Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de commissie stel ik voor, wetsvoorstel 24696 (Vennootschapsbelasting) van de agenda af te voeren.

Op verzoek van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stel ik voor, de stemmingen over de moties tandzorg van de agenda af te voeren. Dit betreft agendapunt 5.

Ik stel voor, morgen de vergadering om 19.00 uur te laten aanvangen in plaats van 13.00 uur. Ik heb in verband hiermee een gewijzigd weekschema laten rondgaan.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wallage.

De heer Wallage (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! In verband met de orde maak ik graag een enkele opmerking naar aanleiding van interventies van een lid van deze Kamer in de richting van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De PvdA-fractie hecht eraan dat de schriftelijke vragen die collega's uit deze Kamer over dit onderwerp hebben gesteld, door de regering zo spoedig mogelijk worden beantwoord. Op basis van die antwoorden zal moeten worden bezien of het nodig is om met de minister een nader debat te voeren. Wat ons betreft zal het er daarbij om gaan dat wij in dat debat hopelijk kunnen vaststellen dat de minister niet beïnvloedbaar is gebleken.

Daarnaast stelt de PvdA-fractie het in ieder geval op prijs om vast te stellen dat deze Kamer ondubbelzinnig vasthoudt aan de tot nu toe door eenieder onderschreven norm, namelijk dat een Kamerlid dat tevens een commissariaat heeft, niet geacht wordt als belangenbehartiger van dat bedrijf bij de overheid op te treden, waar immers ieder Kamerlid gehouden is om de controle op de regering ongebonden uit te oefenen. Of collega Bolkestein deze ongeschreven regel heeft geschonden, kan de PvdA-fractie pas finaal beoordelen wanneer wij kennis kunnen nemen van zijn kijk op de zaak. Die wachten wij dan ook af.

De heer Wolffensperger (D66):

Voorzitter! Naar aanleiding van de beroering die is ontstaan omtrent het handelen van collega Bolkestein op grond van een televisie-uitzending afgelopen zondag, sluit ik mij aan bij het verzoek om daarover op zo kort mogelijke termijn een debat te hebben met de regering. Voor ons is daarbij een voorwaarde dat wij beschikken over twee dingen. Dat is ten eerste het antwoord van de regering op de schriftelijke vragen die zijn gesteld, en dat graag zo spoedig mogelijk. Voor ons is ook een voorwaarde dat wij van de heer Bolkestein zijn visie, zijn weerwoord op het gebeurde kunnen meewegen in dat debat. Hoezeer ik het ook betreur dat daarmee het moment van het debat mede door de heer Bolkestein wordt bepaald, hecht ik eraan om zijn visie mee te wegen.

Voor mijn fractie is er een ander aspect dat zwaar weegt en dat is dat de discussie die is ontstaan niet alleen de heer Bolkestein raakt, maar de gehele Kamer en ook, als ik het zo mag zeggen, de geloofwaardigheid van de politiek. Mijn fractie heeft al eerder aangedrongen op een discussie in dit huis over de vraag of het mogelijk en wenselijk is om normen, afspraken te formuleren over datgene wat het lidmaatschap van deze Kamer – bijvoorbeeld de zuiveringseed die wij aan het begin van ons lidmaatschap afleggen – precies met zich brengt. Mijn fractie zou er zeer veel prijs op stellen indien aan het debat dat komen gaat, dit aspect werd toegevoegd.

Dit leidt mij tot een tweede vraag, namelijk een vraag aan u, voorzitter. Is het mogelijk om ons, al dan niet door tussenkomst van het Presidium, op zo kort mogelijke termijn een aanzet te geven om in de discussie een begin te maken met het beantwoorden van de vraag of een dergelijke normering wenselijk is? U weet dat daarvoor aanzetten liggen in de discussie over de vraagpuntennota van de commissie-Deetman. Er zijn ook aangrijpingspunten in eerdere discussies over de integriteit van het bestuur in het kader van de begroting van Binnenlandse Zaken.

Ik zou u willen vragen het daarheen te leiden dat ook dit aspect kan worden meegenomen in het debat dat zal plaatsvinden. Dat hoeft op dat moment niet ter finale besluitvorming voor te liggen, maar misschien voor een allereerste gedachtewisseling over de vraag of dit een vervolg zal moeten hebben in een normering op een dan nader te bepalen wijze. Daarop zou ik graag uw antwoord willen horen.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter! Wat ik bij het onderwerp dat door collega Wallage hier vanmiddag in de Kamer aangesneden wordt, van essentiële betekenis acht, is hoor en wederhoor. Ik bedoel dat zeer letterlijk. Dat zie ik niet als vormelijkheid maar als wezenlijk. Ik vind dat de Kamer zeer terughoudend moet zijn met het uitspreken van een voorlopig oordeel of wat dan ook over de gedragingen van een collega.

Ik vind het essentieel dat betrokkene, nu die object is van een publieke discussie, de gelegenheid krijgt en neemt om zijn zienswijze op de feiten te geven en verantwoording af te leggen voor zijn gedrag. Ik ben daardoor in verlegenheid gebracht om mij nu uit te spreken over een debat. Ik wil dat hoor en wederhoor toegepast wordt.

Voorzitter! De suggestie van de heer Wolffensperger om nu op korte termijn een debat te voeren over de verbreding van normen, codes en gedragsregels voor het handelen als commissaris en Kamerlid, is wat mij betreft niet nodig. Er is naar mijn mening geen onhelderheid over wat gepast en niet gepast is in het uitoefenen van de functie van volksvertegenwoordiger. Ik denk dat de codes en de gedragsregels daar helder over zijn en wil er enkele noemen. Ik meen dat er algemeen aanvaarde gedragsregels voor commissarissen zijn van het Nederlands centrum voor directeuren en commissarissen. Die zijn in 1993 vastgesteld. Er is het een en ander geschreven over de codes voor het toezicht houden bij bijvoorbeeld twee verantwoordelijkheden. Ik doel daarbij op toezicht op een particulier bedrijf en toezicht in ons parlementaire stelsel op de regering.

Voorzitter! Onder verwijzing naar die publicaties komt het mij voor dat het glashelder is. Ik wil de indruk die van de suggestie van collega Wolffensperger uit zou kunnen gaan, niet wekken. Ik wil een debat niet uitsluiten. Collega Wallage noemde in dat kader al een aantal aspecten in het verkeer tussen Kamer en regering. Maar nogmaals, ik hecht eraan dat de heer Bolkestein zich verantwoordt aan de hand van de bestaande codes en gedragsregels. Ik zou hem ongevraagd een welwillend advies willen geven: wacht daarmee niet tot zaterdag!

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Vanzelfsprekend sluit ik mij aan bij de woorden van de heren Wolffensperger en Wallage, die erop aandringen dat schriftelijke vragen die ik eerder heb gesteld aan het adres van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, snel worden beantwoord. Afgelopen zondagavond gaf Netwerk ons een inkijkje in de verhouding tussen enerzijds een Kamerlid en anderzijds de minister en het ministerie. Inmiddels is wel duidelijk geworden dat twee op de drie Nederlanders vindt dat wat daar getoond is in ieder geval niet door de beugel kan. Men is, naar mijn idee terecht, van mening dat belangenverstrengeling in de politiek te allen tijde moet worden vermeden.

Tegelijkertijd worden wij echter geconfronteerd met iets anders, namelijk met de conclusie dat het erop lijkt dat formeel niets is in te brengen tegen datgene wat er is gebeurd. Dat staat los van de woorden van de heer Bolkestein zelf. Wij wachten daar nog steeds met spanning op. Dat is wat mij juist zo'n zorgen baart, namelijk het verschil tussen enerzijds de wijze waarop de meerderheid van de mensen aankijkt tegen belangenverstrengeling en de bestrijding daarvan en anderzijds datgene wat strikt genomen klaarblijkelijk allemaal kan. Dan hebben wij het niet meer over de verantwoordelijkheid en de geloofwaardigheid van één individueel Kamerlid, maar over de verantwoordelijkheid en de geloofwaardigheid van de politiek in het algemeen en het parlement in het bijzonder. Ik sluit mij dan ook van harte aan bij de woorden van de heer Wolffensperger, die heeft aangedrongen op een spoedig debat. Vanzelfsprekend sluit ik mij ook aan bij zijn beroep op het Presidium.

Daar voeg ik aan toe dat de tijd naar mijn idee rijp is om nadrukkelijk te kijken of een code voor Kamerleden nodig is. Daarin kunnen wij min of meer vaststellen wat volgens ons kan en wat niet kan, eventueel aangevuld met de suggestie van de fractie van D66 om te komen tot een Kamercommissie voor de eventuele "finishing touch" op het punt van de toetsing. Ik sluit mij dus graag aan bij de woorden van de heer Wolffensperger, die heeft gevraagd om een brief van het Presidium over de status quo en de twee suggesties die zijn gedaan.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! De publiciteit tegen fractievoorzitter Bolkestein komt voor de CD-fractie niet geheel onverwacht. Wij hebben in het verleden meermaals gezien dat rechtgeaarde en "rechtsgeaarde" Nederlanders door de linkse pers volledig werden overvallen. Ik verwijs in dit verband naar de heer Brinkman.

De voorzitter:

Ik verzoek u om bij het onderwerp te blijven en verdere kwalificaties buiten beschouwing te laten.

De heer Janmaat (CD):

Dit hoort naar mijn mening bij dit onderwerp.

De voorzitter:

Nee, nee. Ik verzoek u om bij het onderwerp te blijven.

De heer Janmaat (CD):

Dank u wel, voorzitter. Het verbaast de CD-fractie niet dat onder andere de PvdA nu in hoge mate geïnteresseerd is in deze zaak van de heer Bolkestein. Naar de mening van de CD-fractie dient eerst de heer Bolkestein de gelegenheid te worden gegeven om hierop te antwoorden. Dat hoeft heus niet vandaag, want de spanning zal nog wel even blijven. Mocht er echter een debat komen – de CD-fractie ziet daar vooralsnog de wenselijkheid niet van in – dan zouden wij graag een verbreding van het onderwerp zien. In het bijzonder zou het niet alleen moeten gaan om commissariaten, maar bijvoorbeeld ook om aandeelhouders. Ik mag daarbij verwijzen naar de heer Rosenmöller, aandeelhouder van Vendex, die hier in de Kamer een initiatiefwetsvoorstel...

De voorzitter:

Ik moet u onderbreken. Deze zaak is niet aan de orde en er zit bovendien een suggestie in die op dit moment niet aan de orde kan zijn. Ik verzoek u om uw betoog af te ronden of bij het onderwerp te blijven.

De heer Janmaat (CD):

Mocht er een debat komen, dan zou de CD-fractie het onderwerp van het debat dus graag verbreed willen zien. Ik vraag de minister om daar rekening mee te houden, zodat andere bezwaren van andere politici eveneens kunnen worden ingebracht en zodat niet alleen de heer Bolkestein ter verantwoording wordt geroepen.

De heer Schutte (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Ik denk dat het goed is om goed te onderscheiden over welke zaken wij willen nadenken en spreken. Er zijn vragen gesteld aan de minister van VWS naar aanleiding van de uitzending van afgelopen zondag. Ik sluit mij aan bij degenen die gevraagd hebben om een snelle beantwoording van die vragen. Ik heb de heer Wallage zo begrepen dat aan de hand daarvan kan worden beoordeeld of daarover een nader debat met de regering gewenst is. Dat lijkt mij inderdaad de geëigende procedure: niet daarop vooruitlopen, maar dat beoordelen wanneer de vragen beantwoord zijn.

Daarnaast is wellicht de vraag aan de orde of het zinnig is om in eigen kring, de kring van de Kamer, verder na te denken over de vraag welke functies naast elkaar bekleed kunnen worden en hoe daarmee wordt omgegaan. VoorzitterDat lijkt mij een zaak die niet direct gekoppeld moet worden aan de beantwoording van de zojuist genoemde vragen, maar die wij zelfstandig op een ordelijke wijze kunnen bestuderen. Het lijkt mij goed dat het Presidium daar de eerste verantwoordelijkheid in heeft. Het Presidium kan ook een goed inzicht verschaffen in de afspraken die er op dit punt al zijn. Ik denk dat er al het een en ander geregeld is op dit terrein. Ik denk ook dat je dan zult constateren dat er juist bij dit soort onderwerpen een belangrijke eigen verantwoordelijkheid van alle leden en alle fracties zelf zal zijn. Maar goed, dat kun je op een rij zetten en daar kun je een discussie over voeren. Het lijkt mij echter voorbarig om nu al te zeggen dat daar een plenair debat over moet worden gevoerd. Laten wij een ordelijke procedure volgen, waarin het Presidium het initiatief kan nemen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! De uitzending, afgelopen zondagavond, van Netwerk roept bij ons gevoelens op van ongeloof, verbazing en verontwaardiging. Het is aanleiding voor mijn collega Paul Rosenmöller om schriftelijke vragen te stellen en zo in ieder geval zeker te weten te komen of, in dit geval, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet beïnvloedbaar is geweest. Wij gaan er dan ook van uit dat de antwoorden hierop er zo spoedig mogelijk zullen zijn.

Er is sprake van ongeloof. Wij kunnen ons niet voorstellen dat een Kamerlid zoiets doet. Wij vinden dat onbehoorlijk en wij vinden dat ook onfatsoenlijk, als het zo zou zijn geweest. De ongeschreven regel is toch dat een Kamerlid iets dergelijks niet doet? Ook al zijn commissariaten toegestaan, dan is het nog niet zo dat een commissaris...

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Zijn wij al begonnen met het inhoudelijk debat?

De voorzitter:

U krijgt straks het woord.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik was ook nog niet helemaal klaar, collega Korthals.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes. Men mag in een inleiding zeggen wat men wil zeggen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ook al zijn commissariaten toegestaan, dan is het nog niet zo dat een commissaris een politiek lobbyist is.

Als het allemaal zo zou zijn, zouden wij graag deze week nog de hele affaire uit de wereld willen helpen. Maar helaas, de heer Bolkestein is afwezig. Wij zullen daarom moeten wachten totdat wij zijn reactie op deze documentaire hebben. Ik hoop dat wij hierover zo spoedig mogelijk een debat kunnen voeren.

Wat betreft het verzoek van de heer Wolffensperger, gericht aan het Presidium, om eens te kijken of er een bepaalde normering nodig is, een richtlijn en dergelijke, en om een aanzet tot de discussie te geven, zeg ik het volgende. Ik zei al dat mijn fractie daar niet echt behoefte aan heeft. Wij kunnen ons niet voorstellen dat een Kamerlid iets dergelijks doet. Is het dan zo, zo vraag ik aan de Wolffensperger, dat wij naar aanleiding van dit geval moeten gaan praten over de normering en richtlijnen ten aanzien van andere Kamerleden? Ongeschreven regels en het simpele noblesse oblige zouden in het algemeen toch zwaarder moeten wegen?

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Wat mij verbaast, is dat er enerzijds gezegd wordt dat wij het beginsel van hoor en wederhoor toepassen en dat er anderzijds al in stellige bewoordingen uitspraken worden gedaan.

Een eerste punt. Mijn fractie heeft, in navolging van de heer Wallage, behoefte aan snelle beantwoording van de schriftelijke vragen. Dan kunnen wij nagaan in hoeverre de acties van invloed zijn geweest op besluitvorming bij VWS en waarom. Ik denk dat dit belangrijk is.

Een tweede punt is dat het inderdaad heel belangrijk is dat de heer Bolkestein een toelichting kan geven op de zaken die op het ogenblik spelen.

Er is verder door de heer Wolffensperger gevraagd om de zaak te verbreden. Op zichzelf vind ik dat sympathiek. De vraag is dan in hoeverre nevenfuncties zich verhouden tot het lidmaatschap van de Tweede Kamer. Ik zou daar graag een notitie over zien. Wanneer het de richting uitgaat van een gedragscode van hoe wij ons moeten gedragen wanneer wij een nevenfunctie hebben, denk ik dat het een onvruchtbare discussie gaat worden. Op zichzelf zal mijn fractie zich er niet tegen verzetten, maar wij zijn daar geen directe voorstander van.

De voorzitter:

Ik stel allereerst voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dan zal het duidelijk zijn dat wij een zeer spoedige beantwoording op prijs stellen.

In de tweede plaats is door enkele woordvoerders gevraagd om een debat. Ik stel voor om met betrekking tot die zaak te beslissen, gehoord de meerderheid van de woordvoerders, op het moment dat de schriftelijke antwoorden binnen zijn, ervan uitgaande dat er dan ook een reactie zal zijn van de heer Bolkestein. Dat betekent dus een besluit op een later moment.

In de derde plaats is er gevraagd om een notitie of een voorstel van het Presidium. De zaak als zodanig hoort, dit terzijde, naar mijn gevoel meer in de commissie voor de Werkwijze der Kamer thuis. Dat was natuurlijk niet het kernpunt. Het lijkt mij niet verantwoord om binnen een week allerlei voorstellen op tafel te leggen. Wat wel kan, met de aantekening dat op dit punt volledigheid niet kan worden nagestreefd, is een overzicht van de regels die er zijn gegeven, inclusief de discussies hierover in deze Kamer, voorzover die gevoerd zijn. Men is daar dan over geïnformeerd. Over sommige dingen blijkt in het verleden ook al gediscussieerd te zijn, met alle afwegingen voor en tegen. Wij hebben daar dan inzicht in. Verder kan een overzicht worden gegeven, voorzover die informatie op korte termijn voorhanden is, hoe dit soort zaken in andere parlementen is geregeld. Op langere termijn is dat natuurlijk geen probleem. Ik kan proberen die notitie zo rond het weekend bij de Kamer te krijgen, zij het dat u mij dan niet aan een dag moet houden. Wij kunnen dan, als alle stukken compleet zijn, nader beslissen wat wij zullen doen. Ik vind het in ieder geval een zaak, als er verdere activiteiten ondernomen moeten worden, voor de commissie voor de Werkwijze der Kamer. Mijn vraag aan u is of u met deze drie punten kunt instemmen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Middel.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Ik spreek niet alleen namens de fractie van de PvdA maar ook namens mijn collega's Dittrich van D66 en Rijpstra van de VVD. De afgelopen dagen zijn berichten in de media verschenen waarin wordt gemeld dat op tamelijk grote schaal Nigeriaanse meisjes via Nederlandse opvangcentra geronseld zouden worden voor prostitutie. Al eerder hebben wij opheldering gevraagd over het verdwijnen van relatief veel alleenstaande minderjarige asielzoekers uit de centrale opvang. Deze opheldering is deels gekomen, ook dankzij bezoeken van onze fracties aan Beatrixoord in Eindhoven, maar er zijn nog altijd vragen onbeantwoord gebleven.

De fracties van de PvdA, de VVD en D66 vragen aan de regering op korte termijn om een brief, met daarin alle beschikbare informatie over de aard en omvang van de verdwijningen, de infiltratie door internationale criminele netwerken in ons opvangcircuit en de resultaten van het politieonderzoek tot nu toe. Daarbij moet ook de samenwerking tussen de Nederlandse en de buitenlandse politie worden betrokken.

De voorzitter:

De heer Van Dijke vroeg reeds het woord voordat de heer Middel zijn verzoek had gedaan.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Ik ondersteun het initiatief van harte, maar ik zou het iets willen verbreden. Wij weten dat in vele bordelen in ons land illegaal hier verblijvende meisjes worden uitgebuit. Ik zou graag willen dat de brief van de minister ook betrekking heeft op de situatie aldaar en op de resultaten die het desbetreffende beleid ons tot nog toe gebracht heeft.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! De fractie van GroenLinks ondersteunt graag het verzoek van de heer Middel.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Dat doet ook de CDA-fractie, aangezien de schriftelijke vragen die reeds door mijn fractie zijn ingediend dezelfde of vrijwel dezelfde onderwerpen betreffen als die zojuist door collega Middel zijn aangeroerd. Ik neem aan dat beide zaken gecombineerd kunnen worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! Op 12 september heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken overleg gevoerd met minister Dijkstal over het rapport van de Algemene Rekenkamer over integriteit en over een brief van de minister zelf over dat onderwerp. Namens de leden die het overleg gevoerd hebben, verzoek ik het verslag van het overleg op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, conform het verzoek te besluiten en het onderwerp op de agenda voor deze week of volgende week te plaatsen. Het zal deze week wel niet lukken. Volgende week kunnen wij een passende orde en synergie bewerkstelligen. Ik veronderstel dat de heer De Cloe hiermee instemt.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weisglas.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ook namens collega Van Rey verzoek ik om de stemming onder agendapunt 3 uit te stellen met waarschijnlijk nog een week, omdat er nog gewerkt wordt aan eventuele nadere amendementen.

De voorzitter:

Ik stel voor, de stemming uit te stellen met een week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Vliet.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Voorzitter! De D66-fractie zou graag een brief van minister Melkert willen ontvangen over een procedure die samenhangt met de discussie die wij voeren over de emancipatieondersteuningsstructuur. Die discussie is zover dat de Kamer met de betrokken vrouwenorganisaties zou gaan spreken, en nu lijkt het dat er opnieuw een ambtelijke werkgroep is ingesteld om de reeds gehouden discussie wederom te voeren. Ik wil graag van de minister weten waar deze werkgroep zich mee bezig zal houden en hoe dit zich verhoudt met de procedure die tot nu toe is gevolgd.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Oven.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Vanavond vergadert de vaste commissie voor Justitie met de minister van Justitie over de ondertekening van het eerste protocol bij het anticorruptieverdrag. Het is niet uitgesloten dat dit overleg zal leiden tot het verlangen bij de fractie van de PvdA om het verslag van het overleg plenair te behandelen. Dat zou dan vóór de ondertekening van het protocol moeten zijn, derhalve voor aanstaande vrijdag. Ik verzoek u bij de planning van de agenda met deze mogelijkheid rekening te houden.

De voorzitter:

Als blijkt dat de wens leeft om het verslag op de agenda te plaatsen, dient dat aan mij te worden meegedeeld, zodat bij de eerstvolgende regeling conform kan worden besloten. Dat betekent dat het punt op z'n vroegst kan worden behandeld – maar dan moeten wij dat vandaag weten – morgenavond.

De heer Van Oven (PvdA):

Dat klopt. Vanavond moet dat bekend zijn.

De voorzitter:

Wanneer kan dat vanavond bekend zijn?

De heer Van Oven (PvdA):

Het algemeen overleg eindigt om half negen.

De voorzitter:

Ik vraag dat met het oog op de woordvoerders bij een ander onderwerp morgenavond.

De heer Van Oven (PvdA):

Ik neem aan dat het u voor negen uur vanavond kan worden gemeld.

De voorzitter:

Zullen wij dat afspreken? Ervan uitgaande dat de Kamer morgenavond conform het verzoek besluit, zal ik in de loop van vanavond of morgenochtend vroeg laten weten hoe de agenda er morgen uitziet.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven