Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 60, pagina 4234-4235 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 60, pagina 4234-4235 |
Noot 1 (zie blz. 4183)
Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op vragen, gesteld in de eerste termijn van het hoofdlijnendebat over de brief van de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten geleide van het kabinetsstandpunt toekomstige structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) (26 448, nr. 7)
Vraag van het lid Noorman-den Uyl (PvdA): Reïntegratie moet gericht zijn op duurzame plaatsing. Hoe garandeert het kabinet dit?
Antwoord:
De verantwoordelijkheid en opdrachtverlening voor de reïntegratie komt te liggen bij gemeenten, UWV, werkgevers/CAO-partijen. Een van de belangrijkste aandachtspunten bij opdrachtverlening zal zijn de effectiviteit van de reïntegratie-inspanningen in termen van duurzame arbeidsinpassing. Mede op basis van het advies van de Raad voor Werk en Inkomen hierover kan het Kabinet voorwaarden verbinden aan de opdrachtverlening.
Op dit moment maken uvi's en gemeenten overigens ook al afspraken met reïntegratiebedrijven, waarbij de financiering mede afhankelijk is van het behaalde resultaat. In sommige contracten wordt bijvoorbeeld een plaatsing op een baan van minimaal 6 maanden doorgaans als een duurzame plaatsing beschouwd. Het Lisv is bezig voor de uvi's een model-contract op te stellen, waarin mede op de plaatsingsresultaten en de duur van de plaatsing wordt afgerekend. Ook in de huidige REA-regels is voorzien in het (extra) belonen van duurzame reïntegratie.
Vraag van het lid Noorman-den Uyl (PvdA): Kunnen de bewindslieden toezeggen dat er een boedelbeschrijving komt van de uitvoeringsinstellingen?
Antwoord:
In het kader van de ontvlechting van de uitvoeringsinstellingen uit de holdings zal er een boedelbeschrijving van de uitvoeringsinstellingen moeten worden opgemaakt. Daaraanwordt momenteel gewerkt. Er hebben inmiddels (op ambtelijk niveau) eerste gesprekken plaatsgevonden met de voorzitters van de holdings. De holdings zullen een inventarisatie maken van de vraagpunten die bij de ontvlechting aan de orde zijn.
Duidelijk is dat in ieder geval de taken die door uitvoeringsinstellingen aan werkmaatschappijen in de B-poot zijn uitbesteed, in kaart moeten worden gebracht. Hoewel de situatie niet voor alle uitvoeringsinstellingen gelijk is, zijn onder meer de volgende taken uitbesteed: automatisering, facilitaire dienstverlening (post, drukkerij, huisvesting), personeels- en salarisadministratie, communicatie, voorlichting.
Vragen van de leden Noorman-den Uyl (PvdA), De Wit (SP) en Essers (VVD): Wat vindt het kabinet van cliëntenparticipatie op CWI-niveau?
Antwoord:
Vanwege de vlottende cliëntenpopulatie in het CWI liggen flexibele vormen van cliëntenparticipatie het meest voor de hand (bijvoorbeeld regelmatige klantonderzoeken naar tevredenheid met dienstverlening en actieve benutting van signalen uit cliëntenoverleg bij LIWI, UWV en gemeenten). Het LIWI zal op dit vlak coördinerend optreden naar de CWI's.
Voor het door mevrouw Noorman-den Uyl genoemde georganiseerde niveau geldt het volgende. In SUWI wordt, evenals in de zorgsector, uitgegaan van cliëntenraden, op centraal niveau. De functie van deze raden zal in de SUWI-wetgeving worden aangegeven. De nadere invulling van de wijze waarop de cliëntenraden worden ingeschakeld, is de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat een dergelijke raad instelt. Het is niet de bedoeling gedetailleerd voor te schrijven waarover advies aan die raad moet worden gevraagd.
Vraag van het lid Schimmel (D66): Door mevrouw Schimmel is gevraagd welke kosten gemoeid zijn met de keuze voor één UWV in plaats van concurrentie tussen meerdere uitvoerders.
Antwoord:
Naar de mening van het kabinet is bij de overgang van het marktwerkingsdenken naar het thans voorgestelde SUWI-model eerder sprake van een ombuiging van een denkproces dan het omvormen van onomkeerbare processen, die alleen met grote kostenconsequenties zouden kunnen worden teruggedraaid. Natuurlijk is het zo dat de huidige uvi's reeds vergevorderde plannen hadden om in samenwerking met onder meer de private ondernemingen uit de holding de private markt te gaan betreden. Deze plannen komen nu door de SUWI-voorstellen in een ander perspectief te staan. Door de scheiding die in de OSV'95 en OSV'97 is aangebracht tussen de publieke en de private activiteiten van de holding is het echter zonder grote kostenconsequenties mogelijk de publieke activiteiten af te zonderen en in UWV-verband voort te zetten. Dit laat onverlet dat de vorming van het UWV forse inspanningen zal vergen.
Vragen van de leden Schimmel (D66) en Van Dijke (RPF): Wat vindt de minister van de financiële claims van Arbeidsvoorziening, met name voor het personeel?
Antwoord:
Arbeidsvoorziening heeft een aantal financiële claims ingediend die verband houden met de ontvlechting van het apparaat in de komende tijd. Deze claims zullen, mede aan de hand van adviezen van externe adviseurs door mij worden beoordeeld. Dit geldt ook voor de financiële middelen die nodig zijn voor een sociaal plan. Met het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening heb ik daarover procedurele afspraken gemaakt. Ik heb daarbij met name gevraagd om een meer gedegen onderbouwing van de omvangrijke personele claims. Aangezien de procedure rond de financiële claims nog niet is afgerond, kan ik thans geen oordeel geven over de hoogte van de ingediende claims.
Vragen van de leden Schimmel (D66) en Verburg (CDA): Welke waarborgen zijn er voor het continueren van de Centra Vakopleiding?
De samenwerking tussen de ROC's en de Centra Vakopleiding moet worden versterkt.
Antwoord:
Zoals in het Kabinetsstandpunt Suwi reeds is aangegeven is het wenselijk dat de Centra Vakopleiding onderdeel gaan uitmaken van het Reïntegratiebedrijf van Arbeidsvoorziening dat op termijn wordt geprivatiseerd. In het bestuurlijk overleg met het CBA van 14 maart jl. is met het CBA over de positie van de Centra gesproken. Vooralsnog wordt er door het CBA voor gekozen de Centra tijdelijk een apart bedrijfsonderdeel te laten zijn en niet reeds nu in het kader van de interne ontvlechting te laten integreren met het Reïntegratiebedrijf. Er vindt eerst in opdracht van het CBA een «herijking van de marktpositie» van de Centra plaats. Uit dit onderzoek zal moeten blijken welke (financiële) voorzieningen nodig zijn om de aanpak die kenmerkend is voor de Centra Vakopleiding in stand te houden. Over de resultaten van dit onderzoek en wat dit betekent voor de positie van de Centra zal vervolgens opnieuw overleg worden gevoerd met het CBA.
Ook de wijze en intensiteit van samenwerking tussen de Centra en de ROC's wordt nader verkend door Arbeidsvoorziening.
Na een overgangssituatie die nodig is om het reïntegratiebedrijf en de Centra de overgang naar de markt te laten maken zal de garantie voor reïntegratie en scholing van moeilijk plaatsbare groepen gaan lopen via het beschikbaar stellen van publieke middelen aan de opdrachtgevers en niet meer rechtstreeks aan de uitvoerders zelf.
Gezien ook de vraag die er is naar technische opgeleiden ga ik ervan uit dat ook bedrijven en sectoren bijvoorbeeld via hun OenO fondsen steeds meer middelen zullen gaan besteden bij instellingen als de Centra Vakopleiding. Dit niet alleen voor werkzoekenden maar ook voor werkenden. Hierdoor worden de mogelijkheden om rendabel te opereren voor deze instellingen groter.
Vraag van het lid Schimmel (D66): Mevrouw Schimmel heeft de verhouding van de taak van de RWI ten opzichte van de adviestaak van de SER resp. advisering door de relevante uitvoeringsorganen aan de orde gesteld.
Antwoord:
De analyse die mevrouw Schimmel op hoofdlijnen heeft gemaakt met betrekking tot de invulling en taakafbakening van de advisering, delen wij. Uitgangspunt is dat aan de SER adviesaanvragen over het (te voeren) sociaal-economisch beleid voorgelegd worden, vaak met het oog op de lange en middellange termijn. De RWI zal gaan adviseren over vraagstukken die specifieker en concreter het terrein van werk en inkomen betreffen. De uitvoeringorganen (LIWI en UWV) fungeren niet als adviesorgaan, maar brengen uiteraard wel advies uit in het kader van een zgn. «uitvoeringstoets». Dat is dus nog weer een niveau concreter en dichter bij de uitvoering dan de RWI.
Afstemming van de advisering tussen SER en RWI kan onder meer plaatshebben middels de jaarlijks vast te stellen werkprogramma's. De Kaderwet adviescolleges biedt in artikel 23 voorts de mogelijkheid tot gezamenlijke advisering, zowel eigener beweging als desgevraagd. Bovendien kunnen RWI en SER elkaar natuurlijk wederzijds bij hun eigen advisering betrekken.
Vraag van het lid Verburg (CDA): Moet niet ook voor arbodiensten het bipartiete opdrachtgeverschap wettelijk worden vastgelegd?
Antwoord:
Hierin is reeds afdoende voorzien door de Wet op de ondernemingsraden. De ondernemingsraden hebben volledig instemmingsrecht op de keuze van, en de inhoud van het contract met, de arbodienst.
Vraag van het lid Van Dijke (RPF): De RPF-fractie vraagt een reactie van het kabinet op de gedachte van het GAK om reïntegratieactiviteiten volledig te financieren op basis van gerealiseerde plaatsingen.
Antwoord:
De reïntegratietrajecten worden naar verwachting gefinancierd door een mengvorm van inspannings- en resultaatfinanciering. Financiering op basis van hetzij alleen inspanningen hetzij alleen resultaten heeft grote nadelen. Volledige vergoeding van geleverde inspanningen heeft het nadeel dat het reïntegratiebedrijf geen prikkel heeft om doelgericht te werken. Het reïntegratiebedrijf wordt dan immers niet afgerekend op het al dan niet slagen van de reïntegratieactiviteiten. Vergoeding louter op basis van resultaten heeft weliswaar het voordeel dat het de sterkste prikkels geeft aan reïntegratiebedrijven om werkzoekenden daadwerkelijk te plaatsen, maar heeft het nadeel dat het risico van het al dan niet slagen van reïntegratie volledig komt te rusten op de schouders van het reïntegratiebedrijf. Dit betekent voor weinig kapitaalkrachtige bedrijven een te grote barrière om tot de reïntegratiemarkt toe te treden.
Bij een mengvorm van inspannings- en resultaatfinanciering bestaat de vergoeding voor reïntegratietrajecten uit twee delen: een niet-kostendekkende vergoeding van diensten die aan de werkzoekende door het reïntegratiebedrijf wordt aangeboden en een (variabele) vergoeding bij plaatsing van de werkzoekende voor bijvoorbeeld tenminste zes maanden. Het variabele bedrag dient twee doelen: een vergoeding van de kosten die uit het basisbedrag niet zijn vergoed en een risicotoeslag. De hoogte van en de verhouding tussen de genoemde componenten van de vergoeding kan onder andere afhankelijk zijn van de economische conjunctuur en de fase-indeling van de werkzoekende.
Vraag van het lid Van Dijke (RPF): Krijgen de CWI's ruimte om op regionaal niveau af te wijken van het standaardconcept?
Antwoord:
Het CWI zal een standaard takenpakket hebben en een min of meer uniforme werkwijze voor de uitvoering van deze taken. Binnen deze uniforme werkwijze blijft er voldoende ruimte voor maatwerk. Het concept van bedrijfsverzamelgebouwen schept ruimte voor regionaal/lokale afstemming en afspraken.
Vraag van het lid Van Dijke (RPF): Hoe lang blijven cliënten onder de hoede van het CWI?
Antwoord:
De duur van de dienstverlening door het CWI hangt af van de activiteit die wordt geboden: het CWI verzamelt de gegevens die nodig zijn voor het in behandeling nemen voor een aanvraag van uitkering en stelt de kans op werk van de klant vast. Deze activiteiten vinden in een korte tijdspanne plaats.
Het CWI draagt de klant en de verzamelde uitkerings- en arbeidsmarktgegevens zo spoedig mogelijk over aan gemeenten of UWV voor zover het gaat om fase 2, 3 of 4 cliënten. Tevens geeft het CWI een reïntegratieadvies.
De dienstverlening aan fase 1-klanten wordt voortgezet door het CWI tot het moment van werk vinden. Als dit binnen 6 maanden niet is gelukt, vindt herfasering plaats.
Alle werkzoekenden kunnen op elk moment bij het CWI terecht voor informatie en advies over werk en inkomen en voor de vacature- en sollicitantenbank.
Vragen van de leden Essers (VVD) en Van der Staaij (SGP): Welke waarborgen krijgen gemeenten t.a.v. de uitkeringsintake in het CWI om de verantwoordelijkheid in het kader van het Fonds Werk en Inkomen waar te maken?
Antwoord:
Uitgangspunt is dat het CWI alle gegevens verzamelt die van belang zijn voor het in behandeling nemen van een uitkeringsaanvraag en een eerste toets op volledigheid van deze gegevens verricht. In een aantal gevallen zal dit niet lukken; dan vermeldt het CWI bij de overdracht aan de betreffende gemeente welke gegevens ontbreken.
Gemeenten (en het UWV) zullen eisen formuleren waaraan de uitkeringsintake in het CWI moet voldoen om de kwaliteit van de intake te waarborgen.
Gemeenten blijven verantwoordelijkheid voor de validatie en verificatie van de gegevens en het vaststellen van het recht op een Abw-uitkering.
Vraag van het lid Essers (VVD): Hoe zit het met de privacyaspecten bij de gegevensuitwisseling met name ten aanzien van bovenwettelijke regelingen en tijdens het reïntegra- tieproces?
Antwoord:
De gegevensuitwisselingen die in het kader van het reïntegratieproces nodig zijn, zullen van een specifiek wettelijk kader voorzien worden. Wat exact de vorm hiervan zal zijn, is op dit moment nog niet aan te geven. Hetzelfde geldt voor het gebruik van gegevensbestanden door het UWV bij het (eventueel) uitvoeren van bovenwettelijke taken en de beschikbaarstelling van deze bestanden aan andere partijen die bovenwettelijke regelingen uitvoeren. Uiteraard zal gewaarborgd moeten worden dat er alleen op zorgvuldige wijze met gevoelige gegevens kan worden omgegaan.
Vraag van het lid Essers (VVD): Is het kabinet voornemens het Ctsv, de NMA en de Registratiekamer te betrekken bij het implementatieproces?
Antwoord:
Voornoemde instanties zullen ieder vanuit hun expertise een rol spelen bij de verdere uitwerking van de SUWI-plannen. Met de Registratiekamer zullen privacyaspecten en vraagstukken rondom het gegevensverkeer afgestemd worden. De betrokkenheid van de NMA kan met name in het kader van de vorming van de reïntegratiemarkt aan de orde zijn. Het Ctsv is reeds betrokken bij het inrichten van het toezicht op de uitvoering in de overgangssituatie SUWI.
Vraag van het lid Van der Staaij (SGP): Hoe is de rechtsgang van de cliënten precies geregeld?
Wat betekent bezwaar aantekenen tegen een reïntegratietraject?
Antwoord:
Voor cliënten staan de gebruikelijke mogelijkheden van bezwaar en beroep in het kader van de Algemene wet bestuursrecht open. Wanneer er sprake is (in het kader van beslissingen over de uitkering, de fase-indeling en het reïntegratietraject) van besluiten waar voor de cliënt rechtsgevolgen uit voortvloeien, staat de mogelijkheid van bezwaar bij het bestuursorgaan en beroep bij de bestuursrechter open.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19992000-4234-4235.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.