Vragen van het lid Poppe aan de minister van Binnenlandse Zaken, over de gang van zaken rondom de benoeming van de commissaris van de koningin van Gelderland.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! "Mag ik van u Groningen? Dan kunt u van mij Gelderland krijgen." Dat is ongeveer de praktijk met politieke benoemingen van commissarissen van de koningin. Het lijkt erg veel op kwartetten. Het gevolg is dat uiteindelijk de beslissing van de minister van Binnenlandse Zaken een spoor van gefrustreerde vertrouwenscommissies in het provinciale landschap achterlaat. Als gevolg van deze uitruil krijgt de VVD nu Gelderland. Wij hebben er weer een gefrustreerde vertrouwenscommissie bij, die als een klein kind door de minister is weggezet. Het ging in het Gelderse om twee zaken, ten eerste de partijpolitieke uitruil en ten tweede het gehannes over twee VVD-kandidaten, Nijpels of Kamminga. De in de prijzen gevallen Kamminga zei zelf: "Als je een beetje weet hoe de hazen lopen, weet je dat er een politieke verdeling is gemaakt". Volgens mij weet hij ook nog hoe een koe een haas vangt. De gewone kiezer die dit spel bekijkt, moet toch wel denken dat de hoge heren alleen maar bezig zijn met de jacht op mooie baantjes en dat dit het enige is wat hen interesseert.

Ik heb van de heer Korthals via de radio zondag begrepen dat er negen VVD-kandidaten waren voor deze post. Vrijdag hoorde ik de minister zeggen dat er in totaal negen kandidaten waren. Zo is er maar één conclusie: er hebben alleen VVD'ers gesolliciteerd of er zijn alleen VVD'ers doorgestuurd. Daarom heb ik vijf vragen aan de minister.

1. Hebben alleen VVD'ers gesolliciteerd of heeft de minister alleen VVD'ers doorgestuurd? Zo ja, is er sprake van een politieke deal?

2. Is zo'n partijpolitieke deal niet in strijd met het uitgangspunt dat de beste op de geschiktste plaats komt?

3. Als het per se een VVD'er moest worden, waarom heeft de minister dan het advies van de vertrouwenscommissie in de prullenbak gegooid?

4. Heeft de minister bij het brengen van de sollicitatiebrieven gezegd dat hij slechts bij zwaarwegende bovenprovinciale belangen zou afwijken van het advies? Zo ja, wat was er dan in dit geval zo zwaarwegend?

5. Kan de minister garanderen dat bij zijn beslissing de mening van zijn eigen partijtop, onder andere van fractievoorzitter Bolkestein, geen enkele rol heeft gespeeld?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik denk dat, zoals de heer Poppe zijn vragen begon met een schets van de situatie en een inkleuring van de vragen, ik moet beginnen met daar maar eens flink afstand van te nemen. Er is geen sprake van kwartetten. Ik heb de indruk dat hij daarnet niet geluisterd heeft, toen ik daar andere vragen over beantwoordde.

Ik herhaal wat ik in een eerder overleg heb gezegd, een overleg waaraan, naar ik meen, de heer Poppe niet meegedaan heeft. Dat heb ik betreurd, want toen had ik nog van die wijsheden gebruik kunnen maken. Het betrof een overleg met de Kamer in april van dit jaar, waarin zeer nadrukkelijk en zeer weloverwogen aan de Kamer de vraag is voorgehouden of bij de bedoelde functionarissen niet de bovenlokale en in dit geval de bovenprovinciale overwegingen een rol dienen te spelen. Dat zijn dan, ik heb het net aangeduid: meer vrouwen in het openbaar bestuur, de politieke krachtsverhoudingen in dit land, loopbaan en herindelingsburgemeesters. Die vraag is zeer nadrukkelijk van de zijde van het kabinet aan de Kamer voorgelegd en die is even nadrukkelijk van de kant van de Kamer beantwoord. Dus, zo zeg ik, de politieke krachtsverhoudingen in dit land spelen een rol bij de vervulling van de vacatures van burgemeesters en commissarissen van de koningin.

Dan is de vraag op welke wijze dit gestalte krijgt. Ik kan dat niet helemaal overzien. Daarin is het kabinet of de minister van Binnenlandse Zaken, in de gesprekken die daar zeker over zullen gaan, geen partij. Deze is daar ook niet aan gebonden en staat daar op afstand. Dat gebeurt hier, ergens, op de een of andere manier. Dat mag men verder kwalificeren zoals men wil. Ik zeg in ieder geval dat die verdeling als zodanig door iedereen wordt geaccepteerd. Sterker nog, bijna alle fracties hier in dit huis komen af en toe wel bij mij langs om aandacht te vragen voor hun politieke groepering, omdat zij zich zorgen maken over de evenwichtigheid waarmee het gebeurt. Daar vind ik overigens niets op aan te merken. Dat is de logische consequentie van dat systeem.

Ik geloof ook niet dat er sprake is van een spoor van gefrustreerde vertrouwenscommissies in de provincies. Ook zij weten dat. Zij kunnen dat in ieder geval weten, want de Handelingen van de Kamer zijn openbaar, en bijvoorbeeld in Gelderland – ik verwijs naar de notulen van de statenvergadering – heb ik datgene wat ik nu in het kort zeg, daar zeer uitgebreid gezegd. Ik heb hun ook gezegd dat natuurlijk de mening van de vertrouwenscommissie zwaar dient te wegen. Maar er mag geen misverstand over bestaan dat de minister van Binnenlandse Zaken eerst zelf al een afweging maakt of hij andere overwegingen heeft om naar het kabinet toe een voordracht te doen. Daarna heeft het kabinet nog een zelfstandig recht om afwegingen te maken om af te wijken: óf af te wijken van de voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken óf af te wijken van datgene wat de vertrouwenscommissie aan het kabinet heeft geadviseerd. Dat is allemaal volkomen normaal en dat past in het systeem zoals wij dat hebben.

Het antwoord op de concreet aan mij gestelde vraag of er een deal is gemaakt waarin ik partij was, luidt: neen.

Het antwoord op de vraag of ik het advies van de vertrouwenscommissie in de prullenbak heb gegooid, luidt eveneens ontkennend. Ik heb dat advies zeer serieus genomen. Sterker nog, toen ik het advies op papier kreeg, vond ik dat nogal kort, als ik het zo mag formuleren. Ik heb derhalve de vertrouwenscommissie naar Den Haag uitgenodigd om nader toe te lichten wat zij in die zeer korte brief aan mij hebben geschreven. Ik geef u de verzekering dat ik zeer serieus geluisterd heb en het ook zeer serieus gewogen heb.

Dan heeft de heer Poppe, meen ik, gevraagd wat de zwaarwegende belangen waren waardoor ik afgeweken ben. Dat veronderstelt in de eerste plaats dat de heer Poppe precies weet wat het advies aan mij geweest is. Ik betwijfel vooralsnog of dat werkelijk het geval is, maar daar zal ik via het rechercheonderzoek misschien uiteindelijk wel achter komen. Ik kan wel zeggen dat veel van wat ik in de krant gelezen heb, niet spoort met datgene wat ik van de vertrouwenscommissie heb gehoord. Dat is punt één.

Vervolgens is er de vraag welke kwaliteiten de kandidaat heeft die ik heb voorgedragen. Ik ga hier geen uitspraken doen over de kwaliteiten van de kandidaten die zijn voorgedragen en ook niet over de kwaliteiten van degenen die niet zijn voorgedragen. Dat lijkt mij nu niet zorgvuldig.

Daarmee heb ik mijns inziens de vragen beantwoord.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Zo hoor je nog eens wat. Er wordt hier regelmatig gelobbyd voor zo'n mooie burgemeesterspost of een post bij een provincie. Dat doet mij er toch aan denken dat de jacht op de mooie baantjes keer op keer weer heropend wordt. Wat ik zei over wat de mensen daarvan denken, blijkt dus toch wel te kloppen. De minister vroeg mij of ik het advies kende, want hij had niets in de prullenbak gegooid. Volgens mij ken ik het advies en dat was niet Kamminga. Dus is er toch iets in die bak gegooid. Ik herhaal dan ook mijn vraag. Heeft de minister voldaan aan het advies van de vertrouwenscommissie en, zo nee, wat waren dan toch die zwaarwegende overwegingen? Ik vind namelijk dat de minister aardig om dat antwoord is heengefietst en het is niet de bedoeling om dat in de Kamer te doen. Het gaat niet om een spelletje kwartetten, maar opgeteld, gaat het om vier provincies waar een uitruil heeft plaatsgevonden. Dat gaat toch redelijk veel op kwartetten lijken.

De belangrijkste opmerking van de minister is dat het om de politieke krachtsverhoudingen gaat. Is het geen tijd om eens te kijken wie de mensen zelf in hun gemeente of in hun provincie als bestuurder willen? De minister zei zojuist dat het gaat om een keuze tussen drie: van de drie slechten kiezen wij de minst slechte. Een halfjaar geleden heeft de SP de minister al verzocht een notitie op te stellen over de burgemeestersbenoemingen. Wij hebben daar nog steeds geen antwoord op gekregen. Wanneer komt dat eindelijk eens?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! In de eerste plaats ben ik het niet eens met de opmerkingen over lobbyen en de jacht op mooie baantjes. Als ik degenen die in de afgelopen tien, twintig jaar tot burgemeester of commissaris van de koningin zijn benoemd, de revue laat passeren, dan vind ik eerlijk gezegd dat het over het algemeen kwalitatief zeer aan de maat zijnde mensen zijn, die de gemeenten en de provincies op een zeer adequate wijze besturen. Wat dat betreft hoeven wij helemaal niet zo ontevreden te zijn over het systeem dat wij al een aantal jaren hanteren.

Op de vragen of ik heb voldaan aan het advies van de vertrouwenscommissie en wat de zwaarwegende overwegingen zijn om daarvan af te wijken, kan ik geen antwoord geven. Dit speelt zich af in de vertrouwelijkheid. We hebben het over een vertrouwenscommissie. Ik doe daarna mijn werk in vertrouwen. Daarna doet het kabinet zijn werk in vertrouwen. Ik heb niet de vrijheid hier mee te delen wat het advies van de vertrouwenscommissie was en ook niet in hoeverre ik dat advies wel of niet en om welke reden dan ook heb gevolgd of daarvan ben afgeweken. Het spijt mij, maar ik geef daar geen antwoord op.

Vervolgens vraagt de heer Poppe of het geen tijd wordt om te doen wat de mensen zelf willen. Je zit dan middenin de discussie of je een gekozen burgemeester wilt om redenen die wij kennen, of dat je de benoemde nodig acht om andere redenen. Vooralsnog blijf ik een groot voorstander van de kroonbenoemingen, zij het dat wij dat wel in een modern jasje proberen te gieten. Ik geef toe dat het daarmee het karakter van een compromis krijgt; wij hebben dat in het voorjaar ook besproken en daar moeten wij dan maar op een volwassen manier mee omgaan. Ik voel ook niets voor een notitie aan de Kamer daarover. Wij hebben dat onderwerp nog geen zes maanden geleden, zij het in afwezigheid van de heer Poppe, uitgebreid besproken. Er komt dus geen notitie over de burgemeestersbenoemingen.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! De minister zegt dat hij met de Kamer heeft afgesproken dat bovenlokale elementen een rol kunnen spelen. De fractie van de PvdA heeft zich niet daarvoor uitgesproken; het was wel de uitkomst van de meerderheid. In Gelderland is echter geen loopbaanbeleid aan de orde. De kandidaten waren geen zittende commissarissen van de koningin. De politieke kleur was ook niet aan de orde, want volgens mij waren ze allemaal lid van de VVD. Het voorkeursbeleid voor vrouwen was ook niet aan de orde, want de namen die ik heb horen noemen waren voornamelijk van mannen. Heeft er soms een nationaal belang een rol gespeeld, waarover de minister vooraf wel eens heeft gesproken? En kan hij aangeven welk belang dat is?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik heb nooit bekendgemaakt welke kandidaten er waren, van welk geslacht dan ook. Ik ga hier niet ontkennen of bevestigen wie het waren. Ik heb niet de vrijheid om u mee te delen welke overwegingen ikzelf heb gehad om iemand aan het kabinet voor te dragen, noch welke overwegingen het kabinet heeft gehad om uiteindelijk zijn beslissing te nemen. Nogmaals, ik ga er gewoon niet op in.

Beleidsmatig gesproken, hebben wij wel aangeduid welke overwegingen een rol kunnen spelen bij het mogelijkerwijs afwijken van een advies van de vertrouwenscommissie.

De voorzitter:

Voordat wij beginnen met de stemmingen, geef ik het woord aan mevrouw Noorman-den Uyl.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben vandaag een brief ontvangen van de minister en de staatssecretaris van Financiën, onder andere over de Aanpassingswet Wet waardering onroerende zaken (25037). Ik heb, gelet op deze brief, behoefte aan een korte heropening van de beraadslaging. Ik verzoek derhalve om uitstel van de stemmingen over dit onderwerp en om een heropening van het debat. Wat mij betreft mogen de stemmingen worden verschoven naar volgende week dinsdag.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verzoek van mevrouw Noorman te honoreren en niet thans, maar volgende week te stemmen. Wij zullen nader bepalen wanneer een korte heropening zal plaatsvinden.

Aldus wordt besloten.

Naar boven