Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod) (25437), en over:

- de motie-Halsema over tewerkstellingsvergunning voor niet-EU-onderdanen (25437, nr. 12);

- de motie-Dittrich over een nationale rapporteur tegen vrouwenhandel (25437, nr. 14);

- de motie-Biesheuvel over een handhavingsplan (25437, nr. 16).

(Zie vergadering van 28 januari 1999.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ik leg een stemverklaring af namens de fracties van het GPV en de RPF. Onze principiële bezwaren tegen legalisering en normalisering van de exploitatie van prostitutie gaan diep en betreffen onder meer de waarde van de lichamelijke integriteit. Naast deze bezwaren zijn er andere zwaarwegende argumenten om dit wetsvoorstel niet te steunen. Deze argumenten hebben bijvoorbeeld betrekking op de onzekerheid over de gevolgen die dit wetsvoorstel in de praktijk zal hebben, bijvoorbeeld op de terreinen van passende arbeid en waar het gaat om de toepasselijkheid van het arbeidsovereenkomstenrecht op de relatie tussen bordeelhouder en prostituee.

Daarnaast is er de tweeslachtigheid bij het leggen van het prostitutiebeleid op gemeentelijk niveau. Het is de bedoeling dat gemeenten een eigen prostitutiebeleid kunnen voeren, een beleid dat zij het meest geschikt achten, maar onhelder blijft wat het gemeentelijke zal zijn aan het nagestreefde beleid. Ik denk aan het ontbreken van een nuloptie en onduidelijkheid over de ruimte voor een eigen arbeidsomstandighedenbeleid.

Onze fracties geven natuurlijk voluit steun aan een andere doelstelling van het wetsvoorstel, namelijk een harde aanpak van seksueel misbruik, vrouwenhandel en kinderprostitutie. Opheffing van het bordeelverbod is daar wat ons betreft niet voor nodig. Het nieuwe artikel 250a is daar echter wél een belangrijk instrument voor. Dat is voor ons de reden om te vragen apart over dat onderdeel van het wetsvoorstel te stemmen.

Artikel I, onderdelen A t/m C, worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Barth (stuk nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, van D66 de leden Giskes, Schimmel en Augusteijn-Esser, de VVD, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en de overige aanwezige leden ertegen, zodat het is aangenomen.

Onderdeel D, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Barth (stuk nr. 8), wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Barth (stuk nr. 9) tot invoeging van een onderdeel Da.

De voorzitter:

Ik constateer, dat dit amendement is aangenomen met dezelfde stemverhouding als het vorige.

Onderdeel E wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Halsema (stuk nr. 15).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik breng nu onderdeel F in stemming, want dat behelst artikel 250a, zoals zojuist door de heer Rouvoet genoemd.

Ik constateer, dat dit onderdeel met algemene stemmen is aangenomen.

De onderdelen G t/m I worden zonder stemming aangenomen.

Het gewijzigde artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen II t/m VI worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Biesheuvel (stuk nr. 10, II) tot het invoegen twee nieuwe artikelen.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Nicolaï c.s. (stuk nr. 18) tot het invoegen van een artikel VIA.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66, de VVD en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Artikel VII en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie heeft in het debat over de opheffing van het wettelijk bordeelverbod nadrukkelijk de doelstellingen gesteund die hiermee bereikt dienen te worden, met name als het gaat om de ontvlechting van criminaliteit en prostitutie, het krachtig optreden tegen de vrouwenhandel en de verbetering van de positie van de prostituee. In de ogen van de CDA-fractie is het bij het opheffen van het bordeelverbod eveneens van groot belang dat de uitvoerders van deze wet, te weten de gemeenten, een goed instrumentarium krijgen om deze wet ook daadwerkelijk handen en voeten te kunnen geven. Gezien de uitkomst van het debat en de uitslag van de stemmingen over de amendementen, is de CDA-fractie van mening dat in feite geopereerd moet worden met het bestaande instrumentarium, en dat is in onze ogen volstrekt onvoldoende. Door het verwerpen van het CDA-amendement over de eigen beleidsruimte van de gemeenten terzake – een vergelijkbare ruimte is wel geregeld in de Wet op de kansspelen – is voor onze fractie de grondslag weggevallen om het wetsvoorstel te steunen. Het CDA zal derhalve tegen het wetsvoorstel inzake de opheffing van het algemeen bordeelverbod stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66 en de VVD voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt de motie-Halsema (25437, nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dittrich (25437, nr. 14).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Biesheuvel (25437, nr. 16).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

Naar boven