Vragen van het lid Atsma aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, over diens uitspraken gedaan bij de jaarvergadering van de Nederlandse vakbond varkenshouders over de Wet herstructurering varkenshouderij.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De Wet herstructurering varkenshouderij en de uitspraak van de rechter daarna hebben sinds februari veel reacties losgemaakt en tot op de dag van vandaag tot veel verwarring geleid. Het is goed dat de minister het gesprek met de sector is aangegaan. De CDA-fractie is blij dat de minister heeft geluisterd naar hetgeen zij in de discussies daarna heeft ingebracht. Wij zijn tevreden over de mogelijke handreiking van de minister naar de sector tijdens een bijeenkomst van de Nederlandse vakbond varkenshouders vorige week. Het CDA vindt en blijft vinden dat herstructurering van de varkenssector noodzakelijk is, maar zonder een generieke korting. De minister heeft – althans voorzover wij dat hebben kunnen opmaken – vorige week laten doorschemeren dat hij ook weinig voelt voor een generieke korting. Als dat zo is, zou de minister dit dan vandaag willen bevestigen? Bovendien zou het goed zijn als de minister vandaag aangeeft wat hij vorige week precies heeft bedoeld, want de sector verkeert nog steeds in verwarring.

Deelt de minister de mening van het CDA dat de oplossing bijvoorbeeld kan worden gevonden door 15% uit het opkoop- en afroomspoor en 10% uit het voederspoor te halen? Wij hebben dit signaal gekregen van de minister, maar zou hij het nu willen bevestigen?

Ik kom op mijn derde vraag. Als het overleg met de sector goed verloopt en er afspraken worden gemaakt, is er dan nog een noodwet noodzakelijk? Wat is op dit punt de stand van zaken?

Kortom, er zijn veel zaken die om duidelijkheid vragen, met name door de opmerkingen die de minister vorige week maakte, en door recente publicaties. De sector zit nog steeds te springen om die duidelijkheid.

Minister Apotheker:

Mevrouw de voorzitter! Ik heb het vijfjarig bestaan van de Nederlandse vakbond varkenshouders aangegrepen om niet alleen tijdens de jubileumbijeenkomst aanwezig te zijn, maar om ook de stand van zaken rondom de huidige invoering van de Wet herstructurering varkenshouderij nader uiteen te zetten.

Als de heer Atsma zegt dat ik op dinsdag 6 april een handreiking heb gedaan aan de varkenshouderij, in die zin dat de generieke korting niet in de verdere uitvoering van de Wet herstructurering varkenshouderij zou moeten voorkomen, dan is dat onjuist. Ik heb, mede naar aanleiding van de vele publicaties die hieromtrent zijn ontstaan, mijn toespraak nog eens goed nagelezen. Tijdens die jubileumbijeenkomst heb ik twee hoofdlijnen naar voren gebracht.

Ik heb de sector in de eerste plaats opgeroepen om de brede herstructurering ter hand te nemen en niet alleen te kijken naar de elementen in de wet die hebben geleid tot kritiek en tot juridische gedingen door de organisaties op het terrein van de varkenshouderij. Er dient ook gekeken te worden naar zaken die ik in gang heb gezet, zoals het stimu- leren van ketenontontwikkeling, het stimuleren van kolomcertificering en het goed invoeren van de dier- en welzijnsaspecten. Deze belangrijke onderdelen horen bij de brede herstructurering die moet leiden tot een kleinere en duurzame sector die maatschappelijk verantwoord produceert.

Het tweede punt waarop ik heb gewezen, is dat het erop kan lijken dat er nu een juridische impasse is ontstaan. Ik heb dat tijdens die lezing als een vaststaand gegeven neergezet. Zo zijn de juridische feiten nu eenmaal. Ik heb daaruit de conclusie getrokken dat het goed is om na te gaan welke elementen van de brede herstructurering in ieder geval wél ter hand kunnen worden genomen. Ik heb daarbij gewezen op reeds eerder met de Kamer besproken elementen, zoals het doorzetten van een versterkte opkoopregeling. Het is de Kamer inmiddels allang bekend dat daarvoor door het kabinet extra geld is uitgetrokken. Andere elementen zijn het doorgaan met het bewandelen van het veevoederspoor en de Wet herstructurering varkenshouderij, en het stimuleren van bedrijven die besloten hebben om in de varkenshouderij te blijven. Wij willen voor die bedrijven instrumenten aanbieden om de bedrijfsontwik- keling te faciliëren. Een verder element is dat wij kijken naar het stimuleren van zogenaamde gesloten bedrijven, omdat daar de veterinaire aspecten op een goede wijze kunnen worden behartigd.

Kortom, ik heb een opsomming gegeven van bij de Kamer bekende elementen. Ik heb daaraan de conclusie verbonden dat er zeer wel een groot aantal elementen zijn die de komende jaren een geslaagde herstructurering mogelijk maken.

De tweede vraag van de heer Atsma hield in dat er een signaal zou zijn afgegeven rondom een door hem genoemd tweesporenbeleid, met zoveel procent opkopen en zoveel procent veevoederspoor. Ik moet hiervan zeggen dat dit niet de percentages zijn. Het is ook niet de tweedeling geweest die ik tijdens de lezing voor de NVV heb gebruikt. Ik heb uiteraard wél de krantenartikelen en de andere persuitlatingen van derden gezien, maar die laat ik voor wat ze zijn. Ik heb het onderdeel over de stand van zaken rondom de invoering van de Wet herstructurering varkenshouderij afgesloten door te zeggen dat de zoektocht naar mogelijke versterkingen van onderdelen van de herstructurering bij mij nog niet was afgesloten, laat staan dat er op dit punt al duidelijkheid van het kabinet zou zijn te melden.

Vraag 3 is vrij eenvoudig te beantwoorden. Is een noodwet, een eventueel veranderen of herschikken, versterken of afzwakken van diverse instrumenten binnen de herstructurering nog nodig? Dat is voor mij op dit moment niet aan de orde.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De minister heeft met zoveel woorden gezegd dat de sector hem vorige week kennelijk verkeerd heeft begrepen en dat de media hem verkeerd hebben geciteerd. Ik concludeer in ieder geval dat de generieke korting volgens de minister recht overeind blijft staan en dat hij niet voornemens is daarin verandering aan te brengen. Als dat niet zo is dan hoor ik dat graag.

De minister heeft het een en ander over de brede herstructurering gezegd. Natuurlijk is de CDA-fractie het daarmee volstrekt eens. Als je het goed uitvoert en als je draagvlak daarvoor genereert, dan betekent dat in onze optiek dat de generieke korting niet door hoeft te gaan.

De minister heeft gewezen op de juridische impasse. Er lopen op dit moment een aantal rechtszaken. Hoe komen wij daaruit, zo vroeg de minister. Denkt de minister niet dat het afstappen van de generieke korting de meest snelle en effectieve methode is om uit de juridische impasse te komen?

De minister heeft erop gewezen dat hij wellicht extra geld beschikbaar kan stellen voor de herstructureringsoperatie. Om hoeveel geld gaat het?

Volgens de minister zijn de opmerkingen over de noodwet op dit moment niet aan de orde. De vraag wat de stand van zaken is, is wel degelijk relevant.

Vindt de fractie van de VVD – ik stel die vraag aan de heer Oplaat – ook dat het verstandig zou zijn om af te stappen van een generieke korting?

Minister Apotheker:

Mevrouw de voorzitter! Tijdens de bewuste avond heb ik één keer de woorden "generieke korting" gebruikt. Ik heb gemeld als feit dat de kern in juridische procedures is gelegen en de bezwaren die de sector heeft tegen de generieke korting zonder schadeverplichting. Daarbij heb ik het gelaten.

De heer Atsma heeft gezegd dat ik vind dat de pers mij verkeerd heeft geciteerd. Ik heb helemaal niet gezien dat de pers mij heeft geciteerd. Ik heb wel artikelen gelezen die tot een bepaalde reconstructie van de journalist zelf of van anderen hebben geleid.

De heer Atsma heeft gevraagd of de brede herstructurering alleen maar mogelijk is zonder generieke kortingen en de schadevergoedingen weg te laten. Als het kabinet een eventuele andere invoering van de Wet herstructurering varkenshouderij voorziet, zullen de stand van zaken rondom de noodwet – en de adviezen die daarover worden uitgebracht – en de bestaande onderdelen van de Wet herstructurering varkenshouderij – wel of niet een generieke korting, het opkopen zodanig inrichten dat grote kortingspercentages kunnen worden bereikt – door het kabinet in ogenschouw worden genomen.

Ik neem kennis van het standpunt van het CDA, dat een generieke korting in geen enkele nieuwe aanpak moet zitten. Ik zal daarop thans niet reageren.

Hoeveel geld is er beschikbaar voor de uitvoering van de wet? Dat is het bij de Kamer bekend zijnde bedrag van 475 mln., zoals dat in december en januari in de diverse AO's is besproken. Toegevoegd is een bedrag van 220 mln. voor een versterkte opkoopregeling om de tweede generieke korting te vermijden. Samen is dat een bedrag van 695 mln. En hiermee heb ik de stand van zaken aangegeven, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Wil de heer Oplaat de vraag van de heer Atsma beantwoorden?

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Hier voltrekt zich toch een vreemde manier van debatteren. Eerst werden er door het CDA vragen aangekondigd, die later weer gewijzigd zijn in andere vragen om tóch maar op de bühne te verschijnen. Dat begrijpen wij niet. De VVD kiest in ieder geval in dit debat voor zorgvuldigheid. Wij wensen geen debat te voeren over wat de minister eventueel op een feestje van de NVV heeft gezegd en wat wel of niet goed is weergegeven door de media. Overhaast gejakker levert in dit debat helemaal niks op. Als de minister – en dus het kabinet – met een standpunt naar de Kamer komt, in een brief of anderszins, staan wij open voor ieder debat.

De voorzitter:

Mijnheer Oplaat, de vragen zijn geherformuleerd in het kader van zoveel mogelijk duidelijkheid van mondelinge vragen. In eerste instantie was minder goed duidelijk waar de vragen precies over gingen. Duidelijkheid is niet alleen in mijn belang of in het belang van de minister, maar het is ook in het belang van de Kamer. Iedereen moet weten waarover het precies gaat. In die zin werkte de CDA-fractie dus mooi mee. Maar natuurlijk kan die fractie zichzelf wel verdedigen. Dat hoef ik verder niet te doen!

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! De minister kent de terughoudendheid van de SGP-fractie op dit dossier voor dit moment. De minister broedt op een noodwet, waarover wij nu natuurlijk niet mogen spreken. Ik heb overigens wel uit de media begrepen dat de Raad van State de minister heeft geadviseerd met het uitbrengen van de noodwet te wachten op de uitspraken in de in gang gezette juridische procedures. Dat wilde ik zeggen over de omgevingsfactoren, voorzitter.

Dan zal ik nu mijn vraag stellen. Zou de minister toch niet te veel de gevangene kunnen zijn of worden van zijn eigen besluitvorming? Ik bedoel het volgende: twee hoofdlijnen. De brede herstructurering moet worden doorgezet. Er is een juridische impasse, wat betekent dat er moet worden afgewacht. Ik noem vier punten: opkoopregeling, veevoederspoor, faciliëren blijvers en gesloten bedrijven. De opkoopregeling is als instrument natuurlijk heel voornaam. Maar omdat die impasse er is, zijn mensen terughoudend om op die opkoopregeling in te gaan. Kortom, raken wij zo niet vast in het zand van deze bak? Daar hebben wij geen van allen baat bij.

Minister Apotheker:

Mevrouw de voorzitter! De juridische aspecten spelen al vanaf 23 december, toen bij het tussenvonnis twee belangrijke oordelen door de rechter zijn gegeven. Die hebben in de kortgedingprocedure, bij uitspraak op 23 februari, geleid tot de ordemaatregel van het buiten werking stellen. Nadien is met de Kamer gesproken over nood- en reparatiewetgeving. Uiteraard zal dat in iedere uiteindelijke opstelling van het kabinet een plek krijgen.

Welke vervolgtrajecten dienen nu te worden bewandeld? De heer Van der Vlies spitst de vraag toe. Zal het belemmerend zijn voor de huidige juridische situatie en wellicht ook voor een vervolg van de juridische situatie wanneer opkoop en afroming belangrijke onderdelen zijn en blijven? Immers, belangrijke bodemprocedurevragen zullen dan in ieder geval niet in de komende maanden tot juridische duidelijkheid leiden. Feit is dat die situatie zich reeds voordeed in de afgelopen maanden. De opkoopregelingen konden worden ingezet en hebben geleid tot grote belangstelling, deelname of verklaringen van bedrijven om veestapels geheel of gedeeltelijk aan te bieden aan het opkooploket. Ook de regeling voor het opkopen van bedrijven gelegen aan de randen van natuurgebieden, de ecologische hoofdstructuur, heeft tot een groot succes geleid. Er is nu een procedure in werking waarbij dat mogelijk blijft en waarbij ook sprake zal zijn van registratie. Met de instemming van de betrokken varkenshouder is dat een juridisch begaanbaar pad. Dat blijft dus doorlopen. Daar worden de prognoses op afgestemd die kunnen leiden tot het bestemmen van het extra geld van 220 mln., juist ook om de prognose van het vermijden van de tweede korting hard te kunnen maken. Er is dus geen sprake van een impasse, van een situatie waarin je een gevangene bent van twee sporen, en wij krijgen ook geen signalen die daarop duiden.

Het moge duidelijk zijn dat het in welke procedure dan ook opnieuw volledig in werking krijgen van een wet die werkt met een stelsel van varkensrechten in ieders belang is, ook al zou dat leiden tot een uitspraak waarbij belangrijke bodemprocedurevragen nog niet als beantwoord kunnen worden bestempeld. Het werken met deze wet waardoor afkoping en afroming mogelijk is, is in alle scenario's het hoogste goed dat zo snel mogelijk tot volledige juridische duidelijkheid moet leiden.

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter! De PvdA-fractie heeft een vraag aan de heer Atsma. Namens mijn fractie heb ik herhaaldelijk een pleidooi gevoerd om niet langer via een cascade van actie en reactie via de juridische weg, maar via overleg met de sector tot een oplossing te komen, wat ons betreft in verplichtende zin en met een brede agenda. Mij is opgevallen dat het CDA zich daar steeds bij heeft aangesloten, eerst bij monde van de heer Meijer, toen bij monde van mevrouw Schreijer en ten slotte bij monde van de heer Atsma. Blijkbaar leeft dat breed binnen de CDA-fractie. Dat overleg waarom wij gevraagd hebben, is inmiddels gestart. Mij valt het op dat de heer Atsma nu over dat overleg een aantal vragen stelt. Ik concludeer daaruit dat hij die vragen vroegtijdig stelt, want het overleg is nog niet afgerond. En daar draagt de heer Atsma ook kennis van. De vraag is dan ook of het wel geloofwaardig en consistent is, dan wel niet risicovol, om waar dit proces gaande is, deze vragen nu al te stellen. Is de heer Atsma bekend met de uitdrukking dat je een "broedend varken" niet moet storen?

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Ik heb wel degelijk aangedrongen en doe dat nog steeds, om als het enigszins mogelijk is te proberen om via overleg uit de juridische impasse te komen. Juist om uit die impasse te komen en om uit die juridische voetangels en klemmen te geraken die de sector en het ministerie in een soort wurggreep houden, heb ik de minister gevraagd of niet geprobeerd moet worden om via het afstappen van een generieke korting een slag vooruit te maken. Dat hebben wij anderhalve maand geleden bepleit, dat hebben wij vier weken geleden bepleit en dat blijven wij bepleiten. De heer Feenstra moet dus niet de indruk wekken dat zijn partij de kampioen van het overleg is. Sterker nog, vanaf het begin heeft de CDA-fractie samen met een aantal andere fracties sterk aangedrongen op dat overleg.

Natuurlijk zijn wij met z'n allen van mening dat er zo snel mogelijk een eind moet komen aan de onzekerheid bij bedrijven en gezinnen. Wij kennen allemaal de voorbeelden. Wat dat betreft blijf ik benadrukken dat wij nooit genoeg kunnen aansturen op overleg en nieuwe afspraken. Echter, als onze informatie correct is, heeft de minister overlegd met de verschillende partijen uit de sector. Hij heeft goede gesprekken gevoerd en de vorige week heeft hij in Voorthuizen, wellicht op basis van die gesprekken, een kleine voorzet gedaan. Wat dat betreft spreek ik zeker niet van een "broedend varken". Het is een begrip dat in ieder geval in mijn terminologie niet voorkomt. Ik weet wel wat een broedende kip is en die zit ook in Friesland en in Limburg 21 à 22 dagen op haar eieren voordat ze uitkomen. Dan weet je waar je aan toe bent, terwijl wij nu inmiddels bijna twee maanden verder zijn.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Wat dat laatste betreft: de heer Feenstra weet niet hoe het zit in de landbouw; het gaat natuurlijk niet om broedende varkens maar om biggende kippen.

Voorzitter! De minister heeft de jubileumbijeenkomst van de Nederlandse vakbond varkenshouders bijgewoond. Daar heeft hij draagvlak gezocht voor zijn plannen. Die plannen bestaan uit het opkopen en afromen van rechten, kolomcertificering, investeringen in welzijn en doorgroei naar gesloten varkenshouderijen. Wij hebben tijdens het eerste algemeen overleg, direct na de schorsende werking van de uitspraak van de rechter over de herstructureringswet, gezegd dat de minister in plaats van in hoger beroep te gaan en te denken aan noodwetten, beter in overleg kan gaan met de sector op basis van dergelijke ideeën. Waarom hinkt de minister op twee gedachten? Aan de ene kant wil hij doorgaan met een noodwet en in hoger beroep gaan en aan de andere kant wil hij overleg over de plannen. Waarom kiest de minister niet voor het voeren van overleg? Er is toch genoeg tijd verloren gegaan met juridisch gedoe?

Minister Apotheker:

Mevrouw de voorzitter! Overleg dient ook te gaan over de niet-juridische aspecten die in de Wet herstructurering varkenshouderij zijn voorzien. Ik heb al maandenlang brede steun van de Kamer gekregen voor deze benadering en ik ga dus op die weg verder. Uiteraard is het overleg ook gegaan over de juridische impasse als zodanig. Dat heb ik zo-even al verteld. Nu gaat het erom tot een opstelling te komen, waarbij de sector zegt: deze elementen zullen wij tot onze verantwoordelijkheid rekenen en wij hebben niet rechtstreeks te maken met de juridische elementen van het korten binnen de Wet herstructurering varkenshouderij. Daarnaast wijs ik er nog op dat Paars I de wet heeft ontworpen, met als doelstelling de productie van varkensmest met 25% te verminderen. Dat doel blijft onverkort overeind staan. Het is mijn bedoeling om de extra gelden zodanig in te zetten dat dit doel wordt bereikt, dat Paars II deze wet uitvoert en dat dit gebeurt met een zo groot mogelijk draagvlak binnen de sector. Met zo'n maatschappelijk draagvlak is het mogelijk een betere en kwalitatief verantwoorde varkenshouderij in Nederland te bereiken.

Naar boven