Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 september 1999 over voortijdig schoolverlaten.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie hecht eraan in dit korte debat de Kamer een aantal uitspraken over het bestrijden van schooluitval te vragen. Het gaat daarbij met name om afstemming tussen de regionale meldingscentra en de leerplichtambtenaar en het creëren van een voorschakelcursus binnen de ROC's onder het niveau van assistent. Verder gaat het om de acceptatieplicht voor ROC's, die op grond van een aantal overwegingen soms risicoleerlingen weigeren. En ten slotte zou ik de Kamer een uitspraak willen vragen over het verschijnsel dat jongeren soms door werkgevers weggeplukt worden, waarna zij het risico lopen aan hun lot overgelaten te worden, terwijl het in hun belang en in dat van de Nederlandse samenleving is dat zij van de werkgever de mogelijkheid krijgen ten minste een dagdeel of een dag per week terug te gaan naar school om hun opleiding af te ronden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat op een steeds krappere arbeidsmarkt de vraag van werkgevers ertoe leidt dat veel leerlingen volledig gaan werken en stoppen met studeren voordat zij hun diploma hebben behaald;

overwegende, dat deze jongeren hun baan snel weer verliezen wanneer zij ouder en duurder worden of wanneer de economie zich minder voorspoedig ontwikkelt;

overwegende, dat het zowel voor de leerling als voor de werkgever wenselijk is dat de leerling wel een diploma haalt;

vraagt de regering in overleg met werkgevers en werknemers afspraken te maken die ertoe leiden dat ook de leerlingen die niet meer onder de leerplicht vallen, een dag(deel) per week worden vrijgesteld van hun werk om onderwijs te kunnen volgen en een diploma te kunnen halen, en vraagt voorts de Tweede Kamer over de uitkomsten van dit overleg te rapporteren en, indien dit overleg niet leidt tot de genoemde afspraken, zelf initiatieven te nemen om een wettelijke regeling te treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rabbae. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (26695).

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie deelt de zorgen van de fractie van GroenLinks op dit punt, maar wat bedoelt mijn collega Rabbae in dit verband nu met het treffen van een wettelijke regeling? Wat voor regeling zou de minister moeten formuleren?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Het is een verzoek aan de minister en de staatssecretaris om dit te onderzoeken. Ik hoop dat er iets uit voortkomt, want als de werkgevers er niet aan willen beginnen, is het van groot belang om een regeling te treffen om deze jongeren nog terug naar school te krijgen.

De heer Cornielje (VVD):

Ik begrijp alleen niet goed wat voor een wettelijke regeling dit zou moeten zijn. Een verbod voor werkgevers om niet-gekwalificeerde jongeren aan te nemen?

De heer Rabbae (GroenLinks):

De regeling zou kunnen inhouden dat werkgevers verplicht worden, deze werknemers een dagdeel of een dag per week weer naar school te laten gaan, desnoods tegen betaling, opdat zij hun opleiding met een diploma kunnen afronden.

De voorzitter:

Mijnheer Rabbae, u moet een beetje tempo maken, want voordat de heer Cornielje u interrumpeerde, was u al twee minuten aan het woord, terwijl het eigenlijk de bedoeling is dat ook de moties binnen de spreektijd ingediend worden, en er komen er nog drie, als ik goed geteld heb.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Inderdaad, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het ROC volgens de doelstellingen van de WEB een drempelloze voorziening behoort te zijn;

overwegende, dat het in de praktijk voorkomt dat risicoleerlingen die nog onder de (partiële) leerplicht vallen, worden geweigerd aan de poort;

vraagt de regering de mogelijkheid tot introductie van een acceptatieplicht voor ROC's te onderzoeken, waarbij criteria voor weigering van toelating in bijzondere gevallen kunnen worden gespecificeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rabbae. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (26695).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de opleiding op assistentniveau voor sommige leerlingen te hoog gegrepen is;

overwegende, dat het ROC voor iedere leerling een geschikte opleiding zou moeten kunnen bieden;

vraagt de regering de mogelijkheid tot introductie van een toeleidingscursus die voorbereidt op deelname aan de opleiding tot assistentniveau te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rabbae en Mosterd. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (26695).

De heer Cornielje (VVD):

Waarin wijkt deze toeleidingscursus af van de voorbereidende en ondersteunende activiteiten die nu reeds bestaan?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Uit bezoeken aan ROC's constateer ik dat er een gat bestaat tussen de VMBO's en de ROC's voor een beperkte categorie leerlingen. Hun opleiding biedt geen houvast en daarom is een organisatie als de Pasvorm in Arnhem bezig met een voorziening die daar tussenin zit, zodat de leerlingen alsnog kunnen doorstromen naar het assistentniveau binnen de ROC.

De laatste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende,Rabbae dat in de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten zowel de RMC's als de leerplichtambtenaren een belangrijke rol hebben;

overwegende, dat de RMC's en de leerplichtambtenaren veelal met dezelfde personen en dezelfde problemen te maken hebben;

overwegende, dat het voor een succesvolle bestrijding van voortijdige schooluitval van groot belang is om deze functies goed op elkaar af te stemmen;

vraagt de regering in overleg met de gemeenten de mogelijkheden te onderzoeken om het werk van de RMC's en de leerplichtambtenaren zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en de Kamer hierover nader te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rabbae en Mosterd. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (26695).

Het woord is aan mevrouw Kortram die haar maidenspeech zal houden.

Mevrouw Kortram (PvdA):

Voorzitter! Een maidenspeech heeft iets aandoenlijks, iets van een vuurdoop, iets van jezelf laten zien. Een tweeminutendebat biedt niet bij uitstek de gelegenheid om bij al deze kwalificaties stil te staan. Wel ben ik blij dat mijn maidenspeech samenvalt met het onderwerp schooluitval.

Mijn fractie ziet het plan van aanpak voortijdig schoolverlaten als een belangrijke stap in de goede richting. Wat ons betreft gaan wij dan ook beginnen; liever vandaag dan morgen. Wij zijn blij dat de bewindspersonen de zorg van de PvdA-fractie delen, daar waar het gaat om de zwakke financiële positie van de kleine gemeenten. Ook zijn wij tevreden met uw toezegging dat IVBO-leerlingen geen wettelijke barrières zullen tegenkomen als zij in hun vertrouwde omgeving binnen het IVBO een opleiding voor het assistentenniveau willen volgen.

Toch hebben wij nog een zorg. Omdat scholen niet kleurloos zijn, willen wij graag dat in het plan van aanpak ook betrokken wordt hoe jongeren zelf het schoolklimaat beleven, welke negatieve beeldvorming zij tegenkomen en hoe dit – in het bijzonder voor allochtone jongeren – samenhangt met spijbelen en schooluitval. Resultaten van onderzoek kunnen dan gebruikt worden om het plan van aanpak tussentijds bij te stellen.

Mijn fractie wil over dit punt een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat schooluitval een maatschappelijk thema is dat de grootste aandacht verdient en een zo effectief mogelijke aanpak vereist;

overwegende, dat in een goede probleemanalyse van voortijdig schoolverlaten het pedagogisch-didactische klimaat op school en de beleving daarvan door jongeren een belangrijke rol dienen te spelen;

overwegende, dat daarbij de motieven van voortijdig schoolverlaters die samenhangen met dit klimaat dienen te worden meegenomen;

constaterende, dat negatieve verwachtingen en negatieve beeldvorming van leerkrachten jegens leerlingen een rol kunnen spelen;

verzoekt de regering door de inspectie in samenwerking met de gemeenten een onderzoek te laten instellen naar de wijze waarop allochtone en autochtone spijbelaars en vroegtijdig schoolverlaters zelf het pedagogisch-didactische klimaat van hun school ervaren, en daarover binnen een jaar in het Onderwijsverslag te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kortram, Cornielje, Lambrechts, Rabbae en Mosterd.

Zij krijgt nr. 7 (26695).

Ik feliciteer mevrouw Kortram met haar maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Cornielje (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Graag wens ik Lucy Kortram van harte geluk met haar maidenspeech. Terecht heeft zij gesteld dat een tweeminutendebatje te kort is om uitvoerig in te gaan op de belangrijke problematiek van het voortijdig schoolverlaten. Dat hebben wij dan ook al wel gedaan tijdens het algemeen overleg. Het is misschien goed, nog even te memoreren dat de vaste commissie op werkbezoek is geweest in Dordrecht. Daar is mij gebleken dat Lucy een zeer grote betrokkenheid heeft bij het onderwerp voortijdig schoolverlaten. Zij deelde mij zelfs mee dat zij in het zomerreces 60 leerlingen persoonlijk bezocht had om te vragen waarom zij op school bleven dan wel verzuimden. Ook heeft zij een grote betrokkenheid bij het intercultureel onderwijs. Dat is niet zo raar, omdat zij in de eerste stap van haar carrière in de wetenschap bezig is geweest. Zij is gepromoveerd in de sociale wetenschappen, op het proefschrift "De cultuur van oordelen, oordeelsvorming en interetnische relaties". De volgende stap in haar carrière had daar ook mee te maken; zij was ondernemer, met een multiculturele adviespraktijk. Dat ondernemerschap spreekt mij zeer aan, zeker als het door een sociaal-democrate wordt beoefend. De laatste stap is de stap in de politiek. Ik hoop en verwacht dat wij in deze Kamer, maar ook daarbuiten nog veel met elkaar zullen spreken over het belangrijke onderwerp dat Lucy vandaag in haar maidenspeech naar voren heeft gebracht. Lucy, ik wens je veel succes in deze derde fase van je loopbaan, de politiek.

Mevrouw de voorzitter! En nu gaat de tijd lopen!

De voorzitter:

Ja, na deze aardige woorden rekent u op mijn clementie! Nou, probeer het eens!

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Het algemeen overleg is voor de VVD-fractie bevredigend verlopen. Door de regering zijn duidelijke toezeggingen gedaan. Toch hebben wij de motie van collega Kortram medeondertekend, omdat wij het belangrijk vinden te weten hoe leerlingen zelf naar het vraagstuk van voortijdig schoolverlaten kijken. De Kamer heeft een aantal rondetafelgesprekken georganiseerd, met leerlingen, ouders, wetenschappers en andere deskundigen. Dat is dus een vorm van interactief besturen. Wij vragen het oordeel van de regering over deze ook door ons getekende motie.

De VVD-fractie deelt de zorg van de fractie van GroenLinks over de magnetische kracht van de arbeidsmarkt om jongeren al op te nemen, nog voordat zij gekwalificeerd zijn. Dat vinden wij niet goed. Wij vinden het beter dat leerlingen via een duaal traject aan de slag gaan, dus dat zij werkend leren. Dan doen ze werkervaring op, terwijl zij bovendien een beroepskwalificatie krijgen. Met het doel dat collega Rabbae in zijn motie bepleit, zijn wij het dus eens. Een wettelijke regeling zien wij echter niet zitten. Wij verzoeken de regering, dit onderwerp in het najaarsoverleg aan de orde te stellen, maar niet te dreigen met een wettelijke regeling, omdat wij niet weten wat die wettelijke regeling zou moeten inhouden.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Stel dat het najaarsoverleg op dit punt niks oplevert. Wat is dan het standpunt van de heer Cornielje? Laten wij deze groep dan aan haar eigen lot over?

De heer Cornielje (VVD):

Nee. Wij kennen op dit moment de fiscale faciliteit, de stimuleringsregeling om werkend leren mogelijk te maken. Ik vraag mij af hoe deze fiscale faciliteit zich verhoudt tot de arbeidsmarkt, die deze extra middelen blijkbaar helemaal niet nodig heeft. Misschien dat de minister in het najaarsoverleg met werkgevers en werknemers ook nog eens kan spreken over deze fiscale faciliteit, die ervoor bedoeld is werkend leren te stimuleren.

De heer Rabbae (GroenLinks):

U bent het zelf die zich op een gegeven moment afvroeg hoe het komt dat de fiscale faciliteiten ten behoeve van jongeren niet door de werkgevers opgepakt worden. Dat kunt u zich vast nog herinneren.

De heer Cornielje (VVD):

Zeker.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Vandaar mijn voorstel.

De heer Cornielje (VVD):

Ik blijf erbij dat ik mij niet kan voorstellen welke wettelijke regeling je dan treft. Een verbod om mensen aan te nemen die niet gekwalificeerd zijn, lijkt mij geen goede wettelijke maatregel. Het lijkt mij beter om werkend leren te stimuleren, waardoor men werkervaring opdoet en een beroepskwalificatie krijgt. Wij zijn het erover eens dat je niet mensen moet laten werken die over vijf, zes jaar ongekwalificeerd de arbeidsmarkt op gestuurd worden als de conjunctuur wat tegenzit.

De voorzitter:

Ik begrijp dat ook mevrouw Lambrechts en de heer Mosterd alsnog het woord willen. Zij hadden beiden niet ingetekend, terwijl dit onderwerp al heel lang op de agenda staat. Dat wordt dan een minuut spreektijd voor beiden.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ik begin met mij aan te sluiten bij de hartelijke woorden en de felicitaties van de heer Cornielje aan mevrouw Kortram.

Ik eindig met te zeggen dat ik er niet veel behoefte aan heb het overleg dat wij vorige keer over vroegtijdig schoolverlaten gehouden hebben en waarin wij met elkaar het hele gebied verkend hebben om tot een meer integraal beleid te komen en belemmeringen weg te nemen, waarop wij toezeggingen van beide bewindspersonen gekregen hebben, nu af te ronden met een serie moties. De reden dat wij die van mevrouw Kortram toch ondersteund hebben, is dat deze echt gaat om dat ene punt, het centraal zetten van de leerling. Omdat zij dit in de motie heeft verwoord, heb ik die van harte medeondertekend.

De heer Mosterd (CDA):

Voorzitter! Ook ik wens mevrouw Kortram van harte geluk.

In haar motie gaat het erom het waarom van het vroegtijdig schoolverlaten boven water te krijgen. Daarom ondersteunen wij die graag.

Wij hebben al gezegd dat in diverse gemeenten de controle op de leerplicht nog niet goed ontwikkeld is. Juist in die gemeenten kunnen de RMC's het nodige extra's doen. Om die reden hebben wij ook de motie daarover medeondertekend.

Er zijn leerlingen die helaas nog niet aan de assistentenklas toekomen. Wanneer zij, zoals in de motie van de heer Rabbae gevraagd wordt, via een toeleidingscursus wel daartoe gebracht kunnen worden, kan hiermee een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het oplossen van het probleem van het voortijdig schoolverlaten. Daarom hebben wij ook die motie medeondertekend.

Minister Hermans:

Mevrouw de voorzitter! Ik wil meteen op de moties reageren, maar niet dan nadat ik mevrouw Kortram heb gefeliciteerd met haar maidenspeech.

Ik denk dat het niet veel zin heeft om het hele debat over te doen. In de moties liggen echter enkele duidelijke vragen van de Kamer besloten.

In zijn eerste motie vraagt de heer Rabbae de regering, in overleg met werkgevers en werknemers te komen tot afspraken die ertoe leiden dat leerlingen die niet meer onder de leerplicht vallen, een dagdeel per week worden vrijgesteld om naar school te kunnen gaan. Het lijkt mij heel goed om dit punt in het kader van het najaarsoverleg met werkgevers- en werknemersorganisaties op te voeren om te bezien of wij een zodanige regeling kunnen treffen, dat er mogelijkheden voor de leerlingen zijn om naar school te gaan. Ik zal eerst bekijken waarover wij precies spreken. Ook de heer Cornielje vroeg zich af waar wij het precies over hebben. Het antwoord daarop lijkt mij van heel groot belang voor de vraag welke maatregelen wij precies moeten nemen. Ik zal dus dat gesprek aangaan. Of het resultaat zal zijn dat ik met een wettelijke regeling kom, wil ik even afwachten. Laat ik eerst eens gaan praten. Op het moment dat ik bij de Kamer terugkom met de mededeling dat wij er niet uitkomen, kunnen wij bekijken op welke manier het toch mogelijk zal zijn.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Met welk gewicht gaat u het overleg met de werkgevers aan? In het korte debatje met de heer Cornielje zei ik al dat werkgevers fiscale regelingen die hiervoor bestaan, niet helemaal oppakken. Met welke drang gaat u het gesprek aan?

Minister Hermans:

Als ik een gesprek aanga nadat wij in de Kamer gediscussieerd hebben, mag u ervan uitgaan dat ik niet zal zeggen dat het allemaal niet zo belangrijk is. Ik ga dat overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties in met het onderschrijven van de noodzaak dat een startkwalificatie voor iedereen noodzakelijk blijft, ook voor degenen die van de scholen worden geplukt in verband met het tekort op de arbeidsmarkt. In de beleidsbrief onderwijs valt bovendien te lezen dat wij ten aanzien van de startkwalificatie niet alleen spreken over de jongere leeftijden, maar ook aangeven dat iedereen een eigen startkwalificatie moet behalen, eventueel zelfs op een latere leeftijd. Inhoudelijk is er dus geen verschil van mening, maar ik wil bezien of de uitwerking ook meteen een wettelijke bepaling moet worden zoals in de motie wordt gevraagd. Gisteren hoorde ik nog een oproep van VNO-NCW aan hun leden om afspraken te maken met de ROC's en de mensen niet van school te halen, opdat zij hun diploma kunnen behalen. In het algemeen wordt door de werkgevers het bereiken van de startkwalificatie onderschreven.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het antwoord van de minister op mijn laatste vraag is van belang voor de positie van mijn fractie ten aanzien van deze motie. Mag ik het zo begrijpen, dat de minister dat overleg aangaat maar dat hij terugkomt naar de Kamer als het niets oplevert, omdat dan afspraken moeten worden gemaakt over de verdere gang van zaken?

Minister Hermans:

Voorzitter! Het aangaan van overleg is een eerste stap. Ik zou niet meteen een overleg willen aangaan met de opmerking, dat de zaak wordt afgedwongen als het overleg geen resultaat oplevert. Dat is meestal niet de beste voedingsbodem. Ik wil allereerst een gesprek voeren. Ik constateer bij werkgevers- en werknemersorganisaties heel duidelijk de intentie en de bereidheid, omdat ook zij voelen dat het op die manier niet goed gaat. Te veel mensen worden van school geplukt in verband met de krapte op de arbeidsmarkt. Daar moeten we toch uitkomen en dat lijkt mij toch het allerbelangrijkst.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dan is er voor mij reden om die motie aan te houden, totdat de minister de Kamer rapporteert over deze kwestie.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Rabbae stel ik voor, zijn motie (26695, nr. 3) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Hermans:

Voorzitter! De tweede motie gaat over de mogelijkheid de introductie van een acceptatieplicht voor ROC's te onderzoeken. Op dit moment zijn al heel concrete lijnen afgesproken tussen de ROC's en het VMBO, vooral ten aanzien van de zogenaamde risicoleerlingen. Drempelloos onderwijs bij de ROC's moet natuurlijk de lijn zijn in algemene zin. We maken één duidelijk voorbehoud ingevolge artikel 23 van de Grondwet, waar het gaat over de richting. Ook hierbij wil ik bezien of er daadwerkelijk sprake is van weigering. Als er sprake is van een weigering die zodanig groot is, moeten maatregelen worden genomen. Ik heb geconstateerd dat de ROC's in hun aanpak van de uitvoering van de Wet educatie en beroepsonderwijs heel nadrukkelijk die volle openheid in de richting van het binnenlaten van leerlingen respecteren. Mocht uit nadere gegevens, via ROC's of via gemeenten, blijken dat verdere stappen moeten worden ondernomen, dan zal ik ook op dat punt de Kamer nader informeren. Vooralsnog zie ik geen reden om daadwerkelijk tot de introductieplicht as such te komen. Ik meen dat de wet op dit moment al voldoende ruimte biedt om die drempelloze toegang tot de ROC's mogelijk te maken.

Voorzitter! De volgende motie betreft de introductie van een toelatingscursus omdat de deelname tot de opleiding tot assistentniveau in feite iets te hoog gegrepen is om daarvoor in één keer te worden toegelaten. Ten aanzien van de voorbereidende en ondersteunende activiteiten is er veel gaande en is er sprake van flinke budgetten. Er is juist een discussie gevoerd over het assistentniveau, juist om ervoor te zorgen dat de toeleiding tot het ROC beter kon verlopen. We moeten ervoor oppassen dat we daar niet opnieuw onder zakken en ik zou juist willen kijken of wij het assistentniveau kunnen handhaven en om via de voorbereidende en ondersteunende activiteiten uitval te voorkomen. Ook op dat punt is er bij het VMBO volop de gelegenheid richting de ROC's om zaken op te pakken. Ik ondersteun de lijn in de motie maar het gaat mij op dit moment wat te ver om een toelatingscursus te introduceren. Dan zouden we in feite naar vijf niveaus gaan in de ROC's en die lijn wil ik toch niet bepleiten.

Voorzitter! Ik kom toe aan de motie van de heer Rabbae over de gemeenten en een goede afstemming van de leerplichtambtenaar op de RMC-functie. Leerplicht is natuurlijk het aangrijpingspunt om voortijdig schoolverlaten te signaleren en maatregelen te nemen. Wij hebben er net al over gesproken dat ook op diegenen die boven de leerplicht zitten, maar nog geen startkwalificatie hebben, goed zicht moet worden gehouden. Het gaat om de vraag in hoeverre wij in staat zijn, die zaken goed op elkaar af te stemmen. Dit is een zaak van de gemeenten afzonderlijk. De RMC-functie is een regionale functie. Het is van groot belang ervoor te zorgen dat de afstemming tussen de leerplichtambtenaar en de regionale functie goed tot stand komt. In feite is de leerplichtambtenaar de spin in het web van de gemeentelijke organisatie. Hij moet zich daarbij naar mijn mening ondersteund weten door de RMC-functie. Ik deel de opvatting van de heer Rabbae dat dit moet gebeuren. In het overleg met de VNG en mijn collega Van Boxtel zal ik aangeven dat dit punt in het convenant met de grote steden zou moeten worden meegenomen. De uitvoering van de motie zal derhalve in het overleg worden meegenomen.

Voorzitter! Mevrouw Kortram heeft eveneens een motie ingediend. Ik ben het eens met alle sprekers dat het van heel groot belang is niet van buitenaf allerlei discussies te voeren over voortijdig schoolverlaten, maar met name te kijken naar de motivatie van leerlingen en scholieren. Wat beweegt hen voortijdig de school te gaan verlaten? De aanpak van voortijdig schoolverlaten veronderstelt een goed inzicht in de beleving van de scholieren zelf. De vraag is of landelijk onderzoek daar veel aan toevoegt. Je krijgt dan immers algemeenheden. Ik wil veel sterker kijken naar onderzoek op lokaal niveau door de partijen zelf: de scholen en de hulpverleners. Ik deel die opvatting dus met mevrouw Kortram. Het scholierenonderzoek van het Nibud, dat op het ogenblik plaatsvindt, kan daarbij een heel goed hulpmiddel zijn. Ik wil dat gaan bekijken. In dat kader wil ik bezien, in hoeverre de rol van de inspectie op lokaal niveau daarbij kan worden betrokken.

Mevrouw Kortram (PvdA):

Ik heb niet alleen een landelijk onderzoek voorgesteld, maar zo'n onderzoek in nauwe samenwerking met gemeenten. Dat veronderstelt al dat je maatwerk krijgt.

Minister Hermans:

Wij verschillen niet veel van mening. De vraag is alleen of je aan die kant moet beginnen, of juist aan de onderkant, bij de gemeenten. Ik vind het een sympathieke motie, hoewel ik mij afvraag of de opbouw niet zou moeten zijn dat dat punt in de gesprekken met de gemeenten naar voren komt. Er wordt dan gezegd: zorg dat je ook inzicht krijgt in de motivatie van scholieren om tot voortijdig schoolverlaten te komen, dus in hun beweegredenen. Laat dat met name op lokaal niveau ontstaan. Per gemeente of omstandigheid kan dat gaan verschillen. Dan zou het heel goed mogelijk zijn, daarvan een soort macrospiegelbeeld te krijgen, wat in algemene zin scholieren beweegt om de school voortijdig te verlaten, en niet de startkwalificatie te halen. Deze motie past goed in onze insteek ten aanzien van de aanpak van voortijdig schoolverlaten, zij het dat ik de aanpak van onderop wil opzetten, en niet van bovenaf.

Staatssecretaris Adelmund:

Voorzitter! Hartelijke felicitaties voor mevrouw Kortram. Qua inhoud en tempo was het geheel mijn antwoord!

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven