Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 10 februari 2000 over Derde eeuw spoor.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Vorige week wekte de minister de indruk niet zo zwaar te tillen aan het probleem van de rookoverlast in treinen. Een groot aantal reizigers ondervindt veel overlast van of heeft een grote hekel aan rook in het openbaar vervoer. Een bepaalde groep kan mede daardoor zelfs geen gebruik maken van de trein. Gelukkig is dat niet zo'n heel grote groep. Maar toch, zij kan er geen gebruik van maken. Dat is, denk ik, niet acceptabel. Wij vinden dat een rookverbod op zichzelf de meeste duidelijkheid schept. Maar in ieder geval moet de overlast zoveel mogelijk worden teruggedrongen. Hier is nog veel winst te boeken. Als een algeheel verbod niet haalbaar is, is aan het volgende te denken:

  • - een rookverbod in alle stoptreinen;

  • - het terugdringen van het aantal rookstoelen in de overige treinen van 15% naar 8%, conform het resultaat van de enquête van de Consumentenbond;

  • - rookgedeeltes alleen aan de uiteinden van het treinstel, zodat men niet door rookgedeeltes hoeft te lopen.

Er is gewoon heel veel winst te boeken. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - iedereen in beginsel ongehinderd gebruik moet kunnen maken van het openbaar vervoer;

  • - een groot aantal burgers (ernstige) overlast ondervindt van het feit dat in treinen wordt gerookt;

  • - in bus, tram en metro niet gerookt mag worden;

  • - in treinen de overlast van het roken nog aanzienlijk terug te dringen is;

verzoekt de regering in overleg met de Nederlandse Spoorwegen te treden met als inzet de overlast van het roken in treinen zoveel mogelijk terug te dringen en dit uitgangspunt in te brengen in de contractonderhandelingen die in de loop van dit jaar zullen plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (26464).

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Deze minister weet geld uit te geven. Als ik de berichten moet geloven besteedt zij 2,25 mld. aan het rekeningrijden. Maar zij weet ook geld uit te sparen. De bedragen van 5 mld. voor de noordtak van de Betuwelijn en 5 mld. voor de zuidtak hoeven niet meer te worden geraamd. Recentelijk werd duidelijk dat misschien ook het bestaande spoor tussen Utrecht en Zevenaar dankzij betere benuttingsmaatregelen niet viersporig hoeft te worden. Dat scheelt weer een paar miljard. StellingwerfVoorzitter! Als dit laatste klopt, lijkt er een logische conclusie mogelijk: als het voor dit traject geldt, geldt het ook voor andere trajecten uit het MIT waarvoor nu nog viersporigheid is voorzien. Met het uitgespaarde geld zouden veel meer bestaande knelpunten kunnen worden opgelost en daarom wil ik op dat punt ook een motie indienen. Dat is tegelijk mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de minister niet uitsluit dat ten gevolge van diverse benuttingsmaatregelen het treinverkeer van de HSL-Oost tussen Utrecht en Zevenaar wellicht grotendeels over de twee bestaande sporen kan worden afgewikkeld;

  • - daardoor omvangrijke investeringen achterwege kunnen blijven;

  • - via dergelijke maatregelen, op andere trajecten waar tot nog toe viersporigheid is voorzien, soortgelijke effecten mogen worden verwacht;

  • - daardoor tot nog toe in het MIT voorziene investeringen vrij zouden kunnen vallen dan wel niet behoeven te worden geraamd;

  • - daarmee urgentere knelpunten in het bestaande railnet zouden kunnen worden opgelost;

verzoekt de regering te bezien in hoeverre benuttingsmaatregelen kunnen leiden tot grotere doelmatigheid van railprojecten uit het MIT waar tot nu toe viersporigheid is voorzien en de resultaten hiervan te betrekken bij de opstelling van het eerstvolgende MIT,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (26464).

De heer Van Gijzel (PvdA):

Ik heb geluisterd naar wat de heer Stellingwerf voorstelt, maar ik kan mij niet herinneren dat wij dit besproken hebben in het algemeen overleg. In welk kader doet hij dit voorstel?

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik heb deze zaak in de commissievergadering aan de orde gesteld.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Zeker, maar toen stond het ook al niet op de agenda. Dit is op zichzelf meer een discussie voor het MIT. Het past in een integrale afweging over hoe wij met onze financiering en de financieringsmiddelen omgaan. Maar ik vind het een nogal lastige afweging om er één geïsoleerd traject uit te lichten en daarvan vervolgens te zeggen wat daar al dan niet mee moet gebeuren. Je moet dat natuurlijk afwegen tegen andere dingen.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik heb zelf de conclusie getrokken dat het hier goed in te passen was, want de agenda was bijna zo breed als de wereld. In ieder geval kon tijdens het algemeen overleg ook in brede zin over de problematiek rond het spoor worden gesproken. Bovendien heeft wat ik zojuist beweerde de afgelopen week in de pers gestaan. Daarom heb ik dit punt ook bij het algemeen overleg betrokken. Er is dan ook niets mis mee. Concreet vraag ik dus een onderzoek te laten verrichten en om de resultaten van dat onderzoek te betrekken bij het MIT. Mij dunkt dat men daar geen moeite mee hoeft te hebben.

Voorzitter! Ik wil vervolgens iets zeggen in verband met de persberichten over de HSL-Oost. De minister heeft naar aanleiding van een eerder door mij ingediende maar aangehouden motie met de regio Ede afgesproken dat onderzoek zal worden gedaan naar eventuele verplaatsing en dus nieuwbouw van een regionaal intercitystation in dat gebied. De NS en Rijkswaterstaat zullen bij dat onderzoek worden betrokken en omdat ik de activiteiten van de minister positief waardeer, leek mij dit debat een goede gelegenheid om de motie in te trekken.

De voorzitter:

De eerder aangehouden motie-Stellingwerf/Van der Steenhoven over het viersporig maken van het traject Utrecht-Arnhem (26828, nr. 22) is ingetrokken.

Minister Netelenbos:

Voorzitter! Ik wil reageren op de twee moties die de heer Stellingwerf heeft ingediend. Ik vind ook dat wij moeten oppassen dat rokers anderen geen overlast bezorgen. Al tijdens het algemeen overleg heb ik gezegd dat juist een trein zich in het openbaar vervoer onderscheidt van ieder ander voertuig, van bijvoorbeeld een vliegtuig, een tram of een bus. Ik ben er niet voor een rookverbod af te dwingen. Het komt zeker in besprekingen aan de orde. Vrijdag heb ik geluisterd naar Het Geding. Toen heb ik de heer Stellingwerf zijn opvatting te vuur en te zwaar horen verdedigen. Hij vond dat zijn beleid moest worden gevolgd. Dat was de rechter van dienst niet helemaal met hem eens, en ik meen ook dat dat wijsheid van hem was. Ik wil ook niet dat als het niet nodig is wordt bevorderd wat de heer Stellingwerf wil. Thans is alles al ingewikkeld genoeg.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik vind dat de minister nu het probleem wat al te groot maakt. Het klopt dat ik aan dat programma heb meegedaan. De rechter van dienst, zelf een verwoed roker, gaf mij niet geheel ongelijk. Daarom heb ik mijn standpunt in die zin wat aangepast, dat ik in deze motie niet meer spreek over een rookverbod, maar over het zoveel mogelijk terugdringen van de overlast van het roken. Daarbij is nog een wereld te winnen. Daar gaat het nu om.

Minister Netelenbos:

Voorzitter! Tijdens het algemeen overleg heb ik gezegd dat wij dit thema met de reizigersorganisaties moeten bespreken. Die zullen hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Kennelijk is het percentage van 15 commercieel nog net aantrekkelijk. De heer Stellingwerf had het nu over een percentage van 8. Gelet op de prioriteitenstelling lijkt mij dit evenwel niet het meest geschikte thema waarover ik met de NS nadrukkelijk overleg zou moeten voeren. Ik heb wel begrip voor de zorg van de heer Stellingwerf. Ik vind roken ook een vervelende eigenschap en meeroken echt lastig. Ook vind ik dat wij goed rekening moeten houden met burgers die vanwege een ziekte niet tegen roken kunnen. Echter, als men gebruik maakt van de trein, kun je door op te letten en een geschikte plaats te kiezen zelf meer voorkomen dan bij iedere andere vorm van openbaar vervoer. Ik vind dus dat de motie van de heer Stellingwerf het verkeerde beeld oproept. Daarom wil ik aanneming ervan ontraden.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik noem in de motie geen concrete maatregelen. Ik geef alleen een paar voorbeelden. Het gaat nu om de richting van het beleid. Er kan nog veel winst worden geboekt en ik vind het absoluut niet een minderwaardig streven als men dit thema bij de contractonderhandelingen wil betrekken. Ik hoop dat dat gebeurt en dat de Kamer de minister de door mij gewenste boodschap meegeeft.

Minister Netelenbos:

U blijft een fervent pleiter voor uw eigen zaak. Dat waardeer ik zeer, maar ik blijf van mening dat ik aanneming van deze motie moet ontraden.

Voorzitter! Met de andere motie wordt vooruitgelopen op een discussie die wij nog moeten voeren. Die zal gaan over de vraag of het mogelijk is met verbetering van het bestaande tracé tussen Utrecht en Zevenaar het hogesnelheidsvervoer af te wikkelen zonder dat sprake is van spoorverdubbeling. Daarover voeren wij overleg. Er is een tracé-MER-studie gedaan en deze zomer moet ik een besluit nemen. Wij kunnen dan spreken over de vraag wat wijsheid is. Met de motie wordt dan ook iets te ver voor de muziek uit gelopen. Van de zomer komt dit onderwerp namelijk aan de orde. Daarnaast wijs ik erop dat een spoorverdubbeling niet zo vaak aan de orde is. Wij zijn begonnen met de spoorverdubbeling tussen Amsterdam en Utrecht. Daaraan is al uitvoering gegeven, dus dat is niet meer terug te draaien. Bovendien is deze spoorverdubbeling zeer noodzakelijk. Wij voeren dus de discussie met elkaar over het beter benutten van het bestaand spoor. Ik heb dan ook niet zoveel behoefte aan de motie. Zij loopt ook te veel vooruit op de discussie die wij rond de zomer over de HSL-Oost moeten hebben.

Het klopt dat wij op dit moment samen met de betrokken gemeente en de Nederlandse Spoorwegen onderzoek doen naar de stationsverplaatsing. Ik ben blij dat de motie daarover wordt ingetrokken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 15.50 uur tot 16.30 uur geschorst.

Naar boven