Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen op dinsdag 2 september aan het begin van de vergadering:

  • - het wetsvoorstel Verlenging van de werkingsduur van het Sanctiebesluit betalingsverkeer en financiële-dienstenverkeer Libië (25291);

  • - het wetsvoorstel Verlenging van de werkingsduur van het Sanctiebesluit aardolie(-producten) en wapens Angola (25292);

  • - het wetsvoorstel Verlenging van de werkingsduur van het Sanctiebesluit Libië 1993 (25293).

Ik stel voor, te behandelen op donderdag 4 september aan het begin van de vergadering:

  • - de verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (25057, nrs. 150 t/m 168).

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 6 oktober 1997:

  • - van 11.15 uur tot 23.00 uur van de vaste commissies voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en voor Economische Zaken over de nota Milieu en economie (25405);

maandag 10 november 1997:

  • - van 11.15 uur tot 17.30 uur van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Jaaroverzicht Zorg 1998.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik:

  • - in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid M.M. van der Burg tot plv. lid in de bestaande vacature;

  • - in de vaste commissie voor Financiën het lid Feenstra tot plv. lid in plaats van het lid Liemburg.

Van de woordvoerders heb ik begrepen dat het voorstel zal worden gedaan om het debat over de brief inzake Fokker, geagendeerd voor donderdag 28 augustus, uit te stellen in verband met de omvang van de brief, die ongeveer 250 pagina's telt. Zelfs voor snelle lezers is dat wat veel.

De heer Vos (PvdA):

Ik heb met zo veel mogelijk woordvoerders contact gehad. Inmiddels kan ik namens de commissie vragen of u het debat voor enige tijd wilt uitstellen. Na de procedurevergadering van volgende week dinsdag zullen wij contact met u opnemen over de termijn waarop de stukken volgens ons kunnen worden behandeld.

De voorzitter:

Uitstekend.

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Na een aantal dagen van perslekken, krantenartikelen, tegengesproken krantenartikelen, ministeriële reizen, kabinetsberaad en ministeriële verklaringen over het onderwerp D.D. Bouterse en het internationale signaleringsverzoek, en na een brief die wij hierover van het kabinet hebben gekregen, verzoek ik u namens de CDA-fractie om op zo kort mogelijke termijn een debat over deze brief te organiseren met de ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ook de VVD-fractie zou graag met de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie debatteren over de brief die wij afgelopen vrijdagnacht hebben ontvangen.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Ik ben het hier geheel mee eens.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! De PvdA-fractie ondersteunt het verzoek graag, gezien de ernst van de situatie en de aantijgingen die zijn gedaan. Ook het verzoek om het debat op korte termijn te houden ondersteunen wij. Wel verzoeken wij u er voldoende tijd voor in te ruimen. Wij denken aan een spreektijd van 10 minuten.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik ondersteun het verzoek van collega De Hoop Scheffer graag. Het wordt tijd dat wij rechtstreeks met de regering kunnen spreken over dit onderwerp. De onduidelijkheden over en weer stapelen zich op met de snelheid waarmee kranten gedrukt kunnen worden.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Mijn fractie sluit zich graag aan bij het verzoek van de heer De Hoop Scheffer, al zouden wij ons kunnen afvragen of het debat niet beter over een paar dagen kan worden gevoerd. Wie weet komt er nog meer informatie via de media naar buiten.

De voorzitter:

De inbreng gehoord hebbende, stel ik voor om het debat nog heden te houden en het te doen aanvangen op het eerste moment dat de ministers beschikbaar zijn.

Ik stel voor, de volgende spreektijden in eerste termijn voor dit debat vast te stellen: PvdA, CDA, VVD en D66 10 minuten; GroenLinks 7 minuten; overige fracties 5 minuten; de groep-Nijpels en het lid Hendriks elk 2,5 minuut.

Als reactie op wat de heer Van Oven zei, namelijk dat wij voldoende tijd moeten hebben, stel ik voor om eventueel, zo nodig en als het echt niet anders kan na 23.00 uur door te vergaderen. Dan kunnen wij het debat in ieder geval heden afronden. Ik neem aan dat wij er rekening mee dienen te houden dat het debat zal worden afgerond met stemmingen over ingediende moties. Gelieve daarmee rekening te houden.

Dit heeft wel consequenties voor de agenda van deze week. In verband daarmee stel ik voor, de behandeling van het wetsvoorstel ondernemingsraden te verplaatsen naar morgenochtend 10.15 uur. Wat betreft de overige punten van de agenda die mogelijkerwijs in een nieuw schema moeten worden ingepast, zal ik u in de loop van deze middag een nieuw schema doen toekomen.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! U stelt voor om het wetsvoorstel ondernemingsraden morgenochtend om 10.15 uur te behandelen. Dat betekent dat de behandeling van het onderwijswetsvoorstel opschuift. Is dat de enige mogelijkheid of kan de volgorde ook worden omgekeerd?

De voorzitter:

Dit was eigenlijk de enige mogelijkheid, mede in verband met het feit dat het morgen de laatste werkdag van mevrouw Van Rooy in deze Kamer is. Dit voorstel doe ik dus uit hoffelijkheid jegens haar.

De heer Schutte (GPV):

Daar wijk ik uiteraard voor.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Lansink.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Eind maart heb ik in de regeling van werkzaamheden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een brief of notitie gevraagd over de organisatorische vraagstukken die in de pers en ook langs andere weg gesignaleerd waren. Dat verzoek moest een keer worden herhaald. Bovendien is in die tijd in het debat over de thuiszorg door de minister aangekondigd dat zij binnen vier maanden de zaak op orde zou hebben. Omdat die vier maanden in juli dit jaar zouden aflopen, heeft de vaste commissie op mijn verzoek voor de volgende route gekozen: eerst een tussenbrief, die eind juni is gekomen, en vervolgens een eindrapport voor de afloop van het zomerreces. VoorzitterDe minister heeft op de valreep aan dat laatste verzoek kunnen voldoen. Wij hebben gisteren een brief gekregen en een rapport van Twijnstra Gudde. Maar de brief voldoet niet aan datgene wat mocht worden verwacht. Er is geen verantwoording afgelegd over het beleid tussen 1995 en 1997. Er is niet voldaan aan de viermaandentermijn. Er is ook geen plan van aanpak.

Ik vraag u, voorzitter, of de Kamer ermee instemt dat wij een aanvullende brief vragen. Zodra die brief er is – laten wij zeggen binnen een week of binnen tien dagen – kunnen wij een plenair debat over deze zaak houden. De zaken zijn zo ernstig dat het nodig is dat de Kamer daarop plenair terugkomt, als het kan voor Prinsjesdag.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! Ik spreek nu even als voorzitter van de vaste commissie voor VWS. Toen gisteren het rapport binnenkwam, leek het de griffier en mijzelf een adequate reactie om een groentje te doen uitgaan om er morgenvroeg in de reeds voorziene procedurevergadering over te spreken. Mag ik de heer Lansink vragen om dat inderdaad morgenvroeg met elkaar te doen en er eventueel morgenmiddag bij de regeling van werkzaamheden op terug te komen als dat niet voldoende blijkt te zijn?

De heer Lansink (CDA):

Dat zou op zichzelf kunnen, maar ik kan nu al als oordeel uitspreken dat de brief niet voldoende is. Ik wil toch graag het verzoek overgebracht zien om een aanvullende brief. Daarin kan dan verantwoording worden afgelegd over de organisatorische toestanden vanaf 1995, de omzetting naar een bestuursraad en weer terug en al datgene wat daarmee te maken heeft. Ik heb dat vandaag gedaan om tijd te sparen. Ik vind namelijk dat wij deze zaak voor Prinsjesdag moeten bespreken.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! Natuurlijk ga ik niet welk recht dan ook van de heer Lansink aantasten en daar een oordeel over uitspreken, zeker niet als voorzitter van de vaste commissie. Mijn enige verzoek is of hij dit nu voor een ieder duidelijk gedane voorstel één dag kan ophouden, opdat wij morgenvroeg eerst met alle leden van de commissie over de procedure kunnen praten. Dat is alles wat ik van hem vraag.

De voorzitter:

Dat lijkt mij redelijk.

De heer Lansink (CDA):

De druppel holt de steen uit. Wellicht dat de zaak morgen nog wat pittiger komt te liggen.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Verschillende Kamerleden hebben regelmatig aandacht gevraagd voor de verkoop van sociale huurwoningen aan particuliere beleggers. In het kader van het Besluit beheer sociale huursector, het BBSH, heeft de staatssecretaris van Volkshuisvesting de bevoegdheid om besluiten van aanmerkelijk belang, bijvoorbeeld de verkoop van sociale huurwoningen door corporaties, tegen te houden. Dat moet dan wel binnen acht weken na aanmelding van zo'n geval gebeuren. Deze week bleek dat tijdens het reces een geval waarin de staatssecretaris verkoop heeft willen voorkomen, door de rechter ongedaan is gemaakt. Het gaat hier om woningen van de Woningbouwvereniging Jutphaas, die inmiddels zijn verkocht aan een belegger. Een poging van de staatssecretaris om de zaak in kort geding nog te redden is tot nu toe ook mislukt. Dit zou te maken hebben met een onduidelijkheid in het BBSH over de mogelijkheid om die termijn van acht weken op te schorten. Omdat op dit moment voor een aantal verkoopplannen die ook voor vernietiging zijn voorgedragen, de termijn van acht weken al lang loopt, wil mijn fractie deze week graag met spoed een brief van de staatssecretaris ontvangen waarin de Kamer geïnformeerd wordt over de achtergronden van de rechterlijke uitspraak, de consequenties voor de andere lopende zaken en de acties die de staatssecretaris denkt te gaan ondernemen om de grond voor deze uitspraak van de rechter weg te nemen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie wil bij u het verzoek neerleggen om het verslag van het algemeen overleg over de marktwerking in het spoorvervoer van de agenda af te voeren. Daar is een aantal redenen voor. Ten eerste is er, sinds dit onderwerp aangemeld is, de afgelopen maanden een aantal nieuwe ontwikkelingen geweest. Naar ik heb begrepen, heeft niet alleen mijn fractie er behoefte aan om hier eerst nog schriftelijke informatie over te krijgen van de minister. Ten tweede kunnen wij, als die informatie binnen is, in een procedurevergadering de afweging maken of er niet eerst een derde algemeen overleg moet komen, alvorens wij het debat hier plenair gaan afronden. Mijn fractie sluit dit op voorhand niet uit. Ten derde is er morgen een vergadering van de vaste commissie, waarvoor ik dit punt al aangemeld heb. Er is behoefte aan om daar een nadere procedure vast te stellen. Bijkomend punt is dat het verslag er nog niet is, al vormt dat voor de CDA-fractie geen beletsel. Ik heb hier met collega-woordvoerders contact over gehad. Ik heb begrepen dat men op zichzelf bereid is om aan dit verzoek mee te werken.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Wij hadden na twee uitvoerige notaoverleggen toch al geen grote behoefte aan dit debatje over het VAO. Ik ben het dus zeer met collega Reitsma eens.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Ook mijn fractie kan het voorstel van de heer Reitsma steunen.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Dat geldt ook voor mijn fractie.

De voorzitter:

Dan stel ik voor, het VAO spoorvervoer van de agenda van hedenmiddag af te voeren. Dit heeft wel als consequentie dat wij onmiddellijk na de regeling van werkzaamheden met het debat over Suriname beginnen, althans na binnenkomst van de betrokken bewindspersonen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Mijnheer de Voorzittervoorzitter! In het zomerreces heeft de Kamer een brief ontvangen van staatssecretaris Schmitz van Justitie, waarin zij stelt graag met de Kamer van gedachten te willen wisselen over het zogenaamde witte-illegalenbeleid. Het ging in dit geval om de familie Gümüs. Het blijft ook gaan om de familie Gümüs, maar ook om het idee van de staatssecretaris – daarin steun ik haar – dat het noodzakelijk is om met de Kamer afspraken te maken over de wijze waarop wij in breder verband met deze problematiek om zullen gaan.

Op de lijst van vergaderingen zag ik dat er voor morgenmiddag een algemeen overleg is gepland met de staatssecretaris. Ik wil toch vragen om in plaats van het overleg, morgenmiddag een plenair debat te houden. De meerwaarde van een overleg ontgaat mij namelijk ten enenmale. De Kamer heeft in het verleden inhoudelijk uitvoerig over deze problematiek gesproken. Als ik het goed heb, heeft de coalitie hier afgelopen maandag politiek beraad over gevoerd. Het lijkt mij dat het slot van dit alles politieke uitspraken moeten en kunnen zijn, die dan morgenmiddag in de plenaire vergadering afgehandeld kunnen worden.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Wij hebben inderdaad een brief van staatssecretaris Schmitz gekregen. Ik heb zelf de voorzitter van de vaste Kamercommissie in het reces om een algemeen overleg gevraagd. Er zijn tijdens de zomerperiode zoveel nieuwe feiten naar voren gekomen, dat die zeker een algemeen overleg rechtvaardigen. Aan de hand van de antwoorden die de staatssecretaris daar zal geven, kunnen de fracties beoordelen of zij een motie willen indienen en dus de zaak plenair willen afronden. Ik ben dus niet voor het voorstel van mevrouw Sipkes om het meteen plenair te behandelen. Ik denk dat het zeker zinvol is om eerst een algemeen overleg te voeren en er daarna plenair over te spreken.

De heer Apostolou (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de PvdA is het ook niet eens met het voorstel van mevrouw Sipkes. Het ontgaat mij waarom zij nu met dit voorstel komt. Als het gaat om de parlementaire reis die een aantal collega's moeten maken, lijkt mij dat niet opwegen tegen het belang van een goed en zorgvuldig gesprek over de witte-illegalenregeling. Wij zijn dan ook tegen dit voorstel.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Indien het voor een aantal fracties reeds duidelijk is dat er een plenaire afronding moet plaatsvinden van het algemeen overleg, lijkt het mij voor de hand te liggen om er dan meteen maar een plenair overleg over te houden. Eerst een algemeen overleg houden, terwijl al vaststaat dat men ook plenair wil, lijkt mij niet nuttig. Het lijkt mij dan nuttiger om een plenair debat te voeren. Anders zullen wij na afloop van het algemeen overleg moeten bekijken wat wij gaan doen. Daar kunnen wij nu geen besluit over nemen.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Ik geef er de voorkeur aan om de normale werkwijze te volgen en eerst een algemeen overleg te houden, met eventueel een plenair vervolg, ook omdat hier een aantal zaken gemakkelijk door elkaar heen kunnen lopen: een individuele zaak, algemene regels, een reis en dergelijke. Kortom, laten wij de normale procedure volgen: eerst een AO en daarna eventueel een plenaire afhandeling.

De voorzitter:

Mevrouw Sipkes, uw voorstel ondervindt matig bijval.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Dat is mij ook niet ontgaan, voorzitter. Ik wil er toch even op reageren. Ik heb uiteraard gezien dat door D66 een algemeen overleg is aangevraagd, wat mij verbaasde. Het verbaast mij ook dat er gezegd wordt dat er zoveel nieuwe gegevens naar boven zijn gekomen. Zo erg veel nieuwe gegevens zijn er namelijk niet naar boven gekomen, gezien de discussies van de afgelopen drie of vier jaar. Mijn inschatting was dan ook de hele tijd dat er een plenair debat zou komen. Dit overigens los van welke parlementaire reis dan ook. Ik wil niet verhullen dat voor een aantal leden een buitenlandse reis in het kader van het asielbeleid scheef zou kunnen gaan lopen met de Kameragenda, maar dat is niet de reden van mijn verzoek. Het inhoudelijke argument waarom er eerst een algemeen overleg moet worden gehouden, is mij zowel in het reces als nu ontgaan. Daar is in commissieverband ook niet over gesproken. Ik leg mij hier echter bij neer.

De voorzitter:

Ik stel voor de "normale werkwijze", zoals de heer Schutte het formuleerde, te volgen en morgen het AO te houden. Daarna heeft de commissie de mogelijkheid om te bepalen of er een plenair vervolg moet komen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Augusteijn-Esser.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voor vandaag stonden de Afvalstoffenwet en de Wet bodembescherming geagendeerd. Die zijn thans van de agenda afgevoerd. Over beide wetsvoorstellen vindt nog bestuurlijk overleg plaats tussen VNG, IPO en de minister op basis van een brief die de minister over deze wetsvoorstellen heeft gestuurd naar de Kamer. Mijn fractie heeft er behoefte aan om dat bestuurlijk overleg af te wachten en deze onderwerpen pas na 9 september, wanneer het bestuurlijk overleg wordt gehouden, weer op de agenda te plaatsen. Dit verzoek doe ik mede namens de fractie van de PvdA.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik heb daar geen bezwaar tegen, maar ik wijs er wel op dat beide wetsvoorstellen er al heel lang liggen. De nota van wijziging van de minister, met name over de leemtewet, is al in februari ingediend. Dus in dit geval is de vertraging een gevolg van de werkwijze van de Kamer.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Ik dring erop aan deze onderwerpen in ieder geval op zo kort mogelijke termijn tot een afronding te brengen.

De voorzitter:

Ik stel voor, voor het afhandelen van beide wetsvoorstellen een datum te kiezen zo snel mogelijk na 9 september.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Op de laatste avond voor het reces is een groot aantal moties door deze Kamer aangenomen inzake de herformulering van het terugkeerbeleid. Aangezien de staatssecretaris van Justitie op dat moment niet aanwezig was, heeft minister Jorritsma, die haar toen verving, gesteld dat zij naar het kabinet zou gaan om daar te overleggen over eventuele uitvoering van de moties. Ik neem aan dat het kabinet zich inmiddels beraden heeft over de vraag of zij gehoor zal geven aan de wens van een kamermeerderheid op het punt van het terugkeerbeleid. Ik verzoek u de staatssecretaris van Justitie te vragen om een oordeel over de uitvoering van deze moties zo spoedig mogelijk aan de Kamer toe te sturen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de regering.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Leers.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Ik heb een soortgelijk verzoek als de heer Verhagen. Op de laatste avond voor het reces is een motie aangenomen inzake de A4, namelijk de motie-Van Heemst/Van 't Riet. Desgevraagd heeft minister Jorritsma meegedeeld dat de Kamer "nog voor het reces van het kabinet" uitsluitsel zou worden gegeven over het besluit van het kabinet over deze motie. Nu weet ik niet of het reces van het kabinet nog moet beginnen dan wel of het al afgelopen is, maar wij hebben tot op heden nog niets gehoord. Ik verzoek u het kabinet uitsluitsel te vragen over wat het met deze motie doet.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 15.02 uur tot 15.07 uur geschorst.

Naar boven