Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda voor 13, 14 en 15 mei:
Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 27, 28 en
29 mei:
- de plenaire afronding van de wetsvoorstellen Herziening
van het afstammingsrecht alsmede van de regeling van adoptie (24649) en Wijziging
van een aantal wetten in verband met de herziening van het afstammingsrecht
alsmede van de regeling van adoptie (25189);
- de plenaire
afronding van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden
en titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek (24615).
Ik stel voor, donderdag 29 mei te stemmen over de onderwerpen die op dat
moment zijn afgerond.
Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q.
notaoverleg met stenografisch verslag op:
maandag 2 juni 1997:
maandag 16 juni 1997:
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Hendriks.
De heer Hendriks:
Voorzitter! Zoals bekend, zijn er vandaag in Engeland nationale verkiezingen.
Daarover wil ik via u een vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken stellen.
Wil hij ons mededelen of Hare Majesteit de Koningin, die ook Brits onderdaan
blijkt te zijn, vandaag van haar stemrecht gebruikmaakt? Uit onderzoek is
gebleken dat van de 40.000 Britse onderdanen in ons land er slechts 1000 aan
de stemming zullen deelnemen. Ik wacht het antwoord van de minister van Buitenlandse
Zaken met belangstelling af.
De voorzitter:
Het is uiteraard aan ieder lid om de keuze te maken om een vraag als een
schriftelijke vraag, een mondelinge vraag of als een vraag bij de regeling
van werkzaamheden aan de orde te stellen. U hebt voor het laatste gekozen.
Ik stel daarom voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te
geleiden naar de minister van Buitenlandse Zaken.
De heer Schutte (GPV):
Voorzitter! In beginsel kan men inderdaad die keuze maken, maar als men
voor deze weg kiest, kan dat niet zonder medeverantwoordelijkheid van de Kamer.
Als de heer Hendriks deze vraag wil stellen, stel ik voor dat hij daar zijn
eigen kanalen voor zoekt en daar niet de Kamer als zodanig voor gebruikt.
De heer Lansink (CDA):
Voorzitter! Een aantal jaren geleden bracht ik met een aantal leden van
deze Kamer een bezoek aan het lagerhuis in Canada. Daar is het vragenuur zo
geregeld dat de minister-president of een minister in hun monistisch stelsel
als eerste vraag altijd een schertsvraag krijgt. Het is wel een vraag, maar
er hoeft niet op geantwoord te worden. Toen wij er waren, was de vraag: "Met
wie gaat u vanavond een hapje eten?". Daar moest ik zojuist even aan denken.
Ik sluit mij dus graag bij de heer Schutte aan.
Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):
Voorzitter! Ik steun de gedachtegang van de heer Schutte ten volle.
De heer Klein Molekamp (VVD):
Ik sluit mij daarbij aan. Dan is er een meerderheid.
De heer Hendriks:
Voorzitter! Ik heb gemeend dat dit, via u, een legitieme wijze van benadering
van een minister is, maar als het u beter voorkomt, ben ik bereid om dit eventueel
schriftelijk te doen.
De voorzitter:
Het gaat uiteraard niet om wat mij, als degene die op dit moment uw voorzitter
is, beter voorkomt. Wel relevant is het feit dat een meerderheid van de vertegenwoordigers
van de hier aanwezige fracties zich ervoor heeft uitgesproken om inderdaad
de weg te kiezen die u nu zelf aangeeft. Mijn suggestie is om een schriftelijke
vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken te stellen.