Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van heden over de situatie rondom de vogelpest.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Wij hebben zojuist uitvoerig gesproken over het perspectief voor boeren die geconfronteerd worden met de gevolgen van de vogelpest. Het gaat hierbij ook om de aanverwante sectoren. Wij spreken hier over 20 tot 25.000 arbeidsplaatsen. Gelet op de noodsituatie dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er inmiddels initiatieven zijn genomen om te komen tot een noodfonds en een (welzijns)opkoopregeling om negatieve gevolgen van de klassieke vogelpest zoveel mogelijk op te vangen;

overwegende dat het noodfonds en de opkoopregeling alleen van toepassing zullen zijn in de aangewezen beschermings- en toezichtsgebieden;

stelt vast dat ook buiten de genoemde gebieden zich in toenemende mate problemen voordoen;

verzoekt de regering, het noodfonds en de opkoopregeling ook buiten de beschermings- en toezichtsgebieden van toepassing te verklaren;

verzoekt voorts, snel duidelijkheid te geven over de criteria waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen uit het fonds en/of de opkoopregeling;

verzoekt tot slot de regering, alle mogelijke inspanningen te leveren om voldoende financiële middelen beschikbaar te laten komen voor het noodfonds en de opkoopregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Van der Vlies, Slob en Oplaat. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(28807).

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter. Door de vogelpestcrisis dreigt in Nederland ook een ramp te ontstaan met betrekking tot de werkloosheid. Als het zo doorgaat is er letterlijk vanaf mei in Nederland geen kip meer te krijgen. Dit betekent dat alle slachterijen, broederijen en vermeerderingsbedrijven gesloten zullen zijn. Dat houdt tevens in dat er vanaf mei ongeveer 20.000 extra werklozen bijkomen. Dat wil niemand. Daarom willen wij dat het buiten de toezichtsgebieden onder stringente veterinaire voorwaarden, net als bij het aan- en afleveren van voer, voor de vermeerderaars mogelijk wordt om de broedeieren naar de broederijen te brengen. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op het moment in het hele land geen broedeieren van de vermeerderaars naar de broederijen mogen worden vervoerd;

constaterende dat, als er geen maatregelen worden genomen, de gehele pluimveeketen binnen een week helemaal stil komt te liggen, bedrijven failliet zullen gaan en er binnenkort geen kip meer is;

voorts constaterende dat, indien zich een besmetting voordoet bij een vermeerderaar waar broedeieren vandaan komen, alsnog de stekker uit de broedmachines kan worden getrokken om dierenleed en verdere besmettingen te voorkomen;

verzoekt de regering, Oplaatonder stringente veterinaire voorwaarden, net als bij vaccineieren, consumptie-eieren en voer, het vervoer van broedeieren van de vermeerderaars naar de broederijen buiten vervoersbeperkingsgebieden toe te staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oplaat, Van den Brink, Van der Vlies, Atsma en Slob.

Zij krijgt nr. 8(28807).

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter...

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De motie spreekt over "onder strikte veterinaire voorwaarden toe te staan...". Kan "veterinair" ook betekenen dat het niet toegestaan kan worden? Of moet ik de motie zo lezen dat er staat: de Kamer maakt de beoordeling en zegt dat het onder strikte veterinaire voorwaarden toegestaan is?

De heer Oplaat (VVD):

Ik wil als voorbeeld op de omgekeerde route wijzen die het voer nu volgt. Een bedrijf dat nu kippenvoer geleverd krijgt, moet aan allerlei hygiënische voorwaarden voldoen. Je kunt dan ook aan de omgekeerde weg denken: als je aan die voorwaarden voldoet, kom je ervoor in aanmerking. Als je niet aan de eisen wilt voldoen, dan betekent dit dat de broedeieren niet afgeleverd kunnen worden. Het doel is dat er lucht wordt gecreëerd en dat voorkomen wordt dat er in mei geen kip meer in Nederland aanwezig is. Tevens kan voorkomen worden dat er straks 20.000 extra werklozen zijn.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Is het een afweging van het economische belang versus het veterinaire belang, of is het veterinaire belang hierbij volstrekt leidend?

De heer Oplaat (VVD):

Het veterinaire belang zal altijd leidend zijn. Ik wijs op de noodzakelijkheid van aanvoer van voer. Er wordt voor gezorgd dat dit veterinair mogelijk is. Er zal dus ook sprake moeten zijn van een afvoer onder strikt veterinaire voorwaarden.

De heer Atsma (CDA):

Misschien is het goed om toe te lichten dat het niet kan als het veterinair niet verantwoord is. Dat moge duidelijk zijn.

De voorzitter:

Het is ongebruikelijk om te reageren als men zelf de motie medeondertekend heeft. U heeft een kleine toelichting gegeven, mijnheer Atsma, waarvan akte.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben vanochtend weer uitgebreid stilgestaan bij alle ontwikkelingen rondom de uitbraak van de vogelpest en de financiële afwikkeling van een en ander. Daarover is het laatste woord nog niet gezegd. Wij hebben gesproken over de opzet van een noodfonds en over de vulling van dat fonds met voldoende financiële middelen. Wij hebben ook gesproken over de mogelijkheden en de onmogelijkheden om gebruik te maken van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de daarbij behorende vermogenstoets. Onze fractie wil heel graag voorkomen dat wij terechtkomen in eenzelfde situatie als bij het noodfonds MKZ. Daarin zaten behoorlijk wat financiële middelen maar de bereikbaarheid van die middelen was zo beperkt dat er nog veel geld is overgebleven dat nu uiteindelijk via de provincies zijn weg moet vinden. Om dat te voorkomen en ervoor te zorgen dat het noodfonds van goede criteria wordt voorzien, zou ik de volgende motie willen indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de regering voorstelt, een noodfonds vogelpest in het leven te roepen;

  • - voor dit fonds dezelfde werkwijze zal gelden als destijds bij het noodfonds MKZ;

  • - is gebleken dat het noodfonds MKZ in belangrijke mate aan zijn doel is voorbijgeschoten, onder andere omdat de criteria waaraan moest worden voldaan, bijzonder beperkend waren;

  • - het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen zodanig van aard is dat de ondernemers die ten gevolge van de vogelpestcrisis met een inkomensterugval worden geconfronteerd, hierop veelal óf geen beroep kunnen doen óf slechts aanspraak kunnen maken op een lening;

verzoekt de regering, de criteria voor het noodfonds vogelpest zodanig te formuleren dat ondernemers die ten gevolge van deze crisis de bedrijfscontinuïteit in gevaar zien komen, voor een tegemoetkoming uit het fonds in aanmerking kunnen komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Atsma, Oplaat, Van der Vlies en Van den Brink.

Zij krijgt nr. 9(28807).

De heer Waalkens (PvdA):

Bij het opstellen van de criteria moet wel rekeninggehouden worden met de toetsingscriteria van Brussel. Kan het een belemmering zijn als Brussel nee zegt?

De heer Slob (ChristenUnie):

Als er een noodfonds komt, willen wij graag dat daarvan zo maximaal mogelijk gebruik kan worden gemaakt. Dat geven wij op dit moment aan. Uiteraard begrijpen wij dat welke regeling wij ook maken, deze Brusselproof moet zijn. Dat hebben wij vorige week ook tijdens het overleg aan de orde gehad. Wij moeten de ruimte die wij hebben echter wel maximaal gaan toepassen. De motie is ook een opmaat voor de discussie die dan gevoerd moet gaan worden.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Ik wil graag een motie indienen en nadat ik de motie heb ingediend, wil ik ook wat uitleggen omdat ik moeite heb om schriftelijk precies duidelijk te maken wat ik bedoel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment het virus zich in de Gelderse Vallei nog steeds verder verspreidt, waardoor het toezichtsgebied steeds verder opschuift;

overwegende dat het virus niet Van den Brinkde mogelijkheid moet krijgen, zich over een nog groter gebied te verspreiden;

verzoekt de regering, bij ieder nieuw verdacht c.q. besmet bedrijf in de Gelderse Vallei dat buiten de denkbeeldige cirkel ligt van de nu verdachte c.q. besmette bedrijven, 5 km naar buiten toe preventief te ruimen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Brink en Oplaat. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(28807).

De heer Van den Brink (LPF):

Om uit te leggen wat ik met mijn motie beoog, verwijs ik naar de denkbeeldige lijn op dit moment. Sinds vanmorgen is Putten de verste uithoek naar het noorden, Bennekom de verste uithoek naar het zuiden en Renswoude de verste uithoek naar het zuidwesten. Daar omheen kun je een denkbeeldige lijn trekken die de bedrijven precies kruist. Mocht er een nieuw verdacht of besmet bedrijf komen dat die denkbeeldige lijn overschrijdt, ruim dan 5 km naar buiten toe, dus naar een 10 km toezichtsgebied toe, om zodoende naar buiten toe een pluimveevrije zone te krijgen die groter is dan 1 km.

De heer Atsma (CDA):

Dat betekent dat je een gigantisch groot gebied gaat ruimen, gezien het aantal bedrijven in het genoemde gebied.

De heer Van den Brink (LPF):

Dat zou kunnen, maar dat hoeft niet per definitie te gebeuren. Het kan namelijk zijn dat er geen nieuwe verdachte of besmette bedrijven komen en dan is het niet aan de orde. Dan heb ik de motie voor niets ingediend, maar ik hoop dat dat zo is. Als er wel een nieuw verdacht of besmet bedrijf komt, behoeft niet 5 km rondom die hele denkbeeldige cirkel van Putten naar Bennekom en Renswoude geruimd te worden. Neen, als er bijvoorbeeld in Kootwijkerbroek een verdenking of besmetting ontstaat, moet er vanaf het betreffende bedrijf 5 km naar buiten toe worden geruimd.

De voorzitter:

Het gaat mijn voorstellingsvermogen bijna te boven, maar de minister begrijpt wat u bedoelt. Wij wachten dus even de reactie van de minister af.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik heb het net aan de ambtenaren uitgelegd en zij begrepen het.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. De SGP-fractie ervaart de klassieke vogelpest als een gesel die onze samenleving tuchtigt met ernstige gevolgen voor de sector, ja de hele keten. Daarover zijn wij het volstrekt met elkaar eens. Ik heb vanmorgen mijn waardering tot uitdrukking gebracht voor de inzet van zeer velen om de crisis af te wenden. Daarbij moet uiteraard al het menselijk mogelijke worden gedaan. Er zijn echter nog nieuwe ontwikkelingen denkbaar. In dat verband moet je eigenlijk al het mogelijke doen en gedaan hebben om verspreiding van de klassieke vogelpest te voorkomen. In dat licht heeft de minister na een interventie van collega Atsma – hij kwam daar als eerste mee en ik heb mij daarbij aangesloten – gezegd dat eenieder buiten het toezichtsgebied een eigen verantwoordelijkheid heeft. Als er een verplichting wordt ingesteld, moet er weer gehandhaafd gaan worden. De minister heeft gezegd dat hij dit niet tot de mogelijkheden zag behoren, maar daar zijn voorbeelden naast te leggen van dingen die een normerende overheid overigens toch wel doet om de verantwoordelijkheden helder af te bakenen. In dat licht moet de motie die ik nu mede namens collega Atsma indien, gezien worden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat al het mogelijke moet worden gedaan om verspreiding van de klassieke vogelpest te verhinderen;

overwegende dat hobbymatig gehouden dieren ook het virus kunnen verspreiden;

verzoekt de regering, een tijdelijke ophokplicht in te stellen die eveneens geldt voor de hobbymatig gehouden dieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Atsma, Slob en Van de Brink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(28807).

Minister Veerman:

Voorzitter. Soms geeft een lunch de gelegenheid, dingen nader uit te zoeken om over de laatste stand van zaken te berichten. Vanmorgen is gesproken over de vraag of het mogelijk is, broedeieren buiten het toezichtgebied "om te katten" tot consumptie-eieren. Dat bleef vanmorgen nog wat in het vage, maar dat is nu duidelijk.

In de motie van de heer Atsma wordt in hoge mate hetzelfde bepleit als wat ik voorsta, met één onderscheid. In de tweede considerans wordt gesproken over de opkoopregeling. De 10 mln euro die daarvoor heeft vrijgemaakt, is uitdrukkelijk beperkt tot dat gebied. Daarmee zijn twee dingen gezegd: als er buiten het gebied een opkoop noodzakelijk is, komt daarmee de vraag aan de orde of daarmee additionele financiële middelen moeten worden gegenereerd.

Binnen het toezichtgebied doen zich welzijnsproblematieke voor. Het noodfonds geldt niet alleen binnen, maar ook buiten het gebied. De huidige middelen daarvoor en het mechanisme om meer middelen te genereren zijn daarbij leidend. Voor zover de Kamer mij aanspoort alle mogelijke inspanningen te leveren, beschouw ik dit als een ondersteuning van mijn beleid, wanneer blijkt dat de nu ter beschikking staande middelen en wellicht door de bijdragen van anderen worden vermeerderd, te gering zouden zijn.

Ik kom toe aan de motie van de heer Oplaat c.s. op stuk nr. 8. De indiener zei zelf al dat het veterinaire aspect in dezen volstrekt leidend is. Ik ben bereid, na te gaan of de EU hiervoor medewerking verleent, die voor het nemen van die maatregelen noodzakelijk is.

De heer Oplaat (VVD):

Ik ben blij met die toezegging. Kan dat vandaag of morgen voor de middag nog, want de nood is gigantisch groot.

Minister Veerman:

Ik ben ervan op de hoogte dat de nood groot is. Ik zal mijn uiterste best doen, daarover bij de Europese autoriteiten zo snel mogelijk duidelijkheid te verkrijgen.

De heer Oplaat (VVD):

De EU staat wel toe dat dat gebeurt met vaccineieren. Misschien kunt u de betrokkenen inlichten dat dat ook broedeieren zijn.

Minister Veerman:

Wij zullen deze suggestie van de heer Oplaat, die voortvloeit uit zijn vakmanschap, meenemen in het overtuigen van de Europese autoriteiten. Wat dat betreft mag de heer Oplaat ook wel eens worden geprezen. Als de argumenten daar aanleiding toe geven, doe ik dat met groot genoegen.

Dan kom ik te spreken over de motie van de heer Slob over het noodfonds. Ik moet mij houden aan de EU-steunvereisten. De heer Slob wees daar zelf ook al op. Ik zal uiteraard geen onnodige belemmeringen opwerpen. De regering wordt verzocht de criteria voor het noodfonds zodanig te formuleren, in overleg met de Commissie en Brusselproof, dat ondernemers die ten gevolge van deze crisis hun bedrijfscontinuïteit in gevaar zien komen voor een tegemoetkoming uit het fonds in aanmerking kunnen komen. Wij zullen wat dat betreft de maximale ruimte opzoeken, binnen de richtlijnen van de Gemeenschap. Wij kunnen echter niet buiten die richtlijnen treden, op straffe van terugvordering. Ik beschouw de motie dus als een ondersteuning van het beleid.

Dan de motie van de heer Van den Brink. De voorzitter concludeerde al dat ik die had begrepen.

De voorzitter:

U wekte die indruk, want u knikte.

Minister Veerman:

Daar heb ik het in het leven ver mee gebracht, voorzitter.

Ik wil duidelijkheid over de precieze strekking van de motie, want die kan vergaande gevolgen hebben voor wat wij doen. Moet ik de motie in die zin begrijpen dat, wanneer er in de Gelderse Vallei een nieuw verdacht bedrijf c.q. een nieuw besmet bedrijf wordt gesignaleerd, buiten de denkbeeldige cirkel van de nu verdachte c.q. besmette bedrijven 5 km naar buiten preventief moet worden geruimd? Neem een bedrijf dat aan de rand van het toezichtgebied ligt. Moet je daar omheen een cirkel van 5 km trekken en vervolgens alle bedrijven die daarin liggen preventief ruimen?

De heer Van den Brink (LPF):

Naar binnen toe wordt een cirkel van 1 km gehanteerd. Die wil ik blijven hanteren, want dat gebeurt nu toch al. Naar buiten toe, om ervoor te zorgen dat het virus niet verder gaat, pleit ik voor een cirkel van 5 km. Het virus moet worden gestopt.

Minister Veerman:

Dat is mij volstrekt duidelijk. Daar zijn wij allemaal mee bezig, maar het gaat nu om de vraag wat dit betekent. Ik wil inzicht in de omvang van die maatregel. In het gunstigste geval is het een halve cirkel, maar in het ongunstigste geval een driekwart cirkel. Dat kan een groot aantal bedrijven betreffen. Zijn wij het daarover eens?

De heer Van den Brink (LFP):

Ja.

Minister Veerman:

Dat heeft grote gevolgen voor de inzet van materieel, gelet op de beperkte destructie- en ruimingcapaciteit. Op dit moment zie ik daar niet de veterinaire noodzaak toe. Op die gronden ontraad ik de aanneming van de motie, maar desondanks ben ik bereid de consequenties ervan te doordenken. Ik zeg er niet dogmatisch "neen" tegen, maar op dit moment zie ik de veterinaire noodzaak niet. De zorg van de heer Van den Brink stel ik echter op hoge prijs, evenals het concept van het inperken van het virus. Er is nu veterinair geen reden toe, maar dat kan veranderen. Als dat gebeurt, dan zal ik deze mogelijkheid zeker overwegen.

De heer Van der Vlies (SGP):

De minister plaatst zich niet dogmatisch op afstand van de gedachte achter en de dimensionering in de motie. Wij hebben een discussie gehad over de cirkel van 1 of 3 km. Het is tot nu toe 1 km gebleven en geen 3 km geworden, maar nu wordt om 5 km gevraagd. Daarover blijven we nadenken.

Minister Veerman:

Wij denken ook na over de grenzen van 1 en 3 km. In mijn brief en vanmorgen heb ik gemeld dat de screening in zones 1 en 3 km niets heeft opgeleverd dat ons tot de conclusie brengt dat de grens van 1 km verruimd moet worden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat heb ik gesteund.

Minister Veerman:

De motie richt zich op een uitbraak aan de buitenzijde van het gebied van 10 km, dus aan de buitengrens van het huidige toezichtgebied. Daar zijn wij overigens nog lang niet aan toe. Bij een uitbraak wordt de grens van 10 km uiteraard verruimd. Het betreft een incidentele uitbraak aan de rand van het gebied waardoor de cirkel met 5 km moet worden vergroot. In die cirkel moet dan preventief geruimd worden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Waarom dan ineens een uitbreiding met 5 km en niet met 1 of 3 km?

Minister Veerman:

Onder het huidige regime geldt dat bij een uitbraak een zone van 1 km wordt geruimd en een zone van 3 km wordt gescreend. In een zone van 10 km wordt toezicht uitgeoefend. Het voorstel beperkt zich tot de Gelderse Vallei. De heren Van den Brink en Oplaat willen dat ik hiertoe overga. Ik ben bereid om te bezien wat dit veterinair betekent. Ik bezie ook van dag tot dag wat de consequenties van de huidige grenzen zijn. Ik wil dus bezien of dit voorstel of deze wens van de Kamer nader kan worden vormgegeven en of dit veterinair de bijdrage levert aan de bestrijding die wij allen nastreven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat nadenken moet sowieso gebeuren. Ik verzoek om in dat verband ook de parameters 3 of 5 km te onderzoeken. De sprong naar 5 km vind ik nogal rigoureus, gelet de afwijzing van de grens van 3 km tot nu toe..

Minister Veerman:

U heeft van mij niet gehoord dat ik al aan die grens van 5 km toe ben. Ik deel de zorg die uit de motie spreekt. Ik wil onderzoeken of deze mogelijkheid veterinair te prefereren is boven het huidige regime. Ik heb de randvoorwaarden van de ruimings- en destructiecapaciteit genoemd.

De heer Van den Brink (LPF):

Er moet voldoende ruimingscapaciteit zijn. Hetgeen er bij de varkenspestuitbraak in 1997 is gebeurd, ligt nog vers in mijn geheugen. Als de vogelpest doorzet, krijgt u dezelfde problemen met de ruimingscapaciteit en misschien nog wel grotere.

Minister Veerman:

Wij herhalen een beetje de discussie van vanmorgen. Ik ben de Kamer royaal tegemoetgekomen. Ik heb de bedoeling van de motie heel goed begrepen. Ik ben bereid om een en ander te bezien als aanvulling op de bestaande ruimingsmethoden. Ik ontraad de aanneming van de motie. Het kan geen vaststaand beleid worden. Ik zal alle suggesties om deze ziekte tot staan te brengen ernstig onderzoeken.

Ik ben bereid, de motie van de heer Van der Vlies over de ophokplicht over te nemen. De handhaving is echter lastig. Dit zal beperkt bijdragen aan de risicovermindering. Ik heb al een beroep gedaan op alle hoenderhouders houdt om de dieren op te hokken. Ik doe dit beroep opnieuw op alle kippenhouders in Nederland, commercieel of privé. Ik wil dit wel in een verplichting vastleggen op voorwaarde dat de Kamerleden mij er niet aan houden dat ik de capaciteit beschikbaar stel die nodig is om dit alles in Nederland precies en grondig te controleren. Op dit moment heb ik mijn mensen namelijk nodig op andere plekken. Ik beschouw de motie dus als een aansporing om op te hokken. De verplichting legt dit in feite nog eens goed vast.

De heer Waalkens (PvdA):

De minister zegt dat hij het tijdelijk ophokken zal verplichten. Vanmorgen heeft hij alleen gezegd dat hij niet van gedogen houdt. Als je een verplichting oplegt, maar van tevoren aankondigt dat je die niet kunt handhaven, ontstaat er een situatie waarin wij niet terecht willen komen. Wat zijn nu de personele implicaties van de op te leggen verplichting?

Minister Veerman:

Ik denk dat het feit dat wij zo ver willen gaan dat wij een plicht opleggen extra duidelijk maakt dat de situatie ernstig is. Wij zullen dit steekproefsgewijs gaan controleren. Ik kan u nadrukkelijk niet toezeggen dat wij de capaciteit die wij elders hard nodig hebben om toezicht te houden, zullen overplaatsen om dit tot in de finesses te controleren. Dit mag er dus ook niet uit worden afgeleid. Het ophokken moet gebeuren. Wij doen een beroep op eenieders verantwoordelijkheid. Wij zullen daar waar mogelijk controleren. De Kamerleden mogen echter niet de conclusie trekken dat deze plicht overal zonder uitzondering handhaafbaar is. Ik zeg u dit vrijmoedig om de doodeenvoudige reden dat wij de capaciteit daarvoor in beperkte mate kunnen inzetten.

De heer Waalkens (PvdA):

De overheid haalt de eigen verantwoordelijkheid van de sector naar zich toe. Zij geeft vervolgens aan dat zij dit niet in de volle sterkte kan controleren. Zodoende presenteert de overheid zich toch onbetrouwbaar aan de sector?

Minister Veerman:

Het woord "onbetrouwbaar" lijkt mij hier niet op z'n plaats. Er kan hooguit gesproken worden van "onvolledig". Daar is voor mij altijd nog een groot verschil tussen en ik neem aan dat u het daarmee eens bent. Het gaat hier om de vraag of wij door middel van de verplichting die wij op willen leggen, de ernst van de maatregel voor eenieder duidelijk maken. Daar koppelen wij aan dat wij, zo mogelijk en als de capaciteit het toestaat, de handhaving ter hand zullen nemen. Ik zeg daar wel bij dat ik niet kan garanderen dat ik de capaciteit kan vrijmaken die nodig is om die maatregel ten volle uit te voeren en zonder uitzondering van toepassing te laten zijn, omdat het hier gaat om een verplichting voor het gehele land. Dat heeft niets met onbetrouwbaarheid te maken. Dat heeft alleen te maken met een gebrek aan capaciteit en prioriteiten voor de inzet van die capaciteit. Dat neemt echter niet weg dat wij door middel van deze verplichting aangeven dat het meer dan alleen de verantwoordelijkheid van eenieder is, dat het een door de overheid onderschreven absolute noodzaak is.

De heer Atsma (CDA):

De minister zegt dat hij geen extra capaciteit heeft voor de handhaving. Dat begrijp ik, maar dat is ook niet de bedoeling van de indieners van de motie. Wel moet het zo zijn dat er op het moment dat een agent – en daar hebben wij er ook te weinig van – ziet dat er ergens kippen loslopen, van de mogelijkheid om te bekeuren gebruik maakt als dat nodig zou zijn. In die zin komt het niet alleen op de handhavers van LNV aan.

Minister Veerman:

Dat is juist, voorzitter.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag zal over de ingediende moties worden gestemd.

Sluiting 15.12 uur

Naar boven