Vragen van het lid Verburg aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over de organisatorische problemen bij de arbeidsvoorziening, waardoor de werkzaamheden, met name scholingsprojecten, ernstig gehinderd worden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Mijn vragen zijn weliswaar van een andere orde, maar daarom niet minder serieus. Door een opeenstapeling van financiële problemen van min of meer tijdelijke aard bij de arbeidsvoorziening dreigt een aantal scholingstrajecten niet te kunnen starten. Daardoor loopt de bemiddeling van werkzoekenden ernstige vertraging op en kan tegelijkertijd minder effectief worden ingespeeld op de toegenomen vraag naar arbeidskrachten. Zonder ingrijpen zullen de bedoelde projecten naar schatting op z'n vroegst pas in oktober kunnen starten. De CDA-fractie is van mening dat een dergelijke vertraging niet verantwoord is, noch voor de mensen die werk zoeken, noch voor de arbeidsorganisaties die vacatures hebben.

Een belangrijk deel van de oorzaak ligt in de vertragingen met betrekking tot de bijdrage van het Europees Sociaal Fonds. Het gaat de CDA-fractie nu om de rol van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de specifieke verantwoordelijkheid die hij in deze zaak heeft, in het bijzonder ten aanzien van de ESF-bijdrage. Dat brengt mijn fractie tot de volgende vragen aan de minister.

1. Is de minister bereid om in de richting van de Europese Commissie op zo kort mogelijke termijn al het mogelijke te doen om de einddeclaratie van 1996 en 1997 zo snel mogelijk vastgesteld te krijgen, zodat de afrekening voor 1997 en het voorschot voor 1998 door het Europees Sociaal Fonds kunnen worden uitbetaald?

2. Is de minister bereid om tot het moment van uitbetaling door het Europees Sociaal Fonds, aan de arbeidsvoorziening een financiering toe te kennen van circa 200 mln., waardoor geplande scholingstrajecten in het belang van mensen die een baan zoeken en in het belang van arbeidsorganisaties zonder enige vertraging kunnen worden uitgevoerd?

Minister Melkert:

Mevrouw de voorzitter! Vanzelfsprekend heeft de financiële problematiek in de liquiditeitssfeer bij de arbeidsvoorziening mijn volle aandacht, omdat inderdaad niet datgene mag gebeuren wat door mevrouw Verburg misschien al als een feit wordt gezien, namelijk dat bemiddeling vertraging oploopt en dat er onvoldoende aan vacaturewerving kan worden gedaan. Daarvan kunnen wij volgens mij op dit moment niet spreken. Ik heb mij in ieder geval in verbinding gesteld met de arbeidsvoorziening om die kernvraag in eerste instantie daar neer te leggen. Mij is bevestigd dat de arbeidsvoorziening de problematiek louter in de liquide sfeer ziet en dat de ambities niet in gevaar komen, mits de geplande betaalde dienstverlening ten behoeve van de UVI's en de gemeenten doorgang vindt en uiteraard mits de betaling vanuit Brussel vrij snel kan plaatsvinden. Dat zijn de twee onzekere elementen in de financiering van arbeidsvoorziening. Ten aanzien van beide elementen heeft enige vertraging plaatsgevonden ten opzichte van wat men kennelijk intern had gepland.

Ik heb overigens afgesproken om mij, ook door de arbeidsvoorziening zelf, gedetailleerder te laten informeren over de precieze situatie, mede met het oog op het bestuurlijk overleg in de tweede helft van deze maand. Dat is het gebruikelijke, in de wet voorziene overleg, en dat is natuurlijk bij uitstek een moment om alle feiten goed op een rij te hebben en ervoor te zorgen dat alles wat de arbeidsmarkt op het punt van de bijdrage van de arbeidsvoorziening nodig heeft, onbelemmerd doorgang kan vinden. Ik neem aan dat mevrouw Verburg er begrip voor heeft dat ik in het licht van de voorbereiding van dat overleg nu niet in de positie ben om concreet in te gaan op datgene wat in de financiële sfeer al of niet nodig is. Ik ga er voorshands overigens van uit dat het in financieel opzicht mogelijk is om de zaken rond te laten draaien zoals dat door de arbeidsvoorziening zelf bij de begrotingsopstelling werd voorzien.

Wat de afhandeling van de procedures met betrekking tot de Europese Unie betreft: pas onlangs, op 25 mei, is de einddeclaratie voor 1996 bij het departement ingediend. Wij doen natuurlijk ons best om dat, zoals voorgeschreven is, zo snel mogelijk door te geleiden, maar er moet conform de bestaande procedures natuurlijk goed naar gekeken worden. Wij zullen ook in dit opzicht proberen om al het mogelijke te doen om de bemiddelingstaak van de arbeidsvoorziening goed te kunnen laten verlopen. Ik ben er redelijk optimistisch over gestemd dat dat moet lukken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter! Ik ben blij dat de minister optimistischer is over de voortgang van projecten dan mijn fractie op dit moment is. Ik vraag mij wel af waarop hij zijn mening baseert dat er geen sprake is van stopzetting van de financiering van nieuwe projecten. Onze informatie geeft aan dat het bestuur van de arbeidsvoorziening heeft gesteld dat er niet méér kan worden uitgegeven dan een bepaald bedrag en dat de liquiditeitsproblemen zo groot zijn dat er moet worden afgezien van het in gang zetten van nieuwe projecten. Men spreekt de verwachting uit dat dit ook zal leiden tot ernstige vertraging in de feitelijke start van projecten.

Mocht in het overleg met het centraal bestuur van de arbeidsvoorziening blijken dat de minister inderdaad in staat is om bij de Europese Commissie het proces tot goedkeuring van de declaraties over 1996 en 1997 te versnellen, is hij daartoe dan ook bereid? Is de minister bereid om, zo dit noodzakelijk blijkt te zijn, de arbeidsvoorziening een voorschot te verstrekken, zodanig dat vertraging niet aan de orde behoeft te zijn?

Minister Melkert:

Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp de vervolgvragen van mevrouw Verburg heel goed. In feite zijn het de vragen die ik zelf aan de orde zal stellen in het bestuurlijk overleg. Ik zie de uitspraak van het bestuur – ik weet niet of het om een formeel besluit gaat – als een time-out. Men heeft een probleem geconstateerd en wil eerst de situatie goed overzien voordat men weer nieuwe verplichtingen accepteert. Dat lijkt mij een begrijpelijke reflex.

Voorzitter! Wat mij in dit verband het meest zorgen baart, is het feit dat deze problematiek tamelijk plotseling aan het daglicht treedt. Nog kort voor de jaarwisseling werd verwacht dat er sprake zou zijn van een liquiditeitsoverschot. Dat overschot was zodanig dat ik de vorige week de in de publiciteit geopperde gedachte dat de minister in de weg zou staan aan het overhevelen van geld, niet begreep. Dat was helemaal niet aan de orde. Nogmaals, aanvankelijk werd een liquiditeitsoverschot verwacht. Het jaar daarvoor is zelfs sprake geweest van een nog veel groter liquiditeitsoverschot. Aan de hand daarvan heb ik toen nog met de minister van Financiën de speciale afspraak moeten maken dat dit overschot wel in de eindejaarsmarge zou worden verwerkt.

Zelf vind ik deze gang van zaken verontrustend, omdat een organisatie naar mijn mening zodanig de vinger aan de pols behoort te hebben dat zij eventuele problemen of mogelijke gronden daarvoor tijdig ziet aankomen. In het te voeren gesprek is dat mijn primaire invalshoek. De hoofdzaak is echter dat de activiteiten van de arbeidsvoorziening en al hetgeen in het belang van de arbeidsmarkt gepland was, vervolgens ongehinderd doorgang moeten vinden. Mevrouw Verburg en ik zullen het daarover ongetwijfeld snel eens zijn. Ik voel mij op dit moment echter niet in de gelegenheid om in te gaan op hypothetische vragen of antwoorden die eventueel aan de orde zouden kunnen zijn. Dat is toch iets wat zich de komende weken nog nader laat beoordelen.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! De zorg die de minister hier verwoordt, is inderdaad van belang. Kan de minister een begin van een antwoord geven op de vraag hoe een dergelijk beeld, dat de financiële situatie zich zo abrupt wijzigt, kan ontstaan? Is de minister ook niet wat laconiek over de toestand waarin de arbeidsvoorziening nu verkeert? In de Zeeuwse media zijn berichten verschenen dat zelfs de salarissen aan het eind van deze maand niet meer betaald kunnen worden. Zou de minister de garantie willen geven dat Russische toestanden, waarin men niet langer in staat is om salarissen te betalen, hier in elk geval niet zullen voorkomen?

Minister Melkert:

Voorzitter! Zo'n garantie zou de indruk wekken dat ik ook over Russische bevoegdheden zou beschikken. Dat is dus niet het geval. De heer Van Dijke kent de ZBO-situatie waarin wij verkeren. Het fenomeen van het ZBO is in Rusland nog niet zo ontwikkeld als in Nederland. In die ZBO-situatie moet eenieder zijn plaats kennen. Wij hebben in alle opeenvolgende stadia, zoals ook in de wet neergelegd, vanuit de begrotingsverantwoorde- lijkheid die de goedkeuring van de minister vereist en vanuit de toezichtsverantwoordelijkheid alle voorgeschreven stappen gezet. Daar blijkt echter de liquiditeitsproble- matiek te zijn ontstaan. Uit de aard der zaak volgt dat een liquiditeitsprobleem structureel geen consequenties behoeft te hebben, mits tijdig aan de liquiditeitsvoorwaarde is voldaan. Daar wringt nu de schoen. Dit vraagt om verder onderzoek en ik hoop dat de heer Van Dijke er begrip voor heeft dat ik er de voorkeur aan geef om pas verdere uitspraken te doen als ik het geheel kan overzien.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil een aanvullende vraag stellen die losstaat van de voorschotten. Wil de minister de politieke garantie geven dat bijvoorbeeld werkzoekenden en mensen die aangewezen zijn op scholing, nooit de dupe van de financiële tekorten bij de arbeidsvoorziening worden?

De minister spreekt verder van een plotseling opkomend financieel probleem. Ik wil hierbij toch refereren aan een artikel in de Volkskrant van 9 mei, waarin deze financiële noodsituatie werd gemeld en waar ook een bericht van het centraal bestuur aan de regionale besturen wordt vermeld. Dit roept de vraag op of het departement en deze minister niet wat traag zijn geweest met hun reactie op die problematiek.

Ten slotte wil ik de minister de vraag stellen of het CBA niet zelf medeschuldig is aan deze problematiek. De minister meldt namelijk zelf dat de eindafrekening over 1996 nog maar net bij het departement is ingediend, hetgeen misschien mede een reden is geweest dat de middelen van het Europees Sociaal Fonds nog niet zijn afgekomen. Kortom, degene die de kat de bel aan gebonden heeft, is misschien ook wel medeschuldig aan het probleem dat de eigen organisatie nu in enige problemen brengt.

Minister Melkert:

Voorzitter! Op het laatste punt heb ik er inderdaad melding van gemaakt dat de einddeclaratie over 1996 pas onlangs is ingediend. Op het eerste gezicht is dat laat, maar ik geef er ook op dit punt de voorkeur aan om alle feiten en overwegingen te kennen voordat dit verder tot een beoordeling leidt. Er zijn natuurlijk heel veel spelers bij de procedures betrokken. Dat is geen verwijt aan wie dan ook. Het betekent wel dat je goed voorbereid moet zijn. Ik zou alles goed willen doorgronden voordat ik conclusies trek.

De tweede vraag van de heer Rosenmöller ging over het plotseling opkomen van de problemen. Ik verwijs met die woorden niet zozeer naar wat de afgelopen week in de pers kwam, maar meer naar wat in de afgelopen één à anderhalve maand al doorklonk. De gegevens zijn er al iets langer, maar ik maakte een vergelijking met de situatie aan het eind van het vorig jaar. Toen was er sprake van een verwacht liquiditeitsoverschot. Dat was een relevant moment, omdat wij toen wederom de vraag aan de orde hadden, hoe de financiële situatie van de arbeidsvoorziening zich verhield tot het al dan niet benutten van de eindejaarsmarge op de begroting van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Als je dan een behoorlijk overschot verwacht en er in de loop van april, mei steeds meer signalen komen dat er problemen zijn, dan is het in de eerste plaats aan het bestuur van het CBA, en niet aan het ministerie, om die te analyseren en aan te geven wat de gevolgtrekking is. Vervolgens komt het ministerie in beeld, in de voorbereiding van het bestuurlijk overleg. Dat is nu aan de orde.

In antwoord op de eerste opmerking van de heer Rosenmöller zeg ik dat het vanzelfsprekend is dat het ook mijn inzet is om ervoor te zorgen dat de arbeidsvoorziening alle taken kan blijven verrichten, in het bijzonder met het oog op de mogelijkheden voor werkzoekenden om een plek op de arbeidsmarkt te vinden.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Voorzitter! Naast de problemen met de betaalbaarstelling van de ESF-gelden is er volgens mij ook het probleem van de inkoop door de UVI's en de gemeenten. Ik heb in het jaarverslag van de arbeidsvoorziening gelezen dat over het afgelopen jaar 20 mln. van de inkoopmiddelen van de UVI's niet tot besteding is gekomen bij de arbeidsvoorziening. Wat denkt de minister daaraan te gaan doen, gegeven de afspraken die daarover gemaakt zijn in het verleden?

Minister Melkert:

Voorzitter! Dat klopt en dat is ook een onderdeel van de frictie die ten opzichte van de verwachting van de inkomsten is ontstaan. Daar staan natuurlijk wel lopende uitgaven tegenover. Je moet immers de capaciteit hebben om de inkoopmiddelen van de uitvoeringsinstellingen en de sociale diensten tot besteding te kunnen brengen. Wij hebben dat eind vorig jaar aan de orde gehad en ik heb toen zelf bevorderd dat er bestuurlijke afspraken zouden worden gemaakt tussen de RBA's en gemeenten over de planning van de aanwending van die gelden, juist om dit soort matchingproblemen te voorkomen. Op het eerste gezicht lijkt het er dus op dat dit niet op die wijze zijn beslag heeft gekregen en ik vind dat dit punt nadrukkelijk aandacht moet krijgen. Ook hiervoor geldt dat wij eerst de feiten goed moeten kennen om er onze conclusies aan te verbinden, want dat zal per RBA behoorlijk kunnen verschillen. Tegelijkertijd zie je bij zo'n punt als het onderhavige dat het geld er wel is, maar dat de fasering van de besteding in lijn moet worden gebracht met datgene waarop men voor de continuïteit van de arbeidsvoorzieningsorganisatie moet kunnen rekenen.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! In vervolg op de vraag over de inkoopgelden die mevrouw Vliegenthart stelde, zou ik willen weten in hoeverre de problemen te wijten zijn aan het feit dat het voor arbeidsbureaus nog niet gewoon is om voor de te verrichten dienstverlening geld te innen en dus rekeningen te sturen naar gemeenten die immers dat inkoopgeld op hun begroting hebben staan. Die gemeenten kunnen dat geld alleen besteden bij arbeidsvoorzieningsorganisaties en die geven met een zeker gemak aan dat zij het geld toch wel zien komen zodat zij er geen rekeningen voor sturen.

Zou men zich overigens niet moeten afvragen of die 20 mln. van het vorige jaar die men over heeft en die niet aan arbeidsvoorzieningsorganisaties zijn uitbetaald, elders kan worden weggezet?

Hoe staat het een en ander in het licht van het vervallen van de gedwongen winkelnering, dat volgens de wet over één à twee jaar plaatsvindt? Immers, als het nu al niet goed gaat met die inkoopmiddelen, hoe moet het dan straks gaan?

Minister Melkert:

Voorzitter! Ik begin met de laatste vraag. De wet bepaalt niets over al dan niet gedwongen winkelnering. Men kan daar dus opvattingen over hebben en ook op de geëigende momenten fora zoeken om die opvattingen tot uitdrukking te brengen.

De tweede vraag van de heer Bakker over de niet verzonden rekeningen zoals hij veronderstelt, kan ik niet bevestigen. Ik weet ook niet of dat het geval is. Maar als je liquiditeiten tekortkomt en er liggen rekeningen klaar, dan zou ik die gewoon versturen, want dat kan enorm helpen om de problemen te overbruggen.

Op de vraag over de inkoopmiddelen die niet of nog niet zijn besteed, wil ik als volgt, improviserend, reageren. Wij hebben vorig jaar wel de gelegenheid geboden om dat een wat langere doorlooptijd te geven. Dit is uiteraard een onderwerp dat wij met het bestuur van de arbeidsvoorziening zullen bespreken. Aan de hand daarvan zullen wij bekijken of er wellicht nadere maatregelen nodig zijn.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil hier nog even op ingaan, want het gaat over inkoopmiddelen van vorig jaar en over de inkooprelatie. Ik heb evenwel begrepen dat er een specifiek probleem bestaat bij de inkoop inzake arbeidsgehandicapten, onder andere met de WIW-gelden. Bij de arbeidsvoorziening bestaat een grote zorg dat veel gemeenten er absoluut niet klaar voor zijn. Sommige gemeenten moeten nu zelfs nog gaan denken over hoe zij het gaan doen, terwijl de wet per 1 juli ingaat. Men vreest dan ook dat er van die gelden dit jaar weinig terechtkomt. Ook heb ik gehoord dat men het nog niet eens is over de financiering. Wat valt onder de reguliere taken van de arbeidsvoorziening en wat mogen zij in rekening brengen bij de gemeenten? Divosa wil eigenlijk dat er nog eens naar de financieringssystematiek wordt gekeken, want als men het er nu nog niet over eens is, komt er in de komende tijd heel weinig terecht van de reïntegratie van arbeidsgehandicapten via de inkoop door de gemeente.

Minister Melkert:

Voorzitter! Zoals de heer Harrewijn terecht opmerkt, heeft zijn vraag betrekking op een situatie die zich in de komende maanden aandient, omdat dit te maken heeft met de invoering van de Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten. Ik herken enkele punten die de geachte afgevaardigde in dit verband onder de aandacht brengt. De vragen lijken mij in zoverre relevant, dat voorkomen moet worden dat bij het, naar ik nog steeds aanneem, kunnen oplossen van de huidige problemen, wij vanwege de genoemde aspecten in de komende maanden weer andere problemen ontmoeten. Ik hecht eraan om, ook vanwege de oorsprong van deze vragen en vanwege de problemen die nu zijn gesignaleerd, een en ander eerst nader te bekijken. Bij de invoering van een nieuwe wet kan men namelijk altijd met nieuwe vraagstukken worden geconfronteerd. De arbeidsvoorziening is, ook met het oog hierop, doende zich voor te bereiden op de uitvoering van haar taak.

Naar boven