Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de volgende week:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin (II) voor het jaar 1998 (derde wijziging) (26349);

  • - het wetsvoorstel Verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum (26156).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 2 en 4 maart 1999:

  • - het voorstel van rijkswet Instelling van een exclusieve economische zone van het Koninkrijk (Rijkswet instelling exclusieve economische zone) (25446, R1594);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 teneinde de verstrekking van informatie aan het publiek te verbeteren (26130);

  • - het voorstel van rijkswet Instelling van een ongevallenraad Defensie (Rijkswet ongevallenraad Defensie) (26110, R1619).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 9, 10 en 11 maart 1999:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet op het binnentreden en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (opheffing voor deurwaarders van het machtigingsvereiste voor het zonder toestemming binnentreden in een woning) (25929);

  • - het wetsvoorstel Aanpassing van de Nederlandse wetgeving aan richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (26108);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met het uitsluiten van het recht op een socialeverzekeringsuitkering bij vrijheidsontneming en het openstellen van socialezekerheidsregelingen in die gevallen waarin de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel buiten een justitiële inrichting plaatsvindt (Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden) (26063).

Ik stel voor, het voorstel van rijkswet Goedkeuring van het op 17 mei 1994 te Parijs tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek inzake personencontrole op de luchthavens op Sint Maarten (Trb. 1994, 144) (24074, R1531) van de agenda af te voeren.

Ik stel voor, de stukken 23821 (R1509), nr. 11, 23972, nr. 31, 25735, 26124, nr. 7, 26200-III, nr. 7, 26200-VII, nr. 46, 26200-IXB, nrs. 13 en 14, 26200-XII, nr. 32, 26200-XIV, nr. 34, 26200-XVI, nrs. 47, 49 en 50, 26200-C, nr. 10, en 26265 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in:

  • - de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het lid Eurlings tot lid in plaats van het lid Reitsma;

  • - de vaste commissie voor Economische Zaken het lid Schreijer-Pierik tot plv. lid in plaats van het lid Hillen;

  • - de vaste commissie voor Justitie het lid Eurlings tot plv. lid in plaats van het lid Van der Hoeven;

  • - de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het lid Verburg tot lid in plaats van het lid Buijs en het lid Wijn tot plv. lid in plaats van het lid Schreijer-Pierik;

  • - de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Ross-van Dorp tot plv. lid in plaats van het lid Verburg.

Het woord is aan de heer Feenstra.

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben in april vorig jaar gediscussieerd over de hoofdlijnennotitie herziening Waterleidingwet, waarin het kabinet een ontwikkeling naar marktwerking en privatisering schetste. Marktwerking grijpt aan op de gebruikswaarde van water. In het debat bleek dat veel partijen zorgen hadden over de belevingswaarde, de toekomstwaarde, de positie van de gebonden gebruiker en over het duurzaam bronnenbeheer. Om die reden heb ik toen namens de PvdA-fractie een motie ingediend, medeondertekend door D66, het CDA, de SGP en GroenLinks en later ook gesteund door de RPF, het GPV en de SP, om af te zien van marktwerking in deze sector. Momenteel vinden gesprekken plaats met drinkwaterbedrijven om deze bedrijven op te nemen in de nutsbedrijven voor elektra en gas. Nutsbedrijven voor elektra en gas zullen op termijn overgaan tot marktwerking en privatisering en als water daarin wordt meegezogen – om het wat plastisch uit te drukken – ontstaat er spanning met de Kameruitspraak. Om die reden stel ik namens alle genoemde partijen aan de minister van VROM de volgende twee vragen.

1. Kan hij de brief die hij deze week heeft gestuurd aan de noordelijke drinkwaterbedrijven ook aan de Kamer ter beschikking stellen?

2. Kan hij de recente ontwikkelingen binnen de nutssectoren toelichten, met name de verhouding tussen de mogelijkheden voor private activiteiten en de noodzaak van het vastleggen van publieke verantwoordelijkheden en de stand van zaken met betrekking tot de herziening van de Waterleidingwet?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! Afgelopen dinsdag een week geleden heb ik het kabinet om een brief gevraagd over de ontwikkelingen in Irak. Volgende week donderdag wordt hierover een algemeen overleg gevoerd. Nu kan het zijn – ik heb de Handelingen erop nagelezen – dat de regering overweegt pas vlak voor dat overleg een brief over de problematiek te sturen. Voordat hiervan een precedentwerking uitgaat, lijkt het mij goed te stellen dat het in mijn optiek niet de bedoeling is om als een fractie het kabinet om een brief vraagt, zo lang mogelijk te wachten met antwoorden. Het kabinet moet proberen zo snel mogelijk te antwoorden. Waarom zeg ik dit? Omtrent Irak hebben zich ontzettend veel buitengewoon ingrijpende ontwikkelingen voorgedaan, in Irak, in de regio en in de Veiligheidsraad. Via de voorzitter dring ik er bij het kabinet op aan, liefst morgen, maar in ieder geval voor het weekend een reactie te geven. Dan heeft het nog altijd tien dagen geduurd.

De heer Wilders (VVD):

Ik wil namens de VVD-fractie het verzoek van de heer Marijnissen van ganser harte ondersteunen. Zoals hij terecht zegt, zijn er belangrijke dingen gebeurd in de Veiligheidsraad. Wij achten het kabinet en de minister van Buitenlandse Zaken mans genoeg om volgende week aanvullende informatie te geven, mocht daar aanleiding toe zijn. Wij gaan ervan uit dat de brief bij voorkeur morgen de Kamer bereikt. Mijn fractie stelt dat zeer op prijs.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de Kamer er geen bezwaar tegen heeft dat wij het kabinet erop wijzen dat als bij de regeling op dinsdag zoiets wordt gevraagd, het antwoord zo snel mogelijk moet volgen. Die gelegenheid zullen wij aangrijpen om te zeggen dat de bedoelde informatie voor het weekeinde beschikbaar moet komen. Zoals de heer Wilders al zei, kan altijd aanvullende informatie worden gegeven als dat nodig is.

Naar boven