Aan de orde zijn:

de brieven over de voortgang van het najaarsoverleg (28600 XV, nrs. 9 en 10).

De voorzitter:

Ik stel de spreektijden vast op 4 minuten per spreker.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Het conflict tussen het kabinet en enkele van de sociale partners lijkt er de oorzaak van te zijn dat er niet of nauwelijks zicht is op een sociaal akkoord van korte of langere duur. Dat gebeurt in een situatie waarin de werkloosheidscijfers gierend uit de klauwen lopen en tegen de achtergrond van de brief van het kabinet, waarin gesproken wordt van loonmatiging als cruciaal belang en een gevoel van urgentie dat door het kabinet en de sociale partners moet worden uitgestraald. In het regeerakkoord van dit kabinet zat dat gevoel van urgentie in ieder niet, want wie 600 à 700 mln euro bezuinigt op de Melkertbanen, vernietigt banen en kan nooit met droge ogen volhouden dat er een beleid wordt gevoerd dat werk boven inkomens stelt.

Naar aanleiding hiervan een aantal vragen. Als dat gevoel van urgentie zo sterk is, waar was de minister-president dan toen de gesprekken het afgelopen weekeinde met de sociale partners gevoerd werden? Kan het kabinet aangeven hoe het in demissionaire staat aankijkt tegen het onderscheid tussen een contract voor 2003 en een meerjarenafspraak? Zou een contract voor 2003 niet logischer zijn dan een meerjarenafspraak, in die zin dat het kabinet dan over zijn graf heen regeert? De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid sprak over de afwijzende opstelling van de FNV afgelopen maandag in termen van "onverantwoord". Mijn fractie is dat oneens met de minister en daarmee met het kabinet. Is het niet onverantwoord dat het kabinet, dat het heeft over een gevoel van urgentie en loonmatiging als cruciaal belang, de vakbonden niet meer tegemoet is gekomen door een sociaal contract voor korte of langere termijn te sluiten? Is nu, met de reacties die binnengekomen zijn, een meerjarig pakket nog mogelijk of blijft het kabinet bij de stelling dat dit niet meer aan de orde is?

Voorzitter. Ik heb al eerder gezegd dat dit kabinet meer een werkgevers- dan een werknemerskabinet is. Dat is in de afgelopen periode nog eens bevestigd. Als je een contract wilt sluiten met sociale partners, moet je dat ook doen met degene die de meeste kritiek heeft op je plannen. Daar wil ik nog iets over zeggen. De Nederlandse vakbeweging is historisch gezien een verantwoorde vakbeweging, die altijd werk boven inkomen heeft geplaatst en het debat over de loonmatiging niet uit de weg is gegaan. Maar dan wil men er wel iets voor terug en zeker van dit kabinet, lezende de plannen over de WAO, de Melkertbanen, het spaarloon en de pensioenen.

Het kabinet weet precies waar de schoen wringt als het gaat om een meerjarig pakket voor de WAO: bij de hogere uitkering en bij het afzien van de partnertoets. Dat zijn de twee cruciale elementen. Ziet het kabinet ruimte om de vakbeweging op dat terrein meer tegemoet te komen dan tot nu toe gebeurd is of is het over en uit als het gaat om de WAO? Hoe moeten wij dan de behandeling van het wetsvoorstel over loondoorbetalingsverplichting zien dat door het kabinet is ingediend?

Het kabinet komt met een tamelijk ingewikkeld plan om 10.000 ID-banen te regulariseren. Daar moet nog financiering voor gevonden worden. Onze suggestie is om de bezuiniging in 2003 op de Melkertbanen ongedaan te maken. De suggestie die van de kant van de FNV is gedaan om de geconditioneerde lastenverlichting van 250 mln voor werknemers daarvoor in te zetten, vraagt om een reactie van het kabinet. Daarmee zou een groot deel van de bezuiniging ongedaan gemaakt kunnen worden. Het zou een stap zijn op weg naar afspraken met de bonden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Begrijp ik de heer Rosenmöller nu echt goed dat hij de 10.000 ID'ers niet gunt dat hun baan wordt omgezet in een gewone baan, met bijbehorende beloning, waardering, kansen op scholing, enz.? Begrijp ik dat nu echt goed?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mijn fractie heeft al heel lang en heel vaak gepleit voor het regulariseren van een groot deel van deze banen. Daarbij maakt het niet uit of het er 10.000 of 20.000 zijn. Daar gaat het verschil van mening niet over. Wij moeten er echter wel voor oppassen dat wij het debat over het regulariseren van deze banen niet voeren onder het beslag van een veel omvangrijker bezuiniging op de gesubsidieerde arbeid. Op het moment dat je de druk van de bezuinigingen zou weghalen – en daar zijn, als je een beetje inventief bent, mogelijkheden voor te bedenken – is het natuurlijk altijd goed om het debat over het regulariseren van die banen te voeren.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb uit de mond van de heer Rosenmöller noch uit de mond van andere fractieleden van GroenLinks ooit ook maar één voorstel gehoord om die banen om te zetten in gewone banen, inclusief een dekking. Nu wil ik graag het echte antwoord op mijn vraag. Ik hoor alleen maar heel veel woorden, waarmee hij uitlegt wat GroenLinks in het verleden wilde en hij spreekt de bereidheid uit tot het voeren van een debat. Mijn kernvraag was: wil de heer Rosenmöller hier als fractievoorzitter van GroenLinks zeggen dat hij tegenstander is van het omzetten van 10.000 ID-banen in gewone banen als start, inclusief alles wat daarbij hoort?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Nee, daar ben ik helemaal geen tegenstander van. Nu heeft u een concreet antwoord. Ik ben er wel tegen om dat te doen onder het beslag van miljoenen aan bezuiniging. Ik moet toch constateren dat u niet goed hebt opgelet als het gaat om de positie van de fractie van GroenLinks met betrekking tot de gesubsidieerde arbeid. Wij hebben zowel in het heden als in het verleden met grote regelmaat voorstellen gedaan om een belangrijk deel van deze banen tot reguliere banen te maken. Daar kan en zal niemand tegen zijn.

De voorzitter:

Ik wijs de heer Rosenmöller erop dat zijn spreektijd om is. Ik verzoek hem om zijn inbreng af te ronden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Dat zal ik doen met twee korte opmerkingen over het spaarloon. Ik had begrepen dat de verhoging van de arbeidskorting een compensatie was voor de hogere nominale ziekenfondspremie. Nu is het zo dat die hogere arbeidskorting voor een deel ingezet wordt voor het spaarloon. Hieruit moet ik concluderen dat mensen met en zonder werk op het minimum de prijs gaan betalen voor het herleven van het spaarloon. Heb ik dat goed begrepen?

Ten slotte nog de positie van mensen die langdurig op het minimumniveau leven. Voor die mensen zouden in een meerjarig pakket wel maatregelen opgenomen worden, maar blijkbaar niet in een contract voor één jaar. Het verbaast mij zeer dat de regeling "lang-laag", voor mensen die langdurig uitkeringsgerechtigd zijn, ingezet wordt voor de Melkertbanen. Dat vinden wij een verkeerde vorm van financiering, zeg ik ook tegen mevrouw Verburg.

Voorzitter. De kern van mijn pleidooi is:

  • 1. laat de minister-president het vastgelopen overleg vlottrekken;

  • 2. het kabinet moet een substantiëler bod doen om tot een akkoord te komen met alle sociale partners.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie maakt zich grote zorgen over de voorbereidingen op het najaarsoverleg, dat is voorzien op 28 november. Terwijl de economie steeds verder wegzakt, de werkloosheid pijlsnel oploopt met maar liefst 8000 nieuwe werklozen per maand, de problemen rondom pensioenen opspelen, de inflatie veel hoger is dan in andere EU-lidstaten, terwijl de arbeidsproductiviteit lager ligt en het aantal WAO'ers volgend jaar het miljoen zal bereiken, lezen wij in de krant dat de grootste vakorganisatie, de FNV, een sociaal akkoord torpedeert. Door als een van de sociale partners, in tegenstelling tot de werkgevers VNO-NCW, het MKB, de LTO, het CNV en de MHP, te weigeren afspraken te maken op deze voor de economie en de werkgelegenheid zo cruciale punten, geeft de FNV het herstel van de economie een forse klap in het gezicht en daarmee de werkgelegenheid.

Het is dan ook gerechtvaardigd, de vraag te stellen of met deze houding de maatschappelijke verantwoordelijkheid niet wordt ontlopen. Met andere woorden: gaat het eigen belang van FNV-bestuurders en -bonden niet ten koste van de mogelijkheid om te investeren in nieuw vertrouwen, zowel bij ondernemers als consumenten, zowel bij werkgevers als bij werknemers?

De heer Crone (PvdA):

Wat een ongelooflijke felle bewoordingen gebruikt u om zo eenzijdig de schuld neer te leggen bij een van de sociale partners, terwijl de onderhandelingen minstens tot 28 november doorgaan! Is dat uw bijdrage aan het debat of heeft u ook iets te bieden?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik ben net begonnen! Wat ik in de krant lees, op de televisie zie en wat ik de heer De Waal hoor zeggen, is: asociaal, onverantwoord en theemutsenbeleid. Ik vraag mij af wat de vakbeweging te bieden heeft en waar de vakbeweging in casu de FNV de nek voor wil uitsteken als men andere sociale partners letterlijk en figuurlijk in de kou zet. Daarmee belemmert zij het kabinet belangrijke stappen te zetten om het vertrouwen in de economie te herstellen.

De heer Crone (PvdA):

Het was mij glashelder dat al vrijdag, zaterdag de FNV voortdurend heeft gezegd dat het aanbod voor hen geen basis was voor een akkoord. Dat men dat maandag bevestigt, lijkt mij logisch. Als uw conclusie is dat men maandag akkoord had moeten gaan, bent u dus van mening dat alle partijen een dictaat moeten kunnen opleggen aan in dit geval de FNV. Men had kennelijk het dictaat moeten accepteren, terwijl men vanaf het begin heeft gezegd niet met het aanbod akkoord te gaan.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat hoort u mij helemaal niet zeggen. Het een komt volgordelijk na het ander. Ik heb Lodewijk de Waal als voorzitter van de FNV horen zeggen: ik ga hiermee terug naar mijn bonden en leg het voorstel neutraal aan hen voor. Als hij uit dat overleg terugkomt en dan bijvoorbeeld de WAO-voorstellen plotseling asociaal noemt, dan vraag ik mij af waar de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de voorzitter van de grootste vakcentrale in dit land is gebleven. Ik weet immers dat hij zelf een van de architecten is van dat WAO-voorstel in de Sociaal-economische raad.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik heb met stijgende verbazing geluisterd naar wat mevrouw Verburg zei, want zij maakte wel duidelijk dat de krantenkoppen tot haar inbreng leidden. Zij had het over een klap in het gezicht en noem maar op. Hebben de vakbeweging en ook de werkgevers niet juist hun verantwoordelijkheid genomen op het punt van de WAO? Is het kabinet bij monde van de minister van Sociale Zaken die heel goed weet dat je zonder werkgevers en werknemers nooit iets kunt doen aan de WAO, daarvan niet fors afgeweken?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik begrijp uw vraag eerlijk gezegd niet. Ik zie dat in het brede pakket van het kabinet voorstellen zijn gedaan om de WAO-problematiek op te lossen. Deze voorstellen zijn gebaseerd op de voorstellen die in de SER zijn gedaan. Een stap in de richting van de sociale partners was, de verhoging van de uitkeringen en het afschaffen van de Pemba bij goed resultaat naar voren te halen en wel naar het jaar 2005. Daarmee is grote winst te behalen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het zal mevrouw Verburg toch duidelijk zijn dat het kabinet zowel in het Strategisch akkoord als in het overleg het afgelopen weekend tamelijk substantieel is blijven afwijken van wat werkgevers en werknemers in de SER over de WAO hebben afgesproken. Je kunt dan de FNV of de vakbeweging toch geen gebrek aan maatschappelijke verantwoordelijkheid verwijten? Zij hebben hun nek ook uitgestoken tegenover de eigen achterban om tot dit tamelijk historische WAO-compromis te komen. Je kunt daar een eigen oordeel over hebben. Dat het niet is gelukt op het terrein van de WAO en dus op het terrein van langdurige akkoorden tot overeenstemming te komen, kun je de sociale partners niet verwijten en al helemaal niet de FNV.

Mevrouw Verburg (CDA):

De heer Rosenmöller heeft zijn conclusie blijkbaar al getrokken. Hij zegt immers "dat het niet gelukt is". Ik trek die conclusie nog niet. De rest van mijn betoog gaat daar ook over. Hij weet dat de afspraken over de WAO in het Strategisch akkoord zijn gebaseerd op het SER-advies. Hij weet ook dat in het Strategisch akkoord daarvoor een tijdpad is uitgezet. In het overleg en in de onderhandelingen met de sociale partners heeft het kabinet een substantiële stap extra gedaan in de richting van die sociale partners, namelijk om de verhoging van de uitkering en de afschaffing van de Pemba een jaar naar voren te halen, terwijl begin volgend jaar – als de fractie van GroenLinks dat tenminste goed vindt – de Pemba voor het midden- en kleinbedrijf wordt afgeschaft. Ik vind dat substantiële stappen die gezet zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Mijn fractie vond het SER-akkoord al asociaal, dus deze plannen vinden wij helemaal asociaal. Kunt u zich niet inleven in een vakbond die het SER-akkoord heeft goedgekeurd, waarna er een kabinet komt dat in het SER-akkoord gaat shoppen om daaruit de slechtste punten over te nemen? Ik vind het dan heel begrijpelijk dat zo'n vakbond dat asociaal noemt. Ik begrijp niet dat u daarover verbaasd bent.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij kennen het standpunt van de SP over het SER-advies over de WAO. Het kabinet heeft natuurlijk wel een eigen verantwoordelijkheid. Goed overleg met sociale partners is in Nederland van groot belang. Een groot deel van onze sociale economie is daarop gebaseerd. Vakbonden en werkgeversorganisaties schrijven echter geen strategische akkoorden of regeerakkoorden. De overheid heeft en behoudt daarin een eigen verantwoordelijkheid. Als ik u nu hoor zeggen: doe maar niks aan die WAO en laat het aantal uitkeringsgerechtigden maar oplopen tot meer dan een miljoen, dan valt mij dat echt tegen van een partij als de uwe.

Mevrouw Kant (SP):

Ik dacht dat ik mevrouw Verburg net hoorde zeggen dat zij bekend was met de standpunten van de SP over de WAO. Zij had dan die laatste opmerking weg kunnen laten, maar laten wij er vandaag geen debat over de WAO van maken. Wij hebben daar heel andere oplossingen voor, zoals zij weet.

Mijn vraag was: het is toch heel begrijpelijk dat een vakbond die akkoord was met het SER-voorstel en die geconfronteerd wordt met een overheid die in de onderhandelingen inzet op nog meer verslechteringen dan al in het SER-akkoord waren opgenomen, dit asociaal noemt? De overheid shopt in het SER-akkoord en haalt de slechte punten eruit.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat ben ik niet met mevrouw Kant eens. In het Strategisch akkoord is een zorgvuldig plan van aanpak opgenomen. In het overleg met de sociale partners heeft het kabinet naar mijn mening een substantiële extra stap gemaakt om definitief de WAO aan te pakken, oorzaken weg te nemen en ervoor te zorgen dat heel veel mensen die nu ten onrechte een WAO-uitkering krijgen en daarvan afhankelijk blijven, juist niet langer daarvan afhankelijk behoeven te blijven.

De CDA-fractie heeft grote waardering voor de inzet die is gepleegd door het kabinet met de ruimte die er is en nog verder wordt gecreëerd om volgend jaar ten minste 10.000 werknemers met een ID-baan een kans te bieden, hun werk in een gewone baan om te zetten en uit de fuik te komen van de ID-banen en eindelijk de status en waardering te krijgen die hen toekomt en ook nog actief te zijn in maatschappelijk belangrijke sectoren.

Ik noem de ruimte die wordt geboden om maatwerk te leveren in het op peil brengen van de dekkingsgraad van pensioenfondsen, het voor het grootste deel behouden van het spaarloon en mede op basis van het SER-advies dat omzetten in een fiscale levensloopregeling, het opschorten van de beperking van de Witteveenkader, een lastenverlichting van een half miljard euro en eindelijk de WAO-problemen bij de wortel willen aanpakken en een jaar eerder de uitkeringen voor hen die dat echt nodig hebben, verhogen naar 75% onder het tegelijkertijd afschaffen van de Pemba voor alle bedrijven. In ruil daarvoor zouden de sociale partners moeten toezeggen, de lonen langjarig te matigen.

Ik ben het fundamenteel oneens met de heer Rosenmöller die zegt dat zo'n pakket dun is. Ik vind dat een kabinet in deze demissionaire status zijn nek ver heeft uitgestoken en substantiële en belangrijke maatschappelijke stappen zet. Ik roep andere partijen op, in te zien dat dit daadwerkelijk het geval is.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Roept u het kabinet op, vast te houden aan wat het heeft aangeboden, omdat dat genoeg is? Vindt u dat anderen over de brug moeten komen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Mijn oproep zal ik nu vast uitspreken, zodat ik die straks nog eens kan herhalen. Mijn oproep aan het kabinet en aan sociale partners is: ga weer rond de tafel zitten, kies in tegenstelling tot wat u van een christen-democraat zou verwachten deze keer niet voor het smalle pad, maar voor het brede pakket en zorg ervoor dat u afspraken kunt gaan maken en daadwerkelijk maakt om over januari 2003 heen te kijken, maar ook over december 2003 heen te kijken en echt te investeren in herstel van vertrouwen in de economie. De werkgever die nu overweegt een werknemer een vast contract aan te bieden, stuurt hem in deze situatie op basis van een jaarcontract de laan uit, omdat hij dat niet aandurft.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dit is een algemeen antwoord op een concrete vraag. U vindt wat het kabinet heeft aangeboden niet dun en u polemiseerde tegen mij. Ik vind het echter wel zeer beperkt. Laten wij het toespitsen op de WAO omdat die het onderscheid bepaalt tussen een contract op de korte en de lange termijn. Is er met de CDA-fractie te spreken over het schrappen van de passage in het Strategisch akkoord die gaat over de niet geïndividualiseerde uitkering en wil het daarbij de positie van het SER-akkoord innemen zoals werkgevers en werknemers bepleiten? Dit is een cruciale kwestie.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik roep het kabinet en de sociale partners op, terug te gaan naar de onderhandelingstafel. Ik zeg daarbij tot het kabinet: zet stappen en zorg dat u, zo mogelijk, uitkomt met een breed meerjarig pakket. Ik ga niet over de onderhandelingsruimte van het kabinet. Ik roep de woorden van de heer Verhagen, onze fractievoorzitter, in herinnering tijdens de algemene politieke beschouwingen. Hij benadrukte het belang van een sociaal akkoord. Als het kabinet daarvoor stappen moet zetten, zo zei hij, dan zien wij de voorstellen daartoe tegemoet, waarna wij ze zullen beoordelen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het WAO-debat hangt op twee onderwerpen: een geïndividualiseerde uitkering of een partnertoets aan de ene kant en aan de andere kant een van meet af aan hogere WAO-uitkering, maar afschaffing van de Pemba. Voor het CDA zijn dit bespreekbare thema's op het moment waarop ze onderdeel uitmaken van de inzet van het kabinet richting de sociale partners.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat heb ik dus niet gezegd. Ik roep het kabinet op om terug te gaan naar de onderhandelingstafel.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Maar niet met lege handen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Een kabinet gaat nooit met lege handen naar een onderhandelingstafel. U hebt gezien dat er al een pakket ligt. U kunt toch niet ontkennen dat het kabinet substantiële stappen heeft gezet? U noemt die 10.000 Melkertbanen bijvoorbeeld niets.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat is in strijd met de feiten. Ik heb vaker gepleit voor het regulariseren van banen. Ik heb afstand genomen van die 10.000 banen en ik heb afstand genomen van de honderden miljoenen bezuinigingen op de Melkertbanen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb u net horen betogen dat de bezuinigingen op de ID-banen moesten wordt teruggedraaid. Wij vinden dat geen oplossing. Wel vinden wij het een stap voorwaarts als volgend jaar niet 8000, zoals oorspronkelijk door het kabinet aan gemeenten was opgelegd, maar 10.000 banen kunnen worden omgezet, zodat mensen een fatsoenlijke baan krijgen. Ik herhaal echter mijn opmerking dat wij willen dat het kabinet teruggaat naar de onderhandelingstafel. Het bepaalt zelf zijn ruimte en als het een akkoord bereikt, zullen wij dat op de inhoud beoordelen.

De heer Crone (PvdA):

In de WAO-voorstellen van het kabinet zit nog steeds de partnertoets, dit in tegenstelling tot het SER-advies. De partnertoets betekent dat mensen geen uitkering krijgen als hun partner verdient. Dat betekent het einde van de WAO en het betekent ook dat er internationaal-rechtelijk een risque professionnel moet komen. De werkgevers zullen toch tot een uitkering verplicht worden. Stuurt het CDA rechtstreeks aan op een risque professionnel?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik weet niet of de heer Crone goed geslapen heeft, maar daar sturen wij helemaal niet op aan. Ik koppel de reeks die hij noemt niet aan elkaar. Ik herhaal mijn uitspraak, en u krijgt mij niet verder, dat het kabinet op dit punt zijn eigen verantwoordelijkheid heeft. Het heeft betekenisvolle stappen gezet en ik roep het kabinet en de sociale partners op, terug te keren naar de onderhandelingstafel om een breed meerjarig pakket af te sluiten, zodat daardoor het vertrouwen in het herstel van de economie wordt gestimuleerd.

De heer Crone (PvdA):

Ik zal in ieder geval vanavond beter slapen. U zegt gelukkig dat u niet op een risque professionnel aanstuurt. Bent u dan wel voor een partnertoets?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik geef nu geen antwoord op deze vraag.

De heer Crone (PvdA):

Maar u bepaalt het mandaat van het kabinet.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat is een misverstand. Het is misschien nieuwe politiek na het vorige kabinet, maar er is nu sprake van een duale verhouding tussen kabinet en coalitiefracties. Nogmaals, ik herhaal dat het kabinet terug moet naar de onderhandelingstafel: probeer met een maximale inspanning te komen tot een breed meerjarig pakket. Wij zullen in de Kamer het resultaat en de inzet beoordelen.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik hoor mevrouw Verburg het kabinet oproepen om terug te gaan naar de onderhandelingstafel. Denkt zij nu echt dat het kabinet de Tweede Kamer nodig heeft om zichzelf die vraag te stellen? Is eigenlijk de kans op een langjarige afspraak niet door het kabinet versjteerd, omdat het zo hardnekkig aan het Strategisch akkoord wil vasthouden, terwijl dit een demissionair kabinet is en iedereen weet dat het een brug te ver is? Daarmee worden alle kansen op goede afspraken verspeeld. Is mevrouw Verburg dat met mij eens?

Mevrouw Verburg (CDA):

Nee, dat ben ik niet met u eens.

Mevrouw Giskes (D66):

Daar was ik al bang voor.

Mevrouw Verburg (CDA):

U had zich dan die vraag kunnen besparen, maar ik wil wel toelichten waarom ik het er niet mee eens ben.

Mevrouw Giskes (D66):

Dat is een leuke reactie, maar u staat hier al een kwartier het kabinet op te roepen om terug te gaan naar de onderhandelingstafel. Dat is ook tijdverspilling. Daar hebben wij dit debat niet voor nodig. Wat is de functie om hier iets over te zeggen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik beantwoord vragen van collega's. U stelt mij ook een vraag die ik beantwoord. Ik kan ook in een keer mijn betoog afronden. Het mag echter duidelijk zijn dat wij aan goede afspraken hechten. Ik roep het kabinet en de sociale partners op. Het lijkt erop dat wij een spelletje doen onder die zogenoemde Haagse kaasstolp, die nog niet echt aan diggelen is, maar de maatschappelijke werkelijkheid is dat iedere week op vrijdagavond 2000 werknemers in Nederland thuiskomen met de boodschap dat ze hun baan kwijt raken. Dat is de maatschappelijke werkelijkheid.

Mevrouw Giskes (D66):

En wat voegt het CDA daaraan toe?

Mevrouw Verburg (CDA):

De maatschappelijke werkelijkheid is ook dat er volgend jaar een miljoen mensen met een WAO-uitkering zijn. Als men hier spelletjes speelt en zich afvraagt wat op de vierkante centimeter nog mogelijk is, vind ik dat wij eerst moeten bezien wat wij daar maatschappelijk mee bereiken. Ik wil hier onderstrepen dat het belang van een meerjarige afspraak over loonmatiging met extra stappen van dit kabinet, voorzien van een nieuwe handtekening na 22 januari 2003, cruciaal is om de economie te herstellen en om te voorkomen dat de neerwaartse spiraal doorzet.

De voorzitter:

Ik stel nu voor dat mevrouw Verburg haar inbreng afrondt. Er is zoveel geïnterrumpeerd dat ik vind dat nu de andere fracties hun mening naar voren moeten brengen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat wil ik graag doen. Met nog 15 dagen te gaan tot 28 november roepen wij de minister-president en de beide ministers op om opnieuw aan tafel te gaan zitten om een breed en meerjarig pakket te bereiken. Naast CNV, MHP en de werkgevers roepen wij ook de FNV op om zo'n uitnodiging te aanvaarden. Een dergelijk pakket is een goed signaal voor ondernemers, consumenten en werkgevers. Het maakt een einde aan de illusiestrategie dat je door een weigerachtige opstelling nú, na 22 januari wél betere afspraken over onder andere de WAO kunt maken.

Ik verwijs nog naar 1982 en 1993. Wij hebben de sociale akkoorden uit die jaren nog vers in het geheugen liggen. De CDA-fractie wijst erop dat het nu meer dan noodzakelijk is om afspraken te maken in het belang van de werkgelegenheid en het terugdringen van het beroep op de WAO.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter. Het verkennend overleg dat de regering het afgelopen weekend voerde met de sociale partners, is niet bepaald op een succes uitgelopen. Als je niet beter wist, zou je denken dat er moedwillig is aangestuurd op een conflict met de werknemersorganisaties. Laten wij eerlijk zijn: wat had het demissionaire kabinet nu eigenlijk helemaal te bieden? Het toog ernaartoe met een tas vol niks. De inzet van de regering was het Strategisch akkoord. Handhaving van het geamputeerde spaarloon was alleen bespreekbaar als de sociale partners deze sigaar uit eigen doos zouden betalen. Op die manier is het vragen om brokken. Ik kreeg meer en meer de indruk dat de regering de sociale partners niet echt wat te bieden had. Dit gevoel werd versterkt door de uitspraak van de minister van Financiën afgelopen maandag, dat zij waarschijnlijk een mooier voorstel van de regering over het spaarloon hadden gewenst. Klopt het dat de regering hoe dan ook van plan is geweest, geen extra geld erbij te leggen?

De regering dacht met betrekking tot de grote dossiers zoals de WAO en de pensioenen flinke stappen voorwaarts te kunnen zetten. Voor mijn fractie is het de vraag of een demissionair kabinet er goed aan doet, op deze wijze over het eigen graf heen te regeren. Lag het niet erg voor de hand en was het niet voldoende geweest, afspraken voor 2003 te maken?

Een niet echt spectaculair overbruggingspakket lijkt nu al het maximaal haalbare voor een kabinet dat geen extra middelen wil bieden. Het is mij niet duidelijk waarom het kabinet niet van meet af aan hierop heeft ingezet. Nu zitten we met de gebakken peren. Het is lang geleden dat de verhoudingen met de sociale partners zo op scherp stonden als nu. Daar kan de minister-president toch niet echt trots op zijn. De FNV is verbolgen omdat het zich onheus bejegend voelt op het WAO-dossier. Ik vraag de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of hij met mij van mening is dat de FNV het voorspelbaar, of moet ik zeggen: heel slim, heeft gespeeld: fors inzetten op de WAO en als dit niet lukt, stampvoetend akkoord gaan met een overbruggingspakket. Laten wij maar eerlijk zijn: dat pakket is voor de bonden zo beroerd nog niet. Ik vraag in dit kader hoe groot de kans is dat de sociale partners bij de vormgeving van de nieuwe WAO buitenspel zullen gaan staan. De uitspraken van Lodewijk de Waal stellen mij niet gerust. Daarnaast heeft de minister het CNV tegen zich in het harnas gejaagd door niet over het langlopende akkoord te willen praten. Het is al met al geen resultaat om trots op te zijn. Ik vraag mij vooral af hoe het kon gebeuren dat minister De Geus zo op de tenen van het CNV ging staan. Wat heeft de minister ertoe doen besluiten, na de nega- tieve reactie van de FNV alle energie te steken in het overbruggingspakket? Zijn er nog pogingen onder- nomen om de FNV toch binnenboord te houden voor meerjarenafspraken, bijvoorbeeld door te overwegen een verhoging van de uitkering naar 75% eventueel met terugwerkende kracht mogelijk te maken?

Dit brengt mij bij de rol van de minister-president. In het debat van afgelopen maandag is gevraagd waarom de premier bij zo'n belangrijk overleg verstek heeft laten gaan. Het antwoord was nogal formeel-procedureel: het eigenlijke najaarsoverleg vindt pas plaats op 28 november. Formeel klopt dit, maar de vraag is of het materieel juist is. De minister van Financiën benadrukte maandag dat hij tot nu toe acht voor- en najaarsoverleggen achter de rug had en dat dit het eerste overleg was dat in demissionaire staat is gevoerd en dan ook nog het eerste najaarsoverleg waarin het ergens over ging. Het waren dit keer, volgens hem, echt spannende onderhandelingen. De vraag dringt zich dan op waarom de minister-president een paar weken te laat zijn gezag laat gelden. Het is toch onwaarschijnlijk dat er eind november nog zaken te doen zijn? Wat valt er immers nog te repareren? De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft duidelijk aangegeven, te gaan voor een overbruggingspakket van een jaar, en zijn collega van Financiën heeft duidelijk gezegd dat de onderhandelingen beëindigd waren. Heeft de premier overwogen, het overleg dit weekend alsnog bij te wonen toen bleek dat het inderdaad echt ergens over ging? Ik kan mij voorstellen dat de aanwezige bewindspersonen niet altijd in alle opzichten op één lijn zaten en om die reden belang konden hechten aan de regie van de minister-president. Kortom, erkent de minister-president achteraf dat zijn absentie een taxatiefout is geweest, of kent hij de FNV zo slecht dat hij dacht dat het wel met een sisser zou aflopen?

Ik mis de dekking voor de voorgestelde omzetting van de 10.000 ID-banen in structurele, reguliere banen. Graag krijg ik opheldering hierover.

Verder valt het op dat de koopkrachteffecten van het najaarsoverleg denivellerend lijken uit te vallen. Klopt dit? Zo ja, kan er een uiterste inspanning worden geleverd om dit voor ons ongewenste effect te niet te doen?

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Dit kabinet doet nog steeds alsof het niet gevallen is. Het regeert rustig verder en het onderhandelt rustig verder, met een inzet voor de onderhandelingen waarmee – het zal u niet verbazen – mijn fractie het niet eens is. Bovendien vindt mijn fractie dat de onderwerpen van de onderhandelingen eigenlijk onderwerpen zijn waarvan een demissionair kabinet met de vingers moet afblijven.

Ik ben het eens met de kritiek dat het kabinet niet veel geboden heeft in de onderhandelingen. Hier in de Kamer was sinds de verkiezingen iedereen al voor het behoud van het spaarloon. Dit kun je dus moeilijk een concessie noemen. Vindt ook de minister-president dat de inzet van het kabinet wat erg mager was en dat de kritiek dus eigenlijk terecht is?

Voor de enkeling tot wie het nog niet was doorgedrongen, herhaal ik dat de SP voor het behoud van de gesubsidieerde banen is, omdat het nuttig werk is: conciërges, conducteurs, stadswachten. Nuttig werk verdient een volwaardig loon. Het voorstel om voor de Melkertbanen 80 mln in te zetten om ze om te zetten in gewone banen, is prima voor waar dit lukt, maar het is natuurlijk een doekje voor het bloeden als je ziet dat de hele bezuiniging op de Melkertbanen oploopt tot 800 mln. Dat die 80 mln wordt weggehaald bij de mensen die langdurig op het minimum zijn aangewezen, vind ik asociaal. Ik vraag om een reactie op dat doekje voor het bloeden en op de dekking voor die 80 mln. Wij vinden het sowieso schandalig dat de bezuinigingen op de Melkertbanen niet van tafel zijn. Ik blijf herhalen dat nu eerst de kiezer aan het woord is.

Hoewel de lonen volgend jaar mogelijk iets gaan stijgen, gaat iedereen er door de lastenverzwaring toch weer op achteruit. De loonstijging van dit jaar en volgend jaar komt niet of nauwelijks uit boven de prijsstijgingen, met dank aan de euro, hoe het ook zal uitpakken. Wat is er dus eigenlijk redelijk aan de roep om loonmatiging, als er zelfs met loonstijging al sprake is van feitelijke loonmatiging, sterker nog: feitelijke koopkrachtverlaging? Graag krijg ik een reactie hierop.

Dat de FNV geen zaken wil doen op een meerjarige termijn, kan ik mij heel goed voorstellen. Zaken doen met een kabinet dat er nog maar een paar maanden zit, lijkt mij niet juist. Nogmaals, het woord is eerst aan de kiezer. Vooral door de voorstellen voor de WAO vind ik het heel begrijpelijk. Ik heb al gezegd dat mijn fractie nooit voorstander is geweest van het SER-akkoord. Dit is al een asociaal plan, omdat hiermee wel het aantal WAO'ers verminderd wordt, maar niet de arbeidsongeschiktheid van de mensen om wie het gaat. Mensen komen meteen of versneld in de WW of de bijstand terecht. Dit is geen oplossing voor de mensen die een probleem hebben. Het is het wegcijferen van WAO'ers die in onze ogen gewoon recht hebben op een uitkering. De regering presteert het om uit het asociale akkoord dat er al lag, te gaan shoppen en alleen de slechte dingen over te nemen, dus niet de dichting van het WAO-gat en geen verhoging voor de kleine groep die overblijft. Het doet mij vooral verlangen naar maatschappelijk verzet in plaats van het maatschappelijk overleg dat nu plaatsvindt. Het doet mij ook erg verlangen naar 22 januari.

Als ik zie wat er nu gebeurt, vind ik het eigenlijk nogal beschamend. Het niveau en de toekomst van ons sociale stelsel wordt door een demissionair kabinet ingezet als ruilmiddel in onderhandelingen met werkgevers en werknemers, terwijl natuurlijk de volksvertegenwoordiging uiteindelijk erover moet beslissen. In mijn ogen mag zij er nu niet over beslissen, want het woord is nu eerst aan de kiezers om te zien aan wie zij dit soort beslissingen vanaf 22 januari het meest toevertrouwen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. D66 vindt het terecht dat welk kabinet dan ook, demissionair of niet, zich verantwoordelijk voelt voor de ontwikkelingen op het front van de lonen, zeker in een tijd dat het economisch minder goed gaat. De vraag is natuurlijk wel hoever het hierin gaat en welk soort afspraken het probeert te maken. D66 was er niet op tegen dat ook een kabinet in demissionaire status een poging doet om voor langere termijn te bekijken hoever het kan komen. Wij vinden dan wel dat het kabinet zich bewust moet zijn van zijn situatie en zijn positie, en in de onderhandelingen bij wijze van spreken als een zakenkabinet zou moeten bekijken wat in het belang van ons land is om nu alvast voor de langere termijn te regelen. Wat zien wij gebeuren? Een demissionair kabinet gaat de onderhandelingen in en legt een heel gevoelig dossier zoals de WAO op tafel. Het probeert dan niet alleen te handelen in de geest van eventuele akkoorden die er waren of bijna waren in het kader van de SER. Nee, het legt nadrukkelijk precies wat dingetjes op tafel uit het Strategisch akkoord, dat eigenlijk ter ziele is. Je weet dan eigenlijk per definitie dat je onderhandelingen tot mislukken gedoemd zijn. Dat nemen wij het kabinet ernstig kwalijk want het is inderdaad niet goed gesteld met Nederland. D66 vindt ook dat er voor de lange termijn gekeken moet worden naar wat Nederland nodig heeft. Het overleg met de sociale partners is altijd een enigszins schimmig geheel, waarbij het wat diffuus is waar de verantwoordelijkheden liggen en wie wat uiteindelijk gaat afzegenen. In zo'n situatie vinden wij dat de inbreng van de overheid gericht moet zijn op wat de economische structuur van Nederland vereist.

Het gaat daarbij over veel meer dan alleen de WAO. Het gaat over de vraag: op welke manier proberen wij zo sterk mogelijk te zijn? D66 hamert altijd op kennisinfrastructuur en kenniseconomie. En wat zien wij gebeuren? De grootste regeringspartij presteert het om aanvankelijk zelfs gelden voor kenniseconomieontwikkeling, ICES-KIS geheten, in te zetten voor de aanleg van infrastructuur in Nederland. Gelukkig is zij van dat idee af, maar dit kabinet getuigt niet van de juiste inzet om de economische structuur beter te maken. Niet meer investeringen in kennisinfrastructuur en in het onderwijs zoals D66 heeft voorgesteld in de tegenbegroting, geen extra oplossing van de bereikbaarheidsproblematiek en geen concrete maatregelen om het ondernemerschap beter te maken in Nederland – ik verwijs naar ons recente voorstel om de faillissementswetgeving aan te pakken – nee, er wordt nogal benepen vastgehouden aan het Strategisch akkoord en daarmee mislukt het overleg dus.

Wat hebben wij over? Een akkoord voor het aanstaande jaar, althans daar gaat het naar uitzien. Ik hoop dat het kabinet erin slaagt, dat wel tot een goed einde te brengen. Ons wordt aangegeven welke uitkomst het kabinet in dezen wil bereiken. Dat roept nog een aantal vragen op. Het ik het goed begrepen dat erop wordt ingezet dat de loonontwikkeling zelfs onder de inflatie zal blijven? Is er nog een indicatie te geven van de marges waaraan men denkt? Verder lees ik dat de 500 mln euro die het kabinet van meet af aan achter de hand heeft gehouden om deze onderhandelingen te laten slagen, niet worden ingezet voor handhaving van het spaarloon maar voor verlaging van de WW-premies, half voor de werknemers en half voor de werkgevers. Waarom dacht het kabinet aanvankelijk dat het inzetten van 500 mln alleen aan de kant van de werkgevers nuttig zou zijn om de lonen te laten beheersen? Dat heb ik nooit begrepen. Ik hoop dat het kabinet dat nog eens kan uitleggen. De uitkomst is anders geworden, het was kennelijk het wisselgeld dat er misschien in zat.

Verder lees ik in de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat het spaarloon wellicht een bescheiden verhoging had kunnen krijgen. Dat is kennelijk niet gebeurd. Wil de minister die passage nog eens uitleggen?

Wij hebben van meet af aan gezegd dat ons er veel aan gelegen is om van de Melkertbanen gewoon stevige, echte banen te maken. Wij doen dat ook in onze tegenbegroting, dus daar vindt het kabinet ons niet op zijn weg. Er wordt nu geprobeerd om 10.000 van deze banen te regulariseren. De dekking daarvan is ons niet helemaal duidelijk. Er wordt gesproken over de VNG en andere departementen. Ik neem aan dat met andere departementen bedoeld wordt: andere dan Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wil de minister dat nog eens toelichten?

In de brief die wij gisteren hebben ontvangen, lees ik met betrekking tot de koopkracht dat mensen in de minimumsfeer er nog wat meer op achteruit gaan en dat de mensen met twee keer modaal er beter van worden. Is dat nu echt de inzet van dit kabinet?

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie hecht zeer aan het tot stand komen van een centraal akkoord op 28 november. De economische situatie in ons land is echt alarmerend, de concurrentiepositie loopt sterk terug, de werkloosheid loopt sterk op en toch is het echte urgentiegevoel nog niet op alle plaatsen aanwezig. Ik ben dan ook blij met de initiatieven die het kabinet mede op verzoek van de Kamer genomen heeft om het vooroverleg te kiezen met de sociale partners. Ik heb het gevoel dat er echt wat te onderhandelen viel. Overigens heb ik ook het gevoel dat de grenzen van het Strategisch akkoord in die onderhandelingen behoorlijk zijn verkend.

Met instemming zie ik dat het gelukt is om het met veel partijen uit de sfeer van werkgevers en werknemers langzaam maar zeker eens te worden, maar helaas nog niet met de FNV. Dat vind ik teleurstellend maar ik gebruik geen zwaardere woorden, omdat ik echt de hoop heb dat er op 28 november goede afspraken gemaakt zullen worden. Als dat niet lukt, hebben wij inderdaad een probleem. Ik hoop dat het hoort bij de strategie om er uiteindelijk samen uit te komen. Nogmaals, het gevoel voor urgentie, het gevoel dat er nu echt iets geregeld moet worden, moet ook in die kring zichtbaar worden.

Het zou goed zijn als het kabinet nog eens toelicht hoe het de huidige situatie analyseert en hoeveel ruimte er nog is om elkaar te naderen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Collega Van Beek vraagt het kabinet hoe groot zijn ruimte is, maar ik ben ook benieuwd hoe groot de ruimte bij de VVD is. Kort na de val van het kabinet kwam de fractievoorzitter van de VVD met het voorstel om de spaarloonregeling te handhaven. Hij had daarvoor ook een dekking van 500 mln euro. Nu de sociale partners er de voorkeur aan geven om die 500 mln in te zetten voor een verlaging van de WW-premie, blijft dan de toezegging om de spaarloonregeling overeind te houden nog bestaan of niet, mijnheer Van Beek?

De heer Van Beek (VVD):

Daarover gaat de rest van mijn betoog. Mag ik dat even afmaken en dan aan het einde bekijken of ik uw vraag daarmee heb beantwoord, mijnheer Van Dijke?

Minister De Geus zei dat beide ministers er bijna waren en dat begrijp ik. Zou de minister-president willen aangeven wat zijn bijdrage is geweest om eruit te komen en zou hij een bespiegeling kunnen geven van wat hij tussen nu en 28 november zou kunnen doen om er eindelijk uit te komen? Nogmaals, daar gaat het ons om.

Wij hebben met enige zorg gekeken naar de voorliggende voorstellen ten aanzien van het spaarloon. Er lag een verzoek van werkgevers- en werknemersorganisaties of wij bereid waren om, in tegenstelling tot afspraken die in de stukken stonden, de spaarloonregeling te handhaven. Er werd niet gesproken over beperken, nee, de vraag was om deze te handhaven. Het lukt mij om uit te leggen waarom zij zou moeten worden afgeschaft, het lukt mij ook om uit te leggen waarom zij gehandhaafd zou kunnen worden, maar nu wordt de regeling behoorlijk gestript en daarmee heb je alle nadelen meteen te pakken. Het veroorzaakt ook een grote hoeveelheid administratieve lasten voor allerlei organisaties. Waarom is men afgeweken van de oorspronkelijke vraag aan de Kamer om de regeling te handhaven? De werkgevers vonden dat het niet zo kon zijn dat hun deel uit de pot van 500 mln helemaal besteed werd aan een werknemersregeling. Die reactie kan ik mij voorstellen, maar ik begrijp niet er in de sfeer van de werknemers gekozen wordt voor premieverlaging terwijl dat bedrag ook besteed zou kunnen worden om de spaarloonregeling in haar geheel te handhaven.

Er is een tweede argument waarom ik dit punt even aanraak. Wij hebben plannen om na 2003 over te gaan naar de levensloopregeling. Van onze kant is steeds gezegd dat dit mooi zou kunnen in combinatie met de spaarloonregeling. Daarvoor hadden wij ongeveer 1 mld beschikbaar: 800 mln plus 200 mln. Wij vinden het eigenlijk zonde dat daarvan nu ongeveer 300 mln wordt afgehaald. Is het bespreekbaar om die verschuiving toch nog eens ter discussie te stellen en te proberen de hele spaarloonregeling – niet de premiespaarlonen, niet de winstdelingsregeling – te handhaven? Wij overwegen eventueel een initiatief in dezen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Ik begrijp dat de heer Van Beek niet zozeer een vraag voorlegt aan het kabinet, maar vooral een standpunt van de VVD-fractie weergeeft, namelijk dat het wegsluizen in de verlaging van de WW-premie wat zijn fractie betreft heel slecht, zo niet onverteerbaar is.

De heer Van Beek (VVD):

Het is een standpunt van ons en het is een vraag aan het kabinet. Ik zie daarin geen tegenstelling. Ik heb overigens ten principale niets tegen het verlagen van premies. Het gaat ons erom dat het deels afschaffen van de spaarloonregeling een heel vervelende maatregel is die enorm veel administratieve lasten met zich brengt, omdat alle contracten moeten worden opengebroken. Ik vraag het kabinet waarom, anders dan uit de eerdere aanwijzingen kon worden opgemaakt, deze keuzes zijn gemaakt en of het keuzes zijn van het kabinet dan wel van de partners.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Ik begrijp dat de VVD-fractie dit geen slim idee vindt en er afwijzend tegenover staat.

De heer Van Beek (VVD):

Dat klopt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

De heer Van Beek heeft Van Beektreffend aangegeven hoe belangrijk het kan zijn om meerjarige afspraken te maken met de sociale partners. Een van de strijdpunten is de WAO. In het Strategisch akkoord staat er iets over. De fractie van de VVD heeft dat akkoord ondertekend. Een van de twee cruciale thema's betreft de partnertoets: handhaaf je die of schaf je die af? Is de VVD-fractie bereid om het kabinet een signaal te geven dat het op dat punt meer ruimte kan nemen in de onderhandelingen met de sociale partners om een meerjarig akkoord te bereiken?

De heer Van Beek (VVD):

De WAO-paragraaf in het Strategisch akkoord is niet zomaar tot stand gekomen. Het is een van de onderdelen waar echt aandacht aan besteed is, als ik het zo huiselijk mag formuleren. Niet alleen bij de sociale partners, maar ook bij politieke partijen leven er stringente opvattingen over dit onderwerp. Elkaars oplossingen waren niet altijd geaccepteerd c.q. geloofwaardig. De partnertoets hoort er wat ons betreft echt in. Ik wil die dan ook echt handhaven en de ruimte op dat punt niet vergroten. Ik heb gezegd dat de grenzen van het Strategisch akkoord aardig verkend waren. Ik bedoelde daarmee dat het kabinet binnen de onderhandelingen heel ver is gegaan op dit punt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

De FNV heeft aangegeven het asociaal te vinden dat mensen hun uitkering zouden kunnen kwijtraken, wat gebeurt met die partnertoets. Het is dan ook van belang om te kijken of er bij u ruimte is. Als u zegt dat er geen ruimte is om bij de VVD aan te kloppen om er anders tegenaan te kijken in ruil voor een meerjarig akkoord, dan legt de VVD-fractie een blokkade om dat akkoord te bereiken wat u zo graag wilt.

De heer Van Beek (VVD):

Ik realiseer mij dat er verschillen van opvatting zijn tussen bijvoorbeeld de vakbeweging en de VVD-fractie, maar het handhaven van de partnertoets is voor ons een zeer belangrijk element. Handhaaf je die toets niet, dan vindt er een enorme sprong in de uitkeringen plaats. Wij wijken niet per ongeluk af op dit punt, maar weten heel goed dat er een fundamenteel verschil van opvatting is.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het is niet alleen een verschil tussen de VVD-fractie en de vakbeweging. Het is een verschil van mening tussen de VVD-fractie en alle sociale partners, die er in dat overigens ook zorgvuldig tot stand gekomen SER-akkoord – je kunt daarvan vinden wat je vindt, maar het is een historisch moment geweest dat het werd gesloten – op aangedrongen hebben om de partnertoets af te schaffen. Als u zegt dat er met de VVD-fractie niet kan worden gesproken over het afschaffen van de partnertoets, dan weet u ook dat u geen meerjarig sociaal akkoord krijgt.

De heer Van Beek (VVD):

Dit is een stellingname. Ik waardeer het zeer dat de werkgevers en de werknemers in de SER tot advisering zijn gekomen over dit onderwerp, dat zij elkaar hebben gevonden en dat er van beide kanten water bij de wijn is gedaan. Dat laat echter onverlet dat politieke partijen een eigen verantwoordelijkheid hebben om hun standpunt te bepalen. Dat houdt in dat wij ook over dergelijke onderwerpen de discussie met de sociale partners zoeken. Dit is een van de elementen waarover een fundamenteel verschil is tussen de VVD-fractie, zowel in ons programma als vertaald in het Strategisch akkoord, en in ieder geval de werknemersorganisaties.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Dat is allemaal natuurlijk mooi en aardig. Maar als de regeringspartijen een oproep doen om terug te gaan naar de onderhandelingstafel en te proberen een akkoord te bereiken, moet er toch iets meegegeven kunnen worden? Er wordt hier steeds over het Strategisch akkoord gesproken alsof wij niet in een crisis zitten, alsof er nog steeds een missionair kabinet zit. Dat is helemaal niet aan de orde. Waarom zegt u nu niet: wij schuiven aan tafel met elkaar? Het torenkamertjesoverleg is er wellicht niet meer bij. Maar als u uw oproep meent, dan moet u toch ook iets meegeven? Ik constateer dat u een ruime minderheid van de Kamer negeert. Dat spijt mij zeer; als het anders is, hoor ik dat graag. Wij hebben er nog niet zo lang geleden een discussie over gehad. Er zou naar geluisterd behoren te worden, maar ik bespeur dat het absoluut niet gebeurt. Dat valt te betreuren.

De heer Van Beek (VVD):

Als het kabinet er met niemand uitgekomen zou zijn, niet met werkgeversorganisaties, niet met het CNV, niet met de Unie en als er volstrekt geen enkele beweging was geweest, dan had ik mij de opmerking van de heer Jense kunnen voorstellen. Maar als je ziet welke bewegingen er zijn gemaakt door het kabinet, welke zaken zijn aangeboden, hoeveel ruimte door de Kamer zelf is meegegeven aan het kabinet bij de algemene financiële beschouwingen, hoeveel ruimte het kabinet heeft gekregen en genomen en hoeveel gesprekken er zijn geweest, dan valt die stelling niet te onderbouwen. Ik denk dat het kabinet heel veel bij zich heeft gehad en ook heel veel heeft gegeven.

Mevrouw Giskes (D66):

Je kunt er van tevoren toch bijna gif op innemen dat het met zo'n inzet niet zal lukken aan de onderhandelingstafel. Bent u het niet met mij eens dat het gewoon een kwestie is van kansen verspelen, dat het dus niet in het belang van Nederland is geweest dat dit kabinet zo halsstarrig volhoudt aan de grenzen van het Strategisch akkoord en dat dit ons nu in de problemen brengt?

De heer Van Beek (VVD):

Het gaat niet om halsstarrig volhouden; het gaat om het met overtuigingskracht verdedigen van de standpunten die je bewust hebt gekozen, omdat dat van belang is voor het herstel van onze economie. Ik heb absoluut niet de hoop opgegeven dat er op 28 november een akkoord wordt bereikt. Er zal hard voor gevochten moeten worden. Ik roep het kabinet ook daartoe op. Ik wil die discussie op de 29ste november graag aangaan. Ik denk de bieding die er nu ligt heel veel elementen bevat waar ook de FNV ontzettend blij mee kan zijn, ook al realiseer ik mij heel goed dat zij een onderdeel liever anders had gezien.

Mevrouw Giskes (D66):

De heer Van Beek heeft het nu over de afspraken voor het aanstaande jaar. De kans op een meerjarige afspraak is eigenlijk verspeeld, zo kunnen wij constateren. Dat komt doordat het kabinet zich heeft opgesteld alsof het precies gehouden is aan een Strategisch akkoord dat inmiddels de bodem verloren heeft en zich niet heeft willen opstellen in het belang van de Nederlandse economische situatie.

De heer Van Beek (VVD):

Dat is de complicerende factor van de status van dit kabinet. Ik realiseer mij dat het moeilijker is om meerjarige afspraken te maken dan eenjarige afspraken. Ik heb dan ook enig begrip voor de insteek van de andere partners. De afspraak voor het jaar 2003 zal er wat mij betreft in ieder geval moeten komen. Een nieuw kabinet zal de onderhandelingen moeten voortzetten voor de periode daarna.

Mevrouw Kant (SP):

Ik wil doorgaan op het punt dat de heer Jense terecht heeft gemaakt, maar waarmee de heer Van Beek iets te gemakkelijk wegkomt. Vindt hij het niet een beetje vreemd dat dit demissionaire kabinet het Strategisch akkoord als uitgangspunt neemt in de onderhandelingen met de werkgevers en de werknemers, terwijl de situatie vanaf 22 januari aanstaande in de Tweede Kamer compleet anders kan zijn?

De heer Van Beek (VVD):

Wij zitten voor de situatie dat er voor het eind van het jaar, voor een deel zelfs deze week, afspraken moeten worden gemaakt, omdat dit zijn weerslag moet hebben in wetgeving, zoals de belastingwetgeving. Dat houdt in dat het kabinet gevraagd is te doen wat in het belang van het land is. Die taak heeft het serieus opgevat. Het lijkt mij niet meer dan logisch dat het daarbij rekening houdt met een meerderheidsopvatting die in een stuk geformuleerd is. Ik ben het overigens met u eens, dat dit stuk een andere status heeft gekregen dan voorheen.

Mevrouw Kant (SP):

U gaat nog steeds aan dat punt voorbij. U zegt dat het zijn weerslag moet krijgen in wetgeving. Een minderheid van de Kamer heeft echter nadrukkelijk gezegd dat dit kabinet tot de verkiezingen met zijn vingers van bepaalde onderwerpen af moet blijven. Wat in de Kamer moet, zou ook bij de inzet van die onderhandelingen moeten gelden. Er zijn onderwerpen, zoals de Melkertbanen, waarover de mening in de Kamer na 22 januari compleet anders kan komen te liggen. Maar dan heeft u de Melkertbanen al voor een groot deel wegbezuinigd.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Van Beek nu zijn betoog afrondt, met inbegrip van deze vraag. Vervolgens zijn er nog vier sprekers, dus het duurt nog even. Als wij een beetje tijdig dit debat willen afronden, moet ik de interrupties nu gaan beperken.

De heer Van Beek (VVD):

Alles wat niet echt noodzakelijk is, moet het kabinet ook niet doen. Alles wat echt noodzakelijk is voor de Nederlandse economie en bevolking, moet natuurlijk wel worden gedaan. Dan denk ik ook aan de reorganisatie van de Melkertbanen, het opnieuw kansen geven aan mensen om van een gesubsidieerde baan door te groeien naar een reguliere baan. Het zou te gek zijn als wij dat proces stopzetten. Daar moeten wij juist extra hard aan werken. Ik ben blij dat in de voorstellen wordt gesproken over de 10.000 banen. Gisteren heeft de Kamer bij motie al aangegeven waar de helft van de dekking vandaan kan komen. De meerderheid van de Kamer en het kabinet zitten ook op dat punt goed op één lijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. De SGP-fractie betreurt het dat het verkennend overleg, de prelude op het definitieve najaarsoverleg, nog niet tot een sociaal akkoord heeft geleid. Wij hebben inderdaad van doen met een verslechterend economisch klimaat. De werkloosheidscijfers gaan weer omhoog en de inflatie kruipt omhoog. De WAO is een zorgelijk dossier vanwege het bepaald niet wenkende perspectief van een miljoen WAO-gerechtigden. Er is dus een hoge urgentie. In dat geheel is het essentieel dat loonmatiging wordt bereikt. Dat is in het verleden een van de sleutels gebleken op het totale proces van het weerwerk bieden aan een verslechterend economisch klimaat.

Daarbij is een bondgenootschap tussen overheid en sociale partners nodig om het tij te keren. Ik begrijp best dat dit geen natuurlijk bondgenootschap is, gezien de onderscheiden belangen die natuurlijk recht- matig worden behartigd. Je zult echter toch tot het besef moeten komen dat je elkaar erg hard nodig hebt. Ik spreek daarom van "bond- genootschap", een woord dat een positieve kleurklank heeft. Er is dus een evident gezamenlijk belang, maar natuurlijk vanuit onderscheiden verantwoordelijkheden. Als de FNV niet bereid is in te steken op de contouren van het bredere pakket, dan vindt mijn fractie dat de FNV daarmee een zware verantwoordelijkheid op zich neemt. De onderhandelingen lopen echter nog, althans dat mag je hopen. Dat onderhandelen is natuurlijk een subtiele bezigheid waarin iedereen zijn eigen strategie ontwikkelt en inzet. In dat geheel wil ik nog geen zware woorden gebruiken. Ik stipuleer wel dat wij met een zware verantwoordelijkheid van doen hebben.

In dat geheel kun je je afvragen of het kabinet onder druk van de FNV niet te snel van de meerjarenafspraken als doelstelling is afgeraakt. Nu is er sprake van het overbruggingspakket in plaats van het brede pakket. Daardoor geraakten weer andere onder- handelingspartners in mineur. Ik wens het kabinet kracht en wijsheid toe om hier doorheen te komen. Toch hadden wij de gedachte: had het kabinet niet wat langer op zijn poot moeten spelen, om het maar eens populair te zeggen?

Dan kom ik op de verschillende elementen, ten eerste: de spaarloonregeling versus de toekomstige levensloopregeling. De SGP-fractie heeft deze lijn steeds gesteund. Wij hebben daarover de afgelopen dagen intensief gesproken in het kader van het belastingpakket 2003, waarover wij nog deze week behoren te stemmen. Ik ga er nu verder aan voorbij.

In het WAO-dossier is de partnertoets het springende punt. Dat is voor de SGP-fractie geen contrabande in dit dossier. Wij hebben altijd de benadering gehad van het huishoudinkomen en daar past dit heel goed bij. Het is volgens ons een correctie op de consequenties van de individualisering. Daarom spoor ik het kabinet aan om dat punt niet al te gemakkelijk terzijde te leggen onder druk van de wensen van de gesprekspartners op dit punt, die ik overigens best kan plaatsen.

Bij de ID-banen is sprake van een taakstelling van 10.000 voor 2003. Het kabinet is bereid een subsidieregeling te ontwikkelen voor het regulier maken van de ID-banen. Dat is ook steeds de doelstelling geweest. Als dit voor 2003 kan worden ingevuld en als wij dan over het verdere traject nog komen te spreken, dan staat de SGP-fractie daar niet onwelwillend tegenover. Wel is het nog een harde vraag hoe dat wordt gefinancierd, althans minstens voor de helft. Komt dat op een zodanige wijze klaar, dat wij nu kunnen garanderen dat dat gaat lukken?

Dan is er nog de financiële tegemoetkoming voor mensen van wie het inkomen langdurig op het minimumniveau verkeert. De bewindslieden zullen zich ongetwijfeld herinneren dat de SGP-fractie al jaren geleden met een motie kwam om dat te doen. De aanneming van die motie werd toen ontraden, omdat zij voor betrokkenen te weinig incentives zou bieden om uit die positie te komen en tot een betaalde baan te geraken. Ik heb dat toen betwist. Ik blijk toch gelijk te gaan krijgen nu het kabinet in het kader van het meerjarige pakket tot een substantiële maatregel op dit punt wenst te komen. Dat is althans de conclusie uit het overleg en de verkenningen die daarover gehouden zijn. Dat is prima. Die lijn staat ons wel aan. Er ligt overigens bij de Kamer ook een initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Noorman-den Uyl op dit punt.

Ik sluit af met de vraag: hoe nu verder in het kader van het najaarsoverleg van 28 november? Ik vind dat het een reëel overleg moet zijn. Dat betekent dat ook de bewindslieden iets in hun zak moeten hebben. Dat is een logische veronderstelling. Wij moeten dit debat echter niet gebruiken om eens in die zak te kijken en te zeggen wat erin moet, eruit moet en erbij kan. Daarmee verzwak je namelijk de onderhan- delingspositie van de overheidsgeleding in het najaarsoverleg. Wij zullen het kabinet controleren op het uiteindelijk behaalde resultaat.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik ben bijzonder blij met dit debat. Het is een beetje een voortgezette financiële beschouwing. Ik ben om die reden dubbel blij, omdat de minister-president hierbij aanwezig is. Ik ben blij dat hij hier wel is, want ik vond het heel jammer dat hij vrijdag en zaterdag niet bij het overleg was. Mijn vraag is of het nieuw beleid is dat de minister-president er niet bij is. Als het erop aankomt, moet de minister-president zijn gewicht in de schaal leggen, zoals Lubbers en Kok dat ook altijd deden. Dit is een ernstige opmerking, want in dit soort overleg moet iedereen altijd over zijn eigen schaduw heen springen. Dat geldt niet alleen voor het kabinet, maar ook voor de werkgevers en de werknemers. Juist de premier, zo heeft de historie uitgewezen, is in staat om tegen de vakministers te zeggen dat er even iets extra's moet worden gedaan, of tegen de vakbeweging en de werkgevers te zeggen: dit leveren jullie in en dit is ons eindbod. Ik vraag de minister-president om dit goed te maken en zich de komende 15 dagen, tot en met 28 november, voluit in te zetten en zijn gewicht in de schaal te werpen, opdat er iets goeds komt.

Er moet iets goeds komen, maar de vraag is wat. Om te beginnen, moet het kabinet wat te bieden hebben. Het startte met een langjarige inzet, terwijl iedereen kon voorzien dat dit niets zou worden. Het kabinet is demissionair en kan dus eigenlijk geen fracties in de Kamer meer binden aan een meerjarig akkoord. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gezegd dat hij ervoor garant staat dat CDA en VVD ook na de verkiezingen – mochten deze partijen samen een meerderheid halen – aan een eventueel meerjarig akkoord zijn gebonden. Ik zeg tegen mevrouw Verburg en de heer Van der Vlies dat dit dubbel monisme is. Het kabinet bindt de fracties op dit moment, maar ook na de verkiezingen. Dat is bijzonder wonderlijk, want minister De Geus staat zelf niet eens op de verkiezingslijst van zijn partij. Hij bindt leden van een fractie waarvan hij zelf geen onderdeel uitmaakt. Bindt hij daarmee ook de lijsttrekker van het CDA? Het antwoord op die vraag is relevant voor de vakbeweging en voor de Kamer. Bindt hij ook de ministers en de fractie van de VVD na de verkiezingen? Hier moet een zuiver antwoord op komen, zowel qua politieke binding als qua staatsrechtelijke zuiverheid.

Het is ondenkbaar dat een kabinet nu een WAO-akkoord sluit dat ook geldt voor de periode na de verkiezingen. Het is niet uitgesloten dat de verkiezingsuitslag tot een ander kabinet leidt. Moet dat kabinet dan tegen de vakbeweging en de werkgevers zeggen dat het WAO-akkoord uit november onverkort wordt uitgevoerd? Een nieuw kabinet moet het recht hebben om andere afspraken met de vakbeweging te maken. Een en ander kan op zijn best voorwaardelijk bindend zijn.

Ik meen dat het kabinet dit heel goed door had. Toen maandag bleek dat er geen meerjarig akkoord zou komen, was het binnen een paar uur door de bocht. Het kabinet heeft allang aangevoeld dat een meerjarig akkoord niet mogelijk was. Waarom heeft het daar dan wel op aangestuurd? Nu is er een enorme bok geschoten ten opzichte van het CNV en de werkgevers, die hun nek hebben uitgestoken voor een meerjarig akkoord. Zij waren kennelijk bereid de staatsrechtelijke risico's te nemen. Op welke wijze wil het kabinet verder onderhandelen nu het eerst heeft ingezet op een langjarig akkoord en een bok heeft geschoten ten opzichte van de meerheid van de sociale partners? Ik hoop van harte dat het kabinet alles uit de kast haalt om voor 28 november een overbruggingsakkoord te sluiten, zodat 2003 in ieder geval geen verloren jaar wordt, noch voor de loonontwikkeling, noch voor het daarmee samenhangende sociale beleid.

Ik wil het kabinet enkele punten meegeven waarop naar mijn mening het bod aan werkgevers en werknemers aangepast moet worden. Ik zal positief beginnen. Ten aanzien van de pensioenen is een goede oplossing gevonden. Voor de WAO ligt dat anders. Gelukkig gaat het tweede ziektewetjaar voor werkgevers van tafel. Voor de rest blijf ik het onbegrijpelijk vinden dat wordt vastgehouden aan de partnertoets. Deze toets betekent dat degenen die vroeger een gedeeltelijke uitkering hadden nu in de bijstand terechtkomen. Het gevolg daarvan is dat er geen sprake is van zelfstandige rechten. Hoe kan het kabinet nu in hemelsnaam aan de vakbeweging vragen om mee te werken aan de uitvoering van de WAO-plannen, terwijl gedeeltelijke arbeidsongeschikten uiteindelijk hun uitkering kwijtraken? Dat is een onwezenlijke vraag aan de vakbeweging. Ik begrijp heel goed dat men dat asociaal vindt.

Uitvoering van deze plannen houdt dus in dat een werknemer geen uitkering meer krijgt. Daarmee handelt het kabinet rechtstreeks in strijd met internationale verdragen. Beroepsrisico's dienen namelijk op individuele basis verzekerd te zijn. Wordt nu in enige boezem van het kabinet de invoering van beroepsrisico's in het verzekeringssysteem voorbereid? Als dit het geval is, zal de algemene sociale risicoverzekering verdwijnen. Ik kan dit niet anders zien dan als een zeer gevaarlijke ontwikkeling.

Ik kom op het spaarloon. De vakbeweging zegt dat er hiervoor in het weekend nog 550 mln beschikbaar was, terwijl uit de brieven van Financiën blijkt dat er maar 422 mln te besteden is. Kan het kabinet uitleggen hoe het kan dat de vakbeweging het idee heeft in het weekend 150 mln te zijn kwijtgeraakt?

Er is met ons te spreken over afgeslankte vormen van het spaarloon. De vorm die het kabinet kiest, leidt tot gunstige koopkrachteffecten voor de hogere middeninkomens en de hoge inkomens. De regeling wordt gefinancierd uit de arbeidskorting, die juist effectief is voor mensen met een laag inkomen. Er vindt een denivellering plaats van 0,5%. De werkenden met een laag inkomen gaan er 0,2% op achteruit en de mensen met hogere inkomens gaan er 0,3% op vooruit. Over het geheel is er sprake van een koopkrachtverslechtering van 0,4%.

Mevrouw Verburg (CDA):

U praat heel snel en ik begrijp wel waarom u dat doet. De PvdA staat nu nog steeds op het standpunt dat het spaarloon moet worden afgeschaft, zie haar programma voor de verkiezingen van 15 mei. Gemakshalve slaat u dat nu over, maar voor de eerlijkheid zou u dit ook moeten memoreren.

De heer Crone (PvdA):

Ons verkiezingsprogramma is doorgerekend door het CPB. Er staat in dat het spaarloon wordt omgezet in een verlofregeling. Dat doet het kabinet ook, maar wel met een jaar vertraging. Ik wijs erop dat u dat ook wenselijk vindt. Daarnaast wordt het spaarloon omgezet in een earned income tax credit: mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt krijgen er een extra arbeidskorting voor. Ik begrijp niet dat het kabinet juist het omgekeerde doet, namelijk het schrappen van de hogere arbeidskorting. Daardoor raakt het koopkrachtbeeld verstoord. Wij hebben zelfs nog in het programma opgenomen dat een deel van de opbrengst voor een woonstartersregeling gebruikt kan worden, maar dit terzijde. Wij willen dat het spaarloon wordt omgezet in regeling om te sparen voor verlof, pensioen en dergelijke. Eventueel kan gespaard worden voor de aankoop van een eigen huis. Voor het overige wordt het spaarloon verwerkt in een rechtvaardiger systeem. Nu u het begrepen heeft, zult zich vast meer thuis voelen in ons verkiezingsprogramma.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Crone (PvdA):

Dat doe ik, voorzitter. Het koopkrachtbeeld wordt extra verslechterd door de stijging van de ziekenfondspremie. Ik vraag het kabinet om te overwegen om niet de nominale premie te verhogen, maar de inkomensafhankelijke AWBZ-premie.

Ik sluit af met de ID/Frank de Grave-banen. Het kabinet doet slechts een eenmalig bod, terwijl het gaat om structurele werkgelegenheid. Ik vraag het kabinet om in te steken op het voorstel van de Kamer en van de sociale partners. Gebruik 100 mln van de algemene lastenverlichting om de ID/Frank de Grave-banen integraal overeind te houden en probeer dit niet af te kopen met een eenmalige bijdrage waarna vervolgens gemeenten, onderwijsinstellingen en ziekenhuizen zelf voor de financiering ervan opdraaien. Ik vraag het kabinet om een echt gebaar te maken. Ik denk dat het kabinet met deze beperkte extra gebaren met vertrouwen de onderhandelingen tegemoet kan zien. Ik vertrouw erop dat de minister-president er zelf bij is om een en ander te incasseren.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. Ik ga niet in op cijfers en onderdelen, maar ik beschouw het proces als geheel. Toen de fractie van Leefbaar Nederland in de Kamer kwam, heeft zij zich behoorlijk verbaasd over hetgeen er gebeurde. Dit had alles te maken met de enorme ontwikkeling van een nieuwe beweging, die overigens wat mij betreft heel veel teleurstelling heeft gebracht. Ik denk dat dit voor meer mensen geldt.

Het sociaal akkoord is arbitrair. Leefbaar Nederland heeft met nadruk gewaarschuwd voor het behandelen van de begroting alsof er niets is gebeurd. Een aantal onderdelen ervan is terecht controversieel verklaard. Over zeer essentiële zaken worden er echter gewoon besluiten genomen. Is de regering het met mij eens dat het afsluiten van een akkoord voor een jaar bepaald niet rampzalig is? De regering is niet bevoegd om afspraken te maken en daarmee in feite over haar graf heen te regeren. Deze regering kan geen meerjarige afspraken maken, want straks is er een ander kabinet, wellicht op grond van een andere coalitie. De regering kan niet doen alsof er niets is gebeurd. Ik dring erop om een eventueel akkoord niet langer dan voor een jaar te sluiten.

De heer Smulders (LPF):

Voorzitter. Het vooruitschuiven van de problematiek vergroot deze alleen maar. Met de fracties van VVD en CDA roept de LPF-fractie het kabinet en de sociale partners op om de onderhandelingen voort te zetten en een akkoord te sluiten.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Ik constateer dat de situatie waarin wij nu verzeild zijn geraakt, mede te danken is aan de opstelling en de werkwijze van de LPF.

De heer Smulders (LPF):

Die mening mag u gerust hebben, mijnheer Jense, maar die deel ik niet met u.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Ik vind het altijd zeer lovenswaardig als een inbreng kort en beknopt is, maar ik vraag mij af of de heer Smulders geen enkele opvatting heeft over de wijze waarop het proces is verlopen, over de opstelling van de regering en over de opstelling van de sociale partners. Hebt u geen enkele opvatting over die gelopen race?

De heer Smulders (LPF):

Ik heb op dit moment niets meer toe te voegen aan mijn inbreng. Ik vind het veel belangrijker dat de problematiek waar wij nu voor staan niet vergroot wordt door onnodig ophouden van welke onderhandelingen dan ook.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Het ligt toch erg voor de hand, als je toekomstgericht aan een oplossing wilt werken, dat je eerst een analyse maakt van hoe het proces verlopen is en dat je vervolgens met voorstellen ter verbetering komt. Denkt u nu werkelijk dat het kabinet zit te wachten op een oproep van u om de onderhandelingen voort te zetten, zonder een oordeel van u te hebben gekregen over de wijze waarop de onderhandelingen tot nu toe verlopen zijn?

De heer Smulders (LPF):

Ik ben het niet met u eens. Het kabinet weet echt wel dat die onderhandelingen voort moeten gaan. Ik deed tevens een oproep aan de sociale partners om die onderhandelingen niet te frustreren.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Wij zijn allemaal erg onder de indruk.

De heer Smulders (LPF):

Dank u.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn in dit debat. Het is een belangrijk debat, omdat het gaat over zeer belangrijke ontwikkelingen op sociaal-economisch terrein en ook over belangrijke ontwikkelingen als het gaat om de arbeidsverhoudingen in de relatie tussen kabinet, een bredere politiek en sociale partners. Dit debat vindt plaats op een moment dat het overleg met sociale partners nog volop gaande is. Het is goed om te onderlijnen, zoals mevrouw Verburg ook aangaf, dat het kabinet een eigen verantwoordelijkheid heeft. Verder is het goed om te onderlijnen dat wij op het ogenblik te maken hebben met zwaar financieel-economisch weer. Dat is ook de reden waarom eenieder zijn verantwoordelijkheid behoort te nemen.

Voorzitter. Het spreekt voor zichzelf dat minister De Geus namens het gehele kabinet heeft gesproken toen hij maandagavond zijn teleurstelling uitte over de weigering van de FNV om een gezamenlijk gedragen breed sociaal pakket mogelijk te maken. Het kabinet heeft bij monde van de collega's De Geus, Hoogervorst, Van Eijck en Rutte afgelopen vrijdag en zaterdag gesprekken met de Stichting van de Arbeid gevoerd: van kabinetszijde eenduidig en eensluidend. Vanaf augustus heb ik samen met de direct betrokken collega's consequent toegewerkt naar een breed tripartiet akkoord tussen werkgevers, werknemers en kabinet. Tot en met gisteren heb ik ook in persoonlijk contact met afzonderlijke voorzitters van werkgevers- en werknemersorganisaties het belang van zo'n akkoord onderlijnd. Het is goed om nog op te merken dat de gesprekken van afgelopen weekend, vrijdag en zaterdag, een verkennend karakter hadden met het oog op meer definitieve afspraken.

Voorzitter. Van verschillende kanten is gevraagd waar de minister-president was. Wij hebben als kabinet eerst onze inzet bepaald. Ik ben vorige week als minister-president uiteraard zeer nauw betrokken geweest bij de inzet van het kabinet. Dat was de eerste stap. Dat kon leiden tot eenduidige conclusies van de kant van het kabinet over zijn inzet in de besprekingen. De afspraak is gemaakt dat de direct betrokken bewindslieden, de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën, de verkennende besprekingen zouden gaan voeren. Ik heb mij afgelopen vrijdag op de hoogte laten stellen over het verloop van de besprekingen. Toen was er sprake van een zeker moeizaam moment. Op die vrijdagavond heb ik met meerdere voorzitters telefonisch contact gehad, zoals gisteren ook in persberichten te lezen was, om nog eens aan te geven wat het belang was van de gesprekken en als opmaat voor het gesprek op zaterdag. Ik heb zaterdag kunnen constateren dat er meer uitkwam dan vrijdag mogelijk bleek, namelijk dat vijf van de zes sociale partners tendeerden richting een meerjarig akkoord. Een partner toonde aarzelingen en zou er het weekend over denken en op maandag uitsluitsel geven. Ook de afgelopen dagen heb ik steeds contact gehad met verschillende voorzitters uit de hoek van de sociale partners. Dat alles gebeurt in overleg met de betrokken bewindslieden. Juist vanwege het verkennend karakter ben ik blij met deze verdeling van verantwoordelijkheden. Ik neem dan ook ver afstand van de suggesties dat de minister-president afwezig was of dat hij zijn verantwoordelijkheid niet genomen heeft.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Als het waar is dat men in de onderhandelingen dichtbij een akkoord was, had juist de aanwezigheid van de minister-president een zetje in de rug kunnen zijn voor iedereen om niet meer te zeuren. Ik heb vernomen dat het kabinet een eindbod op tafel heeft gelegd, midden in het overleg, op vrijdagavond? Als een kabinet een eindbod op tafel legt, zegt het daarmee dat er een eindpunt bereikt is. Was er sprake van een eindbod? Zo ja, waarom is het dan weer van tafel gegaan en is er toch dooronderhandeld? Een eindbod kan eigenlijk niet van tafel. Waarom was de minister-president er niet zelf bij als het waar is dat men zo dicht bij het gaatje was? Dat was altijd de rol van Lubbers en van Kok; niet het voorspel, maar het hoogtepunt.

Minister Balkenende:

In de afgelopen jaren kwam het wel voor dat het overleg niet eens doorging. Nu ging het om een verkenning van de mogelijkheden om te komen tot een akkoord. Daarbij is aangegeven wat de inzet van het kabinet was. Ik heb zojuist aangegeven dat er een duidelijk verschil was tussen de situatie van vrijdag en die van zaterdag. De aanwezigheid van de minister-president doet daar niets aan toe of af, omdat de meeste partijen tendeerden in de richting van een akkoord voor meerdere jaren, een meerjarige loonmatiging. Eén partner was daartoe niet bereid. Dat heb ik zelf die vrijdagavond ook kunnen constateren. Dat was spijtig, maar het was niet anders. Het gaat mij nu om de opmerking of mijn aanwezigheid daar iets aan had kunnen veranderen. Ik ben ervan overtuigd dat mijn aanwezigheid daar niets aan had kunnen veranderen. Daar gaat het ook helemaal niet om. Wij hebben als kabinet bepaald wat onze inzet was. Het kabinet spreekt met één mond. Er is een eenduidige inzet. Ik denk dat ook zaterdag de inzet van het kabinet goed naar voren is gekomen.

De heer Crone (PvdA):

U antwoordt niet op de vraag of er een eindbod was. Als er een eindbod van het kabinet ligt, waar de partners afwijzend op reageren of voorstellen op basis daarvan verder te onderhandelen, ontstaat er een warrige situatie, want een eindbod is een eindbod.

Minister Balkenende:

Op de vraag wat er precies gezegd is en over de inzet van het kabinet wil ik later nog terugkomen. Ik heb even kort willen aanduiden wat mijn rol in de afgelopen dagen was. Ik zal straks iets zeggen over wat er in de komende tijd gaat gebeuren. Ik ben bij alle gesprekken die zijn gevoerd, in het kabinet en met de sociale partners – zij het dan op afstand – steeds betrokken geweest. Ik heb rechtstreekse contacten gehad met de voorzitters en ik heb kunnen constateren hoe de gesprekken zijn verlopen. Ik heb daarmee mijn verantwoordelijkheid genomen en ik denk dat deze wijze van handelen goed is geweest.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter. Met het oog op het karakter van het akkoord is de rol van de minister-president in dit verband natuurlijk wel relevant. Ik heb uit berichten in de media en ook uit de discussie in deze Kamer begrepen dat er gesuggereerd wordt dat er een inhoudelijk akkoord lag over hoe wij na 28 november met elkaar verder zouden gaan. Dat is natuurlijk niet het geval. Er was een akkoord over de vraag of men met elkaar verder zou gaan of niet: "go or no go". In dat verband blijkt er, ook nadat er tot zo'n akkoord is gekomen, volop ruimte voor onderhandelingen. Zou het niet veel verstandiger zijn geweest van deze minister-president om op het laatste moment, op het punt van "go or no go", een duwtje in de rug te geven om, hoewel er nog een heel traject te onderhandelen is, die onderhandelingen over het akkoord aan te gaan? Naar mijn mening was de aanwezigheid van de minister-president wel degelijk van cruciaal belang met betrekking tot de vraag of men al dan niet met elkaar door zou onderhandelen.

Minister Balkenende:

Ik verschil volstrekt met u van mening, omdat er geen misverstand kan bestaan en ook niet heeft bestaan over de inzet van het kabinet. Die was zaterdag duidelijk. Het ging om drie mogelijkheden. Ten eerste een breed meerjarig pakket. Ten tweede, als dat niet zou lukken, een brugpakket. Ten derde, als dat niet zou lukken, helemaal niets. Dat zijn de mogelijkheden die op zaterdag aan de orde zijn geweest. Van de kant van het kabinet is gevraagd aan sociale partners om daarop te reflecteren. Dat heeft geleid tot een stellingname, met name van de kant van de FNV. Het ging er helemaal niet om of de minister-president er wel of niet bij aanwezig had moeten zijn. Het ging erom of alle partijen bereid zouden zijn om te kiezen voor een meerjarig perspectief. Ik heb geconstateerd dat het overgrote deel daartoe bereid was, maar één speler niet. Daar zit feitelijk het probleem.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

In het geding was dus of men nog verder zou onderhandelen. Daar had u natuurlijk wel een rol in kunnen spelen door de FNV onder druk te zetten door aan te dringen op dooronderhandelen en niet afhaken, zeker gezien het feit dat de rest van het blok die keuze wel had gemaakt.

Minister Balkenende:

Mijnheer Van Dijke, ik ben toch niet naïef?

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Nou ja, er zou best een lezing te geven zijn waaruit blijkt dat u dat wel bent.

Minister Balkenende:

Mijnheer Van Dijke, ik heb vrijdag gehoord hoe de gesprekken verliepen. Ik heb die avond uitvoerig telefonisch contact gehad met de hoofdrolspelers. Ik heb mij zaterdag de hele dag laten informeren over hoe de zaken verliepen. Als je dan naar de uitkomst daarvan kijkt, gaat het toch feitelijk om de inhoud van de zaak? De inhoud van die zaak heb ik gediend.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het kabinet heeft het in zijn brieven over het cruciale belang van loonmatiging en het gevoel van urgentie dat er moet zijn bij sociale partners en het kabinet zelf. De minister-president zegt dat zijn eventuele aanwezigheid afgelopen zaterdag geen bijdrage zou hebben geleverd aan het bereiken van een meerjarig akkoord. Is dat geen bewijs uit het ongerijmde?

Minister Balkenende:

Het is geen kwestie van aanwezigheid of afwezigheid op een bepaald moment. Het gaat om de betrokkenheid van de minister-president en het nemen van zijn verantwoordelijkheid. Op vrijdag lag de zaak moeilijk. De volgende dag hadden de hoofdrolspelers met het kabinet tot een eensluidend standpunt kunnen komen. Dat is voor mij relevant. Het kabinet heeft dan ook één lijn getrokken. Zelf ben ik daarbij nadrukkelijk betrokken geweest. Het gaat niet om de toevallige aanwezigheid van de minister-president op dat moment in de wetenschap dat het gaat om een verkennend overleg ten behoeve van het overleg op 28 november. Mijns inziens is er adequaat gehandeld.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

De minister-president heeft het over een verkennend overleg. Wij weten allemaal dat als dat verkennend overleg had geresulteerd in afspraken, die afspraak alleen nog verder had moeten worden uitgewerkt ter voorbereiding van die 28ste november. Het woord verkenning bagatelliseert hetgeen daar besproken werd.

Terugkijken is één, vooruitkijken is belangrijker. Er is nu sprake van een impasse. Wil de minister-president namens het kabinet de eerstverantwoordelijke zijn om die impasse te doorbreken en na te gaan of op zijn minst een eenjarig akkoord voor 2003 mogelijk is? Op deze vraag wil ik klip en klaar een antwoord krijgen.

Minister Balkenende:

Ik maak een knip tussen hetgeen de afgelopen dagen is gebeurd en het vooruitkijken. Dat laatste zal ik aan het eind van mijn betoog doen. Ik wil u een wedervraag stellen. Gesteld dat de minister-president afgelopen zaterdag bij het overleg aanwezig was geweest, zou de FNV volgens u dan wel bereid zijn geweest tot een akkoord?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat weet ik niet. Hoe kan ik dat nou weten? Ik spreek niet namens de FNV. Ik controleer u op hetgeen u rondom het weekend heeft gedaan. Als het kabinet de urgentie van het bereiken van een akkoord verwoordt in brieven aan de Kamer, dan kan ik mij zeer goed voorstellen dat het kabinet op het allerhoogste niveau, inclusief de minister-president met alle sociale partners daadwerkelijk vergadert om na te gaan of de afstand tussen werkgevers en vooral werknemers overbrugd kan worden. Het kabinet zou over de eigen schaduw heen moeten springen. Ik denk daarbij dan aan de Melkertbanen en de WAO-problematiek. Dat had ik beter gevonden. Wij weten nu dat het overleg in diggelen ligt. Als ik in uw schoenen had gestaan, was ik aanwezig geweest.

Minister Balkenende:

U en ik zullen het er beiden over eens zijn dat mijn aanwezigheid aan een akkoord gaan door de FNV niets had bijgedragen.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Ik geloof de minister-president zonder meer als hij zegt dat hij zich met dat overleg heeft beziggehouden en dat hij verschillende malen heeft gebeld. Ik zou bijna willen zeggen: ik geloof hem op zijn blauwe ogen. Er is voor mij een maar. Je kunt wel informeren naar de gang van zaken en zeggen dat het overleg een voorbereiding is om na te gaan of partijen de intentie hebben om tot een gezamenlijk standpunt te komen, maar dan blijft er nog een dag in het weekend over, namelijk de zondag.

Minister Balkenende:

Pas op hoor met die zondag.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Ik ben het met u eens. Voor sommige mensen heeft die zondag wat extra's. Een week heeft echter zeven dagen, waarvan de zondag er een is. Op maandagochtend zal voor u toch niet als een volslagen verrassing om acht uur de telefoon zijn gegaan met de mededeling: de zaak is stukgelopen, het lukt niet meer?

Minister Balkenende:

Ik heb vaak genoeg gezegd hoe het proces is verlopen. Het was geen verrassing. U hebt toch de uitlatingen gehoord van de heer De Waal op zaterdag?

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Die verbaasden mij niet.

Minister Balkenende:

Na vrijdagavond verbaasden mij die ook niet. Daar gaat het niet om. De vraag waar het om gaat, is of alle partijen bereid zijn te komen tot de oplossing van vraagstukken die buitengewoon urgent zijn op basis van de financieel-economische ontwikkeling. Die vraag was aan de orde. Ik heb gemerkt dat bij alle hoofdrolspelers de bereidheid aanwezig was om eruit te komen, behalve bij één. Dat was het probleem.

Mevrouw Giskes (D66):

Het kan misschien geen kwaad ons nog eens te realiseren waarom dat voorgesprek voor het najaarsoverleg gevoerd moest worden. Dat was omdat de Kamer dan nog de tijd zou hebben over een aantal zaken in het kader van het belastingplan beslissingen te kunnen nemen. Anders was dat vooroverleg er niet eens geweest.

Minister Balkenende:

Dat klopt.

Mevrouw Giskes (D66):

Doet de minister-president zijn eigen rol daarin niet tekort, als hij zegt dat het weliswaar van cruciaal belang was omdat anders de Kamer geen besluiten kan nemen en dan toch wegblijft? Het ging het kabinet er toch om de meerjarige financieel-ecomische situatie van Nederland te redden? Daarvoor is hij toch de eindverantwoordelijke?

Minister Balkenende:

Mevrouw Giskes, de minister van Sociale Zaken heeft duidelijk aangegeven dat wij zaterdag er bijna waren.

Mevrouw Giskes (D66):

Maar niet helemaal.

Minister Balkenende:

Nee, maar aan wie lag dat? Dat lag niet aan deze minister-president, maar aan de FNV. Ik zal daar straks dieper op ingaan.

Mevrouw Giskes (D66):

Het gaat niet om zwartepieten, maar om de vraag waarom je onderhandelt. Je kunt niet bij voorbaat zeggen: die doet niet mee en dus houden wij op. De kunst van een voornajaarsoverleg is juist dat je probeert daar doorheen te breken. Niet voor niks zegt bijna iedereen dat de aanwezigheid van de minister-president op dat laatste moment misschien noodzakelijk was.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven wat mijn betrokkenheid was. Het kabinet spreekt met één mond. Over de inzet is voortdurend overleg geweest. Daarin heb ik mijn verantwoordelijkheid genomen.

De voorzitter:

De minister-president vervolgt nu zijn betoog.

Minister Balkenende:

Ik was nog bezig met mijn introductie! Ik zal nader ingaan op de achtergrond, de voorbereidingen en de actualiteiten rondom het najaarsoverleg. De minister van Sociale Zaken zal meer in detail ingaan op de verschillende elementen die aan de orde zijn inzake het akkoord, zoals de partnertoets, het spaarloon, de ID-banen en de koopkracht. De minister van Financiën zal nader ingaan op de financiële aspecten die bij dit alles aan de orde zijn.

Bij alles wat vandaag naar voren wordt gebracht, gaat het niet om het belang van het kabinet of het belang van de sociale partners. Aan de orde is het belang van ons land. De ernst van de sociaal-economische situatie vereist dat werkgevers en werknemers afspraken maken over loonmatiging. De groei van de marktsector is al twee jaar stilgevallen. De groei van de hele Nederlandse economie is dit jaar nul. De internationale concurrentiepositie van ons land is verslechterd. De werkloosheid loopt in twee jaar met 150.000 personen op. Pensioenfondsen staan onder druk. De overheidsfinanciën zijn fragiel. Terecht sprak de heer Van Beek over de noodzaak van een gevoel van urgentie, maar dan wel bij alle partijen. De heer Van der Vlies nam eveneens de woorden hoge urgentie in de mond. Hij hanteerde de term: weerwerk leveren aan de sociaal-economische situatie. Ik deel de intentie waarover hij sprak.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Dat gevoel van urgentie zal door iedereen gedeeld worden. Geeft het, als in de collectieve sector loonafspraken worden gemaakt van 2,5% plus 0,75% eenmalig, blijk van dat gevoel van urgentie? Is dat op zichzelf geen frustratie voor het overleg dat gevoerd wordt?

Minister Balkenende:

Het lijkt mij goed als ik mijn betoog vervolg. Over de verschillende percentages en de vraag wat al dan niet verantwoord is, zal ik straks enkele opmerkingen maken. De minister van Sociale Zaken zal meer in detail ingaan op uw vragen.

Voorzitter. Gelet op de urgentie in de financieel-economische ontwikkeling is snelheid geboden. Voor een noodzakelijke en adequate reactie op die problematiek zijn werkgevers en werknemers eigenlijk al een beetje aan de late kant, want de problemen zijn niet van vandaag of gisteren. De vooruitzichten zijn evenmin gunstig. Uitstel maakt alles alleen maar flink moeilijker. De schade aan werkgelegenheid, bedrijven en pensioenen wordt groter.

Het kabinet is geen partner bij cao's in de marktsector. Dat zijn vakbonden en werkgevers. Dat hoort ook zo. Niemand is voorstander van een geleide loonpolitiek. Het kabinet ziet wel een nuttige rol van centrale aanbevelingen van de organisaties van werkgevers en werknemers. Het kabinet wil centrale aanbevelingen tussen werkgevers en werknemers stimuleren door daar van overheidszijde in te investeren.

Het overleg met de sociale partners is zorgvuldig en intensief met hen voorbereid. De eerste stap is geweest het kennismakingsgesprek tussen het kabinet en de Stichting van de Arbeid op 12 september jl. De sociale partners deelden met het kabinet de zorg voor de ernstige sociaal-economische situatie. De datum van 28 november van het najaarsoverleg werd vastgesteld. Vervolgens is met de sociale partners gewerkt aan een agenda voor het najaarsoverleg. De demissionaire status van het kabinet gaf aanleiding tot de vraag of het overleg kon doorgaan. Dit onderwerp is door verscheidene sprekers aan de orde gesteld, terecht. Alle betrokkenen gaven aan dat de ernst van de sociaal-economische ontwikkeling uitstel van het overleg tot een volgend kabinet niet wenselijk maakte. Vandaar dat een verkennend overleg werd afgesproken om te komen tot een "go or no go"-beslissing. Aangezien de Kamer de behandeling van het Belastingplan 2003 afrondt, vond ik het afgelopen weekend een logische deadline daarvoor. Het kabinet kon u op deze manier informeren en kan verder het een en ander betrekken bij de afronding van dit belastingplan.

Mevrouw Giskes zei dat ook een demissionair kabinet niet voorbij kan gaan aan het nemen van verantwoordelijkheid als het financieel-economisch tij stevig tegenzit. De opmerkingen van de heer Rosenmöller, mevrouw Kant en de heer Crone waren kritischer. Zij willen eerst de kiezer aan het woord laten. In deze omstandigheden kun je geen beleid voeren, althans niet deze vergaande stappen zetten, zo zeiden ze.

Ik heb gewezen op de urgentie en de dramatiek van de economische ontwikkelingen. Niets doen zou asociaal zijn. Natuurlijk weet het kabinet dat er verkiezingen komen, maar wij willen onze verantwoordelijkheid niet ontlopen. Het belang van loonmatiging en een gezamenlijk optreden is evident. Een kabinet dat onder verwijzing naar zijn demissionaire status achteroverleunt, neemt zijn verantwoordelijkheid niet en stelt de sociaal-economische ontwikkelingen in de waagschaal. Dat neemt dit kabinet niet voor zijn rekening en ik in ieder geval niet.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben het volstrekt met u eens, maar ik maak een scheiding tussen een afspraak voor één jaar of een meerjarige afspraak. In een meerjarig contract moeten fundamentele afspraken worden gemaakt over de WAO, enz. Wie is na de verkiezingen gebonden aan een akkoord dat op dit moment meerjarig zou zijn? Bent u daaraan gebonden, de CDA-fractie of de VVD-fractie. Wat gebeurt er als die geen meerderheid hebben? Dan is er een nieuw kabinet van een geheel andere samenstelling.

Minister Balkenende:

Als een meerjarige afspraak kan worden bereikt, dan is dat een signaal van werkgevers, werknemers en overheid. Dit betekent dat zij gemeenschappelijk hechten aan meerjarige loonmatiging, omdat ons land die nu eenmaal nodig heeft. Hierbij moet gekeken worden naar de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers en naar hetgeen het kabinet doet als handreiking om te komen tot een facilitering van dit soort afspraken. Je kunt zeggen dat een meerjarig akkoord tot 22 januari bindt, maar dat is te kort. Wij hebben gesteld dat de partijen die dit kabinet dragen, ook voor de periode daarna hun verantwoordelijkheid daarvoor nemen. Na 22 januari komt er een nieuw kabinet. Wij moeten uiteraard de resultaten van de verkiezingen afwachten. Dan ontstaat een nieuw moment. Als de PvdA in de regering zou zitten, kan zij zeggen dat een nieuwe situatie is ontstaan en dat er behoefte is aan verdergaand overleg. Die mogelijkheid voor wat daarna gebeurt, is er natuurlijk altijd. Op dit moment moet het signaal van werkgevers en werknemers zijn: hoe schatten wij de sociaal-economische ontwikkelingen in en waar hebben wij elkaar nodig? Het kabinet zet nog steeds in op meerjarige afspraken omdat die in het belang van iedereen zijn en ook voor een volgend kabinet.

De heer Crone (PvdA):

Dan is uw conclusie anders dan die van de heer De Geus, zo las ik in de krant. U kunt maximaal de CDA- en de VVD-fractie binden, maar verder niets voor wat na 22 januari gebeurt. U vraagt aan andere partijen, werkgevers en werknemers, om dingen in te leveren, maar wat u ze biedt, kan vanaf 22 januari zo van tafel. Ik ben er blij om dat u zo hoopvol keek toen u zei dat de PvdA misschien terugkomt in het volgende kabinet.

Minister Balkenende:

Dat is de hoop die wij elkaar op dit soort momenten moeten geven.

De heer Crone (PvdA):

Ik deel die hoop.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Iedereen is overtuigd van het belang voor het land. Is het denkbaar dat, wanneer je probeert een pakket af te sluiten en je merkt dat het niet lukt, je de onderdelen waarvoor het wél lijkt te lukken met elkaar uitonderhandelt? De onderdelen waarvoor het niet lukt, kunnen tot na de verkiezingen worden geparkeerd. Ik kan me moeilijk voorstellen dat er een bond is die zich voor langere periode aan een bepaald percentage loonontwikkeling wil binden, zeker gelet op de onzekere ontwikkelingen in de toekomst.

Minister Balkenende:

Wij lopen voortdurend vooruit op de uiteindelijke resultaten. De arbeidsinkomensquote in Nederland is erg hoog geworden. Wij prijzen ons uit de markt. Wij kennen de risico's in de sfeer van de werkloosheid die fors oploopt. Er is een gemeenschappelijk belang om een meerjarige loonmatiging te betrachten. Wij bedriegen onszelf als wij dat signaal niet met elkaar kunnen delen. Dit punt was aan de orde. De meeste gesprekspartners zeiden dat afgelopen zaterdag dan ook. Vervolgens was het de vraag of een meerjarige afspraak wel of niet mogelijk is. Als een meerjarig perspectief niet mogelijk is, en ik noem nadrukkelijk in dat verband het CNV die daarvoor kiest, moet een brugpakket voor het volgend jaar gekozen worden. Deze kwestie zullen wij de komende tijd nader onderzoeken.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

De minister-president kiest bij voorkeur voor een meerjarenpakket. Ik wijs hem er nogmaals op dat het mogelijk is dat er straks een coalitie van een andere signatuur komt. Ik ga er hierbij niet van uit dat het een meerderheid van VVD en CDA is. De minister-president kan dan nu toch niet met droge ogen zeggen: laten wij nu een meerjarenovereenkomst proberen te maken dat eventueel later kan worden opgebroken? Maar wie breekt, betaalt.

Minister Balkenende:

Bij de keuze voor een meerjarig perspectief mag je aannemen dat de partijen die daar op dit moment achterstaan, behalve de VVD en het CDA kan dat ook de LPF zijn, na de verkiezingen het belang van de afspraken met de sociale partners inzien en daarmee doorgaan. Dat is een politiek commitment. Je committeert je aan wat je nu in het belang van het land voor de langere termijn afspreekt. Het gaat om de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van afspraken die nu worden gemaakt.

Mevrouw Kant (SP):

De minister-president spreekt over het belang van het land, maar het probleem is dat er veel meningsverschillen zijn over de vraag wat in het belang van het land is. Hij vindt het asociaal om de mensen te volgen die zeggen dat het woord aan de kiezer is en nu oproepen om niets te doen. Degenen die dat zeggen, roepen niet op om nu helemaal niets te doen. Verder merk ik op dat een aantal van zijn maatregelen in onze ogen en in die van een minderheid in de Kamer asociaal zijn. Ik noem een voorbeeld: het afschaffen van de Melkertbanen. Waarom wil de minister-president dat punt doordrukken, terwijl hij weet dat dit maatschappelijk verdeeld ligt, er na 22 januari verkiezingen zijn en een groot deel van de Kamer er ook anders over denkt?

Minister Balkenende:

Het debat dat wij bij de algemene politieke beschouwingen over Melkertbanen hielden, moeten wij niet herhalen. Het instrument van de ID-banen, het huidige arbeidsmarktinstrumen- tarium, staat al langer ter discussie, omdat het onvoldoende leidt tot doorstroming en mogelijkheden voor mensen die deze banen benutten. In het Strategisch akkoord staat dat aan een nieuw perspectief moet worden gewerkt. Dit kabinet steekt zijn nek uit en wil 10.000 banen witten. Mensen worden in reguliere functies opgenomen. Er kan toch nooit gezegd worden dat deze inzet niet sociaal is?

Mevrouw Kant (SP):

Dat is een doekje voor het bloeden vergeleken met de gigantische bezuinigingen die u wilt doorvoeren op het punt van de Melkertbanen. Volgend jaar komen er mensen op straat te staan als dit voorstel doorgaat. Dat kunt u toch niet ontkennen? Ik wil daar nu niet inhoudelijk een debat over voeren. Ik vraag hoe u kunt zeggen dat het asociaal is om niets te doen, terwijl het in de ogen van anderen asociaal is om dit wél te doen? Waarom stelt u dit besluit niet uit tot na de verkiezingen?

Minister Balkenende:

Ik kom straks bij wat wij hebben voorgesteld. Ik vind het pakket zeer evenwichtig. Sprekend over het perspectief voor de arbeidsmarkt, zeg ik dat het hard nodig is dat wij werken aan een vernieuwing van het arbeidsmarktinstrumentarium. Het kabinet zet zich in om duizenden banen te witten. Het neemt zijn verantwoordelijkheid. En dat vind ik, eerlijk gezegd, sociaal. Wij willen een perspectief bieden aan mensen om in een reguliere functie te worden ingeschaald. Dat was de intentie van het Strategisch akkoord. In het kader van deze onderhandelingen willen wij daarmee doorgaan. Het feit dat het overgrote deel van de sociale partners daarmee akkoord gaat, zegt mij genoeg.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Als er sprake is van een meerjarige afspraak, zo zei de minister-president, geldt de handtekening van eenieder die dat meerjarige contract sluit ook voor na 22 januari. Geldt dat ook voor u als eerste man van het CDA? Dat zou namelijk betekenen dat de invloed van de kiezer op die meerdere jaren gering of misschien zelfs wel bijna nul is.

Minister Balkenende:

Het ging om de vraag of het zaterdag – wij zullen zien wat de komende week gaat opleveren – mogelijk is om te komen tot een meerjarige strategie. Wil je komen tot een meerjarige strategie, dan moeten alle partijen zich bewust zijn van de afspraak die is gemaakt, en moet deze houdbaar zijn. Hiervoor is commitment nodig. Als werkgevers, werknemers en overheid tot het oordeel komen dat dit in het landsbelang is, moet je je committeren aan die afspraak. Dat is maar goed ook, want het gaat om de betrouwbaarheid, ook van de overheid, bij het nakomen van afspraken. De vraag is nu of het mogelijk zal zijn om te komen tot die meerjarige afspraken of dat wij ons moeten beperken tot 2003.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Nu zijn wij precies bij de kern van het probleem tussen het jaar 2003 en de meerjarige afspraken. U zegt dat, als u als minister-president van dit kabinet meerjarige afspraken maakt, u zich ook committeert, voor meerdere jaren. Nu kan er na 22 januari een coalitie komen van een andere signatuur, bijvoorbeeld CDA en Partij van de Arbeid. Dan hebt u zich voor meerdere jaren gecommitteerd. Eigenlijk zegt u dan in dit debat tegen de Partij van de Arbeid of welke partij dan ook, en in ieder geval tegen de kiezer: ik committeer mij aan het akkoord dat wij op 28 november sluiten, en hieraan zal geen tittel of jota meer veranderd worden, wat de kiezer op 22 januari ook zegt. Dat is uw betrouwbaarheid voor de kiezer.

Minister Balkenende:

Ik vind dit soort discussie niet verstandig op dit moment. Het gaat om de vraag of het mogelijk is dat wij, gegeven de urgentie van de financieel-economische ontwikkeling, meerjarige afspraken maken. Als dit lukt, heb je commitment nodig van alle betrokken partijen. Iets totaal anders is de situatie na 22 januari. Ik wil nu niet speculeren over de mogelijke coalitie na 22 januari; de discussie daarover krijgen wij nog wel. Het gaat er nu om dat je voor een meerjarige afspraak betrouwbare partners moet hebben en dus niet moet weglopen voor je verantwoordelijkheid na 22 januari.

Mevrouw Giskes (D66):

De minister-president wees op mijn uitspraak dat de fractie van D66 het niet erg vindt dat het kabinet zelfs in demissionaire staat probeert meerjarige afspraken te maken. Ik heb erbij gezegd dat dit voor ons wel inhoudt dat het zich als een soort zakenkabinet opstelt om in het belang van het land te proberen een aantal zaken te regelen. U verspeelt deze kans door u te blijven opstellen als het kabinet met dat ene strategische akkoord, waarvan wij allemaal weten dat het niet echt meer geldig is. Mijn vraag is waarom u niet meer inzet op die algemenere lijn. Waarom bekijkt u niet wat er echt nodig is voor de economische structuur van Nederland en richt u zich niet, in plaats van alleen op meerjarige loonmatiging, op integrale verbetering? Dan is er nog een kansje dat het wat wordt als u eindelijk om de tafel gaat zitten met de FNV.

Minister Balkenende:

Met die zaken die op het ogenblik noodzakelijk zijn, hebben wij het precies over de inzet van het kabinet.

Mevrouw Giskes (D66):

Nee, dan gaat het ook om inzetten op kenniseconomie. Dan gaat het om het echt oplossen van de bereikbaarheidsproblemen. Dan gaat het om bevordering van het ondernemerschap. Dan gaat het om de verlofregelingen. Dat wordt nu weer een jaar uitgesteld. Als u op deze punten met actieve, concrete voorstellen was gekomen, had u veel verder kunnen komen.

Minister Balkenende:

Waarom dacht u dat het kabinet bezig blijft om de discussie over ontbureaucratisering verder vorm en inhoud te geven? Wij gaan er gewoon mee door. Met de vernieuwing van het arbeidsmarktinstrument gaan wij door. De notie dat wij toe moeten naar een nieuwe levensloopregeling, ook een wens van de Kamer, blijft relevant. Loonmatiging blijft relevant. De aanpak van de volumeontwikkeling in de arbeidsongeschiktheid blijft relevant. Waarom nemen wij onze verantwoordelijkheid als demissionair kabinet? Dat is juist om te doen wat nu zo hard nodig is.

De voorzitter:

De minister-president vervolgt nu zijn betoog, zijn eigen lijn.

Minister Balkenende:

Het kabinet heeft een fors pakket ingebracht in het verkennend overleg, gericht op meerjarige afspraken over loonkostenmatiging tot het inflatieniveau om zo de winstgevendheid van de Nederlandse economie en de werkgelegenheid aan te pakken. Ter ondersteuning heeft het kabinet 500 mln structureel voor lastenverlichting aan werkgevers en werknemers beschikbaar gesteld. Wij hebben het al gehad over de 10.000 banen en de stimuleringsregeling om banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt te witten. Wij hebben onze verantwoordelijkheid genomen voor de beheersing van de pensioenproblemen. De heer Crone heeft een woord van waardering hiervoor uitgesproken. Er is gesproken over continuering van het spaarloon in relatie tot de te maken levensloopregeling. Er zijn binnen het kabinet afspraken gemaakt om te komen tot eerdere verhoging van uitkeringen als er resultaat wordt geboekt, niet in 2007 zoals het Strategisch akkoord veronderstelde, maar nadrukkelijk overeenkomstig de gevoelens van de Sociaal-economische raad. Ook de Pemba-toets zou in 2005 worden afgeschaft. Dit alles zou gebeuren als het aantal arbeidsongeschikten in 2005 zou zijn gedaald tot een niveau dat door de SER zelf was voorgerekend. Wie het verschil tussen het voorstel van de SER en dat van het kabinet afzet tegen het verschil in economisch perspectief op beide momenten, past bescheidenheid.

Mevrouw Verburg heeft gezegd dat het geen dun pakket is. Ik ben blij met deze opmerking, want het is geen dun pakket. De heer Van Beek heeft de opmerking gemaakt dat met het pakket dat het kabinet heeft aangeboden, de grenzen van het Strategisch akkoord wel zijn verkend. Ik versta zijn opmerking goed. Mevrouw Kant heeft daarentegen gezegd dat het pakket erg mager is. Dit is een verschil in taxatie dat je geeft aan datgene wat het kabinet naar voren heeft gebracht. Ik denk dat het kabinet een evenwichtig, verantwoord pakket heeft ingebracht om te komen tot de afspraken die moeten worden gemaakt met de sociale partners. Voor de inhoud hiervan verwijs ik naar de twee brieven waarin de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een en ander toelicht.

De voorzitter:

En waarop de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid straks dieper ingaat.

Als de collega's lang doorgaan met de interrupties, zal ik dadelijk schorsen en gaan wij met dit debat een heel eind in de middag door. Ik ben de afgelopen twee uur vrij coulant geweest. Wij kunnen ons nu ook een beetje beperken met de interrupties en deze echt heel kort houden om ook de andere bewindslieden nog voor de schorsing aan het woord te laten komen. Ik stel voor om het nu iets korter te doen en te proberen, dit debat nog voor de middagpauze af te ronden. Ik zie instemmend geknik.

Ik vraag de heer Rosenmöller, zijn interruptie heel kort te houden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Praten over een meerjarig akkoord betekent dat je tegen het vraagstuk van de WAO aanloopt. Is het kabinet ertoe bereid, zijn opvatting over de partnertoets bespreekbaar te maken met de sociale partners?

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd dat over de inzet van het kabinet eerst in kabinetskringen is overlegd en dat deze daarna is ingebracht in het debat. Ik heb ook gezegd wat onze positie op het punt van de partnertoets is. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal er nader op ingaan. Wij weten allemaal dat dit een lastig punt is in de discussie. Dit is afgelopen zaterdag ook gewisseld. Wij zullen zien of er nog gesprekken over gehouden moeten worden. De situatie is op dit ogenblik dat de FNV niet bereid is tot meerjarige afspraken. Het kabinet is al ver gegaan en mag niet op een hellend vlak komen. Ook dit moet duidelijk zijn.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Als ik u goed versta, is in de ogen van het kabinet het pleidooi van werkgevers en werknemers voor afschaffing van de partnertoets een hellend vlak.

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd wat de inzet van het kabinet is. Op het ogenblik wordt zowel door de sociale partners als door het kabinet bekeken wat de stand van zaken is, ter voorbereiding van verdere besprekingen. Verder dan dit wil ik op het ogenblik niet gaan.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik trek een conclusie en vraag u, hierop te reageren: het afschaffen van de partnertoets, waarvoor werkgevers en werknemers in het SER-akkoord pleiten, is voor het kabinet een brug te ver. U spreekt niet voor niets over een hellend vlak.

Minister Balkenende:

Ik heb al gezegd dat dit afgelopen zaterdag de inzet van onze bewindslieden is geweest. Hierover moet ook maar duidelijkheid bestaan.

Het verkennend overleg van afgelopen vrijdag en zaterdag is intensief geweest, en constructief. Ik heb de gesprekken intensief gevolgd en met de sociale partners afzonderlijk contact onderhouden. Het kabinet en de sociale partners hebben gezamenlijk vastgesteld dat er drie routes waren: 1. een breed meerjarig pakket inclusief de WAO, 2. een brugpakket alleen voor 2003 zonder WAO en 3. het niet laten doorgaan van het najaarsoverleg. Deze drie routes waren gezamenlijk vastgesteld en uitonderhandeld. Er was lang genoeg gesproken; nu ging het om de keuzes. De bonden en de werkgevers zouden elk hun keuze jongstleden maandag aangeven. De eerste keuzes waren bemoedigend: er ontstond een breed draagvlak voor het brede meerjarige pakket, van VNO-NCW, MKB Nederland, LTO en CNV. Het moment leek daar om de problemen in de economie aan te pakken, om de lasten te verlichten, om het spaarloon in 2003 te behouden, om 10.000 banen te witten, om sluitende afspraken te maken over de arbeidsongeschiktheid, waardoor de echte arbeidsongeschikten vanaf 2005 een hogere uitkering zouden krijgen. Het CNV had nog geopperd, aanvullend te kijken naar de langdurige minima. Het kabinet zei hierop geen nee. Het kabinet zou hen die hun nek hebben uitgestoken, niet aan het kortste eind laten trekken. Ik maak deze balans omdat de heer Van Dijke een opmerking heeft gemaakt die ik verre van mij wil werpen, namelijk de suggestie dat het kabinet moedwillig zou hebben willen aansturen op een conflict met de vakbeweging. Daarvan is nadrukkelijk geen sprake. Het beeld dat de heer Van Beek naar voren heeft gebracht dat een flink deel van de sociale partners de zaak heeft opgepakt, dekt de realiteit veel meer. Wij hebben met deze inzet geprobeerd om tot overeenstemming te komen. Het kabinet heeft een belangrijke handreiking gedaan en dat blijkt ook wel uit het feit dat het overgrote deel van de sociale partners zich kon vinden in dat langeretermijnperspectief. Daarna kwam de reactie van de zijde van de FNV. Mevrouw Verburg heeft daaraan een duidelijke kwalificatie gegeven. Zij gebruikte de woorden "ontlopen van maatschappelijke verantwoordelijkheid".

De reactie van de FNV heeft verbazing opgeroepen. De FNV noemt het brede pakket onaanvaardbaar, want de verhoogde uitkering in 2005 zou afhankelijk worden gesteld van de daling van het aantal arbeidsongeschikten. Met alle respect en waardering die ik heb voor de vakbeweging, vind ik die houding onbegrijpelijk. De daling van het aantal arbeidsongeschikten is nu juist conform het akkoord van de SER. De vraag is dan ook of de FNV met terugwerkende kracht niet het vertrouwen opzegt in de werking van het eigen SER-akkoord. Wie het belang van de WAO en de WAO'ers voor ogen heeft, mag niet doelbewust zijn ogen sluiten voor de unieke kans om de uitkering van blijvend arbeidsongeschikten te verhogen. Het ging om het boeken van resultaat. Dat was ook het oogmerk van de plannen van de SER. Wat heeft het kabinet nu gedaan? Het kabinet heeft op zich genomen om te komen tot een verhoging van uitkering met terugwerkende kracht maar wel vanaf 1 januari 2005 en tot afschaffing van de Pemba, maar wil daarvoor wel een meetmoment introduceren. De FNV zegt dat er niet mag worden gemeten. Dat is één.

Ten tweede heeft de FNV mitsen en maren bij het brugpakket. Ik heb inmiddels begrepen dat er weer een behoorlijke lijst is met verlangens of eisen waaraan dat brugpakket zou moeten voldoen. Dat betekent dat wij niet alleen een discussie hebben over het meerjarenperspectief maar dat er zelfs een discussie loopt over het brugpakket. De vraag is of dit allemaal in het belang is van de keuze die wij moeten maken, ook in het beleid.

Ten derde hetgeen er maandagavond gebeurde. Wij keken naar het NOS-journaal en daarin ging het niet meer over de keuzes maar over een stemadvies. De vraag is, welke motieven nu eigenlijk een hoofdrol hebben gespeeld. Het viel mij op dat het toen ineens ging over stemadviezen aan partijen die dan kennelijk wel een goede WAO voorstaan. Ik denk dat wij juist op dit moment de zaak los moeten zien van wat er op 22 januari gebeurt, het gaat nu om het maken van de noodzakelijke keuzes en het nemen van beslissingen met het oog op de toekomst. Ik was dan ook wat verrast door het NOS-journaal van 11 november.

De heer Crone (PvdA):

Betekenen deze harde uitspraken dat het kabinet nu niets meer wil onderhandelen voor het brugpakket? Als er geen akkoord is, is het toch logisch dat je met elkaar doorpraat? Dan moet het kabinet wat te bieden hebben, ook de komende 15 dagen!

Minister Balkenende:

Ik moet even denken, mijnheer Crone, aan de gesprekken die wij in deze Kamer hebben gehad over wat er in Brussel is gebeurd. Als het om de onderhandelingen gaat, zo heb ik toen gezegd, is dat een eigen verantwoordelijkheid en inzet van het kabinet en de Kamer behoort daarna de zaak te wegen en te controleren. Ik ben toch wel gek als ik hier nu uitgebreide beschouwingen ga geven over de precieze inzet in onze gesprekken. Dat zult u als oud-vakbondsman zeer wel begrijpen?

De heer Crone (PvdA):

Ik stel vast dat u gelukkig nog wel iets in uw mouw heeft zitten. Ik hoop dat die aap er op 28 november uitkomt.

Minister Balkenende:

Zelfs dat beaam ik niet.

De heer Crone (PvdA):

U lacht wederom zo vriendelijk dat ik het toch incasseer...

Minister Balkenende:

U weet dat ik een vriendelijk mens ben en zeker als ik u zie, ga ik altijd lachen.

De heer Crone (PvdA):

Dat wordt nog wel wat tussen ons.

Minister Balkenende:

Dat zegt u al jaren.

De heer Crone (PvdA):

Wie het laatst lacht, lacht het best. Wij zien elkaar 23 januari.

Minister Balkenende:

Die opmerking doet mij denken aan de heer Rosenmöller, die zal nu wel naar de microfoon lopen.

Voorzitter. Een opstelling die voor een deel zelfs te maken zou kunnen krijgen met spelletjes, is niet goed voor de werkgelegenheid. De slotsom van de opstelling van de FNV kan in dit stadium echt niet anders zijn dan dat de mogelijkheden om afspraken te maken zeer zijn beperkt zo niet onmogelijk zijn gemaakt. Dat geldt niet alleen voor het brede pakket maar ook voor het brugpakket. Wij zullen de komende dagen en weken zien hoe de discussie verder gaat. Dat brugpakket is noodzakelijk om de economie in 2003 aan te pakken. Dat heeft minister De Geus maandag in een eerste reactie van het kabinet ook duidelijk gesteld.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het wordt mij nu even iets te gortig, ik zeg het maar zoals ik het ervaar. Eerst is de opstelling van de FNV onbegrijpelijk, vervolgens wordt het motief wat de FNV beweegt om afspraken te maken in twijfel getrokken en dan wordt er gesproken over spelletjes. Als het kabinet werkelijk wil proberen om voor 2003 afspraken te maken die sociaal en economisch wenselijk en noodzakelijk zijn, als het daarin werkelijk gelooft, worden er niet dit soort kwalificaties gebruikt zoals de minister-president hier doet.

Minister Balkenende:

Zal ik citeren uit het NOS-journaal van 11 november? U zegt dat het u te gortig wordt, dat wordt het mij dan ook, mijnheer Rosenmöller.

De vraag aan een van de hoofdrolspelers van de Nederlandse overlegeconomie was: Campagnetijd wordt actietijd voor de FNV? Dan kun je twee kanten uit met je antwoord. Je kunt zeggen: Het gaat mij nu niet om campagnetijd maar om het maken van afspraken die nodig zijn. Dat is een zakelijke discussie. Maar wat was het antwoord van de heer De Waal? "Wij zullen natuurlijk onze leden en andere Nederlanders voorlichten over wie er staat voor een sociale WAO en wie niet." Dan zegt de verslaggever: "Een ouderwets stemadvies?" De heer De Waal antwoordt: "Geen stemadvies maar wel een heel duidelijk advies: Als u sociaal-economische zaken belangrijk vindt, dan moet u op deze en gene partij...". Op die manier geef je toch voeding aan een politieke discussie die nu eigenlijk niet aan de orde zou mogen zijn?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

De FNV staat voor een zwaar bevochten compromis in de Sociaal-economische raad! Dat is wat de FNV doet. Dat het kabinet daarvan fors afstand heeft genomen, met als onderdeel dat mensen die nu nog wel een geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen, straks geen uitkering meer krijgen, noemt de FNV terecht asociaal. Ik ben het met de minister-president eens dat het ook asociaal is als je niks doet, maar alles wat je wél doet, is niet per definitie sociaal!

Minister Balkenende:

Als in een overleg tussen werkgevers, werknemers en kabinet wordt gesproken over een meerjarig perspectief en één van de partijen zegt dat het asociaal is, zijn die andere dan allemaal gek?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik zeg helemaal niet dat zij gek zijn, want diezelfde partijen hebben op het terrein van de WAO precies hetzelfde gezegd als de FNV. Alleen het kabinet wijkt daarvan fors af. Als de minister-president werkelijk in het belang van Nederland nog afspraken zou willen maken voor 2003 – ik zou u daartoe aanmoedigen en u willen oproepen de ruimte wat te vergroten – spreekt hij niet in de richting van de grootste vakcentrale van Nederland over spelletjes, over onbegrijpelijk en over in twijfel trekken van motieven. Dat zeg ik als parlementariër en niet als FNV-lid, wat ik ook ben.

Minister Balkenende:

Ik neem waar wat er wordt gezegd. Ík heb niet de link gelegd met stemadviezen, dat doet de heer De Waal zélf; ik constateer slechts.

De SER wil zelf inzetten op een verlaging van de instroom. U en ik hebben beiden veel gesprekken gehad met mensen vanuit de SER. Daarbij ging het om resultaat. De SER wilde ook resultaat boeken. Wat zegt nu dit kabinet? Het neemt eigenlijk precies datgene over wat ook de vakbeweging wil: verhoging van uitkeringen per 1 januari 2005. Dat zat niet in het Strategisch akkoord. Wij hebben er één ding bij gezegd, namelijk dat dan ook resultaat zichtbaar gemaakt moet worden. Is dat te veel gevraagd? En wat zegt nu de heer De Waal? Ik wil eigenlijk niet weten van die meting, het moet sowieso gebeuren. Als de SER zo duidelijk heeft aangegeven dat men wil overgaan tot een verlaging van de instroom, moet dat serieus genomen worden. Dat is mijn opvatting.

Mevrouw Giskes (D66):

Uit het verhaal van de minister-president kreeg ik de indruk dat men aan het eind van zaterdag het idee had dat een meerjarige afspraak misschien lukte en dat er in ieder geval een afspraak was over het brugakkoord, maar dat men tot zijn ontzetting zelfs daarop lijkt terug te komen. Is dat een goede interpretatie?

Minister Balkenende:

De inschatting zaterdag was dat met de meeste partners overeenstemming zou kunnen worden bereikt over een meerjarig perspectief. Het was duidelijk dat de heer De Waal namens de FNV een voorbehoud maakte; dat heeft hij ook kenbaar gemaakt. Dat begrijp ik ook, gelet op de inzet van de FNV. Omdat op dat moment de discussie over een meerjarig perspectief nog in beeld is, wacht je vervolgens af of je kunt komen tot een brugpakket. Afgelopen maandag hebben wij gezien dat het buitengewoon lastig, zo niet onmogelijk zal zijn om te komen tot een meerjarig perspectief. Dan kom je bij de tweede optie, te weten het brugpakket. Ik hoop vurig dat wij eruit zullen komen. Dat zal ook de inzet van dit kabinet zijn, maar het zal niet vanzelf gaan. Daartoe dienen de verdere besprekingen in relatie tot datgene wat op 28 november a.s. zal moeten worden besloten.

Mevrouw Giskes (D66):

Als ik het goed begrijp, is er in de afgelopen dagen niet uit-en-ter-na over dat brugpakket gesproken en is het najaarsoverleg bedoeld om dingen te regelen die wij deze week moeten afzegenen in het belastingplan. Daar komen wij nog niet uit en dat weten wij zeker niet op tijd als wij donderdag hierover stemmen.

Minister Balkenende:

Het is misschien goed om de twee brieven van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in herinnering te roepen. De eerste brief had nadrukkelijk betrekking op de parameters voor het langetermijnperspectief. Naar aanleiding van de vraag van uw Kamer is er een nieuwe brief gekomen over de parameters voor een brugpakket. Vandaag wordt in de kring van het kabinet en van de sociale partners verder gekeken naar de stand van zaken: komt er een brugpakket of mogelijk een langetermijnperspectief? Dat zullen wij moeten afwachten.

De voorzitter:

Ik vraag de Kamer nogmaals voorzichtig te zijn met interrupties. Wij zijn ruim twee uur bezig. Op deze manier krijgen wij geen eind aan het debat.

Mevrouw Giskes (D66):

Mag het parlement nog voor de afhandeling van het belastingplan enig bericht verwachten over de onderhandelingen over het brugpakket?

De voorzitter:

U krijgt zo dadelijk een antwoord van een van de bewindslieden.

Minister Balkenende:

Zowel mevrouw Verburg als de heer Van der Vlies heeft terecht aangegeven wat de eigen verantwoordelijkheid van het kabinet is bij de onderhandelingen. Het kabinet blijft beschikbaar voor het maken van afspraken. Daarom heeft het kabinet het najaarsoverleg op 28 november niet afgezegd. Voor 28 november moeten de werkgevers en werknemers afspraken maken over centrale aanbevelingen over loonmatiging als opmaat voor het gesprek op de 28ste. Het gaat daarbij om afspraken over een trendbreuk in de loonontwikkeling, dat wil zeggen tot het inflatieniveau. Indien zij deze afspraken beperken tot 2003, zal het kabinet het brugpakket inbrengen in het najaarsoverleg. Wij hebben daarover van gedachten gewisseld. Indien zij ondanks de ontwikkelingen van de afgelopen dagen toch meerjarige afspraken maken, zal het kabinet het brede pakket inbrengen, wat begrijpelijkerwijs nog steeds onze voorkeur heeft. Komen zij onverhoopt niet tot afspraken, dan neemt het kabinet zijn eigen verantwoordelijkheid. De ruimte voor lastenverlichting in 2003 wordt dan ingezet richting het spaarloon en meerjarig vindt er geen besteding plaats. Het kabinet zal zijn eigen voorstellen doen rond arbeidsmarkt, pensioen en WAO dan wel, gelet op de demissionaire status, deze aanhouden voor het volgende kabinet. Het vertrouwt erop dat de werkgevers en werknemers tot afspraken komen, zodanig dat het najaarsoverleg doorgaat. Ervan uitgaande dat vijf van de zes sociale partners het resultaat van afgelopen zaterdag goed genoeg vonden, zullen zij dat door de mening van een organisatie niet willen laten stranden. Maar ik hoop dat allen bereid zullen zijn om te komen tot oplossingen. Ik denk dat dit in ieders belang is.

De heer Rosenmöller, de heer Van Beek en de heer Crone hebben het een en ander gezegd over mijn eigen rol. De vraag was of ik mij voluit wilde inzetten. Ik doe eerlijk gezegd al niet anders tot nu toe. Ik zal daarmee doorgaan, omdat ik met u van mening ben dat wij op het ogenblik afspraken moeten maken. In die zin versta ik het signaal van uw Kamer zeer goed. Er zijn verschillen van oriëntatie. Het is heel goed geweest om met elkaar de noodzaak te delen om te komen tot afspraken, maar ik zie ook dat er verschillen van opvatting zijn. Daartoe strekt dit debat. Ik zal mijn eigen verantwoordelijkheid blijven nemen, zowel in het kabinet als in de contacten met de sociale partners. Onze inzet is erop gericht om op 28 november een afspraak te maken. Dat is hard nodig in het belang van de financieel- en sociaal-economische ontwikkeling van ons land.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mag ik het zo verstaan dat de minister-president in het kabinet de eerstverantwoordelijke is om de scherven die nu in het poldermodel zijn ontstaan op te ruimen en te trachten te lijmen?

Minister Balkenende:

U weet dat het kabinet hierin een collectieve verantwoordelijkheid heeft. Zoals het in de afgelopen dagen is gegaan, zal het ook de komende tijd doorgaan. Ik zal daarbij mijn verantwoordelijkheid zoals altijd niet ontlopen.

De voorzitter:

Mij is gebleken dat de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën tezamen ongeveer 15 minuten nodig hebben om te antwoorden op uw vragen. Ik stel mij voor om het debat voor de middagpauze af te ronden met een heel korte tweede termijn om moties te kunnen indienen. Anders zie ik mij genoodzaakt het debat te schorsen en over de pauze heen te tillen.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik wil ingaan op de kwestie van de partnertoets en daarbij antwoorden op de vraag hoeveel ruimte er nog is om elkaar te naderen, waar het is misgegaan en wat die partnertoets eigenlijk is. Het punt van de partnertoets hangt samen met een voorstel in het SER-advies. Dat voorstel betreft niet het afschaffen van de partnertoets, maar het introduceren van een nieuwe ongetoetste minimumregeling voor werklozen met een ziekteverleden. Het is een heel nieuwe en heel dure regeling die sterk lijkt op elementen van de huidige WAO en daar qua basisinkomenprincipes ver boven uitgaat. Op dat punt zijn wij elkaar niet genaderd en zal dit kabinet de sociale partners ook niet naderen in de komende tijd. In verband met de partnertoets zijn suggesties gedaan door de Stichting van de Arbeid en door het kabinet om op het punt van de WAO toch tot een vergelijk te komen. Wij hebben nadrukkelijk aangegeven dat het niet introduceren van zo'n nieuwe minimumregeling niet betekent dat wij geen oog zouden hebben voor de inkomenssituatie waarin mensen die uiteindelijk aan de kant komen te staan mogelijk komen te verkeren. Wij hebben aangegeven dat er ruimte is om substantieel nieuw beleid te ontwikkelen. Deze handreiking is door het CNV nadrukkelijk opgepakt om de onderhandelingen voort te zetten voor een breed pakket. De FNV heeft die handreiking echter afgewezen met twee argumenten, te weten dat de nieuwe minimumregeling en ook de verhoging van de uitkeringen er ongeconditioneerd moeten komen, zoals door de premier is uitgelegd. Is er voor de nieuwe regeling voor de minima ruimte in een eenjarig pakket? Nee, want het zou een zodanig substantiële regeling worden dat het wel degelijk deel zou moeten uitmaken van een meerjarig pakket.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik begrijp van de minister dat het overnemen van dat element uit het akkoord van de SER over de WAO betreffende de geïndividualiseerde uitkering op minimumniveau niet acceptabel is voor het kabinet.

Minister De Geus:

Zo heb ik het gezegd. Het is een heel heldere positie.

De heren Van Dijke en Van der Vlies hebben gevraagd of wij de FNV en het CNV voldoende serieus hebben genomen in het gehele proces. In de verkenningen is daarover geen misverstand geweest. Toen de verkenningen waren afgerond, lagen er twee pakketten die door zeven partijen met het volle verstand als begaanbare weg werden gekenschetst. Die pakketten zijn voorgelegd aan de achterban. Daarop is gereageerd door de zes partijen die deel uitmaken van de Stichting van de Arbeid. Wat dat betreft, zijn de FNV en het CNV volstrekt serieus genomen.

Vervolgens bleek het brede pakket voor de FNV geen begaanbare weg. Dan kom je natuurlijk bij een moment van pijn voor diegenen die dat brede pakket hadden willen sluiten. Als de heer Van Dijke zegt dat het jammer is dat dit partijen pijn heeft gedaan, dan zeg ik hem: dit is geen kinderspel. Wij zitten met volwaardige partijen aan tafel en het gaat om grote belangen. Het kan daarbij voorkomen dat situaties ontstaan waarin pijn wordt geleden. Zo is het. Het is een taxatiefout dat zulke processen pijnloos kunnen verlopen. De huidige situatie is: als het niet kan zoals het moet, dan moet het zoals het kan. Het brugpakket is daarbij een begaanbare weg. De minister-president heeft de situatie ook uitgelegd. Dat houdt in dat de sociale partners door de politiek even met rust moeten worden gelaten. De sociale partners moeten samen kiezen voor loonmatiging en nagaan of zij die afspraak kunnen maken. Als het beraad in de Stichting van de Arbeid oplevert dat men gezamenlijk terug wil komen om met het kabinet te spreken over het brede pakket, dan hoort u mij niet mopperen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Er is niemand die hier suggereert dat zulke processen zonder pijn kunnen verlopen. De FNV heeft op een ook voor mij onbegrijpelijke en onverklaarbare manier afstand genomen van wat voorlag. Dan is wel de vraag aan de orde waarom op tenen wordt gestaan en kans wordt gezien om een partner die nog wel wilde meewerken, tegen zich in het harnas te jagen. Dat is toch een kunst apart?

Minister De Geus:

Het lijkt mij dat dit niet onder artistieke vaardigheden moet worden gerangschikt. Het lijkt mij dat dit de gevoeligheid aanduidt van degenen die in alle ernst willen komen tot een breed pakket.

De heer Crone en mevrouw Kant vroegen wat mij heeft bezield om in dit proces tot een breed akkoord te willen komen. De procedure is heel eenvoudig. Als dit kabinet afwijkt van het Strategisch akkoord, heeft het het commitment nodig van de huidige fracties. De kiezer mag op 22 januari spreken. Als wij iets afspreken, moet dat bekrachtigd worden door de nieuwe coalitie.

Mevrouw Kant zei dat het woord aan de kiezer is en dat wij helemaal geen afspraken zouden moeten maken. Dat reken ik tot een tactiek die gericht is op "Verelendung": laat het maar eens goed ellende worden en dan zullen wij wel zien wie er de macht krijgt. Die weg wil het kabinet in ieder geval niet opgaan. Ook op andere punten kijken wij verder dan 22 januari. De 4000 agenten moeten er ook voor een deel na 22 januari komen. Het is dus onzin om nu te zeggen dat wij niet verder zouden kunnen kijken dan onze campagneneus lang is.

De heer Rosenmöller vroeg of de bezuinigingen op de ID-banen ongedaan kunnen worden gemaakt en of de lastenverlichting daarvoor kan worden ingezet. In mijn brief staat wat onze positie daarin is geweest en nog steeds is. Wij hebben aangegeven dat wij bereid zijn tot lastenverlichting. Over de wijze van invulling daarvan mag de Stichting van de Arbeid zelf met voorstellen komen. Wij hebben de ruimte, maar niet de inhoud van die regelingen aangegeven. Wij hebben gezegd dat het de AWF-premie kan zijn maar ook andere zaken, mits arbeidsmarktrelevant en breed gedragen door de Stichting van de Arbeid. De actualiteit gebiedt te zeggen dat de ruimte om dat soort maatregelen in het fiscale pakket te verwerken, steeds kleiner wordt naarmate de behandeling over het belastingplan wordt afgehandeld. Dat is voor ons reden geweest om die verkenning voor het weekeinde te doen en er afgelopen maandag conclusies aan te verbinden. De bezuiniging op de ID-banen wordt daarmee niet ongedaan gemaakt. Wij hebben nadrukkelijk wel de ruimte willen nemen om de lastenverlichting arbeidsmarktrelevant in te zetten.

Waar staat het kabinet op dit moment? Wij kennen nu een klimaat van: werkloosheid, pensioenpaniek, belastingplan nodig, gemeenten die willen weten waar zij met de ID-banen aan toe zijn. Dat noopt ons ertoe om nu te kiezen. De sociale partners moeten kiezen voor loonmatiging. Wij wachten nu af of de sociale partners hun verantwoordelijkheid op dat punt kunnen nemen om zo de weg vrij te maken voor een goed sociaal akkoord in dit najaar. Als dat dan op één jaar betrekking heeft, dan zeggen wij nogmaals: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Verschillende leden hebben gewezen op het licht denivellerende effect dat de financiering van het gedeeltelijk in stand houden van de spaarloonregeling via het korten op de arbeidskorting met zich brengt. Ik erken dat dat het geval is, zij het in een zeer lichte mate. Het gaat om een gering aantal tienden van procenten. Het kabinet is echter wel bereid om nog eens naar dit effect te kijken en eventueel met een kleine wijziging op het belastingplan te komen om het denivellerende effect, voorzover het optreedt, bij te buigen. Staatssecretaris Van Eijck kijkt daar op dit moment naar en zal eventueel met een nota van wijziging op het belastingplan komen om dit te realiseren.

Voorzitter. Ik twijfel even of er nog geluisterd wordt, maar dat doet er allemaal niet zoveel toe.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Ik wil opgemerkt hebben dat ik zeer intensief luister, zeker bij de beantwoording van deze vraag. Ik verwacht nu de beantwoording van mijn volgende vraag naar de dekking van de Melkertbanen.

De voorzitter:

De minister van Financiën heeft wel gelijk. Als er vlak voor hem geroezemoesd wordt, is dat niet elegant en stoort dat hem in zijn beantwoording. Ik verzoek de leden om dat niet meer te doen.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Het plan voor de Melkertbanen wordt grotendeels gedekt uit een onderuitputting die als gevolg van de vertraging bij het lang-laagtraject is opgelopen op de begroting van SZW. Voorts wordt met gemeenten en sociale partners nog onderhandeld over de verdere dekking.

Mevrouw Giskes vroeg of het kabinet nog voor de finalisering van het belastingplan met nieuws kan komen over het brugpakket. Dat is onmogelijk, want dat zal op zijn vroegst op 28 november kunnen worden afgesloten. Daarom is het onmogelijk om over de besteding van de 500 mln zaken te doen in het belastingplan.

De heer Van Beek (VVD):

Ik ben daar toch zeer geïnteresseerd in, omdat ik grote bezwaren onderken aan het gedeeltelijk afschaffen van het spaarloon. De discussie over de 281 mln wordt niet alleen hier gevoerd, maar ook bij werkgevers en werknemers.

Minister Hoogervorst:

Dat is inderdaad een heel bijzondere gebeurtenis geweest. Ik heb de werkgevers en werknemers voorgelegd dat ik bereid was om binnen het belastingplan een eerste financiering te doen ter gedeeltelijk behoud van het spaarloon. Als de werkgevers en werknemers dat niet genoeg vinden – zij hebben advertenties in de krant gezet waarin staat dat zij het geheel willen behouden – dan kan ik mij voorstellen dat zij zeggen: wij stellen een gedeelte van onze enveloppe van 500 mln ter beschikking. Dat had ik ook verwacht. Maar tot mijn grote verbazing hebben de sociale partners geen vinger uitgestoken naar het spaarloon. Dan houdt het verhaal dus op.

De heer Van Beek (VVD):

Als dat signaal er wel komt, bent u dan bereid om er positief naar te kijken? Ik vraag dat omdat het wijzigen van het spaarloon zeker in de verzekeringsbranche als een echt horrorscenario wordt ervaren, omdat men alle contracten moet openbreken. Dat is een combinatie van slechte componenten. Als het signaal komt dat de 281 mln. ook kan worden gevonden via die 500 mln, is dat dan voor het kabinet als zodanig bespreekbaar?

Minister Hoogervorst:

Als er vanavond bijvoorbeeld het signaal van de sociale partners komt dat zij dat geld uit hun eigen enveloppe aanbieden, dan moet er wel boter bij de vis worden geleverd. Dan moeten de lonen gematigd worden. Wij hoopten hierover hetzelfde weekend meteen een uitspraak te krijgen. Men heeft ons bezworen dat dit niet mogelijk was omdat men eerst de eigen achterban moest raadplegen. Ik zie echter niet goed hoe dit nog op tijd kan gebeuren. Kortom, wij hebben tweemaal nul op het rekest gekregen met betrekking tot het spaarloon.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Als de bonden geen geld bij de spaarloonregeling leggen, neemt u dan wel uw deel van het voorstel voor uw rekening?

Minister Hoogervorst:

De dingen die ik zelf heb voorgesteld, neem ik natuurlijk zelf voor mijn rekening.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

U gaat dus voorbij aan de bezwaren van de VVD-fractie. Gaat u het akkoord in met de uitgeklede spaarloonregeling?

Minister Hoogervorst:

Dat bespreken wij hier. Wij hebben dit wel meegedeeld aan de sociale partners. Dit kan echter op brede instemming van de Kamer rekenen en wij gaan op die weg door.

De voorzitter:

In eerste termijn hebben vrijwel alle woordvoerders meer spreektijd gebruikt dan de 4 minuten die daarvoor stonden. Er is ook uitvoerig geïnterrumpeerd. De tweede termijn is beperkt tot één minuut per fractie en is hoofdzakelijk bestemd voor het indienen van moties.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de leden van het kabinet voor de beantwoording. Een meerjarig akkoord kunnen wij vergeten. In de eerste plaats is het procedureel niet gewenst, omdat de kiezers niets meer te zeggen hebben over eventuele bindende afspraken. In de tweede plaats hebben de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister-president op een kernpunt van het WAO-beleid duidelijk gemaakt dat een geïndividualiseerde uitkering onacceptabel is voor het kabinet en dan kun je het wel vergeten.

Ik ben het met de minister-president eens dat het asociaal is om niets te doen, maar het kan ook asociaal zijn om iets in de verkeerde richting te doen. Ik vind dat het kabinet dit op het terrein van de WAO doet.

De wijze waarop de minister-president spreekt over de grootste vakcentrale is escalerend, terwijl deëscalatie gevraagd is. Hij heeft het over spelletjes, trekt haar motieven in twijfel en vindt haar opstelling onbegrijpelijk. Na dit debat is het beeld ontstaan dat de minister-president rollebollend met de FNV over straat gaat, terwijl hij vervolgens vraagt om concessies voor 2003. Zo zal het niet gaan. Ik roep het kabinet op om het anders te doen. Ik dien met het oog hierop twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet streeft naar een sociaal akkoord, waarin het voorziet dat het wetsvoorstel verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte niet in 2003 zal worden ingevoerd;

van mening dat een heldere inzet van het kabinet om tot een sociaal akkoord te komen gewenst is;

verzoekt de regering, het wetsvoorstel verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte aan te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rosenmöller, Crone, Kant en Giskes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(28600 XV).

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Hierbij past de vraag of het kabinet dit het afgelopen weekend bij de sociale partners op tafel heeft gelegd. Mijn volgend motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet streeft naar een sociaal akkoord in het kader van het najaarsoverleg;

van mening dat het huidige aanbod van het kabinet onvoldoende is om een succesvolle afloop van het najaarsoverleg te realiseren;

verzoekt de regering, een substantiëler bod aan de sociale partners te doen, waarbij onder meer betrokken worden voorstellen om de inkomenspositie van de minima te verbeteren en voorstellen om de regularisering van de gesubsidieerde arbeid niet onder druk van bezuinigingen te doen plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rosenmöller, Crone en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.Rosenmöller

Zij krijgt nr. 12(28600 XV).

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Een akkoord voor de lange termijn lijkt onhaalbaar. Met de opstelling van het kabinet lijkt het moeilijker dan ooit om zelfs alleen een contract voor 2003 te realiseren. Hoe optimistisch je ook over je eigen inzet bent, je bereikt pas iets op het moment dat je met alle partijen een afspraak hebt gemaakt. Ik hoop dat het kabinet zich dit de komende 15 dagen realiseert.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik dank de leden van het kabinet voor hun heldere uiteenzettingen en hun heldere betogen. Daarmee is duidelijk geworden dat een breed pakket afspraken voor meerdere jaren zeer urgent is. Nu investeren in vertrouwen is nodig om het sociaal-economisch vertrouwen te herwinnen. Voor de CDA-fractie is het volstrekt helder: geen sociaal akkoord heeft asociale effecten. In die zin vind ik het beeld dat de heer Rosenmöller heeft geschetst van weinig moed getuigen. Zijn constatering dat het sociaal akkoord in scherven ligt, is een uiting van een somberheid die op dit moment niet past. Juist nu is er moed nodig om aan te tonen wat sociaal is. Sociaal is een dam opwerpen tegen de snel stijgende werkloosheid, met maatregelen komen om het pensioentekort in te lopen, zorgen dat er minder mensen in de WAO terechtkomen, mensen met een ID-baan kans geven op een gewone baan, iets doen aan het inkomen van langdurige minima en het spaarloon nu goeddeels ontzien om het om te kunnen zetten in een fatsoenlijke levensloopregeling. Dat is sociaal en dat is hetgeen nu moet gebeuren.

In eerste termijn heb ik de sociale partners al opgeroepen om de komende 15 dagen het overleg te benutten om de uiterste mogelijkheden te verkennen voor het afsluiten van een breed meerjarig pakket. Ik realiseer mij zeer wel dat een smal pad naar een breed akkoord leidt. Dat smalle pad is ook nog glibberig en kent nauwe marges en veel valkuilen. Toch zou het van moed en verantwoordelijkheidsgevoel van de sociale partners en van het kabinet getuigen om een uiterste poging te doen. Namens de CDA-fractie roep ik hen hiertoe op.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Ik treed niet in de vraag wat de beste typering is voor het optreden van de FNV tijdens de onderhandelingen. Ik ben het echter met de minister-president eens dat de houding van de FNV niet verstandig is. Er is bij de FNV sprake van machogedrag dat in de gegeven omstandigheden alleen maar escalerend kan werken en dat is niet goed voor het proces. Ik wijs er wel op dat de opstelling van de FNV niet als een donderslag bij heldere hemel kwam. Het was naar mijn mening nogal overmoedig om zoveel van een langlopend akkoord te verwachten. Hoe ziet de minister-president dit?

Gezien de opstelling van de FNV wekt het verbazing dat het CNV op deze wijze geschoffeerd is. Het gaat om een proces dat in alle zorgvuldigheid moet worden afgewerkt. Wil minister De Geus hier nog eens op ingaan?

De afspraken voor 2003 zullen nu gemaakt moeten worden. Dit kan echter niet met een tas met niets. Kan het kabinet aangeven dat het niet alleen met goede bedoelingen het overleg ingaat, maar dat het ook iets te bieden heeft?

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Dit kabinet wil gewoon doorregeren en wil nu ook een aantal besluiten waar wij het in ieder geval volstrekt mee oneens zijn, doordrukken via de najaarsonderhandelingen. Ik heb een aantal reacties van de bewindspersonen en van de heer Van Beek genoteerd. De heer Van Beek zei dat hij alleen wil dat er besluiten genomen worden als dat echt nodig is voor het land. Het probleem is echter dat de meningen hier in de Tweede Kamer nogal verschillen over wat echt nodig is voor het land. Ik vind het nog steeds onbestaanbaar dat een demissionair kabinet dat soort beslissingen neemt.

Voorzitter. Ik geloof dat minister De Geus mij niet zo goed begrepen heeft. Hij zei dat de strategie waar mijn fractie voor kiest er een is van "Verelendung". In onze ogen is het beleid dat deze minister voorstaat "Verelendung". Wij zouden slechte, asociale beslissingen liever niet door laten gaan op dit moment. Liever nooit, natuurlijk, maar wij vinden dat eerst het woord is aan de kiezer en dat dergelijke beslissingen nu niet genomen zouden moeten worden. Het mag duidelijk zijn dat wij het beleid van dit kabinet op sociaal terrein op veel punten volstrekt niet onderschrijven. Dat beleid is voor ons een vorm van "Verelendung". Nu zou de minister kunnen zeggen: dat komt u misschien wel goed uit, want dan groeit de SP. Maar wij zien toch liever dat het op sociaal terrein beter gaat in Nederland, eerlijk gezegd. Dus die vorm van "Verelendung"-strategie willen wij absoluut niet, als de minister dat bedoelde. Maar ik denk dat hij dat niet bedoelde.

Voorzitter. De minister-president zei: niets doen is asociaal. Hij bedoelde daar waarschijnlijk hetzelfde mee als minister De Geus. Onze visie is dat bepaalde dingen doen juist asociaal is. Misschien kan de minister-president nog een keer proberen uit te leggen wat er asociaal is aan het uitstellen van het besluit om 15.000 mensen de straat op te sturen vanwege het schrappen van Melkertbanen tot na de verkiezingen. Hij zal begrijpen dat ik die beslissing juist asociaal vind. Hij moet mij ook nog proberen uit te leggen wat er asociaal is aan mijn verzoek om de plannen van het kabinet met de WAO, een verslechtering in mijn ogen, niet tot inzet te maken bij de najaarsonderhan- delingen. Nogmaals, mijn fractie vindt dit soort beslissingen niet in het belang van het land. Wij vinden dat de kiezer op 22 januari eerst moet spreken.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. Uit alles wat de minister-president heeft gezegd over zijn wel of niet aanwezig zijn bij de onderhandelingen, krijg je de indruk dat wij het eigenlijk wel zonder minister-president kunnen stellen in dit land. De ministers doen hun werk immers goed en de minister-president heeft geen eigen portefeuille. Dus waar hebben wij het nog over?

Het heeft mij verbaasd dat de minister van Sociale Zaken suggereert dat de Kamer het belastingplan zo nodig afgehandeld wil hebben. Ik mag erop wijzen dat het kabinet altijd zelf veel tijd nodig heeft om belastingmaatregelen ingevoerd te kunnen krijgen. Dus zitten wij nu met het rare gegeven dat wij deze week een deel van het brugakkoord in de Kamer gaan vastleggen, terwijl er nog geen akkoord gesloten is met de sociale partners en er over zaken nog onderhandeld gaat worden en er eigenlijk nog behoefte bestaat om een deel van de vrije ruimte in de sfeer van lastenverlichting in te kunnen zetten. Ik vind het een rommeltje worden en ik vind het ook lastig om op deze manier deze week tot besluitvorming over te gaan. Het is een rommeltje in deze zin, nog los van al het toch weinig verheffende moddergooien waarvan wij vandaag ook een staaltje hebben gezien als het gaat om de opstelling van de FNV en diverse partners. Wij vinden dat een demissionair kabinet niet op deze manier een missie op zich moet nemen, de missie om Nederland te redden van de ondergang. Dat is toch ongeveer het beeld dat het kabinet probeerde te schetsen. Die missie zou toch echt tot uitdrukking moeten komen in een goede langetermijnvisie. Die missen wij node. Wij zien alleen maar dat vastgehouden wordt aan een Strategisch akkoord dat ter ziele is.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Ik dank de leden van het kabinet voor de uitgebreide beantwoording. Ik heb nog een aantal opmerkingen. Ten eerste hecht ik er zeer aan dat er alles aan gedaan wordt om op weg naar 28 november tot resultaat te komen. Ik vind het helemaal niet erg dat er af en toe wat lelijke woorden gewisseld worden. Dat mag best, als uiteindelijk het doel maar vooropstaat. Er moet een gezamenlijke oplossing komen. Ik begrijp dat het kabinet zijn sterkste wapen nog achter de hand gehouden heeft, zij het dat het in de tussentijd geen geheim wapen meer is. De minister-president wordt op de 28ste november persoonlijk ingezet. Ik waardeer overigens zeer zijn bemoeienis, waarvan in hoge mate sprake is geweest. De minister-president heeft dat goed uitgelegd. Maar het gaat niet alleen om de inzet; het gaat ook om het resultaat. Ik wens echt dat het kabinet dat resultaat binnenhaalt.

Dan rest nog een zakelijk punt, namelijk de discussie over de 281 mln in het kader van de spaarloonregeling. Ik zou het op prijs stellen als de sociale partners in de komende dagen, als dat punt aan de orde is in de Kamer, signalen in de richting van de Kamer afgeven. De oplossing waar nu voor gekozen is, lijkt mij een slechte. Het is een oplossing die heel onverwacht is gelet op de inzet van de organisaties om de regeling overeind te houden. Als die signalen uitgezonden worden, zal dat ongetwijfeld leiden tot een politieke discussie in de Kamer.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik zeg de bewindslieden dank voor hun beantwoording. Het is duidelijk dat er sprake is van een gevoel van urgentie en dat een sociaal akkoord dringend gewenst is. Ik hoop dat het er inderdaad van komt. Ik wens het kabinet veel wijsheid toe bij de onderhandelingen en ook inzicht in wat in het spel van geven en nemen succesvol is. Op dat punt heb ik mij in het debat tot nu toe een enkele maal wat verbaasd. De gedachte kwam bij mij op dat wij ons te weinig realiseren onder welke randvoorwaarden een overleg zich voltrekt en welke discipline daarbij hoort. Als je blootlegt wat je in de mouw of in de zak hebt, ben je het kwijt. Er is geen overlegsituatie denkbaar waarbij de inzet is om alleen maar te ontvangen, zeker niet als er zulke indringende belangen spelen. Het is een kwestie van geven en nemen. Wat je publiek op tafel legt, ben je op voorhand kwijt. Wij moeten ons toch realiseren welke uitdagingen, maar ook welke beperkingen gerelateerd zijn aan de discipline van een overlegstructuur als deze. Het eindresultaat telt. Dat zullen wij ook te beoordelen krijgen.

Voorzitter. Het kan toch niet zo zijn – met alle respect en waardering voor het poldermodel – dat een geleding, welke het ook is, de andere definitief in de ban houdt. Dan moet de overheid, in casu de regering, haar eigen verantwoordelijkheid nemen. Wijlen minister De Koning placht te zeggen: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. De SGP-fractie is daar altijd in meegegaan, tot op het ogenblik dat er echte principes in het geding zijn. Dan moet je staan als een huis.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de regering zeer hartelijk voor de beantwoording, de minister van Financiën het meest, want die was het kortst en deed de ruimste toezegging. Hij gaat namelijk vandaag nog de koopkracht repareren. Hartelijk dank, minister van Financiën.

Over de premier ben ik teleurgesteld. Hij heeft hier niet duidelijk gemaakt waarom hij niet dit weekend al zijn volle gewicht in de schaal heeft geworpen. Hij had het kunnen doen, maar hij heeft kennelijk vrijdagavond of zaterdagochtend gedacht – ook toen heb ik een oproep aan hem gedaan om naar het overleg toe te gaan – of het komt wel goed zonder mij – dat is dan een ernstige taxatiefout – of het komt ook niet goed als ik kom. Als dat laatste het geval is, heeft hij zijn verantwoordelijkheid niet genomen. Dat zou veel ernstiger zijn. Ik vind het in die omstandigheden, niet verantwoord een van de sociale partners, toevallig de grootste, zo in de hoek te zetten. Ik verzoek de minister-president echt, in dat opzicht boven de partijen te blijven staan of te gaan staan en de komende vijftien dagen zijn volle gewicht te gebruiken.

Er is één lichtpuntje: de minister-president heeft gezegd dat hij nog iets in de mouw heeft. Wat dat is, wil hij hier niet zeggen. Ik wil hem drie suggesties meegeven.

1. De ID- of Frank de Grave-banen kosten maar 100 mln. De sociale partners willen het zelf betalen uit de premieverlaging. Er is dan een structurele financiering in plaats van een bezuiniging. Het is evenmin een eenmalig gebaar van het kabinet.

2. Koopkracht. Wat doet hij met de aangekondigde hogere ziekenfondspremies gezien de eerdere belofte van het kabinet om deze te compenseren?

3. De partnertoets. Het is prima als ook aan andere regelingen wordt gedacht, maar de kern blijft dat het een ongetoetste regeling moet zijn. Op dat punt wil ik de Kamer een motie voorleggen.

De Kamer,Crone

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet overweegt bij wijziging van de WAO aan tijdelijk en gedeeltelijk arbeidsongeschikten geen recht te geven op een IOAW-uitkering zonder partnertoets;

overwegende dat daarmee deze categorie arbeidsongeschikten een zelfstandig uitkeringsrecht wordt ontnomen, in strijd met het beleid van economische zelfstandigheid;

overwegende dat het onthouden van een zelfstandig uitkeringsrecht strijdigheid zal opleveren met internationale verdragen inzake de sociale zekerheid;

verzoekt de regering, bij wijziging van de WAO alle arbeidsongeschikten recht te geven op een zelfstandig uitkeringsrecht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Rosenmöller, Kant en Jense. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(28600 XV).

De heer Crone (PvdA):

Met deze drie kernpunten die niet ten laste van het financieringstekort komen en die de sociale partners zelf willen betalen, kan het kabinet al morgen een akkoord hebben. Wij geven de regering echter de ruimte tot 28 november.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. Het meeste is al gezegd. Op 22 januari zal blijken dat het regeerakkoord gebaseerd is op een ernstige vergissing, namelijk een meerderheid die een regering vormt met een eendagsvlieg.

Ik constateer dat de minister-president voor de tweede keer een ernstige inschattingsfout heeft gemaakt betreffende zijn rol in dit proces. Het geeft geen pas dat de FNV nu wordt gestigmatiseerd in de trant van: eigen schuld, dikke bult. Wij zouden moeten proberen afstand te bewaren.

De fractie van Leefbaar Nederland is van mening dat als er al een akkoord komt, dat maximaal voor de duur van een jaar kan zijn. De politieke partijen zijn uiteindelijk de achterban die als het ware zo'n Strategisch akkoord legitimeren. Uit ons stemgedrag bij de moties die worden ingediend of door ons worden medeondertekend, zal blijken achter welke standpunten wij ons al dan niet zullen scharen.

De heer Smulders (LPF):

Voorzitter. Ik dank de regering voor haar antwoord. Ik vertrouw erop dat er een akkoord zal komen, ook al is dat maar voor een jaar. De huidige problematiek is zeer ernstig. Dat blijkt onder meer uit het feit dat Nederland vooroploopt bij de inflatie in Europa. Ik vrees dat als er geen akkoord komt, dit nog verder uit de hand zal lopen.

Mijn fractie zal niet voor de motie stemmen van de heer Rosenmöller inzake het wetsvoorstel verlenging doorbetaling bij ziekte. Wij willen graag dat het wetsvoorstel wordt behandeld met inachtneming van onze inbreng die al in de nota van wijziging is opgenomen.

Minister Balkenende:

Voorzitter, u hebt de Kamerleden opgeroepen tot spoed in deze termijn. Ik zal dat ook proberen.

De heer Rosenmöller heeft gesproken over de inzet bij het akkoord. Ik geef graag toe dat ik vandaag duidelijk ben geweest. Dat gold ook voor de andere partners in het geheel. Natuurlijk zal de inzet moeten zijn om te komen tot een akkoord. Je moet goed weten hoe ieders positie is. Juist als je elkaar respecteert, moet ook een keer de waarheid gezegd kunnen worden. Als van de ene kant wordt gezegd dat bepaalde voorstellen asociaal zijn dan behoor ik te zeggen hoe wij daar tegenaan kijken. Vervolgens is de opdracht van deze Kamer, te komen tot een akkoord. Wij zullen zien wat de mogelijkheden zijn. De heer Van Beek gaf nadrukkelijk de wens aan, net als de heer Smulders om te komen tot een oplossing. Wij schieten er niets mee op als wij een soort standstill in het overleg zouden krijgen. Daarvoor is de situatie te ernstig. Ik heb het signaal dus goed verstaan. Duidelijkheid bieden in het debat kan geen kwaad.

Mevrouw Verburg heeft de mogelijkheid van een breed akkoord aan de orde gesteld. Wij zullen daarnaar blijven kijken. Het zal lastig zijn, maar haar signaal is duidelijk.

De heer Van Dijke heeft een zelfde opmerking gemaakt over het meerjarig perspectief. Hij heeft in dat kader gesproken over de positie van het CNV. Ik heb waardering en respect voor de opstelling van het CNV. Dat zal relevant zijn voor de verdere besprekingen in de komende dagen en weken.

Mevrouw Kant heeft de indringende vraag gesteld wat sociaal en wat asociaal is. Wij zien in dit debat dat daarover de meningen uiteenlopen. Het gaat om verschillende oriëntaties bij het inkomensbeleid, WAO en dergelijke. Het is het hart van de democratie dat je het niet over alles eens behoeft te zijn of kunt zijn. Dat geldt ook voor de WAO. Je kunt het perspectief kiezen van een verslechtering. Je kunt ook zeggen dat het kabinet een handreiking heeft gedaan die veel verder gaat door het verkennen van de mogelijkheid van een Strategisch akkoord. Met andere woorden: de duiding ervan is afhankelijk van de positie die je inneemt.

Mevrouw Giskes heeft opmerkingen gemaakt over de besluitvorming deze week in relatie tot het belastingplan. Volgens haar is de missie Nederland te redden. Mij gaat het erom dat wij niet vooruit moeten lopen op allerlei zaken die na 22 januari aan de orde zijn. Wel moeten wij onder ogen zien hoe wij er op dit moment voor staan en wat er nu nodig is. Zelf sprak zij over een goede visie op lange termijn. Om die reden heeft het kabinet naar de mogelijkheid gekeken van een akkoord voor de langere termijn.

De heer Van Beek heeft nog eens gewezen op het belang van het maken van afspraken op 28 november.

De heer Van der Vlies heeft terecht aangeduid dat in overlegsituaties je dat spel zijn werk moet laten doen en dat je publiekelijk nooit kunt praten over de exacte inzet. Daarvoor zijn de besprekingen. De intentie van het kabinet is duidelijk gemaakt aan de hand van de brieven van de minister van Sociale Zaken.

De heer Crone is ingegaan op mijn rol. Daarover is genoeg gezegd. Ik heb zaterdagochtend kennisgenomen van zijn opmerkingen over mijn aanwezigheid. Ik heb aangegeven hoe ik mijn verantwoordelijkheid de afgelopen tijd heb gezien. Wij hebben genoegzaam gesproken over wat ons de komende tijd te doen staat. De heer Crone heeft suggesties gedaan over de plaatsen waar nog ruimte te vinden zou zijn. Ik volsta met daarvan kennis te nemen.

De heer Jense sprak over de stigmatisering van de FNV. Ik benadruk dat dit niet bedoeling is. Ik wil wel helderheid hebben over een zakelijke discussie: hoe lopen besprekingen, wie zegt op een gegeven moment nee en hoe ga je verder. In dat wederzijdse respect moet je ook kunnen zeggen waar het op staat.

De heer Smulders heeft gewezen op het belang eruit te komen, gegeven de bestuurlijke verhoudingen en de aanpak van zaken die dringend zijn. Daarin ondersteun ik hem.

Er zijn drie moties ingediend. De eerste motie van de heer Rosenmöller en anderen heeft betrekking op het wetsvoorstel verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte en verzoekt dat aan te houden. In de brief van de minister van Sociale Zaken, gedateerd 12 november, heeft hij in onderdeeltje 3 kunnen lezen dat het wetsvoorstel verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte niet in 2003 zal worden ingevoerd. Kortom, de intentie wordt al uitgesproken in de brief van de minister, maar wordt wel gekoppeld aan het boeken van resultaat. Gegeven hetgeen het kabinet al voornemens is te doen, moet deze motie eigenlijk als overbodig worden beschouwd. Er komt nog een inhoudelijk punt bij, namelijk dat die toezegging in de brief nadrukkelijk wordt verbonden aan het komen tot een brugpakket. Dat staat ons nu ook te doen. Wij hebben zeven elementen genoemd die wij zullen hanteren als inzet om te komen tot een brugpakket. Het kabinet zal, tijdig voor de behandeling in de Kamer die is voorzien op 18 november, deze week conclusies moeten trekken. Met andere woorden: in dit stadium hebben wij geen behoefte aan deze motie.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Na lezing van de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en gehoord wat de minister-president zegt, wil ik de volgende opmerking maken. De wet zal het komend jaar niet ingaan en behandeling in de Tweede Kamer in een spoedprocedure is, wat het kabinet betreft, niet echt nodig. Wij kunnen dus bezien of op 28 november een eenjarig akkoord is gesloten. Afhankelijk van die uitkomst kan de vraag beantwoord worden of wij het wetsvoorstel zullen behandelen.

Minister Balkenende:

In de brief van de minister wordt een koppeling gelegd tussen de mogelijkheid, een brugpakket te bereiken en het aanhouden van dit wetgevingstraject. Wanneer geen brugpakket mogelijk is, dan is – zoals ik zei – het kabinet gehouden zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. De komende dagen bekijken wij hoe ver wij kunnen komen, maar wij zullen u daarover tijdig informeren. In dit stadium meen ik dat het goed is om de motie aan te houden, omdat eventuele afspraken en het mogelijk aanhouden van dit voorstel met elkaar te maken hebben.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Namens mijn fractie, en sommige andere, zeg ik dat wij graag willen aanhouden. Dit is echter niet per definitie een meerderheid. Daarom is het goed als het kabinet per omgaande laat weten wat zijn positie is met betrekking tot de behandeling van dit wetsvoorstel.

Minister Balkenende:

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid knikt instemmend en dat betekent dat u zo snel mogelijk nader wordt geïnformeerd.

De tweede motie van de heer Rosenmöller heeft ten principale betrekking op het doen van een substantiëler bod. Ik ontraad aanvaarding hiervan. De voorstellen voor de minima zijn gegarandeerd in het brede pakket. Het minimumpakket is gerelateerd aan het brede pakket. Er is het nodige gezegd over het witten van de 10.000 banen. Deze motie gaat te ver ten opzichte van de inzet van het kabinet.

De heer Crone (PvdA):

Wij hebben met de minister van Financiën afgesproken dat wij nooit meer spreken over het witten van banen. Alle ID-banen zijn witte banen, het is geen zwart werk. De meeste banen vallen zelfs onder een cao.

Minister Balkenende:

U kent de intentie. Het gaat om het inschakelen van mensen in reguliere functies. Wij spreken over opname in het cao-traject en dat betekent een andere status voor degenen die deze functies verrichten.

In de motie van de heer Crone c.s. wordt verzocht, alle arbeidsongeschikten het recht te geven op een zelfstandig uitkeringsrecht. Ik moet ook aanvaarding van deze motie ontraden onder verwijzing naar wat wij vanochtend hebben besproken over de partnertoets. Wat in de motie gevraagd wordt, strekt verder dan wat het kabinet als inzet in het kabinet heeft gepleegd.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik heb ingestemd met de suggestie dat het antwoord per omgaande moet worden gegeven. De belastingwetten die voor aanstaande maandag gepland staan, worden serieus behandeld of de behandeling gaat niet door. Wij gaan daar geen toneelstukje van maken. Voor die tijd moet het duidelijk zijn of wij kiezen voor het brugpakket, maar dan moeten wij meer signalen krijgen van de sociale partners. Als wij hier niet voor kiezen, komt er een Kamerbehandeling. U krijgt ongeveer per omgaande antwoord op uw vragen.

Mevrouw Giskes (D66):

Dat heeft bij mijn weten ook betrekking op het belastingplan. Als het brugpakket onverhoopt niet wordt gekozen, moeten wij dat ook weten. Het antwoord komt dus ongeveer vandaag.

Minister De Geus:

Ja.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen bij de aanvang van de middagvergadering over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 13.20 uur tot 14.10 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

Ik heb een brief van de heer Veling ontvangen. Deze brief luidt als volgt:Voorzitter

"Geachte heer Weisglas,

Hierbij deel ik u mee dat ik met ingang van 12 november 2002 mijn lidmaatschap van de Tweede Kamer zal beëindigen.

Over de achtergronden van deze beslissing zal ik niet uitweiden. Ik betreur het dat ik maar zo kort in de Kamer actief heb kunnen zijn.

Mijn vrouw en ik heb de vele blijken van betrokkenheid en sympathie vanuit de kring van de Kamer zeer gewaardeerd.

Ik groet u hartelijk. En in u alle collega's en medewerkers van de Kamer.

w.g. Kars Veling."

Geachte heer Veling, ik realiseer mij dat ik u nu toespreek via de Handelingen en wellicht via de draadomroep die thuis kan worden ontvangen. Het ontslag als lid van de Kamer is, zoals u heeft geschreven, namelijk met ingang van gisteren, 12 november, ingegaan.

Geachte heer Veling en geachte medeleden. Wanneer parlementaire geschiedschrijvers het jaar 2002 zullen behandelen, zal het hun zeker opvallen hoe vele gewaardeerde Kamerleden zich in dat jaar genoopt voelden om hun politieke loopbaan abrupt af te breken. Kars Veling was elf jaar lid van de Eerste Kamer, maar dat is, zeg ik met enige voorzichtigheid, niet voldoende om bekend te worden en dat zal de heer Veling zelf ook niet hebben nagestreefd. Hij werd, dat wel, bekend in de loop van de verkiezingscampagne en hij werd vervolgens naast bekend ook zeer gewaardeerd in de maanden die hij in ons midden, in de Tweede Kamer, doorbracht.

In zijn maidenspeech op 26 juni jongstleden over het wetsvoorstel Huurharmonisatie toonde Kars Veling zijn gedegenheid en ook een subtiel gevoel voor humor. Al die eigenschappen: soliditeit, gevoel voor humor en collegialiteit, waren in de maanden na de verkiezingen zeer welkom en troffen ons temeer, omdat de uitslag van de verkiezingen hem uiteraard niet onberoerd had gelaten.

De brief die ik zojuist heb voorgelezen is kort, maar in zijn kortheid veelzeggend. Namens de Kamer dank ik de heer Veling voor zijn inzet en zijn vriendschap die zich als vanzelfsprekend ook buiten de kring van zijn eigen fractie heeft uitgestrekt. Ik hoop dat deze korte periode in zijn loopbaan op wat langere termijn ook voor hemzelf zinvol zal blijken te zijn geweest en ik hoop dat hij zijn talenten in nieuwe functies voor de samenleving zal willen inzetten.

Nogmaals zeg ik, op indirecte wijze, tegen de heer Veling: het ga u goed.

Van dit ontslag is mededeling gedaan aan de voorzitter van het Centraal stembureau en aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven