Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Regeling van de taken voor de meteorologie en andere geofysische terreinen (Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) (27623).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De publieke taak van het KNMI vloeit voort uit de zorg voor de veiligheid. De hoofddirecteur van het KNMI heeft informatieplicht over het algemeen weerbericht, waar waarschuwingen voor gevaarlijke weerssituaties en berichten bij calamiteiten ook onder vallen. Tijdens de schriftelijke ronde over dit wetsvoorstel heeft de CDA-fractie al uitgebreid aandacht gevraagd voor de verantwoordelijkheidstoedeling wat betreft de veiligheid. Weliswaar worden de diverse overheidsinstanties in geval van dreigende gevaarlijke weerssituaties of calamiteiten voorzien van meteorologische informatie, in de nota naar aanleiding van het verslag stelt de staatssecretaris echter dat de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen bij de ontvangende instantie ligt. Als lichtend voorbeeld voor de aard en soort maatregelen wordt dan genoemd het opnemen van het calamiteitennummer van het KNMI in de provinciale rampenplannen. Daarnaast kent het KNMI in de huidige situatie een draaiboek waarin is opgenomen welke instanties op welke manier moeten worden geïnformeerd. Dat is naar de mening van de CDA-fractie te mager.

De staatssecretaris is voornemens onderdelen van het draaiboek op te nemen in de op te stellen ministeriële regeling. De CDA-fractie vraagt zich af of de ministeriële regeling voldoende houvast biedt om werkelijke calamiteiten bijvoorbeeld in het verkeer of bij grote evenementen als gevolg van het weer proactief dan wel preventief voldoende het hoofd te bieden of in voorkomende gevallen adequaat hulp te verlenen. Dat moet toch juist de inzet van het beleid zijn uit zorg voor de veiligheid?

Deze beoogde regeling stelt slechts regels inzake de inhoud en de beschikbaarheid van het algemeen weerbericht. Dat is op zichzelf niet het instrumentarium waardoor de zorg voor de veiligheid kan worden vormgegeven. De CDA-fractie geeft de staatssecretaris nadrukkelijk in overweging te kijken naar mogelijkheden die bovengenoemd kader wel scheppen. Het enkele feit dat de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen bij dreigende situaties ligt bij de ontvangende instantie leidt naar de mening van de CDA-fractie tot beleid ad hoc en onduidelijkheid over de vraag of en hoe maatregelen genomen kunnen worden en, het allerbelangrijkste, hoe de verantwoordelijkheidstoedeling is.

Namens mijn fractie wil ik graag enkele suggesties doen. Wij herinneren ons een aantal geruchtmakende voorvallen tijdens de afgelopen zomer waarbij de weertoestand een negatieve, beïnvloedende factor was en mede bepalend voor de kwalificatie achteraf van calamiteit. Ik noem het openlucht popconcert op het grondgebied van de gemeente Velsen en plotseling verslechterend weer langs sommige delen van de kust waardoor de verkeersafwikkeling dramatisch verliep. Ook lezen wij bijna jaarlijks van manifestaties waarbij in gebruik zijnde grote tenten door windvlagen losgerukt worden.

Bij grote publieksevenementen zou naar de mening van de CDA-fractie een integrale veiligheidsanalyse waaronder aandacht voor mogelijk bedreigende weerscenario's gemaakt moeten worden ten behoeve van de vergunningverlening. Dat betekent dat bijvoorbeeld bij grote feesttenten beoordeeld moet worden tegen welke windkracht of storm deze bestand zijn. Het betekent ook dat aan de hand van het weerrapport van het KNMI nog op het laatst getoetst wordt of aan de vergunning wellicht nadere eisen moeten worden gesteld.

De CDA-fractie zegt niet: er dreigt een buitje, je kunt maar beter afzeggen. Het gaat ons erom dat ook veiligheid in verband met de weersituatie een standaard aandachtspunt wordt. Hoe kan de rijksoverheid bevorderen dat de consequenties voortvloeiend uit de publieke taak van het KNMI doorwerken naar andere overheidsinstanties? Regionale en/of lokale overheidsinstanties zijn gebaat bij goede informatie om in het eigen gebied de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen. Ook recreërende burgers en toeristisch aantrekkelijke plaatsen hebben daarbij alle belang. Dit houdt in dat met het oog op regionale verschillen in het weer maatwerk geleverd moet worden. Ik noemde al het plotseling verslechteren van het weer op een mooie stranddag en de massale uittocht van strandgangers die tot een ware verkeerschaos leidde. Bij mij in het oosten, achter de IJssel – op anderhalf uur gaans, om met Van Lennep te spreken – was noch van het slechte weer, noch van de verkeerschaos iets te merken, maar ik had niet het plan moeten opvatten nog even een mooie strandwandeling in de avond te maken.

De CDA-fractie is zich ervan bewust dat ook burgers zelf verantwoordelijkheid dragen om maatregelen te nemen ter voorkoming van ongerief. Juist bij kwesties waarbij tevens sprake is van overheidszorg voor de veiligheid moet echter duidelijk zijn wie in welke mate verantwoordelijk is wanneer burgers buiten hun schuld met gevaarlijke situaties te maken kunnen krijgen en in welke mate hulpverlening adequaat kan plaatsvinden. De fractie van het CDA is van mening, dat wanneer overheden en organisaties duidelijk hun verantwoordelijkheid nemen en dat ook communiceren, burgers ook eerder geneigd zullen zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen. In deze context wordt pas echt duidelijk, dat de publieke taak het specifieke keurmerk van het KNMI is met betrekking tot de informatieplicht over het algemene weerbericht, ter onderscheiding van bijvoorbeeld talloze commerciële bureaus of amateurmeteorologen.

De heer Herrebrugh (PvdA):

Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel vloeit voort uit de scheiding tussen de publieke en de marktactiviteiten bij het opstellen van weerberichten. Het is een logisch voortvloeisel uit reeds eerder genomen beleidsbeslissingen. Zoals altijd is bij het concreet invulling geven aan eerder afgesproken maatregelen nog wel eens sprake van een cesuur tussen de maatschappelijke verantwoordelijkheid, het maatschappelijk belang, en de markttechnische aanbieding van, in dit geval, een dienst.

Voor de Partij van de Arbeid is de voorziening in bijvoorbeeld een regionaal weerbericht typisch een zaak waarbij het belang doorslaat naar de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de publieke dienstverlener, zijnde het KNMI. De staatssecretaris geeft in de memorie van toelichting aan, dat het niet de bedoeling is, omdat zij dit een specifieke mogelijkheid voor marktpartijen vindt.

Stel dat de gezamenlijke Nederlandse strandexploitanten in het belang van de omzet van bier en ijs het belangrijk vinden, een weerbericht voor de kust en de duingebieden op te doen stellen. Het ligt dan in de rede zich daartoe tot een commercieel bureau te wenden, dat de desbetreffende regionale weersberichten kan opstellen en onder de strandexploitanten verspreiden. Daar heb ik geen moeite mee. Maar op het moment dat een dergelijk direct marktcommercieel belang niet aanwezig is en er een maatschappelijk belang in de regio bestaat, bijvoorbeeld een belang van veiligheid, zoals mevrouw De Pater al noemde, dan moet het voor het KNMI niet bij voorbaat onmogelijk zijn om daaraan invulling te geven door het opstellen van een regionaal weerbericht, als een marktpartij niet in die behoefte voorziet. De staatssecretaris zal in de ministeriële regeling zo concreet mogelijk aangeven waar het KNMI een taak heeft met betrekking tot weerberichten voor specifieke regio's. Ook in regio's kan er een algemeen maatschappelijk belang zijn. Indien een marktpartij daarin niet kan voorzien, moet publieke dienstverlening door het KNMI niet op voorhand onmogelijk worden gemaakt. Men hoort dat ik het zo concreet mogelijk probeer in te vullen. Ik verzoek de staatssecretaris, voor het KNMI de mogelijkheid open te laten om in een dergelijke behoefte te voorzien.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter. De fractie van de VVD steunt de wijzigingen in het wetsvoorstel betreffende het KNMI. In de memorie van toelichting is nog eens uiteengezet, dat de taken van het KNMI gericht zijn op de veiligheid van de Nederlandse samenleving. Dat is voor ons van groot belang, vooral voorzover dit wordt bepaald door de meteorologische en/of de geofysische omstandigheden. En daar ligt natuurlijk meteen de kern van het probleem, want die omstandigheden wijzigen nogal eens. Toch doet het KNMI wat het kan. Door middel van aardobservatie zijn de mogelijkheden natuurlijk ook sterk toegenomen. Het KNMI is te typeren als het nationale kennis- en informatiecentrum op het terrein van de meteorologie.

Het KNMI heeft een aantal kerntaken. De eerste is de beschikbaarstelling aan de samenleving van de algemene weerberichten, waaronder de waarschuwingsberichten en berichten bij calamiteiten. De tweede is de informatieverstrekking aan de overheid en de samenleving, waaronder informatie op het terrein van de luchtvaart en de weersverklaringen. Dit is ook voor de luchtvaartsector van buitengewoon groot belang. De derde is de onderzoeksgerichte oftewel operationele toepassing van gegevens. Het is mogelijk dat het KNMI onderzoek verricht voor derden, maar daarbij kan spanning ontstaan met het op voorstellen van de commissie-Cohen gebaseerde wetsvoorstel markt en overheid, dat nog bij de Raad van State ligt. In dat voorstel is een duidelijke scheiding tussen publieke en private taken aangebracht, waarbij met name de openbaarheid van onderzoeksresultaten van belang is. Er moet meerwaarde zijn ten behoeve van de publieke kennisinfrastructuur. Wij zijn het daarmee eens, maar er moet wel een periode zijn, waarin de onderzoeksresultaten exclusief voor die derden beschikbaar zijn, alvorens ze openbaar worden. Kan de staatssecretaris inzicht geven in de wijze waarop dit nu verloopt? Hoe gaat het met het weerbureau HWS? Is de financiering van het KNMI, als agentschap, goed op orde?

Als deze zaken allemaal op orde zijn, wensen wij het KNMI veel succes. Vanuit het economisch uitgangspunt van het strandwezen zal het overigens af en toe buitengewoon interessant zijn om enkele nuances in het weerbericht aan te brengen. Ik wil daarin niet zover gaan als mijn collega's, maar als het KNMI er rekening mee zou kunnen houden, is dat buitengewoon interessant.

Staatssecretaris J.M. de Vries:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun commentaar en hun inbreng. Na een korte, algemene inleiding zal ik ingaan op de specifieke vragen. Het KNMI bestaat een kleine 150 jaar, sinds 1854. Al die tijd heeft het KNMI het zonder wet gedaan. Er waren ook geen redenen om de taken van het KNMI in een wet vast te leggen. Immers, in 1854 kon het optreden van de overheid in dezen getypeerd worden als vanzelfsprekend. Aan het verrichten van commerciële activiteiten door het KNMI werd in die tijd niet gedacht en zo is het ook heel lang gebleven.

Voorzitter: Weisglas

Staatssecretaris J.M. de Vries:

Pas in de jaren tachtig en negentig van de 20ste eeuw, toen de weermarkt zowel nationaal als internationaal vercommercialiseerde, deed ook die gedachte in Nederland zijn intrede. Daarnaast waren de jaren tachtig en negentig een tijd van overheidsbezuinigingen, waarin overheidsorganisaties en dus ook het KNMI vanuit de oogpunten van kostenreductie en doelmatigheid gestimuleerd werden tot een marktgericht en efficiënt optreden. Het marktgerichte optreden van overheidsorganisaties kan evenwel ook leiden tot vervlechting van overheidstaken en marktactiviteiten en daarmee tot concurrentievervalsing of de schijn daarvan. Die consequenties werden noch door het kabinet noch door de Kamer wenselijk gevonden. Meermalen is dat zowel in algemene zin als met betrekking tot het KNMI besproken met de Kamer. Het rapport "Markt en overheid", het kabinetsstandpunt daarover en de oprichting van Holland Weerservices zijn daarvan de resultaten.

Vandaag wordt het sluitstuk van deze ontwikkeling bij het KNMI besproken: de KNMI-wet of de Weerwet. Op basis van dit wetsvoorstel worden de publieke taken van het KNMI vastgelegd en – voorzover het al marktactiviteiten mag ondernemen; dat is in de onderzoekssfeer – de voorwaarden daarvoor, opdat concurrentievervalsing wordt voorkomen. Op dit moment verricht het KNMI alle publieke taken en voorzover er sprake is van marktactiviteiten, verricht het die uiteraard volgens de Aanwijzingen inzake Markt en overheid. Wat de overheid feitelijk doet en moet doen, namelijk een en ander in een wetsvoorstel vastleggen, is natuurlijk niet altijd noodzakelijk, maar in dit geval denken wij er anders over, met name omdat de wettelijke grenzen van de taken van het KNMI de commerciële aanbieders duidelijkheid en meer zekerheid geven omtrent hun mogelijkheden op de commerciële markt.

Dit is wellicht een goed moment om in te gaan op de vraag van mevrouw Voûte naar de gang van zaken bij de afsplitsing van een deel van het KNMI: HWS. Deze dienst is in april 1999 verzelfstandigd en met de Kamer is destijds overeengekomen dat de rijksoverheid een jaar na oprichting van HWS zou beoordelen of de aandelen van dit bureau zouden kunnen worden vervreemd, waarbij in eerste instantie gedacht werd aan een "management by-out". Door verkoop van de aandelen zou een open weermarkt ontstaan met HWS en Meteo Consult als belangrijkste partijen. In 2000 heb ik een en ander conform de afspraak overwogen en mijn conclusie was dat HWS in private handen zou kunnen overgaan. Maar omdat een jaar een relatief korte periode bleek om de onderneming te kunnen beoordelen en omdat de weermarkt sterk in beweging is, heb ik aan verkoop wel de voorwaarde verbonden dat er een strategische, kapitaalkrachtige partner bij HWS betrokken zou zijn. Op grond hiervan is in nauwe samenwerking met het ministerie van Financiën en KPMG een verkoopproces gestart waarin een groot aantal partijen hun interesse kenbaar kon maken. Op het ogenblik zijn wij bezig met afrondende besprekingen met een concern dat in verschillende landen weerdiensten aanbiedt. Uit zakelijk oogpunt kan ik hier natuurlijk verder niets over zeggen, maar het afsplitsen van de commerciële activiteiten is wel gegaan zoals wij gehoopt hadden.

Mevrouw Voûte heeft ook nog over Markt en overheid gesproken. Het wetsvoorstel is nog in de adviesronde bij de Raad van State, maar niettemin is er wel met alle aanbevelingen rekening gehouden. Als het wetsvoorstel de Kamer eenmaal zal zijn gepasseerd, komt er ook nog een aanpassingswet voor het geval er allerlei nieuwe bewegingen mochten ontstaan als het afsplitsen van de commerciële activiteiten zich misschien niet tot in detail tot de wet zouden verhouden.

Zowel mevrouw De Pater als de heer Herrebrugh heeft nog gesproken over het regionale weerbericht en het gevaarlijk-weerbericht. Nu moet ik zeggen dat er ondanks dat wij nu het wetsvoorstel behandelen, in feite al conform de wet wordt gewerkt. Wij gaan natuurlijk niet pas echt aan de slag als de wet de Eerste Kamer is gepasseerd en alle ministeriële regelingen klaar zijn; omdat HWS al is opgericht, zijn wij al met het hele proces bezig. En misschien is het goed om twee dingen voor ogen te houden. Het weer blijft een kwestie van voorspellen. Als wij met behulp van alle techniek precies konden aangeven, wanneer het waar zal gaan regenen en in welke hoeveelheden, of hoe koud het waar zal worden en op welke termijn, dan zou ons leven misschien heel aantrekkelijk worden. Dan zou ons dat economisch-toeristisch misschien heel veel opleveren, maar er zitten toch altijd nog onzekerheden in. Overigens zijn deze onzekerheid te verkleinen door meer gedetailleerde gegevens op te vragen, maar je moet je afvragen hoe ver je daarmee wilt gaan en wat je afnemers daarvoor over hebben. De heer Herrebrugh heeft gezegd dat het hem niet gaat om de strandtenthouders die willen weten hoeveel bier zij voor een volgende week moeten inslaan, omdat dat een commerciële activiteit is. Naarmate je meer verfijning tussen Velsen en Domburg wenst, zul je meer moeten betalen. Het gaat er dus om, hoe ver een ondernemer wil gaan en wat hij daarvoor over heeft.

Het KNMI geeft waarschuwingen voor gevaarlijk weer. Dat was waar mevrouw De Pater ook naar aanleiding van Spaarnwoude naar verwees. Die waarschuwingen zijn bestemd uit een publiek belang voor de Nederlandse samenleving. Die waarschuwingen worden gegeven, indien verwacht wordt dat zich omstandigheden zullen voordoen waardoor een deel van de maatschappij ontregeld kan worden. Dat zijn bijvoorbeeld zeer zware storm, meer dan windkracht 10, zware windstoten bij onweer of storm, zwaar onweer met een hoge bliksemactiviteit, ijzel, sneeuwjacht of zware sneeuwval. Voor al deze omstandigheden geldt dat zij tenminste het gebied van een provincie moeten beslaan. Het gaat dus niet om een lokale bui waardoor de straten van Amersfoort tijdelijk blank staan, nog afgezien van de vraag of dit enige tijd van tevoren te voorspellen is. De waarschuwingen worden nul, dus direct bij bijvoorbeeld het opkomen van een onweersbui, tot twaalf uur tevoren gegeven. Dat is afhankelijk van de mate waarin men daarin inzicht heeft. Deze situaties, waarmee echte en publiek belang is gediend, komen ongeveer tien keer per jaar voor.

Daarnaast geeft het KNMI ook waarschuwingen en voorwaarschuwingen voor gevaarlijk weer, bestemd voor specifieke doelgroepen. Denk aan politie, brandweer, traffic information centers, de kleine scheepvaart of zeilers op het IJsselmeer.

Het gaat dus om een gebied, om de weersoort en om een specifieke doelgroep die door dat weer zeer gedupeerd kan worden of in problemen kan raken.

Het KNMI heeft de criteria voor gevaarlijk weer en de bijbehorende waarschuwingssystematiek in nauw overleg met de commerciële weerbureaus en de doelgroepen, zoals de ANWB, vastgesteld. Wij hebben inmiddels drie jaar ervaring met dit systeem. Wij kunnen dus weten hoe dit werkt. De waarschuwingen worden getoetst en geëvalueerd. Jaarlijks wordt ook in overleg met de vertegenwoordigers van de commerciële weerbureaus en specifieke doelgroepen, zoals de ANWB, maar ook mensen van politie en brandweer, gekeken of verbeteringen aangebracht moeten worden of dat nog verfijningen nodig zijn. Dat wij dit doen, is redelijk uniek. Inmiddels zijn ook zusterorganisaties in andere landen benieuwd hoe wij deze scheiding aanbrengen. De scheiding tussen commerciële activiteiten, het dienen van het publiek belang en de vertegenwoordiging in een aantal wereldorganisaties is een zaak die in meer landen om ons heen ter discussie is.

Gevraagd is of het niet te mager is. De vraag is gesteld of aspecten van het weer, storm of onweer, niet bij de veiligheidsoverwegingen voor grote evenementen betrokken kunnen worden. In zekere zin zou dit kunnen. Je kunt voor een groot evenement eisen dat er geen derderangstent staat. Op het moment dat een organisatie voor een groot evenement een tent gaat afhuren, toch meestal een jaar van tevoren, is het echter de vraag of het reëel is om in augustus die eisen te stellen aan een tent. De vraag is wat men redelijkerwijs kan voorspellen, wat je op een bepaalde locatie mag verwachten, waarmee het publieke belang is gediend en welk materieel wordt ingezet. In Spaarnwoude is het de vraag of men lang van tevoren had kunnen voorzien dat die bui daar zo hevig zou zijn of dat de organisatie van het grote evenement had moeten bedenken dat het vervoer niet goed geregeld was, dat er te weinig plek was om snel te kunnen wegkomen in het geval dat heel veel mensen tegelijk weggaan, hetzij bij regen hetzij bij brand of iets anders. Het weer en de voorzieningen kunnen daarvan onderdeel uitmaken, maar het is een andere vraag of men het ook zo lang van tevoren kan voorspellen.

Misschien is in de nota naar aanleiding van het verslag een iets te kil antwoord gegeven op de vraag over het regionaal weerbericht. In artikel 5.3, derde lid, staat heel duidelijk verwoord "voorzover zich relevante verschillen in het weer boven Nederland of de Noordzee voordoen". Dat is dus niet de gebruikelijke twee graden temperatuurverschil tussen kust en binnenland. Bij echt grote verschillen kan in het algemene weerbericht die regionale detaillering worden aangebracht. Als men verwacht dat het gaat ijzelen in het noorden, moet dat gezegd worden. Het hoeft niet onmiddellijk een rampenbericht te zijn in verband met zware storm, maar het moet wel gaan om een relevant verschil dat van belang is voor de doelgroep. Ook als er zware regen wordt verwacht voor de hele kuststrook, moet dat gemeld worden. Er komt dus geen regionaal weerbericht per provincie. Bij relevante verschillen boven en onder de grote rivieren of tussen de kust en het gebied meer landinwaarts wordt in het algemeen die detaillering aangebracht in het weerbericht.

Ik kan het mij niet voorstellen dat de markt niet voorziet in een bepaalde verdergaande detaillering. In de basis, waar het om het publieke belang gaat, brengen wij die detaillering aan. Dan gaat het om een relevant verschil en is het belangrijk dat het algemeen toegankelijk is. Als grote of kleine weerbureaus belangstelling hebben voor verdere verfijning, creëert dit vanzelf een markt. Dan komt er vanzelf een antwoord op. Alle gegevens van het KNMI zijn vrij en anders tegen betaling beschikbaar voor weerbureaus. Afhankelijk van de verspreiding van de gegevens kost het meer of minder geld. In principe zijn er geen gegevens van het KNMI die niet ter beschikking kunnen komen voor commerciële weerbureaus. Iedereen kan dus krijgen waaraan hij behoefte heeft voor zijn activiteiten. De vraag om als vangnet dit precies in een ministeriële regeling op te nemen, vind ik dus zeer academisch, ook omdat wij al drie jaar ervaring hebben met het systeem.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Het is verleidelijk om iedere keer de actuele situatie van weersbegrippen en -termen erbij te halen. Dat wil ik niet al te veel doen.

Het zal de staatssecretaris opgevallen zijn dat ik namens mijn fractie concrete voorstellen gedaan heb in verband met de verankering van de veiligheid, maar dat ik geen amendement heb ingediend. Ik denk namelijk dat het in deze wet niet past omdat deze onvoldoende houvast geeft. Wij hebben een aantal situaties besproken waarin veranderende of vervelende weersomstandigheden van invloed zijn geweest op iets wat wij achteraf een calamiteit noemen. Ik vind het interessant dat het vaak in combinatie met verkeerschaos gaat; dit betreft hetzelfde ministerie. Het gaat ook vaak samen met problemen met water; dit zit zelfs in de portefeuille van de staatssecretaris.

Mijn fractie vraagt om eens goed met elkaar te overdenken waar je een integrale veiligheidsanalyse voor grote evenementen maakt. Misschien kan dat het beste op het ministerie van Binnenlandse Zaken gebeuren. Natuurlijk betekent dit niet dat je een jaar van te voren de weersvoorspelling erbij moet hebben. Je moet echter wel op het moment dat je er nog iets aan kunt doen, het weer meewegen als aspect dat verstorend kan werken. Als dat inderdaad gebeurt, zie je vaak zo'n kettingreactie dat je achteraf moet zeggen dat het een chaos was. Je moet er van tevoren ook duidelijk over communiceren dat dit een belangrijk aspect is. Het denken op deze manier ziet mijn fractie graag bevorderd.

De heer Herrebrugh (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het verwarmende antwoord, maar uit het feit dat ik hier sta zal zij kunnen afleiden dat de warmte van het antwoord niet geheel overeenstemt met de inhoud ervan.

De staatssecretaris stelt dat in artikel 5 van het wetsvoorstel is bepaald dat het KNMI een regionale detaillering kan aanbrengen in het algemene weerbericht. Er kan dus worden voorzien in de berichtgeving over relevante verschillen in het weer die zich boven Nederland of de Noordzee voordoen.

In de beantwoording werd opgemerkt dat omstandigheden zoals die zich hebben voorgedaan bij het dansfestival Dance Valley festijn in Spaarnwoude daartoe aanleiding zouden hebben kunnen geven. De mensen hebben echter geen inschatting kunnen maken van de veranderende weersomstandigheden omdat daarover noch door het KNMI noch door de regionale omroepen is gesproken. Natuurlijk is het een eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers om zich te kleden voor de evenementen die zij bezoeken, maar het gaat mij toch te ver als men een pooluitrusting zou moeten meesleuren bij een zomerse happening.

In de memorie van toelichting staat dat bij de nadere afbakening van het algemeen weerbericht de ontwikkeling van de particuliere weermarkt niet onnodig belemmerd dient te worden. Ik vind dat een essentieel punt. Het gaat mij er niet om dat het KNMI ook moet optreden als er sprake is van een maatschappelijke behoefte aan commerciële weerbureaus. Het gaat mij er ook niet om dat het KNMI verplicht moet worden om in het algemeen weerbericht een verdergaande regionalisering op te nemen dan thans het geval is en het KNMI hoeft ook niet verplicht te worden tot regionale weerberichten ten behoeve van regionale omroepen. Ik vraag de staatssecretaris slechts om bij het opstellen van de regeling niet voorbaat een optreden van het KNMI in de door mij genoemde omstandigheden onmogelijk te maken. Er moet geen verbod komen op dergelijke activiteiten.

Om het indienen van overbodige moties te vermijden, vraag ik de staatssecretaris mij toe te zeggen de ministeriële regeling naar de Kamer te zenden, zodat ik kan zien of er nadere actie van onze kant nodig is. Als zij die toezegging niet kan doen, moet ik misschien een korte derde termijn vragen om een motie in te dienen, voorzitter.

Staatssecretaris J.M. de Vries:

Voorzitter. Ik denk dat mevrouw De Pater en ik het meer eens zijn dan misschien is gebleken. Ook ik vind het belangrijk om bij veiligheidsplannen, rampenplannen of evacuatieplannen rekening te houden met het aspect dat het weer op korte termijn kan omslaan. Het weer is immers niet altijd te voorzien en kan dus ook niet altijd worden voorspeld. Ik ben betrokken bij de opstelling van rampenplannen door BZK en zal ervoor zorgen dat dit aspect nog eens uitdrukkelijk onder de aandacht wordt gebracht.

De heer Herrebrugh stelt iets heel academisch voor. Daarvan zeg ik dat wij dat in de ministeriële regeling zullen verkennen. Volgens mij is het echter niet gangbaar ministeriële regelingen langs de Kamer te sturen.

De heer Herrebrugh (PvdA):

Voorzitter. Ook dit punt kan worden opgelost, namelijk als de staatssecretaris toezegt dat zij bij het opstellen van de ministeriële regeling de onmogelijkheid voor het KNMI wat dat betreft niet opneemt. Dan ben ik al tevreden.

Staatssecretaris J.M. de Vries:

Ik zal het zo in de ministeriële regeling opnemen dat, mocht deze omstandigheid zich voordoen, er geen onmogelijkheid voor het KNMI is.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven