De voorzitter:

Ik verzoek u allen te gaan staan. De mensen op de publieke tribune die in staat zijn te gaan staan, verzoek ik hetzelfde te doen.

Geachte medeleden! In de dagen tussen kerstmis en nieuwjaar, op woensdag 29 december, is op 75-jarige leeftijd de heer Gerard Veringa overleden. Hij was voorzitter van de fractie van de Katholieke Volkspartij in de Tweede Kamer van 11 mei 1971 tot en met 31 december 1971. Die fractie telde toen 35 leden en was daarmee in aantal de tweede in dit huis. Zijn eerste rede als fractievoorzitter hield hij bij een debat dat door de toenmalige voorzitter werd aangekondigd als "een beraadslaging over de vraag of een meerderheidsoordeel kan worden uitgesproken omtrent een door het staatshoofd te benoemen kabinetsformateur." In die rede begon Veringa met de mededeling dat hij niet van plan was door bewijzen uit het ongerijmde de verkiezingsuitslag voor zijn partij om te zetten in winst. En, anders dan hier wel eens gebeurt in zo'n situatie, hield hij zich ook aan deze uitspraak. Ik meen, dat ik hiermee een eerste karakteristieke eigenschap van Gerard Veringa heb aangeduid.

Hij was een eerlijk man, die zich in de politiek niet anders opstelde dan in zijn privé-leven, namelijk op basis van respect voor de medemens. Dat had hij al eerder getoond. Toen hij de genoemde rede hield, was hij namelijk niet alleen fractievoorzitter, maar ook nog minister van Onderwijs en Wetenschappen in het demissionaire kabinet-De Jong. Eén van de leden van zijn fractie was de demissionaire minister van Buitenlandse Zaken, Luns. Zo had de VVD-fractie op dat moment de demissionaire minister van Defensie, De Koster, in haar midden, de Antirevolutionaire fractie de minister van Sociale Zaken, Roolvink, en de CHU-fractie de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Udink.

Gerard Veringa was echter meer dan Luns, De Koster, Roolvink en Udink representatief voor het kabinet-De Jong, dat in de parlementaire geschiedenis nu al zo ver achter ons ligt dat het herontdekt wordt. Bij die herontdekking zal minstens één hoofdstuk worden gewijd aan de Wet universitaire bestuurshervorming, de WUB, die door Veringa was ontworpen en die in in totaal tien vergaderdagen parlementair werd verdedigd. De gedachte dat een democratische procedure van besluitvorming, medezeggenschap van alle betrokkenen en openbaarheid niet alleen gelden voor de politiek maar voor alle maatschappelijke instellingen, was toen nog heel nieuw. Zoals het gaat met nieuwe gedachten, moest er een grote achterstand worden ingehaald. Veringa begreep dat en accepteerde dat, niet als iets onvermijdelijks maar als iets wenselijks. Vervolgens deed zich het merkwaardige verschijnsel voor dat de vernieuwingsbewegingen van die tijd niet konden begrijpen en accepteren dat de minister het met hen eens was. Zelfs in die moeilijke situatie weigerde Veringa zich te laten meenemen in polarisatie, omdat hij vreesde, zoals in de kerkdienst in Rijswijk werd geformuleerd, dat de spoken, opgeroepen door polarisatie, onbeheersbaar zouden zijn. Gelukkig heeft hij later in zijn leven zowel van de studentenbeweging als van de toenmalige oppositie ruimschoots erkenning gekregen voor zijn wijze houding.

Die verdere loopbaan heeft zich afgespeeld in een instelling waar het afwegen van voors en tegens, gematigdheid en afstand van de waan van de dag, bij uitstek nodig zijn, de Raad van State. Nadat Veringa op 12 mei 1971 zijn eerste rede uitsprak als fractievoorzitter, was zijn bijdrage tot het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Biesheuvel dat de Kamer, met onderbreking van het reces, hield op 4 augustus van datzelfde jaar, zijn laatste rede. Kort daarna moest hij zich wegens een ernstige ziekte terugtrekken en het fractievoorzitterschap overlaten aan de heer Andriessen.

Wij mogen dankbaar zijn dat Gerard Veringa daarna nog lange tijd zijn gaven van hoofd en hart heeft mogen laten zien, niet alleen in de Raad van State, maar ook in een ongekend groot aantal zeer diverse organisaties, waarvan ik slechts noem de rooms-katholieke kerk en de educatieve omroepen in ons land. Hij heeft daarbij nooit naar publiciteit gezocht. De organisaties, waarin hij actief was als bestuurder zullen zich hem, net als velen van ons, herinneren als een zeer goede bestuurder.

Ik wens mevrouw Veringa, de kinderen en de kleinkinderen, sterkte in deze dagen van herinnering.

Het woord is aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Minister Hermans:

Voorzitter! In de meest roerige jaren zestig was Gerard Veringa minister van Onderwijs en Wetenschappen. Tussen kerst en oud en nieuw, op 29 december jongstleden, is hij overleden. In onze gedachten waren wij tijdens deze droevige dagen bij zijn familie en vrienden.

Denkend aan Gerard Veringa gaan onze gedachten ook terug naar de jaren zestig, waarin hij als minister van Onderwijs en Wetenschappen in een turbulente periode te maken kreeg met de eerste massale studentenprotesten. Het is ongetwijfeld aan zijn persoonlijke tact en inzet te danken dat de hoog oplopende ruzie met en binnen de universitaire wereld niet is geëscaleerd. Hij begreep als geen ander dat de tijden waren veranderd en dat de wens naar meer vrijheid en democratische beïnvloeding terecht was. Zijn voorstel om democratisch gekozen raden invloed te geven op het bestuur van de universiteiten was een realistisch antwoord op de maatschappelijke onrust.

Een groot deel van zijn werkzame leven heeft hij in dienst gesteld van de democratie en de politieke invulling daarvan. Zijn sterke kanten – in alle rust, op onbevangen wijze en in goed overleg tot overwogen beslissingen komen – kwamen hem hierbij goed van pas. Ook in zijn werkzaamheden na het ministerschap stond bij hem het harmoniemodel centraal. Na zijn lijsttrekkerschap kon hij, helaas maar kort, voorzitter van de Tweede-Kamerfractie van de KVP zijn. Door ziekte gedwongen moest hij hiermee eerder stoppen dan hij graag had gewild. Gelukkig gingen zijn kwaliteiten niet verloren voor het landsbestuur en kon hij vrij snel toetreden tot de Raad van State, een functie die hij gedurende 20 jaar met zeer veel plezier vervulde en waarin hij alom waardering oogstte voor zijn inbreng.

Naast zijn lidmaatschap van de Raad van State vervulde hij nog tal van andere maatschappelijke functies. Met zijn werk als voorzitter van de stichting Teleac en later de stichting Teleac/NOT leverde hij nog ruim 25 jaar een bijdrage aan het belang van educatie. Hij zag in de activiteiten van Teleac een goede mogelijkheid om mensen buiten het reguliere onderwijs om in staat te stellen hun talenten te ontwikkelen. Op die manier konden mensen die in hun jeugd daartoe niet de gelegenheid hadden gehad, zich op latere leeftijd toch verder ontplooien. Zijn ervaringen in zijn eerste werkkring, het gevangeniswezen, zijn daarbij van grote invloed geweest. Hij veroordeelde mensen niet, maar wilde ze in staat stellen hun maatschappelijk bestaan vorm te geven.

Met het overlijden van Gerard Veringa is een politicus van ons heengegaan die voor velen na hem een voorbeeld is geweest. Ook wij, de generatie die niet direct met hem heeft kunnen samenwerken, kunnen wat leren van de rechtstreekse wijze waarop hij politiek bedreef, altijd vriendelijk en altijd met een open vizier.

Ik wens mevrouw Veringa, haar kinderen en kleinkinderen en de overige familie, heel veel sterkte met het verwerken van zijn overlijden.

De voorzitter:

Ik verzoek u een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven