Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koekkoek.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Vanmorgen werd ik verontrust door het bericht dat het plan bestaat om de Bijlmerbajes te slopen. Ik wil de minister van Justitie namens de CDA-fractie vragen de Kamer daarover in te lichten door middel van een brief waarin de achtergronden van dit mogelijke besluit staan. Daarin kan ook de vraag worden beantwoord of dit plan een gevolg is van de agentschapstatus van de dienst justitiële inrichtingen. Het moet in ieder geval duidelijk zijn dat voor de CDA-fractie een vermindering van het totale aantal cellen, ook tijdelijk, niet aanvaardbaar is.

De voorzitter:

Ik neem aan, dat de Kamer zich kan verenigen met dit verzoek. Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik kom nog even terug op de regeling van werkzaamheden van gisteren. Wij spraken toen over een mogelijk debat met de minister van Verkeer en Waterstaat over de tariefstijging bij de Nederlandse Spoorwegen. De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft vanochtend vergaderd en besloten volgende week een algemeen overleg te houden met de minister van Verkeer en Waterstaat. De plenaire afronding wil zij direct daarna laten plaatsvinden. Ik wil dit reeds bij deze regeling aankondigen, opdat op de agenda van volgende week ruimte kan worden gemaakt voor die plenaire afronding. Als het aan de commissieleden ligt, zal deze op de laatste vergaderdag van die week plaatsvinden.

De voorzitter:

Daar neem ik kennis van.

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Vanochtend schreef de Volkskrant dat de Europese Unie Nederland "dreigt met korting op schade varkenspest". Dit bericht horen wij niet voor het eerst. Mijn fractie heeft de minister van Landbouw vorige week al verzocht hierover snel opheldering te geven. Ik wil dat verzoek graag herhalen en erop aandringen dat nu echt snel een brief naar de Kamer wordt gestuurd, zodat wij in ieder geval nog voor het kerstreces met de minister over deze kwestie kunnen spreken.

Mijn volgend verzoek richt ik tot de minister van Economische Zaken. Mijn fractie heeft samen met de Partij van de Arbeid een motie ingediend waarin werd gevraagd om geld voor milieubeleid in Oost-Europa. Wij hebben om nadere opheldering gevraagd. Dat is inmiddels een aantal weken geleden. Ik wil er graag op aandringen dat de minister van Economische Zaken een brief naar de Kamer stuurt.

De voorzitter:

Er worden twee verzoeken gedaan.

De minister van LNV wordt verzocht op zeer korte termijn schriftelijk te berichten over de stand van zaken in de problematiek van de varkenspest. Ik neem aan dat dit verzoek door de Kamer wordt ondersteund. Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het tweede verzoek heeft betrekking op een motie waarop nog geen nadere reactie van de minister van Economische Zaken is vernomen. Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Oven.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Wij naderen 7 december en daarmee de dag dat het voorbehoud van Nederland voor de inwerkingtreding van de uitvoeringsovereenkomst van Schengen voor Griekenland zal moeten zijn opgeheven, wil dat besluit überhaupt effectieve werking krijgen. Morgenochtend houdt de vaste commissie voor Justitie daaromtrent nog een, wellicht laatste, algemeen overleg. Bij de collegae Dittrich en Van den Doel en bij mijzelf zijn nog twee vragen overgebleven. Ik stel voor om die langs deze weg aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken voor te leggen, opdat hij daar nog voor morgenochtend op kan antwoorden.

De eerste vraag is of uit de brief die de staatssecretaris op 1 december aan de Kamer heeft gestuurd, mag worden afgeleid dat de Nederlandse regering zich heeft voorgenomen om, wanneer de eindrapportage over de situatie aan de buitengrenzen van Griekenland gereed zal zijn, de vraag of de controle aan de binnengrenzen kan worden afgeschaft, primair op die grond te beoordelen.

De tweede vraag betreft de juridische houdbaarheid van de constructie die inhoudt dat de uitvoeringsovereenkomst partieel in werking wordt gesteld, dat wil zeggen deels wel en deels niet. De staatssecretaris heeft hierover meegedeeld dat dit volgens zijn juridische adviseurs tot de mogelijkheden behoort. Ik zou graag de motivering van de staatssecretaris hierover ontvangen.

De voorzitter:

Zijn dit geen vragen die tijdens het AO gesteld moeten worden? Daar is een AO voor, lijkt mij. Of vergis ik mij heel sterk in wat gebruikelijk is in dit huis?

De heer Van Oven (PvdA):

De woordvoerders zouden het op prijs stellen om die antwoorden voorafgaand aan het overleg te ontvangen, zodat zij zich op hun standpunt in het overleg kunnen voorbereiden.

De voorzitter:

Ik neem aan, dat de Kamer hier geen bezwaar tegen heeft. Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Ik sluit niet uit dat het algemeen overleg waar collega Van Oven zojuist over sprak, aanleiding is voor mijn fractie om morgen te vragen het verslag van dat overleg op de plenaire agenda te zetten. VoorzitterMet het oog op de agenda van de Kamer zou ik u willen verzoeken daar rekening mee te houden, temeer daar er gestemd moet worden met het oog op de termijn tot 7 december.

De voorzitter:

Ik begrijp het allemaal wel, maar wij moeten niet steeds later AO's houden, en nadere AO's en VAO's en nog een keer stemmen en de dag daarop stemmen. Wij stemmen op dinsdag en ingeval van nood, zoals heden, stemmen wij ook op woensdag. Als het niet anders kan, moeten wij morgen nog een keer stemmen, maar ik vraag de commissies om de discipline in acht te nemen om het werk op een zodanige tijd af te ronden dat wij ons aan de gewone stemmingsdagen kunnen houden. Hiermee verkondig ik een lijn die de VVD-fractie altijd sterk heeft verdedigd.

De heer Dittrich (D66):

Omdat er een termijn aan het verstrijken is, is het absoluut noodzakelijk dat er morgen over gestemd kan worden.

De voorzitter:

Daar had ik het niet over. Ik had het erover dat je op een zodanig moment moet beginnen met de discussie dat je niet op het allerlaatste moment moet stemmen, maar ik zie zoveel hoofdschudden dat ik het idee heb dat ik het mis heb.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Ik deel uw mening volledig, maar het gaat om een brief die de Kamer dinsdagmorgen heeft bereikt. De eerste gelegenheid om daarover te debatteren is morgenochtend. De termijn loopt op 7 december af, dus wij hebben geen andere mogelijkheid dan er morgen na afloop over te stemmen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Als collega Van den Doel tijdens het AO duidelijk uitspreekt dat de staatssecretaris niet akkoord mag gaan met het voorliggende besluit van het Uitvoerend Comité dan is er toch geen plenaire afronding meer nodig? Als hij duidelijk genoeg is tijdens het AO, zal de staatssecretaris heus wel weten wat hij moet doen.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik wil even steun uitspreken voor de suggestie en de vraag van collega Van den Doel. Morgenochtend hebben wij dat AO. Datgene wat collega Verhagen vraagt, is natuurlijk uitgesloten, want daar hebben wij eerst dat debat over. Ik vind het heel goed dat de heer Van den Doel van tevoren vraagt om een plaats op de agenda in te ruimen om eventueel over moties te kunnen stemmen.

De heer Van Oven (PvdA):

Het lijkt mij heel verstandig, voorzitter, dat wij ruimte hiervoor op de Kameragenda reserveren, al was het alleen maar voorzichtigheidshalve. Het moet wel voor 7 december a.s.

De heer Van den Doel (VVD):

Met de vraag die de heer Verhagen stelde, loopt hij vooruit op de discussie van morgen. Ik heb gezegd dat ik een voorwaarschuwing heb gegeven. De discussie voeren wij morgen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik loop er niet op vooruit. Ik heb gevraagd: denkt u werkelijk dat, als de Kamer een heldere boodschap geeft in het algemeen overleg, de staatssecretaris die negeert en er een plenaire uitspraak van de Kamer voor nodig heeft? Als die boodschap niet helder is, kan ik mij dat wel voorstellen.

De heer Van den Doel (VVD):

Als mijn fractie er behoefte aan heeft dit morgen voort te zetten en de Kamer een uitspraak voor te leggen, moet die mogelijkheid open worden gehouden. Dat recht hebben wij.

De voorzitter:

Ik kan mij het beste vinden in de formulering van de heer Van Oven. Hij sprak over "voorzichtigheidshalve". Dit betekent niet dat het opgelegd pandoer is dat het gebeurt, maar dat wij voorzichtigheidshalve een korte spanne tijds reserveren in de agenda. Ik zal daartoe mijn uiterste best doen. Voorzichtigheidshalve geef ik echter geen garantie.

Het woord is aan de heer Remkes.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Zoals het zich nu laat aanzien, hebben de collega's aan de overzijde gisteren besloten een nieuw hoofdstuk te schrijven over het onderwerp stadsprovincie Rotterdam. Zij hebben kennelijk het unanieme advies uitgebracht om de beantwoording van de gestelde vragen op te schorten, totdat deze Kamer het definitieve wetsvoorstel heeft vastgesteld. Ons zijn bij de behandeling van dit wetsvoorstel nogal wat rampen voorgehouden, indien het allemaal niet door zou gaan. Mijn verzoek aan het kabinet is om ons een brief te sturen, waarin nader wordt ingegaan op de vraag of het kabinet van plan is tegemoet te komen aan dat voorstel en wat daarvan dan de consequenties zijn.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Mijn fractie steunt het verzoek van de heer Remkes. Zij wil er graag nog een vraag aan toegevoegd zien en beantwoord hebben, namelijk wat de consequenties zijn voor Zuidoost-Brabant, aangezien de ontwikkelingen in Zuidoost-Brabant gekoppeld zijn aan de voortgang inzake Rotterdam.

De heer Schutte (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Hoewel ik zeer veel begrip heb voor de reactie van de Eerste Kamer op wat hier indertijd beslist is over Zuidoost-Brabant en Rotterdam, ondersteun ik het verzoek van de heer Remkes om informatie van de staatssecretaris hierover.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Ook de fractie van D66 ondersteunt het verzoek van de heer Remkes.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! Daarvoor blijkt een meerderheid te zijn. Ik zou die steun niet of wat minder enthousiast willen geven, want ik vind dat wij onze eigen verantwoordelijkheid hebben. De Kamer heeft over wat nu in de Eerste Kamer voorligt, eerder een besluit genomen met instemming van onder meer de fracties van de heer Remkes en mevrouw Van der Hoeven. Nu men in dat andere huis wat anders doet, ben ik wel benieuwd hoe het kabinet ermee omgaat, maar herinner ik er ook aan dat wij hier support aan hebben gegeven. In feite zouden wij dat nog eens over moeten brengen aan de overkant.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Juist omdat ook wij benieuwd zijn hoe het kabinet daarmee omgaat, lijkt het ons zeer voor de hand liggend dat er een brief komt over dat punt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hendriks.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Wij gaan direct stemmen over onder andere de moties van mevrouw Kamp op de stukken nrs. 27 en 28. Omdat er blijkbaar geen heropening komt, wil ik mevrouw Kamp vragen wat haar beweegreden is om ons de tekst in de Engelse taal voor te leggen en er geen Nederlandse vertaling bij te geven. Ik denk dat hiermee een precedent wordt geschapen.

De voorzitter:

Wij overschrijden hiermee, lijkt mij, de regeling van onze werkzaamheden, maar als mevrouw Kamp bereid is nu een zeer kort antwoord te geven, wat ik in haar plaats ook wel zou kunnen doen, krijgt zij het woord.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Het richtlijnvoorstel is in het Engels. Ik heb in het Nederlands uitgelegd wat de strekking daarvan en van deze twee moties is.

De voorzitter:

Daar ben ik getuige van geweest en de heer Hendriks niet. Misschien stelde hij daarom deze vraag.

De heer Hendriks:

Dank voor deze uitleg. Ik merk nog wel op dat wij op deze manier in de Nederlandse wetgeving een Engelse tekst introduceren.

Naar boven