Noot 1 (zie blz. 5624)

Interpellatievragen van het lid Poppe (SP) aan de minister van Economische Zaken inzake steunverlening aan Philips.

1

Hoe verhoudt de subsidie van de gemeente Nijmegen, van EZ, de provincie en het RBA zich tot de Europese regelgeving? Waarom betwijfelt commissaris Van Miert de correctheid van de steunoperatie?

2

Wist de minister van die twijfels? Was daar al eerder over gesproken? Heeft de minister naar aanleiding van de uitlatingen van Van Miert contact gehad met Brussel?

3

Wat indien commissaris Van Miert de subsidie afkeurt?

4

Welke rol speelt het ministerie in deze affaire? Regisseert EZ deze operatie waarbij lagere overheden te horen krijgen wat ze moeten doen?

5

Hoe verklaart de minister tegenstrijdige geluiden met betrekking tot de geheimhouding. Wat is de reden voor geheimzinnigheid?

6

Is het een toevallige samenloop dat drie overheden en een RBA hetzelfde bedrijf subsidie geven? Baart dat de minister geen extra grote zorgen? Is het wenselijk dat overheden op eigen gezag zonder afstemming subsidies geven? Is het dan niet verleidelijk voor bedrijven om overal subsidies te vragen?

7

Kan de minister aangeven hoeveel geld in dit soort loksubsidies op gemeentelijk en provinciaal niveau omgaat?

8

Is onderlinge concurrentie tussen gemeenten als het om bedrijfsvestigingen gaat wenselijk?

9

Wie meet effectiviteit van bedrijfssteun? Wat is de rol voor EZ daarbij? Is het geen taak van de minister orde in de subsidie-chaos te scheppen?

Naar boven