Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van deVoorzitter vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat stel ik voor, de wens uit te spreken nadere inlichtingen te ontvangen over de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat inzake de voorgenomen oprichting van Weerbureau HWS BV (26328).

Het woord is aan de heer Th.A.M. Meijer.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter! Wij hebben op 19 januari jl. een algemeen overleg gehad met de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de Wet herstructurering varkenshouderij. De CDA-fractie heeft in dat overleg aangekondigd met een motie te willen komen. Ik verzoek u dan ook op de agenda van de plenaire vergadering het vervolg van dit overleg te vermelden.

De voorzitter:

Ik constateer, dat hiertegen geen bezwaar bestaat. Ik zal de Kamer zo snel mogelijk een voorstel doen.

Het woord is aan de heer Santi.

De heer Santi (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De PvdA-fractie maakt zich ernstig zorgen over de ontstane situatie op de Molukken in Indonesië. Er is al een week sprake van botsingen tussen christelijke en islamitische Molukkers. De PvdA-fractie verzoekt via u de minister van Buitenlandse Zaken de Kamer binnen twee dagen, dus deze week nog, schriftelijk te informeren over de ontstane situatie in Indonesië, en daarbij de vraag te betrekken hoe de Nederlandse ambassade in Indonesië opereert ten aanzien van de evacuatie van de aldaar verblijvende Nederlandse burgers, waaronder Nederlandse burgers van Molukse afkomst. Verder vragen wij via u de regering of zij bereid is na te gaan of noodhulp ter beschikking kan worden gesteld van de getroffen bevolking op de Molukken.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Mijn fractie ondersteunt dit verzoek. Met betrekking tot de activiteiten van de Nederlandse ambassade in verband met de evacuatie zou ik de vraagstelling iets willen uitbreiden. Graag verneem ik op welke wijze de Nederlandse ambassade in het algemeen mensen met de Nederlandse nationaliteit of afkomstig uit Nederland, bijstaat. Dan gaat het niet alleen om evacuatie, maar ook om het verblijf aldaar.

Als het gaat om noodhulp onderstreep ik dat de CDA-fractie in het verleden met betrekking tot Indonesië – dus niet alleen met betrekking tot Ambon – reeds een pleidooi heeft gehouden voor noodhulp die een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van de spanningen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Ik val het verzoek van de heer Santi bij. Het eerste deel ervan wil ik nog wel graag wat verbijzonderen. Hij vroeg om een beschrijving van de situatie in de laatste tijd op Ambon. Ik zou ook graag willen vernemen wat de Indonesische autoriteiten hebben gedaan om de spanningen tussen de twee godsdienstige bevolkingsgroepen te verminderen. Ook verneem ik graag of vanuit de Nederlandse ambassade eventueel bij de Indonesische autoriteiten is geïntervenieerd om datgene te doen wat echt noodzakelijk is.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ook mijn fractie deelt de door de heer Santi uitgesproken zorg en zijn verzoek. Ook wij pleiten voor een uitbreiding van de vraagstelling naar de activiteiten van de ambassade.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ook de fractie van de VVD sluit zich volledig aan bij het verzoek van de heer Santi en bij de aanvullende vragen van de collega's Van Middelkoop en Verhagen.

De voorzitter:

Ik zie de heer Hoekema nu niet, maar van hem heb ik heden schriftelijke vragen over dit onderwerp onder ogen gekregen. Het lijkt mij verstandig die hieraan toe te voegen, opdat op het geheel in één keer antwoord kan worden gegeven.

Mijnheer Santi, hebt u nog behoefte aan een reactie op dit alles?

De heer Santi (PvdA):

Neen, voorzitter, de aanvullingen zijn welkom.

De voorzitter:

Dan stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Het antwoord zullen wij dan krijgen, tegelijk met dat op de schriftelijke vragen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Als voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer breng ik het volgende onder uw aandacht. De commissie had besloten dat het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (25311) gereed was voor plenaire behandeling. Afgelopen dagen is echter een tweede nota van wijziging ontvangen die naar het oordeel van alle fracties zeer ingrijpend is. Een aantal fracties heeft al het signaal afgegeven het noodzakelijk te vinden over deze ingrijpende nota een nader advies van de Raad van State te vragen. Dat rechtvaardigt om deze nota van wijziging als een zelfstandig wetsvoorstel te behandelen.

Hedenmorgen heeft de vaste commissie vergaderd. Zij is tot de conclusie gekomen dat de tweede nota van wijziging niet gereed is voor plenaire behandeling. Zij verzoekt u aan de minister van VROM de vraag voor te leggen of de tweede nota van wijziging kan worden ingetrokken, opdat het desbetreffende wetsvoorstel toch vanmiddag kan worden behandeld. Indien de minister daartoe niet bereid is, dan acht de commissie het totale wetsvoorstel niet gereed voor plenaire behandeling.

De voorzitter:

Het treft dat de minister van VROM in deze zaal aanwezig is! Is hij in staat om direct antwoord te geven op de vraag van de heer Reitsma?

Minister Pronk:

Mevrouw de voorzitter! Ik heb het verzoek van de voorzitter van de vaste commissie goed begrepen. Het houdt intrekking van de tweede nota van wijziging in, opdat die te zijner tijd kan worden ingediend als een nieuw wetsvoorstel. Dat lijkt mij een uitstekend voorstel, waardoor er ruimte ontstaat om het allang in behandeling zijnde wetsvoorstel gewoon vanmiddag te bespreken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik begin toch wat te twijfelen. Ik vraag mij af wat de urgentie is om deze wet nu te behandelen. De wet was rijp voor behandeling. Er kwam echter een tweede nota van wijziging.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, ik onderbreek u even. Er is om half twee vanmiddag een aparte procedurevergadering geweest waarin dit is afgesproken, zo is mij gemeld door de voorzitter van de desbetreffende commissie. Ik geloof niet dat dit het moment is om daarover een nader debat te voeren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat was ik ook niet van plan, mevrouw de voorzitter. Ik wil echter wel vragen waarom het niet mogelijk is om de gehele wet op een ander tijdstip te behandelen. De fractie van GroenLinks ziet het als een samenhangend geheel. Ik vind het vreemd dat de behandeling nu wordt opgeknipt. De minister is hier aanwezig. Misschien kan hij een antwoord geven.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Van Gent, de minister gaat niet over de regeling van werkzaamheden. Hij kan hooguit antwoord geven op aan hem gestelde vragen. En dit punt heeft te maken met het feit dat de vaste commissie besloten heeft dat het zonder die tweede nota van wijziging behandeld kan worden. Ik weet niet of u daar bij was, maar dit is, voorzover ik weet, behandeld in de vaste commissie.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De fractie van GroenLinks was erbij en heeft ingestemd met deze procedure. Het lijkt mij duidelijk.

De voorzitter:

Mij eveneens en mevrouw Van Gent intussen ook, neem ik aan.

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Het is anderhalf jaar geleden dat ik namens de fractie van GroenLinks in deze Kamer een warm pleidooi heb gehouden voor wat het groene poldermodel is gaan heten. In zijn hoedanigheid als leider van de Partij van de Arbeid heeft de minister-president daarover ook warme woorden gesproken in de verkiezingscampagne. Dat leidde ertoe dat wij in het debat over de regeringsverklaring en tijdens de algemene beschouwingen redelijk tot elkaar konden komen. De minister-president heeft toen namens het kabinet toegezegd dat daarover in het kabinet gesproken zou worden en dat er in het najaar een informatieronde met de betrokken organisaties zou worden gehouden. Verschillende keren is ons toegezegd dat de diverse organisaties betrokken zouden worden bij de uitwerking van het groene poldermodel. Dat heeft natuurlijk verwachtingen gecreëerd. Die verwachtingen zijn helaas niet waargemaakt.

Mevrouw de voorzitter! Het lezen van de houtskoolschets, die een heel korte, te beperkte passage bevat over dat groene poldermodel, brengt mij tot het verzoek aan u om de minister-president in een brief de vraag te laten beantwoorden, in hoeverre de toezeggingen zijn waargemaakt die in het debat over de regeringsverklaring en bij de algemene beschouwingen zijn gedaan. Ik koppel dat enigszins los van die houtskoolschets, want dat is een procedure die een langere tijd in beslag zal nemen. Er is door de minister-president een aantal toezeggingen gedaan die in ieder geval in die houtskoolschets niet worden waargemaakt. Waar blijft dat overleg? Heeft dat wel of niet tot resultaten geleid? Ik wil daarover volstrekte helderheid, omdat ik mij kan voorstellen dat dit een thema is dat breder in de Kamer speelt dan alleen maar bij onze fractie. Ik ben daarvan eigenlijk overtuigd, gezien de discussies van de afgelopen periode.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

De nacht voorafgaande aan de dag voor het kerstreces besloten Amerika en Engeland om Irak te gaan bombarderen. De Nederlandse regering was er vrij snel bij om steun uit te spreken aan die gewelddadige actie, die niet door een meerderheid van de Veiligheidsraad werd gesteund.

Als ik de berichten mag geloven, hebben de Verenigde Staten alléén besloten bommentapijten te gaan leggen in Zuid-Irak en met name geconcentreerd rond Basra. Het is mij niet duidelijk waarom het Verenigd Koninkrijk nu niet meedoet. In ieder geval is duidelijk dat er sprake is van een Amerikaanse Alleingang.

Ik zou graag via u, mevrouw de voorzitter, het kabinet een brief willen vragen waarin aangegeven wordt hoe de Nederlandse regering aankijkt tegen de recente Amerikaanse acties en of de destijds uitgesproken steun ook geldt voor de acties van vandaag en de afgelopen drie dagen. Ik vraag dat ook met in het achterhoofd een AO dat wij op 11 februari over Irak zullen hebben. Wij kunnen het standpunt van het kabinet daarbij dan betrekken. Zo dat standpunt heel bijzonder is, sluit ik niet uit vóór die tijd een ander parlementair initiatief te nemen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Zoals de heer Marijnissen zegt, hebben wij 11 februari een algemeen overleg. Wij kunnen dan uitvoerig van gedachten wisselen over de ontwikkelingen in Irak en het standpunt van de Nederlandse regering. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen dat er, gelet op de huidige ontwikkelingen, eventueel nadere informatie of een nadere standpuntbepaling van de regering komt. Ik denk zelfs dat dat nuttig is. Ik ga er vooralsnog echter van uit dat het algemeen overleg voldoende gelegenheid biedt om op alle punten discussie te voeren. Wij moeten nu niet, daarop vooruitlopend, een plenair debat hierover afspreken.

De voorzitter:

Dat is ook niet wat de heer Marijnissen vroeg. Dit lijkt mij een beetje om zijn vraag heen gaan.

De heer Koenders (PvdA):

Ik wijs de heer Marijnissen erop dat ik namens mijn fractie een groot aantal vragen heb gesteld aan de minister van Buitenlandse Zaken over het Amerikaans-Engelse optreden in Irak, de rol van de Veiligheidsraad en de mogelijkheid voor Nederland om een constructieve rol te spelen in de Veiligheidsraad. Ik heb daaraan het verzoek verbonden deze vragen met spoed te beantwoorden. Misschien is het verzoek van de heer Marijnissen dus wel overbodig.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik deel de mening van de heer Marijnissen dat het schokkend is dat er burgerdoelen geraakt worden. Nu dit duidelijk is geworden, lijkt het mij een goede zaak dat de Nederlandse regering hier opheldering over geeft en haar licht hierop laat schijnen. Wij kunnen dit punt inderdaad goed behandelen op 11 februari.

De heer Wilders (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De VVD-fractie is ook geïnteresseerd in de vragen die de heer Marijnissen heeft opgeworpen. Ook is zij geïnteresseerd in de antwoorden op de vragen van de heer Koenders. Wij denken dat een en ander prima besproken kan worden tijdens het reeds geplande algemeen overleg over twee weken.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik heb niet aangekondigd wederom een interpellatieverzoek te zullen indienen. Dat is vanzelfsprekend mede afhankelijk van datgene waar het kabinet mee komt. Ik ben wel buitengewoon geïnteresseerd in het standpunt van het kabinet over het vervolg van vier dagen bombarderen van Irak door de Amerikanen en de Engelsen. Ik hoor dit ook graag op zo kort mogelijke termijn.

Ik kom dan nog even op de vragen van de heer Koenders. Ik heb zelf ook een hele lijst met vragen ingediend. Deze heeft wat rondgezworven bij de griffie en bij het ministerie. Ik hoop dat die vragen inmiddels terecht zijn. Ik wacht in ieder geval nog steeds op het antwoord daarop. Ik ben natuurlijk ook zeer geïnteresseerd in het antwoord op de vragen van de heer Koenders, maar dat neemt niet weg dat ik ook graag een reactie van het kabinet wil op de punten die ik in eerste instantie genoemd heb.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat u voldoende steun hebt voor uw verzoek. Ik stel dan ook voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven