Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week:

  • - het wetsvoorstel Aanpassing van de Tabakswet aan richtlijn nr. 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PbEG L 194) (28401).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de PvdA-fractie heb ik een groot aantal benoemingen in de diverse commissies. De bijzonderheden zullen als een noot aan de Handelingen worden toegevoegd.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Het woord is aan de heer K.G. de Vries.

De heer De Vries (PvdA):

Ik heb dinsdag een brief gevraagd aan minister Nawijn en die is vanochtend gekomen. Ik stel het zeer op prijs als wij die vanmiddag kunnen behandelen.

De voorzitter:

Ik doe meteen een eigen voorstel, namelijk om positief te beslissen over het verzoek van de heer De Vries. Ik voeg eraan toe dat wij dit debat meteen zouden kunnen aanvangen, dat wil zeggen, zodra wij klaar zijn met de regeling van werkzaamheden. Ik maak daarbij de aantekening dat ik vooruitlopend op deze beslissing heb ingestemd met het verzoek van de heer Nawijn om van 14.30 uur tot uiterlijk 16.00 uur niet in de Kamer aanwezig te hoeven zijn. Ik stel voor dat wij in die periode schorsen, in de hoop dat wij dan de termijn van de Kamer hebben gehad. De verplichting van de heer Nawijn betreft een gesprek van een aantal ministers met de Hoge commissaris voor de vluchtelingen, de heer Lubbers, die een halve dag in Nederland is. Ik heb dat uiteraard opgevat als een bezoek van een hoge buitenlandse functionaris, in dit geval met de Nederlandse nationaliteit.

De heer Rietkerk (CDA):

Uw voorstel is duidelijk. Toch wil ik het tijdstip dat u voorstelt ter discussie stellen. U stelt voor om het debat te voeren aansluitend aan de regeling van werkzaamheden. Namens onze fractie stel ik voor om voor het zorgvuldig voeren van dit debat minimaal een uur voorbereidingstijd te nemen.

De voorzitter:

Uiteraard beslist de Kamer, maar ik blijf bij mijn voorstel. Ik heb overigens de behoefte om eraan toe te voegen dat de brief sinds gisteren in de loop van de middag aanwezig is, zodat iedereen hem heeft kunnen bestuderen. Bovendien wist iedereen dat er een debat zou komen, hoewel het nu natuurlijk wordt geformaliseerd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

In een debat dat bol staat van de onzorgvuldigheden hechten wij sterk aan zorgvuldige voorbereiding. Daarom ondersteunen wij het verzoek van de CDA-fractie.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Ik heb geen behoefte aan uitstel. Wat mij betreft kan er conform uw voorstel begonnen worden. Ik vraag u echter wat voor type debat dit is. Hebben alle fracties bijvoorbeeld vijf minuten spreektijd? Is er ook een tweede termijn?

De voorzitter:

Dank dat u mij daarop wijst. Het zou goed zijn als ik de spreektijden meteen had voorgesteld. Die zijn inderdaad vijf minuten per fractie en indien gewenst is er een tweede termijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn fractie heeft geen behoefte aan een schorsing. Door de bank genomen heb ik veel begrip voor fracties die enige voorbereidingstijd nodig hebben, omdat ons dat ook nog weleens overkomt. In dit geval vind ik de door u gemelde omstandigheid een complicatie. Dat kan namelijk betekenen dat wij, net begonnen met de eerste termijn, alweer moeten schorsen wegens andere verplichtingen van de minister. Dat maakt dat ik wat aarzel om met het voorstel van de heer Rietkerk mee te gaan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik ben akkoord met het voeren van het debat vanmiddag. Wat verzet zich ertegen om het debat vanaf 16.00 uur te voeren? Dan komen wij toch tegemoet aan diverse wensen die hier leven? Bovendien is het een heel praktische oplossing.

De voorzitter:

Dat kan, maar zoals u en ik weten zal de volgende spreker bij de regeling van werkzaamheden om een ander debat vragen. De heer Koenders zal het niet erg vinden dat ik verklap wat hij gaat voorstellen: het betreft een debat over Irak. Ik denk dat de Kamer dat debat ook vandaag wil voeren. Dat betekent dat het vanavond moet plaatsvinden. De consequentie daarvan is dat wij een late avondvergadering zullen hebben.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik ondersteun het voorstel van de heer Van der Vlies met als toegevoegd argument dat wij onafgebroken kunnen debatteren als wij om 16.00 uur beginnen. Dat lijkt mij voor de dynamiek van het debat veel leuker.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Het is de VVD-fractie eigenlijk om het even, maar mevrouw Kant heeft gelijk als zij zegt dat het voor de dynamiek van het debat goed is als dit aan één stuk wordt gevoerd. Hieraan is inherent dat het dan later wordt. Kunnen in dat geval de eventuele stemmingen over moties volgende week dinsdag plaatsvinden? Ik vraag dit in verband met de aanwezigheid van fractieleden en dergelijke.

De voorzitter:

Voor zover ik het thans kan overzien, denk ik dat wij dinsdag kunnen stemmen. Dat weten wij natuurlijk nooit helemaal zeker, want dat hangt af van datgene waarover moet worden gestemd. Na de meningen van een aantal woordvoerders te hebben gehoord, stel ik nader voor dat wij het debat naar aanleiding van de brief van minister Nawijn om 15.45 uur beginnen.

De heer Hoogendijk (LPF):

Ik stel er prijs op nu te beginnen en het debat te onderbreken. Ik zie niet in waarom het debat zou moeten wachten.

De voorzitter:

Gelet op wat er door een meerderheid van de fractiewoordvoerders op verschillende manieren naar voren is gebracht, blijf ik bij mijn nadere voorstel. Kan de Kamer akkoord gaan met het voorstel het debat met minister Nawijn om 15.45 uur precies te beginnen? Zo ja, dan zal het debat voor de dinerpauze, die daardoor iets later zal vallen, worden afgerond.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koenders.

De heer Koenders (PvdA):

Samen met de heer De Graaf heb ik dinsdag een spoedbrief gevraagd van de minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Irak. Wij hebben die brief inmiddels gekregen en ik vind daarin aanleiding om, voordat de minister afreist naar Washington, vandaag een spoeddebat te houden.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit verzoek in te willigen en dit debat vanavond na de dinerpauze aan te vangen en het vanavond af te maken. Mijn inschatting is dat wij daarmee tot een uur of elf bezig zullen zijn.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Een procedurele opmerking. Ik heb begrepen dat er eerst een procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over deze brief zal worden gehouden. In die vergadering zou geconcludeerd kunnen worden dat er een algemeen overleg kan plaatsvinden met de minister en dat zou de noodzaak voor een plenair spoeddebat wellicht teniet doen.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. De brief staat niet op de agenda voor de procedurevergadering.

De voorzitter:

Het staat natuurlijk ieder lid van de commissie vrij om de behandeling van deze brief toe te voegen aan de agenda van de procedurevergadering. Indien de commissie besluit om er een algemeen overleg aan te wijden, betekent het dat het plenaire debat niet nodig is. Dit besluit is in eerste instantie aan de commissie. Ik stel voor het plenaire debat vanavond te houden, tenzij de commissie anders besluit.

De heer De Graaf (D66):

Ik hoop dat de commissie zo verstandig is om het gewoon bij een plenair spoeddebat te houden. Het lijkt mij bovendien dat, als de Kamer plenair beslist dat er een spoeddebat moet komen, dit boven een oordeel van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken gaat.

De voorzitter:

Dat is juist, maar de heer Rijpstra bracht het element van de commissievergadering naar voren tijdens deze regeling en dat nam ik over, want dat is mijn taak. Mijn conclusie is dat er vanavond een debat zal worden gehouden, tenzij de commissie op korte termijn beslist om een algemeen overleg te houden. Als ik de meerderheid juist inschat, voeren wij vanavond een plenair debat. In dat geval stel ik spreektijden voor van 5 minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteren ontvingen wij van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een afschrift van een brief die hij naar de VNG heeft gestuurd over de wijze waarop het kabinet volgend jaar, en de jaren daarna, wenst om te gaan met gesubsidieerde arbeid. Wij hebben de indruk dat de gevolgen van deze brief zeer verstrekkend zijn. Deze brief doet in de richting van gemeenten oproepen die op zeer korte termijn de nodige effecten moeten hebben. Derhalve verzoeken de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA via de voorzitter aan de Kamer, deze brief op de plenaire agenda te zetten in de vorm van een spoeddebat. Ik wil "spoed" niet zo interpreteren dat ik over de agenda van vandaag spreek, maar mogelijkerwijze kan dit op zo kort mogelijke termijn, aan het begin van volgende week.

De voorzitter:

Ik had willen voorstellen, dit debat tussen nu en 15.45 uur te voeren, maar nu de heer Rosenmöller daarop niet aandringt, stel ik voor dit verzoek in te willigen met spreektijden van 5 minuten per fractie en dit punt toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 12.45 uur tot 15.45 uur geschorst.

Naar boven