Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Mevrouw de voorzitter! De genderkliniek in Utrecht viert deze week haar driejarig bestaan. De SP-fractie vraagt zich af hoe lang het feestje van de "kinderkieskliniek" nog gaat duren. De genderkliniek is regelmatig in de Kamer onderwerp van discussie geweest. De minister heeft het vorig jaar al aangekondigd de kliniek te willen sluiten, via een algemene maatregel van bestuur.

Ik vraag de minister de Kamer een brief te sturen waarin zij aangeeft hoe het hiermee nu staat. Op welke termijn verwacht de minister de kliniek te kunnen sluiten? Kan in die brief ook een reactie worden meegenomen op de uitlatingen van de directeur van de genderkliniek, die heeft gezegd dat sluiting een illusie is? Zijn er wat dat betreft ook nog complicaties te verwachten bij de sluiting? Misschien kan zij meteen aangeven waarom het zo lang heeft geduurd.

De voorzitter:

Ik had mij kunnen voorstellen, mevrouw Kant, dat u deze vraag schriftelijk had gesteld, omdat u ze zo keurig heeft voorgelezen, maar ik stel toch voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rouvoet.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Vorige week dinsdag was er een uitzending van het programma Netwerk waarin aandacht werd gegeven aan het verschijnsel van de beveiliging van complete woonwijken door particuliere beveiligingsbureaus. Vorig jaar februari hebben wij in de Kamer een wetsvoorstel behandeld dat hierover ging en wij hebben toen ook gesproken over de trend van het kopen van veiligheid. De minister van Justitie heeft die ontwikkeling toen als onaanvaardbaar bestempeld. Ook kwam de vraag aan de orde of wij dit zouden kunnen voorkomen en of daarvoor instrumenten zijn. Naar aanleiding van deze berichtgeving zou ik graag een brief van de minister van Justitie ontvangen waarin gemeld wordt hoe het staat met de werkzaamheden van die bureaus. Kan zij daarvan een beschrijving geven en kan zij een beoordeling geven in het licht van het debat dat wij destijds gevoerd hebben? Ook krijg ik graag een reactie op de uitzending van vorige week.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil het verzoek van de heer Rouvoet ondersteunen maar ook verbreden. In diezelfde uitzending waren nog twee andere punten aan de orde: 1. gemeenten die extra inzet van politie voor extra taken moeten inhuren; 2. discotheken die extra inzet van politie vragen en daar ook voor moeten betalen. Ik zou dan ook graag zien dat de regering in de brief waar de heer Rouvoet om vraagt, ook ingaat op dat element. In welke mate komt dat verschijnsel op dit moment in ons land voor? Wat is het standpunt van de regering? Dreigt er geen verschil in veiligheid te ontstaan tussen rijke gemeenten en armlastige gemeenten; tussen rijke discotheken en minder rijke discotheken? Waar ligt precies de grens tussen de normale taken van de politie waarvoor niet extra betaald hoeft te worden en taken waarvoor wel extra moet worden betaald?

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Als wij toch verbreden, wil ik de suggestie meegeven om de ministers hun licht te laten schijnen over de uitspraken van de heer Van Duijn die zei dat als wij het Europees kampioenschap voetballen in Nederland en België organiseren, wij zoveel politie nodig hebben, dat wij daar niet aan kunnen voldoen. Hij suggereerde om in dat geval een deel van die wedstrijden in Duitsland te laten plaatsvinden. Wat vindt het kabinet daarvan?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Biesheuvel.

De heer Biesheuvel (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Blijkens een publicatie in De Telegraaf van 8 juni weigert Suriname een rechtshulpverzoek van de Nederlandse regering om de heren Bouterse en Goedschalk in Suriname te verhoren. Wij zouden graag van de ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken daarover opheldering krijgen, vooral op het punt of hier sprake is van schending van het rechtshulpverdrag dat wij in 1995 met Suriname hebben gesloten.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil deze vraag ondersteunen en tegelijkertijd wil ik haar verbreden. Gezien de alarmerende ontwikkelingen in Suriname zou ik graag van de minister van Buitenlandse Zaken daarover informatie krijgen, alsmede het standpunt van de regering over die ontwikkelingen te vernemen.

De heer Van Oven (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Met de laatste aanvulling wordt het verzoek van de heer Biesheuvel wel zeer verbreed. Liever zou ik zijn verzoek ondersteunen en daarbij nadrukkelijk de vraag stellen of de Surinaamse regering bij de weigering een beroep heeft gedaan op de uitzonderingsclausule die is vermeld in het protocol bij het rechtshulpverdrag.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik verwijs naar hetgeen u bij een ander punt van de regeling zei. Het hele onderwerp Suriname, inclusief datgene betreffende de heer Bouterse, is vorige week in een procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan de orde geweest. In die vergadering is een aantal afspraken gemaakt die naar mijn mening ook betrekking hebben op de vragen die nu worden gesteld.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! De afspraken in de vergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken waren al gemaakt voordat dit bericht verscheen. Met betrekking tot dit bericht wil ik daarom persisteren bij een brief van de kant van het kabinet. Die brief kan uiteraard betrokken worden bij de verdere beraadslagingen in de vaste commissies.

De voorzitter:

En wat vindt u van de aanvullende vragen van mevrouw Karimi?

De heer Biesheuvel (CDA):

Ik dacht meer aan de "smallere" weg, zoals de heer Van Oven die formuleerde.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! De "brede" weg ten aanzien van Suriname is al afgedekt door afspraken in de vaste commissie. Daarover krijgen wij een uitgebreide brief. Mij dunkt dat het verzoek van de heer Biesheuvel tot het specifieke punt zou moeten worden beperkt.

De voorzitter:

Ik neem aan dat mevrouw Karimi heeft begrepen dat haar vraag meegenomen wordt in het verzoek dat de vaste commissie al aan de regering heeft gedaan.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! Te zijner tijd zal die dus in het overleg aan de orde komen.

De voorzitter:

Ik stel voor, de vraag van de heer Biesheuvel door te geleiden naar de regering, zodat zij daarop kan antwoorden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Wijmen.

De heer Van Wijmen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Afgelopen vrijdag heeft de ministerraad besloten om 62 natuurgebieden aan te melden op grond van de zogenaamde Habitatrichtlijn. Hierover is een persbericht verschenen. Daaruit blijkt dat 25 gebieden definitief zijn aangewezen en 37 onder voorwaarden. Mijn vraag is wat dat inhoudt. Ik dring aan op een standpuntbepaling in dezen en vraag de regering ons op dit punt te informeren.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Ik meen dat dit verzoek ondersteund kan worden, met de mededeling dat het natuurlijk heel positief is dat 62 natuurgebieden "eindelijk" zijn aangemeld. Ik wil het verzoek in zoverre uitbreiden, dat ik ook wil dat de minister mij laat weten welke habitatgebieden hij voornemens is daadwerkelijk aan te wijzen en welk instrumentarium hij wil gebruiken om daar de natuurwaarde veilig te stellen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil het verzoek graag ondersteunen. Nederland loopt al een aantal jaren achter. Dat heeft de Kamer ook een aantal keren duidelijk gemaakt. Het lijkt mij goed dat er helderheid komt over de betekenis van het onder voorwaarden aanwijzen van habitatgebieden. Dit lijkt mij namelijk een vreemde gang van zaken. Opheldering is dus gewenst.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter! Ook de VVD ondersteunt dit verzoek.

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter! Ik herinner eraan dat de regering gebieden niet aanwijst, maar aanmeldt. De Europese Commissie zal ze aanwijzen. 25 zijn definitief aangewezen; met 37 is iets aan de hand.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de regering.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! De Kamer spreekt morgen met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het broeikasbeleid en de inzet van Nederland in de Europese Unie als het gaat om de Kyoto-afspraken. Vandaag meldde het Algemeen Dagblad dat Nederland akkoord zou gaan met vermindering van de broeikasgassen met 8%, zoals het Engelse voorzitterschap wil. Dat zou de minister in een brief gezegd hebben. De voorwaarde zou zijn, dat in geheel Europa een ecotaks ingevoerd wordt. Dat is natuurlijk een voorwaarde die je gemakkelijk kunt stellen en waarvan je zeker weet dat die nooit gerealiseerd kan worden. Dat maakt de inzet van Nederland een beetje tot een papieren kreet. Mijn fractie heeft er behoefte aan om van de minister van VROM voor morgen opheldering te krijgen over haar precieze inzet. Stelt zij inderdaad een dergelijke voorwaarde als een ecotaks in alle landen of stelt zij mogelijk andere voorwaarden? In de brief die zij aan de Kamer heeft gestuurd over haar inzet, meldt zij niets over al deze zaken. Ik krijg hierover graag opheldering van de minister voordat morgen het overleg begint. Graag hoor ik daarbij een reactie van haar op de brief en opmerkingen van het Engelse voorzitterschap, dat de Nederlandse inzet het hele onderhandelingsproces dreigt te blokkeren en dat ook andere landen nu zullen morrelen aan hun eigen inzet.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Wij hebben er vanochtend schriftelijke vragen over gesteld, waarop wij graag een antwoord willen krijgen.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Ik had er al eerder schriftelijke vragen over gesteld, maar de griffie heeft die vergeten in te dienen. Dat was een fout van de griffie, maar dat doet er niet toe. Het gaat erom dat de heer Wijers bij het NMP-3 heeft toegezegd dat wij voor de verkiezingen nog het ECN-rapport over de toerekening van de CO2-kosten per capita zouden krijgen. Hij heeft gezegd dat dit zou lukken, maar volgens mij zijn de verkiezingen inmiddels al meer dan een maand achter de rug. Mijn vraag is of het ECN-rapport nog deze week naar de Kamer kan gaan, want dat heeft allemaal te maken met het overleg van komende week.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik was er niet van op de hoogte dat het CDA al schriftelijke vragen had gesteld. Laat dan in ieder geval het antwoord op die vragen en op hetgeen ik heb verwoord, morgen voor de aanvang van het overleg bij de Kamer bekend zijn. Dat lijkt mij van groot belang. Overigens heeft mijn fractie twee weken geleden al om opheldering gevraagd op deze punten. Die hebben wij echter niet gekregen in de brief die de minister ons heeft gestuurd.

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet, maar het lijkt mij geen enkel probleem om dat morgen in het mondeling overleg aan de minister voor te houden. Daar lijkt mij dat mondeling overleg ook voor te zijn.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! U heeft op zichzelf gelijk, maar de minister stuurt de Kamer een brief over haar onderhandelingsinzet. Het bevreemdt mij dat er over dergelijke zaken niet wordt gesproken. Ik vind het toch prettig dat de Kamer van tevoren goed geïnformeerd is. De minister zal alles op alles moeten zetten om ons de informatie van tevoren te geven.

De voorzitter:

Daarom stel ik ook voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Wij zijn het in ieder geval eens.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Milliano.

De heer De Milliano (CDA):

Voorzitter! Ik wil de minister van Buitenlandse Zaken een brief vragen over de vraag wat het conflict tussen Eritrea en Ethiopië betekent voor de Nederlandse hulp aan die twee gebieden. Bovendien wil ik weten welke initiatieven de Nederlandse regering via de Europese Unie heeft genomen in het kader van dit conflict.

De voorzitter:

Ik neem aan, dat de Kamer er geen bezwaar tegen heeft dat het stenogram van dit deel van de vergadering wordt doorgeleid naar het kabinet.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Op zichzelf heb ik geen bezwaar. Wij hebben vorige week de vraag gehad van mevrouw Vliegenthart over de algehele gang van zaken bij de regeling. Ik zie niet in waarom de vraag van de heer De Milliano niet kan worden gesteld in een reguliere procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, die morgen wordt gehouden.

De voorzitter:

Maar ik constateer dat u er ook geen bezwaar tegen heeft. Ik heb u vorige week voorgesteld om er in de commissie voor de Werkwijze der Kamer en in het Presidium over te spreken en de Kamer daarover nadere voorstellen te doen.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dat lijkt mij op dit moment het beste.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De Kamer heeft bijna een jaar geleden in een overleg met de minister van Verkeer en Waterstaat en de staatssecretaris van Onderwijs uitgesproken dat er voor gehandicapte leerlingen een aparte zitplaatsenregeling zou moeten komen. De Kamer heeft op dat punt ook een motie aanvaard. De regeling zou per 1 augustus van dit jaar moeten ingaan. Ik ben buitengewoon benieuwd of de door mij genoemde bewindslieden ons op korte termijn kunnen informeren over de wijze waarop zij de uitvoering van die motie ter hand zullen nemen. De tijd begint namelijk op te schieten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Lambrechts.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 wil graag een brief hebben van staatssecretaris Netelenbos van Onderwijs over het bericht dat vanochtend in De Telegraaf stond, namelijk dat de afspraken over de toetsen voor de basisvorming niet doorgaan. Ik wil graag weten of dat juist is en welke overwegingen de regering ertoe hebben gebracht om gemaakte afspraken ad hoc te wijzigen. Waarom blijkt nu pas dat een aantal zaken niet gereed kan komen en niet verwerkt kan worden door de inspectie? Waarom konden scholen daar niet eerder van op de hoogte worden gesteld, dus voordat zij al het werk gedaan hadden? Tot slot is het de vraag – dat is eigenlijk het meest belangwekkende – of dit betekent dat de functie van die toetsen voor de basisvorming nu is komen te vervallen. Deze zouden juist dienen om zicht te krijgen op de ontwikkeling van een en ander.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Ook de VVD-fractie is zeer verbaasd over het "briefje" van de staatssecretaris. Wij hebben dat niet gekregen. Wij hebben wel vele malen over de afschaffing toetsing basisvorming gesproken. De VVD-fractie is tegen de toetsing basisvorming. In dat opzicht vindt zij het goed dat nu een begin wordt gemaakt met de afschaffing ervan. Zij vraagt zich echter wel af hoe zich dat verhoudt tot de evaluatie die volgend jaar, dus in 1999, gaat plaatsvinden. Misschien kan de staatssecretaris daar ook aandacht aan schenken in haar brief aan de Kamer.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik sluit mij bij de laatste opmerking van collega Cornielje aan. Immers, toen dit door de Kamer aan de orde werd gesteld, heeft de staatssecretaris steeds gezegd: dat is een oneigenlijk moment; wij hebben een route afgesproken; wij zullen de evaluatie hebben en dan wijsheid betrachten. Het licht breekt iets eerder door.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de aanvullingen op mijn verzoek.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven