Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 februari 1999 over Agenda 2000.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Vanmorgen hebben wij uitvoerig gesproken over Agenda 2000, een zeer ingrijpend en belangrijk item. Het gaat om de positie van de Europese landbouw binnen het mondiale perspectief, de noodzaak tot toetreding van meer landen in Europa tot de EU, productiebeheersing en vooral om goed plattelandsbeleid. Agenda 2000 vraagt inspanning van de landbouw en aanverwante sectoren en van de overheden. Tegelijkertijd is het een uitdaging. Het gaat ook om de wijze van produceren, dierenwelzijn, hormoonvrije productie, milieu, natuur- en landschap, enz. Wat is ons dit waard? Dat moet ons veel waard zijn. Het moet bovendien opgepakt kunnen worden. Vandaar dit vervolg op het algemeen overleg van vanmorgen.

Wat is het geval? Berekend is dat bij die ingrijpende operatie sprake zal zijn van een gemiddelde inkomensdaling per bedrijf van 7%, met marges naar boven van enkele tientallen procenten. Minister Zalm riep afgelopen weekend dat er sprake kan zijn van een jaarlijkse inkomensdaling van 3 tot 4%. De praktijk volgt bovendien de theorie niet. De prijzen staan, zeker de laatste tijd, geweldig onder druk en dat was door de opstellers van Agenda 2000 in deze mate niet voorzien. Kortom, het is een tombola geworden, een rad van avontuur. Op dit moment zijn de uitkomsten en de gevolgen voor de sector absoluut onbekend. Het LEI en de minister onderkennen dat er sprake kan zijn van inkomensdaling. Vanmorgen accepteerde de woordvoerder van de PvdA deze inkomensdaling van 7%. Het kan echter beduidend hoger zijn. De VVD gaf vanmorgen aan zich zorgen te maken, maar op dit moment geen garantie te kunnen en willen bieden dat die inkomensdaling niet plaatsvindt.

Wij mogen de sectoren niet in het ongewisse laten. Als wij het willen, kunnen wij iets doen. Als wij het niet willen, houdt het op. Het gaat namelijk niet alleen om de landbouw, het gaat ook om een verantwoorde productie en de positie van de consument die kiest voor kwaliteit. De vraag blijft dan relevant wat wij ervoor over hebben om de leefbaarheid op het platteland te garanderen. Wij willen die zekerheid bieden en wij willen dit als opdracht aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor de onderhandelingen voor volgende week meegeven. Dat signaal moet vandaag vanuit deze Kamer duidelijk worden meegegeven. Daartoe dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat uitbreiding van de Europese Unie, verdere liberalisatie in het kader van de komende WTO-onderhandelingen en hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid inzet is van kabinetsbeleid;

overwegende, dat de maatschappelijke eis ten aanzien van duurzaam produceren, voor welzijn, milieu en leefbaarheid van het platteland criteria zijn om te mogen produceren in Nederland en de overheid dit beleid actief ondersteunt;

constaterende, dat hierdoor het inkomen van agrariërs onder druk komt te staan;

verzoekt de regering te garanderen dat geen inkomensachteruitgang plaatsvindt voor agrariërs ten gevolge van de invoering van Agenda 2000,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Stellingwerf, Van der Vlies en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (25731).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb toch nog twee vragen. Het blijft bij mij knagen dat de fractie van het CDA voortdurend die bezuinigingen...

De voorzitter:

Mevrouw Vos, u heeft niet meegedaan aan het algemeen overleg, zoals mij is gemeld.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat klopt, ja.

De voorzitter:

Ik vind het goed als u uw eigen bijdrage in dit tweeminutendebat heeft, maar dit had u ook vanochtend kunnen wisselen.

De heer Stellingwerf (RPF):

Mevrouw de voorzitter! De gevolgen van Agenda 2000 zijn voor de landbouwsector verstrekkend: inkomensachteruitgang, onvolledige inkomenscompensatie, degressie van de overblijvende landbouwuitgaven op termijn, die reeds publiekelijk als wisselgeld over de tafel zijn gegaan, en nieuwe extra eisen op punten als dierenwelzijn, milieu, natuur en landschap en GGO's. Hoe noodzakelijk die eisen ook zijn, in feite zijn zij wel een extra lastenverzwaring voor de sector. Wij vinden dat de inkomenscompensatie volledig zou moeten zijn. Daarom hebben wij de motie van de heer Atsma ook medeondertekend.

In het algemeen overleg vanmiddag heb ik, gezien de eigen aard van de landbouwsector, een pleidooi gevoerd voor een geheel andere benadering dan de voortgaande liberalisering, namelijk een productiebeheersingssysteem. Helaas is dat systeem een- en andermaal in deze Kamer niet bespreekbaar gebleken. Een van de onderdelen van dat alternatief betreft het instrument braaklegging, dat zoals het nu in de plannen zit, uiteindelijk tot 0% zal terugzakken. Ik heb goed begrepen dat de minister de braaklegging in elk geval voorlopig nog wil hanteren en dat op termijn het instrument in elk geval op de plank blijft liggen, ook al is het 0%, en dat op elk gewenst moment de discussie over de inzet van het braakleggingsinstrument weer kan worden opgerakeld en heropend, afhankelijk van de prijsontwikkeling in de akkerbouw. Ik neem aan dat de minister daar zo nodig ook het voortouw in zal willen nemen. Dat is uiteraard ook mijn vraag aan de minister. Hij is in elk geval gedekt door zijn eigen fractie, zou ik nu al willen constateren, gehoord de heer Ter Veer in het algemeen overleg, en waarschijnlijk door de meerderheid in het parlement.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Het overleg over Agenda 2000 is in een cruciale fase beland. Vanaf nu moet – dat is althans de intentie – met een maand of wat besluitvorming hebben plaatsgevonden. Daarover hebben wij vanmorgen zinvol algemeen overleg gevoerd. Collega Atsma heeft zojuist geschetst waar het allemaal over en vooral ook waar het allemaal om gaat. Ik zal dat niet meer herhalen, om des tijds wille.

De inzet van de minister is duidelijk. Hij heeft die ook op diverse punten behoorlijk gemarkeerd. Ik wens hem kracht toe om dit allemaal ook tot een goed einde te brengen in de Landbouwraad zelve. Ik zou daar ook heel graag vertrouwen in hebben. Het zijn onderhandelingen. Het onderhandelingsresultaat is uiteraard niet te dicteren. Dat moeten wij dus afwachten. Wij zullen dat ook beoordelen. Er zijn minpunten, maar, aldus de minister en andere woordvoerders, er zijn ook kansen en het uiteindelijke beeld zou best eens positief kunnen zijn.

Nu is er één flink probleem blijven liggen tussen de minister en de SGP-fractie. Dat gaat om de inkomenseffecten en onze houding daar tegenover. Die inkomenseffecten zijn hier en daar fors, gemiddeld 7% met daaromheen een behoorlijke spreiding, dus voor een bepaalde sector met bepaalde kenmerken – ook op bedrijfsniveau – kan dat beduidend meer zijn. Daarbij gaat het om compensatie met geld of met beleidsinstrumenten met inkomenseffecten. Collega Atsma heeft ze zojuist opgesomd. Als we dat willen, is dat te doen. De minister kan en wil dat niet garanderen. Nu kan ik mij dat nog voorstellen als het gaat om een taakstellend karakter van de garantie die wordt afgegeven, want de minister is afhankelijk van het onderhandelingsresultaat. Maar dat hij nu ook de inspanningsverplichting niet wil aangaan, begrijp ik niet. En dat is eerlijk gezegd de motivering waarom mijn fractie de motie van collega Atsma op dit punt heeft medeondertekend. Ik vraag de minister nog eens dringend die inspanningsverplichting toch ten minste toch aan te gaan.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter! Vanmorgen hebben wij de achteruitgang van inkomens in de land- en tuinbouw als gevolg van Agenda 2000 geconstateerd. Het LEI-onderzoek heeft dat gekwantificeerd en ik wil daarover drie opmerkingen maken.

De eerste conclusie van het onderzoek, zelf opgeschreven door het Landbouw economisch instituut, is dat het opportuun is om te hervormen en dat er geen alternatief is dan hervormingen. De tweede conclusie is dat bij de doorrekening geen rekening is gehouden met de essentiële aanpassingen, die in de loop van de tijd in de gefaseerde invulling van Agenda 2000 op de bedrijven zullen plaatsvinden. De derde conclusie – en mogelijk de meest speculatieve – is de conservatieve inschatting van de kansen die Agenda 2000 biedt. Het CDA vraagt 100% inkomenscompensatie. Binnen de financiële afspraken is dat onrealistisch, buiten de werkelijkheid en niet aan de orde. Wij verwachten dat de minister zich binnen het budget en binnen de afspraken maximaal zal inspannen voor een maximaal resultaat.

Voorzitter! Tussen het algemeen overleg en dit debat heb ik mij nog even verstaan over de degressiviteit. Het Franse voorstel impliceert dat jaar op jaar vanaf 2005 3% per jaar zijn neergelegd. Gehoord de uitspraken van de minister in de Kamer van afgelopen dinsdag, wil ik hem vragen hoever wij door moeten gaan met de degressiviteit van 3% per jaar.

Landbouw en plattelandsbeleid moeten in elkaar worden gestoken. Wil de minister zich daarvoor sterk maken, gezien het vorm en inhoud geven aan de multifunctionele land- en tuinbouw?

Wij zien meer kansen dan bedreigingen voor de agrarische sector en daarom moeten we met deze hervormingen doorgaan. Ik wens de minister veel succes met de komende onderhandelingen.

De heer Atsma (CDA):

De heer Waalkens heeft opgemerkt dat de achteruitgang in inkomen een feit is dat wij moeten accepteren. Accepteert hij daarmee dat individuele bedrijven over het gehele land straks kunnen "omvallen"?

De heer Waalkens (PvdA):

U trekt wel een nadrukkelijke lijn naar mogelijke faillissementen. Zover wil ik absoluut niet gaan en dat zal ook niet aan de orde zijn. Bij de verschillende hervormingen zien wij een teruggang van het aantal bedrijven, omdat het een autonoom proces is. Dit wordt betrokken bij de beoordeling van Agenda 2000.

De heer Atsma (CDA):

U vindt de doorrekening van het LEI in de richting van tientallen procenten achteruitgang niet realistisch?

De heer Waalkens (PvdA):

Nee, en ik heb uitgelegd waarom.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter! Vanmiddag hebben we uitgebreid gesproken over Agenda 2000 en de gevolgen daarvan voor de landbouwsector. De inzet van de VVD is de uitgaven te stabiliseren. Tegelijkertijd vindt zij dat Nederland recht heeft op een rechtvaardige inkomenscompensatie en dat die gerelateerd moet zijn aan het totale productievolume van de sector. De scheefgroei moet verdwijnen: dat is de opdracht aan de minister. Vanmiddag heeft hij dit onderkend en verklaard zich op dit punt in te willen zetten. Er is dan ook sprake van een inspanningsverplichting.

Het LEI is duidelijk uitgegaan van statische berekeningen. Geen ruimte is gelaten voor de dynamiek en de mogelijkheid van de sector om op de veranderingen te kunnen inspelen. Die is dus niet in aanmerking genomen en ik vind het belangrijk dit vast te stellen. Er is nu aangegeven wat het maximale inkomensverlies is.

Het CDA heeft bij motie gevraagd de prijzen minder te verlagen en de inkomensdaling via inkomenstoeslagen of anderszins voor 100% te compenseren. Kan het CDA aangeven hoeveel deze 100% compensatie kost? Kan het aangeven waar de middelen gevonden kunnen worden? Moeten hiervoor Europese gelden aangewend worden of komt deze financiering ten laste van de nationale begroting? De keerzijde is dat hogere prijzen meer exportrestituties met zich brengen, meer interventievoorraden creëren en de toetreding van Midden- en Oost-Europese landen bemoeilijkt. Wat vindt het CDA daarvan? Graag krijg ik dat te horen.

De doorrekening van het CDA-verkiezingsprogramma door het CPB heb ik voor mij liggen. Daarin staat dat het CDA 1,5 mld. op de Europese Unie wil bezuinigen, onder andere door stabilisatie van de reële uitgaven. Dit geluid heeft het CDA in een algemeen overleg bevestigd, maar wat wil het CDA nu? Hoe wil zij die 1,5 mld. invullen? En wat vindt collega Balkenende daarvan? Dit voornemen staat toch in schril contrast met de motie en op deze manier is toch niet sprake van een consistent beleid.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Straks wil ik graag onze zienswijze op dit punt weergeven. Nu wil ik ingaan op de vraag: om hoeveel geld gaat? Ik wijs erop dat ik het nu niet over geld heb. Dit is ook precies het punt. Niemand weet waarom het gaat, de heer Geluk niet en wij niet. Daarom zeggen wij tegen de minister: geef een optimale garantie, anders stort je een groot aantal ondernemers in het diepe, in een put, in een gat; en dat willen wij niet. Daarom sprak ik over een tombola.

Overigens, het is absoluut niet zo dat het hier om geld sec gaat. Wij hebben gezegd – en de heer Geluk kan dat weten, dus hij vraagt naar de bekende weg – dat de plannen gefaseerd kunnen worden ingevoerd. Men kan nagaan of in plaats van een afroming van 15%, 20% en 30% een afroming van bijvoorbeeld 10%, 15% en 20% of 10%, 15% en 15% mogelijk is. Men kan de middelen die minister Apotheker vanmorgen terecht heeft gereserveerd, de 2,5 mld. euro voor het plattelandsbeleid, inzetten voor de brede plattelandsontwikkeling. Bij die ontwikkeling behoort de boer waarover wij het hebben een belangrijke rol te spelen. Men kan ook het instrument van de cofinanciering benutten. Natuurlijk is er ook de cross-compliancegedachte, waaraan wij sterk hechten. Ik kan nog meer voorbeelden geven. Dat doe ik niet. Ik hoop dat de gegeven voorbeelden voor de heer Geluk voldoende zijn.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter! De heer Atsma draait om de pot heen. Hij noemt de punten die de minister vanmorgen en vanmiddag al heeft aangegeven en waarbij sprake ook voor hem sprake is van mogelijkheden. Op mijn concrete vraag waarom bij het CDA niet sprake is van beleidsconsistentie, heb ik nog niet een antwoord gekregen. De partij van de heer Atsma zou toch voor een zeer consistent beleid moeten kiezen, maar in dezen doet zij dat niet.

De heer Atsma (CDA):

U gaf aan dat het CDA 1,5 mld. aan bezuinigingen heeft ingeboekt. In het regeerakkoord wordt gesproken van 1,3 mld., maar dat is niet ons akkoord en dat wil ik sterk markeren. Het gaat nu evenwel om de Nederlandse gulden die aan Europa wordt besteed. U weet hoeveel per saldo van die gulden terugkeert naar Nederland. Dan weet u ook dat als wij 1,3 mld. niet aan Europa besteden, hoeveel wij hier houden. Het inzetten van een substantieel deel van die 1,3 mld. om de negatieve effecten van deze operatie op te vangen, vraagt om een politieke afweging: je wilt het of je wilt het niet. Ik stel vast dat u het niet wilt, maar wij willen er graag over praten. Het gaat hierbij om een van de mogelijkheden.

De heer Geluk (VVD):

Mijn conclusie is anders. Ik ben de mening toegedaan dat het CDA de 1,5 mld. wel invult bij de berekeningen door het Centraal planbureau, maar nu niet wil invullen. Dat is inconsistent.

De minister gaat zich inzetten voor een sterk en goed onderhandelingsresultaat om daarmee zoveel mogelijk compensatie voor de boer binnen te halen. Ik vind dat een heel goede zaak. Daardoor is in mijn ogen de motie van het CDA overbodig. Ik vind de motie ook gevaarlijk, omdat de minister daarmee de handen op de rug zou worden gebonden. Daardoor zou het onderhandelingsresultaat veel minder worden dan het CDA in gedachten heeft. De motie schiet ook grote gaten in de reële nulgroei en haalt derhalve ook de besparing van 1,3 mld. op de uitgaven onderuit. Met de motie neemt het CDA veel meel in de mond, om de uitdrukking van de heer Atsma van begin deze week maar eens aan te halen. Maar de boer of de kiezer wordt daarmee het zicht op de realiteit ontnomen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! De minister heeft vanochtend duidelijk blijk gegeven van zijn inzet bij de onderhandelingen over Agenda 2000. Wat ons betreft gaat het niet aan om dan te spreken van een tombola. Dat suggereert op zijn minst dat men als een kip zonder kop rondloopt en dat wij maar moeten afwachten wat eruit komt. Dat is absoluut een foute weergave van wat het kabinet bij de landbouwuitgaven probeert te doen. Ook als het gaat om de leefbaarheid op het platteland, heeft de minister al vele malen zijn inzet aangegeven. De aansporing die het CDA nu geeft, lijkt ons dan ook lichtelijk overbodig. Het zal duidelijk zijn dat wij het niet nodig vinden de motie te steunen. Bovendien blijkt er nu al een verschil van interpretatie over de motie. In de motie wordt van garanties gesproken, maar een medeondertekenaar zegt dat het eigenlijk een inspanningsverplichting is. Wij zijn er allemaal al van overtuigd dat de inspanning de goede kant opgaat. Wij zullen de motie dus niet steunen.

De heer Atsma (CDA):

Is er echt een inspanningsverplichting om op nul uit te komen? Ik heb de heer Waalkens vanmorgen iets anders horen vertellen. Wat dat betreft ben ik het dus absoluut niet met mevrouw Giskes eens. Als wij met z'n allen vinden dat het nul moet zijn, moeten wij dat ook durven uitspreken.

Mevrouw Giskes (D66):

De inspanning is erop gericht om een optimaal resultaat te halen voor alle betrokkenen in de landbouwsector. Dat is iets anders dan garanderen dat er geen inkomensachteruitgang zal plaatsvinden. Wij kunnen evenmin een inkomensvooruitgang garanderen. Wij willen uitgaan van een meer dynamische benadering. Wij houden er niet van om alleen te kijken naar de mogelijke negatieve kanten. Wij willen ook de positieve kanten incalculeren.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! GroenLinks vindt hervormingen in de landbouw absoluut noodzakelijk, want wij zitten nog steeds in de situatie waarin een overproductie op de wereldmarkt met exportsubsidies wordt afgezet. Wij subsidiëren dus de dumping op de wereldmarkt en de uit de overproductie voortvloeiende milieuschade. Het is voor ons natuurlijk ook de vraag hoe wij de aansluiting van de landen uit Midden- en Oost-Europa realiseren. Kortom, er moet wat gebeuren. Maar liberalisatie is voor ons daarbij niet de weg. Wij zouden liever een scenario zien waarin sprake is van productiebeheersing, van het op peil houden van goede prijzen en van voldoende aandacht voor natuur en milieu en het dierenwelzijn. Het is duidelijk dat het kabinet die weg niet kiest, maar een andere kant opgaat.

Het is voor ons ook van groot belang dat inkomens op peil blijven. Wel teken ik erbij aan dat inkomenstoeslagen aan voorwaarden op het gebied van natuur en milieu en dierenwelzijn gebonden zouden moeten zijn. Daarvoor moeten ook taken worden verricht. In die zin krijg ik graag ook enige opheldering van het CDA. Vindt het CDA ook dat aan inkomenstoeslagen voorwaarden op het gebied van natuur en milieu en dierenwelzijn verbonden moeten zijn?

Tot slot wil ik aan zowel het CDA als de minister de vraag stellen hoe dit alles te rijmen is met die bezuiniging van 1,3 mld. Zitten wij niet met een groot probleem bij het op peil houden van de landbouw, waar het gaat om de inkomens en het natuur- en milieubeleid, als Nederland dat geld zo uitdrukkelijk wil terughalen uit Europa? Wij willen immers ook de landen uit Oost-Europa een kans geven. Is het daar wel mee te rijmen dat Nederland 1,3 mld. terug wil halen uit Europa?

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik kom net binnen. Het is niet anders, want ik zat in een algemeen overleg dat pas zojuist is afgelopen. Er is een motie ingediend waar mijn naam ook onder staat. Ik wil nog even duidelijk aangeven waarom ik die motie van harte steun. Uit onderzoek van het Landbouw economisch instituut blijkt dat in 1997 – in 1998 zal het er niet beter op geworden zijn – 38% van de boerengezinnen onder een gezinsinkomen van ƒ 25.000 op jaarbasis zat. Dat is dus armoede. Een verdere liberalisering, zoals nu in de plannen voorligt, zal hier volgens mij geen verbetering in brengen en misschien zelfs wel een verslechtering betekenen. Vandaar dat ik die motie van harte ondersteun. De minister heeft bij de begrotingsbehandeling toegezegd dat hij het onderzoek van het Landbouw economisch instituut naar de mogelijkheden en de gevolgen van een productiebeheersingssysteem mee zou nemen in het overleg op Europees niveau over Agenda 2000. Bij dezen verzoek ik de minister om de motie in ieder geval te beschouwen als een duw in de rug om ervoor te zorgen dat de armoede op ons platteland niet verder groeit en zelfs bestreden kan worden met een goed beleid.

Minister Apotheker:

Mevrouw de voorzitter! Ik heb de Kamer schriftelijk en vanochtend ook nog mondeling geïnformeerd over de financiële gevolgen van het totale pakket landbouwvoorstellen in het kader van Agenda 2000. Wij hebben nog eens gememoreerd welke hoofdredenen daarbij de leidende motieven kunnen zijn. Dat zijn wereldmarkttoetreding, toetreding nieuwe landen en in feite werken naar een hervormd en daardoor ook gemoderniseerd Europees landbouwmodel. Ik begrijp zelf ook dat er zorg bestaat bij de Kamer over de inkomenseffecten, zoals die voortvloeien uit Agenda 2000, de LEI-berekeningen en onze eigen analyses. Die inkomenseffecten – dat moet gezegd worden – hangen natuurlijk samen met de compensatie die inderdaad geen 100% is. Het is slechts een gedeeltelijke compensatie. En daar kan men zorg over hebben.

De inkomenseffecten zijn voor een aantal bedrijfscategorieën, buiten het algemene gemiddelde van 7%, inderdaad niet gering. In de ene sector is dat nog sterker het geval dan in de andere. Daarom wordt er ook op ingezet om binnen het huidige pakket voorstellen voor een aantal categorieën uitdrukkelijk aanpassingen in de voorstellen als zodanig te bereiken. Om die reden wordt stevig ingezet op de aardappelmeelsector, de kalversector en de verdeling van de extra melkquota in de zin van: in principe niet en, zo ja, dan 1% lineair. Verder wordt vooral ingezet op de veiligstelling van de nationale enveloppe bij de rundvleessector om daarmee de slechte situatie die sinds 1992 gegroeid is weer in de goede richting om te buigen. Als die zaken aangepast kunnen worden, is er een belangrijke verbetering bereikt voor een aantal van de knelpunten die zich nu aandienen en waarop mijn inzet is gericht. En dat kan met dat financiële raamwerk van de nulgroei binnen het landbouwuitgavenverhaal.

De vraag is dan waarop de gedachte gebaseerd is – de heer Van der Vlies heeft in dit verband gezegd dat er minpunten en kansen zijn – om in de opstelling van de minister de minpunten wel te onderkennen, maar uiteindelijk te kiezen voor het gemoderniseerde Europese landbouwmodel waarin wel degelijk kansen op de wereldmarkt zitten. Dat is de hoofdreden waarom ik met andere sprekers hier in de Kamer de gevolgen van Agenda 2000, zoals die nu voortvloeien uit de LEI-berekeningen, op zichzelf accepteer. Daarbinnen zullen drie inzetten gepleegd worden – ik heb die genoemd – om verbetering in de huidige voorstellen te entameren. Er zal echter gewerkt blijven worden binnen het kabinetsbeleid, gericht op stabilisatie van de landbouwuitgaven. Immers, de cijfers zoals die zijn berekend, gaan uit van geen verandering in de bedrijfsvoering, geen verbeterde toetreding op de wereldmarkt en geen verbetering in de bedrijfsvoering op het punt van de toegevoegde waarde, zelfs geen verbetering binnen de Nederlandse primaire sector en de daarbijbehorende verwerkings- en distributieketens, zoals duurzame productievormen. Dat laatste geldt ook voor de dierlijke sector. Ook een biologische varkenshouderij kan uit de startblokken komen. Die ontwikkelingen vind ik noodzakelijk voor de Europese landbouw. Tevens zijn die ontwikkelingen kansrijk. Daarom is mijn prognose gebaseerd op een positief saldo tussen de kansen die er zijn, zowel in de bedrijfsvoering als in de markttoetreding, en de minpunten die kunnen worden opgelost via de door mij genoemde inzet op een drietal concrete punten. Dit geldt zowel voor de zuivel- als ook voor de rundvlees- en de graansector.

Het zal na vanochtend niet vreemd overkomen dat ik om die reden aanvaarding van de motie ernstig ontraad en dat ik die derhalve ongewenst acht. De gevolgen van de motie gaan te ver. Er staat niet letterlijk "100% inkomenscompensatie garanderen", er staat "garanderen dat geen inkomensachteruitgang plaatsvindt". Dus de heer Atsma kan daar zelfs onderdelen mee bedoelen die ik ook bedoel, namelijk via de markt of via de verbeterde bedrijfsvoering. Dat bedoelt hij evenwel niet. Ik vat de motie dus op als: via de compensaties en de toeslagen 100% garanderen dat er geen inkomensverliezen zullen zijn. Zo'n scherp geformuleerde motie leidt tot een onverantwoorde afwijking van de nulgroei binnen de landbouwuitgaven en leidt derhalve tot een verstoring van een afspraak in het regeerakkoord om ook binnen de landbouwuitgaven via de nulgroei een bijdrage te leveren aan de 1,3 mld. taakstelling. Die taakstelling komt voor een stevig deel uit de landbouwuitgaven, omdat die is gebaseerd op ongewijzigd beleid. Zouden wij de nulgroei bereiken tot 2002, dan gaat het landbouwuitgavenverhaal een belangrijke bijdrage leveren aan genoemde taakstelling in het regeerakkoord. Dat doet de motie niet. Derhalve moet ik aanvaarding ervan ontraden.

De heer Stellingwerf vroeg naar mijn standpunt over het instrument braak. Dat middel is mijns inziens nog een aantal jaren nodig, zeker in de akkerbouw- en graansector. Als de prijsdaling twee jaar later of anderszins gefaseerd door mij zal worden bepleit, hetgeen ik zal doen gelet op de huidige wereldmarktprijzen, dan is een braakpercentage rond de 10 voorlopig nodig. Ook na de doorvoering van de 20% prijsdaling ben ik er een voorstander van om het instrument braak als zodanig te behouden. Het behoeft ook geen aantasting te zijn van de basisfilosofie van de voorstellen met betrekking tot Agenda 2000. Ook in de rundvleessector zien wij dat elementen van de huidige voorstellen betrekking hebben op beheersing. Dus er is wat dat betreft geen meningsverschil met de heer Stellingwerf over het nut van het instrument braak. Natuurlijk moet je inzetten op het principe van 0% en het bereiken van marktevenwicht, maar het instrument blijft een vangnet dat wij voorlopig nog niet uit de vocabulaire met betrekking tot Agenda 2000 kunnen schrappen.

De heer Van der Vlies heeft toegelicht waarom hij zijn naam onder de motie wilde zetten. Hij heeft gezegd dat in feite niet wordt gevraagd om in miljarden guldens uit te rekenen wat die 100% compensatie zou betekenen, maar om een inspanningsverplichting, althans zo leest hij de motie.

Ik heb geprobeerd de Kamer de twee lijnen van die inspanningsverplichting voor te houden. De eerste is de inzet op de dossiers met moeilijkheden: de aardappelzetmeelsector, de rundvleesenveloppen en de graansector. Daarnaast benadruk ik dat de inspanningsverplichting er ook op gericht kan zijn de Nederlandse land- en tuinbouw binnen Europa naar die sectoren te leiden waar de toegevoegde waarde nog kan toenemen, waar de efficiencyverbetering mogelijk is. Daarom zijn er het nationaal beleid van herstructureringen in de dierlijke sector en de intensieve veehouderij en de ontwikkeling van afzetketens. Kortom: ik meen dat de Kamer dit hierbij kan en moet betrekken, buiten het financieel veiligstellen en de daarbij geformuleerde eis van 100% compensatie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb inderdaad zojuist gezegd dat die compensatie kan worden uitgedrukt in geld dat over de toonbank gaat, maar ook in beleidsinstrumenten met inkomenseffecten. Dat is precies wat de minister nu bedoelt. Als de minister in dat pakket gelooft, is het toch niet zo moeilijk om te zeggen "daar ga ik voor"?

Minister Apotheker:

Als de heer Van der Vlies erin gelooft, hoeft hij de motie toch niet te ondertekenen?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb de minister vanmorgen een paar keer gevraagd dat nu eens klip en klaar te zeggen. Er kwam altijd een toezegging, maar daarachter stond een komma. En dan ging de minister verder in de zin van "ik kan dat niet garanderen", "ik kan mijn mond toch niet op slot houden als iedereen het heeft over regressie", en dat soort zaken meer. Daarom heb ik nog niet de garantie gekregen van de minister dat hij daarvoor gaat.

Minister Apotheker:

En die krijgt de heer Van der Vlies ook niet. Wij blijven van mening verschillen over de taxatie. Dat is niet erg; vanochtend is al gememoreerd dat een antwoord niet bevredigend hoeft te zijn. Mijn taxatie is dat de verbetering van de Nederlandse land- en tuinbouw op primair bedrijfsniveau nog niet is uitgeput en dat de kansen op een betere wereldmarktpositie via Agenda 2000 uiteindelijk ook tot een verbetering van de inkomenssituatie zullen leiden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Zeker, maar ik vraag de minister niet of hij het geld nu alvast klaarlegt. Die compensatie wordt gegeven als blijkt dat zij nodig is. Naarmate de instrumenten die de minister nu in beeld heeft, het perspectief waarmaken dat hij er nu aan toekent, zal die compensatie dus minder zijn. Laten wij hopen dat die nul is. Dan hoeft het voor mij natuurlijk ook niet meer.

Minister Apotheker:

Ik durf wel te beginnen met de huidige voorstellen.

De heer Atsma (CDA):

Ik ben blij met de zorg die de minister nu heel nadrukkelijk uitspreekt. Dat geeft in elk geval aan dat hij de risico's herkent. Daar ging het vandaag over en daar gaat het nu nog steeds over. Ik heb ook gezegd dat het niet alleen gaat om geld. Het gaat ook om de beleidsinstrumenten die je kunt inzetten. De taxaties vormen voor ons het probleem. De taxaties waren immers dat het wel goed zou komen, ook met de marktprijzen. Maar dat gaat niet door. Wij hebben de cijfers gisteren, eergisteren en vandaag gezien. Wij zien wat de gevolgen zijn. Dat kun je ondervangen door een beleidsuitspraak van deze Kamer over te nemen, als men althans voor de motie voelt. De minister kan daarmee verder, als de man, als de minister van Landbouw die staat voor datgene waarvoor hij enkele maanden geleden heeft gezegd te willen staan.

Minister Apotheker:

De motie is toch helder? Het zou toch jammer zijn wanneer daar een misvatting over zou ontstaan. De regering wordt gevraagd de garantie te geven dat inkomensachteruitgang niet plaatsvindt. Dat heb ik toch goed gelezen?

De heer Atsma (CDA):

Die garantie kun je ook bereiken door een aantal beleidsinstrumenten. Kijk naar de stappen die je zet, kijk naar het percentage dat je hanteert op de verschillende terreinen. Dat kan heel goed en de minister weet dat ook.

Minister Apotheker:

Het garanderen van geen inkomensachteruitgang betekent dat de regering nu bij monde van de minister van Landbouw pleit voor 100% compensatie via de inkomenstoeslagen. Dat is de enige wijze om het begrip garantie in te voeren. Dat doe ik niet. Net als de heer Waalkens accepteer ik de huidige berekeningen van het LEI op bedrijfsniveau over de gevolgen na afloop van de invoering van de voorstellen. Die becijferingen gaan niet uit van een verbetering op bedrijfsniveau en de gevolgen van een betere wereldmarktpositie. Die heb ik als minister van Landbouw ingeboekt in mijn opstelling bij deze voorstellen. Met die inzet ga ik de onderhandelingen in om de sectoren te verbeteren waar de knelpunten liggen, en in het nationale beleid via herstructureringen in de land- en tuinbouw verder te gaan met het verbeteren van de structuur van deze belangrijke sectoren. Zo geredeneerd moet ik de motie ten zeerste ontraden, omdat zij een veel te grote aantasting vormt van het financiële richtsnoer dat wij voor ogen hebben.

De heer Waalkens is ingegaan op de degressiviteit. Ik heb de volgorde vanochtend geschetst. Uitgaande van de huidige voorstellen proberen wij via een inhoudelijke argumentatie in de graansector tot fasering en een stappenbenadering over te gaan. Bij de zuivel en in de rundvleessector zullen wij de voorgestelde inzet plegen. Als daarbij een latere invoering kan worden bereikt, dienen de wereldprijzen in die sector en de financiële taakstelling tot 2002 met een glad verhaal uit te komen op een nulgroei. Deze twee dingen kunnen samen tot een heel heldere Nederlandse inzet leiden.

Degressiviteit als doel is dan ook niet aan de orde in het kabinetsbeleid, maar zij kan een sluitstuk zijn van het niet voldoende lukken van de inzet die ik vanochtend in het AO uiteen heb gezet. Er kan geen misverstand bestaan over wat degressiviteit betekent. De heer Waalkens verwijst naar het Franse voorstel om te zien of zij na 2004 of 2005 kan worden ingevoerd. Zij kan in de Nederlandse opstelling geen bijdrage leveren aan de financiële stabilisatie tot 2002, maar misschien wel een heel klein beetje tot 2006, maar zeker niet om te voldoen aan datgene wat in het regeerakkoord staat. Dat is alleen te bereiken als de huidige voorstellen gefaseerd of anders worden ingevoerd. Daarom staat die inzet voor mij centraal.

De heer Waalkens (PvdA):

U wijst het Franse voorstel dat in het discussieplatform in Brussel circuleert dus hard, luid en duidelijk af?

Minister Apotheker:

Het Franse voorstel houdt in dat vanaf 2005 degressiviteit wordt toegepast, maar het kan ook eerder op bepaalde onderdelen. Zij zal dus niet voldoen aan de nulgroei die Nederland wenst te realiseren en zij kan geen basisinstrument zijn. Het is niet het Nederlandse standpunt, maar het kan de opstelling zijn van landen die vinden dat het afbouwen van toeslagen structureel onderdeel van het stelsel moet worden. Wij sluiten niet uit dat wij dit tegenkomen bij onze pogingen om de nulgroei tot 2002-2006 te bereiken, maar het is geen doelstelling.

Mevrouw Vos en de heer Waalkens hebben ervoor gepleit om naast de inkomensanalyse aandacht te blijven schenken aan de kans om via inkomenstoeslagen en het vragen van inspanningen voor een goede landbouwpraktijk voor landschap, natuur en milieu, een brug te slaan naar het begin van een later nog uit te breiden plattelandsbeleid. Ik zie die brug in die volgorde lopen: de verandering van prijsondersteuning naar inkomenstoeslagen, waaraan een handelwijze wordt verbonden, zodat wij naar plattelandsbeleid gaan. Dat kan gecombineerd worden met nationale beleidsrubrieken, zoals voor plattelandsbeleid in de ICES-intensiveringen. Dan kan hopelijk goed gebruik worden gemaakt van de cofinanciering van 2,5 mld. die voor het plattelandsbeleid van de Europese kaderverordening mogelijk is. Die lijn wil ik uiteraard blijven volgen en inhoud geven met Nederlandse projecten.

Ik weet dat de heer Poppe bezorgd is over het armoedebeeld op het platteland, maar de beleidscijfers geven nu geen aanleiding om die conclusie te trekken. Als de situatie niet op bedrijfsniveau wordt aangepast en als de kansen, bijvoorbeeld in de sector duurzame producten, niet worden gepakt, dan is de Nederlandse land- en tuinbouw niet goed bezig. Dat is voor mij de hoofdlijn. Een van de redenen om de landbouwhervorming te doen, is om de Nederlandse land- en tuinbouw sterker te maken in de sectoren waar er kansen op toegevoegde waarde liggen. Het algemene prijsniveau daalt en de bedrijven zullen met hun afzetketens via inkomenstoeslagen in staat moeten zijn om die positie verder uit te bouwen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering enkele minuten voordat wij gaan stemmen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven