Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik benoem vooruitlopend op de definitieve samenstelling tot lid van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven de leden Te Veldhuis, Van der Hoeven en Dijksma.

Ik stel voor, de overige commissies voorlopig te laten bestaan uit de nog zittende leden in de oude samenstelling. Ik stel tevens voor, voorlopig als voorzitter te laten fungeren de laatste voorzitter, ondervoorzitter of het oudst zittende lid van de commissie. Het nieuwe Presidium zal zo spoedig mogelijk nadere voorstellen doen voor samenstelling en constitutie.

Het woord is aan de heer De Graaf van de fractie van D66.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Het is inmiddels acht dagen geleden dat de verkiezingen hebben plaatsgevonden. Vorig jaar heeft deze Kamer meegewerkt aan het verkorten van de termijn tussen de datum van de verkiezingen en de eerste samenkomst van de nieuwe Kamer, mede met het oog op de mogelijkheid van een debat in de nieuwgekozen Kamer over de gevolgen van de verkiezingsuitslag en de richting van de vorming van een nieuw kabinet.

Dit jaar is geen gevolg gegeven aan die mogelijkheid, deels vanwege de bijzondere omstandigheden, deels omdat een Kamermeerderheid eerder liet blijken daar niet op te willen wachten vanwege de eerste stappen op weg naar de formatie. Niettemin vindt de fractie van D66 dat het toch wel heel raar zou zijn in een open democratie als de nieuw gekozen Kamer, de direct gekozen volksvertegenwoordiging, niet kort na haar aantreden een debat hield over de verkiezingsuitslag, de gevolgen daarvan en de richting van de kabinetsvorming, al was het maar omdat nu wel degelijk uitspraken worden gedaan, maar dan buiten deze Kamer, voor camera's en overigens ook ten overstaan van de informateur over de gewenste richting. Mijn fractie vindt een dergelijk debat nuttig en wil u dan ook verzoeken, in beginsel voor volgende week een debat over de verkiezingsuitslag en de formatie te agenderen. Als de informateur een rapportage of tussenrapportage uitbrengt, zou dat een geschikte aanleiding kunnen zijn die daarin te betrekken. Mocht dat komende week niet of nog niet het geval zijn, dan zou mijn fractie het op zichzelf nuttig vinden in deze open democratie dat de Kamer zelf onderling debatteert over de gewenste gevolgen en de uitslag.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan andere leden, lijkt het mij nuttig, het artikel in het Reglement van orde waarop u doelt, met name in het laatste deel van uw verzoek, even voor te lezen. Het betreft artikel 139a en luidt zodanig dat de Kamer na afronding van een opdracht tot kabinets(in)formatie kan besluiten om een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs uit te nodigen om over het verloop van die kabinets(in)formatie inlichtingen te verschaffen. Het gaat uiteraard alleen om een deel van uw verzoek, namelijk het al dan niet aanwezig zijn van in dit geval de informateur.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Het verzoek lijkt mij heel merkwaardig. Als het verzoek wordt ingewilligd, moeten wij ons realiseren dat wij onszelf in een uiterst bijzondere positie kunnen manoeuvreren als in de Kamer meningen, meerderheidsopvattingen boven zouden komen drijven die divergeren met, laat staan haaks staan op wat zich rond de informateur, door Hare Majesteit aangesteld met een opdracht, kan ontwikkelen. Dan zitten wij in een spagaat waarvan je de staatsrechtelijke gevolgen niet kunt overzien. Daarom vind ik het voor dit moment een ongewenst voorstel.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. Als ik het verzoek van de heer De Graaf zo mag duiden dat de voorwaarde is dat er eerst een verslag is van de informateur, dan kan de fractie van de Partij van de Arbeid heel goed instemmen met zijn voorstel. Het is wel een voorwaarde. Ik wil namelijk consequent zijn en mij houden aan het besluit dat wij vorige week genomen hebben. Daarover denken wij nog steeds hetzelfde.

De heer Cornielje (VVD):

Ik sluit mij namens de fractie van de VVD aan bij de opmerking van mevrouw Van Nieuwenhoven.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter. Dat geldt ook voor de CDA-fractie. Je moet iets hebben om over te debatteren en je moet je houden aan je eigen afspraken.

De heer Veling (ChristenUnie):

Ik sluit mij bij het voorgaande aan. Natuurlijk kan een gesprek zinvol zijn, maar niet op dit moment en geen gesprek over de uitkomst van verkiezingen. Daar zijn andere gelegenheden voor. Ik zeg niet dat wij daarop zitten te wachten, maar wij zullen ons daar niet tegen verzetten. Maar wij willen geen gesprek voorafgaand aan een rapportage van de informateur.

De heer Teeven (LN):

Als er een rapportage van de informateur ligt, zullen wij er graag over debatteren.

De heer Hoogendijk (LPF):

Ik ben van mening dat een open democratie ook open moet zijn. Maar wij zijn iets te laat. Wij hadden misschien eerder een debat moeten voeren. Nu is de informateur bezig. Ik denk dat wij even moet afwachten totdat hij iets afgerond heeft. En over de gewenste richting, mijnheer De Graaf, hebben de kiezers al geoordeeld!

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Ik zal beginnen met de laatste opmerking van de heer Hoogendijk. Ik heb ook zelf in mijn advies namens de fractie van D66 aangegeven dat de kiezersuitspraak in één richting wijst, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat verschillende woordvoerders van verschillende partijen die nu als eerste aan zet zijn, ook verschillende mogelijkheden hebben geopperd voor de kabinetsformatie. Daarmee wordt al aangegeven dat de uitslag verschillend kan worden geïnterpreteerd. Ik vind dat in een open democratie in deze Kamer herhaald moet worden wat wel voor camera's wordt gezegd. Dan mag het ook hier worden gezegd!

De heer Van der Vlies heeft een opmerking gemaakt die ik niet helemaal goed begrijp in het kader van mijn verzoek. Als zich hier een meerderheid zou aftekenen voor een ander kabinet dan het kabinet waar een informateur mee bezig zou zijn, dan zou dat inderdaad de vraag oproepen of die informateur ook bezig is met draagvlak in deze Kamer. Dat zou dan moeten blijken in het bewuste debat. Wij hoeven daar dus niet zo vreselijk bang voor te zijn. Ik denk dat dit ook niet gaat gebeuren. Mocht dat wel gebeuren, dan is het des te beter dat het debat heeft plaatsgevonden.

Ik heb uit de opmerkingen van een aantal woordvoerders opgemaakt dat zij openstaan voor een debat, maar dat zij eerst de rapportage van de informateur willen afwachten. Ik zal dat dan natuurlijk niet afstrijden. Wij weten niet of de informatieopdracht erin voorziet dat de betrokken informateur ook doorgaat met mogelijke programmatischeTijdelijke voorzitter onderhandelingen. Dat zou dan nog wel eens heel lang kunnen duren. Ik wil derhalve toch pleiten voor een debat in de Kamer dat niet pas over anderhalf of twee maanden plaatsvindt. Ik zal mij uiteraard niet verzetten tegen de opvatting van de meerderheid dat een rapportage van een informateur de voorkeur heeft.

De voorzitter:

Gezien de reacties van de woordvoerders van de fracties en de door mij voorgelezen passage uit het Reglement van orde stel ik voor, thans niet te besluiten tot het houden van een debat zoals door de heer De Graaf aanvankelijk is voorgesteld.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hoogendijk.

De heer Hoogendijk (LPF):

Voorzitter. Ik wil u namens mijn fractie verzoeken om de brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over de aanslag op de heer Fortuyn (28374), zo snel mogelijk in de regeling van werkzaamheden van de Kamer op te nemen.

De voorzitter:

De brief is bij dezen opgenomen in de regeling van werkzaamheden. Kunt u aangeven op welke wijze u de brief in de Kamer wilt behandelen?

De heer Hoogendijk (LPF):

De brief kan waarschijnlijk het beste in de commissie worden behandeld. Ik heb mijn verzoek hier gedaan, omdat de commissies nog niet vastgesteld zijn.

De voorzitter:

Ik zal nu een ongebruikelijk voorstel doen, want er worden in de regeling van werkzaamheden van de plenaire Kamer normaliter geen besluiten genomen over datgene wat de commissies doen. Mijn voorstel is om thans te besluiten dat wij de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Justitie verzoeken om zich in de eerstvolgende procedurevergaderingen te buigen over het verzoek van de heer Hoogendijk.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven