Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van de Europese Raad te Stockholm (21501-20, nr. 157).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Verhagen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Een nationale ramp, zo zei de minister-president gisteren over de afschuwelijke mond- en klauwzeercrisis. Het is niet alleen een nationale ramp met enorm veel leed voor de getroffen boeren, het is ook een Europese ramp. En terwijl Engeland, Frankrijk en Nederland in brand staan en het in Duitsland en andere Europese landen smeult, weigeren de verzamelde regeringsleiders de brandslang uit te rollen. Als wij naar de conclusies en het verslag van de Europese top van Stockholm kijken, dan lijkt het wel alsof de premiers van mening waren, dat er geen bluswater was en dat kon worden volstaan met het uitspreken van solidariteit met de getroffen boeren.

Ik heb vorige week aangegeven, dat er wel degelijk bluswater is. En dat is preventief vaccineren. Ik heb namens de CDA-fractie vorige week de minister-president opgeroepen, tijdens de top initiatieven te nemen tot het opheffen van het vaccinatieverbod, maar nergens uit het verslag en de conclusies blijkt dat ook maar geprobeerd is preventief vaccineren weer mogelijk te maken. Het enige, naast het uitspreken van de terechte zorgen en solidariteit met de boer, is vooralsnog een totaal gebrek aan concrete actie. Terwijl talloze boeren aan de rand van de afgrond staan, ook financieel, zegt de socialistische premier Schröder nota bene meteen na het uitspreken van die solidariteit: wij moeten de begroting wel respecteren. Ofte wel: vergeet enige financiële ondersteuning maar. Deze ramp gaat naar de mening van onze fractie de normale risico's van bedrijfsvoering te boven.

Terwijl het de bedoeling is van een Europese top, knopen door te hakken, problemen op te lossen, is dit, zo moeten wij helaas constateren, in de verste verte niet gelukt. Te midden van de landbouwcrisis wordt er in wezen niet gesproken over het werkelijk oplossen van die crisis. Te midden van die landbouwcrisis krijgt men zelfs geen overeenstemming over de vestigingsplaats van een Europees voedselveiligheidsagentschap. En dat, terwijl wij allemaal de mond vol hebben van de noodzaak om voedselveiligheid te garanderen. Als wij zelfs niet eens overeenstemming kunnen realiseren ten aanzien van de vestigingsplaats, zijn wij toch ver van huis!

Maar ook op andere terreinen blinkt deze top vooral uit in het niet-nemen van besluiten of het besluiten van wat reeds eerder besloten was. Er kon geen overeenstemming worden bereikt over liberalisering van de energiemarkten. De Raad neemt nota van de voorstellen van de Commissie en verzoekt de Commissie, deze zo spoedig mogelijk te bespreken teneinde in 2002 verdere stappen mogelijk te maken, zo kunnen we lezen. Frankrijk hoeft voorlopig niet te liberaliseren. Het is de vraag of de afspraken die zijn gemaakt om concurrentievervalsing te voorkomen voldoende zijn. Onze fractie heeft in het verleden bij amendement van de heer Lansink op de Elektriciteitswet duidelijk gemaakt, dat wij het reciprociteitsvereiste hierbij noodzakelijk achten. Hoe zal dit geoperationaliseerd kunnen worden in dit geval, op welke termijn en met welke middelen? Er kon geen overeenstemming bereikt worden over een controlesysteem voor een Europees luchtruim, omdat Engeland en Spanje het niet eens konden worden over wie de controle boven Gibraltar moest krijgen. Men kon het niet eens worden over Galileo, terwijl in de conclusies wel melding wordt gemaakt van het belang van een zo spoedig mogelijke start. Er kon geen overeenstemming worden bereikt over een Europees patentsysteem.

Onze methoden zijn rampzalig, maar wij gaan vooruit, zo zei president Chirac. En zo strompelen wij naar de toekomst. Voorlopig is het enige concrete effect van de top, dat onderwerpen op de Europese agenda worden gehouden en dat wordt bevestigd wat eerder was afgesproken. Na Nice is wederom duidelijk geworden dat het Europese besluitvormingsproces uiterst moeizaam verloopt. De Europese regeringsleiders vluchten in retoriek om te verhullen dat er buitengewoon weinig beweging zit in Europa. Als dit is wat minister Van Aartsen bedoelde in zijn speech met het bereiken van concrete, tastbare resultaten waar de burger iets aan heeft, dan heb ik daar weinig vertrouwen in. Na de "dotcom"-top om Europa te maken tot de meest competitieve kenniseconomie van de wereld, is er nu gewoon sprake van een "delete- en backspace"-top. In de conclusies is wederom te lezen dat er snel uitvoering moet worden gegeven aan beslissingen en er een nieuwe impuls gegeven dient te worden op gebieden waarop het tempo van de vooruitgang laag lag. Ook deze conclusie is wederom "briljant".

De premier van Finland, Liponen, stelde hierover zeer treffend: "We won't become the most competitive economy in ten years if we go on like this." Een van de weinige echte resultaten, zijn de afspraken die zijn gemaakt op het gebied van financiële markten, waaronder pensioenen. Gezien het grote belang dat wij hechten aan het Stabiliteitspact, zal mijn collega Balkenende daar nog nader op ingaan. Voor het overige is er sprake van een herhaling van hetgeen in Lissabon is besproken. Het is wat aangepast, er worden wat nieuwe data genoemd en op tal van terreinen worden weer wat rapporten, scoreboards en het opzetten van specifieke strategieën en task forces aangekondigd, maar niet geoperationaliseerd. De vraag blijft wat hiervan op langere termijn terechtkomt.

Mijn fractie is in elk geval blij met één ander element, naast dat van de pensioenen, waarvan wij verwachten dat er vooruitgang zal worden geboekt. Dit betreft het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wij hopen dat het aangekondigde groenboek op dit punt niet zal leiden tot de opheffing van de verantwoordelijkheid die de diverse lidstaten op dit terrein hebben. In Nederland voeren wij momenteel zelf een discussie over maatschappelijk verantwoord ondernemen en wij hopen dat dit punt in Europa niet in de ijskast zal worden gezet in afwachting van het groenboek.

Ook ten aanzien van biotechnologie zijn, mede op initiatief van onze minister-president en in samenwerking met de heer Blair, duidelijke initiatieven genomen. Tijdens het algemeen overleg ter voorbereiding van deze top heeft mijn fractie ten aanzien van dit onderwerp naar voren gebracht dat zij het van groot belang vindt dat niet alleen de nadruk wordt gelegd op het volledig benutten van het potentieel ter versterking van het concurrentievermogen, maar duidelijk ook op de discussie over ethiek, waarden en normen. In de brief van de regering – maar helaas niet in de conclusies – kunnen wij lezen dat de minister-president het verzoek van de CDA-fractie ter harte heeft genomen. Hij heeft met name naar voren gebracht dat waarden en normen een belangrijke rol hebben te spelen. Ik dank hem voor zijn inzet, die wij op dit punt dan ook goedkeuren. In de conclusies wordt niet ingegaan op ethische kwesties en waarden en normen in dit verband. Daarom wil ik in herinnering brengen dat wij eerder gepleit hebben voor het behoud van de unanimiteitsbepaling met betrekking tot zaken waarin ethische kwesties in Europa een rol spelen. De discussie over biotechnologie sterkt ons hierin.

Waar de minister-president ons niet heeft gevolgd, was in onze oproep om te proberen op deze Europese top de discussie over de "frontloading" van de euro vlot te trekken. Hij herinnert zich ongetwijfeld het debatje dat wij daarover hebben gevoerd. Tijdens het algemeen overleg heeft hij de assistentie van de minister van Financiën ingeroepen. Het voornaamste argument van de minister-president was toen dat wij geen kerstboom moeten maken van de top en dat de euro niet ter sprake zou komen. Derhalve hoefden wij die discussie niet opnieuw te voeren. In de conclusies lees ik nu dat er wel degelijk over de euro is gesproken. De regeringen zijn opgeroepen voorbereidingen te treffen en af te ronden opdat de overgang naar die nieuwe munt optimaal verloopt. Het is een gemiste kans dat daarbij niet de "frontloading" aan de orde is gesteld.

Voorzitter! Ik kan mij vinden in de conclusies die tijdens deze top zijn getrokken over Macedonië. Ik vraag de minister van Buitenlandse Zaken of de discussie over de ontwikkelingen aldaar hem heeft doen afzien van zijn reis naar Chili, opdat hij samen met zijn Europese collega's alert kan reageren als dit nodig mocht zijn.

Ik vind het teleurstellend dat in de conclusies geen aandacht wordt geschonken aan de enorme gewelddadigheden van de zijde van de Palestijnen. Het oplaaien van de Intifada, dat nog eens wordt onderstreept door de vreselijke aanslagen de afgelopen dagen, zou toch op zijn minst in de conclusies moeten terugkomen. Waarom is er geen oproep gedaan aan de Palestijnse autoriteiten om alles in het werk te stellen om een einde te maken aan het geweld? Ik verwacht van de Nederlandse regering dat zij tegenover de Israëlische regering haar medeleven uitspreekt met de slachtoffers van die aanslagen. Ik had op dit punt een andere verklaring verwacht.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! In Stockholm is afgesproken dat de lidstaten elkaar op het punt van de financiering van de pensioenen jaarlijks in de gaten zullen houden. "Meer dan bingo" noemde de staatssecretaris dat. De CDA-fractie complimenteert de regering graag met het bereikte resultaat. Zij is erin geslaagd om dit onderwerp in Europa op de agenda te krijgen. Dat is ook nodig, want als de financiering van de pensioenen op zijn beloop wordt gelaten, dreigt er in de Europa een budgettaire tijdbom en is een Europees pensioengat geboren. Is de afspraak die nu in Stockholm is gemaakt, dezelfde als die is gemaakt door de ministers van Sociale Zaken op 6 maart jongstleden? Ook toen werd gesproken over de mogelijkheid dat de lidstaten elkaar op de hoogte houden. Gaat Stockholm verder of is dit juist een bevestiging van de uitspraak van de ministers van Sociale Zaken?

Tijdens de bijeenkomst van de ministers van Sociale Zaken bleek dat er in Europa geen enkel draagvlak is om te komen tot een strak gereglementeerde politiek ten aanzien van de pensioenen. Als dat het geval is, klemt het temeer dat er afspraken worden gemaakt over het Stabiliteitspact en de financiering. Ik wil daarover graag opheldering van het kabinet.

Vorig jaar heeft mijn fractie voorgesteld om het Stabiliteitspact aan te passen voor wat betreft de financiering van de pensioenen: óf meer kapitaaldekking óf, als dat niet zou lukken, een extra eis voor de reductie van de staatsschuld. De minister van Financiën deelde onze zorgen, maar had aarzelingen. Hij zei onder meer: "Ik ben nog niet zover om het Stabiliteitspact in de revisie te doen ...", "Het lijkt mij niet zo eenvoudig dit te integreren in het Stabiliteitspact ..." en "Ik laat het punt niet los, maar heb nog geen kant-en-klaar recept om het aan de vork te steken ...". Precies op dit punt is het waarschijnlijk nodig, verder te denken dan in Stockholm is gedaan. Een jaarlijkse rapportage is absoluut noodzakelijk, maar dat is slechts een begin om het probleem in kaart te brengen. Ik heb dit ook van de minister-president begrepen en daarin steunen wij hem. Is wat in Stockholm is bereikt voldoende?

Die twijfel leeft bij ons, maar ook bij anderen. Zo lees ik in NRC Handelsblad: "Of de onderlinge controle van de lidstaten voldoende effect heeft, moet worden afgewacht." Ook hier zou kunnen blijken, dat zonder werkelijk communautair beleid het vraagstuk onoplosbaar blijft. Trouw merkte op, dat de afspraak die in Stockholm is gemaakt, geen zekerheid biedt om het vraagstuk van de vergrijzing ook werkelijk aan te kunnen. Wat dat betreft zou je kunnen zeggen, dat het minder dan bingo is wat in Stockholm is bereikt. Wij hebben nu een Stabiliteitspact van 60% staatsschuld. De politieke hamvraag is of die norm voldoende is om de financiering van de pensioenen in de toekomst aan te kunnen. Wij denken nadrukkelijk van niet.

Ik geef het kabinet daarom graag het volgende in overweging. Het CDA zou graag zien, dat het kabinet zich na het resultaat in Stockholm gaat inzetten voor een afspraak in Europees verband dat ernaar wordt gestreefd, dat de staatsschuld van de lidstaten in het jaar 2020 geheel is weggewerkt, dit met het oog op de enorme financiële druk die de pensioenen op de landen zullen gaan uitoefenen. In Nederland werken wij op het ogenblik aan een perspectief voor het wegwerken van de schuld. Dat doen wij op een moment dat wij tegelijkertijd nog kapitaaldekking hebben. In andere landen heeft men geen kapitaaldekking, of maar in beperkte mate, maar wel grote pensioenclaims op de rijksbegroting. Dat kan leiden tot onbalans in de Europese ontwikkeling. Die moet worden doorbroken. Vandaar de suggestie aan het kabinet om zich nu in te gaan zetten voor een verscherping van het Stabiliteitspact. Wij denken dat de 60%-norm te mager is, gelet op de grote problematiek die dreigt in Europa.

De heer Timmermans (PvdA):

De heer Balkenende weet, dat de fractie van de Partij van de Arbeid de versnelde aflossing van de staatsschuld steunt. Vindt de heer Balkenende, gelet op de resultaten van Stockholm, met mij dat als je zo'n inzet van de regering vraagt, je er ook de andere volets van de beleidsmix bij moet betrekken, namelijk de vergrote inzet voor meer arbeidsparticipatie op Europees niveau? Ik denk met name aan het activeren van niet-actieven en het langer laten doorwerken van mensen die nu erg vroeg uitstappen. Dit lijkt mij een onmisbaar deel van de beleidsmix.

De heer Balkenende (CDA):

Gelet op mijn spreektijd ben ik niet ingegaan op dit punt, dat u terecht naar voren brengt. Ik ben het er volstrekt mee eens, dat versterking van de arbeidsparticipatie een belangrijk instrument is om het draagvlak voor de financiering van pensioenen te versterken. Daarover geen misverstand! Nu is het opvallend dat in Stockholm wel een streefgetal is genoemd ten aanzien van de arbeidsparticipatie, maar geen verdere inhoudelijke criteria ten aanzien van de reductie van de staatsschuld. Wij moeten ook kijken naar de financiële randvoorwaarden voor de pensioenen. Op dat punt is er nog veel te doen. Het is nodig dat wij verder gaan dan het Stabiliteitspact, want anders gaat het niet goed.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter! De Europese top van Stockholm heeft opgeleverd wat wij er de vorige week van verwachtten: weinig. Er is veel ambtelijk proza en een voortzetting van de methode van de open coördinatie. Ik heb er de vorige week op gewezen, dat het riskant kan zijn als Europese toppen steeds gewoner, routineuzer en grijzer worden. Na verloop van tijd verliezen zij aan gezag. Dan verliest de burger en misschien zelfs de Kamer de belangstelling voor wat daar gebeurt. Dat zou zeer te betreuren zijn.

Het heeft allemaal niet geholpen. In Stockholm is zelfs een afspraak gemaakt voor een soort vaste voorjaarsbijeenkomst, waar sociaal-economische aangelegenheden worden geagendeerd. Kan worden uitgelegd waarom dit onderwerp in de naaste toekomst kennelijk telkenjare een aparte top noodzakelijk maakt? Wat betekent dit voor de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Gaan zij standaard mee naar dit soort bijeenkomsten? Als dat niet het geval is, kan dan worden uitgelegd waarom niet?

Wat betekent het voor de sociale partners? Je krijgt een soort voorjaarsoverleg op Europese schaal, maar dan uitsluitend met regeringsleiders. Tot de zegeningen van het Nederlandse poldermodel behoort, dat je de sociale partners in enigerlei vorm inschakelt. Worden zij nationaal of Europees betrokken bij wat daar gebeurt?

Positief is natuurlijk de aandacht voor het vraagstuk van de demografie, de vergrijzing en de noodzaak van arbeidsparticipatie, al kunnen over de relatie met arbeid en zorg nog wel verschillen van mening bestaan. Toen ik dat las, dacht ik dat het misschien aardig zou zijn om in een nieuw kabinet geen staatssecretaris van emancipatiezaken meer te hebben, maar een staatssecretaris voor demografische aangelegenheden.

Een succes voor Nederland is de aandacht voor de pensioenstelsels. Ik hoor graag van de minister-president wat naar zijn mening de precieze betekenis is van wat in Stockholm op dit punt is besproken en vastgelegd. Tot welk type strategie zal dit in de nabije toekomst leiden?

Een van de vele goede kanten van het Nederlandse calvinisme is dat wij zuinigheid en sparen voor de toekomst hebben geleerd. Deze top roept de vraag op in hoeverre wij het Nederlandse calvinistische model ook met enig effect aan Europa kunnen voorhouden. Er is ook een evident Nederlands belang mee gemoeid. Het uitwisselen van gegevens is één, maar gaat er een zekere druk van uit om in Europa te doen wat wij in Nederland de afgelopen decennia zo voortreffelijk hebben gedaan? Nogmaals, daar is ook een Nederlands belang mee gemoeid.

In punt 33 van de voorzittersconclusie is sprake van een streven om overeenstemming te bereiken over de parameters voor de modernisering van de verordening betreffende de coördinaties van de sociale zekerheidsstelsels. Wat gaat hier achter schuil? Over welk soort parameters gaat het?

Onduidelijkheid is er gebleven over het Galileo-satellietnavigatie- programma, zoals collega Verhagen al opmerkte. Er wordt wel gesproken over de organisatie hiervan, met management, enz., maar er is nog geen uitsluitsel gegeven over de vraag of dit uitsluitend civiel of ook militair kan worden gebruikt. Het Nederlandse standpunt is bekend, wij hebben hierover onlangs een brief gekregen, maar wat is in Stockholm daarover afgesproken? Het is vreemd dat, als over dit soort zaken nog geen uitsluitsel is gege- ven, je wel praat over de organisatiestructuur.

Het is goed dat in Stockholm aandacht is gegeven aan het vraagstuk rondom mond- en klauwzeer. Dit is ook een vraagstuk van Europese allure aan het worden. De inhoud van de verklaring is mager: de bekende retoriek dat men vastbesloten is, enz., enz. Ik vind het vreemd dat derde landen wordt gewezen op het voorzorgbeginsel. Als wij dat zouden toepassen, zouden zij niet zo moeilijk moeten doen met importverboden, en dergelijke. Ik vind dit een merkwaardig verwijt. Het voorzorgbeginsel wordt in Europa om economische redenen wel met voeten getreden. Wij enten niet. Ik sluit mij op dit punt aan bij wat collega Verhagen zei. Ik blijf pleiten voor preventief enten.

Er is nog een specifiek punt. Eerder in de Kamer hebben wij in overleg met minister Brinkhorst een pleidooi gehouden om noodvaccinaties in risicogebieden zo te organiseren dat de dieren na verloop van tijd niet worden geruimd en in leven kunnen blijven. Ze zijn dan echter niet meer bestemd voor de export. Ook een paar andere fracties bepleitten dit. Dat werd toen afgewezen, maar ik lees nu in de krant dat dit in Engeland wel gebeurt. Waarom mag dit in Engeland wel? En waarom wil men dit in Nederland niet? Wil de minister-president dit punt morgen in het kabinet meenemen? In dit debat wil ik deze wens van onze fractie nadrukkelijk op tafel leggen. Als er ergens een goede reden bestaat om dieren niet te doden, moet die worden benut.

Ik moet concluderen dat de tekst van de voorzittersconclusie over het Midden-Oosten pijnlijk is voor minister Van Aartsen. Ik herinner eraan dat verleden week in de geannoteerde agenda stond "eerst zal de Palestijnse leider Arafat van zijn kant een zichtbare inspanning moeten leveren, het geweld te willen indammen". Wat zijn inmiddels de feiten? Wij hebben schokkende verhalen gehoord over de moord in Hebron, begin deze week, en de toenemende terreur daarna. Kortom, Arafat laat het tegendeel zien van wat Nederland verleden week aan wensen op papier zette. De voorzittersconclusies zijn eenzijdig. Het is vooral een steunbetuiging aan de Palestijnse autoriteiten en de bevolking onder het motto "help Arafat de lente door". De rest van de wereld wordt gevraagd om vooral financiële steun te geven. Ik vind dat alles bij elkaar een zeer te betreuren eenzijdigheid en ik nodig de minister van Buitenlandse Zaken uit om dit beeld te corrigeren, in elk geval vanuit Nederland. Dit is mogelijk door nadrukkelijk te veroordelen wat in Hebron en later elders in Israël deze week is gebeurd. Wat mij betreft, is er ook begrip voor het VS-veto van afgelopen dinsdagavond in de Veiligheidsraad over de resolutie om een waarnemingsmissie naar de Palestijnse gebieden te sturen. Zo nodig vraag ik hierover een Kameruitspraak.

Ik heb waardering voor de verklaring over Macedonië, over de FYROM, maar ik had het wel chique gevonden als er ook iets in had gestaan over het werk van de Hoge commissaris voor de nationale minderheden, de heer Van der Stoel. Wat heeft de Europese Unie precies beloofd aan de regering van Macedonië, zo vraag ik de minister van Buitenlandse Zaken. Zit er ook een element in van het beloven van een veiligheidsgarantie van Europese zijde of misschien van NAVO-zijde?

Ten slotte waardeer ik het dat er ook aandacht is gegeven aan het vraagstuk van de klimaatverandering, al had ik het wel aardig gevonden als gewoon man en paard waren genoemd, te weten de negatieve opstelling van president Bush tegenover het Kyoto-protocol. Weten wij nu eigenlijk wel precies welke posities de Amerikaanse regering of president Bush heeft ingenomen? Misschien moet ik deze vraag aan de staatssecretaris stellen, want hij was de leider van de Nederlandse delegatie bij de conferentie in Den Haag. Wat is de officiële positie van de VS? Het is duidelijk dat men daar geen wettelijke maatregelen wil om de reductieverplichtingen aan (energie)bedrijven op te leggen. Dat doen wij echter ook niet, want wij werken met convenanten en allerlei andere instrumenten. Ook wij werken niet met wettelijke maatregelen. Als je die voorstelt, staat het hele bedrijfsleven op zijn achterste benen. Kortom, op dit punt heb ik graag duidelijkheid over de precieze positie van de Amerikanen en dus ook over hetgeen hun eventueel verweten kan worden.

De heer Weisglas (VVD):

Mevrouw de voorzitter! In het algemeen overleg dat vorige week voorafgaand aan de Europese Raad van Stockholm is gehouden, heb ik gezegd dat dergelijke routine-Europese Raden vaak ontaarden in een bureaucratische papieren rompslomp, waarbij allerlei verwachtingen worden gewekt die vaak niet kunnen worden waargemaakt. Dat is niet goed voor Europa. In mijn ogen is dit helaas uitgekomen, al voeg ik eraan toe dat een bescheiden resultaat van een dergelijke Europese Raad vanuit ons gezichtspunt zeker niet alleen ongunstig is.

In Stockholm lagen 28 dikke documenten op tafel. Ze worden allemaal genoemd in de conclusies. Ik durf de minister-president te tarten door te zeggen dat ik denk dat hij die 28 documenten niet allemaal heeft gelezen. Ik durf hem nog iets verder te tarten door te zeggen dat ik denk dat ook zijn ambtenaren die 28 dikke documenten niet allemaal helemaal hebben gelezen. Ik voeg eraan toe dat ik ze zelf ook niet heb gelezen!

Hoofddoel van de bijeenkomst in Stockholm was een herbevestiging van de conclusies van de top van Lissabon, met als inzet om van de Europese Unie de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken. Dat moet gebeuren door middel van een groot aantal maatregelen, variërend van de harmonisatie van kinderopvangregelingen tot de – belangrijke – liberalisering van energiemarkten. Die herbevestiging is er gekomen, maar ik vraag mij wel af of de wereld werkelijk zit te wachten op de Stockholm-impuls op de Lissabon-strategie. Volgend jaar krijgen wij dan – welk land is er dan voorzitter? – de vraagteken-impuls op de Stockholm-impuls op de Lissabon-strategie. En zo worden de spreektijden hier steeds langer.

Dan de theorie. In het weekend spreken de regeringsleiders in Stockholm met elkaar af dat het percentage van mensen die boven de leeftijd van 55 jaar zouden moeten werken, in 2010 tot 50 verhoogd moet worden. Dat is prima. Maar dan de praktijk. Afgelopen maandag ging in een belangrijk EU-land, namelijk Frankrijk, het personeel van het openbaar vervoer in staking voor een pensioenleeftijd van 55 jaar. Is dat geen voorbeeld, uit vele, van het enorme verschil tussen theorie en praktijk, waar het gaat om alle mooie plannen van Lissabon en Stockholm?

Helaas, zo voeg ik eraan toe, is op verschillende punten die voor Nederland in onze ogen nu juist wel belangrijk zijn, geen vooruitgang geboekt. Dat geldt voor de belangrijke liberalisering van de energiemarkt, ten gevolge van Franse tegenwerking, alsmede voor de vrijmaking van de postmarkt. Beide zeer belangrijke doelstellingen worden nagestreefd door de Nederlandse commissaris Bolkestein. Hoe kan worden voorkomen dat Frankrijk op onder andere de Nederlandse markt gebruik kan blijven maken van zijn monopoliepositie? Ook is het helaas niet gelukt om te komen tot één intern Europees luchtruim, nota bene ten gevolge van een langslepend conflict tussen Spanje en het Verenigd Koninkrijk over Gibraltar. Dat zou toch niet mogen voorkomen.

Het is positief dat Nederland erin is geslaagd om de financiering van de pensioenen in de EU-lidstaten onderdeel te maken van het stabiliteits- en groeipact. Hiermee is terecht vastgelegd dat de kosten van de vergrijzing geen reden mogen zijn om de staatsschuld en het begro- tingstekort boven de afgesproken waarden te laten oplopen. Wat zijn hier de verder te nemen concrete stappen op basis van de afspraken die in Stockholm zijn gemaakt? Wat is er waar van geluiden dat sommige landen in de Europese Unie op basis van Stockholm hun vergrijzingskosten uit onder meer de structuurfondsen zouden willen laten finan- cieren? Dat is niet de bedoeling.

De heer Balkenende (CDA):

Die laatste opmerking zou ik graag onderschrijven. Het onzorgvuldige beleid van bepaalde landen moet niet door andere landen worden opgelost. De heer Weisglas zei daarnet dat wij ervoor moeten oppassen dat de financiering van de pensioenen leidt tot een overschrijding van de vastgestelde normen. De norm voor de staatsschuld is 60% van het binnenlands product. Wil de heer Weisglas vasthouden aan dat percentage of is een aanscherping van het Stabiliteitspact nodig, bijvoorbeeld een norm van 0% in 2020? Dan hebben wij echt iets gedaan om het probleem dat bijvoorbeeld in Frankrijk speelt ten aanzien van de pensioenen, te ondervangen.

De heer Weisglas (VVD):

Ik heb goed geluisterd naar de belangrijke suggestie van de heer Balkenende. Met hem ben ik benieuwd naar de reactie van de regering. Wij vinden het een goede suggestie.

Het is ook positief dat in het kader van het zogenaamde Lamfalussy-rapport over de regulering van de Europese effectenmarkten afspraken zijn gemaakt over de liberalisering van de Europese kapitaalmarkt. Wil de regering duidelijk uiteenzetten hoe hier de betrokkenheid van Commissie, Raad en Parlement gewaarborgd is?

Een top als die in Stockholm werpt zich, vaak terecht, ook op een aantal actuele onderwerpen. Deze keer gold het in de eerste plaats de grote agrarische problemen, met name de gigantische problemen rond mond- en klauwzeer. In tegenstelling tot mijn collega Verhagen vind ik het goed dat de minister-president in Stockholm niet echt heeft doorgedrukt op het punt van afspraken over Europese preventieve vaccinatie, niet omdat wij die afspraken niet willen, integendeel, wij willen die afspraken juist heel graag, maar omdat het maken van een dergelijke afspraak niet haalbaar was. Het doorduwen van de Nederlandse premier zou in onze ogen eerder averechts hebben gewerkt. Ik voeg daaraan toe dat het ook in onze ogen enorm van belang is om te blijven werken aan het komen tot Europese preventieve vaccinatie. Ik weet dat dit ook uitgebreid besproken wordt in de verschillende AO's met minister Brinkhorst, maar mijn vraag is ook op welke wijze de regering zich daarvoor in Europa blijft inzetten.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ken de heer Weisglas als een verstandig man, maar nu ontgaat mij de logica als hij een Europese oplossing dichterbij ziet komen als premier Kok zich er niet mee bemoeit. De Europese top had immers een aanzet kunnen geven om de landbouwministers en het veterinair comité tot daadwerkelijke actie te bewegen. Nu wij hier met een van de grootste crises in de landbouwsector te maken hebben, vind ik het een gemiste kans dat juist op dit terrein een top niet verder komt dan alleen het uitspreken van solidariteit. Dank je de koekkoek! Wat hebben de boeren daaraan?

De heer Weisglas (VVD):

Ik vind het een karikatuur van mijn betoog als de heer Verhagen zegt dat ik zou vinden dat het voor de oplossing van dit belangrijke probleem van mond- en klauwzeer juist goed is als de minister-president zich er niet mee bemoeit. Dat is natuurlijk onzin. Het heeft wel te maken met onze algemene opvatting over Europese raden; ik dacht dat dat ook de opvatting van de heer Verhagen was. Je moet je steeds weer afvragen of het de goede weg is om op een Europese Raad de oplossing van bepaalde moeilijke problemen proberen door te drukken die spelen in een vakraad en daar nog niet tot een oplossing zijn gekomen. Als je van tevoren weet dat dit zal lukken, dan is dat prima. Bij het nu aan de orde zijnde onderwerp is dat echter ongelooflijk moeilijk, gelet op de stand van zaken in Europa. Engeland, het land dat zelf getroffen is door mond- en klauwzeer, is of was immers zelf zeer terughoudend ten aanzien van vaccinatie. Als je in Stockholm zou hebben doorgedrukt, dan zou dat eerder averechts hebben gewerkt. Dat is mijn mening tegenover die van de heer Verhagen. Wat hij nu ook gaat vragen, kan ik waarschijnlijk niet beantwoorden. Maar ik zal dat toch proberen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik betreur het dat u in dit geval niet van mening bent dat de top knopen had moeten doorhakken. Ik betreur het dat u niet van mening bent dat de minister-president juist ook vanwege de discussie in het Verenigd Koninkrijk had moeten proberen de discussie in Europa vlot te trekken. Het standpunt van het Verenigd Koninkrijk komt namelijk ook niet uit de lucht vallen. De tekenen dat er beweging was in dat standpunt over het vaccinatiebeleid, waren er al voor de top in Stockholm. Juist daarom had dit op die top wel degelijk moeten worden besproken.

De heer Weisglas (VVD):

Het is zeer onterecht dat u de VVD-fractie nu in de hoek probeert te zetten, dat zij niet voldoende aandacht zou hebben voor oplossingen van de gigantische problemen op het gebied van mond- en klauwzeer. Dat doet geen recht aan de inzet van met name mijn collega Oplaat in de Tweede Kamer en ook niet aan de inzet van onder anderen vice-premier Jorritsma, naast de inzet van de minister-president en de minister van LNV, in het kabinet. Ik ben van mening dat de top van Stockholm als middel, als moment, niet effectief was geweest; ik ben het in dezen eens met de minister-president. Het gaat dus om de keuze van mijn fractie voor de middelen en de momenten die je wilt inzetten om tot een oplossing te komen. Maar wij staan net zo hard als u, mijnheer Verhagen, voor het belang van Nederlandse boeren als het gaat om het oplossen van de gigantische problemen die zij hebben. Ik weiger om hier door u op deze makkelijke manier in een bepaalde hoek te worden gezet.

De heer Verhagen (CDA):

Integendeel. Juist omdat u ook van mening bent dat er een oplossing moet komen, betreur ik uw opstelling ten aanzien van de top ten zeerste.

De heer Weisglas (VVD):

Als dit wordt uitgezonden op de televisie, dan hoop ik dat uw laatste zin ook wordt uitgezonden. Dan zullen de Nederlandse kijkers zien hoe u hier op een goedkope manier partijpolitiek staat te bedrijven!

De heer Verhagen (CDA):

Er is er maar één die dat doet en dat bent u. Ik vraag gewoon aan de minister-president waarom hij niet conform de afspraken die wij gemaakt hebben ter voorbereiding van deze top, preventief vaccineren aan de orde heeft gesteld. Dat is ook mijn recht. Het is aan u om te bepalen of u dat wel of geen goede oplossing vindt. Er is er echter maar eentje die partijpolitiek aan het bedrijven is, en dat bent u, mijnheer Weisglas. Maar goed, gaat u daar rustig mee door. Zo herkennen wij u weer in uw oude rol.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Wat is er mooier dan iemand voor zichzelf te laten spreken en de kiezers te laten oordelen. Daar gaat het nu echter niet om. Het gaat nu om oplossingen voor de grote problemen waar ons land thans mee geconfronteerd wordt.

Ik maak nog een opmerking over het onderwerp mond- en klauwzeer. Het is bijna bizar dat met de vaccinatie van dieren in dierentuinen etc. gewacht zou moeten worden op de internationale organisatie voor dierziekten, de OIE in Parijs. Als ik goed geïnformeerd ben, komt de OIE pas op 17 april bijeen. Wil de regering, ook in Europees verband, alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat er al vandaag of morgen een oplossing gevonden kan worden voor de hoogst noodzakelijke vaccinatie van dieren in dierentuinen etc.?

Ik ga door met een aantal opmerkingen over de top van Stockholm. Het is gebruikelijk dat er op een Europese top een hoge buitenlandse bezoeker is. Deze keer was dat president Poetin van de Russische Federatie, met wie vooral afspraken zijn gemaakt over economische samenwerking. Terecht is op aandrang van onder meer Nederland ook met president Poetin gesproken over de mensenrechten in Tsjetsjenië. Het is goed dat dit de inzet van de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken is geweest. Uit de persberichten over de vergelijkingen die Poetin heeft gemaakt met datgene wat er in Macedonië gebeurt, blijkt volgens mij evenwel dat president Poetin toch wel wat makkelijk is weggekomen op dat punt. Ik vraag het commentaar van de minister van Buitenlandse Zaken op deze waarneming van mij. Ik voeg hier nog de vraag aan toe of tegenover president Poetin ook bezorgdheid is getoond over de levering van wapentechnologie en wapens aan Iran. De heer Verhagen heeft hier in het AO terecht aandacht voor gevraagd.

Verder was in Stockholm ook de president van Macedonië op bezoek. Met de heer Verhagen en anderen kunnen wij ons vinden in de conclusies die over de toestand in Macedonië getrokken zijn. Ik onderstreep dat wij het zeer positief vinden dat op dit punt sprake is van een goede samenwerking tussen de Europese Unie en de NAVO. Wij hebben vaak gesproken over de vraag hoe wij het Europese buitenlandse en veiligheidsbeleid moeten afstemmen op dat van de NAVO met, zoals bekend, voor ons het primaat bij de NAVO. De heer Solana van de EU en de heer Robertson van de NAVO zijn op dit punt goed samen opgetrokken en de zaak is ook goed voorbereid in de EU en de NAVO. Dat was dus een goed praktijkvoorbeeld. Het intrigeert mij evenwel waarom de minister van Buitenlandse Zaken zijn reis naar Chili heeft afgezegd in verband met de ontwikkelingen in Macedonië. Ik zeg er meteen bij dat het reisprogramma van de minister ons niet aangaat, maar het veronderstelt een crisissfeer in Macedonië. In onze ogen is die er gelukkig niet in die mate.

Het is positief dat op de top van Stockholm bezorgdheid is getoond over de negatieve Amerikaanse opstelling ten aanzien van het klimaatverdrag. Die opstelling van Amerika is inderdaad zorgelijk. Ik voeg daaraan toe, al is het misschien een beetje buiten de orde, dat datgene wat de Europese Unie over dit onderwerp aan president Bush heeft geschreven, gelukkig wat diplomatieker van toon is dan het epistel dat minister Herfkens een tijdje geleden aan de Amerikaanse regering schreef over het Amerikaanse abortusbeleid, al waren wij het inhoudelijk wel met haar eens.

Het is mij niet geheel duidelijk wat er is afgesproken over het Europese satellietsysteem Galileo. Minister Zalm was hier in de Ecofin-raad bijzonder kritisch over. Zowel financieel als politiek is het in onze ogen ongewenst om een doublure met het reeds bestaande VS-systeem in het leven te roepen, met name ten aanzien van militaire waarneming en niet particulier gefinancierde civiele systemen. Ik vraag de bewindslieden om daarop in te gaan.

Uit de conclusies blijkt dat er in Stockholm niet is gesproken over de uitbreiding van de Europese Unie. Moet dat belangrijke punt niet in iedere Europese Raad aan de orde komen, zodat de stand van zaken besproken kan worden en beoordeeld kan worden of er aan de belangrijke ijkpunten, de criteria van Kopenhagen, wordt vastgehouden? Waarom is er geen follow-up gegeven aan de uitwerking van de afspraken die tijdens de Europese Raad van Tampere over het asiel- en migratiebeleid zijn gemaakt?

In Stockholm is over het Midden-Oosten een korte verklaring aangenomen. Het is goed dat de Palestijnse Autoriteit wordt opgeroepen om doeltreffende maatregelen te nemen tegen corruptie en voor democratische transparantie. Toch vraag ik mij met mijn collega's Van Middelkoop en Verhagen af waarom Israël wel wordt opgeroepen om de blokkades, die uit een oogpunt van veiligheid zijn opgeworpen, in het Palestijns gebied op te heffen, terwijl Arafat niet wordt opgeroepen om het geweld te stoppen, waar hij direct verantwoordelijk voor is. Dat is niet evenwichtig en het staat haaks op wat ons werd voorgeschoteld in de geannoteerde agenda voor de Europese Raad van Stockholm. De VVD-fractie betreurt dat, ook in het licht van de huidige door Israël genomen, op zich begrijpelijke, tegenacties.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter! Ik heb met belangstelling geluisterd naar de discussie tussen mijn collega's Verhagen en Weisglas. Het blijkt dat niet iedereen in deze Kamer het lentegevoel al in zijn hoofd heeft. De discussie was af en toe wel wat semantisch. Ik denk niet dat er ook maar iemand in deze Kamer niet volstrekt doordrongen is van de ernst van de mond- en klauwzeercrisis en niet alles op alles wil zetten om de andere landen in Europa ervan te overtuigen dat er preventief geënt moet worden.

De inzet van de minister-president tijdens de top moest zijn – ik neem aan dat dit ook zijn ingezet is geweest – vorderingen te boeken op dit punt. Wij wisten echter al tevoren, gelet op het palet van standpunten in de Europese Unie, dat overeenstemming in Stockholm op dit punt volstrekt onbereikbaar zou zijn. Sterven in schoonheid was weinig effectief geweest en wellicht zelfs contraproductief. Welke meningen heeft de minister-president waargenomen in de Europese Raad? Zit er beweging in het denken hierover bij zijn collega's? Is er een kans dat meer collega's overtuigd kunnen worden van de dringende noodzaak van het op de helling zetting van het non-vaccinatiebeleid?

Het toeval wil dat vandaag en morgen de fractievoorzitters van alle sociaal-democratische partijen van de nationale parlementen van de Europese Unie een bezoek aan Den Haag brengen. Mijn fractie zal die gelegenheid benutten om haar collega's ervan te overtuigen dat een verandering van het beleid noodzakelijk is.

Ik sluit mij overigens aan bij de opmerking van collega Weisglas over het enten van dieren in dierentuinen. Dat daar zo moeilijk over wordt gedaan, is natuurlijk echt "van de knotse". Daar is werkelijk geen enkel economisch belang bij gediend.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ben dat volledig met de heer Timmermans eens. Maar waarom heeft men dat dan niet kunnen bespreken?

De heer Timmermans (PvdA):

Ik wil eerst graag het antwoord van de minister-president op dit punt horen. Zoals gezegd, wij konden van tevoren al zien wat zo'n beetje de meningen waren in de lidstaten van de Europese Unie. Als je weet dat de poging toch strandt, dan heeft het weinig zin om een mooi verhaal voor de bühne te houden. Dan kun je beter proberen, collega voor collega te overtuigen.

Een meer algemene vraag op dit punt luidt: waar is de Europese overheid? Waar is Prodi? Waarom horen wij Prodi nooit over dit onderwerp? Waarom draagt hij niet namens de hele Europese Commissie een duidelijk standpunt uit? Waarom is voor de Europese burger op dit punt de Europese overheid zo afwezig? Ik vraag dit, omdat het probleem klemt. Het probleem van de afstand tussen de Europese burger en de Europese overheid, zoals dat ook gisteren in de, overigens uitstekende, "Albert Heijn-speech" van de minister-president aan de orde is gekomen, is klemmend. Ik zie enkele collega's fronsen en zal het even uitleggen. De minister-president heeft gisteren in het kader van de opening van het Dr. Albert Heijn-gebouw van Nijenrode een toespraak gehouden, waarin hij over een aantal ideeën over Europa heeft ontvouwd. Hij is daarin met name ingegaan op het probleem van de groeiende afstand tussen de Europese overheid en haar burgers.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Voorzitter! Ik wil even terug naar het vorige punt. Wellicht kan de heer Timmermans dat als illustratie gebruiken voor de redenering die hij zojuist naar voren heeft gebracht. Hij heeft gesproken over de heer Prodi en hij heeft het bij herhaling gehad over "de Europese overheid". Dat taalgebruik is mij niet vertrouwd. Volgens mij bestaat deze term helemaal niet. Voorzover de term bestaat, bestaat hij ook in de Europese raden, de raden van ministers, enz. Voordat dit taalgebruik wordt geijkt, zou ik dat dus even willen weerspreken. Maar goed, dit even terzijde! Wat zou de heer Timmermans op dit punt eigenlijk van de heer Prodi verwachten? De Europese Commissie doet vrij bureaucratisch datgene wat de verordeningen kennelijk voorschrijven. Punt uit!

De heer Timmermans (PvdA):

Ook uit de reacties in Nederland komt naar voren dat er geen enkel vertrouwen is in de Europese overheid. Ik gebruik dat woord heel bewust, omdat het een wetgevende overheid is – die overigens nog zeer onvolkomen democratisch gecontroleerd wordt – die wetten uitvaardigt met een directe werking voor de Europese burgers. Daarmee is het voor mij een Europese overheid. Als je kijkt naar de reacties, ook in Nederland, op de gebeurtenissen rond mond- en klauwzeer, dan is het opvallend dat men al heel gauw roept dat Brussel niet deugt. Zelfs de verantwoordelijke Nederlandse politici zijn hier niet altijd wars van. Men heeft al snel een houding van "Brussel is niet van ons; daar zijn anderen met iets bezig en daar horen wij niet bij". Als dat de sfeer is, terwijl het een overheid is die regels uitvaardigt en handhaaft die rechtstreeks het leven bepalen van de Nederlandse burgers, dan hebben wij naar mijn mening een probleem. Dan zit er veel te veel licht tussen de Nederlandse burger, de Europese burger en de Europese overheid. De MKZ-crisis is een te betreuren illustratie hiervan. Dat moet een groot punt van aandacht zijn in de post-Nice-agenda.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Ik kan de heer Timmermans bijvallen in zijn politieke analyse. Ik heb eerder deze week in een debatje met minister Brinkhorst gezegd dat het wel lijkt alsof Nederland veterinair bezet gebied is vanuit Brussel. Dat was mijn manier om aan te geven dat er een grote afstand bestaat tussen Brussel en het besef van de Nederlandse burgers, terwijl wij natuurlijk Europa zijn. Maar goed, dat weten de heer Timmermans en ik en dat is onze gemeenschappelijke zorg. Dat komen wij nog wel eens tegen als wij later praten over de toekomst van Europa. De heer Timmermans heeft echter geen antwoord gegeven op de vraag wat hij van de heer Prodi verwacht. Immers, als de heer Prodi met enig aplomb zou zeggen wat zijn Commissie de afgelopen dagen heeft gedaan, dan zijn de rapen nog gaarder dan ze nu al zijn bij de boeren in Nederland en andere landen.

De heer Timmermans (PvdA):

Maar dan is het wel duidelijk waar de Europese overheid voor staat. Wij horen nu commissaris Byrne, wij horen af en toe een minister iets zeggen, wij horen af en toe commissaris Fischler iets zeggen, maar de regie vanuit de Europese Commissie is niet duidelijk. Als er in Italië wat voor kleine politieke gebeurtenis dan ook heeft plaatsgevonden, staat Commissievoorzitter Prodi meteen klaar met verklaringen. Ik had van hem verwacht dat hij op dit punt, een onderwerp dat zoveel mensen in de Europese Unie raakt, wat duidelijker namens de hele Commissie gesproken zou hebben om ook aan te geven dat de Europese Commissie zeer serieus en intensief met deze zaak bezig is. Dat kan ertoe bijdragen dat de Europese burger de Europese overheid meer gaat zien als zijn overheid. Het feit dat dit op dit moment niet het geval is, is een zeer ernstig probleem voor de toekomst van Europa.

De heer Verhagen (CDA):

Zoals de heer Timmermans weet, is de Raad – in dit geval de top in Stockholm – het belangrijkste besluitvormende orgaan. Heeft die Raad in uw ogen bijgedragen aan het dichter bij de burger brengen van Europa? Heeft de top datgene gedaan wat u van de Commissievoorzitter vraagt?

De heer Timmermans (PvdA):

Nee, de top heeft dat niet gedaan. De top heeft laten zien dat er op dit punt nog grote verdeeldheid is tussen de lidstaten. Een vergadering van regeringsleiders uit die lidstaten, die het niet met elkaar eens zijn, zal nooit met een duidelijk en eensluidend standpunt kunnen komen; dat is duidelijk.

De heer Verhagen (CDA):

U hebt terecht opgemerkt dat ook wij Europa zijn; vindt u dat de Nederlandse regering op dit punt alles heeft gedaan wat nodig is om concreet invulling te geven aan de zojuist door u gememoreerde speech?

De heer Timmermans (PvdA):

Ik haal dat niet uit het verslag dat wij gekregen hebben.

De heer Verhagen (CDA):

Dan zijn wij het eens.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik ben zeer benieuwd naar de toelichting die de minister-president daar straks hopelijk op zal geven.

Concluderend op dit punt: het besef dat ook wij Brussel zijn, moet weer doordringen. Op punten zoals mond- en klauwzeer kan alleen Europa immers een oplossing bieden; alleen op Europees niveau getroffen maatregelen zullen een oplossing bieden. Iedere andere maatregel zal leiden tot verdwijning van de landbouwsector uit Nederland of tot een dusdanige versnippering dat een hele hoop economische actoren in Europa zeer grote schade lijden. Op dit punt moeten wij dus geen enkel misverstand laten bestaan en moet de overheid op alle niveaus, ook op het Europese niveau, haar verantwoordelijkheid nemen. In dit verband val ik de minister-president bij als hij in zijn Nijenrode-rede – ik zal niet te veel reclame voor de grutter maken – zegt dat post-Nice gaat over legitimiteit en democratie. Dat moet ook deze Kamer de komende tijd hoog op haar agenda hebben staan.

De heer Verhagen (CDA):

En dus was Stockholm een gemiste kans.

De heer Timmermans (PvdA):

Op dit punt is Stockholm een gemiste kans.

Aan de Lissabon-strategie, waar het in Stockholm eigenlijk allemaal om begonnen was, hadden wij niet veel woorden vuil hoeven te maken. Voor een groot deel is immers een pas op de plaats gemaakt. Een aantal dingen die hadden moeten gebeuren, zijn niet gebeurd. Dat is te betreuren, maar al met al wil ik er om twee, reeds door collega's gememoreerde redenen toch een positieve conclusie aan verbinden. Het Lamfalussy-rapport over de regelgeving inzake financiële markten zal, zeker wanneer straks ook de chartale euro is ingevoerd, een enorme impuls geven aan het transparanter maken en verbeteren van de werking van de financiële markten. Dat is positief. Ook de discussie over de houdbaarheid van pensioenstelsels acht ik zeer positief. Het is een zeer belangrijke stap dat dit door middel van integratie, stabiliteits- en convergentieprogramma's en het jaarlijks in kaart brengen van de begrotingsgevolgen in feite een integraal onderdeel is geworden van de Economische en Monetaire Unie. Dat is een belangrijke stap voorwaarts. De Nederlandse regering heeft er lang, volgens mij al vanaf Maastricht, voor gevochten om dit onderwerp op die manier ingepast te krijgen in de EMU. Dat is nu gelukt. Wij zijn er nog niet, want het zal moeten worden uitgewerkt, maar ik maak de regering op dit punt toch een compliment voor dit grote succes. Als ik aan de andere kant bekijk hoe de voorbereiding is gegaan, vraag ik mij af waar de Algemene Raad en de rol van die raad waren. Ik kan mij enerzijds voorstellen dat de Algemene Raad het heel erg druk had met buitenlandse politieke onderwerpen, want hij heeft zich goed geweerd als raad voor buitenlandse zaken. Als regisseur, voorbereider en wegbereider van de Europese Raad is de Algemene Raad echter volstrekt onzichtbaar geweest. Dat bevestigt de wens van mijn fractie dat er moet worden toegewerkt naar een echte Algemene Raad, los van de raad voor buitenlandse zaken. Wij zullen daar in de post-Nice-discussie op terugkomen.

Terecht heeft de Europese Raad steun toegezegd aan de regering van Macedonië bij het oplossen van de zeer urgente crisis in dat land, maar het probleem zal niet worden opgelost met geweld. Mijn collega Van Middelkoop verwees al naar het monnikenwerk, zo zou ik bijna zeggen, van Hoge Commissaris Van der Stoel in de afgelopen acht jaar in dit dreigende conflict. Ik moet zeggen, dat de Nederlandse regering altijd zeer tegemoetkomend is geweest in het verlenen van steun aan activiteiten van de Hoge Commissaris, maar dat kan helaas niet gezegd worden van alle landen van de Europese Unie. Men heeft dit dreigende conflict heel lang veronachtzaamd, onder het motto "wij hebben alle aandacht nodig voor de oorlog van vandaag, wij kunnen niet te veel kijken naar de oorlog van morgen". Ik refereer daaraan, omdat ik van oordeel ben, dat het conflict in Macedonië alleen kan worden opgelost met een zeer uitgebreide alomvattende langetermijnstrategie, die met name concrete stappen behelst voor de verbetering van de positie van de Albanese minderheid in Macedonië. Alleen met uitzicht op verbetering zullen wij kunnen voorkomen, dat de extreme elementen en het UCK steeds meer aantrekkingskracht zullen hebben op de Albanese bevolking, die tot nu toe bereid is geweest tot een vreedzame benadering. Ik steun wat dat betreft ook de opmerkingen die door de leider van DPA, de democratische partij van Albanese Macedoniërs, Xhaferi zijn gemaakt. Hij heeft gezegd: wij kunnen alleen maar toewerken naar een vreedzame oplossing als er uitzicht is op een verbetering van de positie van Albanezen. Uiteraard is Macedonië een soeverein land, maar je zou je kunnen afvragen, of een aanbod van goede diensten van buiten, wellicht gecombineerd door de Verenigde Staten en de Europese Unie, in deze kwestie niet nuttig zou kunnen zijn. Ik zou graag ook op dit punt de minister van Buitenlandse Zaken willen vragen wat zijn conclusies zijn naar aanleiding van zijn bezoek van, naar ik meen, gisteren aan Brussel. Positief is natuurlijk de intensieve samenwerking tussen Robertson en Solana. Dat is een novum. Ik heb nooit eerder in een andere crisis gezien dat de EU en de NAVO zo nauw met elkaar samenwerken. Laten wij dit als voorbeeld zien voor toekomstige optredens.

Voorzitter! Ik kom nu bij Rusland. President Poetin is langs geweest en er zijn mooie woorden gesproken over strategisch partnerschap. Mijn fractie steunt de invalshoek van het strategisch partnerschap, want dat is de enige wijze waarop op lange termijn de relatie met een belangrijk Europees land als Rusland kan worden ingekleed. Wij willen niet terug naar de koude oorlog. Sommige dinosaurussen als Cheney en Ramsfeld lijken daarop te zinspelen met hun harde taal en confronterende houding richting Rusland. Dat is niet de goede weg. Die weg leidt tot niets. Aan de andere kant zijn er twee mensen nodig om te dansen. Als de Europese Unie de afspraken nakomt, maar Rusland dat telkens niet doet, dan is er geen sprake van een echt strategisch partnerschap. Er is nu gezegd, dat er zorg is over de situatie is Tsjetsjenië, maar er is met geen woord meer gerept over de afspraken die zijn gemaakt over de oplossing van het conflict in Tsjetsjenië en over bijvoorbeeld de vervolging van oorlogsmisdadigers. Op dat punt komt Rusland zijn afspraken niet na. Als wij echt toe willen naar een strategisch partnerschap, dan moeten wij kunnen rekenen op nakoming van afspraken die worden gemaakt. Wij hebben daarbij ook zorg over het Russische optreden in landen als Georgië, Moldavië en Oekraïne. Ook dat zou onderwerp moeten zijn van discussie. Voorts hebben wij zorg over de wapenleveranties van Rusland aan Iran, die destabiliserend werken op het Midden-Oostenvredesproces, waarover ik nog een enkele opmerking wil maken, mevrouw de voorzitter.

Op dit moment zucht Israël onder Palestijns terrorisme. Een evenwichtige benadering is absoluut noodzakelijk, maar op het moment dat de bevolking niet het huis uit durft uit angst voor een bom op iedere hoek van de straat, kan niet worden verwacht dat een democratisch gekozen regering de handen vrij genoeg heeft om daadwerkelijk te onderhandelen. De inzet van de internationale gemeenschap zal moeten zijn, het geweld zo snel mogelijk te stoppen, anders zullen de onderhandelingen tot niets leiden. De conclusie die daarover op de Europese top is geformuleerd, stelt mij op dat punt teleur, zeker gelet op de inzet die de Nederlandse regering had gekozen. Ik wil graag een toelichting van de minister hoe dit zo is gekomen. De conclusie bevestigt eigenlijk een rolverdeling waarvan wij af moeten. In die rolverdeling doen de Amerikanen het onderhan- delingsproces en zijn zij voor de partijen volledig aanvaardbaar als bemiddelaar en stelt de Europese Unie zich op als een soort kassier voor de Palestijnse Autoriteit. Als wij echt naar een rol van de Europese Unie in dezen toe willen, dan moeten wij dit rolpatroon doorbreken.

Tot slot, voorzitter, een korte opmerking over het Kyoto-protocol. De achteloze wijze waarop de nieuwe Amerikaanse regering dit protocol in de prullenbak gooit, is betreurenswaardig. Dit schept mijns inziens ook een probleem in de transatlantische verhoudingen. Ik zou graag van de regering vernemen hoe wij kunnen proberen het Kyoto-proces te redden en ervoor te zorgen dat ook de Amerikanen zich gebonden voelen aan de noodzaak om stappen te ondernemen om een einde te maken aan de klimaatverandering.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik kan mij in grote lijnen vinden in het betoog van de heer Timmermans over het Midden-Oosten. Is hij van mening dat wij de financiële ondersteuning van de Palestijnse Autoriteit meer moeten gebruiken om druk uit te oefenen op Arafat opdat hij alles doet om een einde te maken aan het geweld en de vreselijke aanslagen?

De heer Timmermans (PvdA):

Ik vind dat er ook geen situatie mag ontstaan waarin de Palestijnse Autoriteit volledig wordt uitgesloten van financiering. Dat zou ook contraproductief werken, en escalerend in plaats van deëscalerend. Ik vind echter wel dat de Europese Unie president Arafat wat harder kan aanspreken op zijn verantwoordelijkheid voor de gewelddadigheden die nu in Israël plaatsvinden. Een hardere opstelling van de Europese Unie tegenover Arafat acht ik dus zeker op zijn plaats.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Mevrouw de voorzitter! Verwerd de Europese top tot een super circusnummer, zoals het Dagblad Trouw onlangs kopte? Een top met een wirwar van projecten met voor elke premier wat wils? Het heeft er wel iets van weg, gezien de veelheid van onderwerpen die ook dit keer in twee dagen aan snee kwamen. Het vergt van de regeringsleiders heel wat geestelijke acrobatiek en ook tactiek om er werkelijk iets van te maken en terugkerend in eigen land te laten zien dat er op het Europese vlak ook echt iets is bereikt. Voor het draagvlak voor Europa bij de inwoners van Europa is dit belangrijk. Met begrippen als "Stockholm" en "Stockholm-impuls aan de Lissabon-strategie" kom je er niet. Dergelijke begrippen zijn te abstract.

Er is natuurlijk wel iets bereikt, maar helaas zijn er slechts kleine stapjes gezet, want de weg naar de vooraanstaande competitieve kennismaatschappij van 2010 moet nog wel worden bereikt en dit gaat kennelijk niet snel.

Voorzitter! Het gesternte voor een draagvlak voor Europa bij de burgers is op dit moment bepaald niet gunstig. De mond- en klauwzeercrisis heeft alles op scherp gesteld. Wil de minister-president proberen te benoemen wat die crisis in Nederland doet voor de goodwill voor Europa?

Het was natuurlijk onvermijdelijk en noodzakelijk dat tijdens de top de dramatische situatie in de landbouwsector aan de orde kwam. Aan een zo ingrijpend en alle grenzen overstijgend probleem kon en mocht niet worden voorbijgegaan. De conclusies zijn terecht en daaraan kan niets worden toegevoegd, maar het drama dat de boeren ervaren, blijft daarin onderbelicht. Kan de minister-president aangeven hoe relevant Stockholm is geweest voor de aanpak van deze immense crisis in Europa?

D66 is tevreden dat het Nederland in ieder geval is gelukt, op korte termijn groen licht voor de noodvaccinaties te krijgen. Wij blijken nu ook een wegbereider te zijn voor premier Blair. Ik heb begrepen, dat het daar om andere, beschermende noodvaccinaties gaat. Is dat zo? Is er uitzicht dat beschermende noodvaccinaties ook elders kunnen worden toegepast?

Over het enten van dieren is al het een en ander gezegd. Ik sluit mij daarbij aan.

De voedselketen is evident van belang. De Europese voedselautoriteit kan wat ons betreft niet snel genoeg worden opgericht. Waarom duurt dat zo lang?

Ik ben er blij om en zwaai de regering er lof voor toe dat mede door toedoen van Nederland de vergrijzing daadwerkelijk op de Europese politieke agenda is geplaatst. Er zijn afspraken gemaakt over een open vergelijking van pensioenstelsels, gezondheidszorg en ouderenzorg. Nederland kan met zijn in hoge mate op kapitaaldekking geënt pensioenstelsel een belangrijke rol gaan spelen in Europa: peer pressure, benchmarking. Maar is dat de enige manier waarop coördinatie zal plaatsvinden of gebeurt er nog een onsje meer?

De heer Balkenende (CDA):

Kunt u dat toelichten? Waaraan denkt u?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik ben nog niet veel verder dan dat ik van de minister-president wil horen of men is blijven steken in het vergelijken van systemen of dat men ook heeft vastgesteld, dat men iets anders gaat doen als de verschillen te groot zijn. U hebt zelf een aantal punten genoemd waaraan dan kan worden gedacht. Ik wil nu van de minister-president weten of er meer aan de orde is geweest en of er afspraken zijn gemaakt.

De heer Balkenende (CDA):

Wij wachten het antwoord van de minister-president of een van de andere bewindslieden op dit punt graag af. U noemde de kapitaaldekking. Ik heb van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid begrepen, dat men in de lidstaten niet zit te wachten op voorschriften voor de specifieke invulling van bijvoorbeeld het pensioenstelsel. Je kunt natuurlijk wel op elkaar letten. Van groot belang wordt welke financiële afspraken er zijn. Die leggen een geweldige druk. In Nederland hebben wij kapitaaldekking en tegelijkertijd streven wij naar het wegwerken van de schuld. Andere landen hebben nauwelijks of geen kapitaaldekking en tegelijkertijd een geweldige druk op de begroting. Dat leidt volgens mij tot een scheefgroei in Europa. Ik had gedacht dat u daarover iets meer zou zeggen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik denk dat u de situatie iets vertekent. Wij hebben geen volledig stelsel van kapitaaldekking, het is ook gedeeltelijk een omslagstelsel. Bij de andere landen is er een ander evenwicht. Niemand zit te wachten op ingrepen in zijn pensioenstelsel, maar als de financiële situatie dramatisch verandert, moet er wel iets gebeuren. Daarvoor is nu een opening geboden. Mij is onvoldoende duidelijk of dat een reële opening is, met iets verdergaande maatregelen ten opzichte van de verschillende pensioenstelsels.

De goedkeuring van het verdrag over de versnelde integratie van de dienstensector is prima. Ik heb begrepen dat het Europees Parlement er wat minder positief over denkt. Is dat de regering bekend? Kan dat een kink in de kabel zijn? Het is jammer dat de liberalisering van de elektriciteits- en de gasmarkt is uitgesteld.

Het is bekend dat de ministers Van Aartsen en Zalm nogal negatief waren over het Galileo satellietnavigatieprogramma, een megaproject met vele haken en ogen, om financiële, maar ook om principiële politieke redenen, onder andere omdat militaire waarneming mogelijk zou worden. Is die negatieve houding na Stockholm wat afgenomen? Er lijken nu ook particuliere fondsen aangeboord te kunnen worden. Is er niet wat voor te zeggen om in dit opzicht iets minder afhankelijk van de Verenigde Staten te worden?

Het strategisch partnerschap met Rusland kreeg een verdere inkleuring door de aanwezigheid van president Poetin. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat president Poetin erin is geslaagd, binnen de kortste keren iedereen plat te krijgen. Er leken vooral economische waarden aan de orde te komen. De president ging in ieder geval met een aardige economische buit naar huis.

Maar nu de mensenrechten. Bleef de kritiek op de mensenrechtensituatie in Tsjetsjenië niet onderbelicht? En ik vraag dit nog vriendelijk, ik heb het idee dat die veel te onderbelicht bleef. Ook de president van Macedonië was er. De conclusies die ten aanzien van Macedonië zijn getrokken zijn goed, maar ik krijg graag een ooggetuigenverslag. Was het een wanhopige president? Of was het een president die zijn land nog bijeen leek te kunnen houden? Welke instrumenten ziet de Raad om de ontwikkeling in de richting van een multi-etnische maatschappij te steunen?

Tot slot het vredesproces in het Midden-Oosten. De afschuwelijke terroristische aanslagen van de laatste dagen en, na enige vertraging, de reactie van Israël geven aan dat de situatie in het Midden-Oosten ronduit explosief is. In de conclusies van het voorzitterschap staat nu nog dat de Unie onder meer in samenwerking met de VS zal zoeken naar wegen om het geweld te beëindigen en de onderhandelingen te hervatten. Hoe vanzelfsprekend is dit nog, nu de VS eergisteren – overigens zeer ongebruikelijk – het besluit van de Veiligheidsraad over het zenden van waarnemers heeft gevetood? Kunnen wij in dit opzicht van de VS nog veel verwachten? Kan Europa zelf op enigerlei wijze een bijdrage aan het vredesproces leveren? Europa kan zich toch niet beperken tot de rol van paymaster van de Palestijnen?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! De top in Stockholm was absoluut geen voorjaarstop. De top vond eerder onder grimmige winterse omstandigheden plaats. Mond- en klauwzeer hier en in andere Europese landen. De minister-president sprak over een nationale ramp. Verder is er sprake van een dreigende burgeroorlog in Macedonië en escaleert de situatie in het Midden-Oosten.

Met mijn collega Valk was ik het afgelopen weekend in Macedonië op uitnodiging van Pax Christi. Dit beoordeelt mijn perspectief op en oordeel over de top. Daar klonk nauwelijks iets over de top door, terwijl Macedonië ook in Europa ligt. Het enige waarover werd gesproken was een beeld dat sommigen op de tv hadden gezien: voetballende regeringsleiders. Dit was zeer vervreemdend en onbegrijpelijk voor de mensen aldaar. Is dit het gezicht van Europa in tijden van oplopende spanningen en crises? Is dit de Europese Raad die de bevoegdheid heeft op grote lijnen voor het buitenland een veiligheidsbeleid uit te zetten?

Zeker nu er in Amerika een regering aangetreden is die met de rug naar de mondiale samenleving lijkt te staan, is een bewustzijn van de Europa-top over haar uitstraling buiten de Unie een vereiste.

Wat was mijn indruk van Macedonië? Escalatie en polarisatie zijn gaande, radicalisering bij gematigden vindt plaats, waarmee de bevolking solidair is. Dit conflict kan militair niet gewonnen worden. Dat moet volgens mij de boodschap zijn. Afgelopen zondag waren wij in Tetovo en zagen vanaf de heuvels de huizen in vlammen opgaan. Dat zou de laatste militaire actie van de Macedonische regering zijn. Maar goed, vandaag kunnen wij lezen dat een laatste militaire offensief doorgaat. Dat betekent dat de situatie alleen maar erger wordt. Ik heb echter de indruk dat het nog niet te laat is. Een burgeroorlog is nog niet onafwendbaar, maar er zijn wel heel snel een paar stappen nodig. Is er met de president van Macedonië gesproken over terughoudendheid in het gebruik van geweld door de Macedonische regering? Is erover gesproken dat proportionaliteit in het gebruik van geweld van buitengewoon groot belang is? De eerste burgerslachtoffers en de eerste vluchtelingen betekenen een verdere solidarisering met de rebellen en een verzwakking van de positie van de gematigden. Het is van groot belang, alles op alles te zetten om tot een politieke dialoog te komen en een politiek momentum te creëren waardoor weer wordt gesproken over de problemen en er niet meer wordt geschoten. Daarom is het de vraag of internationale bemiddeling niet het geëigende middel kan zijn. De partijen zullen niet uit zichzelf rond de tafel gaan zitten om met elkaar te praten. Welke mogelijkheden ziet de Nederlandse regering hiervoor? Een niet-militaire internationale presentie is nu van buitengewoon groot belang. Dat geldt bijvoorbeeld voor de OVSE. Zijn daar mogelijkheden voor? Ten slotte de grensbewaking door KFOR. Wij hoorden dat er een tiental grensbewakers is voor een gebied van 40 kilometer lang. Dan is duidelijk dat wapens gemakkelijk over de grens gebracht kunnen worden. Ik ben van mening dat er op dit moment grote kansen zijn om aan conflictpreventie te doen, in die zin dat een burgeroorlog kan worden afgewend.

Er is gesproken met de heer Poetin. Bij de voorbereiding van de top zei de minister-president heel duidelijk dat hij niet voor een scheiding van economische en politieke onderwerpen is. Is de minister-president echt tevreden over het resultaat dat bereikt is in de gesprekken?

Het laatste buitenlandse thema dat ik zal bespreken, is het Midden-Oosten. De situatie dreigt daar absoluut uit de hand te lopen. Het blijkt dat de nieuwe regering van de Verenigde Staten er niet zoveel voor voelt om hier een belangrijke rol in te vervullen. Welke rol ziet de Europese Unie voor zichzelf? Op welke manier is de Europese Unie bereid, te investeren in het weer op gang brengen van het vredesproces? De verklaring van Stockholm geeft geen antwoord op deze dringende vraag.

Voorzitter! De top had eigenlijk de voortgang van het Lissabon-proces als doel. Veel voortgang is er niet geboekt. De pers was ook vrijwel unaniem van mening dat het eerste jaar van de tien om van de Unie de meest competitieve economie te maken, verloren is. Het verslag spreekt eufemistisch van "Stock- holm-impulsen voor Lissabon-pro- cessen". Welke andere eufemistische termen zullen er straks in Göteborg en later in Laken worden gebruikt?

De Fransen kiezen volgend jaar een nieuw parlement en een nieuwe president. Dus stokt de Europese ontwikkeling voor ruim één jaar. GroenLinks is er op zichzelf niet rouwig om dat liberaliseringsprocessen stokken. Wij willen, zoals bekend, dat het in Europa niet alleen bij markt en munt blijft, maar dat ook mens en milieu voorop staan. Maar hier een geliberaliseerde post en in Frankrijk een staatsmonopolie verhouden zich slecht met elkaar. Wat gebeurt er om toch iets te behouden wat op een level playing field lijkt?

Er is al op gewezen dat het tijdens de top ontbrak aan een gevoel voor urgentie in de aanpak van mond- en klauwzeer. En dat terwijl de minister-president verleden week in de Kamer heel ferm zei dat hij de discussie zeker zou voeren. In Stockholm tekenden wij uit zijn mond op dat de vaccinatiediscussie maar na de crisis gevoerd moet worden. Dat is echter voor niemand te begrijpen; op het moment dat er een crisis is, zeggen wij dat wij daar niet over praten, maar dat wij het daar pas later over hebben. Wat is een Eurotop nu eigenlijk? Een onderonsje met een balletje trappen of ook proberen om de grote kwesties die op dat moment van belang zijn voor de burgers, te voorzien van een antwoord?

Er is een punt dat mij zo langzamerhand echt heel hoog zit: het gebrek aan enige vooruitgang in de energieheffing en vooral het gebrek aan een serieus antwoord op de vraag waarom de minister-president geen vooruitgang boekt. Ik vraag top na top hoe het ermee zit en krijg volstrekt vage antwoorden. Ik heb ooit een motie ingediend bij de behandeling van het Verdrag van Amsterdam. Die motie is indertijd aangenomen. De minister-president noemde haar een ondersteuning van zijn beleid. Ik vraag mij af welk beleid hij bedoelt. Stockholm bood een kans voor open doel. Het is wel heel makkelijk om op het punt van het klimaat de oliedomme heer Bush te kapittelen, maar zelf niets te doen. De huidige EU-stand volgens het milieuagentschap is plus 8% in 2010, terwijl de Unie zich in Kyoto vastlegde op min 8% in 2010. Ik wil in dit debat een serieuze reactie van de minister-president. Misschien zegt hij dat hij hier niet aan wil beginnen, dat hij zich niet wil inzetten voor de uitvoering van de motie. Dan weet ik dat ik in tweede termijn een motie kan indienen waarin ik vraag om uitvoering van de eerdere motie. Ik verzoek de minister-president dringend om op de volgende top niet vrijblijvend de bal rond te spelen, maar om te scoren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter! Ik vervang mijn collega Van den Berg, die verhinderd is hier vandaag aanwezig te zijn.

Het Kamerdebat over de Europese raad in Lissabon ligt op de kop af een jaar achter ons. Wij spreken vandaag over de voortgang in de uitvoering van de afspraken die daar gemaakt zijn. Regeringsleiders hebben zich hier twee dagen over onderhouden in de Zweedse hoofdstad. In de conclusies van het voorzitterschap hebben zij met verbloemende woorden weten te verhullen dat er maar weinig werkelijk nieuwe stappen zijn gezet. Ik voeg daar onmiddellijk aan toe dat het van het onderwerp afhangt hoe wij dat waarderen. Op sommige terreinen hebben wij meer behoefte aan een goede uitvoering van reeds gemaakte afspraken dan aan nieuwe stappen die goed ogen, maar waar een daadwerkelijk goed Europees beleid niet mee gediend is.

Een onderwerp waarvoor in ieder geval wel voortvarendheid en alertheid geboden is, is de MKZ-crisis. Het gaat hier werkelijk om een ramp met buitengewoon ingrijpende gevolgen, zeker ook voor de betrokken boeren. De weerzin tegen het doden van gezonde dieren is groot. Juist omdat Europese en economische argumenten een belangrijke rol spelen in het nationale beleid om de ramp het hoofd te bieden, hoor ik graag uitgebreider van de minister-president een toelichting op de Europese discussie over dit onderwerp. Het is van belang dat helder doorkomt dat ook in Europese context alles op alles wordt gezet om het onnodig doden van dieren te voorkomen. De conclusie spreekt van effectieve samenwerking tussen de nationale autoriteiten. Hoe verhoudt zich dit tot de verschillende opstelling van een aantal landen, met name het Verenigd Koninkrijk? Na de raad hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Zo wordt in Engeland het melkvee geënt. Wat zijn de gevolgen daarvan voor de exportpositie van Engeland? Wat zijn de gevolgen van de verandering in het Engelse beleid voor de opstelling van de Nederlandse regering?

Mijn collega Van den Berg heeft in het debat over de top van Lissabon kritiek uitgeoefend op het feit dat op die top maar één dogma centraal stond: economische vooruitgang, groei en concurrentie. Dat komt ook weer terug op de bijeenkomst in Stockholm. Afgesproken is om binnen tien jaar de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden, die in staat is tot duurzame economische groei. Wij vinden dat het sociaal-ethische tegenwicht tegen het absoluut stellen van de groei meer aandacht moet krijgen. Ik noem een goed sociaal beleid, armoedebestrijding en milieubescherming. Deze doelen zijn niet ondergeschikt aan groei, maar moeten er juist nevengeschikt aan worden. Op welke wijze zijn deze noties besproken en wat is daarmee gedaan? Ook hoopt de Europese Raad op een economische groei op middellange termijn van ongeveer 3%. In hoeverre is dit te verwachten? De vergrijzing zal de komende tien jaar snel toenemen, maar wat zijn de gevolgen daarvan voor de groei? Heeft de Europese Raad zich al beraden op de macro-economische consequenties van de MKZ-crisis? In de conclusies worden deze verbanden althans niet gelegd. Conclusie 3 meldt veelbelovend dat kandidaat-lidstaten actief betrokken zullen worden bij de uitvoering van de Lissabon-doelstellingen, maar hoe vindt dat precies plaats? Wat het draagvlak voor pensioenstelsels betreft, rees bij ons de vraag of de regering tevreden is met de conclusies 32 en 33, of dat zij verwacht dat op de komende Raad te Göteborg nog knopen moeten worden doorgehakt. Bestaat de garantie dat ook de andere lidstaten voldoende middelen opzij leggen om de komende jaren de pensioenvoorzieningen draagbaar te houden?

De SGP-fractie is niet zo ontevreden over het feit dat in Stockholm weinig voortgang is gemaakt bij de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt. Frankrijk heeft zijn poot stijf gehouden, omdat volgens dit land liberalisering geen doel op zich is maar louter instrument. Bezien moet immers worden of publieke dienstverlening met liberalisering gediend is, zo is naar voren gebracht. Wij kunnen ons in die formulering heel goed vinden. Maar wat zijn nu precies de gevolgen van de opstelling van Frankrijk voor de openstelling van de markten? Van een "level playing field" kan immers geen sprake zijn zolang er uiteenlopende regels in de lidstaten zijn.

De SGP-fractie kan zich vinden in de doelstelling van de Raad om volledige werkgelegenheid te bereiken. Wij vragen ons echter af wat het nut is van, zoals conclusie 13 voorstelt, het aanleggen van een uniebrede gegevensbank waarin alle informatie staat over banen, CV's en studiemogelijkheden. Wordt niet te zeer de illusie hoog gehouden, dat sprake zou zijn van één Europese arbeidsmarkt? Die bestaat immers niet en die zouden wij ook niet moeten willen ontsluiten, laat staan daarin moeten willen investeren, gezien het feit dat de nadruk bij het goed bij elkaar komen van vraag en aanbod toch ligt op het regionale en nationale niveau. Zijn de Europese inspanningen op dit punt niet verkeerd gericht?

Wij waren, eerlijk gezegd, onaangenaam verrast door conclusie 44 over biotechnologie. Daarin wordt gemeld dat de Commissie en Raad zullen nagaan welke maatregelen nodig zullen zijn om het potentieel van biotechnologie ten volle te benutten en het concurrentievermogen van de Europese biotechnologiesector te versterken. In een bijzin wordt dan nog even gemeld dat een en ander dient te stroken met gemeenschappelijke fundamentele waarden en ethische principes. Ten eerste vraagt de SGP-fractie de regering wat wij moeten verstaan onder die waarden en principes en door wie die bepaald zijn. Ten tweede loopt deze conclusie, wat Nederland betreft, vooruit op de ethische en zakelijke bezinning die momenteel plaatsvindt in de commissie-Terlouw en in de tijdelijke commissie biotechnologie in dit huis. De conclusie zegt eigenlijk dat de ethische principes en waarden niet in de weg kunnen staan dat wij volop meedoen in de concurrentieslag die momenteel in de biotechnologiesector woedt. Dan lees ik toch een ander geluid in de toelichting van 16 maart op de agenda van Stockholm, waar wordt gesteld: "Nederland kan instemmen met de bespreking van biotechnologie. Op dit moment belemmert een onduidelijke houding tegenover biotechnologie de toepassing ervan. Om duidelijkheid te scheppen over de mogelijkheden en ethische kanten van biotechnologie moeten wij een richtinggevend politiek en maatschappelijk debat voeren." De enig mogelijke slotsom is dat de conclusie van de Europese Raad veel verder strekt dan de positie die Nederland vooraf wilde innemen. Deelt de regering die opvatting? De wens van Nederland om een verdere bezinning op gang te brengen sluit vooralsnog concurrentiebevorderende maatregelen toch uit? De SGP-fractie verzoekt de regering daarom dringend om voorzichtig te zijn met deze maatregelen en zich in te spannen om de conclusies in dit verband op te schorten. Ik hoor graag de reactie van de regering daarop.

De SGP-fractie deelt de kritiek op de eenzijdige pro-Palestijnse toonzetting van conclusie 63. Waarom zijn de veiligheidsbelangen van Israël buiten beeld gebleven? Waarom wordt geen woord gewijd aan het voortdurende geweld van Palestijnse zijde? Hoe is die balans zo verstoord en het evenwicht zo zoekgeraakt? Die vraag komt temeer bij ons op vanwege de evenwichtigheid die de minister van Buitenlandse Zaken hierin wilde betrachten, hetgeen wij altijd hebben gewaardeerd. Waarom is een dergelijke eenzijdigheid dan nu toch aan de orde, zo vraag ik in navolging van andere woordvoerders op dit punt.

Tot slot wil ik graag aandacht besteden aan het feit dat ook de Europese Raad goedkeuring heeft gehecht aan de verklaring over klimaatverandering. Dat is een buitengewoon belangrijk onderwerp, ook in het licht van de voortgezette COP-6-besprekingen. Ik sluit mij dan ook aan bij andere vragen over de reactie in de richting van de Verenigde Staten, waaruit steeds meer geluiden komen die tot bezorgdheid stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de Kamer voor haar inbreng naar aanleiding van het verslag over de Europese Raad. Ik zal proberen om zo goed mogelijk te reageren op een aantal hoofdzaken, daarbij rekening houdend met de taakverdeling met de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.

Ik begin met een enkele opmerking over de algemene uitkomsten van deze Raad. Het valt mij op dat datgene wat nodig is om gevolg te geven aan de afspraken in Lissabon, vrij weinig aandacht krijgt in de beeldvorming die rondom de Raad is ontstaan. Uitzondering vormen die dingen die er in positieve zin of negatieve zin uitspringen, zoals de pensioenen respectievelijk de liberalisering. De rest wordt in de berichtgeving en ook in de reactie van de Kamer zojuist als min of meer vanzelfsprekend aangenomen. Ik besef dat dit onaardig klinkt, maar zo bedoel ik het niet. Vorig jaar is nadrukkelijk de wens geformuleerd om in een periode van tien jaar innovatief, modern en up to date te zijn in alle opzichten, dus zowel economisch als sociaal en ecologisch. Daar is een pakket afspraken aan toegevoegd. Het gaat er nu om, de afspraken die gemaakt zijn, af te vinken. Aan de hand daarvan kunnen wij beoordelen of wij voldoende bij de les zijn, of de resultaten goed zijn of dat er nieuwe impulsen nodig zijn. Er moet bijvoorbeeld gestreefd worden naar een geïntegreerde benadering van alles wat met onderwijs, onderzoek, kennis en kennisontwikkeling te maken heeft. Het is van belang om dat systematisch te doen, zeker omdat de landen in de omgeving van Europa een wat ongunstiger economisch beeld laten zien. Dat heeft vanmorgen echter nauwelijks aandacht gekregen. Wij kunnen evenwel vaststellen dat de fundamenten onder de Europese economie goed en gezond zijn. In het licht van het gegeven van onze internationale omgeving moeten wij op een aantal punten echter ambitieuzer zijn dan besloten ligt in de optelsom van besluiten en ontwikkelingen. Ik vind dat de top van Stockholm in die zin een aantal positieve resultaten heeft opgeleverd. Er zijn mensen, ook in de Kamer, die zeggen dat het wat routinematig aandoende voorjaarssessies van de Europese Raad worden. Als wij het evenwel zouden overlaten aan hetgeen in de deelraden geschiedt, en wij niet al te serieus zouden doorgaan met benchmarking en peer pressure, dan zouden de intenties en ambities die vorig jaar in Lissabon zijn geformuleerd, op onderdelen snel gaan vervliegen. Volgens mij moeten wij dat tegengaan.

Voorzitter! Ik kom op een aantal specifieke opmerkingen van de Kamer. Ik vind het zelf ook heel jammer dat op het punt van de liberalisering niet voldoende ver kon worden gekomen. Met name de Franse regering heeft er grote moeite mee om zich nu vast te leggen op data. Ik vind liberalisering van markten, dus ook energiemarkten, een belangrijk instrument. Bij die liberalisering van markten moet ieder van de nationale overheden – dat geldt ook voor de Europese overheid, als ik dat woord althans mag gebruiken – zorgen voor een goede toepassing van de regels en het goed tot hun recht laten komen van de publieke belangen. Die moeten namelijk ook op die geliberaliseerde markten gewaarborgd zijn. Er is vorige week een uitgebreide discussie in de Europese Raad geweest, met name op zaterdagochtend. Toen bleek namelijk dat Frankrijk op een aantal punten minder ver wilde gaan dan in de conceptconclusies door het voorzitterschap was aangegeven. Die heftige discussie spitste zich toe op de vraag op welke wijze, als wij ons nog niet kunnen vastleggen op bepaalde data, voorkomen kan worden dat ondernemingen die in de luwte van de eigen nationale bescherming kunnen opereren, een bevoorrechte positie verwerven op markten in landen waar wel reeds liberalisering heeft plaatsgevonden. Gelijke behandeling moet worden gewaarborgd. In de conclusies is dan ook met nadruk de opdracht aan de Commissie opgenomen om toe te zien op een juiste en volledige toepassing van de artikelen van het verdrag, met name artikel 85, en om onterechte bevoordeling te voorkomen. Dit wordt geen eenvoudig werkstuk voor de Commissie, ook al is het toezien op de naleving en juiste toepassing van de regels haar dagelijkse werk. De commissarissen en de diensten die voor hen werken, zijn hiervoor ook geëquipeerd. Echter, uit de formulering van de Europese Raad kan expliciet worden afgeleid dat dit naar de mening van de leden ervan buitengewoon belangrijk is. Met respectering van de eigen autonomie en nationale verantwoordelijkheid en het gegeven dat er op een bepaald vlak nog niet verder wordt gekomen, wordt de Commissie dus opgedragen om erop toe te zien dat er geen sprake is van een onevenwichtige ontwikkeling. Ik neem aan dat de Commissie naar aanleiding van de opdracht daarover zal rapporteren, zodat daarover nader gesproken kan worden.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Deze nadere toelichting stelt mij enigszins gerust. Tegelijkertijd laat de minister-president open dat er wellicht problemen ontstaan. Acht hij het op basis van de gekozen constructie en de expliciete wil van de Raad, denkbaar dat de beschikbare instrumenten van de Commissie afdoende zijn om concurrentievervalsing te voorkomen?

Minister Kok:

Ja, ik ga ervan uit dat de Commissie op basis van een consequente en juiste toepassing van het verdrag over die instrumenten beschikt. In de discussie in de Europese Raad bleek wel dat er dringend behoefte is aan een meer precieze voortgangsrapportage, zodat de toch wel bestaande vrees, die ik deel, wordt weggenomen.

Voorzitter! KokEnkele afgevaardigden zijn ingegaan op Galileo. De verwijzing naar de conclusies van de raden van Keulen en Nice geeft aan dat de eerder door de Europese Raad geformuleerde uitgangspunten terzake nog voluit gelden. De doelstellingen zullen nog nader moeten worden gepreciseerd. Ook de afspraken over de financiële onderbouwing en de hardheid daarvan blijven gelden. De Commissievoorzitter heeft aan het begin van de bijeenkomst iets gezegd over de bereidheid van private partijen om 200 mln. euro in de ontwikkelingskosten ervan te steken. Dat is interessant, maar lang niet voldoende om een overtuigend antwoord te kunnen geven op de vraag of er sprake is van een goede financieel-economische basis. Het gaat om groot geld en de risico's zijn, als de financiën niet goed zijn geregeld, groot. In de conclusies van Nice en Keulen zijn afspraken opgenomen over het nader inzichtelijk maken van de doelstellingen, die dus niet bij implicatie op een of andere wijze zijn aanvaard. Ik denk dat staatssecretaris Benschop op een aantal punten met betrekking tot specifieke onderdelen van de besluiten kan ingaan. Ik noem bijvoorbeeld het punt van de financiële markten en de betrokkenheid van de Raad en de Commissie daarbij.

Ik wil wel iets zeggen over biotechnologie, een onderwerp dat mij in toenemende mate aan het hart gaat en zeer boeit. Ik meen dat Nederland en Europa op dat gebied mooie kansen kunnen ontwikkelen en benutten en ben tegelijkertijd zeer overtuigd van de wenselijkheid om dat te doen in evenwicht, in afweging ten opzichte van de risico's en de ethische normen en waarden die daarbij gelden. Er is in Nederland op basis van de kabinetsnota over dit onderwerp een project opgezet, dat wordt geleid door de heer Terlouw. Hij is voorzitter van een discussieproject waarbij sprake is van een brede maatschappelijke participatie. Op grond daarvan kan tot nadere politieke inzichten en besluitvorming worden gekomen. Het kabinet stelt zich dus open voor nieuwe inzichten die bovenop de kabinetsnota uit dat maatschappelijke debat naar voren kunnen komen.

Wij zijn van mening dat iets soortgelijks ook in Europa moet worden gedaan. Dat gaan wij nu ook doen op basis van dit besluit. De heer Van der Staaij heeft opgemerkt dat vooral wordt gesproken over de wenselijkheid om die kansen te grijpen en dat slechts in een bijzin wordt gesteld dat daarbij moet worden gekeken naar de ethische principes. Die aanvullende zin staat er niet voor niets. Die conclusie moet ook echt als een geheel worden gezien. De Commissie is nu uitgenodigd om op dit terrein met nadere rapportages en studies te komen. De winst van Stockholm op dit punt is nu juist dat wij het feit dat wij met dilemma's te maken hebben, met twee kanten van de medaille die om een heel zorgvuldige afweging vragen, op het Europese vlak hebben geplaatst. Dat hebben wij niet gedaan om er zelf als land van af te zijn. Wij hebben immers onze eigen positie daarin, onze eigen opvattingen daarover. Het zal nog moeten blijken hoe die zich verder ontwikkelen. Het is echter een onderwerp dat op de bredere, Europese schaal moet worden bezien.

Mevrouw de voorzitter! De heer Verhagen vond het negatief dat niet de kans is benut om over de euro te spreken. Hij verwees daarbij naar het algemeen overleg. Ik wil erop wijzen dat de euro niet als onderwerp aan de orde is geweest. In de ontwerpconclusies vanuit het voorzitterschap komen soms puntjes naar boven waarover de besluitvorming al in de voorbereidende werkzaamheden van vakraden tot stand is gekomen. Als wij naar aanleiding van die conceptconclusies zouden hebben gezegd dat Nederland het anders wil, dan weet ik heel zeker dat wij daar geen handen voor op elkaar hadden gekregen. Maar het is als zodanig ook geen door het voorzitterschap mogelijk gemaakt gespreksonderwerp geweest.

In de langwerpige conclusies van het voorzitterschap worden vaak onderwerpen teruggevonden die in al het onderliggende materiaal aan de orde zijn geweest. De heer Weisglas heeft mij de gewetensvraag gesteld of ik alle 28 dikke onderliggende documenten goed gelezen had. Ik had er uiteraard even moeite mee om mij voor te bereiden op het antwoord op deze vraag, totdat hij zelf toegaf dat hij het ook niet had gedaan. Dat maakt het leven een stuk eenvoudiger. Ik kan wel zeggen dat de medewerkers van de verschillende departementen ons in hun advisering er steeds van verzekerd hebben dat zij ze wel hebben gelezen. Misschien heeft niet iedere medewerker alle stukken gelezen.

Voorzitter! De meeste afgevaardigden hebben opmerkingen gemaakt over de pensioenen. Ik wil, ook naar aanleiding van de nadere vragen die de heer Balkenende daarover stelde, nog een enkele opmerking daarover maken. Er is op dit onderwerp echt voortgang geboekt ten opzichte van het eerder in de verschillende vakraden besprokene. Dat geldt dus ook voor de sociale raad, waar de heer Balkenende naar verwees. Er is voortgang geboekt, omdat nu ook met zoveel woorden in de conclusies is opgenomen dat bij de jaarlijkse bespreking van het Stabiliteitspact de vraag aan de orde zal komen of de pensioenregelingen, de financiering van de oudedagvoorzieningen, voldoende deugdelijk zijn. Er zal worden gekeken of die financiering voldoende in lijn is met datgene waar de lidstaten zich krachtens dat Stabiliteitspact aan moeten houden om er, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, toe bij te dragen dat de budgettaire politiek op de korte, middellange en lange termijn ook bijdraagt tot de waarde van onze gezamenlijke munt en tot de stabiliteit van het financieel-economisch beleid. Dat gebeurt steeds vanuit het gegeven dat landen een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de gemaakte politieke keuzes. Dat kan dus ook gelden voor de wijze waarop oudedagsvoorzieningen zijn geregeld. Sommige oudedagsvoorzieningen zijn van overheidswege geregeld, andere zijn van aanvullende aard en zijn op ondernemingsniveau, op het niveau van de bedrijfstak of anderszins het onderwerp van onderhandelingen tussen sociale partners geweest. Het is niet de bedoeling dat Europa zich daar als een soort bovenmeester mee gaat bemoeien en zegt hoe het in ieder land allemaal moet zijn geregeld. Nee, bij de beoordeling van het financieel-economisch beleid en de deugdelijkheid, degelijkheid en soliditeit daarvan zal er vanaf nu zeer systematisch niet alleen in de landen afzonderlijk, maar ook met elkaar in het Europese verband op moeten worden toegezien of er voldoende rekening is gehouden met verplichtingen op de middellange en lange termijn. Ik ga ervan uit dat degenen die de eerste verantwoordelijkheid dragen voor dat Stabiliteitspact en voor de wijze waarop daar in het vervolg mee wordt omgegaan – dat zijn dus in het bijzonder de ministers van Financiën – zich samen met de Europese Commissie de vraag zullen stellen hoe deze conclusie van Stockholm, die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is, in het praktisch werken van de Ecofin-raad wordt verankerd, samen met de bijdrage die de Europese Commissie op dat punt levert.

Ik heb ergens in een krant gelezen dat niet bij name genoemde deskundigen in de marge van de bijeenkomst in Stockholm hebben gezegd dat er een geweldig addertje onder het gras zit: lidstaten die niet helemaal aan de deugdelijkheid van de pensioenfinanciering voldoen, zouden een beroep kunnen doen op de structuur- en cohesiefondsen met het oog op het feit dat zij zulke meerjarige verplichtingen zijn aangegaan en daardoor in financiële problemen komen. Enkele woordvoerders hebben daar vanochtend naar verwezen; vandaar dat ik erop reageer, want normaal heb ik niet de neiging om uitspraken van anoniem gebleven waarnemers in de marge van de bijeenkomst in Stockholm van commentaar te voorzien. Omdat een enkeling daarnaar verwezen heeft, wil ik echter wel zeggen dat dit klinkklare onzin is. Ik zou degenen die dit hebben verspreid, ook als dat hoge diplomaten zijn, dus graag persoonlijk willen ontmoeten om nader kennis met hen te maken.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb geen vraag op dit punt, hoewel dit een belangrijke opmerking van de minister-president is. Ik keer terug naar het Stabiliteitspact. Ik ben het met de minister-president eens dat het winst is dat in het kader van de rapportage nu wordt bekeken hoe de financiering van de pensioenen zich verhoudt ten opzichte van de afspraken in het Stabiliteitspact. Er doet zich in Europa echter de merkwaardige situatie voor dat sommige landen, zoals Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, voor een behoorlijk deel gebruikmaken van kapitaaldekking, terwijl andere landen een omslagstelsel kennen. Dat betekent dat de overheidsbegrotingen van landen die voornamelijk van omslag gebruikmaken, veel sterker zullen worden belast dan de begrotingen van de andere landen. De vraag is hoe de in het Stabiliteitspact opgenomen norm van 60% staatsschuld uitwerkt in de verschillende situaties in Europa. Mijn zorg is dat voor landen die nadrukkelijk in de sfeer van omslag zitten, zoals Italië, Frankrijk en op het ogenblik ook Duitsland, die norm van 60% wel eens veel te weinig zou kunnen zijn. Daarom heb ik gezegd dat men zou moeten toewerken naar aanpassing van het Stabiliteitspact, omdat de druk op die begrotingen anders veel te groot zal zijn en zal leiden tot onevenwichtigheden in Europa. Ik heb van de minister-president nog niet gehoord dat hij het daarmee eens is.

Minister Kok:

Dat hebt u inderdaad goed begrepen, want ik vind dat nu een beetje voorbarig. Het ligt ook een beetje buiten de context van het reguliere overleg tussen de regering en de Kamer over dit soort belangrijke onderwerpen, omdat de minister van Financiën op dit punt een zeer belangrijke rol vervult. Ik ben echter ook een poosje minister van Financiën geweest en los daarvan heb ik wel een aardig zicht op dit geheel; daarom wil ik uw opmerking niet helemaal onbeantwoord laten. Ik zou willen zeggen dat dit niet alleen op dat percentage moet worden toegespitst. Die 60% is immers geen norm, maar een bovengrens, en van een aantal landen is aanvaard dat zij erboven zitten, mits er sprake is van een voldoende sterk dalende lijn. Aangezien het gezonde verstand op dit terrein steeds meer de overhand krijgt, beseft iedereen dat niemand baat heeft bij een ondeugdelijk gefinancierde begroting. We hebben in Europa het recht, elkaar daarop aan te spreken. Ik ga er daarom van uit dat ieder land zal proberen om, als het percentage omlaag kan, dat percentage ook omlaag te brengen. Onder die bovengrens, dat plafond van 60%, is heel veel tegelijk relevant als het gaat om de deugdelijkheid van de langeretermijnfinanciering. Ik denk aan de samenstelling van begrotingsuitgaven, waarbij het gaat om de vraag of het gaat om het investeringsdeel, of over over- drachtsuitgaven. De demografische ontwikkelingen spelen daarbij een rol, evenals de vraag, over welke vermogenscomponenten de overheid beschikt. Wat kan of zal in de komende jaren vervreemd worden, wat weer in mindering op de staatsschuld kan worden gebracht? In antwoord op de opmerking van de heer Balkenende zeg ik dat hij dit punt terecht hier aankaart. Maar ik vind het te eenvoudig en ook te beperkt om een discussie over de consequenties die aan dit geheel zijn verbonden, uitsluitend op de hoogte van het percentage te richten. Dit ook in het licht van het feit dat niemand gelukkig is als dat percentage maar vooral in de loop der jaren op 60 blijft steken. Nederland wil, als we in een bepaalde periode in staat zouden zijn om af te bouwen – niemand kan dat natuurlijk precies voorrekenen met een rekenliniaal, maar je kunt een "target" nemen – geleidelijk aan teruggaan naar nul. Dat willen anderen ook. Het tempo waarin dat mogelijk is, zal soms mede kunnen worden bepaald door de langetermijnfinanciering van de pensioenvoorzieningen. Naar de mate, waarin meer lasten bestaan die al kunnen worden uitgerekend als gevolg van een vergrijzende bevolking, zeker als je een omslagsysteem hebt, mag je minder risico's lopen op andere terreinen bij het laten voortduren van een te hoge staatsschuld.

De heer Balkenende (CDA):

Dan zijn wij het eens op het punt dat waar altijd sprake is van omslagstelsels, het percentage van 60 riskanter is in verband met kapitaaldekking. Dat is evident, omdat de druk op de begroting hoger zal zijn. U zegt zelf al dat 60% een bovengrens is. Je kunt dus verder gaan. Bent u bereid om in Europees verband het verschil tussen omslag en kapitaaldekking en de consequenties daarvan voor de overheidsbegroting nader aan de orde te stellen, en wel zodanig dat verder wordt gegaan dan alleen dat criterium van 60? Dat zal echt onvoldoende zijn.

Minister Kok:

Ik denk dat de heer Zalm als hij antwoord moest geven op uw vraag, haantje de voorste zou zijn om namens de Nederlandse regering te zeggen dat aandacht zal worden gevraagd voor de diversiteit in de diverse Europese landen. Hij zou afhoudend reageren op een discussie die uitsluitend op die 60% betrekking heeft. Waarom? Omdat op het moment dat het Verdrag van Maastricht tot stand kwam, waarbij de 60%-norm als bovengrens werd ingevoerd, alom bekend was dat er verschillen waren tussen de pensioenstelsels en de wijze van financiering. De voorganger van minister Zalm weet dat ook in de jaren die voorafgingen aan en volgden op Maastricht, namens Nederland regelmatig is gezegd: als u kijkt naar de deugdelijkheid van onze openbare financiën, moet u mede rekening houden met het feit dat wij met enkele andere landen het kapitaaldekkingsstelsel hebben. Dat was voor Nederland geen reden om te zeggen: die 3% en die 60% zijn op ons niet van toepassing. Wel was dat reden, hiervoor aandacht te vragen bij de onderlinge vergelijking. Ik denk dat minister Zalm zo-iets zou zeggen.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb in mijn eerste termijn de minister van Financiën geciteerd. Hij onderschreef het belang van de opmerkingen uit het Stabiliteitspact, maar hij wist nog niet precies, welke techniek daarbij zou worden gehanteerd. Bent u bereid, in overleg met uw collegae het vraagstuk van de financiering aan de orde stellen, gelet op de toekomst van de pensioenvoorziening in Europa? Waarom? Omdat er een budgettaire tijdbom dreigt als we onvoldoende zijn voorbereid op die situatie. Ik heb gezegd dat 60% heel verklaarbaar is in de huidige discussie, maar de vraag zal zijn of dat op langere termijn een houdbare norm is. Bent u bereid, dat punt te entameren in Europees verband? Zodat we niet zeggen: 60% is de norm, maar we gaan een stapje verder.

Minister Kok:

Dat Nederland het initiatief heeft genomen om dit debat te voeren en dat het deze uitkomst in Stockholm heeft bereikt, stemt ons positief. Het geeft ook aan dat wij geïnspireerd waren en zijn om dit aspect binnen de krijtlijnen van de beoordeling van het Stabiliteitspact en de voortgang daarin te brengen. Het is nu primair aan de ministers van financiën om dit in onderling overleg verder te preciseren en uit te werken. Ik vind niet dat het succes van Stockholm aanleiding geeft om te zeggen: weg met de 60%-bovengrens. Dat is kort gezegd namelijk de consequentie van uw redenering. Ik pleit wel voor een genuanceerde benadering binnen de 3%- en de 60%-normering en rekening houdend met de werkelijkheid van pensioenfinanciering op de langere termijn. Ook als men een kapitaaldekkingssysteem heeft, zal geen enkele lidstaat van de Europese Unie in een tijd van een vergrijzende bevolking tevreden zijn met een staatsschuldquote die op of in de buurt van 60% blijft liggen. De algemene lijn is dat wij de staatsschuld moeten afbouwen – dat is slecht Nederlands want je bouwt op en breekt af, het moet dus verminderen zijn – juist om geen belastende invloed te ondervinden van de steeds sterker op de totale begroting en het begrotingsbeleid drukkende pensioenlasten.

Mevrouw de voorzitter! De heer Verhagen heeft, sprekend over landbouw, gezegd: de minister-president heeft gesproken over een nationale ramp. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd: de MKZ-crisis is een ramp van nationaal belang, van nationaal gewicht. Ik heb daarmee willen aangeven, dat deze crisis onze gehele natie raakt. Ik heb ook willen aangeven, dat wij met elkaar alles moeten doen om deze crisis onder controle te krijgen en antwoord te geven op alle grote vragen die thans leven, ook emotionele vragen natuurlijk. Tegelijkertijd moeten wij oog hebben voor het feit, dat ook als de crisis op enig moment werkelijk onder controle is, er nog een periode komt waarin heel veel moet worden gedaan om de mensen die nu in een vaak uitzichtloze positie zijn komen te verkeren, weer perspectief te geven. Dat perspectief bestaat uit een aantal componenten.

Toen wij de vorige week bij elkaar waren in het algemeen overleg, was er net MKZ in Nederland uitgebroken. Dat heeft zeker ook de stemming beïnvloed in onze samenleving en in ons parlement, en bij de Nederlandse regering op weg naar Stockholm. Aan andere landen was MKZ op dat moment nog voorbijgegaan. Dat geldt voor een flink aantal landen in Europa nog steeds. Wij praten over een enorme omvang van de MKZ-crisis in het Verenigd Koninkrijk en een vrij ernstige MKZ-problematiek in delen van Frankrijk en Nederland. Ook in Ierland is er een MKZ-geval geweest. Andere landen hebben MKZ nog niet aan den lijve ondervonden. Dat heeft uiteraard invloed op de wijze waarop regeringsleiders en ministers naar Stockholm zijn gekomen. Zoals bekend, is een aantal dagen vóór de Europese Raad in de Landbouwraad van gedachten gewisseld over de kwestie van preventief vaccineren als onderdeel van toekomstig structureel Europees beleid. Wij wisten toen nog niet dat MKZ ook in Nederland zou uitbreken. Het was ons en de Kamer vorige week ook bekend, dat over dat preventief vaccineren binnen de Europese Unie nog een zeer grote verdeeldheid bestond. Waar ook grote verdeeldheid over bestond op het moment dat door ons het algemeen overleg werd gevoerd de vorige week, was de vraag of er noodvaccinaties zouden kunnen worden toegestaan. Uw Kamer weet uit de geluiden toen uit Brussel, ook in de contacten van commissaris Byrne met mijn collega Brinkhorst, dat de Commissie niet geporteerd was voor noodvaccinaties. Ik kom straks op de Engelse situatie waarover nu vragen zijn gesteld. Het ging vorige week om noodvaccinaties onder omstandigheden waarin de destructiecapaciteit onvoldoende is en noodvaccinatie in de periode op weg naar de destructie van de dieren zou kunnen worden voorkomen dat andere vormen van grootscheepse massale destructie plaatsvinden. Dat wij in Brussel geen ruimte kregen voor noodvaccinaties, heeft mij aanleiding gegeven om daarover in het algemeen overleg opmerkingen te maken. Dat heeft ons ook geïnspireerd om dit punt op weg naar Stockholm in verschillende contacten met de Europese Commissie en lidstaten te bespreken. Ik heb de indruk – en mijn collega Brinkhorst heeft mij die vrijdagavond duidelijk bevestigd – dat de uitkomst van de besprekingen in het Veterinair Comité vrijdag een positieve impuls heeft gehad van het feit dat Nederland hiermee assertief is omgegaan. Anders gezegd: het feit dat Nederland zo duidelijk tot uitdrukking bracht dat noodvaccinaties in dit patroon mogelijk moeten zijn, heeft er mede toe bijgedragen dat de weerstand in de Europese Unie uiteindelijk beperkt is gebleven tot enkele landen die hebben tegengestemd en tot twee landen die zich van stemming hebben onthouden. Er wordt niet openbaar gemaakt wie die tegenstemmers en onthouders zijn, maar wij hebben alle grote landen in de Europese Unie achter de Nederlandse positie gekregen.

Ik kom straks op het structureel preventief vaccineren in de toekomst. Ik zeg dit zo, omdat hier en daar in de samenleving het misverstand bestaat dat wij de MKZ-crisis onder controle kunnen krijgen door nu massaal alle dieren te enten. Dit is zeker niet het geval. De crisis die is ontstaan en de MKZ-uitbraken die zijn opgetreden, kunnen alleen worden opgelost door gebieden te isoleren en daar de dieren te ruimen dan wel over te gaan tot noodvaccinaties, vooruitlopend op ruiming en destructie.

Dit vraagt natuurlijk veel communicatie en tijdige informatie. Minister Brinkhorst heeft hierover in de Kamer anderhalve dag geleden nog het een en ander gezegd. In die communicatie en voorlichting zijn inmiddels verbeteringen aangebracht. Het probleem, de ramp, de crisis die wij op dit moment hebben, kan dus niet worden opgelost door massaal preventief vaccineren. Ik kom hier straks nog op terug.

Ik wil nu eerst iets zeggen over de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk. Vanochtend vroeg heeft de minister van Landbouw mij gebeld met vertrouwelijke berichten over nieuwe inzichten die bij een aantal bedrijven zijn ontstaan. Waarom vertrouwelijk? Omdat wij hebben afgesproken dat er geen berichten naar buiten gaan voordat alle betreffende boeren in een straal van twee kilometer goed zijn geïnformeerd.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Ik hoor zo-even dat minister Brinkhorst aan de vaste commissie voor Landbouw mededelingen heeft gedaan over enkele nieuwe uitbraken.

Minister Kok:

Ik ga daarop nu niet verder in, want misschien leiden mijn mededelingen dan tot verwarring. Minister Brinkhorst heeft mij gemeld dat eerst alle betrokken boeren zouden worden geïnformeerd – en dat zijn er velen – en dat pas daarna mededelingen naar buiten zouden gaan.

Ik heb hem in dit telefoongesprek gevraagd naar de Nederlandse analyse van de meldingen uit het Verenigd Koninkrijk. Hij heeft toegezegd dat hij een dergelijke analyse zal opstellen en zal nagaan welke "policy" het Verenigd Koninkrijk aan Brussel heeft voorgelegd en waarmee Brussel blijkbaar heeft ingestemd. Uit de media begrijp ik dat die "policy" vooral betrekking heeft op melkkoeien. Als de berichtgeving juist is, is de afspraak dat de dieren die worden geënt, niet mogen worden geëxporteerd. Nederland exporteert natuurlijk heel veel, ook naar andere landen van de EU. Er kleven zoveel aspecten aan dit geheel, dat ik minister Brinkhorst heb gevraagd samen met zijn staf een dergelijke analyse op te stellen en te bevorderen dat hij daarover zo spoedig mogelijk de nodige informatie kan verschaffen, ook over de vraag of deze gedachte al of niet in Nederland kan worden besproken. Hij deelde de mening dat de recente ontwikkelingen ons aanleiding geven tot zo'n analyse. Ik ga er zonder meer van uit dat minister Brinkhorst voor of tijdens de ministerraad een gedegen beeld geeft van het Engelse model van noodvaccinaties en een antwoord op de vraag of dit model in de Nederlandse beleidsontwikkeling kan worden overwogen. Tegelijkertijd loop ik daar dus niet op vooruit; ik meld alleen maar dat ik voor dit debat al met dezelfde vraag was geconfronteerd. De heer Brinkhorst en zijn mensen zijn daarmee aan de slag gegaan. Door de uitbreiding van het gebied en de groeiende complexiteit staat men met beide benen midden in de modder in pogingen om de zaak enigszins onder controle te krijgen. Daarbij hoort dat op dit soort vragen een goed antwoord wordt gegeven.

Ik heb overigens bijzonder veel waardering voor de inspanningen van de crisisstaf en van mensen op andere plaatsen in het gebied. Gisteren is er in het nieuws nogal wat aandacht besteed aan wat minder aangename opmerkingen die door sommige, geëmotioneerde mensen zijn gemaakt. Maar de landbouworganisaties, GLTO, de dierenartsen, de lokale autoriteiten en de bewoners in en rondom de getroffen gebieden tonen ook dat zij samen een antwoord willen geven op de crisis. Zij willen mensen er echt van overtuigen dat noodoplossingen, die soms voor de hand lijken te liggen, niet mogelijk zijn. De heer Pleijsier, een dierenarts in Epe die een dezer dagen op televisie is geweest, heeft in alle helderheid aangegeven dat thans de schijnbare optie van het preventief enten op grote schaal niet de oplossing voor de crisis is. Hij zei dat het hem moeite kost om dat in zijn eigen omgeving aannemelijk te maken, maar dat hij dit toch in alle duidelijkheid wil voorleggen. De mensen uit de omgeving van Oene en de vertegenwoordigers van de organisaties hebben hem aangewezen om dit op de bijeenkomst te zeggen. Dat geeft toch aan dat mensen, ook in emotionele omstandigheden, hun verstand gebruiken en gevoelig zijn voor de ratio, voor werkelijke argumenten en voor feiten.

In deze omstandigheden is Nederland zeer gemotiveerd – dat heb ik kunnen delen met collega's uit andere lidstaten in Stockholm – om het debat over de toekomst van het beleid en over de vraag of wij de omslag moeten maken naar preventief vaccineren in Europa, op de agenda te zetten. Een aantal ministers-presidenten en ministers van Landbouw en de agrarische organisaties in bepaalde landen willen daar absoluut niets van weten, vooral om economische redenen. Het is natuurlijk bekend hoe in 1991 in de Europese Unie de omslag in dit beleid is gemaakt. Er is tien jaar lang geen ervaring geweest met MKZ. Afgezien van een paar kleinschalige uitbraken is er twintig jaar in Europa, ook in Nederland, nauwelijks sprake geweest van MKZ. In de jaren tachtig is er even een kleine eruptie geweest. Er zijn niet alleen economische belangen aan verbonden, maar het gaat ook om andere afwegingen. Ik vind het van het grootste belang dat wij nu, terwijl wij druk bezig zijn om deze crisis te beheersen en om een verdere escalatie te voorkomen, in Europa volop het debat voeren over een aantal vragen. Wat is een verantwoorde en duurzame wijze van produceren? Hoe moeten wij omgaan met intensieve landbouw? Hoe moeten de rol- en taakverdelingen in het toekomstige landbouwbeleid zijn? Wat wil Nederland in dat verband doen? Welke omslagen zijn nodig? Vinden wij, gelet op alle pro's en contra's, dat in Europa preventief gevaccineerd moet worden? Ik ben ervan overtuigd dat wij die weg op moeten. Collega Brinkhorst heeft dat al aangegeven. In heel veel landen wordt daar veel over gediscussieerd. Ik bemerk iets van een omslag in het denken. De tegenstanders worden minder ongenuanceerd. In het Verenigd Koninkrijk komt de discussie los. Premier Blair heeft daar opmerkingen over gemaakt. Er zijn ontwikkelingen in de Duitse lidstaten. Sommige van die lidstaten denken overigens een appeltje met ons te moeten schillen. Over die complicaties wordt in de komende dagen misschien verder gesproken. Er ontwikkelen zich nuances in dat debat. Nederland heeft in Stockholm gedaan wat op de korte termijn moest worden gedaan. Wij hebben aandacht gevraagd voor de positie van mensen en gevraagd daar rekening mee te houden. Dat wordt naar mijn stellige overtuiging zeer gewaardeerd. Solidariteit en betrokkenheid zijn voor mensen van groot belang. Het is niet alles, maar wel belangrijk. Wij hebben vervolgens een omslag in het Europese beleid teweeg kunnen brengen op het punt van de noodvaccinaties, voor gevallen waarin die nodig zijn omdat de destructiecapaciteit onvoldoende is; vandaar de mogelijkheid die aan het einde van de week vanuit Brussel werd gecreëerd. Onder vermijding van de foute suggestie dat massaal inenten een oplossing voor de huidige crisis is, agenderen wij in Europa, in de Landbouwraad, met de Europese Commissie en alle betrokkenen, ook op het niveau van regeringen en regeringsleiders, de toekomst van de vaccinatie. Wij zullen proberen die te analyseren en te bespreken in de ruime context.

Wat men verder ook van de regering vindt, men kan er echt op vertrouwen dat wij dit heel consequent zullen doen. De eerste aandacht moet nu uitgaan naar het nog beter onder controle krijgen van de crisis. Wij moeten echter ook al over de dag van de beëindiging van de crisis heen kijken, omdat in Europa een aantal lessen nodig zijn. Die moeten niet alleen getrokken worden uit de MKZ-crisis, maar net zo goed uit de BSE-crisis, ook al zijn beide op een aantal punten onvergelijkbaar. Niemand heeft de luxe om daar met een zekere passiviteit kennis van te nemen, ook al behoort men tot een lidstaat waar toevallig geen MKZ-uitbraken hebben plaatsgevonden.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Het is niet mijn gewoonte om mijn vertrouwen in het kabinet uit te spreken, maar op dit punt kan de minister-president dat van mij krijgen. Ik heb erg veel waardering voor de indringende en zorgvuldige wijze waarop hij over dit onderwerp spreekt.

Eerder deze week is door mijn fractie voorgesteld, bij noodvaccinaties de dieren in leven te laten en niet meer voor de export te bestemmen. Minister Brinkhorst moest toen zeggen, dat dit vanwege Europese voorschriften niet kon. Mag ik het zo verstaan dat het laatste woord daarmee nog niet is gezegd, verwijzend naar het precedent dat Engeland nu kennelijk is toegestaan? Kan het voorstel dat wij eerder hebben geformuleerd weer in het kabinet aan de orde komen?

Minister Kok:

Ik zou het op prijs stellen als de heer Van Middelkoop wat dit betreft nu even niets zou willen verstaan. Ik heb, conform de wens die vanochtend vanuit de Kamer is geuit, iets anders gezegd. Minister Brinkhorst is gevraagd om, in het licht van de mededelingen van het Verenigd Koninkrijk, nader te doen bezien wat er precies is afgesproken, welke analyse daarvan kan worden gemaakt en of en in hoeverre dat bruikbare elementen kan opleveren voor een Nederlandse aanpak. Vooruitlopend op die inzichten en op de gedachtewisseling die wij daarover met elkaar moeten hebben, wil ik geen suggesties wekken. Dat vraagt de heer Van Middelkoop ook niet letterlijk, maar er zijn zo gauw misverstanden. Ik wil niet de suggestie wekken dat er als het ware een begin van een andere koers zou zijn. Het is belangrijk genoeg om de zaak grondig te bekijken en erover te rapporteren.

De heer Benschop was de delegatieleider bij de lange besprekingen die in Den Haag over de klimaatveranderingen hebben plaatsgevonden. De officiële positie van de Verenigde Staten is niet precies bekend. Er zijn wel berichten van officiële aard van de vorige week, die aangaven dat de VS blijkbaar toch een andere koers wil gaan dan tot nog toe vanuit Washington bekend was. Wij oriënteren ons nu op de inhoud van de precieze koers van de Verenigde Staten. Mijn collega Pronk heeft daarover, ook dezer dagen, de nodige contacten. Na de analyse zullen wij moeten bekijken hoe wij de dialoog met de Verenigde Staten vervolgen. De verleiding is groot om verontwaardigd te zijn over wat wij uit Washington horen, maar wij moeten oppassen dat wij niet te snel aan verleidingen toegeven. Het wereldvraagstuk van de klimaatverandering kan het meest effectief op wereldschaal van een antwoord worden voorzien. Ook de hoofdspelers, in dit geval de VS, kunnen en mogen het zich niet permitteren om zich van de rest van de wereld af te zonderen. Ik heb echter nog geen reden om die conclusie te trekken. Via de analyses zullen wij nagaan wat de precieze positie van de VS is en welke methoden kunnen worden ontwikkeld om in samenspraak met Washington die gezamenlijke verantwoordelijkheid te blijven nemen of te hernemen, als er sprake zou zijn van een weggevallen verantwoordelijkheid.

Mevrouw Karimi vroeg om een antwoord op haar vraag over de energieheffing. Misschien kan de heer Benschop hierop ingaan, maar dit onderwerp is in de Ecofin-raad zeker aan de orde. Nederland voert energieheffingen door. In 2001 is de derde tranche van de energieheffing doorgevoerd als onderdeel van ons belastingplan, waarbij het om een groener belastingstelsel gaat. Het energieverbruik wordt duurder gemaakt, het wordt ontmoedigd en daarmee wordt ruimte gemaakt voor het nastreven van andere hoofddoelen van beleid. Als uitvloeisel van de ontwikkelingen rondom Kyoto blijft het nodig om dit instrument op internationale schaal verder te ontwikkelen. Het is onze opvatting dat wij moeten doorgaan met de geesten rijp te maken in een breder Europees en internationaal verband. Bij het Verdrag van Nice ging het om de versterkte samenwerking op bepaalde deelterreinen. Er kunnen zich omstandigheden voordoen dat op een terrein als dit de 15 niet tot unanimiteit komen. Dit is een onderwerp dat zich bij uitstek leent om, indien alle pogingen zijn uitgeput om tot Unie-beleid te komen, met een groep landen een voortrekkersrol te vervullen in aanvulling op wat Nederland op eigen houtje de afgelopen jaren al grondig doet.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mijn vraag ging over een Europese energieheffing. Als het niet lukt, om dit tot Unie-beleid te verheffen en één lidstaat dwars ligt, is dan niet het moment bereikt om die versterkte samenwerking – en het Verdrag van Amsterdam voorziet daarin – toe te passen? Wat heeft de regering gedaan om dit te realiseren?

Minister Kok:

Zowel in de Ecofin-raad als in andere raden hebben wij dit krachtig bepleit. Ik neem aan dat dit in een aantal vakraden een nader vervolg krijgt, omdat uw doelstellingen ook de onze zijn.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik begrijp niet uit uw antwoord dat de Nederlandse regering zich heeft ingezet voor versterkte samenwer king. Ik krijg de indruk dat u nog steeds mikt op instemming van alle 15 landen.

Minister Kok:

Dit moet ik even uitleggen. Het is nooit de inzet geweest om tot versterkte samenwerking te komen. De inzet is – en daarom hebben wij een Unie – om gezamenlijk zo ver mogelijk te komen met gezamenlijk beleid. Versterkte samenwerking is dus nooit de inzet, maar een mogelijke consequentie. Mevrouw Karimi vraagt hoelang het duurt voordat je op enig moment een dergelijke consequentie trekt, omdat dit niet eindeloos kan voortduren. Ik kan echter geen datum noemen, alleen al niet omdat ik niet precies de verdere gang van zaken in de vakraden ken. Als wij menen dat met een versterkte samenwerking iets dergelijks moet worden nagestreefd, en wij vinden voldoende partners die deze mening delen – er is een minimum aantal landen hiervoor nodig – dan moeten wij bereid zijn, de daad bij het woord te voegen.

Degenen die tegenstribbelen, moeten wij het echter niet gemakkelijk maken. Dit dubbele gevoel speelt bij versterkte samenwerking een rol. Het is een instrument dat zich onder bepaalde omstandigheden als het enig overblijvende aandient, maar je moet er niet zo snel gebruik van maken omdat het andere landen die tegenstribbelen, een gemakkelijke positie verschaft. Zij kunnen zeggen: wij wassen onze handen in onschuld; dit gaat mooi aan onze deur voorbij. De maximale inzet is dus 15 en indien nodig is er het terugvallen op versterkte samenwerking. En bovenal: de wereldwijde afspraken in het kader van Kyoto verder vormgeven. Europa kan natuurlijk heel krachtig en dapper zijn met eigen maatregelen, maar die moeten ook zoveel mogelijk passen in een set van vergelijkbare daden die op wereldschaal door de andere spelers worden verricht. Dat heeft met concurrentieverhoudingen en dergelijke te maken.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik ben het ermee eens dat het natuurlijk om een afweging gaat, met als het kan alle 15 samen. Er moeten echter ook milieudoelstellingen gerealiseerd worden. Ik heb de cijfers gegeven; ze zijn niet hoopgevend. Mijn concrete vraag is of wij op heel korte termijn een notitie van de regering mogen ontvangen waarin dit onderwerp goed uiteengezet wordt en waarin tot uitdrukking komt waar de weerstanden liggen en wat de strategie zal zijn om de doelstellingen zo snel mogelijk te realiseren. Als het niet in algemene zin met alle lidstaten van de Europese Unie kan, moet het in het kader van de versterkte samenwerking gebeuren.

Minister Kok:

Ik kan mevrouw Karimi toezeggen dat ik met mijn collega's in het kabinet zal bezien hoe het staat met de voortgangsrapportage over de verwezenlijking van de doelstellingen van Kyoto en de bijdrage die Europa daaraan levert. Daarbinnen zal het punt van de energieheffing aandacht krijgen. Dan kan de informatie worden gegeven waar mevrouw Karimi om vraagt.

Voorzitter: Van der Hoeven

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Ik zal een paar opmerkingen maken over Macedonië en het Midden-Oosten en misschien een korte opmerking over het overleg dat er met de Russische federatie heeft plaatsgevonden tijdens de Europese Raad van Stockholm.

Wat Macedonië betreft was het mevrouw Scheltema die de indringende vraag stelde hoe de president van Macedonië eigenlijk bij het overleg zat. Ik denk dat het heel goed is geweest dat de president van Macedonië bij de Europese Raad is gekomen en dat het voorzitterschap open heeft gestaan voor het verzoek van de Macedonische president en zijn minister van Buitenlandse Zaken. De algemene indruk die eenieder heeft gehad van de bijeenkomst met de Macedonische president, is dat het een president is die de bereidheid heeft om met een zekere terughoudendheid op te treden, maar die wel weet dat hij moet optreden. Hij ziet zijn verantwoordelijkheden, met name ten opzichte van de Albanese minderheid. Dat is ook terechtgekomen in de verklaring van de Europese Raad. Tijdens zijn interventie bij de Europese Raad heeft hij er ook gewag van gemaakt dat er op dit punt nog een lange weg te gaan is. Ik zal er dadelijk nog een paar opmerkingen over maken.

Voor de Macedonische president is heel belangrijk geweest dat de NAVO haar werk doet en dat met name KFOR haar werk doet aan de grenzen van Kosovo en Macedonië. De Macedonische regering vraagt ook niet meer dan dat. Er is vanochtend in deze Kamer terecht gezegd dat de samenwerking die er was, is en moet blijven tussen de Europese Unie en de NAVO, in dit kader uniek is. Het is ook een goed voorbeeld van de manier waarop in dit soort crisissituaties kan worden opgetreden. Afgrendeling van de grenzen is dus zeer belangrijk voor de Macedoniërs, naast uiteraard de steun van de Europese Unie. Dat is niet alleen steun in de geest van het betuigen van solidariteit – de Europese Unie heeft dat opnieuw gedaan bij de verklaring die wij in Stockholm hebben uitgegeven – maar ook financiële steun en hulp die de Europese Unie in de komende periode aan Macedonië zal geven. Daarbij gaat het vooral om macro-economische, financieel-economi- sche steun. Het gaat echter bijvoor- beeld ook om hulp bij de bewaking van de grenzen. Denk dan aan justitiële autoriteiten, maar ook aan douaneautoriteiten. Er is nog meer in dat pakket, maar daarover hebben wij vorige week tijdens het algemeen overleg al met elkaar kunnen spre- ken.

Gisteren heb ik mijn bezoek aan Brussel benut om met de hoge vertegenwoordiger te praten over de situatie in het Midden-Oosten en die in en om Macedonië. Ik heb ook een gesprek gehad met de secretaris-generaal van de NAVO, met name om nog een keer van de zijde van de Nederlandse regering het dringende verzoek over te brengen dat KFOR zijn werk moet doen. Wij hechten daar zeer aan en zullen daar zeer alert op zijn in onze bijdrage in de NAVO-raad. Gelukkig is KFOR naar aanleiding van de verzoeken die zijn gedaan alerter. De organisatie krijgt meer greep op de situatie, voorzover dat kan, gegeven de moeilijke geografie van het gebied. In de afgelopen dagen zijn meer dan honderd terroristen, extremisten, in ieder geval lieden die in het berggebied bezig waren met wapens, in de kraag gevat en overgedragen aan de UNMIK-autoriteiten. Overigens is het goed dat UNMIK in de komende periode gaat zoeken naar een rechtsbasis om dit type grensoverschrijdingen daadwerkelijk strafbaar te maken. KFOR krijgt meer greep op de zaak. Er is sprake van verschuiving van militairen van het noordelijk gedeelte van Kosovo naar het zuidelijk gedeelte. Dat is een goede maatregel. De secretaris-generaal heeft aan de landen die aan KFOR deelnemen, een verzoek heeft gedaan om extra manschappen.

Naast datgene wat de EU al heeft toegezegd en al in het proces heeft geïnvesteerd, heb ik gisteren ook nog met de hoge vertegenwoordiger gesproken over het langere traject, waarbij goede diensten van buiten zeer hard nodig zijn. In eerste instantie denken wij dan aan de rol van de Europese Unie. Wat de Nederlandse regering betreft denk ik meer in het bijzonder aan de rol van de OVSE. Zeker de rol van Van der Stoel en diens kennis en expertise moeten in de komende periode, zeker zolang hij nog hoge commissaris is, maar uiteraard ook in de periode daarna, worden gebruikt. In EU-verband wordt gesproken over de volgende gedachte. Het moment van het ondertekenen van het stabilisatie- en associatieakkoord op 9 april in Luxemburg moet worden benut om als EU uit te spreken hoezeer wij hechten aan voortgang van de interetnische dialoog, die ook resultaten zal moeten hebben. Waarom niet ook bij die bijeenkomst de DPA uitgenodigd? Uiteraard zit deze in de regeringscoalitie en het is zeer te prijzen in de politieke vleugel van de Albanese minderheid dat men die bereidheid nog steeds heeft. Waarom niet juist in het kader van dat stabilisatie- en associatieakkoord, waarin immers ook wordt gesproken van rechten van minderheden, een proces starten met hulp van de hoge vertegenwoordiger om de Macedonische regering? Die regering wil zelf ook deze richting uit. Mijn Macedonische collega Kerim heeft dat gisteren nog publiek in Oostenrijk uitgesproken. Gisteravond heeft hij dat in een telefoongesprek met mij nog eens bevestigd. De Macedonische regering wil in deze richting werken, maar hulp van buiten is en blijft daarbij van belang. Met name de Europese Unie, meer in het bijzonder de hoge vertegenwoordiger, kan hier echt een belangrijke rol vervullen.

Solana heeft het plan om begin volgende week weer terug te keren naar Skopje, teneinde opnieuw overleg met de Macedonische regering te plegen. Het is niet uitgesloten dat de secretaris-generaal van de NAVO volgende week naar het gebied teruggaat. Dat maakt allemaal duidelijk dat de EU en ook de OVSE de komende periode in deze geest verder werken. Het is ook van belang dat zowel Russen als Amerikanen hierbij betrokken zijn. Tijdens het overleg dat de EU-minis- ters van buitenlandse zaken in Stockholm hebben gehad met de minister van buitenlandse zaken van de Russische Federatie, werd duidelijk dat de Europese Unie en de Russische Federatie op dit punt in wezen gelijk denken. Het is goed om te constateren dat de Europese Unie en de Russische Federatie gelijkelijk veel waardering hebben voor de stellingname van de Albanese regering in dit kader, die ook geen gemakkelijke rol te vervullen heeft bij dit conflict. De Russische Federatie heeft ook het belang van de betrokkenheid van de Verenigde Staten hierbij uitgesproken, hetgeen een positieve uiting is. Welnu, zowel de EU als de OVSE moet naar ons oordeel bovenop deze situatie blijven zitten zonder enig paternalisme in de richting van de Macedonische regering uit te stralen. De Macedonische regering volgt een goede koers, wil een goede koers varen, maar verkeert in een heel moeilijke situatie.

De heren Weisglas en Verhagen vroegen waarom ik niet naar de EU-Riotop in Latijns Amerika ben afgereisd. Dat vloeide voort uit de afspraak met een aantal Europese collega's om met elkaar een beetje bij het Europese theater te blijven, zeker in het licht van wat er het afgelopen weekend gebeurde. Dat gaf mij in ieder geval de gelegenheid om gisteren uitvoerig met Robertson en Solana over Macedonië te spreken na hun terugkeer uit dat gebied.

Ik begrijp de kritiek die in de Kamer is geuit op de conclusies van Stockholm inzake het Midden-Oosten, met name de paragrafen 63 en 64. Ik vind wel dat de historie recht moet worden gedaan. Juist in de periode voorafgaand aan de top in Stockholm was sprake van afvlakkend geweld en van de bereidheid van de Israëlische regering om een begin te maken met het beëindigen van de belegeringen en blokkades, die ook een belemmering betekenen voor de werking van de Palestijnse Autoriteit. Deze bereidheid had de Israëlische regering tegenover diverse betrokkenen, waaronder de Europese Unie, uitgesproken. Er zijn veel contacten met beide zijden geweest, ook nog rond de Algemene Raad die tien dagen geleden werd gehouden. Die Algemene Raad heb ik overigens benut om tegenover de Palestijnse Autoriteit in duidelijke bewoordingen te laten weten, dat president Arafat nu werkelijk een stap moet zetten en en public zou moeten oproepen tot het dempen en beëindigen van het geweld. De Nederlandse regering heeft daarin een wat uitgesprokener standpunt dan een aantal van onze partners in de EU. Gisteren heb ik over dit onderwerp vanwege de zich na Stockholm escalerende situatie met de heer Solana gesproken, die vorige week ook in het Midden-Oosten is geweest. Hij heeft van de Europese top de opdracht gekregen om met het oog op de top in Göteborg na te denken over de rol van de Europese Unie in de komende periode. Natuurlijk hadden wij geen van allen dat heviger wordende geweld van de afgelopen dagen verwacht. Wij zijn het er echter over eens dat dit geweld ten sterkste moet worden afgekeurd en dat de Europese Unie van haar kant nu ook alles zal moeten doen om in samenwerking met de Verenigde Staten de geweldsspiraal te doorbreken. Dit is een belangrijk element uit paragraaf 64 van de conclusies van Stockholm, want daar is dit heel helder in opgenomen. Heden zal van de kant van de Europese Unie ook nog een verklaring worden uitgebracht waarin het geweld wordt veroordeeld, de Israëlische regering leedwezen wordt betuigd in verband met de slachtoffers die de afgelopen dagen zijn gevallen, en medeleven wordt uitgesproken met de nabestaanden van die slachtoffers.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor deze nadere toelichting. Is hij bereid om, gelet op die afschuwelijke gebeurtenissen, apart namens de Nederlandse regering de aanslagen te veroordelen en zijn leedwezen uit te spreken?

Minister Van Aartsen:

Ik was juist aan dat punt toe. De Nederlandse regering keurt datgene wat de afgelopen dagen door toedoen van Palestijnse terroristen is geschiedt, natuurlijk ten zeerste af. Wij zullen uiteraard onze afschuw daarover laten blijken en dit ook direct communiceren met de Palestijnse Autoriteit. Verder zullen wij ons medeleven uitspreken in de richting van de Israëlische regering. Het gaat er uiteindelijk om – dat was voor Stockholm al zo en dat is nu nog steeds zo – de cirkel van geweld te doorbreken, hoe moeilijk dat ook is. Zoals in de verklaring van Stockholm staat, is de rol van de Verenigde Staten daarbij van essentieel belang. Bouwsteen is en blijft evenwel de directe boodschap aan de Palestijnse Autoriteit. Ik denk dat de Nederlandse regering daarin helderder is dan een aantal van haar Europese partners. De Palestijnse Autoriteit moet duidelijk te horen krijgen dat er echt een einde moet komen aan het geweld. De Israëlische regering moet te horen krijgen dat zij moet doorgaan – die bereidheid had zij al getoond – met een einde te maken aan de "closures". Daardoor dreigen de Palestijnse gebieden namelijk ook economisch af te sterven en worden de Palestijnen in wezen in gijzeling genomen, terwijl er maar een klein aantal mensen is dat het pad van de vrede niet wil opgaan. Verder willen wij wijzen op een aantal andere thema's die te maken hebben met de nederzettingenpolitiek van de Israëlische regering. Het moet mogelijk zijn om gaandeweg het proces van vertrouwen weer in gang te zeggen, hoe moeilijk dat ook zal zijn. Er is trouwens geen alternatief.

De heer Timmermans (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de minister voor dit verhelderende betoog. Hij heeft daarin een consistente lijn geschetst. De nuancering van de conclusies van Stockholm is voor mij zeer verhelderend, zeker nu er nog een verklaring van het voorzitterschap komt. Ik ben het er ook mee eens dat de minister bilateraal een verklaring wil afgeven. Wij moeten er evenwel voor oppassen dat de reactie van de Israëlische regering onder het tapijt verdwijnt. Als die reactie namelijk disproportioneel wordt, werkt zij verder escalerend. Ik wil de minister dit even meegeven voor het evenwicht.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Als ik de interventie van de geachte afgevaardigde zo mag interpreteren dat hij zegt dat terughoudendheid aan alle kanten nodig is, dan ben ik het daarmee eens.

Dan nog een korte opmerking over Rusland. Zoals de minister-president vorige week heeft uiteengezet, is het aan de Nederlandse regering te danken dat, naast de economische elementen van de samenwerking tussen de Europese Unie en de Russische Federatie, ook de politieke elementen op de agenda stonden. Dat komt naar voren in paragraaf 56, waarin wordt gesteld dat een partnerschap mede gebaseerd moet zijn op gemeenschappelijke waarden. Ook is er een veroordeling van de situatie in Tsjetsjenië in opgenomen. Mede dankzij de ijver van Nederland is dit thema door het voorzitterschap en de voorzitter van de Europese Commissie aan het begin van het regeringsleiders- en staatshoofdenoverleg met de president van de Russische Federatie aan de orde gesteld. Ook is het aan de orde geweest in het overleg van de ministers van Buitenlandse Zaken met mijn collega van Buitenlandse Zaken van de Russische Federatie.

Staatssecretaris Benschop:

Voorzitter! In het perspectief van Stockholm en in het licht van de afspraken die in Lissabon zijn gemaakt, is gevraagd wat er wel en niet is gerealiseerd. Veel wat er op dit moment gerealiseerd had moeten zijn, is ook gerealiseerd. In de lidstaten is er sprake van een versnelling van beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van de kenniseconomie en ICT-ontwikkelingen. Dat is ook in Nederland het geval. De Commissie heeft alle voorstellen waar in het afgelopen jaar om was gevraagd, op tafel gelegd en soms zelfs meer. In de Raad is het afgelopen jaar, conform de planning, een aantal belangrijke beslissingen gevallen, zoals de vaststelling van de e-commerce-richtlijn en de belangrijke concurrentiebesluiten op telecomgebied. In december is na jaren het besluit over de Europese vennootschap gevallen. Verder is in het afgelopen jaar ook het belastingpakket afgerond.

In de aanloop naar Stockholm is nagegaan ten aanzien van welke onderwerpen er in het komend jaar eventueel vertraging op zal treden. Ook is nagegaan welke deadlines misschien niet worden gehaald, zodat daar alsnog voor gezorgd kan worden. Ik noem als voorbeeld het Europese octrooi, waarover eind dit jaar een besluit moet vallen.

Op sommige punten is gepoogd, een versnelling aan te brengen en verder te gaan dan tot nu toe, ook in Lissabon, mogelijk is geweest, zoals het vaststellen van data voor enkele liberaliseringsprocessen, de post en enkele netwerksectoren. Daarvoor waren tot nu toe geen data vastgesteld. De discussie in Stockholm ging over de vraag of versnelling mogelijk is ten opzichte van hetgeen is afgesproken. Dat is niet op elk onderdeel gelukt, maar de druk op het proces is wel toegenomen.

Vervolgens zijn er in Stockholm enkele nieuwe elementen besproken en aan het proces toegevoegd. Zo heeft de minister-president gesproken over het naar onze mening belangrijkste punt, te weten de ontwikkeling van de pensioenen en de houdbaarheid ervan op lange termijn. De niet vrijblijvende hoofdconclusie in het kader van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid is dat de raad de overheidsfinanciën dient te toetsen op houdbaarheid voor de lange termijn. Het woord "toetsen" houdt in dat er niet alleen een vergelijking van stelsels wordt gemaakt, maar lidstaten op grond van deze conclusie verplicht zijn, aan te tonen wat hun visie is op de houdbaarheid van het pensioenstelsel en wat hun inzet zal zijn. Vervolgens kan dat door de andere lidstaten getoetst worden. Dat gebeurt dan in de context van de globale richtsnoeren en de stabiliteitsprogramma's. Zoals wij weten uit de ontwikkeling van de financiële prestaties van de Europese Unie in de laatste tien jaar, is dat een zeer effectieve context. Er is weliswaar niet concreet aangegeven hoe de nationale pensioenstelsels eruit moeten zien – kapitaaldekking of anderszins – maar in het kader van de overheidsschuld is wel een zin opgenomen. Dat is ook door de heer Balkenende naar voren gebracht. Daar staat namelijk: het ambitieuze beleid om de overheidsschuld in een hoger tempo te verminderen dient ook met het oog op die pensioenen te worden voortgezet. Dan zitten wij dus in een heel andere fase dan de 60%-staatsschuld, dat een instapcriterium is bij de deelname aan de Monetaire Unie. Dat criterium moeten wij ook met het oog op de uitbreiding niet laten vallen. Dan komen wij immers met schuivende panelen te zitten, wat ook in het licht van de uitbreidingskandidaten niet terecht zou zijn. De discussie over de feitelijke fase waarin het budgettaire proces in de Unie verkeert, is echter verschoven van een tekort naar een overschot. Die is verschoven van de kwantiteit naar de samenstelling van de overheidsuitgaven. Daarbij wordt inderdaad niet over 60% staatsschuld gesproken, maar over de vraag wanneer het afgelost kan zijn.

De heer Balkenende (CDA):

Op dat punt is het helder. Die argumenten hebben wij gewisseld. De staatssecretaris heeft een belangrijke opmerking gemaakt over de toetsing. De lidstaten moeten elkaars beleid via een jaarlijkse rapportage in de gaten houden. Wat is de politieke inschatting van de staatssecretaris op dat punt? Hoe zal het met die toetsing gaan? Landen als Italië, Frankrijk en Duitsland hebben op het ogenblik een vergelijkbare pensioensituatie. Andere landen in Europa, zoals Nederland en Denemarken, hebben een ander belang in die discussie. Verwacht de staatssecretaris van die toetsing ook werkelijk dat er harde uitspraken worden gedaan?

Staatssecretaris Benschop:

Ik betwijfel of de belangen uiteenlopen. Volgens mij hebben wij allemaal belang bij een gezonde ontwikkeling in eigen land en in andere lidstaten. Dat blijkt eveneens uit het feit dat zo'n pensioendiscussie in de afgelopen jaren in diverse landen ook in de nationale context op gang is gekomen. De heer Balkenende heeft gesproken over de verschillende soorten pensioenstelsels. Duitsland heeft natuurlijk een heel belangrijke stap gezet, door elementen van kapitaaldekking te introduceren in een voorheen omslagstelsel. Dat is een principiële stap. Die is op dit moment misschien nog bescheiden in omvang, maar het is zo helder als wat dat in de toekomst verdere stappen op die weg gezet zullen worden. In Frankrijk is een – politiek moeilijke – discussie over het pensioenstelsel ontstaan. Dat geldt ook voor Spanje. Dat is dus de basis. Ik denk dat het ook de reden is, waarom het mogelijk was om nu tot dit akkoord te komen, terwijl het een of twee jaar geleden nog niet mogelijk was om met deze precisie op Europees niveau over demografie en pensioenen te spreken. Ik verwacht dus dat die toetsing, zowel door de Commissie als door de lidstaten onderling, aansluit bij de bestaande praktijk in het kader van de Ecofin op het moment dat de convergentie- en stabiliteitsprogramma's besproken worden. Ik verwacht dat men kritisch tegenover elkaar is en eigenlijk steeds kritischer wordt. En dat hoort ook zo!

Voorzitter! Niet alles heeft op de agenda gestaan. En terecht! Ik deel aan de heer Verhagen mee dat de komende maanden gewoon in raadskader over de vestigingsplaats van de voedselautoriteit wordt besloten. Het was ook helemaal niet de bedoeling dat daarover een besluit zou worden genomen op de top. Dat geldt ook voor de uitbreiding. De agenda voor Stockholm was al vol. De uitbreiding staat gewoon netjes op de agenda voor Gotenburg, nadat wij daar ook in Nice aandacht aan hebben besteed.

De heer Weisglas heeft gesproken over Tampere. In Tampere is afgesproken dat er eind 2001, dus op de top van Laken, een evaluatie zal plaatsvinden. Daar werkt iedereen naartoe. Er wordt niet alleen geëvalueerd hoever wij zijn, maar er wordt ook gekeken of er voor die tijd nog besluiten genomen kunnen worden. Ook de Beneluxlanden hebben in dat opzicht een memorandum opgesteld om te kijken hoe in het licht van Laken de besluitvorming over Tampere, waar nodig, nog versneld zou kunnen worden. Ik kan de heer Van Middelkoop meedelen dat de sociale partners in Stockholm bijeen zijn geweest in het kader van de reguliere dialoog.

Er resteren nog twee punten uit de conclusies. De heer Van Middelkoop heeft een vraag gesteld over conclusie 33. Deze conclusie gaat over de regelingen voor werknemers die niet in hun eigen lidstaten werken, maar wel aanspraak willen en kunnen maken op socialezekerheidsstelsels. Het betreft een rampzalig ingewikkelde verordening die hoognodig aan een herziening toe is. Men is daar al jaren mee bezig en men probeert er met deze conclusie een impuls aan te geven.

De heer Weisglas en mevrouw Scheltema hebben gevraagd naar het Lamfalussy-rapport over de integratie van de financiële markten tot één Europese financiële markt en het toezicht daarop. De discussie is vooral gegaan over de bevoegdheden in dezen van de Commissie, de Raad en het parlement. De Nederlandse regering heeft in de Ecofin-raad, waarin dit punt besproken is, de Commissie op dit punt zeer gesteund. Er waren een aantal lidstaten die wilden dat de Raad meer bevoegdheden zou krijgen, vooral in het proces van uitvoering van de besluiten. Er wordt straks een raamwerk vastgesteld en vervolgens worden in de zogeheten comitologieprocedure uitvoeringsbesluiten genomen. De vraag is of er aanpassingen van die procedure komen ten gunste van de Raad of ten gunste van het Europees Parlement. Het leek ons het beste om in dit opzicht het midden te kiezen en gewoon de bestaande procedure te gebruiken. Er is nu een klein accent gezet ten gunste van de Raad: de Commissie wordt gevraagd om, als de Raad in grote meerderheid iets vindt, daar in de comitologieprocedure niet van af te wijken.

De kans van het Parlement, dat op dit punt ook wensen heeft, zal zeker terugkomen op het moment waarop het formele, door de Commissie op grond van dit rapport te maken voorstel in co-decisie aan het Parlement wordt voorgelegd. Het Parlement is het op dit onderdeel nog niet met het rapport eens, maar ik hoop dat dit er niet toe zal leiden dat er straks geen besluitvorming over mogelijk is. Iedereen is er immers van overtuigd dat deze aanpak, de ene Europese financiële markt, een belangrijke vooruitgang zou kunnen betekenen.

Tot slot ga ik in op Kyoto, waarover de minister-president al heeft gesproken. Het besluit van de regering-Bush om bepaalde verplichtingen niet aan energiecentrales op te leggen, is op zich niet heel bijzonder: die verplichting bestaat, zoals de heer Van Middelkoop terecht heeft gezegd, bijvoorbeeld ook in Europa niet. De ongerustheid begon door de opmerkingen in hetzelfde besluit over het waarom: Kyoto zou te duur zijn of de aanpak zou niet effectief zijn. Dat heeft een vervolg gekregen in uitingen, zowel van veiligheidsadviseur mevrouw Rice als van woordvoerders van het Witte Huis en het State Department, waarbij aangegeven is dat Washington de hele benadering van het Kyoto-protocol op z'n minst heroverweegt en de stap van de toen gezette handtekening naar ratificatie misschien niet zal maken en ook niet meer zal willen maken. Dat vraagt om opheldering, omdat in de afgelopen maanden ook andere signalen uit Washington zijn gekomen, ook in het kader van het G8-overleg. Minister Pronk is nu in Washington en zal daar natuurlijk de nodige gesprekken voeren. Vervolgens zal hij daar in het weekend met de EU-milieuministers, die informeel in Kiruna bijeenkomen, over praten en hij zal dat begin volgende week ook met de Groep van 77 willen doen om dan te bekijken waar wij staan. Bondskanselier Schröder is vandaag in Washington en zal met president Bush spreken. Ook in dat gesprek zal dit punt ongetwijfeld aan de orde komen. Het lijkt mij dat wij op basis daarvan moeten bekijken wat de precieze situatie is en hoe wij verder gaan, waarbij het uitgangspunt natuurlijk is dat wij Kyoto en de conferentie in juli door willen laten gaan en dat iedereen, inclusief de VS, aan de aangegane verplichtingen zal moeten voldoen. Maar goed, daarover zal de komende dagen waarschijnlijk verdere duidelijkheid ontstaan, maar de situatie is op zich zorgelijk. Vandaar de aandacht die hier in Stockholm aan besteed is.

De heer Verhagen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de minister-president en beide andere bewindslieden voor de door hen gegeven antwoorden. Op een aantal punten zijn de antwoorden wel degelijk verhelderend geweest. Ook op grond van de reactie van de minister-president ben ik ten aanzien van de mond- en klauwzeercrisis wel degelijk overtuigd van het bij het kabinet levende gevoel van urgentie en de betrokkenheid van het kabinet. Ik ben het volledig eens met de minister-president, dat solidariteit en betrokkenheid een belangrijk onderdeel zijn, maar uiteraard niet het enige waartoe wij ons kunnen beperken. In dat kader denk ik ook dat het weinig zin heeft stil te staan bij de vraag, of vaccinatie wel of niet had moeten worden besproken in Stockholm. Mede gelet op de uitspraken van Bundeskanzler Schröder vraag ik de minister-president de toezegging, dat mogelijke compensatie bespreekbaar moet zijn. In relatie tot de opmerkingen van de minister-president over de noodvaccinaties wijs ik op een element als noodvaccinaties in dierentuinen waarover ik verder niet heb gesproken. Noodvaccinaties moeten niet alleen, zoals minister Brinkhorst afgelopen dinsdag zei, op de agenda komen, maar moeten volgens mij ook daadwerkelijk mogelijk worden. Ik zou eigenlijk vandaag nog een brief van de minister van Landbouw willen ontvangen op het punt van noodvaccinatie in relatie tot dierentuinen.

De minister-president zegt zelf dat het nodig is om eerst de aandacht te richten op het onder controle brengen van de crisis. Ik wil graag de toezegging, dat er tevens wel degelijk wordt gekeken naar mogelijkheden om te komen tot een eenduidig beleid. Het beleid in de diverse lidstaten verschilt te veel. Wat dat betreft, ben ik het niet eens met staatssecretaris Benschop dat het voedselagentschap eigenlijk niet aan de orde was. Het is wel degelijk van hoge urgentie in het kader van het streven naar een eenduidig beleid op dit punt. Juist daarom had ik op dit punt initiatieven verwacht in Stockholm.

Met name gelet op de discussie over nieuwe technologieën om te kunnen differentiëren tussen vaccinatie en infectie, zou ik van de minister-president de toezegging willen krijgen, dat de regering met kracht ook op Europees niveau een discussie gaat voeren over preventief vaccineren, niet om de suggestie te wekken dat wij daarmee de MKZ-crisis van dit moment kunnen oplossen, maar om dit momentum aan te grijpen om ervoor te zorgen, dat wij niet in de toekomst weer worden geconfronteerd met zo'n afgrijselijke ramp.

Voorzitter! Ik dank de minister-president met name voor zijn opmerkingen over de liberalisering van de energiemarkt. Ik ga ervan uit dat wij op de hoogte worden gehouden. Ondanks de notie van de minister-president, dat er wel degelijk ook in het kader van het biotechnologiedebat aandacht moet worden geschonken aan de waarden en normen en de ethische kwesties, heb ik toch enige vrees dat juist de initiatieven die nu worden genomen, vooruitlopen op of belemmerend zijn voor de eigen discussie die wij in Nederland voeren onder leiding van de commissie-Terlouw. Op dat punt zal collega Van der Staaij een motie indienen, waaronder ik namens de CDA-fractie mijn handtekening zal zetten.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Ik dank de premier en de staatssecretaris hartelijk voor hun beantwoording en heldere argumentatie. Ik denk dat in dit debat naar voren is gekomen, dat wanneer er geen veranderingen optreden, er grote budgettaire risico's dreigen voor het Europa van morgen. Het is noodzakelijk dat er afspraken worden gemaakt over de financiering van pensioenen in relatie tot overheidsbegrotingen en over een heldere toetsing daarvan. De staatssecretaris was daarover helder. De winst van Stockholm is, dat het onderwerp op de agenda is gezet, maar het is nog niet genoeg. Dat is, denk ik, ook de essentie van het debat. De CDA-fractie heeft in dit debat het voorstel gedaan om te werken aan het perspectief van een afspraak, inhoudende dat het Stabiliteitspact wordt aangevuld in die zin dat er een criterium in komt, dat de staatsschuld wordt weggewerkt in het jaar 2020. Dat is vooral van belang voor landen met een omslagstelsel.

Voorzitter! Wat heeft dit debat opgeleverd? Het kabinet en de CDA-fractie delen de zorg over de financiering van pensioenen. Dat is helder. Het kabinet en de CDA-fractie juichen de verplichte rapportage, zoals in Stockholm afgesproken, toe. Met de staatssecretaris hoop ik dat de toetsing echt hout zal snijden. Maar op het punt van de beleidsconsequenties gaan kabinet en CDA-fractie uiteen. Wij handhaven ons standpunt dat een staatsschuldnorm in het Stabiliteitspact van 60% een veel te smalle basis vormt om het probleem van de druk op de overheidsbegrotingen te kunnen beteugelen. Ik ben er zeker van dat dit debat door zal gaan. Ik hoop dat de premier en andere bewindslieden als zij in Europa met dit debat doorgaan, nog eens aan de inbreng van de CDA-fractie in dit debat zullen denken.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Voorzitter! Allereerst dank aan de minister-president voor de manier waarop hij de Kamer heeft geantwoord, in het bijzonder over de problematiek van mond- en klauw- zeer. Het schoot mij te binnen dat ik hem ooit bij een ander majeur politiek vraagstuk heb verweten dat hij wat terughoudend bleef in zijn publieke optreden. In die zin heb ik waardering voor het bezoek dat hij gisteren met minister Brinkhorst aan een van de getroffen gebieden heeft gebracht. Ik heb ook waardering voor de omzichtigheid en indringendheid van zijn woorden vandaag.

In de geannoteerde agenda die wij vorige week bespraken, staat dat naar het oordeel van de Nederlandse regering nu eerst de Palestijnse leider Arafat een zichtbare inspanning moet leveren om het geweld in te dammen. Ik vind het jammer dat daarvan niets terug is te vinden in de conclusies van de Europese Raad van Stockholm. Gelet op de recente terroristische aanslagen was er reden voor een duidelijke veroordeling in de richting van de heer Arafat. Samen met de heren Weisglas, Verhagen en Van der Staaij had ik een motie in voorraad, maar na het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken is het duidelijk dat die motie niet hoeft te worden ingediend. Ik ga ervan uit en ik hoor dat graag nog eens bevestigd, dat niet alleen de heer Solana, maar ook de minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden, bilateraal aan de heer Arafat kenbaar zal maken dat hij die inspanning moet leveren en ook dat er wordt geprotesteerd tegen de recente terroristische aanslagen.

De heer Weisglas (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Het gekke van de afgelopen uren vind ik dat ik blijf bij mijn oordeel dat Stockholm geen hoog rapportcijfer verdient, maar dat het debat dat wij daarover hebben gevoerd met de bewindslieden en met name hun antwoorden, buitengewoon goed en nuttig waren. Misschien moeten wij voortaan dit soort debatten houden zonder een voorafgaande Europese Raad. Dat scheelt ook in de reiskosten.

Ik sluit mij van ganser harte aan bij de collega's die hebben gezegd dat de benadering van de regering bij monde van de minister-president van de MKZ-crisis ten volle onze steun verdient. De manier waarop hij zich heeft uitgedrukt, heeft ons respect, evenals de uitvoering van het beleid in de praktijk.

De heer Verhagen stelde een procedurele vraag over een brief. Dit hoort hier weliswaar niet thuis, maar ik wijs erop dat de minister van LNV nog een briefing zal geven en dat daarna wellicht nog een apart debat in deze Kamer zal volgen. Daarmee is zijn vraag wellicht beantwoord.

Wij hebben gevraagd naar de versnelling van de procedure over de vraag of in dierentuinen en vergelijkbare bedrijven kan worden gevaccineerd. Het comité zal daartoe in april in Parijs bijeenkomen. Kan dit in Europees verband worden versneld? Dit is toch heel belangrijk.

De vraag is gesteld of de zorgelijke kwestie van de levering van wapentechnologie en wapens door Rusland aan Iran in het gesprek met de heer Poetin aan de orde is geweest of in andere contacten met Rusland aan de orde zal komen. Wil de minister daarop ingaan?

Ik sluit mij aan bij de observatie en de conclusie van de heer Van Middelkoop over de situatie in het Midden-Oosten. Onze ongerustheid over de benadering in de conclusies van Stockholm op dit punt is weggenomen door de meest recente activiteiten van de Europese Unie in de richting van de Palestijnse Autoriteit, waarover de minister vanochtend heeft gesproken. Wij zijn ook gerustgesteld door de Nederlandse benadering van het probleem in het Midden-Oosten en van het door de Palestijnse Autoriteit gepleegde terrorisme, zoals de minister het heeft genoemd. Daarom hebben ook wij er geen behoefte aan om op dit punt een motie in te dienen. Dat is gewoon niet meer nodig.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter! Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Ik heb in het bijzonder waardering voor het feit dat de minister-president uitgebreid is ingegaan op de mond- en klauwzeercrisis. Het debat daarover zal later op de dag met de minister van Landbouw worden voortgezet. Ik onderstreep graag het belang dat de minister-president hecht aan een snelle analyse van en een reactie op de ontwikkeling in andere landen, bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Voor ons blijft een belangrijke vraag hoe de Engelse handelwijze zich verdraagt met een effectieve samenwerking, waarover in de conclusies van Stockholm wordt gesproken. Maar daarover zal het debat later vandaag worden voortgezet.

Ik wil in tweede termijn terugkomen op biotechnologie. In mijn eerste termijn heb ik kritiek geformuleerd op de conclusie die hierop betrekking heeft. De minister-president heeft beklemtoond dat de winst van de top op dit terrein is dat twee kanten van de medaille aandacht krijgen: enerzijds het benutten van de mogelijkheden en anderzijds het stellen van grenzen aan de toepassing. Ik vond de toelichting van de minister-president wat evenwichtiger dan de suggestie die in de formulering van de conclusie wordt gewekt. In die conclusie worden het ten volle benutten van het potentieel van biotechnologie en de versterking van de biotechnologiesector vooropgesteld. Ik dien daarom met collega Verhagen de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Raad, bijeen te Stockholm op 23 en 24 maart 2001, besloten heeft dat de Europese Commissie samen met de Raad zal onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om "het potentieel van biotechnologie ten volle te benutten en het concurrentievermogen van de Europese biotechnologiesector te versterken, opdat deze zich met de voornaamste concurrenten kan meten";

constaterende dat de Nederlandse regering eerder heeft uitgesproken dat eerst een richtinggevend politiek en maatschappelijk debat over de ethische kanten van biotechnologie gevoerd moet worden en daartoe de commissie-Terlouw ingesteld heeft;

constaterende dat de Tijdelijke Commissie Biotechnologie onlangs met de uitvoering van haar taak begonnen is en het resultaat daarvan najaar 2001 verwacht wordt;

van oordeel dat, in ieder geval wat Nederland betreft, voorkomen moet worden dat op basis van conclusie 44 van de Europese Raad van Stockholm vooruitgelopen wordt op de uitkomsten van het debat over de ethische aspecten van biotechnologie;

verzoekt de regering, bij de uitvoering van genoemde conclusie de uitkomst van het debat af te wachten vooraleer bezien wordt welke politieke en beleidsmatige conclusies verbonden kunnen worden aan de uitkomst van het onderzoek door Commissie en Raad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Verhagen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158 (21501-20).

Minister Kok:

Voorzitter! Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. Ik waardeer de reacties op mijn beantwoording inzake de mond- en klauwzeerproblematiek. Die reacties stimuleren ons om energiek door te gaan en om te proberen op alle fronten de crisis onder controle te krijgen. De heer Verhagen sprak over de opmerkingen van bondskanselier Schröder inzake het landbouwbegrotingsplafond van de EU. Die opmerkingen zijn ingegeven door een ook hier levende gedachte dat het plafond niet te gemakkelijk verhoogd moet worden om zo de extra ruimte te benutten voor allerlei mogelijke maatregelen. Kanselier Schröder heeft een toon gekozen die ook de onze is. Een andere vraag is natuurlijk hoe nu met een aantal financiële en economische gevolgen van de ontstane problematiek moet worden omgegaan. Daar zullen wij in de komende weken uitgebreider over praten. Daarbij moet goed onderscheid gemaakt worden tussen ondernemersrisico's en calamiteiten van andere aard. Ik loop daar nu niet op vooruit. De heer Brinkhorst heeft er een paar opmerkingen van kwalitatieve aard over gemaakt. Wij zullen er de komende tijd nader aandacht aan geven, er steeds rekening mee houdend dat alle hens aan dek moeten blijven om van uur tot uur en dag tot dag de crisisproblematiek onder controle te krijgen. Ook dit is onderdeel van communicatie, psychologie en vertrouwen in de richting van de getroffenen. In die zin hebben wij de twee componenten goed uit elkaar gelegd. Ik ben het dus eens met Schröder, maar wij hebben ook oog voor de noodzaak om bepaalde kwesties binnenslands onder ogen te zien.

Op de discussie over de dierentuinen loop ik liever niet vooruit. Ik weet zeker dat collega Brinkhorst hier druk mee bezig is. Ik heb er gisteren en vanochtend met hem over gesproken. Ik ben er zelf ook wat verbaasd over dat wordt verwezen naar een vergadering die ergens in april op de agenda staat, van een gespecialiseerd comité dat in Parijs zetelt. Het onderwerp is toch waarlijk belangrijk genoeg om bijzondere procedures toe te passen. Hier houdt het ook op wat mijn mededelingen hierover betreft. Ik weet zeker dat mijn collega hier intensief aandacht aan geeft en zeker op korte termijn de Kamer zal informeren, niet alleen over zijn zienswijze, maar ook over de mogelijkheden om de voortgang die wij allemaal willen te verkrijgen. Wij willen snel de gewenste duidelijkheid. Dat heeft met tempo en inhoud te maken.

Eenduidigheid in het Europees beleid is zeker van groot belang. In Stockholm is duidelijk aangegeven, dat alles moet worden gedaan om op het terrein van de voedselveiligheid de pas erin te houden en, waar dat mogelijk is, er nog beter in te brengen. De vestigingsplaats van het agentschap is nog even een apart probleem, dat onderwerp van beraad via de normale Raad is. Er mag niet worden getwijfeld aan het gevoel van urgentie in de Europese raad wat betreft de veiligheid in het geheel van de voedselketen.

Het cijfer van 60% van het nationaal inkomen als staatsschuld is eerder een entreevereiste dan een norm. Niemand is er tevreden mee als met de 60%-norm de toekomst zou worden ingegaan. De vraag of ik in voorkomende gelegenheden als ik over dit onderwerp spreek ook aan het CDA wil blijven denken, kan ik alleen maar positief beantwoorden. Ik denk eigenlijk altijd aan u allemaal, en soms aan mijzelf!

Ik heb eigenlijk niet zoveel behoefte om de motie die de heer Van der Staaij samen met de heer Verhagen heeft ingediend, tot op de letter uit te vlooien. Ik heb haar net gekregen. Ik proef een bepaalde onzekerheid over de vraag of het verloop van het Europese debat niet wat gaat interfereren met de beleidsontwikkeling hier, waardoor straks aan de uitkomsten van het Europese debat conclusies worden verbonden waarmee men ons voor de voeten loopt bij het maken van onze eigen, nationale, evenwichtige afweging. Met die zorg vereenzelvig ik mij zeer. Dat behoeft geen reden te zijn om het Europese debat niet te voeren. Laat Commissie en raad nu met de opdracht van Stockholm aan de gang gaan, met de evenwichtige interpretatie die ik gaf. De Kamer mag erop rekenen dat de Nederlandse regering er alles aan zal doen om het proces onder leiding van de heer Terlouw zorgvuldig te laten verlopen, de uitkomsten zorgvuldig te toetsen bij het bepalen van het beleid in eigen land en daarnaast, in lijn van het initiatief met mijn collega Blair, er alles aan te doen om in heel Europa voldoende aandacht te vragen voor de twee kanten van de medaille. Het klinkt misschien wat nonchalant, maar ik laat het toch graag aan de Kamer over om in het licht van mijn opmerking de motie al dan niet te handhaven. Er was en is blijkbaar een bepaalde behoefte aan, maar I could not agree more met de behoefte om het zo goed mogelijk gelijkgeschakeld te laten verlopen. Ik zie absoluut niet dat wij de komende maanden het risico lopen dat het niet gelijk zal lopen. Wij hoeven echt niet bang te zijn dat men nu in Brussel en al die andere hoofdsteden zo snel in de benenwagen komt, dat men ons voor zodanige verrassingen plaatst, dat wij uitkomsten en verloop van het eigen nationale debat er niet volop in kunnen plaatsen. Wij hoeven er niet bang voor te zijn dat iedereen in bijvoorbeeld Brussel zo snel in de benen komt dat wij verrassende uitkomsten niet in het nationale debat kunnen plaatsen. Wat dat betreft, ga ik met vertrouwen nu aan andere werkzaamheden beginnen.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! De heer Weisglas vroeg of het thema non-proliferatie op de agenda van Stockholm stond voor het overleg met de Russische federatie. Dat is niet het geval geweest. Nu is het accent gegeven aan het partnerschap, de gemeenschappelijke waarden die u hebt kunnen terugvinden in de conclusies van Stockholm en de economische samenwerking. Tijdens het overleg van de ministers van buitenlandse zaken is alle prioriteit gegeven aan de problematiek op de Balkan en meer in het bijzonder in Macedonië, naast wat gezegd is over de verschillen van opvatting over het conflict in Tsjetsjenië.

Zoals de geachte afgevaardigde weet, heeft het thema non-proliferatie een belangrijk onderdeel uitgemaakt van het overleg dat de minister-president en ik op 19 januari jl. met de Russische president hebben gevoerd. Dit punt staat ook weer op de agenda van mijn besprekingen met mijn collega Ivanov van 11 april a.s.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verslag voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De vergadering wordt tot 15.00 uur geschorst. Dan beginnen wij met de regeling van werkzaamheden. De lunchpauze duurt zo lang omdat er door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in dit gebouw een briefing wordt gehouden die veel collega's willen bijwonen.

De vergadering wordt van 13.45 uur tot 15.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven