Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Wij hebben deze week een zware agenda. In verband hiermee stel ik voor, deze week 's avonds door te vergaderen tot uiterlijk 24.00 uur en op woensdag en donderdag te beginnen om 9.00 uur in plaats van om 10.15 uur. Desnoods moet ik de reguliere pauzes bekorten als blijkt dat wij meer vergadertijd nodig hebben. Dat kan ik nu nog niet zeggen, maar waarschijnlijk aan het einde van de regeling van werkzaamheden wel.

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Vorige week heeft de Kamer een algemeen overleg gevoerd met de staatssecretaris van Justitie inzake de grote problemen met betrekking tot de opvang van asielzoekers. Tijdens dat overleg is onvoldoende gebleken welke maatregelen het kabinet voorstelt om de huidige problemen inzake de opvang adequaat op te lossen. Derhalve zou ik namens de CDA-fractie willen verzoeken om het verslag van dit algemeen overleg deze week op de agenda van de Kamer te plaatsen, opdat wij in de Kamer – en niet buiten de Kamer – kunnen debatteren over de te nemen stappen.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! De PvdA-fractie ondersteunt dit verzoek. Het lijkt ons goed om de spreektijd iets uit te breiden, zodat de heer Rijpstra de gelegenheid krijgt om in de Kamer zijn mening naar voren te brengen in plaats van buiten de Kamer, zoals hij tot nu toe heeft gedaan.

De heer Dittrich (D66):

Bij dit laatste sluit ik mij aan. Overigens sluit ik mij ook aan bij het verzoek van de heer Verhagen. Het is een belangrijke kwestie die het verdient om uitgebreid aandacht te krijgen en wij moeten ook in de Kamer kunnen bespreken wat buiten de Kamer wordt geventileerd.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik sluit mij bij deze verzoeken aan, gezien de uitlatingen van de heer Rijpstra, die toch deel uitmaakt van een van de regeringsfracties. Ik ben dus voorstander van een verlenging van de spreektijd en niet alleen om deze reden, maar ook omdat dit onderwerp in het genoemde algemeen overleg slechts heel kort aan de orde geweest is.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie sluit zich aan bij het verzoek van de CDA-fractie. Het lijkt mij goed als er iets meer spreektijd voor het debat wordt uitgetrokken om het debat de waarde te geven die het verdient.

De voorzitter:

In de eerste plaats wijs ik erop dat wij deze week absoluut geen tijd hebben om een volledig debat over het asielzoekersbeleid te voeren. Wij kunnen van 24 uur geen 48 uur maken. Ik wil overwegen om een tweeminutendebat te voeren en daarbij te bezien of er iets meer tijd voor kan worden uitgetrokken. Dat is een beetje afhankelijk van hetgeen er verder aan voorstellen komt tot het houden van debatten. In de loop van de middag hoort u wat mijn beslissing terzake zal zijn.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Gelet op de aard van de problematiek, onder andere de verdeling tussen de Europese lidstaten, hecht ik er wel aan dat naast de staatssecretaris van Justitie, mevrouw Schmitz, ook staatssecretaris Patijn bij dit debat aanwezig zal zijn.

De voorzitter:

Dat hangt ervan af of hij in het land is.

Het woord is aan de heer Van Zijl.

De heer Van Zijl (PvdA):

Voorzitter! Twee weken geleden heeft de Kamer in een debat over de koopkrachtproblematiek en de loonstroken unaniem een motie aangenomen waarin de regering werd gevraagd binnen veertien dagen op deze problematiek te reageren en indien mogelijk te komen met een pakket aan maatregelen dat al deze problemen geheel oplost. Gisteren, een dag te laat, heeft ons een brief bereikt met een pakket aan maatregelen. Het lijkt mij goed als de Kamer daarover een debat voert, als het kan nog deze week.

De heer Van Wingerden (AOV):

Voorzitter! Ik sluit mij graag aan bij dit verzoek van de heer Van Zijl, want er staan nog veel vragen open na deze brief.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Uiteraard steun ik het verzoek van de heer Van Zijl. Ik wil het verzoek nog aanvullen. Mede gezien de commotie die kennelijk over deze maatregel in het kabinet is ontstaan en het feit dat in de brief niet gesproken wordt over de kosten van de maatregelen – hoewel wij daarover wel in de krant hebben kunnen lezen – verzoek ik het kabinet per omgaande, dus nog ruim voor het debat een aanvullende brief te schrijven waarin de kosten uitgelegd worden. In die brief dient ook de vraag beantwoord te worden wat er eerst was: het maximale bedrag of de maatregelen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik heb een vraag dan wel een suggestie. Het is aan het kabinet om dat uit te maken. Wij hebben het eerste koopkrachtdebat uitsluitend gevoerd met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik mag toch aannemen dat wij aanstaande donderdag ook kunnen debatteren met de minister van Financiën. Ik zou dat als een verzoek mijnerzijds aan u willen voorleggen.

De heer Terpstra (CDA):

Mijnheer de voorzitter! De financiering interesseert mij uiteraard ook buitengewoon, maar nog veel meer interesseren mij de effecten van de maatregelen voor de diverse inkomensgroepen. Zou de minister voor donderdag, als op die dag het debat plaatsvindt, ons nog een brief kunnen sturen waarin wordt aangegeven wat de effecten zijn voor de groepen die men wil helpen?

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Het debat dat wij twee weken geleden hebben gevoerd, vraagt om een afronding. Wij hebben dat destijds al geconstateerd. Ik steun dus graag het verzoek van de heer Van Zijl.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie steunt vanzelfsprekend het verzoek van de heer Van Zijl. Het zou raar zijn als het anders was. Onze steun geldt ook voor alle aanvullende verzoeken en vragen om de aanwezigheid van bewindslieden. Kortom, laten wij er donderdag iets leuks van maken.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit punt aan de agenda toe te voegen. Ik weet niet precies of het donderdag wordt, maar ik vermoed van wel. Ik stel tevens voor, het stenografisch verslag van deze korte discussie door te geleiden naar het kabinet. In de loop van de middag zal ik een voorstel doen ten aanzien van de beperking van de spreektijden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik refereer nog even aan de vraag die ik heb gesteld. Kunnen wij tijdig vernemen of beide ministers zullen komen? In verband met het formuleren van bepaalde vragen is het belangrijk dat te weten.

De voorzitter:

Daarmee wordt rekening gehouden.

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik heb op dinsdag 10 februari aan de minister van Justitie gevraagd nader geïnformeerd te worden over de stand van zaken in het dossier openbaar ministerie, respectievelijk het dossier Docters van Leeuwen. Op vrijdag 13 februari heeft de minister ons twee brieven gestuurd over de laatste stand van zaken. Op zaterdag 14 februari verschijnt er een interview met de heer Docters van Leeuwen in NRC Handelsblad en gisterochtend, maandag 16 februari, verschijnen er opnieuw brieven in de pers inzake dit dossier. Gisteravond hebben wij dan het bericht ontvangen dat de heer Docters van Leeuwen is voorgedragen voor ontslag hetgeen hem heden eervol is verleend. De fractie van het CDA in de Tweede Kamer heeft er behoefte aan om op korte termijn, dat wil zeggen deze week, met de minister van Justitie te debatteren over de brieven van 13 februari en de brief die zij ons vanmiddag heeft gestuurd en die is gedateerd op 17 februari. Dat is mijn eerste verzoek.

Mijn tweede verzoek is eerder gedaan door de collega's Kalsbeek van de Partij van de Arbeid en Marijnissen van de SP. Dat is het verzoek om de correspondentie met de heer Docters van Leeuwen alsnog aan de Kamer ter beschikking te stellen. De minister heeft dat tot op heden geweigerd, maar er zijn diverse berichten dat de brieven wel degelijk circuleren in het land doch niet bij de Kamer bekend zijn. Ik vraag u dan ook dit verzoek daarheen te geleiden dat de Kamer voor vanmiddag 18.00 uur weet of de minister bereid is die correspondentie aan de Kamer ter beschikking te stellen, opdat ook wij donderdag een afgewogen debat kunnen voeren.

De voorzitter:

Het verdelen van de debatten over woensdag en donderdag wilt u misschien aan mij overlaten. Anders hebben wij wellicht woensdag niets te doen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik wil het verzoek van de heer Van de Camp vanzelfsprekend ondersteunen. Ik wil wel vermeld hebben dat ik eigenlijk van plan was om vandaag een interpellatie aan te vragen, omdat de minister bij brief aan de Kamer al heeft uitgesproken dat zij vanwege de personeelsvertrouwelijkheid van de brieven van Docters van Leeuwen aan de minister niet bereid is om die aan de Kamer te overleggen. Ik kan het daar niet mee eens zijn. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Kalsbeek, die vorige week zei dat het meningsverschil tussen Docters van Leeuwen en de minister uitstijgt boven alleen maar een arbeidsrechtelijk conflict. Het is namelijk ook een personificatie van een conflict tussen het openbaar ministerie en de minister. Ik ben het dus volledig met de heer Van de Camp eens. Wat mij betreft, zou er dus morgen ook eventueel een interpellatie kunnen plaatsvinden.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ook mijn fractie steunt het verzoek van de CDA-fractie. Bij het verzoek aan de minister van Justitie om de correspondentie met de heer Docters van Leeuwen prijs te geven, gelden voor mijn fractie de volgende motieven. De minister zegt, naar mijn mening terecht, dat het in deze correspondentie gaat om een relatie tussen de werkgever en de werknemer. Dat zien wij wel degelijk in. Zij kan aan de andere kant niet ontkennen dat in deze correspondentie ook een licht wordt geworpen op het conflict tussen haar en het OM, en zeker tussen haar en Docters van Leeuwen. Dat is onderwerp van politiek debat geweest in deze Kamer.

De voorzitter:

Wilt u er geen termijn van maken. Wij zijn met de regeling bezig.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat is reden voor mijn fractie om deze brieven van de minister te vragen. Dat is een volstrekt legitieme wens.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij het verzoek van de heer Van de Camp. Ik wil het overigens op dit moment aan de prudentie van de regering overlaten welke stukken zij aan de Kamer meent te kunnen overleggen. Wij zullen na ontvangst daarvan beoordelen of dat toereikend is. Ik wil daar nog de kanttekening bij maken dat mijn fractie het debat ook graag wil zien in het licht van de vraag die wij in een eerder debat aan de orde hebben gehad. Dat is de vraag in hoeverre er sprake is van zelfs maar een begin van herstel van vertrouwen, wat toch noodzakelijk is, tussen de minister en het OM.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Voorzitter! Ik heb vorige week inderdaad om de brieven gevraagd. Ik persisteer bij dat verzoek. Ik vind het vanzelfsprekend dat wij in de Kamer dat debat voeren, wat natuurlijk een politieke beoordeling in zich houdt. Daarvoor moet de Kamer zo goed mogelijk geïnformeerd zijn. Ik voeg daar als extra argument aan toe dat de zaak vorige week wellicht nog een slag anders lag, omdat de minister toen nog niet besloten had. Wij hebben vandaag begrepen dat zij dat wel gedaan heeft. Dat vind ik een reden temeer om die brieven nu inderdaad in ons bezit te krijgen, zodat wij volledig geïnformeerd zijn.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! Ik deel de analyse van de collega's Marijnissen, Rabbae en Kalsbeek en neem nota van de kanttekening van de heer Van den Berg. Ik verzoek u dan ook het stenogram, enzovoorts.

De voorzitter:

Dat "enzovoorts" houdt in: door te geleiden naar het kabinet. Ik stel voor, dat heden te doen. Ik zal proberen om ruimte te creëren voor een debat in de loop van deze week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! De minister van Verkeer en Waterstaat heeft de Kamer toegezegd om in het vroege voorjaar van 1998 met een beleidsnotitie over marktwerking in de spoorsector te komen. Op dit moment blijken verschillende mensen in het bezit te zijn van allerlei concepten van die notitie. De inhoud van die notitie wordt immers al volledig in de kranten weergegeven en er wordt ook politiek commentaar op geleverd. Dat leidt tot grote onzekerheid bij de Nederlandse Spoorwegen, bij andere maatschappijen en vooral ook bij het personeel. Ik zal dan ook graag zien dat de minister van Verkeer en Waterstaat een brief aan de Kamer stuurt, waarin wordt aangegeven of hetgeen in de krant staat inderdaad ook in de conceptnotitie staat en waarin wordt aangegeven wanneer de minister met de definitieve notitie komt. Gegeven het feit dat nu alles al in de krant staat, roep ik de minister op om deze beleidsnotitie zo snel mogelijk aan de Kamer te zenden, opdat wij ruim voor de verkiezingen een debat erover kunnen voeren.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Ik lees ook in de krant dat de ministerraad nog over deze notitie moet vergaderen. Het lijkt mij dan ook wat moeilijk om de minister al een brief te vragen terwijl de ministerraad er nog over moet spreken. Wij kunnen de minister wel vragen om spoed te betrachten met het nemen van het besluit waar wij al zo lang op wachten, maar dat lijkt mij het enige dat op dit moment van de minister verlangd kan worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Twee weken geleden heb ik bij de mondelinge vragen een debatje gevoerd met minister Ritzen van OCW over een op te richten centrum voor islamitische studies in Leiden. De minister heeft toen ontkend dat werd onderhandeld met een aantal islamitische landen om te komen tot zusterinstituten in die landen. Ook heeft hij toen ontkend dat dit centrum als een soort van politieke denktank zou gaan fungeren voor onder andere de Nederlandse regering. Uit stukken die ik vertrouwelijk mocht inzien van een aantal mensen die betrokken waren bij dit initiatief, kom ik echter tot een ander oordeel. Daarom mijn verzoek via u aan de minister van OCW om de Kamer alle belangrijke stukken over dit initiatief toe te zenden, ook de stukken die vanuit het ministerie zijn gestuurd aan een aantal opdrachtnemers, met name prof. Vredenbracht. De Kamer kan zich dan een oordeel vormen over de werkelijke bedoelingen van de minister als het gaat om de totstandkoming van dit instituut. Hierbij is vooral van belang de brief waarin de minister de formatieopdracht geeft om te komen tot dit instituut.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Stellingwerf.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! In 1997 blijkt in opdracht van de Rijksluchtvaartdienst onderzoek te zijn verricht door het Nationaal lucht- en ruimtevaartlaboratorium naar vliegtuiglawaai. Uit dat onderzoek zou blijken dat er verschillen zijn tussen berekende en gemeten geluidsniveaus. Zelfs zouden de gemeten geluidsniveaus aanzienlijk hoger liggen dan de berekende geluidsniveaus, met verschillen tussen de 3 en 8 dB. Dat is nogal wat. Dit onderzoek zou reeds in juni 1997 zijn afgerond. Het is dan ook merkwaardig te noemen dat de Kamer niet op de hoogte is van het bestaan van dit rapport. De conclusies ervan zijn voor ons van groot belang, zeker voor de discussie in het algemeen overleg van morgen. Door de onwetendheid van de Kamer op dit punt zou kostbare tijd verloren kunnen zijn gegaan. Ik vraag daarom via u aan het kabinet of wij dit rapport met de conclusies van het kabinet per ommegaand kunnen krijgen, om het morgen nog bij het algemeen overleg te kunnen betrekken.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Het verzoek van collega Stellingwerf zou ik van harte willen ondersteunen. Ik heb zelf een samenvatting van dit rapport over de meting van het geluid rond Schiphol kunnen inzien. Het is een al wat ouder rapport, maar het is desondanks in de huidige discussie buitengewoon actueel. Het zou dan ook zeer goed zijn als de minister dit rapport vanmiddag aan de Kamer zou sturen, ter voorbereiding van het algemeen overleg van morgen.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Ik wil namens mijn fractie dit voorstel ook echt ondersteunen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik had mij niet aangemeld, omdat ik in de veronderstelling was dat een andere fractie zou vragen wat ik nu zal vragen. Het gaat om alle problemen inzake de eigen bijdragen in het ziekenfonds. Vandaag heeft ons een brief bereikt van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport betreffende een langslepend conflict met een deel van de Kamer. Er zijn principiële bezwaren tegen eigen bijdragen in het geding, terwijl er tevens sprake is van evidente onrechtvaardigheden in het kader van de eigen bijdragen in het ziekenfonds die ook door delen van de coalitiepartijen zijn onderkend. In de brief van de minister die wij vandaag hebben gekregen, maakt zij melding van twee zaken. Zij stelt ten eerste dat de problemen, geschetst in de motie-Oudkerk van oktober vorig jaar, aanwezig zijn maar niet zijn op te lossen zonder heel hoge uitvoeringskosten. Kortom, er is sprake van een heel groot probleem. Ten tweede verwijst zij naar de brief van minister Melkert waarin hij zijn koopkrachtreparatie toelicht.

Mijnheer de voorzitter! Ik verzoek u na te gaan of het mogelijk is nog deze week een plenair debat, respectievelijk een plenaire afronding van een eerder algemeen overleg over deze zaak te agenderen, zodat het mogelijk is de Kamer een aantal uitspraken voor te leggen over deze kwestie.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil mij aansluiten bij het verzoek van de heer Marijnissen. Ik vind niet dat op een juiste manier antwoord op onze vragen is gegeven.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik sluit mij van harte aan bij het verzoek van de heer Marijnissen. Het afdoen met enkele regels in een brief van de heer Melkert kan niet wat dit onderwerp betreft. Ik wil daar graag nog deze week over praten.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Hoewel ik bang ben dat de minister een beetje gelijk krijgt of misschien zelfs heeft, wordt het hoog tijd dat wij een keer hierover spreken om eindelijk helderheid te krijgen hoe het met de eigen bijdragen verder moet. Ik steun dus het verzoek van harte.

De heer Oudkerk (PvdA):

Hoewel ik van mening ben, voorzitter, dat aan het invullen van mijn motie is voldaan, zal mijn fractie zich niet tegen zo'n plenair debat verzetten, integendeel.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ook de SGP-fractie steunt dit verzoek, zij het dat over de vormgeving van de gedachtewisseling tussen minister en Kamer nog verder nagedacht zou kunnen worden. Misschien kan een stuk ervan in een algemeen overleg plaatsvinden.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Wat de suggestie van de heer Van der Vlies betreft, merk ik op dat ik een algemeen overleg mijns inziens niet zo interessant is. Dat vond een groot deel van de Kamer al ten aanzien van het vorige algemeen overleg. Het wordt steeds meer een herhaling van hetzelfde. Ik denk echt dat wij tot een plenaire afronding moeten komen. Het is aan u om te bepalen wanneer en met welke spreektijden.

De voorzitter:

Bekeken moet worden of daarvoor een mogelijkheid is en, zo ja, ten koste waarvan dat dan moet gaan. Zou men dit debat willen houden ten koste van het debat over de gemeentelijke herindeling van de Bommelerwaard? Ik denk het niet. Er staan op de agenda voor deze week een paar agendapunten die hoogst urgent zijn en er zijn er alleen maar bij gekomen. De agenda leek overbelast en blijkt nu ook overbelast te zijn. Ik zal nagaan wat ik kan doen, maar ik kan op dit moment niets definitief toezeggen.

Dan merk ik op dat collega Poppe een amendement heeft ingediend op het wetsvoorstel inzake wijziging van de Huurprijzenwet, etc. dat op de agenda onder punt 6 staat. Ik stel voor om, in verband met het feit dat de heer Poppe graag de opvatting van de regering over zijn amendement wil weten, de stemmingen onder agendapunt 6 door te schuiven naar aanstaande donderdag.

De VVD-fractie heeft mij bij monde van mevrouw Kamp gevraagd de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Goedkeuring van de opzegging van deel VI van de op 16 april 1964 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid, vermeld onder agendapunt 9, uit te stellen. Ik stel voor, aan dat verzoek te voldoen en zo spoedig mogelijk tot stemming over te gaan. Wanneer dat kan, hoort de Kamer nog.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Ik verneem graag waarom deze stemming wordt uitgesteld. Immers, er zijn geen amendementen ingediend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Kamp. Van haar is het verzoek; van haar komt de toelichting.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Naar aanleiding van het plenair gevoerde overleg heeft mijn fractie behoefte aan politiek beraad.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vast te stellen dat, voorzover het deze Kamer betreft, instemming is verkregen met het ontwerpbesluit Uitvoerend comité Schengen, toegezonden bij brief 19326, nr. 193, met de aantekening dat de fractie van GroenLinks wordt geacht daartegen te hebben gestemd. Ik stel voor, stuk 19326, nr. 193, voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven