Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het kabinet heeft mij verzocht bij de behandeling van de wijzigingen van het Reglement van orde het punt inzake het "Vragen van inlichtingen aan kabinets(in)formateurs" (punt D van 25118, nr. 2) op een later tijdstip afzonderlijk aan de orde te stellen. De minister-president wil er graag bij zijn als dit punt wordt besproken.

Het is een goed gebruik om aan redelijke verzoeken van kabinetszijde gehoor te geven. Ik heb dat dan ook gedaan en ik heb de woordvoerders daarvan op de hoogte gesteld.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik werd hierover inderdaad om 13.30 uur gebeld, dat wil zeggen een halfuur voordat wij dit onderwerp oorspronkelijk zouden behandelen, en het heeft mij nogal verbaasd. Immers, het voorstel dat hier ligt, gaat over het vragen van informatie aan de formateur c.q. informateur. Ik begrijp niet zo goed wat de regering daar verder mee te maken heeft.

De voorzitter:

Ik had op mijn strepen c.q. mijn strot kunnen gaan staan, een formeel standpunt kunnen nemen en zeggen dat het over het Reglement van orde gaat waarmee het kabinet verder niets heeft uit te staan. Maar als de minister-president graag bij zo'n debat aanwezig wil zijn, vind ik dat hoffelijkheid moet voorgaan boven het eventuele formele gelijk. Vandaar!

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik weet dat als de regering de wens te kennen geeft om hierover met de Kamer te praten, wij dat uit hoffelijkheid natuurlijk altijd toestaan. Maar het voorstel waar het hier om gaat, heeft niets te maken met ministeriële verantwoordelijkheid of iets anders. Wat dat betreft vind ik het uitermate vreemd en uiterst onhoffelijk, ook van de zijde van de regering, om dit een halfuur voor een gepland debat te verzoeken.

De voorzitter:

Ik heb het telefoontje kort voor 13.30 uur, toen u werd ingelicht, gekregen. Het Presidium was toen bijeen en wij hebben dienovereenkomstig besloten. Ik vond het een honorabel verzoek en ik heb het ingewilligd. Indien u meent dat ik dat niet had mogen doen, neem ik daar kennis van, maar ik vond dat ik het wel mocht doen. Wij zijn het dus oneens.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik wil u bijvallen, voorzitter. Ons Reglement van orde is natuurlijk allereerst een zaak van onszelf. Maar hoe je het ook wendt of keert, er zijn natuurlijk rechten en plichten van ministers en staatssecretarissen mee gemoeid. Daar waar wij het bij andere gelegenheden op prijs stellen dat de minister als adviseur van de Kamer aanwezig is, bijvoorbeeld bij de behandeling van een initiatiefwet, heb ik er geen enkel bezwaar tegen wanneer de minister-president aangeeft erbij te willen zijn. Ik heb dat sowieso al niet, maar zeker niet bij dit onderwerp. Ik wil uw hoffelijkheid dan ook onderstrepen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Formeel moet ik mij aansluiten bij mevrouw Sipkes. Het wekte ook bij mij ook enige bevreemding om, nog korter voor aanvang van het debat, namelijk een halfuur, te horen dat dit onderdeel was afgevoerd. Ik begrijp dat dit uit hoofde van hoffelijkheid is gebeurd en ik heb daar niet zoveel problemen mee.

Een inhoudelijk argument kan zijn dat het met betrekking tot de ministeriële verantwoordelijkheid misschien niet eens zo onaardig is om ook een vertegenwoordiger van het kabinet erbij te hebben. Immers, als wij spreken over de informatie, de formatie en de rol van de Koningin daarin, is het helemaal niet verkeerd om de rol van de ministeriële verantwoordelijkheid op dat punt te bezien.

Mijn enige vraag is: wanneer mogen wij dat debat in aanwezigheid van de minister-president tegemoetzien?

De voorzitter:

In de eerste plaats ben ik blij dat u mij bijvalt en in de tweede plaats kan ik u zeggen dat het debat zo spoedig mogelijk, indien mogelijk volgende week, zal plaatsvinden. Dat laatste hangt een beetje af van de agenda van de minister-president.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Ik wil graag uw beslissing ondersteunen en zou daar nog één aspect bij willen noemen. Het is zonder meer waar dat ministeriële verantwoordelijkheid is gemoeid met het vragen van inlichtingen aan een formateur of een informateur, maar de ministers – en dus ook de minister-president – bevinden zich bovendien in de positie om de Kamer van advies te dienen, ook als de Kamer haar eigen regels vaststelt. Wanneer daar behoefte aan bestaat, gebiedt de hoffelijkheid zeker om die gelegenheid te geven!

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Ik wil uw beslissing ondersteunen, al was het alleen maar omdat ikzelf voornemens was de regering om een oordeel te vragen over het nieuwe artikel 11a. Het komt de VVD-fractie wat dat betreft goed uit dat het debat nu ook kan plaatsvinden in aanwezigheid van de minister-president.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Voorzitter! Ook ik ondersteun uw beslissing en ik sluit mij aan bij de argumentatie van de heer Marijnissen. Dat laatste gebeurt niet heel erg vaak en nu het kan, doe ik het dan ook graag!

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Voorzitter! Er zijn vaak formele regels, maar er is ook zoiets als hoffelijkheid. Ik ben erg blij dat u de hoffelijkheid laat prevaleren. Inhoudelijk sluit ik mij aan bij de opmerkingen van de heer Van Middelkoop.

De voorzitter:

In dit geval heb ik de hoffelijkheid laten prevaleren. Dat is niet altijd zo! Wij zijn het in belangrijke mate met elkaar eens hierover.

Het woord is aan de heer Schutte.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Gisteravond gaf het televisieprogramma Reporter een beeld van de activiteiten van de Stichting Doen, een organisatie die werkzaam is onder de paraplu van de Postcodeloterij. Het programma riep het beeld op van een wel heel ruime interpretatie van de begrippen "goede doelen" en "algemeen belang", twee begrippen die centraal staan in de Wet op de kansspelen. Bovendien zou er sprake zijn van een verwevenheid van belangen tussen beide stichtingen en commerciële bedrijven, welke vragen oproept. Op zichzelf zijn deze vragen niet geheel nieuw; het jaarverslag van het College van toezicht over 1996 bevat aanwijzingen in dezelfde richting, maar omdat het hier gaat om een bedrijf dat dankzij een vergunning van de minister van Justitie in staat is om voor honderden miljoenen guldens geld door te sluizen naar goede doelen, moet het functioneren van het bedrijf in alle opzichten onomstreden zijn. Daarom wil ik u, voorzitter, vragen de staatssecretaris van Justitie te verzoeken de Kamer zo spoedig mogelijk haar reactie te geven op de inhoud van de uitzending, met het concrete verzoek mee te delen of zij bereid is een onafhankelijk onderzoek te doen instellen naar de besteding van de gelden van in het bijzonder de Stichting Doen. Daarbij behoort wat mij betreft ook een onderzoek naar de bestaande bestuurlijke, organisatorische en financiële verwevenheid tussen de Postcodeloterij, de Stichting Doen, Nova Media en eventuele andere commerciële bedrijven.

De heer Ter Veer (D66):

Mijnheer de voorzitter! De fractie van D66 sluit zich aan bij het verzoek van de heer Schutte.

De heer Weisglas (VVD):

Dat geldt ook voor de VVD-fractie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Als we er een gewoonte van maken dat alle fracties zich aansluiten bij zo'n verzoek, wil de SGP-fractie dat op zijn minst ook gedaan hebben.

De voorzitter:

We hebben nogal wat tijd, vandaag!

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Nieuwenhoven.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Ik voer het woord namens de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze week stuurde de minister een brief naar de Kamer, waarin zij haar plannen ontvouwt om in de hulpmiddelensector de komende jaren besparingen te bereiken. Zij meldt ook in die brief dat in 1996 en 1997 besparingsverliezen van nogal aanzienlijke aard waren opgetreden.

In een eerder debat is om een zorgvuldige analyse van die besparingsverliezen gevraagd, onder meer vanwege de oorzaken daarvan zoals die in de afgelopen jaren bekend zijn geworden. Om die reden verzoekt de commissie u, voorzitter, de minister te vragen om op een zo kort mogelijke termijn een aanvullende brief te schrijven, met daarin die analyse evenals een toelichting op de rol van de partijen en een beschrijving van de gang van zaken in de afgelopen jaren.

De voorzitter:

Ik zie geen steunbetuigingen! Desondanks stel ik u voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet!

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik sprak ook al namens de gehele commissie!

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Voorzitter: Zijlstra

Naar boven