Ik hecht eraan, te benadrukken dat de belangen van de industrie legitiem zijn. Daar is niets mis mee. Ik vind ook dat iedere fractie, uiteraard naar eigen inzicht, moet luisteren naar de belangen van mensen die bij een onderwerp belang hebben en dat deze belangen ook worden meegewogen. Het gaat hier echter om een wetsvoorstel waarop geen commentaar is gekomen en dat als hamerstuk is geagendeerd. Dan komen de reacties van de industrie. Vervolgens wordt een amendement ingediend dat daarop naadloos aansluit met, en dat is mijn punt, een zware argumentatie. Dat kan ik slecht begrijpen. De heer Wilders was nog zo fair om te laten merken dat hij een en ander bij de memorie van toelichting minder goed had gezien. Gezien de argumentatie die erop wordt losgelaten, waarbij opeens wordt gesproken over frustratie van de interne markt, ben ik evenwel van mening dat je je als fractie in de kaart laat kijken als het gaat om de zorgvuldigheid van de beoordeling van het wetsvoorstel.

De heer Wilders (VVD):

Ik zal niet opnieuw volledig ingaan op de woorden van de heer Rouvoet, maar ik denk dat één opmerking wel gerechtvaardigd is. Op het moment dat de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag werden geschreven, was nog niet bekend wat andere landen deden. Op drie landen na zijn alle landen nu bezig met de implementatie en hebben regeringsvoorstellen waar dat niet instaat. U heeft uw punt gemaakt over het niet-meedoen aan de schriftelijke voorbereiding. U moet echter niet zeggen dat de situatie sindsdien niet is veranderd, want dat is zij wel. In die paar maanden zijn of worden in alle landen de implementatievoorstellen behandeld. Wij weten dus nu pas dat geen enkel land de richtlijn zo interpreteert als mevrouw Borst heeft gedaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De EU is groter dan de landen die in de toelichting op het amendement worden genoemd. In die landen vindt de behandeling momenteel plaats en de uitkomsten daarvan in Frankrijk, Engeland, Griekenland en Oostenrijk kennen wij op dit moment nog niet. U beschrijft dat zelf in uw amendement. U heeft gelijk als u zegt dat wij nog niet weten wat het resultaat daarvan zal zijn. Ik acht het echter helemaal niet uitgesloten dat de uitkomst een andere zal zijn dan u denkt.

In deze landen kan men zich natuurlijk hebben gebaseerd op de vermeende uitkomst van het Nederlandse wetgevingsproces. Dat zou dan onterecht geweest zijn, omdat u vorige week de geest kreeg en een amendement aan de Kamer heeft voorgelegd. Wij kunnen ons op dezelfde manier vergissen in de uitkomsten van de landen die u in uw amendement aanhaalt als landen die er nog niet mee klaar zijn.

De heer Wilders (VVD):

Ik heb nooit gezegd dat ik weet wat de uitkomst zal zijn van de beraadslagingen in die landen. Ik weet wel wat de regeringen van die landen hebben voorgesteld. In geen van de landen die deze implementatie hebben doorgevoerd of een wetsvoorstel hebben ingediend als dat van mevrouw Borst, heeft men een verbod op onderscheiden kleuren voorgesteld. Dat zijn de feiten. Ik weet natuurlijk ook niet wat de uitkomst zal zijn, maar ik weet wel dat het niet is voorgesteld.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik hoop dat men in de parlementen van de desbetreffende landen over voldoende gezond verstand beschikt om in te zien dat de route die de Nederlandse regering heeft gekozen en tot dusverre met verve heeft verdedigd, een gezonde is en dat een correctie in de richting van de Nederlandse oplossing nodig is. In ieder geval hoop ik dat ze een amendement als het uwe niet zullen aannemen, want daarmee slaat men een richting in die niet in het belang is van de volksgezondheid.

Voorzitter. In de toelichting wordt niet ten onrechte gewezen op de harmonisatie, ook al weten wij nog niet wat de andere landen zullen doen. Ik teken hier wel bij aan dat het ook het doel van de richtlijn is om de doorzichtigheid van alle informatie over tabaksproducten te vergroten. Artikel 3e van het wetsvoorstel beoogt dan ook misleidende informatie, te weten dat bepaalde producten minder schadelijk zouden zijn dan andere producten, tegen te gaan. Dat gaat zeker ook op voor de zogenaamde lightproducten. Het verzet van de tabaksindustrie tegen een verbod op onderscheidende kleurvlakken is het bewijs dat behoud daarvan nodig is om kopers ertoe te bewegen om lightproducten te kopen. Zo eenvoudig is het natuurlijk wel. Kennelijk heeft men niet zoveel bezwaar tegen het laten vervallen van de woorden, maar acht men het laten vervallen van de kleurvlakken onnodig en schadelijk. Die opstelling kan alleen maar ingegeven zijn door het legitieme belang van de industrie dat dat ten koste gaat van de verkoop. Ik herhaal dat dat mag, maar de wetgever moet ook het andere belang wegen.

De heer Buijs (CDA):

De heer Rouvoet richt zich nu wel heel eenzijdig op dit ene punt. Hij weet namelijk ook dat de grootste bezwaren van de industrie gericht zijn op de additieven, de laboratoria en de wijze waarop het product moet worden beschermd. Hij heeft immers ook de informatie van de industrie ontvangen. Hij moet dan ook niet doen of dit het enige punt is waar de industrie mee is gekomen. Hij is net als wij uitgebreid schriftelijk geïnformeerd over de bezwaren. Dit is slechts een van de vele punten.

In navolging van de heer Wilders heb ik uitgelegd wat onze motieven zijn. Ik zal daar dan ook niet dieper op ingaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb dat ook goed gehoord. Het moet echter niet veel grijzer worden. U verwijt mij nu eenzijdig te zijn, maar laten wij eerlijk zijn: wij hadden geen bezwaren tegen het als hamerstuk afdoen van dit wetsvoorstel, omdat dit wetsvoorstel in overeenstemming was met onze inzet. U heeft samen met de heren Wilders en Jukema het amendement ingediend waarover wij nu debatteren. U moet het dan ook niet gek vinden dat de aandacht zich in dit debat richt op dat amendement. Verder mag het u niet verbazen dat ik mij ook richt op wat er door de industrie is gezegd over de onderscheiden kleurvlakken. Dat is mijn punt. Ik had best het hele tabaksontmoedigingsbeleid en de opvattingen van de industrie willen meewegen, maar dan had ik voor meer dan twee minuten inspreektijd moeten inschrijven. Daarvoor zijn wij nu echter niet bij elkaar. Ik reageer op het amendement dat u heeft ingediend.

De heer Buijs (CDA):

De internationale implementatiedatum is 1 oktober. Dat betekent dat deze richtlijn, zoals zo vaak, op het laatste moment aan de parlementen is aangeboden. Wij waren niet eerder in staat om kennis te nemen van de voorstellen van andere landen in Europa om te kijken op welke wijze zij hiermee omgaan. Daarom hebben wij samen met de heren Wilders en Jukema gezegd dat wij nu wel ver uit de pas lopen; niets meer en niets minder.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik kan daar heel weinig mee. Ik vind dat wij het iets principiëler moeten stellen. U zegt dat de reden waarom u wilde wachten was dat wij het wetsvoorstel niet goed konden behandelen omdat wij nog niet wisten wat er in andere landen gebeurde. Ik vind dat quatsch! Wij hebben tegen elkaar gezegd dat het wetsvoorstel gereed was voor plenaire behandeling. Wij hebben het aangemeld. De onduidelijkheid over andere landen kwam niet toen pas, die was er al. Nee, toen kwam het verzet uit de industrie. Dat mag, maar zegt u dat dan ook gewoon.

De heer Buijs (CDA):

Nu maakt de heer Rouvoet – en dat ben ik niet van hem gewend – mijn opmerking toch wel erg ridicuul. Als wij hier in het kader van Europese wetgeving zaken bestuderen en ons op een later moment informatie ter ore komt over de wijze waarop landen omgaan met de voorgestelde richtlijn, kunt u het ons toch niet euvel duiden dat wij zeggen dat wij uit de pas lopen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Iedereen gaat over zijn eigen behandeling van wetgeving. Bij mijn fractie is het niet gebruikelijk om pas achteraf, nadat het is aangemeld en wij er klaar voor zijn om het te behandelen, na te gaan denken of wij wel voldoende argumenten hebben om het te behandelen. Voordat het wordt aangemeld, kijken wij altijd of wij genoeg weten, of wij genoeg informatie hebben. U had dat ook toen kunnen bedenken. Het is uw eigen keuze, ik neem het u niet kwalijk. U moet mij dan niet zeggen dat ik uw opmerking ridiculiseer. Ik verander niets aan het karakter van uw opmerkingen.

Nederland loopt wel vaker voorop, ook op andere terreinen. Als dat op het gebied van genots- of verslavingsmiddelen is, begrijp ik niet zo goed waarom wij daar niet trots op zouden zijn en waarom het ineens een probleem wordt dat belangrijker moet worden geacht dan het beoogde positieve effect op het roken. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister op het amendement en de toelichting waarin wordt gesproken over frustreren van het uit de weg ruimen van belemmeringen van de interne markt. Ik vind dat nogal grote woorden om te gebruiken in het kader van een bescheiden maatregel – want waar hebben wij het precies over als het gaat om het totale terrein van het tabaksontmoedigingsbeleid? Ik hoop dat hij ook wil ingaan op de vraag of hier inderdaad sprake is het frustreren van het internemarktbeleid.

Ook ben ik benieuwd naar de reactie van de minister op de stelling van de Stichting sigarettenindustrie dat dit verbod op lichtere kleurvakken niet alleen verder gaat dan de richtlijn, maar ook in strijd is met het internationale verdragenrecht en met de richtlijn zelf, omdat het een disproportionele maatregel betreft en een onteigening van intellectueel eigendom en merkrechten. Daarmee kan het verstrekkende juridische consequenties hebben voor andere productgroepen dan tabaksproducten. Lieve help, dat is nog eens een opsomming! Graag hoor ik of dit een reële taxatie is, of dat er wat rookwolken om de werkelijkheid zweven. Ook hoor ik graag een toelichting op de stelling die wij in de media hebben kunnen vernemen, namelijk dat aanvaarding van het amendement ons in grote problemen met Brussel kan brengen. Dit lijkt mij ook relevant voor de fracties die het amendement hebben ingediend.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Laat ik, misschien wat ongebruikelijk, met een citaat van de minister beginnen: "De tabaksproblematiek is bezig zich te ontwikkelen tot de grootste epidemie die de mensheid ooit over zichzelf heeft afgeroepen. Van de overheid mag verwacht worden in te grijpen in de collectieve volksgezondheidsproblematiek waar dat geboden is." Dat citaat is indrukwekkend, maar terecht zo geformuleerd. Het tabaksontmoedigingsbeleid heeft al jaren de warme steun van de SGP-fractie. Wij hebben daar een ethisch motief bij. Wij zijn rentmeester, ook over ons eigen lichaam. Wij zeggen dit vaak over natuur en milieu, maar het geldt ook voor ons eigen lichaam. Over ons rentmeesterschap, wat wij daarmee doen en laten, zijn wij ieder persoonlijk verantwoording schuldig tegen onze Schepper. Dat is het ethisch motief om hier zwaar aan te tillen. Het is in dit verband bedroevend dat de laatste tijd de neergaande curve is omgebogen en het rookgedrag met name onder jongeren toeneemt, ook qua intensiteit. Als 100.000 jongeren per jaar beginnen met roken kan statistisch worden aangenomen dat een substantieel deel daarvan verslaafd raakt en ernstige schade aanricht aan eigen lichaam. Wij kunnen dat niet met droge ogen aanzien. Wij moeten doordrongen zijn van de ernst van de situatie.

Aan het ontmoedigingsbeleid wordt een extra impuls gegeven met de Europese richtlijn, met daarin overweging 27 waarin staat dat op termijn geen gebruik meer mag worden gemaakt van verzachtende termen, namen, afbeeldingen en figuratieve of andere tekens. Vandaag dienen wij dan ook simpelweg na te denken over het begrip "figuratieve of andere tekens". Is een steunkleur een teken, opgevat als signaal, of niet? Naar mijn mening is het mogelijk om te redeneren dat de kleur een teken is waarop de overwegingstekst van toepassing is. Ik vraag de minister daarom hoe het zit. Ik heb bij interruptie gezegd dat een en ander op gespannen voet staat met de letter en de geest van de richtlijn. Dat zou ook gelden voor de landen die besloten hebben dat kleurverschillen toegestaan zijn; zij zullen in dat geval teruggefloten moeten worden. Als daarvan geen sprake is, kan groen licht worden gegeven aan de precisering die ook in het amendement-Wilders c.s. wordt voorgesteld. Voordat ik daaraan een oordeel verbind, hoor ik graag van de minister hoe het zit. Hij moet daarover een oordeel hebben, zeker na de discussie die daarover in de media is gevoerd.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen en vraagstelling die collega Rouvoet ontleende aan de strijdigheid met Europese en overige internationale regelgeving voor het aanbieden van koopwaar waaraan voedselveiligheidsaspecten verbonden zijn. Verder sluit ik mij aan bij de zakelijke vraag naar de stand van zaken bij andere landen. Ook wil ik over andere punten in het wetsvoorstel vragen stellen. Een belangrijk onderdeel daarvan is bijvoorbeeld de openbaarmaking van lijsten met ingrediëntgegevens, hetgeen per 31 december aanstaande geregeld dient te zijn. Daarvoor is een AMvB nodig. Zal deze op tijd gereed zijn? Zullen de industrie, het distributiesysteem en de detailhandel voldoende tijd hebben om zaken te regelen?

In het nader verslag heeft de regering een wat ruimhartiger benadering gekozen van de uitverkooptermijn van 1 jaar na 30 september 2002. Kan de minister dit punt toelichten? De Raad van State heeft hierover een helder oordeel gegeven. Ik heb daar altijd veel respect voor. Als daarvan wordt afgeweken, moet daar een goede motivatie aan ten grondslag liggen. Wat is het oordeel van de minister hierover?

Ik kom bij de leeftijdsverificatie bij tabaksautomaten. Deze zou per 1 januari aanstaande worden geregeld met een AMvB. Ook die is er echter nog niet. Hoe is de stand van zaken op dat punt?

Ten slotte de vraag of het tabaksontmoedigingsbeleid bij dit kabinet in goede handen is. Voorlopig heb ik daarover een royale gedachte: het ziet ernaar uit van wel. Ik wil herinneren aan het snel genomen besluit om in de ministerraad een rookverbod te hanteren. Dat werd eigenlijk per ommegaande genomen; het was het eerste grote gebaar van dit kabinet, dat naar buiten kwam. Dat was goed in het licht van de voorbeeldfunctie, die wij ook als Kamer hebben. Overigens hebben wij die altijd voor de samenleving. In dat verband kom ik nog te veel collega's tegen, in en buiten dit gebouw, die maar gewoon door blijven roken. Dat is een slecht voorbeeld; het is ook slecht.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. Ik wil aansluiten bij hetgeen de laatste spreker heeft gezegd in de richting van de minister. Daar ligt de kern van het omgaan met het maatschappelijk probleem, als je het zo wilt definiëren. Ik denk overigens dat daar best aanleiding toe is. Roken los je samen op, in verband met het verplicht mee moeten roken. Je moet afspraken maken dat je bijeenkomsten schorst, zodat de gebruiker kan genieten van zijn of haar sigaret en degenen die niet roken niet worden verplicht om mee het roken.

Het gaat om, ik zal het even voorlezen: een wetvoorstel waarmee door aanpassing van de Tabakswet op wetsniveau gaat worden voldaan aan de implementatie van richtlijn nr. 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2001, betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten.

Ik heb mij wat verbaasd over de discussie hier over de kleur. Die zou suggereren dat bepaalde tabaksproducten minder schadelijk zijn dan andere. Ik denk dat wij ons allemaal realiseren dat als je een anders stof dan zuurstof – die heb je nodig voor je lichaam – inhaleert, dat altijd schadelijk is. Ieder weldenkend mens mag worden geacht, dat te weten. Mij lijkt dat volstrekt logisch. Dat is eenzelfde vraag als: door welk voertuig dat 120 km/h rijdt, wil je worden overreden? Een vrachtwagen, een personenauto van 1500 kilo of een Fiat 600 van 600 kilo? Ik kan het geen van alle aanbevelen. Je moet het gewoon niet doen. Wel of niet roken is een keus die mensen zelf maken. Ik vind het niet verstandig. Ik durf en kan dat zeggen, want ik ben een fervent niet-roker, wat geldt voor onze gehele fractie. Dat maakt echter waarschijnlijk niet zoveel indruk bij een fractie van twee.

Mevrouw Kant (SP):

Die laatste uitspraak van u kan ik helaas niet doen.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Des te beter voor u.

Mevrouw Kant (SP):

U geeft hiermee eigenlijk een beetje aan dat benamingen als "light" geen extra probleem vormen. "Light" is echter wel degelijk gebruikt en ooit geïntroduceerd om de suggestie te wekken dat het minder ongezond is. Erkent u dat? Ik neem toch aan dat u net naar mijn betoog heeft geluisterd. Wetenschappers geven aan dat juist lightproducten door het dieper inhaleren tot een nieuwe ernstige vorm van kanker hebben geleid. Die wetenschappers beweren dat natuurlijk niet zomaar.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Met dat laatste ben ik het volstrekt eens. Daarom heb ik ook gezegd dat de keus tussen "licht" en "zwaar" niet relevant is. Alles wat je inhaleert anders dan zuurstof – die je via je longen in je lichaam moet krijgen om te functioneren – is eigenlijk slecht en dus verwerpelijk. Het gaat echter ook om het beeldmerk, de eigen verschijningsvorm. Wie zijn wij dan om te zeggen: die kleur moet anders want u suggereert daarmee iets wat wij met elkaar niet willen? Wellicht is dat in het verleden zo geweest; ik sluit dat niet uit. Het voert mij echter te ver om nu een pleidooi te houden om dat te koppelen aan het beleid en vast te leggen in een wet. Dit is iets anders dan wat met de Europese wet- en regelgeving wordt beoogd. De procedure is erg ongelukkig verlopen; ik kom daarmee misschien in de richting van de heer Rouvoet. Hoewel het misschien fijn was geweest op dit onderwerp een trendsetter te zijn, kunnen wij ons zo niet noemen. Wij hebben geen trend bepaald door een stevig antirookbeleid of een ontmoedigingsbeleid neer te zetten. Nu hebben wij dus enigszins het nakijken en dat valt te betreuren, maar ik vind niet dat Nederland nu uit de pas kan gaan lopen met de uniformering van regelgeving omdat wij, om wat voor reden dan ook, verlaat zijn. En of die vertraging nu veroorzaakt is door de tabaksindustrie of komt doordat wij het hier met elkaar hebben getraineerd, vind ik niet relevant.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik zal de heer Jense uiteraard niet aanspreken op de procedure die grotendeels is verlopen voordat hij en zijn fractie hier meedraaiden. Hij vraagt zich af waar je nu helemaal over praat als het gaat om kleurverschillen; of je nu wordt overreden door de ene auto of de andere, maakt weinig verschil en het is toch bekend dat roken slecht is.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Zonder meer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Maar u verbindt verschillende conclusies aan de vraag of je onderscheid mag maken naar kleurvlakken en aan de vraag of je het woord "light" mag vermelden op een pakje, en dat begrijp ik niet.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. Laat er geen enkel misverstand over bestaan: als ik die indruk zou hebben gewekt, dan is die volstrekt verwerpelijk en corrigeer ik dat ook direct. Wat mij betreft mag er helemaal geen toevoeging als "light", "mild" of "zwaar" op een pakje staan, want dat zou suggereren dat het product inderdaad minder schadelijk is of wellicht zelfs gezonder dan andere sigaretten. En ik zeg het nu voor de derde maal: alles wat je inhaleert anders dan zuurstof, is hartstikke slecht voor je longen en dat zou je dus bij voorbaat moeten vermijden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Wij zijn het er dus over eens dat ook u vindt dat wij alles zouden moeten aanpakken wat suggereert dat het product minder schadelijk is dan andere producten.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Ja, alleen ben ik het niet met u eens dat dit ook geldt voor de lichtere kleur van een pakje.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

En uw argument daarvoor is dat dit uit de pas zou lopen met de Europese regelgeving?

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Dat is één punt. Mijn tweede punt is – en dat is eigenlijk de kern van de discussie – dat je dan zou suggereren dat er sprake is van misleidende reclame; daar hebben wij een Reclame-codecommissie voor, die waarschijnlijk direct als een bok op de haverkist zou springen en zou zeggen: dit is verwerpelijk, u mag zo niet te werk gaan, dus verbieden wij dit. Een dergelijke reactie zouden wij ongetwijfeld gekregen hebben.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dan verschillen wij van mening, maar uw redenering is mij nu helder.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. Wij ondersteunen het ingediende amendement van harte en wij blijven zeggen dat wij roken heel slecht vinden, maar dat geldt natuurlijk ook voor een aantal andere zaken. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor overmatig alcoholgebruik; wij kennen de opvatting dat een borreltje goed is voor de bloedsomloop, maar wij kennen ook allemaal de aanmerkelijk minder gezonde consequenties van een borreltje te veel. Ik vind het enigszins hypocriet dat wij niet zo flink zijn om het roken helemaal te verbieden, waarschijnlijk omdat wij miljoenen binnenhalen aan accijnzen op rookwaar. Dat is natuurlijk een utopie en daar wil ook helemaal niet op aansturen, maar het maakt het voor mij wel wat lastig om hier een pleidooi voor het tegengaan van een en ander te houden terwijl wij onze schatkist tegelijkertijd fors spekken.

Minister Bomhoff:

Voorzitter. Veel leden hebben opmerkingen en vragen gesteld over andere aspecten van dit wetsvoorstel. Met uw instemming wil ik mijn antwoord beperken tot het amendement van de heer Wilders c.s. Ik maak hier een belangrijke opmerking bij. Op een zeker moment in de discussie suggereerde mevrouw Arib dat de coalitiepartijen of het kabinet wat meer gevoelig waren voor de zoete liederen van de tabakslobby en dat, wat betreft, iets was veranderd vergeleken met het vorige kabinet. Ik was er blij om dat de heer De Graaf al duidelijk uitdrukte dat velen weleens vergeten dat ze niet alleen het aantal personen moeten optellen die overlijden aan longkanker, maar dat ook veel mensen die overlijden aan hartkwalen of andere ziektes in feite eerder overlijden en een kortere levensverwachting hebben vanwege het roken. Ik was uiteraard mevrouw Kant dankbaar die zo vriendelijk was de Kamer eraan te herinneren dat ik in een van de allereerste dagen als minister een wonderlijke brief kreeg van een tabakslobbyist. Deze lobbyist zie ik op dit moment op 30 meter afstand van mij en dat lijkt mij een heel goede afstand. Mijn antwoord destijds aan die lobbyist was in dezelfde geest opgesteld. Daarmee is de suggestief uitgedrukte zorg van mevrouw Arib dat er iets veranderd zou zijn weggenomen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Mijn opmerking was gericht tot de indieners van het amendement. Ik heb expliciet gezegd dat ik de wetswijziging van harte steun. Ik vroeg me zelfs af waarom wij dit debat moesten voeren omdat wij het met de wijziging eens zijn. Nogmaals, de opmerking was puur gericht tot de LPF, het CDA en de VVD. Ik meen dat het kabinet voor dualisme is. Mijn opmerking tot deze partijen wil dus niet zeggen dat die ook voor het kabinet geldt.

Minister Bomhoff:

Er zijn veel dingen over het roken gezegd. Ik vat het in mijn eigen woorden samen en daarna kom ik bij het amendement van de heer Wilders. Gisteren ben ik hier twee uur te gast geweest op uitnodiging van mevrouw Kant. Mevrouw Kant ging met mevrouw Halsema op een gegeven moment in de zaal in gesprek terwijl ik aan het woord was. Dat was niet zo bijzonder, maar daarna zette mevrouw Kant haar gesprek met mevrouw Halsema net in de poort voort, omdat mevrouw Halsema een sigaret wilde roken. En dat vond ik nog verdrietiger. Dat mag weergeven hoe ik zelf tegenover roken sta. De simpele reden is dat ook die ene sigaret van mevrouw Halsema tien tot vijftien minuten van haar levensverwachting heeft afgehaald, omdat iedere roker gemiddeld twaalf jaar korter leeft dan een niet-roker. Wie wil genieten van zijn of haar kleinkinderen of wie hoopt dat de kleinkinderen van hem of haar genieten, kan beter maar nooit beginnen met roken. Roken verkleint zeer de kans op banden tussen grootouders en kleinkinderen. Ik heb gisteren bijvoorbeeld in dit gebouw moeten optreden door een van de bodes te vragen een sigaret uit te maken.

Ik acht het duidelijk dat wij wat dat betreft allemaal op hetzelfde punt staan. Ik wil nu mijn best doen om van het amendement van de heer Wilders af te komen. Wij hebben dat amendement liever niet dan wel. Een route om ervan af te komen zou zijn dat ik specifiek afstand neem van de memorie van toelichting van mijn voorgangster en dat ik zeg: bij nader inzien heeft het woord "tekens" niets te maken met het woord "kleuren". Soortgelijke opmerkingen zijn door een aantal leden gemaakt. Zelfs dat zal ik niet doen, want ik wil op een andere manier van het amendement af. Als ik afstand zou nemen van de memorie van toelichting van mijn voorgangster op dit punt, kan de industrie zich in eventuele procedures daarop beroepen en dat zou de uitslag van eventuele procedures in een voor ons allemaal ongunstige richting kunnen veranderen. Er blijft dus maar een manier over om van het amendement af te komen, dat heeft mevrouw Kant goed gezegd, namelijk door de wet onverkort aan te nemen. Dat betekent dat ik een hard woord moet richten tot de heer Wilders. Ik zeg tegen hem dat het amendement óf overbodig is, óf dat het in strijd is met de Europese richtlijn. Een van die twee. Ik wil hier dus geen uitspraak doen over welke van die twee, omdat wij dan weer in die discussie over kleuren treden. Ik zeg gewoon klip en klaar tegen de heer Wilders dat zijn amendement overbodig of in strijd met de Europese richtlijn is.

Nederland wil op dit punt ook niet optreden als gidsland in Europa en de reden daarvoor is goed aangegeven door de heer Buijs. Als wij optreden als gidsland, zou iemand kunnen zeggen dat dit ook een manier is om het tabaksgebruik te ontmoedigen. Mij lijkt het echter dat er betere manieren zijn om dat te doen dan de fabrikanten – die waarschijnlijk een half jaar van tevoren het papier van die pakjes moeten drukken – in onzekerheid te laten of het wel het goede papier is en of de sigaretten in dat papier kunnen worden uitgevoerd. Ik wil met de Kamer zoeken naar nog betere manieren om het roken te ontmoedigen. Een onzekerheid als deze voor de fabrikanten vind ik lang niet de meest effectieve en zinvolle manier om het roken te ontmoedigen. Er zijn veel betere manieren en daarmee sluit ik dadelijk af.

Mijn voorstel aan de heer Wilders is om geen afstand te nemen van de memorie van toelichting. Wij merken kort en goed op dat Nederland geen gidsland wordt. Het is denkbaar dat er in andere landen procedures worden aangespannen. Wellicht volgen dergelijke procedures dan ook híér. Wij willen rustig bezien hoe andere landen de richtlijn implementeren en of er vervolgens procedures komen of niet. Ik vraag hem dus, van zijn amendement af te zien met als argument dat in dit geval Nederland geen gidsland zal zijn vanwege de al door mij genoemde onzekerheden. Ik vraag of hij bereid is, waarbij ik een beroep doe op zijn nederigheid, om toe te geven dat het amendement of overbodig is of in strijd met de richtlijnen. Nederland wordt geen gidsland. Wij volgen het voorstel van mevrouw Kant, nemen het wetsvoorstel onverkort aan, kijken naar de ontwikkelingen in Europa en wij doen het met die wet zonder dat amendement.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat uiteindelijk de Kamer uitmaakt of de wet wordt aangenomen.

De heer Wilders (VVD):

Zo is dat, voorzitter.

Ik ben ook niet de beroerdste wat het amendement betreft. Als de minister mijn volgende vraag kan beantwoorden, kan ik zijn vraag beantwoorden. Als ik mijn amendement intrek, is het dan, gehoord de woorden die hij zojuist uitsprak, mogelijk dat na aanvaarding van dit wetsvoorstel kleurverschillen in Nederland blijven bestaan?

Minister Bomhoff:

Het antwoord is "ja".

De heer Wilders (VVD):

Dat is wat ik wilde horen. Bij dezen trek ik mijn amendement op stuk nr. 7 in.

De voorzitter:

Het amendement-Wilders c.s. (stuk nr. 7) is ingetrokken.

Minister Bomhoff:

Voorzitter. Ik ben hiermee aan het eind van mijn antwoord gekomen.

De heer Buijs (CDA):

Ik had aangekondigd dat ik met deze minister nog een appeltje heb te schillen in verband met toezeggingen uit de vorige kabinetsperiode. Ik verneem graag zijn antwoord op mijn vragen uit eerste termijn.

Minister Bomhoff:

Een speciale behandeling voor de heer Buijs kan andere leden tot de terechte opmerking brengen, dat ik hun talrijke vragen over dit onderwerp ook zou moeten beantwoorden. Het lijkt mij beter om daarvan af te zien.

Ik zeg kort tegen de heer Buijs dat ik weet dat dit amendement boven de markt hangt, dat wij goede en verstandige dingen zullen doen op het gebied van preventie en dat ik vanuit een positieve houding daarop zeker wil terugkomen bij de begrotingsbehandeling. Ik zeg tegen de andere leden dat dit een heel kort en formeel antwoord is. Ik hoop dat zij mij toestaan, de discussie vanmiddag te beperken tot het amendement, dat inmiddels is ingetrokken, en niet uit te breiden tot diverse andere onderwerpen waarop ik slecht ben geprepareerd.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Ik kreeg zojuist het onaangename gevoel dat in deze discussie werd gesuggereerd dat wij het volledig opnemen voor de sigarenindustrie. Ik zou bijna zeggen: al is het zo. Als wij hier niet mogen opkomen voor de industrie in het algemeen, wordt het voor mij heel erg moeilijk om hier in de toekomst nog een discussie te kunnen en mogen voeren. Het is een open en vrije discussie. Of het nu de sigarenindustrie is of een andere, het maakt mij helemaal niets uit.

De voorzitter:

Waarvan akte. Het is echter vooral de bedoeling om in interrupties vragen te stellen. Daarmee zijn wij nu bezig aan het eind van deze eerste termijn.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Het moet maar zo, omdat er geen tweede termijn is. Ik begrijp dat de minister het vooral over het amendement wil hebben.

De voorzitter:

Ik heb u aangekeken en ik stelde voor om de beraadslaging te sluiten. Als u vraagt om een tweede termijn, dan is er een tweede termijn. Dat zal een korte zijn, maar ik kan mij voorstellen en zie aan de gebaren dat u zich ook kunt voorstellen dat u nog resterende vragen aan de minister stelt. Ik zie aan de gebaren dat het uw instemming heeft, dus het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik heb een praktisch probleem, want ik heb een motie.

De voorzitter:

Dan zal er een tweede termijn moeten zijn. Er is een tweede termijn van de kant van de Kamer, waarin u dus het woord niet hoeft te voeren. Er is nu echter gelegenheid om moties in te dienen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. De motie heeft betrekking op de andere aspecten van deze wet. Ik had gevraagd of wij nu die ingrediëntenlijsten ter inzage konden krijgen en of de onderzoeken en metingen, die kunnen plaatsvinden, gevolgen kunnen hebben. Ik vind dat namelijk heel belangrijk. Het heeft natuurlijk ook volledig met de behandeling van het wetsvoorstel te maken. Ik heb de minister in eerste termijn gevraagd of hij al van plan is actie te ondernemen aan de hand van de mogelijkheden die deze wet biedt. Ik moet dat nu dan maar aan de hand van een motie doen en hoor zijn oordeel daarover wel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tabaksproducenten jaarlijks een lijst met ingrediënten van hun producten moeten indienen en mee moeten werken aan metingen en onderzoeken om de gevolgen voor gezondheid en het gevaar van afhankelijkheid te onderzoeken;Kant

overwegende dat het toevoegen van stoffen met als doel het verslavingseffect te vergroten dan wel van smaak- en geurstoffen die ertoe dienen tabaksproducten aantrekkelij ker voor jongeren te maken, bijzonder schadelijk is en ertoe kan leiden dat steeds meer jongeren gaan en blijven roken;

verzoekt de regering, haar beleid erop te richten dit soort additieven te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(28401).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil nog een opmerking maken in tweede termijn. Het is goed dat het amendement is ingetrokken, want ik had er bezwaar tegen. In antwoord op de vraag van de heer Wilders of het mogelijk is dat er kleurverschillen blijven, zegt de minister kortheidshalve "ja". Ik begrijp dat, maar zeg er wel bij dat dit alleen geldt zolang niet is vastgesteld dat er ook bij kleurverschillen sprake is van misleidende reclame. Ik vind het voor de wetsgeschiedenis van betekenis om dit te hebben opgemerkt.

Minister Bomhoff:

Voorzitter. Ik had eerst gedacht dat ik aanvaarding van de motie kon ontraden, omdat wij het al doen en zij dus overbodig is. Nu blijkt dat ik aanvaarding van de motie kan aanraden, omdat zij volkomen spoort met hetgeen wij toch al gaan doen. Het argument blijft hetzelfde, maar het advies verandert.

Mevrouw Kant (SP):

Als de minister toezegt dat hij de motie uitvoert, kan ik haar intrekken. Dan zijn wij klaar.

De voorzitter:

Dat is inderdaad de normale gang van zaken, als een minister zich zo tegenover een motie opstelt.

Aangezien de motie-Kant (28401, nr. 8) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Er zal op een later moment over het wetsvoorstel worden gestemd.

Sluiting 17.10 uur

Naar boven