Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag te stemmen over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet Fonds economische structuurversterking (26842).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week:

  • - het wetsvoorstel Overgangsbepalingen met betrekking tot de Wet stedelijke vernieuwing (Invoeringswet Wet stedelijke vernieuwing) (27160);

  • - het voorstel van wet van de leden Van der Hoeven en Luchtenveld tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Van der Hoeven en Luchtenveld tot wijziging van de Gemeentewet (vrijstelling OZB voor substraatteelt) (27215).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 31 oktober, 1 en 2 november:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2001 (27400-V);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2001 (27400-X);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen (27246).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 7, 8 en 9 november:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2001 (27400-VI);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2001 (27400-XIV);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2001 (27400-F);

- het wetsvoorstel Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001 (27184);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten c.a. in verband met de tweede tranche van het ondernemerspakket 2001 (Wet ondernemerspakket 2001) (27209);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde daarin een opvanginstrument voor levensverzekeraars op te nemen (26705).

Aangezien voor de stukken gedrukt onder de nummers 27179, 27183, 27188 (R1657), 27260, 27262, 27264, 27268, 27270, 27271, 27272, 27279, 27280 en 27281 (R1662) de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd.

Aangezien voor de stukken 27187, 27189, 27196, 27200, 27212, 27218, 27233, 27239, 27243 en 27277 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, de stukken 26800-XIV, nr. 127, 26800-XVI, nr. 117, 26357, nr. 17, 26800-XI, nr. 81, 26890, 26895, 27066, 26980, 27275, 26982 en 26950 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Gisteravond heeft de Kamer een brief gekregen van het kabinet, ondertekend door de minister-president. Die brief gaat ook over de uitspraken van de minister-president vorige week vrijdag over hetgeen de minister van Buitenlandse Zaken eerder die week heeft gezegd. Wij hebben daarover vorige week gesproken met de minister van Buitenlandse Zaken. Voor de fractie van GroenLinks is de brief die wij gisteravond gekregen hebben, echter aanleiding om u te vragen die brief nog aan de agenda van deze week toe te voegen opdat wij de gelegenheid hebben daarover aan de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken nog een aantal vragen te stellen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik wil dat verzoek namens de CDA-fractie ondersteunen, voorzitter, omdat het ook zaak is vóór de top van Biarritz duidelijkheid te krijgen over de eenduidigheid van het buitenlands beleid van Nederland.

De heer Weisglas (VVD):

Ik zou met uw goedvinden, voorzitter, aan de heer Rosenmöller willen vragen of hij nader kan specificeren welk aspect van de brief hij zou willen bespreken. De brief is kort maar bevat zoveel elementen dat je vijf verschillende debatten zou kunnen voeren. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik kan u geruststellen, ik hoef er geen vier, geen drie, geen twee, nee, ik hoef maar één debat naar aanleiding van deze brief. Dat vind ik voldoende.

Ik zou u waarschijnlijk tekortdoen als ik zou zeggen dat het niet gaat over de laatste alinea van de brief. Die betreft immers de uitspraak van uw fractievoorzitter en het feit dat de minister-president daarvan kennisgenomen heeft. Ik zou mij kunnen voorstellen dat ik daarover ook een vraag heb.

Het gaat ook over die passages van de brief die in ieder geval de vraag oproepen of er niet wat licht zit tussen hetgeen de minister-president vrijdagavond heeft gezegd en wat nu in de brief staat. Ik doel dan vooral op de tweede alinea. Daarover hebben wij wat vragen en die vragen heeft eigenlijk iedereen. De minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken kunnen tegen iedereen zeggen dat het boek gesloten is, alleen niet tegen het parlement en daarom moet dat boek toch nog heel even open wat ons betreft!

De voorzitter:

Ik neem aan dat de Kamer met uw verzoek instemt.

Gezien de orde van vandaag denk ik – hoewel mij dat op zich wel spijt – dat ik dat debat meteen na het debat dat we nu voeren met de regering over de commissie-Bakker, zal moeten laten plaatsvinden. De lengte van de brief geeft mij aanleiding te zeggen dat de spreektijden van dat debat drie minuten per fractie zullen zijn. Hoewel ik dat altijd doe – dat is bekend – zal ik zeker aan déze drie minuten erg strak de hand houden, omdat het anders te lang duurt. We hebben namelijk een aantal andere agendapunten die vandaag echt afgehandeld moeten worden. Aangezien er, zo is mij geworden, ook naar Biarritz gereisd moet worden, lijkt het mij verstandig om het debat meteen vanmiddag om een uur of vier, half vijf te voeren. Tot nader order zou ik het daar maar op houden; ik zal u dat in de loop van de middag nog schriftelijk laten weten.

Het woord is aan mevrouw Van Vliet.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Voorzitter! Mede namens collega's Örgü van de VVD en Arib van de PvdA wil ik aan staatssecretaris Vliegenthart een brief vragen over het bericht van vanochtend in de Volkskrant, betreffende het feit dat er minstens 600 pleegkinderen in afwachting zijn van een pleeggezin, terwijl er evenzoveel gezinnen zijn die graag een pleeggezin zouden willen zijn. Onze vraag aan de staatssecretaris is, wat de reden is van het feit dat er zoveel mensen zijn die graag een pleeggezin zouden willen vormen, en tegelijkertijd niet de kans hebben om een pleegkind in huis te nemen. Zitten daar bureaucratische redenen achter of andere redenen? Wij zouden dat graag op korte termijn beantwoord krijgen om daarop nader in te kunnen gaan voor de begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik geloof overigens dat volgende week de schriftelijke vragen voor de begroting moeten worden ingeleverd, dus ik vraag mij af of het ook niet daar gekund had.

Het woord is aan de heer Duivesteijn.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! Ik zou het waarderen als het mogelijk is een voortgezet algemeen overleg te houden over de motie-Duivesteijn inzake de Hoeksche Waard.

De voorzitter:

Ik ben blij dat u weer eens zegt "voortgezet algemeen overleg", want dat is voor mij reden om te zeggen dat het een verslag van een algemeen overleg is en geen voortgezet algemeen overleg. Maar dat wist u, mijnheer Duivesteijn.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Ik bied zeer nederig mijn excuses aan, en ik hoop dat die excuses drie keer in de Handelingen komen! Mag ik nu terug naar mijn plaats?

De voorzitter:

Ja. Het ging mij er eigenlijk om dat de hele Kamer nog eens kan horen dat het om een verslag gaat, en niet om de voortzetting van het algemeen overleg. Maar, mijnheer Duivesteijn, heeft het haast? Of kan het volgende week? U mag ook gebruik maken van de interruptiemicrofoon, hoor.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Het mag ook volgende week.

De voorzitter:

Daar zal de hele Kamer u erg dankbaar voor zijn, neem ik aan!

Naar boven